1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3060
Book Chapter: Verse
2001 Eze 11:4 | Daarom profeteer tegen hen; profeteer, o mensenkind! ~
2002 Eze 11:16 | de Heere HEERE: Hoewel Ik hen verre onder de heidenen
2003 Eze 11:16 | weggedaan heb, en hoewel Ik hen in de landen verstrooid
2004 Eze 11:22 | en de raderen tegenover hen; en de heerlijkheid des
2005 Eze 11:22 | Gods van Israel was over hen van boven. ~
2006 Eze 12:10 | 10 Zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE:
2007 Eze 12:10 | Israels, dat in het midden van hen is. ~
2008 Eze 12:12 | vorst, die in het midden van hen is, zal het gereedschap
2009 Eze 12:14 | Ik zal het zwaard achter hen uittrekken. ~
2010 Eze 12:15 | de HEERE ben, wanneer Ik hen onder de heidenen verspreiden
2011 Eze 12:15 | heidenen verspreiden en hen in de landen verstrooien
2012 Eze 12:16 | 16 Doch Ik zal van hen weinige lieden doen overblijven
2013 Eze 12:23 | 23 Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE:
2014 Eze 12:23 | Israel. Maar spreek tot hen: De dagen zijn nabij
2015 Eze 12:28 | 28 Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE:
2016 Eze 13:6 | gesproken, daar de HEERE hen niet gezonden heeft; en
2017 Eze 14:3 | dan ernstiglijk van hen gevraagd? ~
2018 Eze 14:4 | 4 Daarom spreek met hen, en zeg tot hen: Alzo zegt
2019 Eze 14:4 | spreek met hen, en zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE:
2020 Eze 15:7 | zal Mijn aangezicht tegen hen zetten; als zij van het
2021 Eze 15:7 | uitgaan, zal het andere vuur hen verteren; en gij zult weten,
2022 Eze 15:7 | Mijn aangezicht tegen hen gesteld zal hebben. ~
2023 Eze 16:21 | overgegeven, als gij dezelve voor hen door het vuur hebt doen
2024 Eze 16:28 | onverzadelijk waart; ja, als gij met hen gehoereerd hebt, zijt gij
2025 Eze 16:37 | gij gehaat hebt; en Ik zal hen van rondom vergaderen
2026 Eze 16:37 | tegen u, en Ik zal voor hen uw naaktheid ontdekken,
2027 Eze 20:3 | oudsten van Israel, en zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE:
2028 Eze 20:5 | 5 En zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE:
2029 Eze 20:5 | ja, Ik hief Mijn hand tot hen op, zeggende: Ik ben de
2030 Eze 20:6 | dage hief Ik Mijn hand tot hen op, dat Ik hen uit Egypteland
2031 Eze 20:6 | hand tot hen op, dat Ik hen uit Egypteland uitvoeren
2032 Eze 20:6 | in een land, dat Ik voor hen uitgespeurd had, vloeiende
2033 Eze 20:7 | 7 En Ik zeide tot hen: Een ieder werpe de verfoeiselen
2034 Eze 20:8 | Ik Mijn grimmigheid over hen uitgieten zou, om Mijn toorn
2035 Eze 20:8 | zou, om Mijn toorn tegen hen te volbrengen in het midden
2036 Eze 20:9 | bekend gemaakt heb, om hen uit Egypteland uit te voeren. ~
2037 Eze 20:10 | 10 En Ik voerde hen uit Egypteland, en bracht
2038 Eze 20:10 | uit Egypteland, en bracht hen in de woestijn. ~
2039 Eze 20:12 | zijn tussen Mij en tussen hen, opdat zij zouden weten,
2040 Eze 20:12 | dat Ik de HEERE ben, Die hen heilige. ~
2041 Eze 20:13 | te zullen uitgieten over hen in de woestijn, om hen te
2042 Eze 20:13 | over hen in de woestijn, om hen te verdoen. ~
2043 Eze 20:14 | heidenen, voor welker ogen Ik hen uitvoerde. ~
2044 Eze 20:15 | Ik ook Mijn hand op tot hen in de woestijn, dat Ik hen
2045 Eze 20:15 | hen in de woestijn, dat Ik hen niet zou brengen in het
2046 Eze 20:17 | Doch Mijn oog verschoonde hen, dat Ik hen niet verdierf,
2047 Eze 20:17 | verschoonde hen, dat Ik hen niet verdierf, en geen voleinding
2048 Eze 20:17 | en geen voleinding met hen maakte in de woestijn. ~
2049 Eze 20:21 | te zullen uitgieten over hen, volbrengende Mijn toorn
2050 Eze 20:21 | volbrengende Mijn toorn tegen hen in de woestijn. ~
2051 Eze 20:22 | worden, voor welker ogen Ik hen uitgevoerd had. ~
2052 Eze 20:23 | Ik hief ook Mijn hand tot hen op in de woestijn, dat Ik
2053 Eze 20:23 | op in de woestijn, dat Ik hen verspreiden zou onder de
2054 Eze 20:23 | zou onder de heidenen, en hen verstrooien in de landen; ~
2055 Eze 20:26 | En Ik verontreinigde hen in hun giften, omdat zij
2056 Eze 20:27 | huis Israels, en zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE:
2057 Eze 20:28 | 28 Als Ik hen in het land gebracht had,
2058 Eze 20:29 | 29 En Ik zeide tot hen: Wat is die hoogte, waarhenen
2059 Eze 20:38 | ulieden uitzuiveren; Ik zal hen uit het land hunner vreemdelingschappen
2060 Eze 20:40 | daar zal Ik welgevallen aan hen nemen, en daar zal
2061 Eze 21:14 | verslagen zullen worden, dat tot hen in de binnenste kameren
