1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3081
Book Chapter: Verse
501 Num 21:22 | noch in de wijngaarden; wij zullen het water der putten niet
502 Num 21:22 | putten niet drinken; wij zullen op den koninklijken weg
503 Num 24:24 | oever der Chitteers, die zullen Assur plagen, zij zullen
504 Num 24:24 | zullen Assur plagen, zij zullen ook Heber plagen; en hij
505 Num 26:55 | der stammen hunner vaderen zullen zij erven. ~
506 Num 27:21 | des HEEREN; naar zijn mond zullen zij uitgaan, en naar zijn
507 Num 27:21 | uitgaan, en naar zijn mond zullen zij ingaan, hij, en al de
508 Num 28:14 | 14 En hun drankofferen zullen zijn de helft van een hin
509 Num 28:17 | is het feest; zeven dagen zullen ongezuurde broden gegeten
510 Num 28:19 | eenjarige lammeren; volkomen zullen zij u zijn. ~
511 Num 28:31 | zult gij ze bereiden; zij zullen u volkomen zijn met hun
512 Num 29:8 | eenjarige lammeren; volkomen zullen zij u zijn; ~
513 Num 29:13 | eenjarige lammeren; zij zullen volkomen zijn; ~
514 Num 30:4 | haar zal stilzwijgen, zo zullen al haar geloften bestaan,
515 Num 30:5 | haar ziel verbonden heeft, zullen niet bestaan; maar de HEERE
516 Num 30:7 | haar zal stilzwijgen, zo zullen haar geloften bestaan, en
517 Num 30:7 | haar ziel verbonden heeft, zullen bestaan. ~
518 Num 30:11 | hebben, dat niet brekende; zo zullen al haar geloften bestaan,
519 Num 31:59 | tot de kinderen van Ruben: Zullen uw broeders ten strijde
520 Num 31:64 | oud en daarboven, het land zullen zien, dat Ik Abraham, Izak
521 Num 31:69 | tot hem, en zeiden: Wij zullen hier schaapskooien bouwen
522 Num 31:70 | 17 Maar wij zelven zullen ons toerusten, haastende
523 Num 31:70 | totdat wij hen aan hun plaats zullen gebracht hebben; en onze
524 Num 31:70 | hebben; en onze kinderen zullen blijven in de vaste steden,
525 Num 31:71 | 18 Wij zullen niet wederkeren tot onze
526 Num 31:71 | tot erfelijke bezitters zullen gesteld hebben, een ieder
527 Num 31:72 | 19 Want wij zullen met hen niet erven aan gene
528 Num 31:78 | Mozes, zeggende: Uw knechten zullen doen, gelijk als mijn heer
529 Num 31:79 | have en al onze beesten zullen aldaar zijn in de steden
530 Num 31:80 | 27 Maar uw knechten zullen overtrekken, al wie ten
531 Num 31:82 | ulieden over de Jordaan zullen trekken, een ieder, die
532 Num 31:83 | zij niet toegerust met u zullen overtrekken, zo zullen zij
533 Num 31:83 | u zullen overtrekken, zo zullen zij tot bezitters gesteld
534 Num 31:84 | knechten gesproken heeft, zullen wij alzo doen. ~
535 Num 31:85 | 32 Wij zullen toegerust overtrekken voor
536 Num 31:85 | bezitting onzer erfenis zullen wij hebben aan deze zijde
537 Num 32:55 | overblijven, tot doornen zullen zijn in uw ogen, en tot
538 Num 32:55 | prikkelen in uw zijden, en u zullen benauwen op het land, waarin
539 Num 33:4 | naar Zin; en haar uitgangen zullen zijn, van het zuiden naar
540 Num 33:5 | Egypte, en haar uitgangen zullen zijn naar de zee. ~
541 Num 33:8 | uitgangen dezer landpale zullen zijn naar Zedad. ~
542 Num 33:9 | Zifron, en haar uitgangen zullen zijn te Hazar-Enan; dit
543 Num 33:12 | Jordaan, en haar uitgangen zullen zijn aan de Zoutzee. Dit
544 Num 33:17 | ulieden het land ten erve zullen uitdelen: Eleazar, de priester,
545 Num 34:2 | bezitting aan de Levieten steden zullen geven om te bewonen; daartoe
546 Num 34:3 | 3 En die steden zullen zij hebben om te bewonen;
547 Num 34:3 | bewonen; maar hun voorsteden zullen zijn voor hun beesten, en
548 Num 34:4 | de Levieten zult geven, zullen van den stadsmuur af, en
549 Num 34:5 | stad in het midden zij. Dit zullen zij hebben tot voorsteden
550 Num 34:6 | de Levieten zult geven, zullen zijn zes vrijsteden, die
551 Num 34:7 | de Levieten geven zult, zullen zijn acht en veertig steden,
552 Num 34:8 | naar zijn erfenis, die zij zullen erven, van zijn steden aan
553 Num 34:11 | liggen, die u tot vrijsteden zullen zijn; opdat de doodslager
554 Num 34:12 | 12 En deze steden zullen u tot een toevlucht zijn
555 Num 34:13 | steden, die gij geven zult, zullen zes vrijsteden voor u zijn. ~
556 Num 34:14 | land Kanaan; vrijsteden zullen het zijn. ~
557 Num 34:15 | 15 Die zes steden zullen voor de kinderen Israels,
558 Num 34:29 | 29 En deze dingen zullen ulieden zijn tot een inzetting
559 Num 35:4 | kinderen Israels een jubeljaar zullen hebben, zo zou haar erfenis
560 Num 35:7 | want de kinderen Israels zullen aanhangen, een ieder aan
