Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
gloeiende 2
goath 1
gob 2
god 2888
goddelijk 1
goddelijke 9
goddelijken 1
Frequency    [«  »]
3088 om
3081 zullen
3060 hen
2888 god
2779 naar
2776 al
2765 ook

Bijbel

IntraText - Concordances

god

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2888

     Book Chapter: Verse
1501 Psa 64:2 | 2 Hoor, o God! mijn stem in mijn geklag; 1502 Psa 64:8 | 8 Maar God zal hen haastig met een 1503 Psa 65:2 | is in stilheid tot U, o God! in Sion; en U zal de gelofte 1504 Psa 65:6 | gerechtigheid antwoorden, o God onzes heils! o Vertrouwen 1505 Psa 66:3 | 3 Zegt tot God: Hoe vreselijk zijt Gij 1506 Psa 66:8 | Looft, gij volken! onzen God; en laat horen de stem Zijns 1507 Psa 66:10 | Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, 1508 Psa 66:16 | hoort toe, o allen gij, die God vreest, en ik zal vertellen, 1509 Psa 66:19 | 19 Maar zeker, God heeft gehoord; Hij heeft 1510 Psa 66:20 | 20 Geloofd zij God, Die mijn gebed niet heeft 1511 Psa 67:4 | 4De volken zullen U, o God! loven; de volken, altemaal, 1512 Psa 67:6 | 6De volken zullen U, o God! loven; de volken, altemaal, 1513 Psa 67:7 | aarde geeft haar gewas; God, onze God, zal ons zegenen. ~ 1514 Psa 67:7 | geeft haar gewas; God, onze God, zal ons zegenen. ~ 1515 Psa 68:2 | 2 God zal opstaan, Zijn vijanden 1516 Psa 68:6 | een Rechter der weduwen; God, in de woonstede Zijner 1517 Psa 68:7 | 7 Een God, Die de eenzamen zet in 1518 Psa 68:8 | 8 O God! toen Gij voor het aangezicht 1519 Psa 68:10 | milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis 1520 Psa 68:11 | goedheid voor den ellendige, o God! ~ 1521 Psa 68:17 | bergen? Deze berg heeft God begeerd tot Zijn woning; 1522 Psa 68:19 | bij U te wonen, o HEERE God! ~ 1523 Psa 68:20 | dag overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid. Sela. ~ 1524 Psa 68:21 | 21 Die God is ons een God van volkomene 1525 Psa 68:21 | 21 Die God is ons een God van volkomene Zaligheid; 1526 Psa 68:22 | 22 Voorzeker zal God den kop Zijner vijanden 1527 Psa 68:25 | 25 O God! zij hebben Uw gangen gezien, 1528 Psa 68:27 | 27 Looft God in de gemeenten, den Heere, 1529 Psa 68:29 | 29 Uw God heeft uw sterkte geboden; 1530 Psa 68:29 | sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht 1531 Psa 68:32 | haasten zijn handen tot God uit te strekken. ~ 1532 Psa 68:36 | 36 O God! Gij zijt vreselijk uit 1533 Psa 68:36 | uit Uw heiligdommen; de God Israels, Die geeft den volke 1534 Psa 68:36 | en krachten. Geloofd zij God! ~ 1535 Psa 69:2 | 2 Verlos mij, o God! want de wateren zijn gekomen 1536 Psa 69:4 | daar ik ben hopende op mijn God. ~ 1537 Psa 69:6 | 6 O God! Gij weet van mijn dwaasheid, 1538 Psa 69:7 | worden, die U zoeken, o God Israels! ~ 1539 Psa 69:14 | tijd des welbehagens, o God! door de grootheid Uwer 1540 Psa 69:30 | en in smart; Uw heil, o God! zette mij in een hoog vertrek. ~ 1541 Psa 69:33 | verblijden; en gij, die God zoekt, ulieder hart zal 1542 Psa 69:36 | 36 Want God zal Sion verlossen, en de 1543 Psa 70:2 | 2Haast U, o God, om mij te verlossen, o 1544 Psa 70:5 | heils geduriglijk zeggen: God zij groot gemaakt! ~ 1545 Psa 70:6 | ellendig en nooddruftig; o God, haast U tot mij; Gij zijt 1546 Psa 71:4 | 4 Mijn God, bevrijd mij van de hand 1547 Psa 71:11 | 11 Zeggende: God heeft hem verlaten; jaagt 1548 Psa 71:12 | 12 O God, wees niet verre van mij; 1549 Psa 71:12 | niet verre van mij; mijn God! haast U tot mijn hulp. ~ 1550 Psa 71:17 | 17 O God! Gij hebt mij geleerd van 1551 Psa 71:18 | is, verlaat mij niet, o God, totdat ik dezen geslachte 1552 Psa 71:19 | Ook is Uw gerechtigheid, o God, tot in de hoogte; Gij, 1553 Psa 71:19 | grote dingen gedaan hebt; o God! wie is U gelijk? ~ 1554 Psa 71:22 | der luit, Uw trouw, mijn God; ik zal U psalmzingen met 1555 Psa 72:1 | 1 Voor Salomo. O God! geef den koning Uw rechten, 1556 Psa 72:18 | 18 Geloofd zij de HEERE God, de God Israels, Die alleen 1557 Psa 72:18 | Geloofd zij de HEERE God, de God Israels, Die alleen wonderen 1558 Psa 73:1 | psalm van Asaf. Immers is God Israel goed, dengenen, die 1559 Psa 73:11 | zij zeggen: Hoe zou het God weten, en zou er wetenschap 1560 Psa 73:26 | vlees en mijn hart, zo is God de Rotssteen mijns harten, 1561 Psa 73:28 | aangaande, het is mij goed nabij God te wezen; ik zet mijn betrouwen 1562 Psa 74:1 | onderwijzing, voor Asaf. O God! waarom verstoot Gij in 1563 Psa 74:10 | 10 Hoe lang, o God! zal de wederpartijder smaden? 