2062 Eze 21:23 | eden beedigd zijn onder hen; maar hij zal der ongerechtigheid
2063 Eze 22:26 | Ik word in het midden van hen ontheiligd. ~
2064 Eze 22:28 | Haar profeten nu pleisteren hen met loze kalk; ziende ijdelheid
2065 Eze 22:30 | Ik zocht nu een man uit hen, die den muur mocht toemuren,
2066 Eze 22:31 | heb Ik Mijn gramschap over hen uitgegoten; door het vuur
2067 Eze 22:31 | Mijner verbolgenheid heb Ik hen verteerd; hun weg heb Ik
2068 Eze 23:16 | ogen, en zij zond boden tot hen, naar Chaldea.
2069 Eze 23:17 | verontreinigde zij zich met hen; daarna werd haar ziel van
2070 Eze 23:17 | werd haar ziel van hen afgetrokken. ~
2071 Eze 23:22 | tegen u verwekken, en Ik zal hen van rondom tegen u aanbrengen. ~
2072 Eze 23:23 | alle kinderen van Assur met hen; gewenste jongelingen, die
2073 Eze 23:27 | en gij zult uw ogen naar hen niet opheffen, en aan Egypte
2074 Eze 23:37 | gebaard hadden, voor hen door het vuur laten doorgaan,
2075 Eze 24:3 | wederspannig huis, en zeg tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE:
2076 Eze 24:20 | 20 En ik zeide tot hen: Het woord des HEEREN is
2077 Eze 24:25 | zijn, ten dage, als Ik van hen zal wegnemen hun sterkte,
2078 Eze 25:12 | hebben, dat zij zich aan hen gewroken hebben: ~
2079 Eze 25:17 | grimmige straffingen onder hen doen; en zij zullen weten,
2080 Eze 25:17 | ben, als Ik Mijn wraak aan hen gedaan zal hebben. ~ ~ ~ ~ ~
2081 Eze 28:24 | hebben, van allen, die rondom hen zijn, die henlieden beroven;
2082 Eze 28:25 | verstrooid zijn, en Ik onder hen voor de ogen der heidenen
2083 Eze 28:26 | van degenen, die rondom hen zijn; en zij zullen weten
2084 Eze 29:12 | onder de heidenen, en zal hen verspreiden in de landen. ~
2085 Eze 29:14 | der Egyptenaren wenden, en hen wederbrengen in het land
2086 Eze 29:15 | de heidenen; want Ik zal hen verminderen, dat zij niet
2087 Eze 29:21 | geven in het midden van hen; en zij zullen weten, dat
2088 Eze 30:5 | des verbonds zullen met hen vallen door het zwaard. ~
2089 Eze 30:9 | en er zal grote smart bij hen zijn, als in den dag van
2090 Eze 30:23 | onder de heidenen, en zal hen verspreiden in de landen. ~
2091 Eze 30:26 | onder de heidenen, en zal hen verspreiden in de landen;
2092 Eze 32:25 | zwaard, omdat een schrik van hen gegeven is in het land der
2093 Eze 33:2 | kinderen uws volks, en zeg tot hen: Wanneer Ik het zwaard over
2094 Eze 33:6 | komt, en neemt een ziel uit hen weg; die is wel in
2095 Eze 33:7 | uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen. ~
2096 Eze 33:11 | 11 Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef,
2097 Eze 33:25 | 25 Daarom zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE:
2098 Eze 33:27 | 27 Alzo zult gij tot hen zeggen: De Heere HEERE zegt
2099 Eze 33:33 | profeet in het midden van hen geweest is. ~ ~ ~ ~ ~
2100 Eze 34:2 | Israel; profeteer en zeg tot hen, tot de herders: Alzo zegt
2101 Eze 34:4 | maar gij heerst over hen met strengheid en met hardigheid.
2102 Eze 34:20 | de Heere HEERE alzo tot hen: Ziet Ik, ja, Ik zal richten
2103 Eze 34:23 | zal een enigen Herder over hen verwekken, en Hij zal hen
2104 Eze 34:23 | hen verwekken, en Hij zal hen weiden, namelijk Mijn knecht
2105 Eze 34:24 | Vorst zijn in het midden van hen, Ik, de HEERE, heb het gesproken. ~
2106 Eze 34:25 | een verbond des vredes met hen maken, en zal het boos gedierte
2107 Eze 34:27 | zal hebben verbroken, en hen gerukt uit de hand dergenen,
2108 Eze 34:27 | hand dergenen, die zich van hen deden dienen. ~
2109 Eze 34:30 | de HEERE, hun God, met hen ben, en dat zij Mijn volk
2110 Eze 35:11 | die gij uit uw haat tegen hen hebt te werk gesteld; en
2111 Eze 35:11 | gesteld; en Ik zal bij hen bekend worden, wanneer Ik
2112 Eze 36:18 | Ik Mijn grimmigheid over hen uit, om des bloeds wil,
2113 Eze 36:19 | 19 En Ik verstrooide hen onder de heidenen, en zij
2114 Eze 36:20 | heiligen Naam, omdat men van hen zeide: Dezen zijn het volk
2115 Eze 36:21 | Maar Ik verschoonde hen om Mijn heiligen Naam, dien
2116 Eze 36:23 | dien gij in het midden van hen ontheiligd hebt; en de heidenen
2117 Eze 37:8 | maar er was geen geest in hen. ~
2118 Eze 37:10 | had. Toen kwam de geest in hen, en zij werden levend en
2119 Eze 37:12 | Daarom, profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE:
2120 Eze 37:19 | 19 Zo spreek tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE:
2121 Eze 37:21 | 21 Spreek dan tot hen: Zo zegt de Heere HEERE:
2122 Eze 37:21 | rondom, en brengen hen in hun land; ~
2123 Eze 37:24 | Knecht David zal Koning over hen zijn; en zij zullen allen
2124 Eze 37:26 | een verbond des vredes met hen maken, het zal een eeuwig
2125 Eze 37:26 | zal een eeuwig verbond met hen zijn; en Ik zal ze inzetten
2126 Eze 37:26 | heiligdom in het midden van hen zetten tot in eeuwigheid. ~
2127 Eze 37:27 | Mijn tabernakel zal bij hen zijn, en Ik zal hun tot
2128 Eze 37:28 | heiligdom in het midden van hen zal zijn tot in eeuwigheid. ~ ~ ~ ~ ~
2129 Eze 38:5 | Perzen, Moren en Puteers met hen, die altemaal schild en
2130 Eze 38:17 | jaren lang, dat Ik u tegen hen zou aanbrengen? ~
2131 Eze 39:10 | zullen beroven degenen, die hen beroofd hadden, en
2132 Eze 39:10 | en plunderen, die hen geplunderd hadden, spreekt
2133 Eze 39:12 | Het huis Israels nu zal hen begraven, om het land te
2134 Eze 39:21 | en Mijn hand, die Ik aan hen gelegd heb. ~
2135 Eze 39:23 | Mijn aangezicht voor hen verborgen heb, en heb ze
2136 Eze 39:24 | overtredingen heb Ik met hen gehandeld, en Ik heb Mijn
2137 Eze 39:24 | heb Mijn aangezicht voor hen verborgen. ~
2138 Eze 39:26 | er niemand was, die hen verschrikte. ~
2139 Eze 39:27 | 27 Als Ik hen zal hebben wedergebracht
2140 Eze 39:27 | wedergebracht uit de volken, en hen vergaderd zal hebben uit
2141 Eze 39:27 | hunner vijanden, en Ik aan hen geheiligd zal zijn voor
2142 Eze 39:28 | aldaar niemand van hen meer overgelaten. ~
2143 Eze 39:29 | zal Mijn aangezicht voor hen niet meer verbergen, wanneer
2144 Eze 43:8 | wand tussen Mij en tussen hen was, en verontreinigden
2145 Eze 43:9 | Ik zal in het midden van hen wonen in eeuwigheid. ~
2146 Eze 44:11 | hun aangezicht staan, om hen te dienen; ~
2147 Eze 44:12 | Ik Mijn hand tegen hen opgeheven, spreekt de Heere
2148 Eze 44:14 | 14 Daarom zal Ik hen stellen tot wachters van
2149 Eze 44:17 | aantrekken; maar wol zal op hen niet komen, als zij dienen
2150 Eze 44:24 | Mijn rechten zullen zij hen richten; en zij zullen Mijn
2151 Eze 44:25 | 25 Ook zal geen van hen tot een doden mens ingaan,
2152 Eze 45:15 | dankofferen om verzoening over hen te doen, spreekt de
2153 Eze 46:10 | nu zal in het midden van hen ingaan, als zij ingaan;
2154 Eze 46:18 | de erfenis des volks, om hen van hun bezitting te beroven;
2155 Dan 1:4 | konings paleis; en dat men hen onderwees in de boeken en
2156 Dan 1:5 | zijns dranks, en dat men hen drie jaren alzo optoog,
2157 Dan 1:14 | 14 Toen hoorde hij hen in deze zaak, en hij beproefde
2158 Dan 1:18 | koning gezegd had, dat men hen zou inbrengen, zo bracht
2159 Dan 1:19 | En de koning sprak met hen; doch er werd uit hen allen
2160 Dan 1:19 | met hen; doch er werd uit hen allen niemand gevonden,
2161 Dan 1:20 | hun afvroeg, zo vond hij hen tienmaal boven al de tovernaars
2162 Dan 2:3 | En de koning zeide tot hen: Ik heb een droom gedroomd;
2163 Dan 3:14 | antwoordde en zeide tot hen: Is het met opzet, Sadrach,
2164 Dan 3:21 | klederen, en zij wierpen hen in het midden van den oven
2165 Dan 3:25 | en er is geen verderf aan hen; en de gedaante des vierden
2166 Dan 4:7 | ik zeide den droom voor hen; maar zij maakten mij zijn
2167 Dan 6:25 | in den kuil der leeuwen hen, hun kinderen, en hun vrouwen;
2168 Dan 6:25 | de leeuwen heersten over hen, zij vermorzelden ook al
2169 Dan 7:24 | opstaan, en een ander zal na hen opstaan; en dat zal verscheiden
2170 Dan 10:7 | grote verschrikking viel op hen, en zij vloden, om zich
2171 Dan 11:10 | heiren verzamelen; en een van hen zal snellijk komen, en als
2172 Dan 11:24 | goederen, zal hij onder hen uitstrooien, en hij zal
2173 Dan 11:34 | zich door vleierijen tot hen vervoegen. ~
2174 Dan 11:35 | zullen er sommigen vallen, om hen te louteren en te reinigen,
2175 Hos 1:10 | dat ter plaatse, waar tot hen gezegd zal zijn: Gijlieden
2176 Hos 1:10 | zijt Mijn volk niet; tot hen gezegd zal worden: Gij zijt
2177 Hos 2:6 | niet aantreffen; en zij zal hen zoeken, maar niet vinden;
2178 Hos 2:17 | dien dage een verbond voor hen maken met het wild gedierte
2179 Hos 2:17 | aarde verbreken, en zal hen in zekerheid doen nederliggen. ~
2180 Hos 4:12 | der hoererijen verleidt hen, dat zij van onder hun God
2181 Hos 4:16 | een onbandige koe; nu zal hen de HEERE weiden, als een
2182 Hos 4:19 | 19 Een wind heeft hen gebonden in zijn vleugelen,
2183 Hos 5:4 | hoererijen is in het midden van hen, en den HEERE kennen zij
2184 Hos 5:5 | ongerechtigheid; ook zal Juda met hen vallen. ~