561 Num 35:9 | stammen der kinderen Israels zullen aanhangen, een ieder aan
562 Deu 1:22 | weg wij daarin optrekken zullen, en tot wat steden wij komen
563 Deu 1:22 | tot wat steden wij komen zullen. ~
564 Deu 1:35 | gezworen heb uw vaderen te zullen geven! ~
565 Deu 1:39 | waarvan gij zeidet: Zij zullen tot een roof zijn; en uw
566 Deu 1:39 | goed noch kwaad weten, die zullen daarin komen, en dien zal
567 Deu 1:39 | zal Ik het geven, en die zullen het erfelijk bezitten. ~
568 Deu 1:41 | den HEERE gezondigd; wij zullen optrekken, en strijden,
569 Deu 2:4 | die in Seir wonen; zij zullen wel voor u vrezen; maar
570 Deu 2:25 | gansen hemel; die uw gerucht zullen horen, die zullen sidderen,
571 Deu 2:25 | gerucht zullen horen, die zullen sidderen, en bang zijn van
572 Deu 3:19 | gij veel vee hebt), zij zullen blijven in uw steden, die
573 Deu 4:6 | al deze inzettingen horen zullen, en zeggen: Dit groot volk
574 Deu 4:10 | woorden doen horen, die zij zullen leren, om Mij te vrezen
575 Deu 4:10 | die zij op den aardbodem zullen leven, en zij zullen ze
576 Deu 4:10 | aardbodem zullen leven, en zij zullen ze hun kinderen leren; ~
577 Deu 4:30 | zijn, en u al deze dingen zullen treffen; in het laatste
578 Deu 5:27 | tot u spreken zal, en wij zullen het horen en doen. ~
579 Deu 6:6 | die ik u heden gebiede, zullen in uw hart zijn. ~
580 Deu 6:8 | binden op uw hand, en zij zullen u tot voorhoofdspanselen
581 Deu 6:10 | Jakob, gezworen heeft, u te zullen geven; grote en goede steden,
582 Deu 6:25 | gerechtigheid zijn, als wij zullen waarnemen te doen al deze
583 Deu 8:13 | uw runderen en uw schapen zullen vermeerderd zijn, ook zilver
584 Deu 12:22 | de onreine en de reine zullen het te zamen eten. ~
585 Deu 12:30 | nadat zij voor uw aangezicht zullen verdelgd zijn; en dat gij
586 Deu 14:7 | verdelen den klauw niet; onrein zullen zij ulieden zijn. ~
587 Deu 14:19 | ulieden onrein zijn; zij zullen niet gegeten worden. ~
588 Deu 14:29 | die in uw poorten zijn, en zullen eten en verzadigd worden;
589 Deu 15:6 | volken heersen; maar over u zullen zij niet heersen. ~
590 Deu 17:9 | zult ondervragen, en zij zullen u de zaak des rechts aanzeggen. ~
591 Deu 17:10 | mond des woords, dat zij u zullen aanzeggen, van diezelve
592 Deu 17:10 | doen naar alles, wat zij u zullen leren. ~
593 Deu 17:11 | mond der wet, die zij u zullen leren, en naar het oordeel,
594 Deu 17:11 | naar het oordeel, dat zij u zullen zeggen, zult gij doen; gij
595 Deu 17:11 | van het woord, dat zij u zullen aanzeggen, ter rechterhand
596 Deu 18:1 | de ganse stam van Levi, zullen geen deel noch erve hebben
597 Deu 18:1 | des HEEREN en zijn erfdeel zullen zij eten. ~
598 Deu 18:8 | 8 Zo zullen zij een gelijk deel eten,
599 Deu 18:21 | zoudt mogen zeggen: Hoe zullen wij het woord kennen, dat
600 Deu 19:12 | 12 Zo zullen de oudsten zijner stad zenden,
601 Deu 19:12 | nemen hem van daar, en zij zullen hem in de hand des bloedwrekers
602 Deu 19:17 | 17 Zo zullen die twee mannen, welke den
603 Deu 19:17 | rechters, die in diezelve dagen zullen zijn. ~
604 Deu 19:18 | 18 En de rechters zullen wel onderzoeken; en ziet,
605 Deu 20:5 | 5 Dan zullen de ambtlieden tot het volk
606 Deu 20:8 | 8 Daarna zullen de ambtlieden voortvaren
607 Deu 20:9 | die ambtlieden geeindigd zullen hebben te spreken tot het
608 Deu 20:9 | spreken tot het volk, zo zullen zij oversten der heiren
609 Deu 21:2 | 2 Zo zullen uw oudsten en uw rechters
610 Deu 21:2 | rechters uitgaan, en zij zullen meten naar de steden, die
611 Deu 21:3 | aan den verslagene, daar zullen de oudsten derzelver stad
612 Deu 21:4 | de oudsten derzelver stad zullen de jonge koe afbrengen in
613 Deu 21:4 | bezaaid zal zijn; en zij zullen deze jonge koe aldaar in
614 Deu 21:5 | 5 Dan zullen de priesters, de kinderen
615 Deu 21:6 | aan den verslagene zijn, zullen hun handen wassen over deze
616 Deu 21:7 | 7 En zij zullen betuigen en zeggen: Onze
617 Deu 21:15 | beminde en de gehate hem zonen zullen gebaard hebben, en de eerstgeboren
618 Deu 21:18 | is; en zij hem gekastijd zullen hebben, en hij naar hen
619 Deu 21:19 | 19 Zo zullen zijn vader en zijn moeder
620 Deu 21:19 | moeder hem grijpen, en zij zullen hem uitbrengen tot de oudsten
621 Deu 21:20 | 20 En zij zullen zeggen tot de oudsten zijner
622 Deu 21:21 | 21 Dan zullen alle lieden zijner stad
623 Deu 22:15 | 15 Dan zullen de vader van deze jonge
624 Deu 22:17 | maagdom mijner dochter. En zij zullen het kleed voor het aangezicht