1564 Psa 74:12 | 12 Evenwel is God mijn Koning van ouds af, 1565 Psa 74:22 | 22 Sta op, o God! twist Uw twistzaak; gedenk 1566 Psa 75:2 | 2 Wij loven U, o God; wij loven, dat Uw Naam 1567 Psa 75:8 | 8 Maar God is Rechter; Hij vernedert 1568 Psa 75:10 | verkondigen; ik zal den God Jakobs psalmzingen. ~ 1569 Psa 76:2 | 2 God is bekend in Juda; Zijn 1570 Psa 76:7 | 7 Van Uw schelden, o God van Jakob! is samen wagen 1571 Psa 76:10 | 10 Als God opstond ten oordeel, om 1572 Psa 76:12 | betaalt ze den HEERE, uw God, gij allen, die rondom Hem 1573 Psa 77:2 | 2 Mijn stem is tot God, en ik roep; mijn stem is 1574 Psa 77:2 | ik roep; mijn stem is tot God, en Hij zal het oor tot 1575 Psa 77:4 | 4 Dacht ik aan God, zo maakte ik misbaar; peinsde 1576 Psa 77:10 | 10 Heeft God vergeten genadig te zijn? 1577 Psa 77:14 | 14 O God! Uw weg is in het heiligdom; 1578 Psa 77:14 | heiligdom; wie is een groot God, gelijk God? ~ 1579 Psa 77:14 | is een groot God, gelijk God? ~ 1580 Psa 77:15 | 15 Gij zijt die God, Die wonder doet; Gij hebt 1581 Psa 77:17 | 17 De wateren zagen U, o God! de wateren zagen U, zij 1582 Psa 78:7 | 7 En dat zij hun hoop op God zouden stellen, en Gods 1583 Psa 78:8 | geest niet getrouw was met God. ~ 1584 Psa 78:18 | 18 En zij verzochten God in hun hart, begerende spijs 1585 Psa 78:19 | 19 En zij spraken tegen God, zij zeiden: Zou God een 1586 Psa 78:19 | tegen God, zij zeiden: Zou God een tafel kunnen toerichten 1587 Psa 78:22 | 22 Omdat zij in God niet geloofden, en op Zijn 1588 Psa 78:34 | keerden weder, en zochten God vroeg; ~ 1589 Psa 78:35 | 35 En gedachten, dat God hun Rotssteen was, en God, 1590 Psa 78:35 | God hun Rotssteen was, en God, de Allerhoogste, hun Verlosser. ~ 1591 Psa 78:41 | kwamen alweder, en verzochten God, en stelden den Heilige 1592 Psa 78:56 | verzochten en verbitterden God, den Allerhoogste, en onderhielden 1593 Psa 78:59 | 59 God hoorde het en werd verbolgen, 1594 Psa 79:1 | 1 Een psalm van Asaf. O God! Heidenen zijn gekomen in 1595 Psa 79:9 | 9 Help ons, o God onzes heils! ter oorzake 1596 Psa 79:10 | heidenen zeggen: Waar is hun God? Laat de wraak des vergoten 1597 Psa 80:4 | 4 O God! breng ons weder, en laat 1598 Psa 80:5 | 5 O HEERE, God der heirscharen! hoe lang 1599 Psa 80:8 | 8 O God der heirscharen! breng ons 1600 Psa 80:15 | 15 O God der heirscharen! keer toch 1601 Psa 80:20 | 20 O HEERE, God der heirscharen! breng ons 1602 Psa 81:2 | onze Sterkte; juicht den God van Jakob. ~ 1603 Psa 81:5 | Israel, een recht van den God Jakobs. ~ 1604 Psa 81:10 | zal onder u geen uitlands god wezen, en gij zult u voor 1605 Psa 81:10 | zult u voor geen vreemden god nederbuigen. ~ 1606 Psa 81:11 | 11 Ik ben de Heere, uw God, Die u heb opgevoerd uit 1607 Psa 82:1 | 1Een psalm van Asaf. God staat in de vergadering 1608 Psa 82:8 | 8Sta op, o God! oordeel het aardrijk, want 1609 Psa 83:2 | 2 O God! zwijg niet, houd U niet 1610 Psa 83:2 | doof, en zijt niet stil, o God! ~ 1611 Psa 83:14 | 14 Mijn God! maak hen als een wervel, 1612 Psa 84:3 | roepen uit tot den levenden God. ~ 1613 Psa 84:4 | heirscharen, mijn Koning, en mijn God! ~ 1614 Psa 84:8 | hen zal verschijnen voor God in Sion. ~ 1615 Psa 84:9 | 9 HEERE, God der heirscharen! hoor mijn 1616 Psa 84:9 | gebed; neem het ter oren, o God van Jakob! Sela. ~ 1617 Psa 84:10 | 10 O God, ons Schild! zie, en aanschouw 1618 Psa 84:12 | 12 Want God, de HEERE, is een Zon en 1619 Psa 85:5 | 5 Breng ons weder, o God onzes heils! en doe te niet 1620 Psa 85:9 | 9 Ik zal horen, wat God, de HEERE, spreken zal; 1621 Psa 86:2 | gunstgenoot, o Gij, mijn God! verlos Uw knecht die op 1622 Psa 86:10 | wonderwerken; Gij alleen zijt God. ~ 1623 Psa 86:12 | 12 Heere, mijn God! ik zal U met mijn ganse 1624 Psa 86:14 | 14 O God! de hovaardigen staan tegen 1625 Psa 86:15 | een barmhartig en genadig God, lankmoedig, en groot van 1626 Psa 88:2 | 2 O HEERE, God mijns heils! bij dag, bij 1627 Psa 89:8 | 8 God is grotelijks geducht in 1628 Psa 89:9 | 9 O HEERE, God der heirscharen! wie is 1629 Psa 89:27 | Gij zijt mijn Vader! mijn God, en de Rotssteen mijns heils! ~ 1630 Psa 90:2 | tot eeuwigheid zijt Gij God. ~ 1631 Psa 91:2 | Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw! ~ 1632 Psa 91:14 | Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; 1633 Psa 94:1 | 1 O God der wraken! o HEERE, God 1634 Psa 94:1 | God der wraken! o HEERE, God der wraken! verschijn blinkende. ~ 1635 Psa 94:7 | HEERE ziet het niet, en de God van Jakob merkt het niet. ~ 1636 Psa 94:22 | een Hoog Vertrek, en mijn God tot een Steenrots mijner 1637 Psa 94:23 | verdelgen; de HEERE, onze God, zal hen verdelgen. ~  ~ 1638 Psa 95:3 | Want de HEERE is een groot God; ja, een groot Koning boven 1639 Psa 95:7 | 7 Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner 1640 Psa 99:5 | 5Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u neder voor de 1641 Psa 99:8 | 8O HEERE, onze God! Gij hebt hen verhoord, 1642 Psa 99:8 | hun geweest een vergevend God, hoewel wraak doende over 1643 Psa 99:9 | 9Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u voor den berg 1644 Psa 99:9 | heiligheid; want de HEERE, onze God, is heilig. ~  ~  ~ 1645 Psa 100:3 | 3Weet, dat de HEERE is God; Hij heeft ons gemaakt ( 1646 Psa 102:25 | 25 Ik zeide: Mijn God! neem mij niet weg in het 1647 Psa 104:1 | mijn ziel! O HEERE, mijn God! Gij zijt zeer groot, Gij 1648 Psa 104:21 | roof, en om hun spijs van God te zoeken. ~ 1649 Psa 104:33 | mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik 1650 Psa 105:7 | 7 Hij is de HEERE, onze God; Zijn oordelen zijn over 1651 Psa 106:14 | woestijn, en zij verzochten God in de wildernis. ~ 1652 Psa 106:21 | 21 Zij vergaten God, hun Heiland, Die grote 1653 Psa 106:47 | Verlos ons, HEERE, onze God! en verzamel ons uit de 1654 Psa 106:48 | Geloofd zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid 1655 Psa 108:2 | 2 O God! mijn hart is bereid; ik 1656 Psa 108:6 | 6 Verhef U, o God! boven de hemelen, en Uw 1657 Psa 108:8 | 8 God heeft gesproken in Zijn 1658 Psa 108:12 | Zult Gij het niet zijn, o God! Die ons verstoten hadt, 1659 Psa 108:12 | en Die niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? ~ 1660 Psa 108:14 | 14 In God zullen wij kloeke daden 1661 Psa 109:1 | den opperzangmeester. O God mijns lofs! zwijg niet. ~ 1662 Psa 109:26 | 26 Help mij, HEERE, mijn God! verlos mij naar Uw goedertierenheid. 1663 Psa 113:5 | is gelijk de HEERE, onze God? Die zeer hoog woont. ~ 1664 Psa 114:7 | voor het aangezicht van den God Jakobs; ~ 1665 Psa 115:2 | heidenen zeggen: Waar is nu hun God? ~ 1666 Psa 115:3 | 3 Onze God is toch in den hemel, Hij 1667 Psa 116:5 | en rechtvaardig, en onze God is ontfermende. ~ 1668 Psa 118:27 | 27 De HEERE is God, Die ons licht gegeven heeft. 1669 Psa 118:28 | 28 Gij zijt mijn God, daarom zal ik U loven; 1670 Psa 118:28 | daarom zal ik U loven; o mijn God! ik zal U verhogen. ~ 1671 Psa 123:2 | onze ogen op den HEERE,onze God, totdat Hij ons genadig 1672 Psa 136:2 | 2 Looft den God der goden; want Zijn goedertierenheid 1673 Psa 136:26 | 26 Looft den God des hemels; want Zijn goedertierenheid 1674 Psa 139:17 | hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten! hoe machtig 1675 Psa 139:19 | 19 O God! dat Gij den goddeloze ombracht! 1676 Psa 139:23 | 23 Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef 1677 Psa 140:7 | HEERE gezegd: Gij zijt mijn God; neem ter ore, o HEERE! 1678 Psa 143:10 | doen, want Gij zijt mijn God! Uw goede Geest geleide 1679 Psa 144:9 | 9 O God! ik zal U een nieuw lied 1680 Psa 144:15 | welgelukzalig is het volk, wiens God de HEERE is. ~  ~  ~  ~ 1681 Psa 145:1 | van David. Aleph. O mijn God, Gij Koning! ik zal U verhogen, 1682 Psa 146:2 | mijn leven; ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik 1683 Psa 146:5 | Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, 1684 Psa 146:5 | verwachting op den HEERE, zijn God is; ~ 1685 Psa 146:10 | in eeuwigheid regeren; uw God, o Sion! is van geslacht 1686 Psa 147:1 | Looft den HEERE, want onzen God te psalmzingen is goed, 1687 Psa 147:7 | dankzegging; psalmzingt onzen God op de harp. ~ 1688 Psa 147:12 | den HEERE; o Sion! loof uw God. ~ 1689 Psa 150:1 | 1Hallelujah! Looft God in Zijn heiligdom; looft 1690 Spre 2:5 | verstaan, en zult de kennis van God vinden. ~ 1691 Spre 10:24| begeerte der rechtvaardigen zal God geven. ~ 1692 Spre 21:12| des goddelozen huis, als God de goddelozen in het kwaad 1693 Pred 1:13| moeilijke bezigheid heeft God den kinderen der mensen      1694 Pred 3:10| gezien de bezigheid, die God den kinderen der mensen 1695 Pred 3:11| dat een mens het werk, dat God gemaakt heeft, kan uitvinden, 1696 Pred 3:14| Ik weet, dat al wat God doet, dat zal in der eeuwigheid 1697 Pred 3:14| noch is