2185 Hos 5:6 | vinden; Hij heeft Zich van hen onttrokken. ~
2186 Hos 5:7 | kinderen gewonnen; nu zal hen de nieuwe maand verteren
2187 Hos 5:10 | verbolgenheid, als water, over hen uitgieten. ~
2188 Hos 6:5 | 5 Daarom heb Ik hen behouwen door de profeten;
2189 Hos 7:2 | gedachtig ben; nu omsingelen hen hun handelingen, zij zijn
2190 Hos 7:7 | vallen; er is niemand onder hen, die tot Mij roept. ~
2191 Hos 7:12 | henengaan, zal Ik Mijn net over hen uitspreiden, Ik zal ze als
2192 Hos 7:13 | 13 Wee hen, want zij zijn van Mij afgezworven;
2193 Hos 7:13 | afgezworven; verstoring over hen, want zij hebben tegen Mij
2194 Hos 7:13 | tegen Mij overtreden! Ik zou hen wel verlossen, maar zij
2195 Hos 7:15 | 15 Ik heb hen wel getuchtigd, en hunlieder
2196 Hos 8:5 | verstoten; Mijn toorn is tegen hen ontstoken; hoe lang zullen
2197 Hos 8:13 | maar de HEERE heeft aan hen geen welgevallen. Nu zal
2198 Hos 9:6 | hun zilver, netelen zullen hen erfelijk bezitten,
2199 Hos 9:12 | mochten groot maken, Ik zal er hen toch van beroven, dat zij
2200 Hos 9:12 | ook, wee hun, als Ik van hen zal geweken zijn! ~
2201 Hos 11:11 | land van Assur; en Ik zal hen doen wonen in hun huizen,
2202 Hos 12:15 | Efraim daarentegen heeft Hen zeer bitterlijk vertoornd;
2203 Hos 13:8 | 8 Ik ontmoette hen als een beer, die van jongen
2204 Hos 13:8 | des velds verscheurde hen. ~
2205 Hos 13:14 | 14 Doch Ik zal hen van het geweld der hel verlossen,
2206 Hos 14:5 | afkering genezen, Ik zal hen vrijwilliglijk liefhebben;
2207 Joe 2:17 | voorhuis en het altaar, en laat hen zeggen: Spaar Uw volk, o
2208 Joe 2:17 | dat de heidenen over hen zouden heersen; waarom zouden
2209 Joe 3:2 | heidenen vergaderen, en zal hen afvoeren in het dal van
2210 Joe 3:2 | van Josafat; en Ik zal met hen aldaar richten, vanwege
2211 Joe 3:6 | kinderen der Grieken, opdat gij hen verre van hun landpale,
2212 Amos 2:4 | hebben; en hun leugenen hen verleid hebben, die hun
2213 Amos 9:1 | vliedende zal onder hen niet ontvlieden, noch de
2214 Amos 9:1 | noch de ontkomende onder hen behouden worden. ~
2215 Amos 9:4 | zwaard gebieden, dat het hen dode; en Ik zal Mijn oog
2216 Amos 9:4 | en Ik zal Mijn oog tegen hen zetten ten kwade, en
2217 Oba 1:1 | laat ons opstaan tegen hen ten strijde. ~
2218 Oba 1:11 | gij ook als een van hen. ~
2219 Oba 1:18 | stoppel; en zij zullen tegen hen ontbranden, en zullen ze
2220 Jona 1:9 | 9 En hij zeide tot hen: Ik ben een Hebreer; en
2221 Jona 1:12 | 12 En hij zeide tot hen: Neemt mij op, en werpt
2222 Jona 1:13 | langer hoe onstuimiger tegen hen. ~
2223 Mic 3:2 | zij roven hun huid van hen af, en hun vlees van hun
2224 Mic 3:4 | den HEERE, doch Hij zal hen niet verhoren; maar zal
2225 Mic 3:4 | aangezicht te dier tijd voor hen verbergen, gelijk als zij
2226 Mic 3:6 | en de dag zal over hen zwart worden. ~
2227 Mic 4:7 | de HEERE zal Koning over hen zijn op den berg Sions,
2228 Mic 4:12 | Zijn raadslag niet; dat Hij hen vergaderd heeft als garven
2229 Mic 7:4 | 4 De beste van hen is als een doorn; de oprechtste
2230 Nah 1:7 | benauwdheid, en Hij kent hen, die op Hem betrouwen. ~
2231 Nah 2:11 | en er was niemand, die hen verschrikte. ~
2232 Zep 1:18 | zilver, noch hun goud zal hen kunnen redden ten dage der
2233 Zep 2:7 | HEERE, hunlieder God, hen zal bezocht, en hun gevangenis
2234 Zep 2:11 | Vreselijk zal de HEERE tegen hen wezen, want Hij zal al de
2235 Zep 3:8 | koninkrijken te vergaderen, om over hen Mijn gramschap, de
2236 Zep 3:13 | nederliggen, en niemand zal hen verschrikken. ~
2237 Zac 1:3 | 3 Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de HEERE der
2238 Zac 7:14 | 14 Maar Ik heb hen weggestormd onder alle heidenen,
2239 Zac 7:14 | en het land werd achter hen verwoest, zodat er niemand
2240 Zac 8:8 | 8 En Ik zal hen herwaarts brengen, dat zij
2241 Zac 9:5 | hetgeen, waar zij op zagen, hen heeft te schande gemaakt;
2242 Zac 9:8 | de drijver niet meer door hen doorga; want nu heb
2243 Zac 9:15 | HEERE der heirscharen zal hen beschutten, en zij zullen
2244 Zac 10:3 | van Juda, en Hij zal hen stellen, gelijk het paard
2245 Zac 10:5 | strijden; want de HEERE zal met hen wezen; en zij zullen die
2246 Zac 10:6 | zal Ik behouden, en Ik zal hen weder inzetten; want Ik
2247 Zac 10:6 | zij zullen wezen, alsof Ik hen niet verstoten had;
2248 Zac 10:8 | 8 Ik zal hen toesissen, en zal ze vergaderen,
2249 Zac 10:9 | 9 En Ik zal hen onder de volken zaaien,