625 Deu 22:18 | 18 Dan zullen de oudsten derzelver stad
626 Deu 22:19 | 19 En zij zullen hem een boete opleggen van
627 Deu 22:21 | 21 Zo zullen zij deze jonge dochter uitbrengen
628 Deu 22:21 | en de lieden harer stad zullen haar met stenen stenigen,
629 Deu 22:22 | mans getrouwde vrouw, zo zullen zij ook beiden sterven,
630 Deu 22:28 | hebben, en zij gevonden zullen zijn; ~
631 Deu 23:8 | Aangaande de kinderen, die hun zullen geboren worden in het derde
632 Deu 24:8 | Levietische priesteren ulieden zullen leren; gelijk als ik hun
633 Deu 24:16 | 16 De vaders zullen niet gedood worden voor
634 Deu 24:16 | kinderen, en de kinderen zullen niet gedood worden voor
635 Deu 25:1 | en zij tot het gerecht zullen toetreden, dat zij hen richten,
636 Deu 25:1 | dat zij hen richten, zo zullen zij den rechtvaardige rechtvaardig
637 Deu 25:8 | 8 Dan zullen hem de oudsten zijner stad
638 Deu 26:3 | vaderen gezworen heeft ons te zullen geven. ~
639 Deu 27:12 | 12 Dezen zullen staan, om het volk te zegenen
640 Deu 27:13 | 13 En dezen zullen staan over den vloek op
641 Deu 27:14 | 14 En de Levieten zullen betuigen en zeggen tot allen
642 Deu 28:2 | 2 En al deze zegeningen zullen over u komen, en u aantreffen,
643 Deu 28:7 | aangezicht; door een weg zullen zij tot u uittrekken, maar
644 Deu 28:7 | uittrekken, maar door zeven wegen zullen zij voor uw aangezicht vlieden. ~
645 Deu 28:10 | En alle volken der aarde zullen zien, dat de Naam des HEEREN
646 Deu 28:10 | over u genoemd is, en zij zullen voor u vrezen. ~
647 Deu 28:11 | vaderen gezworen heeft u te zullen geven. ~
648 Deu 28:15 | die ik u heden gebiede; zo zullen al deze vloeken over u komen,
649 Deu 28:22 | honigdauw, die u vervolgen zullen, totdat gij omkomt. ~
650 Deu 28:32 | Uw zonen en uw dochteren zullen aan een ander volk gegeven
651 Deu 28:41 | zult gij gewinnen, maar zij zullen voor u niet zijn; want zij
652 Deu 28:41 | voor u niet zijn; want zij zullen in gevangenis gaan. ~
653 Deu 28:45 | 45 En al deze vloeken zullen over u komen, en u vervolgen,
654 Deu 28:46 | 46 En zij zullen onder u tot een teken, en
655 Deu 28:53 | waarmede uw vijanden u zullen benauwen ~
656 Deu 28:59 | plagen van uw zaad; het zullen grote en gewisse plagen,
657 Deu 28:60 | gij gevreesd hebt, en zij zullen u aanhangen. ~
658 Deu 29:22 | die na ulieden opstaan zullen, en de vreemde, die uit
659 Deu 29:22 | lande komen zal, als zij zullen zien de plagen dezes lands
660 Deu 29:24 | 24 En alle volken zullen zeggen: Waarom heeft de
661 Deu 30:1 | wanneer al deze dingen over u zullen gekomen zijn, deze zegen
662 Deu 30:20 | Jakob, gezworen heeft hun te zullen geven. ~ ~ ~
663 Deu 31:7 | vaderen gezworen heeft, hun te zullen geven; en gij zult het hun
664 Deu 31:17 | vele kwaden en benauwdheden zullen het treffen; dat het te
665 Deu 31:20 | goden, en hen dienen, en zij zullen Mij tergen, en Mijn verbond
666 Deu 31:21 | en benauwdheden hetzelve zullen treffen, dan zal dit lied
667 Deu 32:7 | maken, uw ouden, en zij zullen het u zeggen. ~
668 Deu 32:24 | 24 Uitgeteerd zullen zij zijn van honger, opgegeten
669 Deu 32:35 | nabij, en de dingen, die hun zullen gebeuren, haasten. ~
670 Deu 32:42 | gevangenen, van het hoofd af zullen er wraken des vijands zijn. ~
671 Deu 33:3 | heiligen zijn in Uw hand; zij zullen in het midden tussen Uw
672 Deu 33:10 | 10 Zij zullen Jakob Uw rechten leren,
673 Deu 33:10 | leren, en Israel Uw wet; zij zullen reukwerk voor Uw neus leggen,
674 Deu 33:19 | 19 Zij zullen de volken tot den berg roepen;
675 Deu 33:19 | tot den berg roepen; daar zullen zij offeranden der gerechtigheid
676 Deu 33:19 | gerechtigheid offeren; want zij zullen den overvloed der zeeen
677 Deu 33:29 | is uwer hoogheid; daarom zullen zich uw vijanden geveinsdelijk
678 Joz 1:16 | wat gij ons geboden hebt, zullen wij doen, en alom, waar
679 Joz 1:16 | waar gij ons zenden zult, zullen wij gaan. ~
680 Joz 1:17 | Mozes hebben gehoord, alzo zullen wij naar u horen; alleenlijk
681 Joz 2:14 | HEERE ons dit land geeft, zo zullen wij aan u weldadigheid en
682 Joz 2:16 | vervolgers wedergekeerd zullen zijn; en gaat daarna uw
683 Joz 2:17 | die mannen tot haar: Wij zullen onschuldig zijn van dezen
684 Joz 2:19 | zij op zijn hoofd, en wij zullen onschuldig zijn; maar al
685 Joz 2:20 | te kennen zult geven, zo zullen wij onschuldig zijn van
686 Joz 3:13 | het water van de Jordaan zullen rusten, zo zullen de wateren
