1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3081
Book Chapter: Verse
1 Gen 2:24 | vrouw aankleven; en zij zullen tot een vlees zijn. ~
2 Gen 3:2 | vrucht der bomen dezes hofs zullen wij eten; ~
3 Gen 3:5 | als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden,
4 Gen 6:3 | vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd en twintig
5 Gen 6:19 | behouden: mannetje en wijfje zullen zij zijn; ~
6 Gen 6:20 | zijn aard, twee van elk zullen tot u komen, om die in het
7 Gen 8:22 | Voortaan al de dagen der aarde zullen zaaiing en oogst, en koude
8 Gen 9:15 | alle vlees; en de wateren zullen niet meer wezen tot een
9 Gen 12:3 | vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks
10 Gen 12:12 | geschieden, als u de Egyptenaars zullen zien, zo zullen zij zeggen:
11 Gen 12:12 | Egyptenaars zullen zien, zo zullen zij zeggen: Dat is zijn
12 Gen 12:12 | is zijn huisvrouw; en zij zullen mij doden, en u in het leven
13 Gen 14:37 | het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen
14 Gen 14:37 | zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd
15 Gen 14:38 | ook rechten, hetwelk zij zullen dienen; en daarna zullen
16 Gen 14:38 | zullen dienen; en daarna zullen zij uittrekken met grote
17 Gen 16:6 | volken stellen, en koningen zullen uit u voortkomen. ~
18 Gen 16:16 | zal: koningen der volken zullen uit haar worden! ~
19 Gen 17:18 | der aarde in hem gezegend zullen worden? ~
20 Gen 17:28 | 28 Misschien zullen aan de vijftig rechtvaardigen
21 Gen 17:29 | spreken, en zeide: Misschien zullen aldaar veertig gevonden
22 Gen 17:30 | dat ik spreke; misschien zullen aldaar dertig gevonden worden!
23 Gen 17:31 | tot de Heere; misschien zullen er twintig gevonden worden!
24 Gen 17:32 | ditmaal spreke: misschien zullen er tien gevonden worden.
25 Gen 18:2 | zij zeiden: Neen, maar wij zullen op de straat vernachten. ~
26 Gen 18:9 | alleszins rechter zijn? Nu zullen wij u meer kwaads doen,
27 Gen 19:11 | om mijner huisvrouw wil zullen doden. ~
28 Gen 19:13 | plaatsen waar wij komen zullen, zeg van mij: Hij is mijn
29 Gen 20:29 | Abimelech tot Abraham: Wat zullen hier deze zeven ooilammeren,
30 Gen 21:5 | ezel, en ik en de jongen zullen heengaan tot daar; als wij
31 Gen 21:5 | daar; als wij aangebeden zullen hebben, dan zullen wij tot
32 Gen 21:5 | aangebeden zullen hebben, dan zullen wij tot u wederkeren. ~
33 Gen 21:18 | 18 En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken
34 Gen 23:90 | uw buik, en twee natien zullen zich uit uw ingewand van
35 Gen 24:4 | landen geven; en in uw zaad zullen gezegend worden alle volken
36 Gen 25:29 | 29 Volken zullen u dienen, en natien zullen
37 Gen 25:29 | zullen u dienen, en natien zullen zich voor u nederbuigen;
38 Gen 25:29 | en de zonen uwer moeder zullen zich voor u nederbuigen!
39 Gen 25:39 | de vettigheden der aarde zullen uw woningen zijn, en van
40 Gen 26:14 | en in u, en in uw zaad zullen alle geslachten des aardbodems
41 Gen 27:8 | totdat al de kudden samen zullen vergaderd zijn, en dat men
42 Gen 27:27 | Vervul de week van deze; dan zullen wij u ook die geven, voor
43 Gen 27:48 | geluk! want de dochters zullen mij gelukkig achten; en
44 Gen 28:8 | aldus zeide: De gespikkelde zullen uw loon zijn, zo lammerden
45 Gen 28:8 | alzo zeide: De gesprenkelde zullen uw loon zijn, zo lammerden
46 Gen 28:49 | wij de een van den ander zullen verborgen zijn! ~
47 Gen 31:14 | zij zeiden tot hen: Wij zullen deze zaak niet kunnen doen,
48 Gen 31:15 | 15 Doch hierin zullen wij u ter wille zijn, zo
49 Gen 31:16 | 16 Dan zullen wij u onze dochteren geven,
50 Gen 31:16 | dochteren geven, en uw dochteren zullen wij ons nemen, en wij zullen
51 Gen 31:16 | zullen wij ons nemen, en wij zullen met u wonen, en wij zullen
52 Gen 31:16 | zullen met u wonen, en wij zullen tot een volk zijn. ~
53 Gen 31:17 | om besneden te worden, zo zullen wij onze dochteren nemen,
54 Gen 31:21 | hun aangezicht zijn; wij zullen ons hun dochteren tot vrouwen
55 Gen 31:21 | tot vrouwen nemen, en wij zullen onze dochteren aan hen geven. ~
56 Gen 31:22 | 22 Doch hierin zullen deze mannen ons ter wille
57 Gen 31:23 | bezitting, en al hun beesten, zullen die niet onze zijn? Alleen
58 Gen 31:23 | hun te wille zijn, en zij zullen met ons wonen.
59 Gen 31:30 | tegen mij verzamelen, zo zullen zij mij slaan, en ik zal
60 Gen 32:11 | uit u worden, en koningen zullen uit uw lenden voortkomen. ~
61 Gen 34:10 | dien gij gedroomd hebt; zullen wij dan ganselijk komen,
62 Gen 34:20 | dezer kuilen werpen; en wij zullen zeggen: een boos dier heeft