2250 Zac 10:12 | 12 En Ik zal hen sterken in den HEERE, en
2251 Zac 11:5 | 5 Welker bezitters hen doden, en houden het voor
2252 Zac 11:8 | want mijn ziel was over hen verdrietig geworden, en
2253 Zac 11:13 | waard geacht ben geweest van hen! En ik nam die dertig zilverlingen,
2254 Zac 12:8 | beschutten; en die, die onder hen struikelen zou, zal te dien
2255 Zac 14:13 | gedruis van den HEERE onder hen zal wezen, zodat zij een
2256 Zac 14:18 | komen, zo zal die plage over hen zijn, met dewelke de HEERE
2257 Mal 1:4 | afbreken; en men zal hen noemen: Landpale der goddeloosheid,
2258 Mal 3:17 | eigendom zijn; en Ik zal hen verschonen, gelijk als een
2259 Mal 4:4 | Mozes, Mijn knecht, die Ik hen bevolen heb op Horeb aan
2260 Matt 2:4 | Schriftgeleerden des volks, vraagde van hen, waar de Christus zou geboren
2261 Matt 2:7 | vernam naarstiglijk van hen den tijd, wanneer de ster
2262 Matt 2:8 | 8 En hen naar Bethlehem zendende,
2263 Matt 2:30 | zijn doop komen, sprak tot hen: Gij adderengebroedsels!
2264 Matt 4:19 | 19 En Hij zeide tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal
2265 Matt 4:21 | netten vermakende, en heeft hen geroepen. ~
2266 Matt 5:2 | geopend hebbende, leerde Hij hen, zeggende: ~
2267 Matt 6:1 | doet voor de mensen, om van hen gezien te worden; anders
2268 Matt 7:16 | Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men ook een
2269 Matt 7:29 | 29 Want Hij leerde hen, als macht hebbende, en
2270 Matt 8:26 | 26 En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig,
2271 Matt 8:30 | 30 En verre van hen was een kudde veler zwijnen,
2272 Matt 8:32 | 32 En Hij zeide tot hen: Gaat heen. En zij uitgaande,
2273 Matt 9:12 | zulks horende, zeide tot hen: Die gezond zijn hebben
2274 Matt 9:15 | 15 En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen
2275 Matt 9:15 | zolang de Bruidegom bij hen is? Maar de dagen zullen
2276 Matt 9:15 | wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en
2277 Matt 9:18 | Als Hij deze dingen tot hen sprak, ziet, een overste
2278 Matt 9:24 | 24 Zeide Hij tot hen: Vertrekt; want het dochtertje
2279 Matt 9:28 | Hem. En Jezus zeide tot hen: Gelooft gij, dat Ik dat
2280 Matt 9:36 | ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid
2281 Matt 10:21 | tegen de ouders, en zullen hen doden. ~
2282 Matt 10:26 | 26 Vreest dan hen niet; want er is niets bedekt,
2283 Matt 11:4 | antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt
2284 Matt 12:3 | 3 Maar Hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen,
2285 Matt 12:11 | 11 En Hij zeide tot hen: Wat mens zal er zijn onder
2286 Matt 12:25 | hun gedachten, zeide tot hen: Een ieder koninkrijk, dat
2287 Matt 12:39 | antwoordde en zeide tot hen: Het boos en overspelig
2288 Matt 13:3 | 3 En Hij sprak tot hen vele dingen door gelijkenissen,
2289 Matt 13:10 | Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen? ~
2290 Matt 13:11 | antwoordende, zeide tot hen: Omdat het u gegeven is,
2291 Matt 13:13 | 13 Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat
2292 Matt 13:14 | 14 En in hen wordt de profetie van Jesaja
2293 Matt 13:15 | en zich bekeren, en Ik hen geneze. ~
2294 Matt 13:28 | 28 En hij zeide tot hen: Een vijandig mens heeft
2295 Matt 13:33 | gelijkenis sprak Hij tot hen, zeggende: Het Koninkrijk
2296 Matt 13:34 | gelijkenis sprak Hij tot hen niet. ~
2297 Matt 13:37 | antwoordende, zeide tot hen: Die het goede zaad zaait,
2298 Matt 13:51 | 51 En Jezus zeide tot hen: Hebt gij dit alles verstaan?
2299 Matt 13:52 | 52 En Hij zeide tot hen: Daarom, een iegelijk Schriftgeleerde,
2300 Matt 13:54 | Zijn vaderland, leerde Hij hen in hun synagoge, zodat zij
2301 Matt 13:57 | geergerd. Maar Jezus zeide tot hen: Een profeet is niet ongeeerd,
2302 Matt 14:6 | Herodias in het midden van hen, en zij behaagde aan Herodes. ~
2303 Matt 14:14 | innerlijk met ontferming over hen bewogen, en genas hun kranken. ~
2304 Matt 14:16 | 16 Maar Jezus zeide tot hen: Het is hun niet van node
2305 Matt 14:25 | nachts kwam Jezus af tot hen, wandelende op de zee. ~
2306 Matt 14:27 | Maar terstond sprak Jezus hen aan, zeggende: Zijt goedsmoeds,
2307 Matt 15:3 | antwoordende, zeide tot hen: Waarom overtreedt ook gij
2308 Matt 15:10 | geroepen had, zeide Hij tot hen: Hoort en verstaat. ~
2309 Matt 15:14 | 14 Laat hen varen; zij zijn blinde leidslieden
2310 Matt 15:32 | zij eten zouden; en Ik wil hen niet nuchteren van Mij laten,
2311 Matt 15:34 | 34 En Jezus zeide tot hen: Hoevele broden hebt gij?
