1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2888
Book Chapter: Verse
1501 Psa 64:2 | 2 Hoor, o God! mijn stem in mijn geklag;
1502 Psa 64:8 | 8 Maar God zal hen haastig met een
1503 Psa 65:2 | is in stilheid tot U, o God! in Sion; en U zal de gelofte
1504 Psa 65:6 | gerechtigheid antwoorden, o God onzes heils! o Vertrouwen
1505 Psa 66:3 | 3 Zegt tot God: Hoe vreselijk zijt Gij
1506 Psa 66:8 | Looft, gij volken! onzen God; en laat horen de stem Zijns
1507 Psa 66:10 | Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd,
1508 Psa 66:16 | hoort toe, o allen gij, die God vreest, en ik zal vertellen,
1509 Psa 66:19 | 19 Maar zeker, God heeft gehoord; Hij heeft
1510 Psa 66:20 | 20 Geloofd zij God, Die mijn gebed niet heeft
1511 Psa 67:4 | 4De volken zullen U, o God! loven; de volken, altemaal,
1512 Psa 67:6 | 6De volken zullen U, o God! loven; de volken, altemaal,
1513 Psa 67:7 | aarde geeft haar gewas; God, onze God, zal ons zegenen. ~
1514 Psa 67:7 | geeft haar gewas; God, onze God, zal ons zegenen. ~
1515 Psa 68:2 | 2 God zal opstaan, Zijn vijanden
1516 Psa 68:6 | een Rechter der weduwen; God, in de woonstede Zijner
1517 Psa 68:7 | 7 Een God, Die de eenzamen zet in
1518 Psa 68:8 | 8 O God! toen Gij voor het aangezicht
1519 Psa 68:10 | milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis
1520 Psa 68:11 | goedheid voor den ellendige, o God! ~
1521 Psa 68:17 | bergen? Deze berg heeft God begeerd tot Zijn woning;
1522 Psa 68:19 | bij U te wonen, o HEERE God! ~
1523 Psa 68:20 | dag overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid. Sela. ~
1524 Psa 68:21 | 21 Die God is ons een God van volkomene
1525 Psa 68:21 | 21 Die God is ons een God van volkomene Zaligheid;
1526 Psa 68:22 | 22 Voorzeker zal God den kop Zijner vijanden
1527 Psa 68:25 | 25 O God! zij hebben Uw gangen gezien,
1528 Psa 68:27 | 27 Looft God in de gemeenten, den Heere,
1529 Psa 68:29 | 29 Uw God heeft uw sterkte geboden;
1530 Psa 68:29 | sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht
1531 Psa 68:32 | haasten zijn handen tot God uit te strekken. ~
1532 Psa 68:36 | 36 O God! Gij zijt vreselijk uit
1533 Psa 68:36 | uit Uw heiligdommen; de God Israels, Die geeft den volke
1534 Psa 68:36 | en krachten. Geloofd zij God! ~
1535 Psa 69:2 | 2 Verlos mij, o God! want de wateren zijn gekomen
1536 Psa 69:4 | daar ik ben hopende op mijn God. ~
1537 Psa 69:6 | 6 O God! Gij weet van mijn dwaasheid,
1538 Psa 69:7 | worden, die U zoeken, o God Israels! ~
1539 Psa 69:14 | tijd des welbehagens, o God! door de grootheid Uwer
1540 Psa 69:30 | en in smart; Uw heil, o God! zette mij in een hoog vertrek. ~
1541 Psa 69:33 | verblijden; en gij, die God zoekt, ulieder hart zal
1542 Psa 69:36 | 36 Want God zal Sion verlossen, en de
1543 Psa 70:2 | 2Haast U, o God, om mij te verlossen, o
1544 Psa 70:5 | heils geduriglijk zeggen: God zij groot gemaakt! ~
1545 Psa 70:6 | ellendig en nooddruftig; o God, haast U tot mij; Gij zijt
1546 Psa 71:4 | 4 Mijn God, bevrijd mij van de hand
1547 Psa 71:11 | 11 Zeggende: God heeft hem verlaten; jaagt
1548 Psa 71:12 | 12 O God, wees niet verre van mij;
1549 Psa 71:12 | niet verre van mij; mijn God! haast U tot mijn hulp. ~
1550 Psa 71:17 | 17 O God! Gij hebt mij geleerd van
1551 Psa 71:18 | is, verlaat mij niet, o God, totdat ik dezen geslachte
1552 Psa 71:19 | Ook is Uw gerechtigheid, o God, tot in de hoogte; Gij,
1553 Psa 71:19 | grote dingen gedaan hebt; o God! wie is U gelijk? ~
1554 Psa 71:22 | der luit, Uw trouw, mijn God; ik zal U psalmzingen met
1555 Psa 72:1 | 1 Voor Salomo. O God! geef den koning Uw rechten,
1556 Psa 72:18 | 18 Geloofd zij de HEERE God, de God Israels, Die alleen
1557 Psa 72:18 | Geloofd zij de HEERE God, de God Israels, Die alleen wonderen
1558 Psa 73:1 | psalm van Asaf. Immers is God Israel goed, dengenen, die
1559 Psa 73:11 | zij zeggen: Hoe zou het God weten, en zou er wetenschap
1560 Psa 73:26 | vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten,
1561 Psa 73:28 | aangaande, het is mij goed nabij God te wezen; ik zet mijn betrouwen
1562 Psa 74:1 | onderwijzing, voor Asaf. O God! waarom verstoot Gij in
1563 Psa 74:10 | 10 Hoe lang, o God! zal de wederpartijder smaden?
1564 Psa 74:12 | 12 Evenwel is God mijn Koning van ouds af,
1565 Psa 74:22 | 22 Sta op, o God! twist Uw twistzaak; gedenk