63 Gen 34:20 | heeft hem opgegeten; zo zullen wij zien, wat van zijn dromen
64 Gen 37:27 | oostenwind verzengde aren zullen zeven jaren des hongers
65 Gen 37:30 | 30 Maar na dezelve zullen er opstaan zeven jaren des
66 Gen 37:36 | die in Egypteland wezen zullen; opdat het land van honger
67 Gen 38:16 | gevangen, en uw woorden zullen beproefd worden, of de waarheid
68 Gen 38:20 | kleinsten broeder tot mij, zo zullen uw woorden waargemaakt worden;
69 Gen 39:4 | broeder met ons zendt, wij zullen aftrekken, en u spijze kopen; ~
70 Gen 39:5 | gij hem niet zendt, wij zullen niet aftrekken; want die
71 Gen 39:8 | den jongeling met mij, zo zullen wij ons opmaken en reizen,
72 Gen 39:16 | gereed; want deze mannen zullen te middag met mij eten. ~
73 Gen 40:1 | met spijze, naar dat zij zullen kunnen dragen, en leg ieders
74 Gen 40:9 | dat hij sterve; en ook zullen wij mijn heer tot slaven
75 Gen 40:16 | 16 Toen zeide Juda: Wat zullen wij tot mijn heer zeggen,
76 Gen 40:16 | tot mijn heer zeggen, wat zullen wij spreken, en wat zullen
77 Gen 40:16 | zullen wij spreken, en wat zullen wij ons rechtvaardigen?
78 Gen 40:26 | Zo hebben wij gezegd: Wij zullen niet mogen aftrekken; indien
79 Gen 40:26 | kleinste broeder bij ons is, zo zullen wij aftrekken; want wij
80 Gen 40:26 | wij aftrekken; want wij zullen het aangezicht van dien
81 Gen 40:31 | sterven zal; en uw knechten zullen de grauwe haren van uw knecht,
82 Gen 41:11 | aldaar onderhouden; want er zullen nog vijf jaren des hongers
83 Gen 43:18 | en zeiden tot hem: Wij zullen het voor mijn heer niet
84 Gen 43:19 | 19 Waarom zullen wij voor uw ogen sterven,
85 Gen 43:19 | ons land voor brood; zo zullen wij en ons land Farao dienstbaar
86 Gen 43:24 | geven, en de vier delen zullen voor u zijn, tot zaad des
87 Gen 43:25 | ogen mijns heren, en wij zullen Farao's knechten zijn. ~
88 Gen 44:5 | mijne; Efraim en Manasse zullen mijne zijn, als Ruben en
89 Gen 44:6 | gij na hen zult gewinnen, zullen uwe zijn; zij zullen naar
90 Gen 44:6 | gewinnen, zullen uwe zijn; zij zullen naar hunner broederen naam
91 Gen 45:8 | 8 Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand
92 Gen 45:8 | nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen.
93 Gen 45:10 | Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn. ~
94 Gen 45:26 | de eeuwige heuvelen; die zullen zijn op het hoofd van Jozef,
95 Exo 3:18 | 18 En zij zullen uw stem horen; en gij zult
96 Exo 4:1 | en zeide: Maar zie, zij zullen mij niet geloven, noch mijn
97 Exo 4:1 | mijn stem horen; want zij zullen zeggen: De HEERE is u niet
98 Exo 4:8 | het eerste teken horen, zo zullen zij de stem van het laatste
99 Exo 4:9 | giet ze op het droge; zo zullen de wateren, die gij uit
100 Exo 4:9 | rivier zult nemen, diezelve zullen tot bloed worden op het
101 Exo 7:5 | 5 Dan zullen de Egyptenaars weten, dat
102 Exo 7:18 | stinken; en de Egyptenaars zullen vermoeid worden, dat zij
103 Exo 8:3 | vorsen zal krielen, die zullen opkomen, en in uw huis komen,
104 Exo 8:4 | 4 En de vorsen zullen opkomen, op u, en op uw
105 Exo 8:11 | 11 Zo zullen de vorsen van u, en van
106 Exo 8:11 | van uw volk wijken; zij zullen alleen in de rivier overblijven. ~
107 Exo 8:21 | Egyptenaren met deze vermenging zullen vervuld worden, en ook het
108 Exo 9:19 | hagel op hen vallen zal, zo zullen zij sterven. ~
109 Exo 10:5 | 5 En zij zullen het gezicht des lands bedekken,
110 Exo 10:5 | zal kunnen zien; en zij zullen afeten het overige van hetgeen
111 Exo 10:5 | overgebleven was van den hagel; zij zullen ook al het geboomte afeten,
112 Exo 10:6 | 6 En zij zullen vervullen uw huizen, en
113 Exo 10:8 | en wie zijn zij, die gaan zullen? ~
114 Exo 10:9 | 9 En Mozes zeide: Wij zullen gaan met onze jonge en met
115 Exo 10:9 | schapen en met onze runderen zullen wij gaan; want wij hebben
116 Exo 10:14 | nooit geweest, en na dezen zullen er zulke niet wezen; ~
117 Exo 10:24 | uw schapen en uw runderen zullen vast blijven; ook zullen
118 Exo 10:24 | zullen vast blijven; ook zullen uw kinderkens met u gaan. ~
119 Exo 10:26 | achterblijven; want van hetzelve zullen wij nemen, om den HEERE,
120 Exo 10:26 | HEERE, onzen God, dienen zullen, totdat wij daar komen. ~
121 Exo 11:5 | eerstgeborenen in Egypteland zullen sterven, van Farao's eerstgeborene
122 Exo 11:8 | 8 Dan zullen al deze uw knechten tot
123 Exo 12:7 | 7 En zij zullen van het bloed nemen, en
124 Exo 12:7 | huizen, in welke zij het eten zullen.
125 Exo 12:8 | 8 En zij zullen het vlees eten in denzelfden
