Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
gloeiende 2
goath 1
gob 2
god 2888
goddelijk 1
goddelijke 9
goddelijken 1
Frequency    [«  »]
3088 om
3081 zullen
3060 hen
2888 god
2779 naar
2776 al
2765 ook

Bijbel

IntraText - Concordances

god

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2888

     Book Chapter: Verse
2001 Hos 9:17 | 17      Mijn God zal ze verwerpen, omdat 2002 Hos 11:9 | te verderven; want Ik ben God en geen mens, de Heilige 2003 Hos 12:1 | maar Juda heerste nog met God, en was met de heiligen 2004 Hos 12:4 | hij zich vorstelijk met God. 2005 Hos 12:6 | Namelijk, de HEERE, de God der heirscharen; HEERE is 2006 Hos 12:7 | Gij dan, bekeer u tot uw God, bewaar weldadigheid en 2007 Hos 12:7 | wacht geduriglijk op uw God. ~ 2008 Hos 12:10 | Maar Ik ben de HEERE, uw God, van Egypteland af; Ik zal 2009 Hos 13:4 | Ik ben toch de HEERE, uw God, van Egypteland af; daarom 2010 Hos 13:4 | af; daarom zoudt gij geen God kennen dan Mij alleen, want 2011 Hos 14:1 | wederspannig geweest tegen haar God; zij zullen door het zwaard 2012 Hos 14:2 | Israel! tot den HEERE, uw God, toe; want gij zijt gevallen 2013 Hos 14:4 | meer zeggen: Gij zijt onze God. Immers zal een wees bij 2014 Joe 2:13 | bekeert u tot den HEERE, uw God; want Hij is genadig en 2015 Joe 2:14 | drankoffer voor den HEERE, uw God. ~ 2016 Joe 2:17 | zeggen: Waar is hunlieder God? ~ 2017 Joe 2:23 | blijde in den HEERE, uw God; want Hij zal u geven dien 2018 Joe 2:27 | en dat Ik de HEERE, uw God, ben, en niemand meer; en 2019 Joe 3:17 | weten, dat Ik de HEERE, uw God ben, wonende op Sion, den 2020 Amos 3:13| spreekt de Heere HEERE, de God der heirscharen; ~ 2021 Amos 4:11| ulieden omgekeerd, gelijk God Sodom en Gomorra omkeerde, 2022 Amos 4:12| schik u, o Israel! om uw God te ontmoeten. ~ 2023 Amos 4:13| aarde treedt,      HEERE, God der heirscharen, is Zijn 2024 Amos 5:14| en alzo zal de HEERE, de God der heirscharen, met ulieden 2025 Amos 5:15| misschien zal de HEERE, de God der heirscharen, aan Jozefs 2026 Amos 5:16| Daarom, zo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de Heere: 2027 Amos 5:27| de HEERE, Wiens Naam is God der heirscharen. ~  ~ 2028 Amos 6:8 | Zichzelf (spreekt de HEERE, de God der heerscharen): Ik heb 2029 Amos 6:14| verwekken, spreekt de HEERE, de God der heirscharen; die zullen 2030 Amos 8:14| zeggen: Zo waarachtig als uw God van Dan leeft, en de weg 2031 Amos 9:15| gegeven heb, zegt de HEERE, uw God. ~ 2032 Jona 1:5 | riepen een iegelijk tot zijn god, en wierpen de vaten, die 2033 Jona 1:6 | hardslapende? Sta op, roep tot uw God, misschien zal die God aan 2034 Jona 1:6 | uw God, misschien zal die God aan ons gedenken, dat wij 2035 Jona 1:9 | ik vreze den HEERE, den God des hemels, Die de zee en 2036 Jona 2:1 | bad tot den HEERE, zijn God, uit het ingewand van den 2037 Jona 2:6 | opgevoerd, o HEERE, mijn      God! ~ 2038 Jona 3:5 | van Nineve geloofden aan God; en zij riepen een vasten 2039 Jona 3:8 | zijn, en zullen sterk tot God roepen; en zij zullen zich 2040 Jona 3:9 | 9      Wie weet, God mocht Zich wenden, en berouw 2041 Jona 3:10| 10      En God zag hun werken, dat zij 2042 Jona 3:10| bozen weg; en het berouwde God over het kwaad, dat Hij 2043 Jona 4:2 | een genadig en barmhartig God zijt, lankmoedig en groot 2044 Jona 4:6 | 6      En God, de HEERE, beschikte een 2045 Jona 4:7 | 7      Maar God beschikte een worm des anderen 2046 Jona 4:8 | als de zon oprees, dat God een stillen