2312 Matt 16:2 | antwoordde, en zeide tot hen: Als het avond geworden
2313 Matt 16:4 | van Jona, den profeet. En hen verlatende, ging Hij weg. ~
2314 Matt 16:6 | 6 En Jezus zeide tot hen: Ziet toe, en wacht u van
2315 Matt 16:8 | dat wetende, zeide tot hen: Wat overlegt gij bij uzelven,
2316 Matt 16:15 | 15 Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij,
2317 Matt 17:1 | zijn broeder, en bracht hen op een hoge berg alleen. ~
2318 Matt 17:2 | 2 En Hij werd voor hen veranderd van gedaante;
2319 Matt 17:3 | 3 En ziet, van hen werden gezien Mozes en Elias,
2320 Matt 17:5 | een luchtige wolk heeft hen overschaduwd; en ziet, een
2321 Matt 17:7 | 7 En Jezus, bij hen komende, raakte hen aan,
2322 Matt 17:7 | bij hen komende, raakte hen aan, en zeide: Staat op
2323 Matt 17:11 | antwoordende, zeide tot hen: Elias zal wel eerst komen,
2324 Matt 17:12 | ook de Zoon des mensen van hen lijden. ~
2325 Matt 17:20 | 20 En Jezus zeide tot hen: Om uws ongeloofs wil; want
2326 Matt 17:22 | verkeerden, zeide Jezus tot hen: De Zoon des mensen zal
2327 Matt 17:27 | neem die, en geef hem aan hen voor Mij en u. ~ ~
2328 Matt 18:2 | stelde dat in het midden van hen; ~
2329 Matt 18:20 | ben Ik in het midden van hen. ~
2330 Matt 19:4 | antwoordende, zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen,
2331 Matt 19:8 | 8 Hij zeide tot hen: Mozes heeft vanwege de
2332 Matt 19:11 | 11 Doch Hij zeide tot hen: Allen vatten dit woord
2333 Matt 19:14 | kinderkens, en verhindert hen niet tot Mij te komen; want
2334 Matt 19:26 | 26 En Jezus, hen aanziende, zeide tot hen:
2335 Matt 19:26 | hen aanziende, zeide tot hen: Bij de mensen is dat onmogelijk,
2336 Matt 19:28 | 28 En Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat
2337 Matt 20:2 | penning des daags, zond hij hen heen in zijn wijngaard. ~
2338 Matt 20:6 | ledig staande, en zeide tot hen: Wat staat gij hier den
2339 Matt 20:7 | gehuurd heeft. Hij zeide tot hen: Gaat ook gij heen in den
2340 Matt 20:13 | antwoordende, zeide tot een van hen: Vriend! ik doe u geen onrecht;
2341 Matt 20:17 | op de weg, en zeide tot hen: ~
2342 Matt 20:23 | 23 En Hij zeide tot hen: Mijn drinkbeker zult gij
2343 Matt 20:25 | 25 En als Jezus hen tot Zich geroepen had, zeide
2344 Matt 20:25 | heerschappij voeren over hen, en de groten gebruiken
2345 Matt 20:25 | groten gebruiken macht over hen. ~
2346 Matt 20:31 | 31 En de schare bestrafte hen, opdat zij zwijgen zouden;
2347 Matt 20:32 | Jezus, stil staande, riep hen en zeide: Wat wilt gij,
2348 Matt 21:1 | discipelen, zeggende tot hen:
2349 Matt 21:13 | 13 En Hij zeide tot hen: Er is geschreven: Mijn
2350 Matt 21:16 | zeggen? En Jezus zeide tot hen: Ja; hebt gij nooit gelezen:
2351 Matt 21:17 | 17 En hen verlatende, ging Hij van
2352 Matt 21:21 | antwoordende, zeide tot hen: Voorwaar zeg Ik u: Indien
2353 Matt 21:24 | antwoordende, zeide tot hen: Ik zal u ook een woord
2354 Matt 21:27 | het niet. En Hij zeide tot hen: Zo zeg Ik u ook niet, door
2355 Matt 21:31 | eerste. Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat
2356 Matt 21:37 | ten laatste zond hij tot hen zijn zoon, zeggende: Zij
2357 Matt 21:42 | 42 Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen
2358 Matt 21:45 | verstonden zij, dat Hij van hen sprak. ~
2359 Matt 22:1 | antwoordende, sprak tot hen wederom door gelijkenissen,
2360 Matt 22:6 | smaadheid aan, en doodden hen. ~
2361 Matt 22:20 | 20 En Hij zeide tot hen: Wiens is dit beeld en het
2362 Matt 22:21 | keizers. Toen zeide Hij tot hen: Geeft dan den keizer, dat
2363 Matt 22:29 | antwoordde en zeide tot hen: Gij dwaalt, niet wetende
2364 Matt 22:35 | 35 En een uit hen, zijnde een Wetgeleerde,
2365 Matt 22:43 | 43 Hij zeide tot hen: Hoe noemt Hem dan David,
2366 Matt 23:30 | geweest, wij zouden met hen geen gemeenschap gehad hebben
2367 Matt 23:34 | in uw synagogen, en zult hen vervolgen van stad tot stad; ~
2368 Matt 23:37 | bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert
2369 Matt 24:2 | 2 En Jezus zeide tot hen: Ziet gij niet al deze dingen?
2370 Matt 24:4 | antwoordende, zeide tot hen: Ziet toe, dat u niemand
2371 Matt 24:39 | totdat de zondvloed kwam, en hen allen wegnam; alzo zal ook
2372 Matt 25:19 | dienstknechten, en hield rekening met hen. ~
2373 Matt 25:40 | Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar zeg Ik
2374 Matt 26:10 | zulks verstaande, zeide tot hen: Waarom doet gij deze vrouw