1566 Psa 75:2 | 2 Wij loven U, o God; wij loven, dat Uw Naam
1567 Psa 75:8 | 8 Maar God is Rechter; Hij vernedert
1568 Psa 75:10 | verkondigen; ik zal den God Jakobs psalmzingen. ~
1569 Psa 76:2 | 2 God is bekend in Juda; Zijn
1570 Psa 76:7 | 7 Van Uw schelden, o God van Jakob! is samen wagen
1571 Psa 76:10 | 10 Als God opstond ten oordeel, om
1572 Psa 76:12 | betaalt ze den HEERE, uw God, gij allen, die rondom Hem
1573 Psa 77:2 | 2 Mijn stem is tot God, en ik roep; mijn stem is
1574 Psa 77:2 | ik roep; mijn stem is tot God, en Hij zal het oor tot
1575 Psa 77:4 | 4 Dacht ik aan God, zo maakte ik misbaar; peinsde
1576 Psa 77:10 | 10 Heeft God vergeten genadig te zijn?
1577 Psa 77:14 | 14 O God! Uw weg is in het heiligdom;
1578 Psa 77:14 | heiligdom; wie is een groot God, gelijk God? ~
1579 Psa 77:14 | is een groot God, gelijk God? ~
1580 Psa 77:15 | 15 Gij zijt die God, Die wonder doet; Gij hebt
1581 Psa 77:17 | 17 De wateren zagen U, o God! de wateren zagen U, zij
1582 Psa 78:7 | 7 En dat zij hun hoop op God zouden stellen, en Gods
1583 Psa 78:8 | geest niet getrouw was met God. ~
1584 Psa 78:18 | 18 En zij verzochten God in hun hart, begerende spijs
1585 Psa 78:19 | 19 En zij spraken tegen God, zij zeiden: Zou God een
1586 Psa 78:19 | tegen God, zij zeiden: Zou God een tafel kunnen toerichten
1587 Psa 78:22 | 22 Omdat zij in God niet geloofden, en op Zijn
1588 Psa 78:34 | keerden weder, en zochten God vroeg; ~
1589 Psa 78:35 | 35 En gedachten, dat God hun Rotssteen was, en God,
1590 Psa 78:35 | God hun Rotssteen was, en God, de Allerhoogste, hun Verlosser. ~
1591 Psa 78:41 | kwamen alweder, en verzochten God, en stelden den Heilige
1592 Psa 78:56 | verzochten en verbitterden God, den Allerhoogste, en onderhielden
1593 Psa 78:59 | 59 God hoorde het en werd verbolgen,
1594 Psa 79:1 | 1 Een psalm van Asaf. O God! Heidenen zijn gekomen in
1595 Psa 79:9 | 9 Help ons, o God onzes heils! ter oorzake
1596 Psa 79:10 | heidenen zeggen: Waar is hun God? Laat de wraak des vergoten
1597 Psa 80:4 | 4 O God! breng ons weder, en laat
1598 Psa 80:5 | 5 O HEERE, God der heirscharen! hoe lang
1599 Psa 80:8 | 8 O God der heirscharen! breng ons
1600 Psa 80:15 | 15 O God der heirscharen! keer toch
1601 Psa 80:20 | 20 O HEERE, God der heirscharen! breng ons
1602 Psa 81:2 | onze Sterkte; juicht den God van Jakob. ~
1603 Psa 81:5 | Israel, een recht van den God Jakobs. ~
1604 Psa 81:10 | zal onder u geen uitlands god wezen, en gij zult u voor
1605 Psa 81:10 | zult u voor geen vreemden god nederbuigen. ~
1606 Psa 81:11 | 11 Ik ben de Heere, uw God, Die u heb opgevoerd uit
1607 Psa 82:1 | 1Een psalm van Asaf. God staat in de vergadering
1608 Psa 82:8 | 8Sta op, o God! oordeel het aardrijk, want
1609 Psa 83:2 | 2 O God! zwijg niet, houd U niet
1610 Psa 83:2 | doof, en zijt niet stil, o God! ~
1611 Psa 83:14 | 14 Mijn God! maak hen als een wervel,
1612 Psa 84:3 | roepen uit tot den levenden God. ~
1613 Psa 84:4 | heirscharen, mijn Koning, en mijn God! ~
1614 Psa 84:8 | hen zal verschijnen voor God in Sion. ~
1615 Psa 84:9 | 9 HEERE, God der heirscharen! hoor mijn
1616 Psa 84:9 | gebed; neem het ter oren, o God van Jakob! Sela. ~
1617 Psa 84:10 | 10 O God, ons Schild! zie, en aanschouw
1618 Psa 84:12 | 12 Want God, de HEERE, is een Zon en
1619 Psa 85:5 | 5 Breng ons weder, o God onzes heils! en doe te niet
1620 Psa 85:9 | 9 Ik zal horen, wat God, de HEERE, spreken zal;
1621 Psa 86:2 | gunstgenoot, o Gij, mijn God! verlos Uw knecht die op
1622 Psa 86:10 | wonderwerken; Gij alleen zijt God. ~
1623 Psa 86:12 | 12 Heere, mijn God! ik zal U met mijn ganse
1624 Psa 86:14 | 14 O God! de hovaardigen staan tegen
1625 Psa 86:15 | een barmhartig en genadig God, lankmoedig, en groot van
1626 Psa 88:2 | 2 O HEERE, God mijns heils! bij dag, bij
1627 Psa 89:8 | 8 God is grotelijks geducht in
1628 Psa 89:9 | 9 O HEERE, God der heirscharen! wie is
1629 Psa 89:27 | Gij zijt mijn Vader! mijn God, en de Rotssteen mijns heils! ~
1630 Psa 90:2 | tot eeuwigheid zijt Gij God. ~
1631 Psa 91:2 | Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw! ~
1632 Psa 91:14 | Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen;
1633 Psa 94:1 | 1 O God der wraken! o HEERE, God
1634 Psa 94:1 | God der wraken! o HEERE, God der wraken! verschijn blinkende. ~
1635 Psa 94:7 | HEERE ziet het niet, en de God van Jakob merkt het niet. ~