oostenwind beschikte; 2047 Jona 4:9 | 9      Toen zeide God tot Jona: Is uw toorn billijk 2048 Mic 4:2 | HEEREN, en ten huize van den God Jakobs, opdat Hij ons lere 2049 Mic 6:6 | mij bukken voor den hogen God? Zal ik Hem tegenkomen met 2050 Mic 6:8 | ootmoediglijk te wandelen met uw God? ~ 2051 Mic 7:7 | HEERE, ik zal wachten op de God mijns heils; mijn God zal 2052 Mic 7:7 | de God mijns heils; mijn God zal mij horen. ~ 2053 Mic 7:10 | zegt: Waar is de HEERE, uw God? Mijn ogen zullen aan haar 2054 Mic 7:17 | komen tot den HEERE, onzen God, en      zullen voor U vrezen. ~ 2055 Mic 7:18 | 18      Wie is een God gelijk Gij, Die de ongerechtigheid 2056 Nah 1:2 | 2      Een ijverig God en een wreker is de HEERE, 2057 Zep 2:7 | de HEERE, hunlieder      God, hen zal bezocht, en hun 2058 Zep 2:9 | HEERE der heirscharen, de God Israels: Moab zal zekerlijk 2059 Zep 3:2 | niet op den HEERE; tot haar God nadert zij niet. ~ 2060 Zep 3:17 | 17      De HEERE uw God, is in het midden van u, 2061 Zac 7:2 | Toen men naar het huis van God gezonden had Sarezer, en 2062 Zac 8:8 | zijn, en Ik zal hun tot een God zijn, in waarheid en in      2063 Zac 8:23 | wij hebben gehoord, dat God met ulieden is. ~  ~  ~  ~ ~ 2064 Zac 9:7 | alzo zal hij ook onzen God overblijven; ja, hij zal 2065 Zac 9:16 | 16      En de HEERE, hun God, zal ze te dien dage behouden, 2066 Zac 10:6 | want Ik ben de HEERE, hun God, en Ik zal ze verhoren. ~ 2067 Zac 11:4 | Alzo zegt de HEERE, mijn God: Weidt deze slachtschapen. ~ 2068 Zac 12:5 | HEERE der heirscharen, hun God. ~ 2069 Zac 13:9 | zeggen: De HEERE is mijn God. ~  ~ 2070 Zac 14:5 | den zal de HEERE, mijn God, komen, en al de heiligen 2071 Mal 1:9 | toch het aangezicht van God, dat Hij ons genadig zij; 2072 Mal 2:10 | een Vader? Heeft niet een God ons geschapen? Waarom handelen 2073 Mal 2:16 | 16      Want de HEERE, de God Israels, zegt, dat Hij het 2074 Mal 2:17 | zodanigen; of, waar is de God des oordeels? ~  ~ 2075 Mal 3:8 | 8      Zal een mens God beroven? Maar gij berooft 2076 Mal 3:14 | zegt: Het is tevergeefs God te dienen; want wat nuttigheid 2077 Mal 3:18 | goddeloze, tussen dien, die God dient, en dien, die Hem 2078 Matt 1:23| hetwelk is, overgezet zijnde, God met ons. ~ 2079 Matt 2:32| vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham 2080 Matt 4:7 | Gij zult den Heere, uw God, niet verzoeken. ~ 2081 Matt 4:10| geschreven: Den Heere, uw God, zult gij aanbidden, en 2082 Matt 5:8 | van hart; want zij zullen God zien. ~ 2083 Matt 6:24| verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon. ~ 2084 Matt 6:30| 30 Indien nu God het gras des velds, dat 2085 Matt 9:3 | zichzelven: Deze lastert God. ~ 2086 Matt 9:8 | hebben zich verwonderd, en God verheerlijkt, die zodanige 2087 Matt 15:4 | 4 Want God heeft geboden, zeggende: 2088 Matt 15:31| en zij verheerlijkten den God Israels. ~ 2089 Matt 19:6 | maar een vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide 2090 Matt 19:17| is goed dan Een, namelijk God. Doch wilt gij in het leven 2091 Matt 19:26| dat onmogelijk, maar bij God zijn alle dingen mogelijk. ~ 2092 Matt 22:31| niet gelezen, hetgeen van God tot ulieden gesproken is, 2093 Matt 22:32| 32 Ik ben de God Abrahams, en de God Izaks, 2094 Matt 22:32| ben de God Abrahams, en de God Izaks, en de God Jakobs! 