Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
hemors 1
hemzelve 1
hemzelven 6
hen 3060
hena 3
henadad 4
henen 253
Frequency    [«  »]
3143 zult
3088 om
3081 zullen
3060 hen
2888 god
2779 naar
2776 al

Bijbel

IntraText - Concordances

hen

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3060

     Book Chapter: Verse
2001 Eze 11:4 | Daarom profeteer tegen hen; profeteer, o mensenkind! ~ 2002 Eze 11:16 | de Heere HEERE: Hoewel Ik hen verre onder de heidenen 2003 Eze 11:16 | weggedaan heb, en hoewel Ik hen in de landen verstrooid 2004 Eze 11:22 | en de raderen tegenover hen; en de heerlijkheid des 2005 Eze 11:22 | Gods van Israel was over hen van boven. ~ 2006 Eze 12:10 | 10      Zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: 2007 Eze 12:10 | Israels, dat in het midden van hen is. ~ 2008 Eze 12:12 | vorst, die in het midden van hen is, zal het gereedschap 2009 Eze 12:14 | Ik zal het zwaard achter hen uittrekken. ~ 2010 Eze 12:15 | de HEERE ben, wanneer Ik hen onder de heidenen verspreiden 2011 Eze 12:15 | heidenen verspreiden en hen in de landen verstrooien 2012 Eze 12:16 | 16      Doch Ik zal van hen weinige lieden doen overblijven 2013 Eze 12:23 | 23      Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: 2014 Eze 12:23 | Israel. Maar spreek tot hen: De      dagen zijn nabij 2015 Eze 12:28 | 28      Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: 2016 Eze 13:6 | gesproken, daar de HEERE hen niet gezonden heeft; en 2017 Eze 14:3 | dan      ernstiglijk van hen gevraagd? ~ 2018 Eze 14:4 | 4      Daarom spreek met hen, en zeg tot hen: Alzo zegt 2019 Eze 14:4 | spreek met hen, en zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: 2020 Eze 15:7 | zal Mijn aangezicht tegen hen zetten; als zij van het 2021 Eze 15:7 | uitgaan, zal het andere vuur hen verteren; en gij zult weten, 2022 Eze 15:7 | Mijn aangezicht tegen   hen gesteld zal hebben. ~ 2023 Eze 16:21 | overgegeven, als gij dezelve voor hen door het vuur hebt doen 2024 Eze 16:28 | onverzadelijk waart; ja, als gij met hen gehoereerd hebt, zijt gij 2025 Eze 16:37 | gij gehaat hebt; en Ik zal hen van rondom      vergaderen 2026 Eze 16:37 | tegen u, en Ik zal voor hen uw naaktheid ontdekken, 2027 Eze 20:3 | oudsten van Israel, en zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: 2028 Eze 20:5 | 5      En zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: 2029 Eze 20:5 | ja, Ik hief Mijn hand tot hen op, zeggende: Ik ben de 2030 Eze 20:6 | dage hief Ik Mijn hand tot hen op, dat Ik hen uit Egypteland 2031 Eze 20:6 | hand tot hen op, dat Ik hen uit Egypteland uitvoeren 2032 Eze 20:6 | in een land, dat Ik voor hen uitgespeurd had, vloeiende 2033 Eze 20:7 | 7      En Ik zeide tot hen: Een ieder werpe de verfoeiselen 2034 Eze 20:8 | Ik Mijn grimmigheid over hen uitgieten zou, om Mijn toorn 2035 Eze 20:8 | zou, om Mijn toorn tegen hen te volbrengen in het midden 2036 Eze 20:9 | bekend      gemaakt heb, om hen uit Egypteland uit te voeren. ~ 2037 Eze 20:10 | 10      En Ik voerde hen uit Egypteland, en bracht 2038 Eze 20:10 | uit Egypteland, en bracht hen in de woestijn. ~ 2039 Eze 20:12 | zijn tussen Mij en tussen hen, opdat zij zouden weten, 2040 Eze 20:12 | dat Ik de HEERE ben, Die hen heilige. ~ 2041 Eze 20:13 | te zullen uitgieten over hen in de woestijn, om hen te 2042 Eze 20:13 | over hen in de woestijn, om hen te verdoen. ~ 2043 Eze 20:14 | heidenen, voor welker ogen Ik hen uitvoerde. ~ 2044 Eze 20:15 | Ik ook Mijn hand op tot hen in de woestijn, dat Ik hen 2045 Eze 20:15 | hen in de woestijn, dat Ik hen niet zou brengen in het 2046 Eze 20:17 | Doch Mijn oog verschoonde hen, dat Ik hen niet verdierf, 2047 Eze 20:17 | verschoonde hen, dat Ik hen niet verdierf, en geen voleinding 2048 Eze 20:17 | en geen voleinding met hen maakte in de woestijn. ~ 2049 Eze 20:21 | te zullen uitgieten over hen, volbrengende Mijn toorn 2050 Eze 20:21 | volbrengende Mijn toorn tegen hen in de woestijn. ~ 2051 Eze 20:22 | worden, voor welker ogen Ik hen uitgevoerd had. ~ 2052 Eze 20:23 | Ik hief ook Mijn hand tot hen op in de woestijn, dat Ik 2053 Eze 20:23 | op in de woestijn, dat Ik hen verspreiden zou onder de 2054 Eze 20:23 | zou onder de heidenen, en hen verstrooien in de landen; ~ 2055 Eze 20:26 | En Ik verontreinigde hen in hun giften, omdat zij 2056 Eze 20:27 | huis Israels, en zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: 2057 Eze 20:28 | 28      Als Ik hen in het land gebracht had, 2058 Eze 20:29 | 29      En Ik zeide tot hen: Wat is die hoogte, waarhenen 