er af te doen; en God doet dat, opdat men vreze 1698 Pred 3:15| dat is alrede geweest; en God zoekt het weggedrevene. ~ 1699 Pred 3:17| Ik zeide in mijn hart: God zal den rechtvaardige en 1700 Pred 3:18| der mensenkinderen, dat God hen zal verklaren, en dat 1701 Pred 5:1 | voor Gods aangezicht; want God is in den hemel, en gij 1702 Pred 5:3 | Wanneer gij een gelofte aan God zult beloofd hebben, stel 1703 Pred 5:5 | dwaling was; waarom zou God grotelijks toornen, om uwer      1704 Pred 5:6 | woorden; maar vrees gij God! ~ 1705 Pred 5:17| dagen zijns levens, hetwelk God hem geeft; want dat is zijn 1706 Pred 5:18| iegelijk mens, aan denwelken God rijkdom en goederen gegeven 1707 Pred 5:18| datzelve is een gave van God. ~ 1708 Pred 5:19| zijns levens, dewijl hem God hem verhoort in de blijdschap 1709 Pred 6:2 | Een man, denwelken God gegeven heeft rijkdom, en 1710 Pred 6:2 | alles wat hij begeert; en God geeft hem de macht      1711 Pred 7:14| tegenspoeds, zie toe; want God maakt ook den een tegenover 1712 Pred 7:18| van dit niet af; want die God vreest, dien ontgaat dat 1713 Pred 7:29| dit heb ik gevonden, dat God den mens recht gemaakt heeft, 1714 Pred 8:12| honderd maal kwaad doet, en God hem de dagen verlengt; zo 1715 Pred 8:12| het dien zal welgaan, die God vrezen, die voor Zijn aangezicht 1716 Pred 8:15| zijns levens, die hem God geeft onder de zon. ~ 1717 Pred 9:7 | wijn van goeder harte; want God heeft alrede een behagen 1718 Pred 9:9 | uws ijdelen levens, welke God u gegeven heeft onder de 1719 Pred 11:9 | ogen;      maar weet, dat God, om al deze dingen, u zal 1720 Pred 12:7 | is; en de geest weder tot God keert, Die hem gegeven heeft. ~ 1721 Pred 12:13| einde van de zaak: Vrees God, en houd Zijn geboden, want 1722 Pred 12:14| 14      Want God zal ieder werk in het gericht 1723 Jes 2:3 | HEEREN, tot het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere 1724 Jes 5:16 | worden door het recht; en God, die Heilige, zal geheiligd 1725 Jes 7:11 | teken van den HEERE, uw God; eis beneden in de diepte, 1726 Jes 7:13 | maakt, dat gij ook mijn God moede maakt? ~ 1727 Jes 8:10 | het zal niet bestaan; want God is met ons! ~ 1728 Jes 8:19 | Zal niet een volk zijn God vragen?      zal men voor 1729 Jes 8:21 | zijn koning en      op zijn God, als hij opwaarts zal zien; ~ 1730 Jes 9:5 | Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der      eeuwigheid, 1731 Jes 10:21 | van Jakob, tot den sterken God! ~ 1732 Jes 12:2 | 2   Ziet, God is mijn Heil, ik zal vertrouwen 1733 Jes 13:19 | Chaldeen, zijn gelijk als God Sodom en Gomorra omgekeerd 1734 Jes 17:6 | spreekt de HEERE, de God Israels. ~ 1735 Jes 17:10 | 10      Want gij hebt den God uws heils vergeten, en niet 1736 Jes 21:10 | HEERE der heirscharen, den God Israels, dat heb ik ulieden 1737 Jes 21:17 | worden, want de HEERE, de God Israels, heeft het gesproken. ~  ~ 1738 Jes 25:1 | HEERE! Gij zijt mijn God, U zal ik verhogen, Uw Naam 1739 Jes 25:9 | zeggen: Ziet, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht, 1740 Jes 26:1 | hebben een sterke stad, God stelt heil tot muren en 1741 Jes 26:13 | 13      HEERE, onze God! andere heren, behalve Gij, 1742 Jes 28:26 | 26      En zijn God onderricht hem van de wijze, 1743 Jes 29:23 | Jakobs heiligen, en den God van Israel      vrezen. ~ 1744 Jes 30:18 | ontferme, want de HEERE is een God des gerichts;      welgelukzalig 1745 Jes 31:3 | Egyptenaren zijn mensen, en geen God, en hun paarden zijn vlees, 1746 Jes 35:4 | vreest niet; ziet, ulieder God zal ter wrake komen met 1747 Jes 36:7 | vertrouwen op den HEERE, onzen God; is Hij Die niet, Wiens 1748 Jes 37:4 | Misschien zal de HEERE, uw God, horen de woorden van Rabsake, 1749 Jes 37:4 | gezonden heeft, om den levenden God te honen, en te schelden      1750 Jes 37:4 | woorden, die de HEERE, uw God, gehoord heeft; hef dan 1751 Jes 37:10 | Juda, zeggende: Laat u uw God niet bedriegen, op Welken 1752 Jes 37:16 | HEERE der heirscharen, Gij, God van Israel, Die tussen de 1753 Jes 37:16 | Zelf, Gij alleen zijt de God van alle koninkrijken der 1754 Jes 37:17 | gezonden heeft om den levenden God te honen. ~ 1755 Jes 37:20 | Nu dan, HEERE, onze God, verlos ons uit zijn hand, 1756 Jes 37:21 | Alzo zegt de HEERE, de God Israels: Dat gij tot Mij 1757 Jes 37:38 | het huis van Nisroch, zijn god, zich nederboog, dat Adramelech 1758 Jes 38:5 | Hizkia: Zo zegt de HEERE, de