2095 Matt 22:32| en de God Izaks, en de God Jakobs! God is niet een 2096 Matt 22:32| Izaks, en de God Jakobs! God is niet een God der doden, 2097 Matt 22:32| Jakobs! God is niet een God der doden, maar der levenden. ~ 2098 Matt 22:37| liefhebben den Heere, uw God, met geheel uw hart, en 2099 Matt 26:63| bezweer U bij den levenden God, dat Gij ons zegt, of Gij 2100 Matt 26:63| de Christus, de Zoon van God? ~ 2101 Matt 26:65| klederen, zeggende: Hij heeft God gelasterd, wat hebben wij 2102 Matt 27:43| 43 Hij heeft op God betrouwd; dat Hij Hem nu 2103 Matt 27:46| SABACHTHANI! dat is: Mijn God! Mijn God! Waarom hebt Gij 2104 Matt 27:46| dat is: Mijn God! Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten! ~ 2105 Mark 2:7 | zonden vergeven, dan alleen God? ~ 2106 Mark 2:12| ontzetten en verheerlijkten God, zeggende: Wij hebben nooit 2107 Mark 3:35| Want zo wie den wil van God doet, die is Mijn broeder, 2108 Mark 5:7 | Allerhoogsten? Ik bezweer U bij God, dat Gij mij niet pijnigt! ~ 2109 Mark 10:6 | begin der schepping heeft ze God man en vrouw gemaakt. ~ 2110 Mark 10:9 | 9 Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide 2111 Mark 10:18| goed, dan Een, namelijk God. ~ 2112 Mark 10:27| onmogelijk, maar niet bij God; want alle dingen zijn mogelijk 2113 Mark 10:27| dingen zijn mogelijk bij God. ~ 2114 Mark 11:22| tot hen: Hebt geloof op God. ~ 2115 Mark 12:26| het boek van Mozes, hoe God in het doornenbos tot hem 2116 Mark 12:26| heeft, zeggende: Ik ben de God Abrahams, en de God Izaks, 2117 Mark 12:26| ben de God Abrahams, en de God Izaks, en de God Jakobs? ~ 2118 Mark 12:26| en de God Izaks, en de God Jakobs? ~ 2119 Mark 12:27| 27 God is niet een God der doden, 2120 Mark 12:27| 27 God is niet een God der doden, maar een God 2121 Mark 12:27| God der doden, maar een God der levenden. Gij dwaalt 2122 Mark 12:29| Israel, de Heere, onze God, is een enig Heere. ~ 2123 Mark 12:30| En gij zult den Heere, uw God, liefhebben uit geheel uw 2124 Mark 12:32| gezegd, dat er een enig God is, en er is geen ander 2125 Mark 13:19| begin der schepselen, die God geschapen heeft, tot nu 2126 Mark 15:34| overgezet zijnde: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij 2127 Mark 15:34| overgezet zijnde: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? ~ 2128 Luk 1:6 | beiden rechtvaardig voor God, wandelende in al de geboden 2129 Luk 1:8 | priesterambt bediende voor God, in de beurt zijner dagorde. ~ 2130 Luk 1:16 | bekeren tot den Heere, hun God. ~ 2131 Luk 1:19 | Ik ben Gabriel, die voor God sta, en ben uitgezonden, 2132 Luk 1:26 | werd de engel Gabriel van God gezonden naar een stad in 2133 Luk 1:30 | want gij hebt genade bij God gevonden. ~ 2134 Luk 1:32 | Allerhoogsten genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem den troon 2135 Luk 1:37 | 37 Want geen ding zal bij God onmogelijk zijn. ~ 2136 Luk 1:47 | mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker; ~ 2137 Luk 1:64 | losgemaakt; en hij sprak, God lovende. ~ 2138 Luk 1:68 | Geloofd zij de Heere, de God Israels, want Hij heeft 2139 Luk 2:13 | hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende: ~ 2140 Luk 2:14 | 14 Ere zij God in de hoogste hemelen, en 2141 Luk 2:20 | verheerlijkende en prijzende God over alles, wat zij gehoord 2142 Luk 2:28 | in zijn armen, en loofde God, en zeide: 2143 Luk 2:37 | tempel, met vasten en bidden, God dienende nacht en dag. ~ 2144 Luk 2:52 | grootte, en in genade bij God en de mensen. ~  ~ 2145 Luk 3:8 | vader; want ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham 2146 Luk 3:38 | zoon van Adam, den zoon van God. ~  ~ 2147 Luk 4:8 | Gij