687 Joz 3:13 | Jordaan zullen rusten, zo zullen de wateren van de Jordaan
688 Joz 3:13 | boven afvlieten, en zij zullen op een hoop blijven staan. ~
689 Joz 4:6 | uw kinderen morgen vragen zullen, zeggende: Wat zijn u deze
690 Joz 4:7 | de Jordaan afgesneden; zo zullen deze stenen den kinderen
691 Joz 4:21 | morgen hun vaderen vragen zullen, zeggende: Wat zijn deze
692 Joz 5:6 | vaderen gezworen had ons te zullen geven, een land vloeiende
693 Joz 6:4 | 4 En zeven priesters zullen zeven ramsbazuinen dragen,
694 Joz 6:4 | omgaan; en de priesters zullen met de bazuinen blazen. ~
695 Joz 6:19 | koperen en ijzeren vaten, zullen den HEERE heilig zijn; tot
696 Joz 6:19 | tot den schat des HEEREN zullen zij komen. ~
697 Joz 7:9 | inwoners des lands horen zullen, zo zullen zij ons omsingelen,
698 Joz 7:9 | des lands horen zullen, zo zullen zij ons omsingelen, en onzen
699 Joz 7:12 | 12 Daarom zullen de kinderen Israels niet
700 Joz 7:12 | aangezicht hunner vijanden; zij zullen den nek voor het aangezicht
701 Joz 8:5 | het volk, dat bij mij is, zullen tot de stad naderen; en
702 Joz 8:5 | wanneer zij ons tegemoet zullen uitgaan, gelijk als in het
703 Joz 8:5 | gelijk als in het eerst, zo zullen wij voor hun aangezicht
704 Joz 8:6 | stad aftrekken; want zij zullen zeggen: Zij vlieden voor
705 Joz 8:6 | gelijk als in het eerst; zo zullen wij vlieden voor hun aangezichten. ~
706 Joz 9:7 | het midden van ons, hoe zullen wij dan een verbond met
707 Joz 9:20 | 20 Dit zullen wij hun doen, dat wij hen
708 Joz 9:23 | gijlieden! en onder ulieden zullen niet afgesneden worden knechten,
709 Joz 15:4 | uitgangen dezer landpale zullen naar de zee zijn. Dit zal
710 Joz 15:7 | En-semes, en haar uitgangen zullen wezen te En-rogel. ~
711 Joz 15:11 | uitgangen dezer landpale zullen zijn naar de zee. ~
712 Joz 17:18 | woud is, zo houw het af, zo zullen zijn uitgangen de uwe zijn;
713 Joz 18:5 | 5 Zij nu zullen het delen in zeven delen;
714 Joz 20:5 | bloedwreker hem najaagt, zo zullen zij den doodslager in zijn
715 Joz 23:28 | tot onze geslachten zeggen zullen; zo zullen wij zeggen: Ziet
716 Joz 23:28 | geslachten zeggen zullen; zo zullen wij zeggen: Ziet de gedaante
717 Joz 24:13 | te verdrijven; maar zij zullen ulieden zijn tot een strik,
718 Joz 25:15 | aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen! ~
719 Joz 25:18 | inwoner des lands. Wij zullen ook den HEERE dienen, want
720 Joz 25:21 | tot Jozua: Neen, maar wij zullen den HEERE dienen. ~
721 Joz 25:24 | volk zeide tot Jozua: Wij zullen den HEERE, onzen God, dienen,
722 Joz 25:24 | onzen God, dienen, en wij zullen Zijner stem gehoorzamen. ~
723 Ric 1:24 | ingang der stad, en wij zullen weldadigheid bij u doen. ~
724 Ric 2:3 | niet uitdrijven; maar zij zullen u aan de zijden zijn, en
725 Ric 2:3 | zijden zijn, en hun goden zullen u tot een strik zijn. ~
726 Ric 2:22 | of zij den weg des HEEREN zullen houden, om daarin te wandelen,
727 Ric 6:11 | gij zult horen, wat zij zullen spreken, en daarna zullen
728 Ric 6:11 | zullen spreken, en daarna zullen uw handen gesterkt worden,
729 Ric 7:25 | 25 En zij zeiden: Wij zullen ze gaarne geven; en zij
730 Ric 10:24 | bezitting verdreef? Alzo zullen wij al dengene erven, dien
731 Ric 11:1 | geroepen, om met u te gaan? wij zullen uw huis met u met vuur verbranden. ~
732 Ric 12:8 | wat wij dat knechtje doen zullen, dat geboren zal worden. ~
733 Ric 12:22 | tot zijn huisvrouw: Wij zullen zekerlijk sterven, omdat
734 Ric 14:13 | zeggende: Neen, maar wij zullen u wel binden, en u in hunlieder
735 Ric 14:13 | hand overgeven; doch wij zullen u geenszins doden. En zij
736 Ric 15:2 | aan het morgenlicht, dan zullen wij hem doden. ~
737 Ric 15:5 | binden, om hem te plagen; zo zullen wij u geven, een iegelijk,
738 Ric 18:12 | heer zeide tot hem: Wij zullen herwaarts niet wijken tot
739 Ric 18:12 | kinderen Israels; maar wij zullen voorttrekken tot Gibea toe. ~
740 Ric 19:8 | enig man, zeggende: Wij zullen niet gaan, een ieder naar
741 Ric 19:9 | zaak, die wij aan Gibea zullen doen: tegen haar bij het
742 Ric 19:10 | 10 En wij zullen tien mannen nemen van honderd,
743 Ric 20:7 | 7 Wat zullen wij, belangende de vrouwen,
744 Ric 20:7 | dochteren geen tot vrouwen zullen geven. ~
745 Ric 20:16 | vergadering zeiden: Wat zullen wij, belangende de vrouwen,
746 Ric 20:18 | 18 Maar wij zullen hun geen vrouwen van onze
747 Ric 20:21 | als de dochters van Silo zullen uitgegaan zijn om met reien