2059 Eze 20:38 | ulieden uitzuiveren; Ik zal hen uit het land hunner vreemdelingschappen 2060 Eze 20:40 | daar zal Ik welgevallen aan hen      nemen, en daar zal 2061 Eze 21:14 | verslagen zullen worden, dat tot hen in de binnenste kameren 2062 Eze 21:23 | eden beedigd zijn onder hen; maar hij zal der ongerechtigheid 2063 Eze 22:26 | Ik word in het midden van hen ontheiligd. ~ 2064 Eze 22:28 | Haar profeten nu pleisteren hen met loze kalk; ziende ijdelheid 2065 Eze 22:30 | Ik zocht nu een man uit hen, die den muur mocht toemuren, 2066 Eze 22:31 | heb Ik Mijn gramschap over hen uitgegoten; door het vuur 2067 Eze 22:31 | Mijner verbolgenheid heb Ik hen verteerd; hun weg heb Ik 2068 Eze 23:16 | ogen, en zij zond boden tot hen, naar Chaldea. 2069 Eze 23:17 | verontreinigde zij zich met hen; daarna werd haar ziel van      2070 Eze 23:17 | werd haar ziel van      hen afgetrokken. ~ 2071 Eze 23:22 | tegen u verwekken, en Ik zal hen van rondom tegen u aanbrengen. ~ 2072 Eze 23:23 | alle kinderen van Assur met hen; gewenste jongelingen, die 2073 Eze 23:27 | en gij zult uw ogen naar hen niet opheffen, en aan Egypte 2074 Eze 23:37 | gebaard      hadden, voor hen door het vuur laten doorgaan, 2075 Eze 24:3 | wederspannig huis, en zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: 2076 Eze 24:20 | 20      En ik zeide tot hen: Het woord des HEEREN is 2077 Eze 24:25 | zijn, ten dage, als Ik van hen zal wegnemen hun sterkte, 2078 Eze 25:12 | hebben, dat zij zich aan hen      gewroken hebben: ~ 2079 Eze 25:17 | grimmige straffingen onder hen doen; en zij zullen weten, 2080 Eze 25:17 | ben, als Ik Mijn wraak aan hen gedaan zal hebben. ~  ~  ~  ~ ~ 2081 Eze 28:24 | hebben, van allen, die rondom hen zijn, die henlieden beroven; 2082 Eze 28:25 | verstrooid zijn, en Ik onder hen voor de ogen der heidenen 2083 Eze 28:26 | van degenen, die rondom hen zijn; en zij zullen weten 2084 Eze 29:12 | onder de heidenen, en zal hen verspreiden in de landen. ~ 2085 Eze 29:14 | der Egyptenaren wenden, en hen wederbrengen in het land 2086 Eze 29:15 | de heidenen; want Ik zal hen verminderen, dat zij niet 2087 Eze 29:21 | geven in het midden van hen; en zij zullen weten, dat 2088 Eze 30:5 | des verbonds zullen met hen vallen door het zwaard. ~ 2089 Eze 30:9 | en er zal grote smart bij hen zijn, als in den dag van      2090 Eze 30:23 | onder de heidenen, en zal hen verspreiden in de landen. ~ 2091 Eze 30:26 | onder de heidenen, en zal hen verspreiden in de landen; 2092 Eze 32:25 | zwaard, omdat een schrik van hen gegeven is in het land der 2093 Eze 33:2 | kinderen uws volks, en zeg tot hen: Wanneer Ik het zwaard over 2094 Eze 33:6 | komt, en neemt een ziel uit hen weg;      die is wel in 2095 Eze 33:7 | uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen. ~ 2096 Eze 33:11 | 11      Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef, 2097 Eze 33:25 | 25      Daarom zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: 2098 Eze 33:27 | 27      Alzo zult gij tot hen zeggen: De Heere HEERE zegt 2099 Eze 33:33 | profeet in het midden van hen geweest is. ~  ~  ~  ~ ~ 2100 Eze 34:2 | Israel; profeteer en zeg tot hen, tot de herders: Alzo zegt 2101 Eze 34:4 | maar gij heerst      over hen met strengheid en met hardigheid. 2102 Eze 34:20 | de Heere HEERE alzo tot hen: Ziet Ik, ja, Ik zal richten 2103 Eze 34:23 | zal een enigen Herder over hen verwekken, en Hij zal hen 2104 Eze 34:23 | hen verwekken, en Hij zal hen weiden, namelijk Mijn knecht 2105 Eze 34:24 | Vorst zijn in het midden van hen, Ik, de HEERE, heb het gesproken. ~ 2106 Eze 34:25 | een verbond des vredes met hen maken, en zal het boos gedierte 2107 Eze 34:27 | zal hebben verbroken, en hen gerukt uit de hand dergenen, 2108 Eze 34:27 | hand dergenen, die zich van hen deden dienen. ~ 2109 Eze 34:30 | de HEERE, hun God, met hen ben, en dat zij Mijn volk 2110 Eze 35:11 | die gij uit uw haat tegen hen hebt te werk gesteld; en 2111 Eze 35:11 | gesteld; en Ik zal      bij hen bekend worden, wanneer Ik 2112 Eze 36:18 | Ik Mijn grimmigheid over hen uit, om des bloeds wil, 2113 Eze 36:19 | 19      En Ik verstrooide hen onder de heidenen, en zij 2114 Eze 36:20 | heiligen Naam, omdat men van hen zeide: Dezen zijn het volk 2115 Eze 36:21 | Maar Ik verschoonde hen om Mijn heiligen Naam, dien 2116 Eze 36:23 | dien gij in het midden van hen ontheiligd hebt; en de heidenen 2117 Eze 37:8 | maar er was geen geest in hen. ~ 2118 Eze 37:10 | had. Toen kwam de geest in hen, en zij werden levend en 2119 Eze 37:12 | Daarom, profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: 2120 Eze 37:19 | 19      Zo spreek tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: 2121 Eze 37:21 | 21      Spreek dan tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: 2122 Eze 37:21 | rondom,      en brengen hen in hun land; ~ 2123 Eze 37:24 | Knecht David zal Koning over hen zijn; en zij zullen allen 2124 Eze 37:26 | een verbond des vredes met hen maken, het zal een eeuwig 2125 Eze 37:26 | zal een eeuwig verbond met hen zijn; en Ik zal ze inzetten 2126 Eze 37:26 | heiligdom in het      midden van hen zetten tot in eeuwigheid. ~ 2127 Eze 37:27 | Mijn tabernakel zal bij hen zijn, en Ik zal hun tot 2128 Eze 37:28 | heiligdom in het midden van hen zal zijn tot in eeuwigheid. ~  ~  ~  ~ ~ 2129 Eze 38:5 | Perzen, Moren en Puteers met hen, die altemaal schild en 2130 Eze 38:17 | jaren lang, dat Ik u tegen hen zou aanbrengen? ~ 2131 Eze 39:10 | zullen beroven degenen, die hen beroofd hadden, en      2132 Eze 39:10 | en      plunderen, die hen geplunderd hadden, spreekt 2133 Eze 39:12 | Het huis Israels nu zal hen begraven, om het land te 2134 Eze 39:21 | en Mijn hand, die Ik aan hen gelegd heb. ~ 2135 Eze 39:23 | Mijn aangezicht      voor hen verborgen heb, en heb ze 2136 Eze 39:24 | overtredingen heb Ik met hen gehandeld, en Ik heb Mijn 2137 Eze 39:24 | heb Mijn aangezicht voor hen verborgen. ~ 2138 Eze 39:26 | er niemand was, die      hen verschrikte. ~ 2139 Eze 39:27 | 27      Als Ik hen zal hebben wedergebracht 2140 Eze 39:27 | wedergebracht uit de volken, en hen vergaderd zal hebben uit 2141 Eze 39:27 | hunner vijanden, en Ik aan hen geheiligd zal zijn voor 2142 Eze 39:28 | aldaar niemand van hen meer overgelaten. ~ 2143 Eze 39:29 | zal Mijn aangezicht voor hen niet meer verbergen, wanneer 2144 Eze 43:8 | wand tussen Mij en tussen hen was, en verontreinigden 2145 Eze 43:9 | Ik zal in het midden van hen wonen in eeuwigheid. ~ 2146 Eze 44:11 | hun aangezicht staan, om hen te dienen; ~ 2147 Eze 44:12 | Ik Mijn hand      tegen hen opgeheven, spreekt de Heere 2148 Eze 44:14 | 14      Daarom zal Ik hen stellen tot wachters van 2149 Eze 44:17 | aantrekken; maar wol zal op hen niet komen, als zij dienen 2150 Eze 44:24 | Mijn rechten zullen zij hen richten; en zij zullen Mijn 2151 Eze 44:25 | 25      Ook zal geen van hen tot een doden mens ingaan, 2152 Eze 45:15 | dankofferen om verzoening over hen te doen, spreekt de      2153 Eze 46:10 | nu zal in het midden van hen ingaan, als zij ingaan; 2154 Eze 46:18 | de erfenis des volks, om hen van hun bezitting te beroven; 2155 Dan 1:4 | konings paleis; en dat men hen onderwees in de boeken en 2156 Dan 1:5 | zijns dranks, en dat men hen drie jaren alzo optoog, 2157 Dan 1:14 | 14      Toen hoorde hij hen in deze zaak, en hij beproefde 2158 Dan 1:18 | koning gezegd had, dat men hen zou inbrengen, zo bracht 2159 Dan 1:19 | En de koning sprak met hen; doch er werd uit hen allen 2160 Dan 1:19 | met hen; doch er werd uit hen allen niemand gevonden, 2161 Dan 1:20 | hun afvroeg, zo vond hij hen tienmaal boven al de tovernaars 2162 Dan 2:3 | En de koning zeide tot hen: Ik heb een droom gedroomd; 2163 Dan 3:14 | antwoordde en zeide tot hen: Is het met opzet, Sadrach, 2164 Dan 3:21 | klederen, en zij wierpen hen in het midden van den oven 2165 Dan 3:25 | en er is geen verderf aan hen; en de gedaante des vierden 2166 Dan 4:7 | ik zeide den droom voor hen; maar zij maakten mij zijn 2167 Dan 6:25 | in den kuil der leeuwen hen, hun kinderen, en hun vrouwen; 2168 Dan 6:25 | de leeuwen heersten over hen, zij vermorzelden ook al 2169 Dan 7:24 | opstaan, en een ander zal na hen opstaan; en dat zal verscheiden 2170 Dan 10:7 | grote verschrikking viel op hen, en zij vloden, om zich 2171 Dan 11:10 | heiren verzamelen; en een van hen zal snellijk komen, en als 2172 Dan 11:24 | goederen, zal      hij onder hen uitstrooien, en hij zal 2173 Dan 11:34 | zich door vleierijen tot hen vervoegen. ~ 2174 Dan 11:35 | zullen er sommigen vallen, om hen te louteren en te reinigen, 2175 Hos 1:10 | dat ter plaatse, waar tot hen gezegd zal      zijn: Gijlieden 2176 Hos 1:10 | zijt Mijn volk niet; tot hen gezegd zal worden: Gij zijt 2177 Hos 2:6 | niet aantreffen; en zij zal hen zoeken, maar niet vinden; 2178 Hos 2:17 | dien dage een verbond voor hen maken met het wild gedierte 2179 Hos 2:17 | aarde verbreken, en zal hen in zekerheid doen nederliggen. ~ 2180 Hos 4:12 | der hoererijen verleidt hen, dat zij van onder hun God 2181 Hos 4:16 | een onbandige koe; nu zal