1636 Psa 94:22 | een Hoog Vertrek, en mijn God tot een Steenrots mijner
1637 Psa 94:23 | verdelgen; de HEERE, onze God, zal hen verdelgen. ~ ~
1638 Psa 95:3 | Want de HEERE is een groot God; ja, een groot Koning boven
1639 Psa 95:7 | 7 Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner
1640 Psa 99:5 | 5Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u neder voor de
1641 Psa 99:8 | 8O HEERE, onze God! Gij hebt hen verhoord,
1642 Psa 99:8 | hun geweest een vergevend God, hoewel wraak doende over
1643 Psa 99:9 | 9Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u voor den berg
1644 Psa 99:9 | heiligheid; want de HEERE, onze God, is heilig. ~ ~ ~
1645 Psa 100:3 | 3Weet, dat de HEERE is God; Hij heeft ons gemaakt (
1646 Psa 102:25 | 25 Ik zeide: Mijn God! neem mij niet weg in het
1647 Psa 104:1 | mijn ziel! O HEERE, mijn God! Gij zijt zeer groot, Gij
1648 Psa 104:21 | roof, en om hun spijs van God te zoeken. ~
1649 Psa 104:33 | mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik
1650 Psa 105:7 | 7 Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn over
1651 Psa 106:14 | woestijn, en zij verzochten God in de wildernis. ~
1652 Psa 106:21 | 21 Zij vergaten God, hun Heiland, Die grote
1653 Psa 106:47 | Verlos ons, HEERE, onze God! en verzamel ons uit de
1654 Psa 106:48 | Geloofd zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid
1655 Psa 108:2 | 2 O God! mijn hart is bereid; ik
1656 Psa 108:6 | 6 Verhef U, o God! boven de hemelen, en Uw
1657 Psa 108:8 | 8 God heeft gesproken in Zijn
1658 Psa 108:12 | Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt,
1659 Psa 108:12 | en Die niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? ~
1660 Psa 108:14 | 14 In God zullen wij kloeke daden
1661 Psa 109:1 | den opperzangmeester. O God mijns lofs! zwijg niet. ~
1662 Psa 109:26 | 26 Help mij, HEERE, mijn God! verlos mij naar Uw goedertierenheid.
1663 Psa 113:5 | is gelijk de HEERE, onze God? Die zeer hoog woont. ~
1664 Psa 114:7 | voor het aangezicht van den God Jakobs; ~
1665 Psa 115:2 | heidenen zeggen: Waar is nu hun God? ~
1666 Psa 115:3 | 3 Onze God is toch in den hemel, Hij
1667 Psa 116:5 | en rechtvaardig, en onze God is ontfermende. ~
1668 Psa 118:27 | 27 De HEERE is God, Die ons licht gegeven heeft.
1669 Psa 118:28 | 28 Gij zijt mijn God, daarom zal ik U loven;
1670 Psa 118:28 | daarom zal ik U loven; o mijn God! ik zal U verhogen. ~
1671 Psa 123:2 | onze ogen op den HEERE,onze God, totdat Hij ons genadig
1672 Psa 136:2 | 2 Looft den God der goden; want Zijn goedertierenheid
1673 Psa 136:26 | 26 Looft den God des hemels; want Zijn goedertierenheid
1674 Psa 139:17 | hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten! hoe machtig
1675 Psa 139:19 | 19 O God! dat Gij den goddeloze ombracht!
1676 Psa 139:23 | 23 Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef
1677 Psa 140:7 | HEERE gezegd: Gij zijt mijn God; neem ter ore, o HEERE!
1678 Psa 143:10 | doen, want Gij zijt mijn God! Uw goede Geest geleide
1679 Psa 144:9 | 9 O God! ik zal U een nieuw lied
1680 Psa 144:15 | welgelukzalig is het volk, wiens God de HEERE is. ~ ~ ~ ~
1681 Psa 145:1 | van David. Aleph. O mijn God, Gij Koning! ik zal U verhogen,
1682 Psa 146:2 | mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik
1683 Psa 146:5 | Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft,
1684 Psa 146:5 | verwachting op den HEERE, zijn God is; ~
1685 Psa 146:10 | in eeuwigheid regeren; uw God, o Sion! is van geslacht
1686 Psa 147:1 | Looft den HEERE, want onzen God te psalmzingen is goed,
1687 Psa 147:7 | dankzegging; psalmzingt onzen God op de harp. ~
1688 Psa 147:12 | den HEERE; o Sion! loof uw God. ~
1689 Psa 150:1 | 1Hallelujah! Looft God in Zijn heiligdom; looft
1690 Spre 2:5 | verstaan, en zult de kennis van God vinden. ~
1691 Spre 10:24| begeerte der rechtvaardigen zal God geven. ~
1692 Spre 21:12| des goddelozen huis, als God de goddelozen in het kwaad
1693 Pred 1:13| moeilijke bezigheid heeft God den kinderen der mensen
1694 Pred 3:10| gezien de bezigheid, die God den kinderen der mensen
1695 Pred 3:11| dat een mens het werk, dat God gemaakt heeft, kan uitvinden,
1696 Pred 3:14| Ik weet, dat al wat God doet, dat zal in der eeuwigheid
1697 Pred 3:14| noch is er af te doen; en God doet dat, opdat men vreze