748 Ric 20:22 | vaders of haar broeders zullen komen, om voor ons te rechten,
749 Ric 20:22 | rechten, dat wij tot hen zullen zeggen: Zijt hun om onzentwil
750 Rut 1:10 | zij zeiden tot haar: Wij zullen zekerlijk met u wederkeren
751 Rut 2:9 | 9 Uw ogen zullen zijn op dit veld, dat zij
752 Rut 2:9 | dit veld, dat zij maaien zullen, en gij zult achter haarlieden
753 Rut 2:9 | drink van hetgeen de jongens zullen geschept hebben. ~
754 Rut 2:21 | gansen oogst, die ik heb, zullen hebben voleindigd. ~
755 1Sa 2:9 | bewaren; maar de goddelozen zullen zwijgen in duisternis; want
756 1Sa 2:10 | Die met den HEERE twisten, zullen verpletterd worden; Hij
757 1Sa 2:16 | die man tot hem zeide: Zij zullen dat vet als heden ganselijk
758 1Sa 2:25 | tegen een mens zondigt, zo zullen de goden hem oordelen; maar
759 1Sa 2:30 | maar die Mij versmaden, zullen licht geacht worden. ~
760 1Sa 2:34 | Pinehas, komen zal: op een dag zullen zij beiden sterven. ~
761 1Sa 3:11 | wie het horen zal, dien zullen zijn beide oren klinken. ~
762 1Sa 5:8 | Filistijnen, en zij zeiden: Wat zullen wij met de ark des Gods
763 1Sa 6:2 | waarzeggers, zeggende: Wat zullen wij met de ark des HEEREN
764 1Sa 6:2 | ze aan haar plaats zenden zullen. ~
765 1Sa 6:4 | schuldoffer, dat wij Hem vergelden zullen? En zij zeiden: Vijf gouden
766 1Sa 6:9 | gedaan; maar zo niet, zo zullen wij weten, dat Zijn hand
767 1Sa 8:7 | alles, wat zij tot u zeggen zullen; want zij hebben u niet
768 1Sa 8:20 | 20 En wij zullen ook zijn gelijk al de volken;
769 1Sa 9:6 | aanwijzen, op denwelken wij gaan zullen. ~
770 1Sa 9:7 | Maar zie, zo wij gaan, wat zullen wij toch dien man brengen?
771 1Sa 10:2 | Benjamin, te Zelzah; die zullen tot u zeggen: De ezelinnen
772 1Sa 10:3 | tot aan Elon-Thabor, daar zullen u drie mannen vinden, opgaande
773 1Sa 10:4 | 4 En zij zullen u naar uw welstand vragen,
774 1Sa 10:4 | welstand vragen, en zij zullen u twee broden geven; die
775 1Sa 10:5 | pijpen, en harpen, en zij zullen profeteren. ~
776 1Sa 10:7 | geschieden, als u deze tekenen zullen komen, doe gij, wat uw hand
777 1Sa 11:1 | een verbond met ons, zo zullen wij u dienen. ~
778 1Sa 11:3 | niemand, die ons verlost, zo zullen wij tot u uitgaan. ~
779 1Sa 11:10 | van Jabes zeiden: Morgen zullen wij tot ulieden uitgaan,
780 1Sa 12:10 | hand onzer vijanden, en wij zullen U dienen. ~
781 1Sa 13:12 | 12 Zo zeide ik: Nu zullen de Filistijnen tot mij afkomen
782 1Sa 14:8 | Jonathan nu zeide: Zie, wij zullen overgaan tot die mannen,
783 1Sa 14:8 | overgaan tot die mannen, en wij zullen ons aan hen ontdekken. ~
784 1Sa 14:9 | wij aan ulieden komen; zo zullen wij blijven staan aan onze
785 1Sa 14:10 | aldus: Klimt tot ons op; zo zullen wij opklimmen, want de HEERE
786 1Sa 14:12 | Klimt op tot ons, en wij zullen het u wijs maken. En Jonathan
787 1Sa 14:40 | ik en mijn zoon Jonathan zullen aan de andere zijde zijn.
788 1Sa 16:11 | laat hem halen; want wij zullen niet rondom aanzitten, totdat
789 1Sa 17:9 | en mij verslaan kan, zo zullen wij ulieden tot knechten
790 1Sa 23:3 | Filistijnen slagorden gaan zullen. ~
791 1Sa 23:11 | 11 Zullen mij ook de burgers van Kehila
792 1Sa 25:8 | het uw jongelingen, en zij zullen het u te kennen geven. Laat
793 1Sa 29:3 | oversten der Filistijnen: Wat zullen deze Hebreen? Zo zeide Achis
794 1Sa 30:22 | met ons niet getogen zijn, zullen wij hun van den buit, dien
795 1Sa 30:24 | gereedschap gebleven zijn; zij zullen gelijkelijk delen. ~
796 2Sa 5:6 | de blinden en kreupelen zullen u afdrijven; dat is te zeggen:
797 2Sa 7:10 | kinderen der verkeerdheid zullen hem niet meer verdrukken,
798 2Sa 7:12 | 12 Wanneer uw dagen zullen vervuld zijn, en gij met
799 2Sa 7:28 | zijt die God, en Uw woorden zullen waarheid zijn, en Gij hebt
800 2Sa 10:11 | de Syriers mij te sterk zullen zijn, zo zult gij mij komen
801 2Sa 10:11 | kinderen Ammons u te sterk zullen zijn, zo zal ik komen om
802 2Sa 12:18 | naar onze stem niet, hoe zullen wij dan tot hem zeggen:
803 2Sa 14:7 | erfgenaam verdelgen; alzo zullen zij mijn kool, die overgebleven
804 2Sa 14:14 | 14 Want wij zullen den dood sterven, en wezen
805 2Sa 16:20 | onder ulieden raad, wat zullen wij doen? ~
806 2Sa 16:21 | van allen, die met u zijn, zullen gesterkt worden. ~
807 2Sa 17:6 | heeft Achitofel gesproken; zullen wij zijn woord doen? Zo
808 2Sa 17:12 | 12 Dan zullen wij tot hem komen, in een
809 2Sa 17:13 | dezelve stad aandragen, en wij zullen ze tot in de beek nedertrekken,