hen de HEERE weiden, als een 2182 Hos 4:19 | 19      Een wind heeft hen gebonden in zijn vleugelen, 2183 Hos 5:4 | hoererijen is in het midden van hen, en den HEERE kennen zij 2184 Hos 5:5 | ongerechtigheid; ook zal Juda met hen vallen. ~ 2185 Hos 5:6 | vinden; Hij heeft Zich van hen onttrokken. ~ 2186 Hos 5:7 | kinderen gewonnen; nu zal hen de nieuwe maand verteren 2187 Hos 5:10 | verbolgenheid, als water, over hen uitgieten. ~ 2188 Hos 6:5 | 5      Daarom heb Ik hen behouwen door de profeten; 2189 Hos 7:2 | gedachtig ben; nu omsingelen hen hun handelingen, zij zijn 2190 Hos 7:7 | vallen; er is niemand onder hen, die tot Mij roept. ~ 2191 Hos 7:12 | henengaan, zal Ik Mijn net over hen uitspreiden, Ik zal ze als 2192 Hos 7:13 | 13      Wee hen, want zij zijn van Mij afgezworven; 2193 Hos 7:13 | afgezworven; verstoring over hen, want zij hebben tegen Mij 2194 Hos 7:13 | tegen Mij overtreden! Ik zou hen wel verlossen, maar zij 2195 Hos 7:15 | 15      Ik heb hen wel getuchtigd, en hunlieder 2196 Hos 8:5 | verstoten; Mijn toorn is tegen hen ontstoken; hoe lang zullen 2197 Hos 8:13 | maar de HEERE heeft aan hen geen welgevallen. Nu zal 2198 Hos 9:6 | hun zilver, netelen zullen hen erfelijk bezitten,      2199 Hos 9:12 | mochten groot maken, Ik zal er hen toch van beroven, dat zij 2200 Hos 9:12 | ook, wee hun, als Ik van hen zal geweken zijn! ~ 2201 Hos 11:11 | land van Assur; en Ik zal hen doen wonen in hun huizen, 2202 Hos 12:15 | Efraim daarentegen heeft Hen zeer bitterlijk vertoornd; 2203 Hos 13:8 | 8      Ik ontmoette hen als een beer, die van jongen 2204 Hos 13:8 | des velds verscheurde      hen. ~ 2205 Hos 13:14 | 14      Doch Ik zal hen van het geweld der hel verlossen, 2206 Hos 14:5 | afkering genezen, Ik zal hen vrijwilliglijk liefhebben; 2207 Joe 2:17 | voorhuis en het altaar, en laat hen zeggen: Spaar Uw volk, o 2208 Joe 2:17 | dat de heidenen over hen zouden heersen; waarom zouden 2209 Joe 3:2 | heidenen vergaderen, en zal hen afvoeren in het dal van 2210 Joe 3:2 | van Josafat; en Ik zal met hen aldaar richten, vanwege 2211 Joe 3:6 | kinderen der Grieken, opdat gij hen verre van hun landpale, 2212 Amos 2:4 | hebben; en      hun leugenen hen verleid hebben, die hun 2213 Amos 9:1 | vliedende zal onder hen niet ontvlieden, noch de 2214 Amos 9:1 | noch de ontkomende onder hen behouden worden. ~ 2215 Amos 9:4 | zwaard gebieden, dat het hen dode; en Ik zal Mijn oog 2216 Amos 9:4 | en Ik zal Mijn oog tegen hen zetten ten kwade, en      2217 Oba 1:1 | laat ons opstaan tegen hen ten strijde. ~ 2218 Oba 1:11 | gij      ook als een van hen. ~ 2219 Oba 1:18 | stoppel; en zij zullen tegen hen ontbranden, en zullen ze 2220 Jona 1:9 | 9      En hij zeide tot hen: Ik ben een Hebreer; en 2221 Jona 1:12 | 12      En hij zeide tot hen: Neemt mij op, en werpt 2222 Jona 1:13 | langer hoe onstuimiger tegen hen. ~ 2223 Mic 3:2 | zij roven hun huid van hen af, en hun vlees van hun 2224 Mic 3:4 | den HEERE, doch Hij zal hen niet verhoren; maar zal 2225 Mic 3:4 | aangezicht te dier tijd voor hen verbergen, gelijk als zij 2226 Mic 3:6 | en de dag      zal over hen zwart worden. ~ 2227 Mic 4:7 | de HEERE zal Koning over hen zijn op den berg      Sions, 2228 Mic 4:12 | Zijn raadslag niet; dat Hij hen vergaderd heeft als garven 2229 Mic 7:4 | 4      De beste van hen is als een doorn; de oprechtste 2230 Nah 1:7 | benauwdheid, en Hij kent hen, die op Hem betrouwen. ~ 2231 Nah 2:11 | en er was niemand, die hen verschrikte. ~ 2232 Zep 1:18 | zilver, noch hun goud zal hen kunnen redden ten dage der 2233 Zep 2:7 | HEERE, hunlieder      God, hen zal bezocht, en hun gevangenis 2234 Zep 2:11 | Vreselijk zal de HEERE tegen hen wezen, want Hij zal al de 2235 Zep 3:8 | koninkrijken te vergaderen, om over hen      Mijn gramschap, de 2236 Zep 3:13 | nederliggen, en niemand zal hen verschrikken. ~ 2237 Zac 1:3 | 3      Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de HEERE der 2238 Zac 7:14 | 14      Maar Ik heb hen weggestormd onder alle heidenen, 2239 Zac 7:14 | en het land werd achter hen verwoest, zodat er niemand 2240 Zac 8:8 | 8      En Ik zal hen herwaarts brengen, dat zij 2241 Zac 9:5 | hetgeen, waar zij op zagen, hen heeft te schande gemaakt; 2242 Zac 9:8 | de drijver niet meer door hen doorga; want nu      heb 2243 Zac 9:15 | HEERE der heirscharen zal hen beschutten, en zij zullen 2244 Zac 10:3 | van Juda, en Hij      zal hen stellen, gelijk het paard 2245 Zac 10:5 | strijden; want de HEERE zal met hen wezen; en zij zullen die 2246 Zac 10:6 | zal Ik behouden, en