126 Exo 12:8 | met ongezuurde broden; zij zullen het met bittere saus eten. ~
127 Exo 12:11 | gij het eten: uw lenden zullen opgeschort zijn, uw schoenen
128 Exo 12:26 | wanneer uw kinderen tot u zullen zeggen: Wat hebt gij daar
129 Exo 13:7 | 7 Zeven dagen zullen ongezuurde broden gegeten
130 Exo 13:12 | hebben zult; de mannetjes zullen des HEEREN zijn. ~
131 Exo 14:4 | alzo dat de Egyptenaars zullen weten, dat Ik de HEERE ben.
132 Exo 14:18 | 18 En de Egyptenaars zullen weten, dat Ik de HEERE ben,
133 Exo 15:14 | hebben het gehoord, zij zullen sidderen; weedom heeft de
134 Exo 15:15 | 15 Dan zullen de vorsten van Edom verbaasd
135 Exo 15:15 | de ingezetenen van Kanaan zullen versmelten! ~
136 Exo 15:16 | de grootheid van Uw arm zullen zij verstommen, als een
137 Exo 15:24 | tegen Mozes, zeggende: Wat zullen wij drinken? ~
138 Exo 16:5 | zesden dag, dat zij bereiden zullen hetgeen zij ingebracht zullen
139 Exo 16:5 | zullen hetgeen zij ingebracht zullen hebben; dat zal dubbel zijn
140 Exo 16:5 | boven hetgeen zij dagelijks zullen verzamelen. ~
141 Exo 17:4 | feilt niet veel aan, of zij zullen mij stenigen. ~
142 Exo 18:20 | weg, waarin zij wandelen zullen, en het werk, dat zij doen
143 Exo 18:20 | en het werk, dat zij doen zullen. ~
144 Exo 19:8 | de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen! En Mozes bracht
145 Exo 19:13 | ramshoorn langzaam gaat, zullen zij op den berg klimmen. ~
146 Exo 19:22 | 22 Daartoe zullen ook de priesters, die tot
147 Exo 20:19 | Spreek gij met ons, en wij zullen horen; en dat God met ons
148 Exo 22:24 | zwaard doden; en uw vrouwen zullen weduwen, en uw kinderen
149 Exo 22:24 | weduwen, en uw kinderen zullen wezen worden.
150 Exo 22:30 | uw schapen; zeven dagen zullen zij bij hun moeder zijn,
151 Exo 23:17 | 17 Drie malen des jaars zullen al uw mannen voor het aangezicht
152 Exo 23:28 | uw aangezicht zenden; die zullen van voor uw aangezicht uitstoten
153 Exo 23:33 | 33 Zij zullen in uw land niet wonen, opdat
154 Exo 24:3 | de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen. ~
155 Exo 24:7 | de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen en gehoorzamen. ~
156 Exo 25:8 | 8 En zij zullen Mij een heiligdom maken,
157 Exo 25:10 | 10 Zo zullen zij een ark van sittimhout
158 Exo 25:15 | 15 De draagbomen zullen in de ringen der ark zijn;
159 Exo 25:15 | ringen der ark zijn; zij zullen er niet uitgetogen worden. ~
160 Exo 25:20 | 20 En de cherubim zullen hun beide vleugelen omhoog
161 Exo 25:20 | verzoendeksel; en hun aangezichten zullen tegenover elkander zijn;
162 Exo 25:20 | aangezichten der cherubim zullen naar het verzoendeksel zijn. ~
163 Exo 25:22 | ark der getuigenis zijn zullen, alles, wat Ik u gebieden
164 Exo 25:26 | derzelver vier voeten zijn zullen.
165 Exo 25:27 | 27 Tegenover de lijst zullen de ringen zijn, tot plaatsen
166 Exo 25:31 | knopen, en zijn bloemen zullen uit hem zijn. ~
167 Exo 25:32 | 32 En zes rieten zullen uit zijn zijden uitgaan;
168 Exo 25:33 | 33 In het ene riet zullen drie schaaltjes zijn, gelijke
169 Exo 25:33 | knoop en een bloem; alzo zullen die zes rieten zijn, die
170 Exo 25:34 | aan den kandelaar zelven zullen vier schaaltjes zijn, gelijk
171 Exo 25:36 | Hun knopen en hun rieten zullen uit hem zijn; het zal altemaal
172 Exo 25:38 | snuiters en zijn blusvaten zullen louter goud zijn. ~
173 Exo 26:2 | ellen; al deze gordijnen zullen een maat hebben. ~
174 Exo 26:3 | 3 Er zullen vijf gordijnen samengevoegd
175 Exo 26:3 | een aan de andere; wederom zullen er vijf gordijnen samengevoegd
176 Exo 26:5 | samenvoegende is; deze striklisjes zullen het ene aan het andere samenvatten.
177 Exo 26:8 | ellen; deze elf gordijnen zullen een maat hebben. ~
178 Exo 26:20 | 20 Er zullen ook twintig berderen zijn
179 Exo 26:24 | 24 En zij zullen van beneden als tweelingen
180 Exo 26:24 | tweelingen samengevoegd zijn; zij zullen ook als tweelingen aan het
181 Exo 26:24 | zijn; tot twee hoekberderen zullen zij zijn. ~
182 Exo 26:25 | 25 Alzo zullen de acht berderen zijn met
183 Exo 26:32 | goud overtogen; hun haken zullen van goud zijn; staande op
184 Exo 26:37 | goud overtrekken; hun haken zullen van goud zijn; en gij zult
185 Exo 27:2 | vier hoeken; uit hetzelve zullen zijn hoornen zijn, en gij
186 Exo 27:7 | 7 En de handbomen zullen in de ringen gedaan worden,
187 Exo 27:8 | berg gewezen heeft, alzo zullen zij doen. ~
188 Exo 27:9 | den zuidhoek zuidwaarts, zullen aan den voorhof behangselen