1698 Pred 3:15| dat is alrede geweest; en God zoekt het weggedrevene. ~
1699 Pred 3:17| Ik zeide in mijn hart: God zal den rechtvaardige en
1700 Pred 3:18| der mensenkinderen, dat God hen zal verklaren, en dat
1701 Pred 5:1 | voor Gods aangezicht; want God is in den hemel, en gij
1702 Pred 5:3 | Wanneer gij een gelofte aan God zult beloofd hebben, stel
1703 Pred 5:5 | dwaling was; waarom zou God grotelijks toornen, om uwer
1704 Pred 5:6 | woorden; maar vrees gij God! ~
1705 Pred 5:17| dagen zijns levens, hetwelk God hem geeft; want dat is zijn
1706 Pred 5:18| iegelijk mens, aan denwelken God rijkdom en goederen gegeven
1707 Pred 5:18| datzelve is een gave van God. ~
1708 Pred 5:19| zijns levens, dewijl hem God hem verhoort in de blijdschap
1709 Pred 6:2 | Een man, denwelken God gegeven heeft rijkdom, en
1710 Pred 6:2 | alles wat hij begeert; en God geeft hem de macht
1711 Pred 7:14| tegenspoeds, zie toe; want God maakt ook den een tegenover
1712 Pred 7:18| van dit niet af; want die God vreest, dien ontgaat dat
1713 Pred 7:29| dit heb ik gevonden, dat God den mens recht gemaakt heeft,
1714 Pred 8:12| honderd maal kwaad doet, en God hem de dagen verlengt; zo
1715 Pred 8:12| het dien zal welgaan, die God vrezen, die voor Zijn aangezicht
1716 Pred 8:15| zijns levens, die hem God geeft onder de zon. ~
1717 Pred 9:7 | wijn van goeder harte; want God heeft alrede een behagen
1718 Pred 9:9 | uws ijdelen levens, welke God u gegeven heeft onder de
1719 Pred 11:9 | ogen; maar weet, dat God, om al deze dingen, u zal
1720 Pred 12:7 | is; en de geest weder tot God keert, Die hem gegeven heeft. ~
1721 Pred 12:13| einde van de zaak: Vrees God, en houd Zijn geboden, want
1722 Pred 12:14| 14 Want God zal ieder werk in het gericht
1723 Jes 2:3 | HEEREN, tot het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere
1724 Jes 5:16 | worden door het recht; en God, die Heilige, zal geheiligd
1725 Jes 7:11 | teken van den HEERE, uw God; eis beneden in de diepte,
1726 Jes 7:13 | maakt, dat gij ook mijn God moede maakt? ~
1727 Jes 8:10 | het zal niet bestaan; want God is met ons! ~
1728 Jes 8:19 | Zal niet een volk zijn God vragen? zal men voor
1729 Jes 8:21 | zijn koning en op zijn God, als hij opwaarts zal zien; ~
1730 Jes 9:5 | Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid,
1731 Jes 10:21 | van Jakob, tot den sterken God! ~
1732 Jes 12:2 | 2 Ziet, God is mijn Heil, ik zal vertrouwen
1733 Jes 13:19 | Chaldeen, zijn gelijk als God Sodom en Gomorra omgekeerd
1734 Jes 17:6 | spreekt de HEERE, de God Israels. ~
1735 Jes 17:10 | 10 Want gij hebt den God uws heils vergeten, en niet
1736 Jes 21:10 | HEERE der heirscharen, den God Israels, dat heb ik ulieden
1737 Jes 21:17 | worden, want de HEERE, de God Israels, heeft het gesproken. ~ ~
1738 Jes 25:1 | HEERE! Gij zijt mijn God, U zal ik verhogen, Uw Naam
1739 Jes 25:9 | zeggen: Ziet, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht,
1740 Jes 26:1 | hebben een sterke stad, God stelt heil tot muren en
1741 Jes 26:13 | 13 HEERE, onze God! andere heren, behalve Gij,
1742 Jes 28:26 | 26 En zijn God onderricht hem van de wijze,
1743 Jes 29:23 | Jakobs heiligen, en den God van Israel vrezen. ~
1744 Jes 30:18 | ontferme, want de HEERE is een God des gerichts; welgelukzalig
1745 Jes 31:3 | Egyptenaren zijn mensen, en geen God, en hun paarden zijn vlees,
1746 Jes 35:4 | vreest niet; ziet, ulieder God zal ter wrake komen met
1747 Jes 36:7 | vertrouwen op den HEERE, onzen God; is Hij Die niet, Wiens
1748 Jes 37:4 | Misschien zal de HEERE, uw God, horen de woorden van Rabsake,
1749 Jes 37:4 | gezonden heeft, om den levenden God te honen, en te schelden
1750 Jes 37:4 | woorden, die de HEERE, uw God, gehoord heeft; hef dan
1751 Jes 37:10 | Juda, zeggende: Laat u uw God niet bedriegen, op Welken
1752 Jes 37:16 | HEERE der heirscharen, Gij, God van Israel, Die tussen de
1753 Jes 37:16 | Zelf, Gij alleen zijt de God van alle koninkrijken der
1754 Jes 37:17 | gezonden heeft om den levenden God te honen. ~
1755 Jes 37:20 | Nu dan, HEERE, onze God, verlos ons uit zijn hand,
1756 Jes 37:21 | Alzo zegt de HEERE, de God Israels: Dat gij tot Mij
1757 Jes 37:38 | het huis van Nisroch, zijn god, zich nederboog, dat Adramelech
1758 Jes 38:5 | Hizkia: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb
1759 Jes 40:1 | troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen. ~
1760 Jes 40:3 | wildernis een baan voor onzen God! ~
1761 Jes 40:9 | van Juda: Zie hier is uw God! ~
1762 Jes 40:18 | Bij wien dan zult gij God vergelijken, of wat gelijkenis
1763 Jes 40:27 | mijn recht gaat van mijn God voorbij? ~
1764 Jes 40:28 | gehoord, dat de eeuwige God, de HEERE, de Schepper van
1765 Jes 41:10 | verbaasd, want Ik ben uw God; Ik sterk u, ook help Ik
1766 Jes 41:13 | Want Ik, de HEERE, uw God, grijp uw rechterhand aan,
1767 Jes 41:17 | zal hen verhoren, Ik, de God Israels, zal hen niet verlaten. ~
1768 Jes 42:5 | 5 Alzo zegt God, de HEERE, Die de hemelen
1769 Jes 43:3 | Want Ik ben de HEERE, uw God, de Heilige Israels, uw
1770 Jes 43:10 | Dezelve ben, dat voor Mij geen God geformeerd is, en na
1771 Jes 43:12 | doen horen, en geen vreemd god was onder ulieden; en gij
1772 Jes 43:12 | spreekt de HEERE, dat Ik God ben. ~
1773 Jes 44:6 | en behalve Mij is er geen God. ~
1774 Jes 44:8 | getuigen: is er ook een God behalve Mij? Immers, er
1775 Jes 44:10 | 10 Wie formeert een god, en giet een beeld, dat
1776 Jes 44:15 | daarenboven maakt hij er een god van, en buigt zich
1777 Jes 44:17 | daarvan maakt hij tot een god, tot zijn gesneden beeld;
1778 Jes 44:17 | mij, want gij zijt mijn god! ~
1779 Jes 45:3 | u bij uw naam roept, de God van Israel; ~
1780 Jes 45:5 | meer, buiten Mij is er geen God; Ik zal u gorden, hoewel
1781 Jes 45:14 | zeggende: Gewisselijk, God is in u, en er is anders
1782 Jes 45:14 | u, en er is anders geen God meer. ~
1783 Jes 45:15 | Voorwaar, Gij zijt een God, Die Zich verborgen houdt,
1784 Jes 45:15 | Zich verborgen houdt, de God Israels, de Heiland. ~
1785 Jes 45:18 | hemelen geschapen heeft, Die God, Die de aarde geformeerd,
1786 Jes 45:20 | gesneden beelden dragen, en een god aanbidden, die niet
1787 Jes 45:21 | HEERE? en er is geen God meer behalve Mij, een rechtvaardig
1788 Jes 45:21 | behalve Mij, een rechtvaardig God, en een Heiland, niemand
1789 Jes 45:22 | einden der aarde! want Ik ben God, en niemand meer. ~
1790 Jes 46:6 | en die maakt het tot een god, zij knielen neder, ook
1791 Jes 46:9 | van oude tijden af, dat Ik God ben, en er is geen God meer,
1792 Jes 46:9 | Ik God ben, en er is geen God meer, en er is niet gelijk
1793 Jes 48:1 | HEEREN, en vermeldt den God Israels, maar niet in waarheid,
1794 Jes 48:2 | genoemd, en zij steunen op den God Israels; HEERE der heirscharen
1795 Jes 48:17 | Israels: Ik ben de HEERE, uw God, Die u leert, wat nut is,
1796 Jes 49:4 | Mijn werkloon is bij Mijn God. ~
1797 Jes 49:5 | ogen des HEEREN, en Mijn God zal Mijn Sterkte zijn. ~
1798 Jes 50:10 | HEEREN, en steune op zijn God. ~
1799 Jes 51:15 | Want Ik ben de HEERE, uw God, Die de zee klieft, dat
1800 Jes 51:22 | uw Heere, de HEERE en uw God, Die Zijns volks zaak twisten
1801 Jes 52:7 | desgenen, die tot Sion zegt: Uw God is Koning. ~
1802 Jes 52:12 | aangezicht henentrekken, en de God van Israel zal uw achtertocht
1803 Jes 53:4 | Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. ~
1804 Jes 54:5 | uw Verlosser; Hij zal de God des gansen aardbodems genaamd
1805 Jes 54:6 | versmaad zijt geweest, zegt uw God. ~
1806 Jes 55:7 | ontfermen, en tot onzen God, want Hij vergeeft
1807 Jes 56:7 | ontfermen, en tot onzen God, want Hij vergeeft
1808 Jes 58:21 | De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede. ~ ~
1809 Jes 59:2 | zij hebben een lust tot God te naderen; ~
1810 Jes 60:2 | tussen ulieden en tussen uw God, en uw zonden verbergen
1811 Jes 60:13 | achterwaarts wijken van onzen God; het spreken van onderdrukking
1812 Jes 61:19 | een eeuwig Licht, en uw God tot uw Sierlijkheid. ~
1813 Jes 62:10 | ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed
1814 Jes 63:5 | over de bruid, alzo zal uw God over u vrolijk zijn. ~
1815 Jes 65:4 | het gezien, behalve Gij, o God! wat Hij doen zal dien,
1816 Jes 66:16 | zal zich zegenen in den God der waarheid; en wie zal
1817 Jes 66:16 | die zal zweren bij den God der waarheid, omdat de vorige
1818 Jes 67:9 | voortaan toesluiten? zegt uw God. ~
1819 Jer 2:17 | doordien gij den HEERE, uw God, verlaat, ten tijde als
1820 Jer 2:19 | is, dat gij den HEERE, uw God, verlaat, en Mijn vreze
1821 Jer 3:13 | gij tegen den HEERE, uw God, hebt overtreden, en uw
1822 Jer 3:21 | verkeerd, en den HEERE, hun God, vergeten hebben. ~