Ik zal hen weder inzetten; want Ik 2247 Zac 10:6 | zij zullen wezen, alsof Ik hen niet      verstoten had; 2248 Zac 10:8 | 8      Ik zal hen toesissen, en zal ze vergaderen, 2249 Zac 10:9 | 9      En Ik zal hen onder de volken zaaien, 2250 Zac 10:12 | 12      En Ik zal hen sterken in den HEERE, en 2251 Zac 11:5 | 5      Welker bezitters hen doden, en houden het voor 2252 Zac 11:8 | want mijn ziel was over hen verdrietig geworden, en 2253 Zac 11:13 | waard geacht ben geweest van hen! En ik nam die dertig zilverlingen, 2254 Zac 12:8 | beschutten; en die, die onder hen struikelen zou, zal te dien 2255 Zac 14:13 | gedruis van den HEERE onder hen zal wezen, zodat zij een 2256 Zac 14:18 | komen, zo zal die plage over hen zijn, met dewelke de HEERE 2257 Mal 1:4 | afbreken; en men      zal hen noemen: Landpale der goddeloosheid, 2258 Mal 3:17 | eigendom zijn; en Ik zal hen verschonen, gelijk als een 2259 Mal 4:4 | Mozes, Mijn knecht, die Ik hen bevolen heb op Horeb aan 2260 Matt 2:4 | Schriftgeleerden des volks, vraagde van hen, waar de Christus zou geboren 2261 Matt 2:7 | vernam naarstiglijk van hen den tijd, wanneer de ster 2262 Matt 2:8 | 8 En hen naar Bethlehem zendende, 2263 Matt 2:30 | zijn doop komen, sprak tot hen: Gij adderengebroedsels! 2264 Matt 4:19 | 19 En Hij zeide tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal 2265 Matt 4:21 | netten vermakende, en heeft hen geroepen. ~ 2266 Matt 5:2 | geopend hebbende, leerde Hij hen, zeggende: ~ 2267 Matt 6:1 | doet voor de mensen, om van hen gezien te worden; anders 2268 Matt 7:16 | Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men ook een 2269 Matt 7:29 | 29 Want Hij leerde hen, als macht hebbende, en 2270 Matt 8:26 | 26 En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig, 2271 Matt 8:30 | 30 En verre van hen was een kudde veler zwijnen, 2272 Matt 8:32 | 32 En Hij zeide tot hen: Gaat heen. En zij uitgaande, 2273 Matt 9:12 | zulks horende, zeide tot hen: Die gezond zijn hebben 2274 Matt 9:15 | 15 En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen 2275 Matt 9:15 | zolang de Bruidegom bij hen is? Maar de dagen zullen 2276 Matt 9:15 | wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en 2277 Matt 9:18 | Als Hij deze dingen tot hen sprak, ziet, een overste 2278 Matt 9:24 | 24 Zeide Hij tot hen: Vertrekt; want het dochtertje 2279 Matt 9:28 | Hem. En Jezus zeide tot hen: Gelooft gij, dat Ik dat 2280 Matt 9:36 | ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid 2281 Matt 10:21 | tegen de ouders, en zullen hen doden. ~ 2282 Matt 10:26 | 26 Vreest dan hen niet; want er is niets bedekt, 2283 Matt 11:4 | antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt 2284 Matt 12:3 | 3 Maar Hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen, 2285 Matt 12:11 | 11 En Hij zeide tot hen: Wat mens zal er zijn onder 2286 Matt 12:25 | hun gedachten, zeide tot hen: Een ieder koninkrijk, dat 2287 Matt 12:39 | antwoordde en zeide tot hen: Het boos en overspelig 2288 Matt 13:3 | 3 En Hij sprak tot hen vele dingen door gelijkenissen, 2289 Matt 13:10 | Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen? ~ 2290 Matt 13:11 | antwoordende, zeide tot hen: Omdat het u gegeven is, 2291 Matt 13:13 | 13 Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat 2292 Matt 13:14 | 14 En in hen wordt de profetie van Jesaja 2293 Matt 13:15 | en zich bekeren, en Ik hen geneze. ~ 2294 Matt 13:28 | 28 En hij zeide tot hen: Een vijandig mens heeft 2295 Matt 13:33 | gelijkenis sprak Hij tot hen, zeggende: Het Koninkrijk 2296 Matt 13:34 | gelijkenis sprak Hij tot hen niet. ~ 2297 Matt 13:37 | antwoordende, zeide tot hen: Die het goede zaad zaait, 2298 Matt 13:51 | 51 En Jezus zeide tot hen: Hebt gij dit alles verstaan? 2299 Matt 13:52 | 52 En Hij zeide tot hen: Daarom, een iegelijk Schriftgeleerde, 2300 Matt 13:54 | Zijn vaderland, leerde Hij hen in hun synagoge, zodat zij 2301 Matt 13:57 | geergerd. Maar Jezus zeide tot hen: Een profeet is niet ongeeerd, 2302 Matt 14:6 | Herodias in het midden van hen, en zij behaagde aan Herodes. ~ 2303 Matt 14:14 | innerlijk met ontferming over hen bewogen, en genas hun kranken. ~ 2304 Matt 14:16 | 16 Maar Jezus zeide tot hen: Het is hun niet van node 2305 Matt 14:25 | nachts kwam Jezus af tot hen, wandelende op de zee. ~ 2306 Matt 14:27 | Maar terstond sprak Jezus hen aan, zeggende: Zijt goedsmoeds, 2307 Matt 15:3 | antwoordende, zeide tot hen: Waarom overtreedt ook gij 2308 Matt 15:10 | geroepen had, zeide Hij tot hen: Hoort en verstaat. ~ 2309 Matt 