God van uw vader David: Ik heb 1759 Jes 40:1 | troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen. ~ 1760 Jes 40:3 | wildernis een baan voor onzen God! ~ 1761 Jes 40:9 | van Juda: Zie hier is uw God! ~ 1762 Jes 40:18 | Bij wien dan zult gij God vergelijken, of wat gelijkenis 1763 Jes 40:27 | mijn recht gaat van mijn God voorbij? ~ 1764 Jes 40:28 | gehoord, dat de eeuwige God, de HEERE, de Schepper van 1765 Jes 41:10 | verbaasd, want Ik ben uw God; Ik sterk u, ook help Ik 1766 Jes 41:13 | Want Ik, de HEERE, uw God, grijp uw rechterhand aan, 1767 Jes 41:17 | zal hen verhoren, Ik, de God Israels, zal hen niet verlaten. ~ 1768 Jes 42:5 | 5      Alzo zegt God, de HEERE, Die de hemelen 1769 Jes 43:3 | Want Ik ben de HEERE, uw God, de Heilige Israels, uw 1770 Jes 43:10 | Dezelve ben, dat voor Mij geen God      geformeerd is, en na 1771 Jes 43:12 | doen horen, en geen vreemd god was onder ulieden; en gij 1772 Jes 43:12 | spreekt de HEERE, dat Ik God ben. ~ 1773 Jes 44:6 | en behalve Mij is er geen God. ~ 1774 Jes 44:8 | getuigen: is er ook een God behalve Mij? Immers, er 1775 Jes 44:10 | 10      Wie formeert een god, en giet een beeld, dat 1776 Jes 44:15 | daarenboven maakt hij er een god van, en      buigt zich 1777 Jes 44:17 | daarvan maakt hij tot een god, tot zijn gesneden beeld; 1778 Jes 44:17 | mij, want gij zijt mijn god! ~ 1779 Jes 45:3 | u bij uw naam roept, de God van      Israel; ~ 1780 Jes 45:5 | meer, buiten Mij is er geen God; Ik zal u gorden, hoewel 1781 Jes 45:14 | zeggende: Gewisselijk, God is in u, en er is anders 1782 Jes 45:14 | u, en er is anders geen God meer. ~ 1783 Jes 45:15 | Voorwaar, Gij zijt een God, Die Zich verborgen houdt, 1784 Jes 45:15 | Zich verborgen houdt, de God Israels, de Heiland. ~ 1785 Jes 45:18 | hemelen geschapen heeft, Die God, Die de aarde geformeerd, 1786 Jes 45:20 | gesneden beelden dragen, en een god aanbidden, die      niet 1787 Jes 45:21 | HEERE? en er is geen      God meer behalve Mij, een rechtvaardig 1788 Jes 45:21 | behalve Mij, een rechtvaardig God, en een Heiland, niemand 1789 Jes 45:22 | einden der aarde! want Ik ben God, en niemand meer. ~ 1790 Jes 46:6 | en die maakt het tot een god, zij knielen neder, ook 1791 Jes 46:9 | van oude tijden af, dat Ik God ben, en er is geen God meer, 1792 Jes 46:9 | Ik God ben, en er is geen God meer, en er is niet gelijk 1793 Jes 48:1 | HEEREN, en      vermeldt den God Israels, maar niet in waarheid, 1794 Jes 48:2 | genoemd, en zij steunen op den God Israels; HEERE der heirscharen 1795 Jes 48:17 | Israels: Ik ben de HEERE, uw God, Die u leert, wat nut is, 1796 Jes 49:4 | Mijn werkloon is bij Mijn God. ~ 1797 Jes 49:5 | ogen des HEEREN, en Mijn God zal Mijn Sterkte zijn. ~ 1798 Jes 50:10 | HEEREN, en steune op zijn God. ~ 1799 Jes 51:15 | Want Ik ben de HEERE, uw God, Die de zee klieft, dat 1800 Jes 51:22 | uw Heere, de HEERE en uw God, Die Zijns volks zaak twisten 1801 Jes 52:7 | desgenen, die tot Sion zegt: Uw God is Koning. ~ 1802 Jes 52:12 | aangezicht henentrekken, en de God van Israel zal uw achtertocht      1803 Jes 53:4 | Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. ~ 1804 Jes 54:5 | uw Verlosser; Hij zal de God des gansen aardbodems genaamd 1805 Jes 54:6 | versmaad zijt geweest, zegt uw God. ~ 1806 Jes 55:7 | ontfermen, en tot onzen God, want Hij vergeeft      1807 Jes 56:7 | ontfermen, en tot onzen God, want Hij vergeeft      1808 Jes 58:21 | De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede. ~  ~ 1809 Jes 59:2 | zij hebben een lust tot God te naderen; ~ 1810 Jes 60:2 | tussen ulieden en tussen uw God, en uw zonden verbergen 1811 Jes 60:13 | achterwaarts wijken van onzen God; het spreken van onderdrukking 1812 Jes 61:19 | een eeuwig Licht, en uw God tot uw      Sierlijkheid. ~ 1813 Jes 62:10 | ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed 1814 Jes 63:5 | over de bruid, alzo zal uw God over u vrolijk zijn. ~ 1815 Jes 65:4 | het gezien, behalve Gij, o God! wat Hij doen zal dien, 1816 Jes 66:16 | zal zich zegenen in den God der waarheid; en wie zal 1817 Jes 66:16 | die zal zweren bij den God der waarheid, omdat de vorige      1818 Jes 67:9 | voortaan toesluiten? zegt uw God. ~ 1819 Jer 2:17 | doordien gij den HEERE, uw God, verlaat, ten tijde als 1820 Jer 2:19 | is, dat gij den HEERE, uw God, verlaat, en Mijn vreze 1821 Jer 3:13 | gij tegen den HEERE, uw God, hebt overtreden, en uw 1822 Jer 3:21 | verkeerd, en den HEERE, hun God, vergeten hebben. ~ 1823 Jer 3:22 | Gij zijt de HEERE, onze God! ~ 1824 Jer 3:23 | waarlijk, in den HEERE, onzen God, is Israels heil! ~ 1825 Jer 3:25 | hebben tegen den HEERE, onzen God, gezondigd, wij en onze 1826 Jer 5:7 | zweren bij hen, die geen God zijn; als Ik hen verzadigd 1827 Jer 5:14 | Daarom zegt de HEERE, de God der heirscharen, alzo, omdat 1828 Jer 5:19 | heeft ons de HEERE, onze God, al deze dingen gedaan? 