810 2Sa 18:3 | te enen male vloden, zij zullen het hart op ons niet stellen;
811 2Sa 18:3 | helft van ons stierf, zij zullen het hart op ons niet stellen;
812 2Sa 19:34 | tot den koning: Hoe veel zullen de dagen der jaren mijns
813 2Sa 20:18 | gemeenlijk, zeggende: Zij zullen zonder twijfel te Abel vragen;
814 2Sa 23:6 | 6 Maar de mannen Belials zullen altemaal zijn als doornen,
815 2Sa 23:7 | hout ener spies; en zij zullen ganselijk met vuur verbrand
816 1Kon 1:21 | zoon Salomo als zondaars zullen zijn. ~
817 1Kon 2:7 | weldadigheid bewijzen, en zij zullen zijn onder degenen, die
818 1Kon 5:6 | houwe, en mijn knechten zullen met uw knechten zijn, en
819 1Kon 5:9 | 9 Mijn knechten zullen het afbrengen van den Libanon
820 1Kon 8:30 | Israel, die in deze plaats zullen bidden; en Gij, hoor in
821 1Kon 8:33 | omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben, en zich tot U bekeren,
822 1Kon 8:33 | dit huis bidden en smeken zullen; ~
823 1Kon 8:35 | omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben; en zij in deze plaats
824 1Kon 8:35 | hun zonden zich bekeren zullen, als Gij hen geplaagd zult
825 1Kon 8:36 | in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land,
826 1Kon 8:37 | sprinkhanen, kevers wezen zullen, als zijn vijand in het
827 1Kon 8:40 | de dagen, die zij leven zullen in het land, dat Gij onzen
828 1Kon 8:42 | 42 (Want zij zullen horen van Uw groten Naam,
829 1Kon 8:44 | hen henen zenden zult, en zullen tot den HEERE bidden naar
830 1Kon 8:46 | 46 Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen
831 1Kon 8:47 | weder aan hun hart brengen zullen, dat zij zich bekeren, en
832 1Kon 8:48 | hen gevankelijk weggevoerd zullen hebben; en tot U bidden
833 1Kon 8:48 | hebben; en tot U bidden zullen naar den weg van hun land (
834 1Kon 8:50 | dat zij tegen U gezondigd zullen hebben, en al hun overtredingen,
835 1Kon 8:50 | overtredingen, waarmede zij tegen U zullen overtreden hebben; en geef
836 1Kon 9:3 | en Mijn ogen en Mijn hart zullen daar zijn te allen dage. ~
837 1Kon 11:2 | hen niet ingaan, en zij zullen tot u niet inkomen; zij
838 1Kon 12:4 | opgelegd heeft, lichter, en wij zullen u dienen. ~
839 1Kon 12:7 | woorden spreken zult, zo zullen zij te allen dage uw knechten
840 1Kon 12:9 | wij dit volk antwoorden zullen, die tot mij gesproken hebben,
841 1Kon 12:27 | Juda, wederkeren; ja, zij zullen mij doden, en tot Rehabeam,
842 1Kon 14:11 | Jerobeam in de stad sterft, zullen de honden eten; en die in
843 1Kon 14:11 | die in het veld sterft, zullen de vogelen des hemels eten;
844 1Kon 14:12 | als uw voeten in de stad zullen gekomen zijn, zo zal het
845 1Kon 16:4 | Baesa in de stad sterft, zullen de honden eten, en die van
846 1Kon 16:4 | hem in het veld sterft, zullen de vogelen des hemels eten. ~
847 1Kon 17:4 | dat zij u daar onderhouden zullen. ~
848 1Kon 18:5 | alle rivieren; misschien zullen wij gras vinden, opdat wij
849 1Kon 20:6 | handen leggen en wegnemen zullen. ~
850 1Kon 21:19 | van Naboth gelekt hebben, zullen de honden uw bloed lekken,
851 1Kon 21:23 | HEERE, zeggende: De honden zullen Izebel eten, aan den voorwal
852 1Kon 21:24 | Achab sterft in de stad, zullen de honden eten; en die in
853 1Kon 21:24 | die in het veld sterft, zullen de vogelen des hemels eten. ~
854 1Kon 22:15 | de koning tot hem: Micha, zullen wij naar Ramoth in Gilead
855 1Kon 22:15 | ten strijde trekken, of zullen wij het nalaten? En hij
856 2Kon 3:8 | hij zeide: Door welken weg zullen wij optrekken? Hij dan zeide:
857 2Kon 6:15 | hem: Ach, mijn heer, hoe zullen wij doen. ~
858 2Kon 6:28 | hem heden eten, en morgen zullen wij mijn zoon eten. ~
859 2Kon 7:4 | honger in de stad, en wij zullen daar sterven, en indien
860 2Kon 7:4 | indien wij hier blijven, wij zullen ook sterven; nu dan, komt,
861 2Kon 7:4 | zij ons laten leven, wij zullen leven; en indien zij ons
862 2Kon 7:4 | indien zij ons doden, wij zullen maar sterven. ~
863 2Kon 7:12 | Als zij uit de stad gegaan zullen zijn, dan zullen wij hen
864 2Kon 7:12 | gegaan zullen zijn, dan zullen wij hen levend grijpen,
865 2Kon 7:12 | hen levend grijpen, en wij zullen in de stad komen. ~
866 2Kon 7:18 | Morgen omtrent dezen tijd zullen twee maten gerst voor een
867 2Kon 9:10 | 10 Ook zullen de honden Izebel eten op
868 2Kon 9:36 | het stuk lands van Jizreel zullen de honden het vlees van
869 2Kon 10:5 | gij tot ons zeggen zult, zullen wij doen; wij zullen niemand