2375 Matt 26:22 | begon een iegelijk van hen tot Hem te zeggen: Ben ik
2376 Matt 26:31 | 31 Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij
2377 Matt 26:36 | 36 Toen ging Jezus met hen in een plaats genaamd Gethsemane,
2378 Matt 26:38 | 38 Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd
2379 Matt 26:40 | tot de discipelen en vond hen slapende, en zeide tot Petrus:
2380 Matt 26:43 | 43 En komende bij hen, vond Hij hen wederom slapende;
2381 Matt 26:43 | komende bij hen, vond Hij hen wederom slapende; want hun
2382 Matt 26:44 | 44 En hen latende, ging Hij wederom
2383 Matt 26:45 | discipelen, en zeide tot hen: Slaapt nu voort, en rust;
2384 Matt 27:17 | waren, zeide Pilatus tot hen: Welken wilt gij, dat ik
2385 Matt 27:21 | antwoordende, zeide tot hen: Welke van deze twee wilt
2386 Matt 27:22 | 22 Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met
2387 Matt 27:48 | 48 En terstond een van hen toe lopende, nam een spons,
2388 Matt 28:16 | naar den berg, waar Jezus hen bescheiden had. ~
2389 Matt 28:18 | 18 En Jezus, bij hen komende, sprak tot hen,
2390 Matt 28:18 | bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven
2391 Matt 28:19 | Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik
2392 Mark 1:17 | 17 En Jezus zeide tot hen: Volgt Mij na, en Ik zal
2393 Mark 1:20 | 20 En terstond riep Hij hen; en zij, latende hun vader
2394 Mark 1:22 | Zijn leer; want Hij leerde hen, als machthebbende, en niet
2395 Mark 1:38 | 38 En Hij zeide tot hen: Laat ons in de bijliggende
2396 Mark 2:2 | plaatsen omtrent de deur hen niet meer konden bevatten;
2397 Mark 2:2 | Hij sprak het woord tot hen. ~
2398 Mark 2:8 | zichzelven overdachten, zeide tot hen: Wat overdenkt gij deze
2399 Mark 2:13 | kwam tot Hem, en Hij leerde hen. ~
2400 Mark 2:17 | dat horende, zeide tot hen: Die gezond zijn, hebben
2401 Mark 2:19 | 19 En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen
2402 Mark 2:19 | terwijl de Bruidegom bij hen is? Zo langen tijd zij den
2403 Mark 2:20 | wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en
2404 Mark 2:25 | 25 En Hij zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen,
2405 Mark 2:27 | 27 En Hij zeide tot hen: De sabbat is gemaakt om
2406 Mark 3:4 | 4 En Hij zeide tot hen: Is het geoorloofd op sabbatdagen
2407 Mark 3:5 | 5 En als Hij hen met toorn rondom aangezien
2408 Mark 3:23 | 23 En hen tot Zich geroepen hebbende,
2409 Mark 3:23 | hebbende, zeide Hij tot hen in gelijkenissen: Hoe kan
2410 Mark 4:2 | zeide in Zijn lering tot hen: ~
2411 Mark 4:9 | 9 En Hij zeide tot hen: Wie oren heeft om te horen,
2412 Mark 4:11 | 11 En Hij zeide tot hen: Het is u gegeven te verstaan
2413 Mark 4:13 | 13 En Hij zeide tot hen: Weet gij deze gelijkenis
2414 Mark 4:21 | 21 En Hij zeide tot hen: Komt ook de kaars, opdat
2415 Mark 4:24 | 24 En Hij zeide tot hen: Ziet, wat gij hoort. Met
2416 Mark 4:33 | gelijkenissen sprak Hij tot hen het Woord, naardat zij het
2417 Mark 4:34 | gelijkenis sprak Hij tot hen niet; maar Hij verklaarde
2418 Mark 4:35 | geworden was, zeide Hij tot hen: Laat ons overvaren aan
2419 Mark 4:40 | 40 En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij zo vreesachtig?
2420 Mark 5:10 | hij bad Hem zeer, dat Hij hen buiten het land niet wegzond. ~
2421 Mark 5:39 | ingegaan zijnde, zeide Hij tot hen: Wat maakt gij beroerte,
2422 Mark 5:40 | belachten Hem; maar Hij, als Hij hen allen had uitgedreven, nam
2423 Mark 6:4 | 4 En Jezus zeide tot hen: Een profeet is niet ongeeerd
2424 Mark 6:5 | zieken de handen op, en genas hen. ~
2425 Mark 6:7 | Zich de twaalven, en begon hen uit te zenden twee en twee,
2426 Mark 6:10 | 10 En Hij zeide tot hen: Zo waar gij in een huis
2427 Mark 6:13 | kranken met olie, en maakten hen gezond. ~
2428 Mark 6:31 | 31 En Hij zeide tot hen: Komt gijlieden in een woeste
2429 Mark 6:33 | 33 En de scharen zagen hen heenvaren, en velen werden
2430 Mark 6:34 | ontferming bewogen over hen; want zij waren als schapen,
2431 Mark 6:37 | antwoordende, zeide tot hen: Geeft gij hun te eten.
2432 Mark 6:38 | 38 En Hij zeide tot hen: Hoeveel broden hebt gij?
2433 Mark 6:39 | Hij gebood hun, dat zij hen allen zouden doen nederzitten
2434 Mark 6:48 | des nachts, kwam Hij tot hen, wandelende op de zee, en
2435 Mark 6:48 | wandelende op de zee, en wilde hen voorbijgaan. ~
2436 Mark 6:50 | en terstond sprak Hij met hen, en zeide tot hen: Zijt
2437 Mark 6:50 | Hij met hen, en zeide tot hen: Zijt welgemoed, Ik ben