15:14 | 14 Laat hen varen; zij zijn blinde leidslieden 2310 Matt 15:32 | zij eten zouden; en Ik wil hen niet nuchteren van Mij laten, 2311 Matt 15:34 | 34 En Jezus zeide tot hen: Hoevele broden hebt gij? 2312 Matt 16:2 | antwoordde, en zeide tot hen: Als het avond geworden 2313 Matt 16:4 | van Jona, den profeet. En hen verlatende, ging Hij weg. ~ 2314 Matt 16:6 | 6 En Jezus zeide tot hen: Ziet toe, en wacht u van 2315 Matt 16:8 | dat wetende, zeide tot hen: Wat overlegt gij bij uzelven, 2316 Matt 16:15 | 15 Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, 2317 Matt 17:1 | zijn broeder, en bracht hen op een hoge berg alleen. ~ 2318 Matt 17:2 | 2 En Hij werd voor hen veranderd van gedaante; 2319 Matt 17:3 | 3 En ziet, van hen werden gezien Mozes en Elias, 2320 Matt 17:5 | een luchtige wolk heeft hen overschaduwd; en ziet, een 2321 Matt 17:7 | 7 En Jezus, bij hen komende, raakte hen aan, 2322 Matt 17:7 | bij hen komende, raakte hen aan, en zeide: Staat op 2323 Matt 17:11 | antwoordende, zeide tot hen: Elias zal wel eerst komen, 2324 Matt 17:12 | ook de Zoon des mensen van hen lijden. ~ 2325 Matt 17:20 | 20 En Jezus zeide tot hen: Om uws ongeloofs wil; want 2326 Matt 17:22 | verkeerden, zeide Jezus tot hen: De Zoon des mensen zal 2327 Matt 17:27 | neem die, en geef hem aan hen voor Mij en u. ~  ~ 2328 Matt 18:2 | stelde dat in het midden van hen; ~ 2329 Matt 18:20 | ben Ik in het midden van hen. ~ 2330 Matt 19:4 | antwoordende, zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen, 2331 Matt 19:8 | 8 Hij zeide tot hen: Mozes heeft vanwege de 2332 Matt 19:11 | 11 Doch Hij zeide tot hen: Allen vatten dit woord 2333 Matt 19:14 | kinderkens, en verhindert hen niet tot Mij te komen; want 2334 Matt 19:26 | 26 En Jezus, hen aanziende, zeide tot hen: 2335 Matt 19:26 | hen aanziende, zeide tot hen: Bij de mensen is dat onmogelijk, 2336 Matt 19:28 | 28 En Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat 2337 Matt 20:2 | penning des daags, zond hij hen heen in zijn wijngaard. ~ 2338 Matt 20:6 | ledig staande, en zeide tot hen: Wat staat gij hier den 2339 Matt 20:7 | gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij heen in den 2340 Matt 20:13 | antwoordende, zeide tot een van hen: Vriend! ik doe u geen onrecht; 2341 Matt 20:17 | op de weg, en zeide tot hen: ~ 2342 Matt 20:23 | 23 En Hij zeide tot hen: Mijn drinkbeker zult gij 2343 Matt 20:25 | 25 En als Jezus hen tot Zich geroepen had, zeide 2344 Matt 20:25 | heerschappij voeren over hen, en de groten gebruiken 2345 Matt 20:25 | groten gebruiken macht over hen. ~ 2346 Matt 20:31 | 31 En de schare bestrafte hen, opdat zij zwijgen zouden; 2347 Matt 20:32 | Jezus, stil staande, riep hen en zeide: Wat wilt gij, 2348 Matt 21:1 | discipelen, zeggende tot hen: 2349 Matt 21:13 | 13 En Hij zeide tot hen: Er is geschreven: Mijn 2350 Matt 21:16 | zeggen? En Jezus zeide tot hen: Ja; hebt gij nooit gelezen: 2351 Matt 21:17 | 17 En hen verlatende, ging Hij van 2352 Matt 21:21 | antwoordende, zeide tot hen: Voorwaar zeg Ik u: Indien 2353 Matt 21:24 | antwoordende, zeide tot hen: Ik zal u ook een woord 2354 Matt 21:27 | het niet. En Hij zeide tot hen: Zo zeg Ik u ook niet, door 2355 Matt 21:31 | eerste. Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat 2356 Matt 21:37 | ten laatste zond hij tot hen zijn zoon, zeggende: Zij 2357 Matt 21:42 | 42 Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen 2358 Matt 21:45 | verstonden zij, dat Hij van hen sprak. ~ 2359 Matt 22:1 | antwoordende, sprak tot hen wederom door gelijkenissen, 2360 Matt 22:6 | smaadheid aan, en doodden hen. ~ 2361 Matt 22:20 | 20 En Hij zeide tot hen: Wiens is dit beeld en het 2362 Matt 22:21 | keizers. Toen zeide Hij tot hen: Geeft dan den keizer, dat 2363 Matt 22:29 | antwoordde en zeide tot hen: Gij dwaalt, niet wetende 2364 Matt 22:35 | 35 En een uit hen, zijnde een Wetgeleerde, 2365 Matt 22:43 | 43 Hij zeide tot hen: Hoe noemt Hem dan David, 2366 Matt 23:30 | geweest, wij zouden met hen geen gemeenschap gehad hebben 2367 Matt 23:34 | in uw synagogen, en zult hen vervolgen van stad tot stad; ~ 2368 Matt 23:37 | bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert 2369 Matt 24:2 | 2 En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? 