870 2Kon 10:5 | zult, zullen wij doen; wij zullen niemand koning maken; doe
871 2Kon 10:30 | alles, wat in Mijn hart was, zullen u zonen tot het vierde gelid
872 2Kon 11:5 | die op den sabbat ingaan, zullen de wacht waarnemen van het
873 2Kon 11:7 | die op den sabbat uitgaan, zullen de wacht van het huis des
874 2Kon 12:5 | 5 Zullen de priesters tot zich nemen,
875 2Kon 12:5 | van zijn bekende; en zij zullen de breuken van het huis
876 2Kon 13:5 | 5 Zullen de priesters tot zich nemen,
877 2Kon 13:5 | van zijn bekende; en zij zullen de breuken van het huis
878 2Kon 15:6 | heeft, zeggende: De vaders zullen voor de kinderen niet gedood
879 2Kon 15:6 | gedood worden, en de kinderen zullen voor de vaders niet gedood
880 2Kon 16:12 | had tot Jehu, zeggende: U zullen zonen van het vierde gelid
881 2Kon 20:27 | eten, en hun water drinken zullen? ~
882 2Kon 21:19 | ons toch uit zijn hand; zo zullen alle koninkrijken der aarde
883 2Kon 22:18 | 18 Daartoe zullen zij van uw zonen, die uit
884 2Kon 22:18 | van uw zonen, die uit u zullen voortkomen, die gij gewinnen
885 2Kon 23:12 | beide zijn oren klinken zullen. ~
886 2Kon 23:14 | hunner vijanden geven; en zij zullen tot een roof en plundering
887 2Kon 24:19 | een verwoesting en vloek zullen worden, en dat gij uw klederen
888 2Kon 24:20 | verzameld worden, en uw ogen zullen al het kwaad niet zien,
889 1Kro 16:33 | 33 Dan zullen de bomen des wouds juichen
890 1Kro 17:9 | kinderen der verkeerdheid zullen hem niet meer krenken, gelijk
891 1Kro 17:11 | geschieden, als uw dagen zullen vervuld zijn, dat gij heengaat
892 2Kro 2:8 | houwen; en zie, mijn knechten zullen met uw knechten zijn. ~
893 2Kro 2:16 | 16 En wij zullen hout houwen uit den Libanon,
894 2Kro 2:16 | naar al uw nooddruft, en zullen het tot u met vlotten, over
895 2Kro 7:20 | gezegd hebt, Uw Naam daar te zullen zetten; om te horen naar
896 2Kro 7:21 | Israel, die in deze plaats zullen bidden; en hoor Gij uit
897 2Kro 7:24 | omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben, en zich bekeren,
898 2Kro 7:24 | dit huis bidden en smeken zullen, ~
899 2Kro 7:26 | omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben; en zij in deze plaats
900 2Kro 7:26 | hun zonden zich bekeren zullen, als Gij hen geplaagd zult
901 2Kro 7:27 | in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land,
902 2Kro 7:28 | sprinkhanen en kevers wezen zullen, als iemand van zijn vijanden
903 2Kro 7:31 | de dagen, die zij leven zullen op het land, dat Gij onzen
904 2Kro 7:32 | als zij komen, en bidden zullen in dit huis; ~
905 2Kro 7:34 | hen heenzenden zult, en zullen tot U bidden naar den weg
906 2Kro 7:36 | 36 Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen
907 2Kro 7:37 | weder aan hun hart brengen zullen, dat zij zich bekeren, en
908 2Kro 7:38 | weggevoerd hebben, en bidden zullen naar den weg huns lands,
909 2Kro 7:39 | wat zij tegen U gezondigd zullen hebben. ~
910 2Kro 8:15 | 15 Nu zullen Mijn ogen open zijn, en
911 2Kro 8:16 | en Mijn ogen en Mijn hart zullen daar te allen dage zijn. ~
912 2Kro 11:4 | opgelegd heeft, lichter, en wij zullen u dienen. ~
913 2Kro 11:7 | goede woorden spreken, zo zullen zij te allen dage uw knechten
914 2Kro 11:9 | wij dit volk antwoorden zullen, die tot mij gesproken hebben,
915 2Kro 13:8 | 8 Doch zij zullen hem tot knechten zijn, opdat
916 2Kro 17:9 | zottelijk gedaan; want van nu af zullen oorlogen tegen u zijn. ~
917 2Kro 19:3 | zal mijn volk zijn, en wij zullen met u zijn in dezen krijg. ~
918 2Kro 19:5 | mannen, en hij zeide tot hen: Zullen wij tegen Ramoth in Gilead
919 2Kro 19:14 | de koning tot hem: Micha, zullen wij naar Ramoth in Gilead
920 2Kro 19:14 | voorspoedig zijn, want zij zullen in uw hand gegeven worden. ~
921 2Kro 21:9 | pestilentie, of honger, wij zullen voor dit huis, en voor Uw
922 2Kro 21:9 | Naam in dit huis is; en wij zullen uit onze benauwdheid tot
923 2Kro 21:12 | weten niet, wat wij doen zullen; maar onze ogen zijn op
924 2Kro 22:7 | te allen dage een lamp te zullen geven. ~
925 2Kro 22:27 | te allen dage een lamp te zullen geven. ~
926 2Kro 23:17 | priesteren en van de Levieten, zullen tot poortiers der dorpelen
927 2Kro 23:19 | Levieten, die dienen; die zullen ingaan, want zij zijn heilig;
928 2Kro 23:20 | 7 De Levieten nu zullen de koning rondom omsingelen,
929 2Kro 25:4 | heeft, zeggende: De vaders zullen niet sterven om de kinderen,
930 2Kro 25:4 | kinderen, en de kinderen zullen niet sterven om de vaders;