189 Exo 27:10 | 10 Ook zullen zijn twintig pilaren en
190 Exo 27:10 | dezer pilaren, en hun banden zullen van zilver zijn. ~
191 Exo 27:11 | 11 Alzo zullen ook aan den noorderhoek,
192 Exo 27:11 | pilaren, en derzelver banden zullen van zilver zijn. ~
193 Exo 27:12 | voorhofs, aan den westerhoek, zullen behangselen zijn van vijftig
194 Exo 27:17 | de pilaren des voorhofs zullen rondom met zilveren banden
195 Exo 27:17 | banden bezet zijn; hun haken zullen van zilver zijn, maar hun
196 Exo 27:17 | zilver zijn, maar hun voeten zullen van koper zijn. ~
197 Exo 27:18 | linnen; maar hun voeten zullen van koper zijn. ~
198 Exo 27:19 | de pennen des voorhofs, zullen van koper zijn. ~
199 Exo 28:4 | klederen, die zij maken zullen: een borstlap, en een efod,
200 Exo 28:4 | hoed en een gordel; zij zullen dan voor uw broeder Aaron
201 Exo 28:5 | 5 Zij zullen ook het goud, en hemelsblauw,
202 Exo 28:6 | 6 En zullen den efod maken van goud,
203 Exo 28:20 | Sardonix, en een Jaspis; zij zullen met goud ingevat zijn in
204 Exo 28:21 | 21 En deze stenen zullen zijn met de twaalf namen
205 Exo 28:21 | Israel, met hun namen; zij zullen als zegelen gegraveerd worden,
206 Exo 28:21 | voor de twaalf stammen zullen zij zijn. ~
207 Exo 28:28 | 28 En zij zullen den borstlap met zijn ringen
208 Exo 28:38 | welke de kinderen Israels zullen geheiligd hebben, in alle
209 Exo 28:42 | schaamte te bedekken; zij zullen zijn van de lenden tot de
210 Exo 28:43 | 43 Aaron nu en zijn zonen zullen die aanhebben, als zij in
211 Exo 28:43 | zij tot het altaar treden zullen, om in het heilige te dienen;
212 Exo 29:10 | en Aaron en zijn zonen zullen hun handen op het hoofd
213 Exo 29:15 | en Aaron en zijn zonen zullen hun handen op het hoofd
214 Exo 29:19 | en Aaron en zijn zonen zullen hun handen op des rams hoofd
215 Exo 29:29 | klederen nu, die van Aaron zullen geweest zijn, zullen van
216 Exo 29:29 | Aaron zullen geweest zijn, zullen van zijn zonen na hem zijn,
217 Exo 29:32 | 32 Aaron nu en zijn zonen zullen het vlees van dezen ram
218 Exo 29:33 | 33 En zij zullen die dingen eten, met welke
219 Exo 29:46 | 46 En zij zullen weten, dat Ik de HEERE hun
220 Exo 30:2 | deszelfs hoogte; uit hetzelve zullen zijn hoornen zijn. ~
221 Exo 30:4 | zijn beide zijden; en zij zullen zijn tot plaatsen voor de
222 Exo 30:12 | de getelden onder hen, zo zullen zij een iegelijk de verzoening
223 Exo 30:13 | 13 Dit zullen zij geven, al die tot de
224 Exo 30:20 | in de tent der samenkomst zullen gaan, zo zullen zij zich
225 Exo 30:20 | samenkomst zullen gaan, zo zullen zij zich met water wassen,
226 Exo 30:21 | 21 Zij zullen dan hun handen en voeten
227 Exo 31:6 | wijsheid gegeven; en zij zullen maken al wat Ik u geboden
228 Exo 31:11 | alles, wat Ik u geboden heb, zullen zij het maken. ~
229 Exo 32:14 | gesproken had Zijn volk te zullen doen. ~
230 Exo 33:14 | gesproken had Zijn volk te zullen doen. ~
231 Exo 34:16 | dat Gij met ons gaat? Alzo zullen wij afgezonderd worden,
232 Exo 34:26 | kleine vee, noch runderen zullen tegenover dezen berg niet
233 Exo 35:10 | hart zijn onder ulieden, zullen komen, en maken alles, wat
234 Lev 1:5 | van Aaron, de priesters, zullen het bloed offeren, en het
235 Lev 1:7 | van Aaron, den priester, zullen vuur maken op het altaar,
236 Lev 1:7 | maken op het altaar, en zullen het hout op het vuur schikken. ~
237 Lev 1:8 | 8 Ook zullen de zonen van Aaron, de priesters,
238 Lev 1:11 | van Aaron, de priesters, zullen zijn bloed rondom op het
239 Lev 2:4 | een gebak des ovens; het zullen zijn ongezuurde koeken van
240 Lev 2:12 | offeren; maar op het altaar zullen zij niet komen tot een liefelijken
241 Lev 3:2 | van Aaron, de priesters, zullen het bloed rondom op het
242 Lev 3:5 | 5 En de zonen van Aaron zullen dat aansteken op het altaar,
243 Lev 3:8 | samenkomst; en de zonen van Aaron zullen het bloed daarvan sprengen
244 Lev 3:13 | samenkomst; en de zonen van Aaron zullen haar bloed op het altaar
245 Lev 4:13 | verborgen is, en zij iets gedaan zullen hebben tegen enige van allen
246 Lev 4:14 | zij daartegen gezondigd zullen hebben, bekend is geworden;
247 Lev 4:15 | oudsten der vergadering zullen hun handen op het hoofd
248 Lev 6:16 | het overblijvende daarvan zullen Aaron en zijn zonen eten;
249 Lev 6:16 | van de tent der samenkomst zullen zij dat eten. ~
250 Lev 6:20 | die zij den HEERE offeren zullen, ten dage als hij zal gezalfd
251 Lev 7:2 | het brandoffer slachten, zullen zij het schuldoffer slachten;
252 Lev 7:12 | olie bestreken, offeren; en zullen die koeken met olie gemengd