2438 Mark 6:51 | 51 En Hij klom tot hen in het schip, en de wind
2439 Mark 7:2 | brood aten, berispten zij hen. ~
2440 Mark 7:6 | antwoordde en zeide tot hen: Wel heeft Jesaja, van u,
2441 Mark 7:9 | 9 En Hij zeide tot hen: Gij doet zeker Gods gebod
2442 Mark 7:14 | hebbende, zeide Hij tot hen: Hoort Mij allen en verstaat. ~
2443 Mark 7:18 | 18 En Hij zeide tot hen: Zijt ook gij alzo onwetende?
2444 Mark 8:1 | discipelen tot Zich, en zeide tot hen: ~
2445 Mark 8:3 | 3 En indien Ik hen nuchteren naar hun huis
2446 Mark 8:3 | bezwijken; want sommigen van hen komen van verre. ~
2447 Mark 8:9 | vier duizend; en Hij liet hen gaan. ~
2448 Mark 8:13 | 13 En Hij verliet hen, en wederom in het schip
2449 Mark 8:17 | dat bekennende, zeide tot hen: Wat overlegt gij, dat gij
2450 Mark 8:21 | 21 En Hij zeide tot hen: Hoe verstaat gij niet? ~
2451 Mark 8:24 | zie de mensen, want ik zie hen, als bomen, wandelen. ~
2452 Mark 8:25 | hij werd hersteld, en zag hen allen ver en klaar. ~
2453 Mark 8:27 | discipelen, zeggende tot hen: Wie zeggen de mensen, dat
2454 Mark 8:29 | 29 En Hij zeide tot hen: Maar gijlieden, wie zegt
2455 Mark 8:34 | discipelen, zeide Hij tot hen: Zo wie achter Mij wil komen,
2456 Mark 9:1 | 1 En Hij zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat
2457 Mark 9:2 | en Johannes, en bracht hen op een hogen berg bezijden
2458 Mark 9:2 | alleen; en Hij werd voor hen van gedaante veranderd. ~
2459 Mark 9:4 | 4 En van hen werd gezien Elias met Mozes,
2460 Mark 9:7 | En er kwam een wolk, die hen overschaduwde, en een stem
2461 Mark 9:12 | antwoordende, zeide tot hen: Elias zal wel eerst komen,
2462 Mark 9:14 | een grote schare rondom hen, en enige Schriftgeleerden
2463 Mark 9:14 | enige Schriftgeleerden met hen twistende. ~
2464 Mark 9:29 | 29 En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan nergens
2465 Mark 9:31 | discipelen, en zeide tot hen: De Zoon des mensen zal
2466 Mark 9:35 | de twaalven, en zeide tot hen: Indien iemand wil de eerste
2467 Mark 9:36 | stelde Hij dat midden onder hen, en omving het met Zijn
2468 Mark 9:36 | Zijn armen, en zeide tot hen: ~
2469 Mark 10:1 | Hij gewoon was, leerde Hij hen wederom. ~
2470 Mark 10:3 | antwoordende, zeide tot hen: Wat heeft u Mozes geboden? ~
2471 Mark 10:5 | antwoordende, zeide tot hen: Vanwege de hardigheid uwer
2472 Mark 10:11 | 11 En Hij zeide tot hen: Zo wie zijn vrouw verlaat,
2473 Mark 10:14 | zeer kwalijk, en zeide tot hen: Laat de kinderkens tot
2474 Mark 10:16 | Zijn armen, en de handen op hen gelegd hebbende, zegende
2475 Mark 10:24 | antwoordende, zeide tot hen: Kinderen! Hoe zwaar is
2476 Mark 10:27 | 27 Doch Jezus, hen aanziende, zeide: Bij de
2477 Mark 10:32 | Jeruzalem; en Jezus ging voor hen; en zij waren verbaasd,
2478 Mark 10:36 | 36 En Hij zeide tot hen: Wat wilt gij, dat Ik u
2479 Mark 10:38 | 38 Maar Jezus zeide tot hen: Gij weet niet, wat gij
2480 Mark 10:39 | kunnen. Doch Jezus zeide tot hen: Den drinkbeker, dien Ik
2481 Mark 10:42 | geroepen hebbende, zeide tot hen: Gij weet, dat degenen,
2482 Mark 10:42 | heerschappij voeren over hen, en hun groten gebruiken
2483 Mark 10:42 | groten gebruiken macht over hen. ~
2484 Mark 11:2 | 2 En zeide tot hen: Gaat heen in het vlek,
2485 Mark 11:5 | aldaar stonden, zeiden tot hen: Wat doet gij, dat gij het
2486 Mark 11:6 | 6 Doch zij zeiden tot hen, gelijk Jezus bevolen had;
2487 Mark 11:6 | bevolen had; en zij lieten hen gaan. ~
2488 Mark 11:17 | Hij leerde, zeggende tot hen: Is er niet geschreven:
2489 Mark 11:22 | antwoordende, zeide tot hen: Hebt geloof op God. ~
2490 Mark 11:29 | antwoordende, zeide tot hen: Ik zal u ook een woord
2491 Mark 11:33 | antwoordende, zeide tot hen: Zo zeg Ik u ook niet, door
2492 Mark 12:1 | begon door gelijkenissen tot hen te zeggen: Een mens plantte
2493 Mark 12:4 | anderen dienstknecht tot hen, en dien stenigden zij,
2494 Mark 12:6 | ook dien ten laatste tot hen gezonden, zeggende: Zij
2495 Mark 12:12 | dat Hij die gelijkenis op hen sprak; en zij verlieten
2496 Mark 12:15 | geveinsdheid, zeide tot hen: Wat verzoekt gij Mij? Brengt
2497 Mark 12:16 | brachten een. En Hij zeide tot hen: Wiens is dit beeld, en
2498 Mark 12:17 | antwoordende, zeide tot hen: Geeft dan den keizer, dat
2499 Mark 12:24 | antwoordende, zeide tot hen: Dwaalt gij niet, daarom,
2500 Mark 12:38 | 38 En Hij zeide tot hen in Zijn leer: Wacht u voor
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3060 |