1829 Jer 5:24 | ons nu den HEERE, onzen God, vrezen, Die den regen geeft, 1830 Jer 7:3 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Maakt uw wegen 1831 Jer 7:21 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Doet uw brandofferen 1832 Jer 7:23 | stem, zo zal Ik u tot een God zijn, en gij zult Mij tot 1833 Jer 8:14 | heeft ons de HEERE, onze God, doen stilzwijgen, en ons 1834 Jer 9:15 | HEERE der heirscharen, de God Israels, alzo: Ziet, Ik 1835 Jer 10:10 | 10      Maar de HEERE God is de Waarheid, Hij is de 1836 Jer 10:10 | Waarheid, Hij is de levende God, en een eeuwig Koning; van 1837 Jer 11:3 | hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Vervloekt zij de 1838 Jer 11:4 | zijn, en Ik zal u tot een God zijn; ~ 1839 Jer 13:12 | hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels: Alle flessen zullen 1840 Jer 13:16 | Geeft eer den HEERE, uw God, eer dat Hij het duister 1841 Jer 14:22 | die niet, o HEERE, onze God? Daarom zullen wij op U 1842 Jer 15:16 | Naam genoemd, o HEERE,      God der heirscharen! ~ 1843 Jer 16:9 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal van 1844 Jer 16:10 | wij tegen den HEERE, onzen God, gezondigd hebben? ~ 1845 Jer 19:3 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal een 1846 Jer 19:15 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal over 1847 Jer 21:4 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ziet, Ik zal de 1848 Jer 23:2 | Daarom zegt de HEERE, de God Israels, alzo van de herderen, 1849 Jer 23:23 | 23      Ben Ik een God van nabij, spreekt de HEERE, 1850 Jer 23:23 | spreekt de HEERE, en niet een God van verre? ~ 1851 Jer 23:36 | woorden van den levenden God, den HEERE der      heirscharen, 1852 Jer 23:36 | heirscharen, onzen God. ~ 1853 Jer 24:5 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Gelijk die goede 1854 Jer 24:7 | zijn, en Ik zal hun tot een God zijn; want zij zullen zich 1855 Jer 25:15 | alzo heeft de HEERE, de God Israels, tot mij gezegd: 1856 Jer 25:27 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Drinkt, en wordt 1857 Jer 27:4 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Zo zult gij tot 1858 Jer 27:21 | HEERE der heirscharen, de God Israels, van de vaten, die 1859 Jer 28:2 | HEERE der heirscharen, de God Israels, zeggende: Ik heb 1860 Jer 28:14 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ik heb een ijzeren 1861 Jer 29:4 | HEERE der heirscharen, de God Israels, tot allen, die 1862 Jer 29:8 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Laat uw profeten 1863 Jer 29:21 | HEERE der heirscharen, de God Israels, van Achab, zoon 1864 Jer 29:25 | HEERE der heirscharen, de God Israels, zeggende: Omdat 1865 Jer 30:2 | Zo spreekt de HEERE, de God Israels, zeggende: Schrijf 1866 Jer 30:9 | zullen dienen den HEERE, hun God, en hun koning David, dien 1867 Jer 30:22 | zijn, en Ik zal u tot een God zijn. ~ 1868 Jer 31:1 | geslachten Israels tot een God zijn; en zij zullen Mij 1869 Jer 31:6 | Sion, tot den HEERE, onzen God! ~ 1870 Jer 31:18 | Gij zijt de HEERE, mijn God! ~ 1871 Jer 31:23 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Dit woord zullen 1872 Jer 31:33 | Ik zal      hun tot een God zijn, en zij zullen Mij 1873 Jer 32:14 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Neem deze brieven, 1874 Jer 32:15 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Er zullen nog huizen, 1875 Jer 32:18 | Gij grote, Gij geweldige God, Wiens Naam is      HEERE 1876 Jer 32:27 | Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees; zou Mij 1877 Jer 32:36 | daarom zegt de HEERE, de God Israels, alzo van deze stad, 1878 Jer 32:38 | zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. ~ 1879 Jer 33:4 | Want zo zegt de HEERE, de God Israels, van de huizen dezer 1880 Jer 34:2 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ga henen en spreek 1881 Jer 34:13 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Ik