1823 Jer 3:22 | Gij zijt de HEERE, onze God! ~
1824 Jer 3:23 | waarlijk, in den HEERE, onzen God, is Israels heil! ~
1825 Jer 3:25 | hebben tegen den HEERE, onzen God, gezondigd, wij en onze
1826 Jer 5:7 | zweren bij hen, die geen God zijn; als Ik hen verzadigd
1827 Jer 5:14 | Daarom zegt de HEERE, de God der heirscharen, alzo, omdat
1828 Jer 5:19 | heeft ons de HEERE, onze God, al deze dingen gedaan?
1829 Jer 5:24 | ons nu den HEERE, onzen God, vrezen, Die den regen geeft,
1830 Jer 7:3 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Maakt uw wegen
1831 Jer 7:21 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Doet uw brandofferen
1832 Jer 7:23 | stem, zo zal Ik u tot een God zijn, en gij zult Mij tot
1833 Jer 8:14 | heeft ons de HEERE, onze God, doen stilzwijgen, en ons
1834 Jer 9:15 | HEERE der heirscharen, de God Israels, alzo: Ziet, Ik
1835 Jer 10:10 | 10 Maar de HEERE God is de Waarheid, Hij is de
1836 Jer 10:10 | Waarheid, Hij is de levende God, en een eeuwig Koning; van
1837 Jer 11:3 | hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Vervloekt zij de
1838 Jer 11:4 | zijn, en Ik zal u tot een God zijn; ~
1839 Jer 13:12 | hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Alle flessen zullen
1840 Jer 13:16 | Geeft eer den HEERE, uw God, eer dat Hij het duister
1841 Jer 14:22 | die niet, o HEERE, onze God? Daarom zullen wij op U
1842 Jer 15:16 | Naam genoemd, o HEERE, God der heirscharen! ~
1843 Jer 16:9 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal van
1844 Jer 16:10 | wij tegen den HEERE, onzen God, gezondigd hebben? ~
1845 Jer 19:3 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal een
1846 Jer 19:15 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal over
1847 Jer 21:4 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ziet, Ik zal de
1848 Jer 23:2 | Daarom zegt de HEERE, de God Israels, alzo van de herderen,
1849 Jer 23:23 | 23 Ben Ik een God van nabij, spreekt de HEERE,
1850 Jer 23:23 | spreekt de HEERE, en niet een God van verre? ~
1851 Jer 23:36 | woorden van den levenden God, den HEERE der heirscharen,
1852 Jer 23:36 | heirscharen, onzen God. ~
1853 Jer 24:5 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Gelijk die goede
1854 Jer 24:7 | zijn, en Ik zal hun tot een God zijn; want zij zullen zich
1855 Jer 25:15 | alzo heeft de HEERE, de God Israels, tot mij gezegd:
1856 Jer 25:27 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Drinkt, en wordt
1857 Jer 27:4 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Zo zult gij tot
1858 Jer 27:21 | HEERE der heirscharen, de God Israels, van de vaten, die
1859 Jer 28:2 | HEERE der heirscharen, de God Israels, zeggende: Ik heb
1860 Jer 28:14 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ik heb een ijzeren
1861 Jer 29:4 | HEERE der heirscharen, de God Israels, tot allen, die
1862 Jer 29:8 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Laat uw profeten
1863 Jer 29:21 | HEERE der heirscharen, de God Israels, van Achab, zoon
1864 Jer 29:25 | HEERE der heirscharen, de God Israels, zeggende: Omdat
1865 Jer 30:2 | Zo spreekt de HEERE, de God Israels, zeggende: Schrijf
1866 Jer 30:9 | zullen dienen den HEERE, hun God, en hun koning David, dien
1867 Jer 30:22 | zijn, en Ik zal u tot een God zijn. ~
1868 Jer 31:1 | geslachten Israels tot een God zijn; en zij zullen Mij
1869 Jer 31:6 | Sion, tot den HEERE, onzen God! ~
1870 Jer 31:18 | Gij zijt de HEERE, mijn God! ~
1871 Jer 31:23 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Dit woord zullen
1872 Jer 31:33 | Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij
1873 Jer 32:14 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Neem deze brieven,
1874 Jer 32:15 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Er zullen nog huizen,
1875 Jer 32:18 | Gij grote, Gij geweldige God, Wiens Naam is HEERE
1876 Jer 32:27 | Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees; zou Mij
1877 Jer 32:36 | daarom zegt de HEERE, de God Israels, alzo van deze stad,
1878 Jer 32:38 | zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. ~
1879 Jer 33:4 | Want zo zegt de HEERE, de God Israels, van de huizen dezer
1880 Jer 34:2 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ga henen en spreek
1881 Jer 34:13 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb een verbond