2370 Matt 24:4 | antwoordende, zeide tot hen: Ziet toe, dat u niemand 2371 Matt 24:39 | totdat de zondvloed kwam, en hen allen wegnam; alzo zal ook 2372 Matt 25:19 | dienstknechten, en hield rekening met hen. ~ 2373 Matt 25:40 | Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar zeg Ik 2374 Matt 26:10 | zulks verstaande, zeide tot hen: Waarom doet gij deze vrouw 2375 Matt 26:22 | begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen: Ben ik 2376 Matt 26:31 | 31 Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij 2377 Matt 26:36 | 36 Toen ging Jezus met hen in een plaats genaamd Gethsemane, 2378 Matt 26:38 | 38 Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd 2379 Matt 26:40 | tot de discipelen en vond hen slapende, en zeide tot Petrus: 2380 Matt 26:43 | 43 En komende bij hen, vond Hij hen wederom slapende; 2381 Matt 26:43 | komende bij hen, vond Hij hen wederom slapende; want hun 2382 Matt 26:44 | 44 En hen latende, ging Hij wederom 2383 Matt 26:45 | discipelen, en zeide tot hen: Slaapt nu voort, en rust; 2384 Matt 27:17 | waren, zeide Pilatus tot hen: Welken wilt gij, dat ik 2385 Matt 27:21 | antwoordende, zeide tot hen: Welke van deze twee wilt 2386 Matt 27:22 | 22 Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met 2387 Matt 27:48 | 48 En terstond een van hen toe lopende, nam een spons, 2388 Matt 28:16 | naar den berg, waar Jezus hen bescheiden had. ~ 2389 Matt 28:18 | 18 En Jezus, bij hen komende, sprak tot hen, 2390 Matt 28:18 | bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven 2391 Matt 28:19 | Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik 2392 Mark 1:17 | 17 En Jezus zeide tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal 2393 Mark 1:20 | 20 En terstond riep Hij hen; en zij, latende hun vader 2394 Mark 1:22 | Zijn leer; want Hij leerde hen, als machthebbende, en niet 2395 Mark 1:38 | 38 En Hij zeide tot hen: Laat ons in de bijliggende 2396 Mark 2:2 | plaatsen omtrent de deur hen niet meer konden bevatten; 2397 Mark 2:2 | Hij sprak het woord tot hen. ~ 2398 Mark 2:8 | zichzelven overdachten, zeide tot hen: Wat overdenkt gij deze 2399 Mark 2:13 | kwam tot Hem, en Hij leerde hen. ~ 2400 Mark 2:17 | dat horende, zeide tot hen: Die gezond zijn, hebben 2401 Mark 2:19 | 19 En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen 2402 Mark 2:19 | terwijl de Bruidegom bij hen is? Zo langen tijd zij den 2403 Mark 2:20 | wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en 2404 Mark 2:25 | 25 En Hij zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen, 2405 Mark 2:27 | 27 En Hij zeide tot hen: De sabbat is gemaakt om 2406 Mark 3:4 | 4 En Hij zeide tot hen: Is het geoorloofd op sabbatdagen 2407 Mark 3:5 | 5 En als Hij hen met toorn rondom aangezien 2408 Mark 3:23 | 23 En hen tot Zich geroepen hebbende, 2409 Mark 3:23 | hebbende, zeide Hij tot hen in gelijkenissen: Hoe kan 2410 Mark 4:2 | zeide in Zijn lering tot hen: ~ 2411 Mark 4:9 | 9 En Hij zeide tot hen: Wie oren heeft om te horen, 2412 Mark 4:11 | 11 En Hij zeide tot hen: Het is u gegeven te verstaan 2413 Mark 4:13 | 13 En Hij zeide tot hen: Weet gij deze gelijkenis 2414 Mark 4:21 | 21 En Hij zeide tot hen: Komt ook de kaars, opdat 2415 Mark 4:24 | 24 En Hij zeide tot hen: Ziet, wat gij hoort. Met 2416 Mark 4:33 | gelijkenissen sprak Hij tot hen het Woord, naardat zij het 2417 Mark 4:34 | gelijkenis sprak Hij tot hen niet; maar Hij verklaarde 2418 Mark 4:35 | geworden was, zeide Hij tot hen: Laat ons overvaren aan 2419 Mark 4:40 | 40 En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij zo vreesachtig? 2420 Mark 5:10 | hij bad Hem zeer, dat Hij hen buiten het land niet wegzond. ~ 2421 Mark 5:39 | ingegaan zijnde, zeide Hij tot hen: Wat maakt gij beroerte, 2422 Mark 5:40 | belachten Hem; maar Hij, als Hij hen allen had uitgedreven, nam 2423 Mark 6:4 | 4 En Jezus zeide tot hen: Een profeet is niet ongeeerd 2424 Mark 6:5 | zieken de handen op, en genas hen. ~ 2425 Mark 6:7 | Zich de twaalven, en begon hen uit te zenden twee en twee, 2426 Mark 6:10 | 10 En Hij zeide tot hen: Zo waar gij in een huis 2427 Mark 6:13 | kranken met olie, en maakten hen gezond. ~ 2428 Mark 6:31 | 31 En Hij zeide tot hen: Komt gijlieden in een woeste 2429 Mark 6:33 | 33 En de scharen zagen hen heenvaren, en velen werden 2430 Mark 6:34 | ontferming bewogen over hen; want zij waren als schapen, 2431 Mark 6:37 | antwoordende, zeide tot hen: Geeft gij hun te eten. 2432 Mark 6:38 | 38 En Hij zeide tot hen: Hoeveel broden hebt gij? 2433 Mark 6:39 | Hij gebood hun, dat zij hen allen zouden doen nederzitten 2434 Mark 6:48 | des nachts, kwam Hij tot hen, wandelende op de zee, en 2435 Mark 6:48 | wandelende op de zee, en wilde hen voorbijgaan. ~ 2436 Mark 6:50 | en terstond sprak Hij met hen, en zeide tot hen: Zijt 2437 Mark 6:50 | Hij met hen, en zeide tot hen: Zijt welgemoed, Ik ben 2438 Mark 6:51 | 51 En Hij klom tot hen in het schip, en de wind 2439 Mark 7:2 | brood aten, berispten zij hen. ~ 2440 Mark 7:6 | antwoordde en zeide tot hen: Wel heeft Jesaja, van u, 2441 Mark 7:9 | 9 En Hij zeide tot hen: Gij doet zeker Gods gebod 2442 Mark 7:14 | hebbende, zeide Hij tot hen: Hoort Mij allen en verstaat. ~ 2443 Mark 7:18 | 18 En Hij zeide tot hen: Zijt ook gij alzo onwetende? 