heb een verbond 1882 Jer 35:13 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ga henen en zeg 1883 Jer 35:17 | Daarom alzo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de God 1884 Jer 35:17 | God der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal over 1885 Jer 35:18 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Omdat gijlieden 1886 Jer 35:19 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Er zal Jonadab, 1887 Jer 37:3 | tot      den HEERE, onzen God! ~ 1888 Jer 37:7 | Zo zegt de HEERE, de God Israels: Zo zult gijlieden 1889 Jer 38:17 | Zedekia: Zo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de God 1890 Jer 38:17 | God der heirscharen, de God Israels: Indien gij gewilliglijk 1891 Jer 39:16 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Zie, Ik zal Mijn 1892 Jer 40:2 | zeide tot hem: De HEERE, uw God, heeft dit kwaad over deze 1893 Jer 42:2 | voor ons tot den HEERE, uw God, voor dit ganse overblijfsel; 1894 Jer 42:3 | Dat ons de HEERE, uw God, bekend make den weg, dien 1895 Jer 42:4 | ik zal tot den HEERE, uw God, bidden naar uw woorden; 1896 Jer 42:5 | met hetwelk u de HEERE, uw God, tot ons zal zenden,      1897 Jer 42:9 | hen: Zo zegt de HEERE, de God Israels, tot Welken gij 1898 Jer 42:15 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Indien gij ganselijk 1899 Jer 42:18 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Gelijk als Mijn 1900 Jer 42:20 | hebt mij tot den HEERE, uw God, gezonden, zeggende: Bid 1901 Jer 42:20 | ons tot den HEERE, onzen God, en naar alles, wat de HEERE,      1902 Jer 42:20 | wat de HEERE,      onze God, zal zeggen, alzo maak het 1903 Jer 43:1 | dewelke hem de HEERE, hun God, tot hen gezonden      had, 1904 Jer 43:2 | spreekt leugen; de HEERE, onze God, heeft u niet      gezonden, 1905 Jer 43:10 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal henenzenden, 1906 Jer 44:2 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Gij hebt gezien 1907 Jer 44:7 | nu, zo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de God 1908 Jer 44:7 | God der heirscharen, de God Israels: Waarom doet gij 1909 Jer 44:11 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal Mijn 1910 Jer 44:25 | HEERE der heirscharen, de God Israels, zeggende: Aangaande 1911 Jer 45:2 | Alzo zegt de HEERE, de God Israels, van u, o Baruch! ~ 1912 Jer 46:25 | HEERE der heirscharen, de God Israels, zegt: Ziet, Ik 1913 Jer 48:1 | HEERE der heirscharen, de God Israels, alzo: Wee over 1914 Jer 50:4 | en      den HEERE, hun God, zoeken. ~ 1915 Jer 50:18 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Ziet, Ik zal bezoeking 1916 Jer 50:40 | 40      Gelijk God Sodom en Gomorra en haar 1917 Jer 51:5 | gelaten worden van zijn God, van den HEERE der heirscharen ( 1918 Jer 51:33 | HEERE der heirscharen, de God Israels: De dochter van 1919 Jer 51:56 | verbroken; want de HEERE, de God der vergelding, zal hun      1920 Klaa 1:85| mitsgaders de handen, tot God in den hemel, zeggende: ~ 1921 Eze 11:20 | zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. ~ 1922 Eze 14:11 | Ik zal hun tot een      God zijn, spreekt de Heere HEERE. ~ 1923 Eze 20:5 | zeggende: Ik ben de HEERE, uw God. ~ 1924 Eze 20:7 | Egypte; Ik, de HEERE, ben uw God. ~ 1925 Eze 20:19 | Ik ben de HEERE, uw God, wandelt in Mijn inzettingen, 1926 Eze 20:20 | weet, dat Ik, de HEERE, uw God ben. ~ 1927 Eze 28:2 | verheft en zegt: Ik ben God, ik zit in Godes stoel, 1928 Eze 28:2 | gij een mens      en geen God zijt, stelt gij nochtans 1929 Eze 28:9 | doodslagers, zeggen: Ik ben God? daar gij een mens zijt 1930 Eze 28:9 | gij een mens zijt en geen God, in de hand desgenen, die 1931 Eze 28:26 | Ik, de HEERE, hunlieder God ben. ~  ~  ~  ~ ~ 1932 Eze 34:24 | de HEERE, zal hun tot een God zijn; en Mijn knecht David 1933 Eze 34:30 | weten, dat Ik, de HEERE, hun God, met hen ben, en dat zij 1934 Eze 34:31 | zijt mensen; maar Ik ben uw God, spreekt de Heere HEERE. ~  ~ 1935 Eze 36:28 | zijn, en Ik zal u tot een God zijn. ~ 1936 Eze 37:23 | zijn, en Ik zal hun tot een God zijn. ~ 1937 Eze 37:27 | zijn, en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij 1938 Eze 39:22 | Ik, de HEERE, hunlieder God ben, van dien dag af en 1939 Eze 39:28 | Ik, de HEERE, hunlieder God ben, dewijl Ik ze gevankelijk 1940 Eze 44:2 | ingaan, omdat de HEERE, de God Israels, door dezelve is      1941 Dan 1:9 | 9      