253 Lev 7:30 | 30 Zijn handen zullen de vuurofferen des HEEREN
254 Lev 8:31 | zeggende: Aaron en zijn zonen zullen dat eten. ~
255 Lev 10:6 | het ganse huis van Israel, zullen dezen brand, dien de HEERE
256 Lev 10:15 | hefschouder en de beweegborst zullen zij nevens de vuurofferen
257 Lev 11:8 | aas niet aanroeren, zij zullen u onrein zijn. ~
258 Lev 11:11 | 11 Ja, een verfoeisel zullen zij u zijn; van hun vlees
259 Lev 11:13 | gij deze verfoeien, zij zullen niet gegeten worden, zij
260 Lev 11:13 | niet gegeten worden, zij zullen een verfoeisel zijn: de
261 Lev 11:27 | vier voeten gaande, die zullen u onrein zijn; al wie hun
262 Lev 11:28 | zijn tot aan den avond; zij zullen u onrein zijn. ~
263 Lev 11:31 | 31 Die zullen u onrein zijn onder alle
264 Lev 11:35 | zij zijn onrein, daarom zullen zij u onrein zijn. ~
265 Lev 12:6 | voor de dochter, vervuld zullen zijn, zo zal zij een eenjarig
266 Lev 13:38 | vel van hun vlees blaren zullen hebben, witte blaren; ~
267 Lev 13:45 | 45 Voorts zullen de klederen des melaatsen,
268 Lev 14:41 | binnen doen schrabben, en zij zullen het stof, dat zij afgeschrabd
269 Lev 14:42 | 42 Daarna zullen zij andere stenen nemen,
270 Lev 15:18 | gelegen zal hebben; daarom zullen zij zich met water baden,
271 Lev 16:27 | vellen, hun vlees en hun mest zullen zij met vuur verbranden. ~
272 Lev 17:7 | 7 En zij zullen ook niet meer hun slachtofferen
273 Lev 18:29 | die zielen, die ze doen, zullen uit het midden van haar
274 Lev 19:20 | vrijheid is gegeven; die zullen gegeseld worden; zij zullen
275 Lev 19:20 | zullen gegeseld worden; zij zullen niet gedood worden; want
276 Lev 20:11 | schaamte ontdekt; zij beiden zullen zekerlijk gedood worden;
277 Lev 20:12 | zal gelegen hebben, zij zullen beiden zekerlijk gedood
278 Lev 20:13 | beiden een gruwel gedaan; zij zullen zekerlijk gedood worden;
279 Lev 20:16 | en dat beest doden; zij zullen zekerlijk gedood worden;
280 Lev 20:17 | is een schandvlek; daarom zullen zij voor de ogen van de
281 Lev 20:18 | bloeds ontdekt zal hebben, zo zullen zij beiden uit het midden
282 Lev 20:19 | nabestaande ontbloot heeft, zullen zij hun ongerechtigheid
283 Lev 20:20 | zijns ooms ontdekt; zij zullen hun zonde dragen; zonder
284 Lev 20:20 | dragen; zonder kinderen zullen zij sterven. ~
285 Lev 20:21 | zijns broeders ontdekt; zij zullen zonder kinderen zijn. ~
286 Lev 20:27 | duivelskunstenaar zal zijn, zij zullen zekerlijk gedood worden;
287 Lev 21:5 | 5 Zij zullen op hun hoofd geen kaalheid
288 Lev 21:5 | geen kaalheid maken, en zullen den hoek van hun baard niet
289 Lev 21:5 | afscheren, en in hun vlees zullen zij geen sneden snijden. ~
290 Lev 21:6 | 6 Zij zullen hun God heilig zijn, en
291 Lev 21:6 | zijn, en den Naam huns Gods zullen zij niet ontheiligen; want
292 Lev 21:6 | spijze huns Gods; daarom zullen zij heilig zijn. ~
293 Lev 21:7 | 7 Zij zullen geen vrouw nemen, die een
294 Lev 22:9 | 9 Zij zullen dan Mijn bevel onderhouden,
295 Lev 22:10 | priesters, en een dagloner, zullen het heilige niet eten. ~
296 Lev 22:11 | ingeborene van zijn huis, die zullen van zijn spijze eten. ~
297 Lev 22:15 | 15 Zo zullen zij niet ontheiligen de
298 Lev 22:15 | Israels, die zij den HEERE zullen gegeven hebben; ~
299 Lev 22:18 | den HEERE ten brandoffer zullen offeren; ~
300 Lev 22:33 | gijlieden uitroepen zult, zullen heilige samenroepingen zijn;
301 Lev 22:46 | zult gebracht hebben; het zullen zeven volkomen sabbatten
302 Lev 22:48 | beweegbroden brengen, zij zullen van twee tienden meelbloem
303 Lev 22:48 | meelbloem zijn, gedesemd zullen zij gebakken worden; het
304 Lev 22:49 | twee rammen offeren; zij zullen den HEERE een brandoffer
305 Lev 22:51 | twee lammeren bewegen; zij zullen den HEERE een heilig ding
306 Lev 22:73 | alle inboorlingen in Israel zullen in loofhutten wonen; ~
307 Lev 23:9 | dat in de heilige plaats zullen eten; want het is voor hem
308 Lev 23:14 | die het gehoord hebben, zullen hun handen op zijn hoofd
309 Lev 24:8 | u negen en veertig jaren zullen zijn.
310 Lev 24:20 | als gij zoudt zeggen: Wat zullen wij eten in het zevende
311 Lev 24:20 | zevende jaar? Ziet, wij zullen niet zaaien, en onze inkomst
312 Lev 24:31 | rondom geen muur hebben, zullen als het veld des lands gerekend
313 Lev 24:31 | zal lossing zijn, en zij zullen in het jubeljaar uitgaan. ~
314 Lev 24:32 | hunner bezitting; de Levieten zullen een eeuwige lossing hebben. ~
315 Lev 24:42 | Egypteland uitgevoerd heb; zij zullen niet verkocht worden, gelijk