2444 Mark 8:1 | discipelen tot Zich, en zeide tot hen: ~ 2445 Mark 8:3 | 3 En indien Ik hen nuchteren naar hun huis 2446 Mark 8:3 | bezwijken; want sommigen van hen komen van verre. ~ 2447 Mark 8:9 | vier duizend; en Hij liet hen gaan. ~ 2448 Mark 8:13 | 13 En Hij verliet hen, en wederom in het schip 2449 Mark 8:17 | dat bekennende, zeide tot hen: Wat overlegt gij, dat gij 2450 Mark 8:21 | 21 En Hij zeide tot hen: Hoe verstaat gij niet? ~ 2451 Mark 8:24 | zie de mensen, want ik zie hen, als bomen, wandelen. ~ 2452 Mark 8:25 | hij werd hersteld, en zag hen allen ver en klaar. ~ 2453 Mark 8:27 | discipelen, zeggende tot hen: Wie zeggen de mensen, dat 2454 Mark 8:29 | 29 En Hij zeide tot hen: Maar gijlieden, wie zegt 2455 Mark 8:34 | discipelen, zeide Hij tot hen: Zo wie achter Mij wil komen, 2456 Mark 9:1 | 1 En Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat 2457 Mark 9:2 | en Johannes, en bracht hen op een hogen berg bezijden 2458 Mark 9:2 | alleen; en Hij werd voor hen van gedaante veranderd. ~ 2459 Mark 9:4 | 4 En van hen werd gezien Elias met Mozes, 2460 Mark 9:7 | En er kwam een wolk, die hen overschaduwde, en een stem 2461 Mark 9:12 | antwoordende, zeide tot hen: Elias zal wel eerst komen, 2462 Mark 9:14 | een grote schare rondom hen, en enige Schriftgeleerden 2463 Mark 9:14 | enige Schriftgeleerden met hen twistende. ~ 2464 Mark 9:29 | 29 En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan nergens 2465 Mark 9:31 | discipelen, en zeide tot hen: De Zoon des mensen zal 2466 Mark 9:35 | de twaalven, en zeide tot hen: Indien iemand wil de eerste 2467 Mark 9:36 | stelde Hij dat midden onder hen, en omving het met Zijn 2468 Mark 9:36 | Zijn armen, en zeide tot hen: ~ 2469 Mark 10:1 | Hij gewoon was, leerde Hij hen wederom. ~ 2470 Mark 10:3 | antwoordende, zeide tot hen: Wat heeft u Mozes geboden? ~ 2471 Mark 10:5 | antwoordende, zeide tot hen: Vanwege de hardigheid uwer 2472 Mark 10:11 | 11 En Hij zeide tot hen: Zo wie zijn vrouw verlaat, 2473 Mark 10:14 | zeer kwalijk, en zeide tot hen: Laat de kinderkens tot 2474 Mark 10:16 | Zijn armen, en de handen op hen gelegd hebbende, zegende 2475 Mark 10:24 | antwoordende, zeide tot hen: Kinderen! Hoe zwaar is 2476 Mark 10:27 | 27 Doch Jezus, hen aanziende, zeide: Bij de 2477 Mark 10:32 | Jeruzalem; en Jezus ging voor hen; en zij waren verbaasd, 2478 Mark 10:36 | 36 En Hij zeide tot hen: Wat wilt gij, dat Ik u 2479 Mark 10:38 | 38 Maar Jezus zeide tot hen: Gij weet niet, wat gij 2480 Mark 10:39 | kunnen. Doch Jezus zeide tot hen: Den drinkbeker, dien Ik 2481 Mark 10:42 | geroepen hebbende, zeide tot hen: Gij weet, dat degenen, 2482 Mark 10:42 | heerschappij voeren over hen, en hun groten gebruiken 2483 Mark 10:42 | groten gebruiken macht over hen. ~ 2484 Mark 11:2 | 2 En zeide tot hen: Gaat heen in het vlek, 2485 Mark 11:5 | aldaar stonden, zeiden tot hen: Wat doet gij, dat gij het 2486 Mark 11:6 | 6 Doch zij zeiden tot hen, gelijk Jezus bevolen had; 2487 Mark 11:6 | bevolen had; en zij lieten hen gaan. ~ 2488 Mark 11:17 | Hij leerde, zeggende tot hen: Is er niet geschreven: 2489 Mark 11:22 | antwoordende, zeide tot hen: Hebt geloof op God. ~ 2490 Mark 11:29 | antwoordende, zeide tot hen: Ik zal u ook een woord 2491 Mark 11:33 | antwoordende, zeide tot hen: Zo zeg Ik u ook niet, door 2492 Mark 12:1 | begon door gelijkenissen tot hen te zeggen: Een mens plantte 2493 Mark 12:4 | anderen dienstknecht tot hen, en dien stenigden zij, 2494 Mark 12:6 | ook dien ten laatste tot hen gezonden, zeggende: Zij 2495 Mark 12:12 | dat Hij die gelijkenis op hen sprak; en zij verlieten 2496 Mark 12:15 | geveinsdheid, zeide tot hen: Wat verzoekt gij Mij? Brengt 2497 Mark 12:16 | brachten een. En Hij zeide tot hen: Wiens is dit beeld, en 2498 Mark 12:17 | antwoordende, zeide tot hen: Geeft dan den keizer, dat 2499 Mark 12:24 | antwoordende, zeide tot hen: Dwaalt gij niet, daarom, 2500 Mark 12:38 | 38 En Hij zeide tot hen in Zijn leer: Wacht u voor


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3060

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License