En God gaf Daniel genade en barmhartigheid 1942 Dan 1:17 | vier jongelingen nu gaf God wetenschap en verstand in 1943 Dan 2:18 | 18      Opdat zij van den God des hemels barmhartigheden 1944 Dan 2:19 | toen loofde Daniel den God des hemels. ~ 1945 Dan 2:23 | Ik dank en ik loof U, o God mijner vaderen! omdat Gij 1946 Dan 2:28 | 28      Maar er is een God in den hemel, Die verborgenheden 1947 Dan 2:37 | koning der koningen; want de God des hemels heeft u een koninkrijk, 1948 Dan 2:44 | van die koningen zal de God des hemels een Koninkrijk 1949 Dan 2:45 | goud vermaalde; de grote God heeft den koning      bekend 1950 Dan 2:47 | de waarheid, dat ulieder God een God der goden is, en 1951 Dan 2:47 | waarheid, dat ulieder God een God der goden is, en een Heere 1952 Dan 3:15 | brandenden vuurs; en wie is de God, Die ulieden uit mijn handen 1953 Dan 3:17 | Zal het zo zijn, onze God, Dien wij eren, is machtig 1954 Dan 3:28 | en zeide: Geloofd zij de God van Sadrach, Mesach en Abed-nego, 1955 Dan 3:28 | overgegeven hebben, opdat zij geen god eerden noch aanbaden, dan 1956 Dan 3:28 | eerden noch aanbaden, dan hun God. ~ 1957 Dan 3:29 | lastering spreekt tegen den God van Sadrach, Mesach en Abed-nego, 1958 Dan 3:29 | worde; want er is geen ander God, Die alzo verlossen kan. ~ 1959 Dan 4:2 | wonderen, die de allerhoogste God aan mij gedaan heeft. ~ 1960 Dan 5:18 | koning! de allerhoogste God heeft uw vader Nebukadnezar 1961 Dan 5:21 | totdat hij bekende, dat God, de Allerhoogste, Heerser 1962 Dan 5:23 | gij geprezen; maar dien God, in Wiens hand uw      adem 1963 Dan 5:26 | uitlegging dezer woorden: MENE; God heeft uw koninkrijk geteld, 1964 Dan 6:8 | verzoek zal doen van enigen god of mens, behalve van u, 1965 Dan 6:11 | deed belijdenis voor zijn God, ganselijk gelijk hij voor 1966 Dan 6:12 | biddende en smekende voor zijn God. ~ 1967 Dan 6:13 | dertig dagen van enigen god of mens iets      verzoeken 1968 Dan 6:17 | en zeide tot Daniel: Uw God, Dien gij geduriglijk eert, 1969 Dan 6:21 | Gods! heeft ook uw      God, Dien gij geduriglijk eert, 1970 Dan 6:23 | 23      Mijn God heeft Zijn engel gezonden, 1971 Dan 6:24 | gevonden, dewijl hij in zijn God geloofd had. 1972 Dan 6:27 | voor het aangezicht van den God van Daniel; want Hij is 1973 Dan 6:27 | want Hij is de levende God, en      bestendig in eeuwigheden, 1974 Dan 9:3 | stelde mijn aangezicht tot God, den Heere, om Hem te zoeken 1975 Dan 9:4 | dan tot den HEERE, mijn God, en deed belijdenis, en 1976 Dan 9:4 | grote en verschrikkelijke God, Die het verbond en de weldadigheid 1977 Dan 9:9 | Bij den Heere, onzen God, zijn de barmhartigheden 1978 Dan 9:14 | gebracht; want de HEERE, onze God, is rechtvaardig in al Zijn 1979 Dan 9:15 | En nu, o Heere, onze God! Die Uw volk uit Egypteland 1980 Dan 9:17 | 17      En nu, o onze God! hoor naar het gebed Uws 1981 Dan 9:18 | 18      Neig Uw oor, mijn God! en hoor, doe Uw ogen op, 1982 Dan 9:19 | Om Uws Zelfs wil, o mijn God! Want Uw stad, en Uw volk 1983 Dan 11:32 | maar het volk, die hun God kennen, zullen zij grijpen, 1984 Dan 11:36 | groot maken boven allen God, en hij zal tegen den God 1985 Dan 11:36 | God, en hij zal tegen den God der goden wonderlijke dingen 1986 Dan 11:37 | vrouwen; hij zal ook op geen God acht geven, maar hij zal 1987 Dan 11:38 | 38      En hij zal den god Mauzzim in zijn standplaats 1988 Dan 11:38 | standplaats eren; namelijk den god, welken zijn vaders niet 1989 Dan 11:39 | sterkten maken met den vreemden god; dengenen, die hij kennen 1990 Hos 1:7 | verlossen door den HEERE, hun God, en Ik zal ze niet verlossen 1991 Hos 2:22 | dat zal zeggen: O, mijn God! ~  ~ 1992 Hos 3:5 | en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun koning; en 1993 Hos 4:1 | en geen kennis van      God in het land is; ~ 1994 Hos 4:12 | hen, dat zij van onder hun God weghoereren. ~ 1995 Hos 5:4 | niet aan, om zich tot hun God te bekeren; want de geest 1996 Hos 7:10 | bekeren tot den HEERE, hun God, noch Hem zoeken in alle 1997 Hos 8:2 | zij tot Mij roepen: Mijn God! wij, Israel, kennen U. ~ 1998 Hos 8:6 | gemaakt, en het is geen God, maar het zal tot stukken 1999 Hos 9:1 | want gij hoereert van uw God af; gij hebt hoerenloon 2000 Hos 9:8 | wachter van Efraim is met mijn God, maar de profeet is een


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2888

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License