316 Lev 24:44 | die gij zult hebben, die zullen van de volken zijn, die
317 Lev 24:45 | hun geslachten, die bij u zullen zijn, die zij in uw land
318 Lev 24:45 | zijn, die zij in uw land zullen gewonnen hebben; en zij
319 Lev 24:45 | gewonnen hebben; en zij zullen u tot een bezitting zijn. ~
320 Lev 25:7 | vijanden vervolgen; en zij zullen voor uw aangezicht door
321 Lev 25:8 | 8 Vijf uit u zullen honderd vervolgen, en honderd
322 Lev 25:8 | vervolgen, en honderd uit u zullen tien duizend vervolgen;
323 Lev 25:8 | vervolgen; en uw vijanden zullen voor uw aangezicht door
324 Lev 25:16 | vergeefs zaaien, en uw vijanden zullen dat opeten. ~
325 Lev 25:17 | uwer vijanden; en uw haters zullen over u heerschappij hebben,
326 Lev 25:22 | verminderen zal; en uw wegen zullen woest worden. ~
327 Lev 25:26 | zal gebroken hebben, dan zullen tien vrouwen uw brood in
328 Lev 25:26 | brood in een oven bakken, en zullen uw brood bij het gewicht
329 Lev 25:32 | uw vijanden, die daarin zullen wonen, zich daarover ontzetten
330 Lev 25:32 | zich daarover ontzetten zullen. ~
331 Lev 25:33 | zal woest, en uw steden zullen een woestijn zijn. ~
332 Lev 25:36 | blad hen jagen zal, en zij zullen vlieden, gelijk men vliedt
333 Lev 25:36 | vliedt voor een zwaard, en zullen vallen, waar niemand is,
334 Lev 25:37 | 37 En zij zullen de een op den ander als
335 Lev 25:39 | de overgeblevenen onder u zullen om hun ongerechtigheid in
336 Lev 25:39 | ongerechtigheden hunner vaderen zullen zij met hen uitteren. ~
337 Lev 25:40 | 40 Dan zullen zij hun ongerechtigheid
338 Lev 25:43 | ongerechtigheid een welgevallen zullen gehad hebben; daarom, en
339 Lev 25:44 | het land hunner vijanden zullen zijn, zal Ik hen niet verwerpen,
340 Lev 26:2 | hebben, naar uw schatting zullen de zielen des HEEREN zijn. ~
341 Num 1:4 | 4 En met ulieden zullen zijn van elken stam een
342 Num 1:5 | mannen, die bij u staan zullen: van Ruben, Elizur, de zoon
343 Num 1:50 | wat daartoe behoort; zij zullen den tabernakel dragen, en
344 Num 1:50 | zijn gereedschap; en zij zullen dien bedienen, en zij zullen
345 Num 1:50 | zullen dien bedienen, en zij zullen zich rondom den tabernakel
346 Num 1:51 | zal optrekken, de Levieten zullen denzelven afnemen; en wanneer
347 Num 1:51 | tabernakel zich legeren zal, zullen de Levieten denzelven oprichten;
348 Num 1:52 | 52 En de kinderen Israels zullen zich legeren, een iegelijk
349 Num 1:53 | 53 Maar de Levieten zullen zich legeren rondom den
350 Num 1:53 | kinderen Israels zij; daarom zullen de Levieten de wacht van
351 Num 2:2 | 2 De kinderen Israels zullen zich legeren, een ieder
352 Num 2:2 | tegenover de tent der samenkomst zullen zij zich legeren. ~
353 Num 2:3 | 3 Die zich nu legeren zullen oostwaarts tegen den opgang,
354 Num 2:9 | vierhonderd, naar hun heiren. Zij zullen vooraan optrekken. ~
355 Num 2:16 | naar hun heiren. En zij zullen de tweede optrekken. ~
356 Num 2:17 | gelijk als zij zich legeren zullen, alzo zullen zij optrekken,
357 Num 2:17 | zich legeren zullen, alzo zullen zij optrekken, een iegelijk
358 Num 2:24 | naar hun heiren. En zij zullen de derde optrekken. ~
359 Num 2:31 | zeshonderd. In het achterste zullen zij optrekken, naar hun
360 Num 3:12 | Israels; en de Levieten zullen Mijne zijn. ~
361 Num 3:13 | mensen tot de beesten; zij zullen Mijn zijn; Ik ben de HEERE! ~
362 Num 3:23 | geslachten der Gersonieten zullen zich legeren achter den
363 Num 3:29 | geslachten der zonen van Kahath zullen zich legeren aan de zijde
364 Num 3:35 | de zoon van Abihail; zij zullen zich legeren aan de zijde
365 Num 3:38 | 38 Die nu zich legeren zullen voor den tabernakel oostwaarts,
366 Num 3:38 | samenkomst, tegen den opgang, zullen zijn Mozes, en Aaron met
367 Num 3:45 | beesten; want de Levieten zullen Mijn zijn; Ik ben de HEERE! ~
368 Num 3:46 | en zeventig, die gelost zullen worden, die overschieten,
369 Num 4:5 | optrekken des legers, zo zullen Aaron en zijn zonen komen,
370 Num 4:5 | des deksels afnemen, en zullen daarmede de ark der getuigenis
371 Num 4:6 | 6 En zij zullen een deksel van dassenvellen
372 Num 4:6 | bovenop uitspreiden; en zij zullen derzelver handbomen aanleggen. ~
373 Num 4:7 | 7 Zij zullen ook op de toontafel een
374 Num 4:7 | hemelsblauw uitspreiden, en zullen daarop zetten de schotels,
375 Num 4:8 | 8 Daarna zullen zij een scharlaken kleed
376 Num 4:8 | daarover uitspreiden, en zullen dat met een deksel van dassenvellen
377 Num 4:8 | dassenvellen bedekken; en zij zullen derzelver handbomen aanleggen. ~