1882 Jer 35:13 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ga henen en zeg
1883 Jer 35:17 | Daarom alzo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de God
1884 Jer 35:17 | God der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal over
1885 Jer 35:18 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Omdat gijlieden
1886 Jer 35:19 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Er zal Jonadab,
1887 Jer 37:3 | tot den HEERE, onzen God! ~
1888 Jer 37:7 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Zo zult gijlieden
1889 Jer 38:17 | Zedekia: Zo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de God
1890 Jer 38:17 | God der heirscharen, de God Israels: Indien gij gewilliglijk
1891 Jer 39:16 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Zie, Ik zal Mijn
1892 Jer 40:2 | zeide tot hem: De HEERE, uw God, heeft dit kwaad over deze
1893 Jer 42:2 | voor ons tot den HEERE, uw God, voor dit ganse overblijfsel;
1894 Jer 42:3 | Dat ons de HEERE, uw God, bekend make den weg, dien
1895 Jer 42:4 | ik zal tot den HEERE, uw God, bidden naar uw woorden;
1896 Jer 42:5 | met hetwelk u de HEERE, uw God, tot ons zal zenden,
1897 Jer 42:9 | hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels, tot Welken gij
1898 Jer 42:15 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Indien gij ganselijk
1899 Jer 42:18 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Gelijk als Mijn
1900 Jer 42:20 | hebt mij tot den HEERE, uw God, gezonden, zeggende: Bid
1901 Jer 42:20 | ons tot den HEERE, onzen God, en naar alles, wat de HEERE,
1902 Jer 42:20 | wat de HEERE, onze God, zal zeggen, alzo maak het
1903 Jer 43:1 | dewelke hem de HEERE, hun God, tot hen gezonden had,
1904 Jer 43:2 | spreekt leugen; de HEERE, onze God, heeft u niet gezonden,
1905 Jer 43:10 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal henenzenden,
1906 Jer 44:2 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Gij hebt gezien
1907 Jer 44:7 | nu, zo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de God
1908 Jer 44:7 | God der heirscharen, de God Israels: Waarom doet gij
1909 Jer 44:11 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal Mijn
1910 Jer 44:25 | HEERE der heirscharen, de God Israels, zeggende: Aangaande
1911 Jer 45:2 | Alzo zegt de HEERE, de God Israels, van u, o Baruch! ~
1912 Jer 46:25 | HEERE der heirscharen, de God Israels, zegt: Ziet, Ik
1913 Jer 48:1 | HEERE der heirscharen, de God Israels, alzo: Wee over
1914 Jer 50:4 | en den HEERE, hun God, zoeken. ~
1915 Jer 50:18 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal bezoeking
1916 Jer 50:40 | 40 Gelijk God Sodom en Gomorra en haar
1917 Jer 51:5 | gelaten worden van zijn God, van den HEERE der heirscharen (
1918 Jer 51:33 | HEERE der heirscharen, de God Israels: De dochter van
1919 Jer 51:56 | verbroken; want de HEERE, de God der vergelding, zal hun
1920 Klaa 1:85| mitsgaders de handen, tot God in den hemel, zeggende: ~
1921 Eze 11:20 | zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. ~
1922 Eze 14:11 | Ik zal hun tot een God zijn, spreekt de Heere HEERE. ~
1923 Eze 20:5 | zeggende: Ik ben de HEERE, uw God. ~
1924 Eze 20:7 | Egypte; Ik, de HEERE, ben uw God. ~
1925 Eze 20:19 | Ik ben de HEERE, uw God, wandelt in Mijn inzettingen,
1926 Eze 20:20 | weet, dat Ik, de HEERE, uw God ben. ~
1927 Eze 28:2 | verheft en zegt: Ik ben God, ik zit in Godes stoel,
1928 Eze 28:2 | gij een mens en geen God zijt, stelt gij nochtans
1929 Eze 28:9 | doodslagers, zeggen: Ik ben God? daar gij een mens zijt
1930 Eze 28:9 | gij een mens zijt en geen God, in de hand desgenen, die
1931 Eze 28:26 | Ik, de HEERE, hunlieder God ben. ~ ~ ~ ~ ~
1932 Eze 34:24 | de HEERE, zal hun tot een God zijn; en Mijn knecht David
1933 Eze 34:30 | weten, dat Ik, de HEERE, hun God, met hen ben, en dat zij
1934 Eze 34:31 | zijt mensen; maar Ik ben uw God, spreekt de Heere HEERE. ~ ~
1935 Eze 36:28 | zijn, en Ik zal u tot een God zijn. ~
1936 Eze 37:23 | zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. ~
1937 Eze 37:27 | zijn, en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij
1938 Eze 39:22 | Ik, de HEERE, hunlieder God ben, van dien dag af en
1939 Eze 39:28 | Ik, de HEERE, hunlieder God ben, dewijl Ik ze gevankelijk
1940 Eze 44:2 | ingaan, omdat de HEERE, de God Israels, door dezelve is