931 2Kro 30:9 | u bekeert tot den HEERE, zullen uw broederen en uw kinderen
932 2Kro 30:9 | hebben, zodat zij in dit land zullen wederkomen; want de HEERE,
933 2Kro 34:28 | verzameld worden, en uw ogen zullen al dat kwaad niet zien,
934 Ezra 1:4 | vreemdeling verkeert, dien zullen de lieden zijner plaats
935 Ezra 4:2 | ulieden bouwen, want wij zullen uw God zoeken, gelijk gijlieden
936 Ezra 4:3 | bouwen; maar wij alleen zullen het den HEERE, den God Israels,
937 Ezra 4:13 | ouden impost, en tol niet zullen geven, en gij zult aan de
938 Ezra 6:3 | en de fondamenten daarvan zullen zwaar zijn; zijn hoogte
939 Ezra 6:4 | nieuw hout; en de onkosten zullen uit des konings huis gegeven
940 Ezra 6:12 | en volken, die hun hand zullen uitstrekken, om te veranderen
941 Ezra 9:10 | 10 En nu, wat zullen wij zeggen, o onze God!
942 Ezra 9:14 | 14 Zullen wij nu wederkeren, om Uw
943 Ezra 10:3 | wat van haar geboren is, zullen doen uitgaan, naar den raad
944 Ezra 10:4 | zaak komt u toe; en wij zullen met u zijn; wees sterk en
945 Ezra 10:5 | en gans Israel zweren, te zullen doen naar dit woord; en
946 Neh 2:20 | en wij, Zijn knechten, zullen ons opmaken en bouwen; maar
947 Neh 4:2 | men hen laten geworden? Zullen zij offeren? Zullen zij
948 Neh 4:2 | geworden? Zullen zij offeren? Zullen zij het in een dag voleinden?
949 Neh 4:2 | het in een dag voleinden? Zullen zij de steentjes uit de
950 Neh 4:10 | zodat wij aan den muur niet zullen kunnen bouwen. ~
951 Neh 4:11 | onze vijanden gezegd: Zij zullen het niet weten, noch zien,
952 Neh 4:11 | en slaan hen dood; alzo zullen wij het werk doen ophouden. ~
953 Neh 5:12 | 12 Toen zeiden zij: Wij zullen het wedergeven, en van hen
954 Neh 5:12 | van hen niets zoeken; wij zullen alzo doen, als gij zegt.
955 Neh 6:9 | maken, zeggende: Hun handen zullen van het werk aflaten, dat
956 Neh 6:10 | tempels toesluiten; want zij zullen komen om u te doden, ja,
957 Neh 6:10 | te doden, ja, bij nacht zullen zij komen, om u te doden. ~
958 Neh 9:38 | Levieten en onze priesteren zullen het verzegelen. ~ ~ ~
959 Est 1:17 | zij haar mannen verachten zullen in haar ogen, als men zeggen
960 Est 1:18 | 18 Te dezen zelfden dage zullen de vorstinnen van Perzie
961 Est 1:18 | zij deze daad der koningin zullen horen, en er zal verachtens
962 Est 1:20 | gehoord zal worden, zo zullen alle vrouwen aan haar mannen
963 Job 6:26 | bestraffen, woorden bedenken, en zullen de redenen des mismoedigen
964 Job 7:8 | zal mij niet zien; uw ogen zullen op mij zijn; maar ik zal
965 Job 8:10 | 10 Zullen die u niet leren, tot u
966 Job 8:19 | zijns wegs; en uit het stof zullen anderen voortspruiten. ~
967 Job 8:22 | 22 Uw haters zullen met schaamte bekleed worden;
968 Job 9:31 | induiken, en mijn klederen zullen van mij gruwen. ~
969 Job 11:19 | u verschrikken; en velen zullen uw aangezicht smeken. ~
970 Job 11:20 | Maar de ogen der goddelozen zullen bezwijken, en de toevlucht
971 Job 12:8 | zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee
972 Job 14:12 | hemelen niet meer zijn, zullen zij niet opwaken, noch uit
973 Job 16:22 | Want weinige jaren in getal zullen er nog aankomen, en ik zal
974 Job 17:5 | ook zijner kinderen ogen zullen versmachten. ~
975 Job 17:8 | 8 De oprechten zullen hierover verbaasd zijn,
976 Job 17:16 | 16 Zij zullen ondervaren met de handbomen
977 Job 18:2 | maken? Merkt op, en daarna zullen wij spreken. ~
978 Job 18:7 | 7 De treden zijner macht zullen benauwd worden, en zijn
979 Job 18:11 | 11 De beroeringen zullen hem rondom verschrikken,
980 Job 18:16 | 16 Van onder zullen zijn wortelen verdorren,
981 Job 18:20 | 20 Over zijn dag zullen de nakomelingen verbaasd
982 Job 19:26 | mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn
983 Job 19:27 | aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een vreemde; mijn
984 Job 20:7 | die hem gezien hadden, zullen zeggen: Waar is hij? ~
985 Job 20:10 | 10 Zijn kinderen zullen zoeken den armen te behagen;
986 Job 20:10 | behagen; en zijn handen zullen zijn vermogen moeten weder
987 Job 20:11 | 11 Zijn beenderen zullen vol van zijn verborgene
988 Job 20:25 | voortkomen; verschrikkingen zullen over hem zijn. ~
989 Job 21:15 | zouden dienen? En wat baat zullen wij hebben, dat wij Hem
990 Job 26:5 | 5 De doden zullen geboren worden van onder
991 Job 27:4 | Indien mijn lippen onrecht zullen spreken, en indien mijn
992 Job 27:13 | den Almachtige ontvangen zullen. ~
993 Job 27:14 | zwaarde; en zijn spruiten zullen van brood niet verzadigd
994 Job 27:15 | 15 Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden,
995 Job 27:15 | worden, en zijn weduwen zullen niet wenen. ~
996 Job 27:20 | 20 Verschrikkingen zullen hem als wateren aangrijpen;
997 Job 33:3 | 3 Mijn redenen zullen de oprechtigheid mijns harten,
998 Job 34:34 | 34 De lieden van verstand zullen met mij zeggen, en een wijs
999 Job 36:4 | Want voorwaar, mijn woorden zullen geen valsheid zijn; een,
1000 Job 36:11 | horen, en Hem dienen, zo zullen zij hun dagen eindigen in
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3081 |