378 Num 4:9 | 9 Dan zullen zij een kleed van hemelsblauw
379 Num 4:10 | 10 Zij zullen ook denzelven, en al zijn
380 Num 4:10 | van dassenvellen doen, en zullen hem op den draagboom leggen. ~
381 Num 4:11 | En over het gouden altaar zullen zij een kleed van hemelsblauw
382 Num 4:11 | hemelsblauw uitspreiden, en zullen dat met een deksel van dassenvellen
383 Num 4:11 | dassenvellen bedekken; en zij zullen deszelfs handbomen aanleggen. ~
384 Num 4:12 | 12 Zij zullen ook nemen alle gereedschap
385 Num 4:12 | het heiligdom dienen, en zullen het leggen in een kleed
386 Num 4:12 | kleed van hemelsblauw, en zullen hetzelve met een deksel
387 Num 4:12 | dassenvellen bedekken; en zij zullen het op den draagboom leggen. ~
388 Num 4:13 | 13 En zij zullen de as van het altaar vegen,
389 Num 4:13 | het altaar vegen, en zij zullen daarover een kleed van purper
390 Num 4:14 | 14 En zij zullen daarop leggen al zijn gereedschap,
391 Num 4:14 | gereedschap des altaars; en zij zullen daarover een deksel van
392 Num 4:14 | dassenvellen uitspreiden, en zullen deszelfs handbomen aanleggen. ~
393 Num 4:15 | het optrekken des legers, zullen voleind hebben, zo zullen
394 Num 4:15 | zullen voleind hebben, zo zullen daarna de zonen van Kahath
395 Num 4:15 | komen om te dragen; maar zij zullen dat heilige niet aanroeren,
396 Num 4:19 | der heiligheden toetreden zullen: Aaron en zijn zonen zullen
397 Num 4:19 | zullen: Aaron en zijn zonen zullen komen, en stellen hen een
398 Num 4:20 | 20 Doch zij zullen niet inkomen om te zien,
399 Num 4:25 | 25 Zij zullen dan dragen de gordijnen
400 Num 5:6 | menselijke zonden gedaan zullen hebben, overtreden hebbende
401 Num 5:7 | 7 En zij zullen hun zonde, welke zij gedaan
402 Num 5:10 | ieders geheiligde dingen zullen zijne zijn; wat iemand den
403 Num 6:5 | totdat die dagen vervuld zullen zijn, die hij zich den HEERE
404 Num 6:12 | schuldoffer; en de vorige dagen zullen vallen, omdat zijn Nazireerschap
405 Num 6:13 | dagen van zijn Nazireerschap zullen vervuld zijn, zal hij dit
406 Num 6:27 | 27 Alzo zullen zij Mijn Naam op de kinderen
407 Num 8:2 | tegenover den kandelaar zullen de zeven lampen lichten. ~
408 Num 8:7 | der ontzondiging; en zij zullen het scheermes over hun ganse
409 Num 8:7 | vlees doen gaan, en zij zullen hun klederen wassen, en
410 Num 8:8 | 8 Daarna zullen zij nemen een var, een jong
411 Num 8:10 | en de kinderen Israels zullen hun handen op de Levieten
412 Num 8:12 | 12 En de Levieten zullen hun handen op het hoofd
413 Num 8:15 | 15 En daarna zullen de Levieten inkomen, om
414 Num 8:24 | jaren oud en daarboven, zullen zij inkomen, om den strijd
415 Num 9:11 | tussen de twee avonden, zullen zij dat houden; met ongezuurde
416 Num 9:11 | ongezuurde broden en bittere saus zullen zij dat eten. ~
417 Num 9:12 | 12 Zij zullen daarvan niet overlaten tot
418 Num 9:12 | overlaten tot den morgen, en zullen daaraan geen been breken;
419 Num 9:12 | inzetting van het pascha zullen zij dat houden. ~
420 Num 10:2 | zult gij ze maken; en zij zullen u zijn tot de samenroeping
421 Num 10:3 | Als zij met dezelve blazen zullen, dan zal de gehele vergadering
422 Num 10:4 | Maar als zij met de ene zullen blazen, dan zullen tot u
423 Num 10:4 | de ene zullen blazen, dan zullen tot u vergaderd worden de
424 Num 10:5 | geklank blazen zult, dan zullen de legers, die tegen het
425 Num 10:6 | gebroken klank blazen zult, zullen de legers, die tegen het
426 Num 10:6 | met een gebroken klank zullen zij blazen tot hun optochten. ~
427 Num 10:8 | van Aaron, de priesters, zullen met die trompetten blazen;
428 Num 10:8 | trompetten blazen; en zij zullen ulieden zijn tot een eeuwige
429 Num 10:10 | over uw dankofferen; en zij zullen u ter gedachtenis zijn voor
430 Num 10:29 | geven; ga met ons, en wij zullen u weldoen, want de HEERE
431 Num 10:32 | zal, dat wij u ook weldoen zullen. ~
432 Num 11:16 | tent der samenkomst, en zij zullen zich daar bij u stellen. ~
433 Num 11:17 | en op hen leggen; en zij zullen met u den last van dit volk
434 Num 11:21 | hun vlees geven, en zij zullen een gehele maand eten! ~
435 Num 11:22 | 22 Zullen dan voor hen schapen en
436 Num 11:22 | dat voor hen genoeg zij? zullen al de vissen der zee voor
437 Num 13:30 | erfelijk bezitten; want wij zullen dat voorzeker overweldigen! ~
438 Num 13:31 | opgetrokken waren, zeiden: Wij zullen tot dat volk niet kunnen
439 Num 14:11 | volk tergen? En hoe lang zullen zij aan Mij niet geloven,
440 Num 14:13 | zeide tot den HEERE: Zo zullen het de Egyptenaars horen;