1941 Dan 1:9 | 9 En God gaf Daniel genade en barmhartigheid
1942 Dan 1:17 | vier jongelingen nu gaf God wetenschap en verstand in
1943 Dan 2:18 | 18 Opdat zij van den God des hemels barmhartigheden
1944 Dan 2:19 | toen loofde Daniel den God des hemels. ~
1945 Dan 2:23 | Ik dank en ik loof U, o God mijner vaderen! omdat Gij
1946 Dan 2:28 | 28 Maar er is een God in den hemel, Die verborgenheden
1947 Dan 2:37 | koning der koningen; want de God des hemels heeft u een koninkrijk,
1948 Dan 2:44 | van die koningen zal de God des hemels een Koninkrijk
1949 Dan 2:45 | goud vermaalde; de grote God heeft den koning bekend
1950 Dan 2:47 | de waarheid, dat ulieder God een God der goden is, en
1951 Dan 2:47 | waarheid, dat ulieder God een God der goden is, en een Heere
1952 Dan 3:15 | brandenden vuurs; en wie is de God, Die ulieden uit mijn handen
1953 Dan 3:17 | Zal het zo zijn, onze God, Dien wij eren, is machtig
1954 Dan 3:28 | en zeide: Geloofd zij de God van Sadrach, Mesach en Abed-nego,
1955 Dan 3:28 | overgegeven hebben, opdat zij geen god eerden noch aanbaden, dan
1956 Dan 3:28 | eerden noch aanbaden, dan hun God. ~
1957 Dan 3:29 | lastering spreekt tegen den God van Sadrach, Mesach en Abed-nego,
1958 Dan 3:29 | worde; want er is geen ander God, Die alzo verlossen kan. ~
1959 Dan 4:2 | wonderen, die de allerhoogste God aan mij gedaan heeft. ~
1960 Dan 5:18 | koning! de allerhoogste God heeft uw vader Nebukadnezar
1961 Dan 5:21 | totdat hij bekende, dat God, de Allerhoogste, Heerser
1962 Dan 5:23 | gij geprezen; maar dien God, in Wiens hand uw adem
1963 Dan 5:26 | uitlegging dezer woorden: MENE; God heeft uw koninkrijk geteld,
1964 Dan 6:8 | verzoek zal doen van enigen god of mens, behalve van u,
1965 Dan 6:11 | deed belijdenis voor zijn God, ganselijk gelijk hij voor
1966 Dan 6:12 | biddende en smekende voor zijn God. ~
1967 Dan 6:13 | dertig dagen van enigen god of mens iets verzoeken
1968 Dan 6:17 | en zeide tot Daniel: Uw God, Dien gij geduriglijk eert,
1969 Dan 6:21 | Gods! heeft ook uw God, Dien gij geduriglijk eert,
1970 Dan 6:23 | 23 Mijn God heeft Zijn engel gezonden,
1971 Dan 6:24 | gevonden, dewijl hij in zijn God geloofd had.
1972 Dan 6:27 | voor het aangezicht van den God van Daniel; want Hij is
1973 Dan 6:27 | want Hij is de levende God, en bestendig in eeuwigheden,
1974 Dan 9:3 | stelde mijn aangezicht tot God, den Heere, om Hem te zoeken
1975 Dan 9:4 | dan tot den HEERE, mijn God, en deed belijdenis, en
1976 Dan 9:4 | grote en verschrikkelijke God, Die het verbond en de weldadigheid
1977 Dan 9:9 | Bij den Heere, onzen God, zijn de barmhartigheden
1978 Dan 9:14 | gebracht; want de HEERE, onze God, is rechtvaardig in al Zijn
1979 Dan 9:15 | En nu, o Heere, onze God! Die Uw volk uit Egypteland
1980 Dan 9:17 | 17 En nu, o onze God! hoor naar het gebed Uws
1981 Dan 9:18 | 18 Neig Uw oor, mijn God! en hoor, doe Uw ogen op,
1982 Dan 9:19 | Om Uws Zelfs wil, o mijn God! Want Uw stad, en Uw volk
1983 Dan 11:32 | maar het volk, die hun God kennen, zullen zij grijpen,
1984 Dan 11:36 | groot maken boven allen God, en hij zal tegen den God
1985 Dan 11:36 | God, en hij zal tegen den God der goden wonderlijke dingen
1986 Dan 11:37 | vrouwen; hij zal ook op geen God acht geven, maar hij zal
1987 Dan 11:38 | 38 En hij zal den god Mauzzim in zijn standplaats
1988 Dan 11:38 | standplaats eren; namelijk den god, welken zijn vaders niet
1989 Dan 11:39 | sterkten maken met den vreemden god; dengenen, die hij kennen
1990 Hos 1:7 | verlossen door den HEERE, hun God, en Ik zal ze niet verlossen
1991 Hos 2:22 | dat zal zeggen: O, mijn God! ~ ~
1992 Hos 3:5 | en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun koning; en
1993 Hos 4:1 | en geen kennis van God in het land is; ~
1994 Hos 4:12 | hen, dat zij van onder hun God weghoereren. ~
1995 Hos 5:4 | niet aan, om zich tot hun God te bekeren; want de geest
1996 Hos 7:10 | bekeren tot den HEERE, hun God, noch Hem zoeken in alle
1997 Hos 8:2 | zij tot Mij roepen: Mijn God! wij, Israel, kennen U. ~
1998 Hos 8:6 | gemaakt, en het is geen God, maar het zal tot stukken
1999 Hos 9:1 | want gij hoereert van uw God af; gij hebt hoerenloon
2000 Hos 9:8 | wachter van Efraim is met mijn God, maar de profeet is een
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2888 |