441 Num 14:14 | 14 En zij zullen zeggen tot de inwoners van
442 Num 14:23 | vaderen gezworen heb, zien zullen. Ja, geen van die Mij getergd
443 Num 14:23 | die Mij getergd hebben, zullen dat zien! ~
444 Num 14:29 | 29 Uw dode lichamen zullen in deze woestijn vallen;
445 Num 14:31 | waarvan gij zeidet: Zij zullen ten roof worden! die zal
446 Num 14:31 | Ik daarin brengen, en die zullen bekennen dat land, hetwelk
447 Num 14:32 | aangaande, uw dode lichamen zullen in deze woestijn vallen! ~
448 Num 14:33 | 33 En uw kinderen zullen gaan weiden in deze woestijn,
449 Num 14:33 | woestijn, veertig jaren, en zullen uw hoererijen dragen, totdat
450 Num 14:35 | verzameld hebben, niet doe, zij zullen in deze woestijn te niet
451 Num 14:35 | woestijn te niet worden, en zullen daar sterven! ~
452 Num 14:40 | Ziet, hier zijn wij, en wij zullen optrekken tot de plaats,
453 Num 15:38 | op de snoertjes des hoeks zullen zij een hemelsblauwen draad
454 Num 16:12 | roepen; maar zij zeiden: Wij zullen niet opkomen! ~
455 Num 16:14 | dezer mannen uitgraven? Wij zullen niet opkomen! ~
456 Num 16:29 | 29 Indien deze zullen sterven, gelijk alle mensen
457 Num 16:30 | en zij levend ter helle zullen nedervaren; alsdan zult
458 Num 16:38 | zijn zij heilig; en zij zullen den kinderen Israels tot
459 Num 17:13 | des HEEREN, zal sterven; zullen wij dan den geest gevende
460 Num 18:13 | des HEEREN, zal sterven; zullen wij dan den geest gevende
461 Num 18:16 | 3 En zij zullen uw wacht waarnemen, en de
462 Num 18:16 | heiligdoms en het altaar zullen zij niet naderen, opdat
463 Num 18:17 | 4 Maar zij zullen u bijgevoegd worden, en
464 Num 18:22 | schuldoffer, dat zij Mij zullen wedergeven; het zal u en
465 Num 18:25 | eerstelingen, die zij den HEERE zullen geven, u heb Ik ze gegeven. ~
466 Num 18:26 | land is, die zij den HEERE zullen brengen, zullen uwe zijn;
467 Num 18:26 | den HEERE zullen brengen, zullen uwe zijn; al wie in uw huis
468 Num 18:28 | vlees, dat zij den HEERE zullen brengen, onder de mensen,
469 Num 18:29 | nu onder dezelve gelost zullen worden, zult gij van een
470 Num 18:32 | kinderen Israels den HEERE zullen offeren, heb Ik aan u gegeven,
471 Num 18:35 | 22 En de kinderen Israels zullen niet meer naderen tot de
472 Num 18:36 | 23 Maar de Levieten, die zullen bedienen den dienst van
473 Num 18:36 | tent der samenkomst, en die zullen hun ongerechtigheid dragen;
474 Num 18:36 | van de kinderen Israels zullen zij geen erfenis erven. ~
475 Num 18:37 | den HEERE tot een hefoffer zullen offeren, heb Ik aan de Levieten
476 Num 18:37 | heb Ik tot hen gezegd: Zij zullen in het midden van de kinderen
477 Num 19:3 | 3 En zij zullen uw wacht waarnemen, en de
478 Num 19:3 | heiligdoms en het altaar zullen zij niet naderen, opdat
479 Num 19:4 | 4 Maar zij zullen u bijgevoegd worden, en
480 Num 19:9 | schuldoffer, dat zij Mij zullen wedergeven; het zal u en
481 Num 19:12 | eerstelingen, die zij den HEERE zullen geven, u heb Ik ze gegeven. ~
482 Num 19:13 | land is, die zij den HEERE zullen brengen, zullen uwe zijn;
483 Num 19:13 | den HEERE zullen brengen, zullen uwe zijn; al wie in uw huis
484 Num 19:15 | vlees, dat zij den HEERE zullen brengen, onder de mensen,
485 Num 19:16 | nu onder dezelve gelost zullen worden, zult gij van een
486 Num 19:19 | kinderen Israels den HEERE zullen offeren, heb Ik aan u gegeven,
487 Num 19:22 | 22 En de kinderen Israels zullen niet meer naderen tot de
488 Num 19:23 | 23 Maar de Levieten, die zullen bedienen den dienst van
489 Num 19:23 | tent der samenkomst, en die zullen hun ongerechtigheid dragen;
490 Num 19:23 | van de kinderen Israels zullen zij geen erfenis erven. ~
491 Num 19:24 | den HEERE tot een hefoffer zullen offeren, heb Ik aan de Levieten
492 Num 19:24 | heb Ik tot hen gezegd: Zij zullen in het midden van de kinderen
493 Num 20:10 | toch, gij wederspannigen, zullen wij water voor ulieden uit
494 Num 20:17 | door uw land trekken; wij zullen niet trekken door den akker,
495 Num 20:17 | door de wijngaarden, noch zullen het water der putten drinken;
496 Num 20:17 | der putten drinken; wij zullen den koninklijken weg gaan,
497 Num 20:17 | koninklijken weg gaan, wij zullen niet afwijken ter rechterhand
498 Num 20:17 | totdat wij door uw landpalen zullen getrokken zijn. ~
499 Num 20:19 | kinderen Israels tot hem: Wij zullen door den gebaanden weg optrekken,
500 Num 21:22 | door uw land trekken. Wij zullen niet afwijken in de akkers,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3081 |