zult den Heere, uw God, aanbidden, en Hem alleen 2148 Luk 4:12 | Gij zult den Heere, uw God, niet verzoeken. ~ 2149 Luk 5:21 | de zonden vergeven, dan God alleen? ~ 2150 Luk 5:25 | ging heen naar zijn huis, God verheerlijkende. ~ 2151 Luk 5:26 | bevangen, en zij verheerlijkten God, en werden vervuld met vreze, 2152 Luk 6:12 | nacht over in het gebed tot God. ~ 2153 Luk 7:16 | allen, en zij verheerlijkten God, zeggende: Een groot Profeet 2154 Luk 7:16 | onder ons opgestaan, en God heeft Zijn volk bezocht. ~ 2155 Luk 7:29 | gedoopt waren, rechtvaardigden God. ~ 2156 Luk 8:39 | vertel, wat grote dingen u God gedaan heeft. En hij ging 2157 Luk 10:27 | Gij zult den Heere, uw God, liefhebben, uit geheel 2158 Luk 12:6 | niet een van die is voor God vergeten. ~ 2159 Luk 12:20 | 20 Maar God zeide tot hem: Gij dwaas! 2160 Luk 12:21 | vergadert, en niet rijk is in God. ~ 2161 Luk 12:24 | spijskamer noch schuur hebben, en God voedt dezelve; hoeveel gaat 2162 Luk 12:28 | 28 Indien nu God het gras dat heden op het 2163 Luk 13:13 | recht, en verheerlijkte God. ~ 2164 Luk 16:13 | anderen verachten; gij kunt God niet dienen en den Mammon. ~ 2165 Luk 16:15 | rechtvaardigt voor de mensen; maar God kent uw harten; want dat 2166 Luk 16:15 | mensen, is een gruwel voor God. ~ 2167 Luk 17:15 | wederom, met grote stemme God verheerlijkende. ~ 2168 Luk 18:2 | rechter in een stad, die God niet vreesde, en geen mens 2169 Luk 18:4 | bij zichzelven: Hoewel ik God niet vreze, en geen mens 2170 Luk 18:7 | 7 Zal God dan geen recht doen Zijn 2171 Luk 18:11 | bad dit bij zichzelven: O God! ik dank U, dat ik niet 2172 Luk 18:13 | zijn borst, zeggende: O God! wees mij zondaar genadig! ~ 2173 Luk 18:19 | goed, dan Een, namelijk God. ~ 2174 Luk 18:27 | mensen, zijn mogelijk bij God. ~ 2175 Luk 18:43 | hij ziende, en volgde Hem, God verheerlijkende. En al het 2176 Luk 19:37 | discipelen zich te verblijden, en God te loven met grote stemme, 2177 Luk 20:37 | hij den Heere noemt den God Abrahams, en den God Izaks, 2178 Luk 20:37 | den God Abrahams, en den God Izaks, en den God Jakobs. ~ 2179 Luk 20:37 | en den God Izaks, en den God Jakobs. ~ 2180 Luk 20:38 | 38 God nu is niet een God der doden, 2181 Luk 20:38 | 38 God nu is niet een God der doden, maar der levenden; 2182 Luk 23:40 | zeggende: Vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde 2183 Luk 23:47 | geschied was, verheerlijkte hij God, en zeide: Waarlijk, deze 2184 Luk 24:19 | werken en woorden, voor God en al het volk. ~ 2185 Luk 24:53 | tempel, lovende en dankende God. Amen. ~ 2186 Joha 1:1 | Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. ~ 2187 Joha 1:1 | bij God, en het Woord was God. ~ 2188 Joha 1:2 | Dit was in den beginne bij God. ~ 2189 Joha 1:6 | 6 Er was een mens van God gezonden, wiens naam was 2190 Joha 1:13| den wil des mans, maar uit God geboren zijn. ~ 2191 Joha 1:18| 18 Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, 2192 Joha 1:34| getuigd, dat Deze de Zoon van God is. ~ 2193 Joha 3:2 | Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan 2194 Joha 3:2 | tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is. ~ 2195 Joha 3:16| 16 Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij 2196 Joha 3:17| 17 Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden 2197 Joha 3:18| des eniggeboren Zoons van God. ~ 2198 Joha 3:21| openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn. ~ 2199 Joha 3:33| die heeft verzegeld, dat God waarachtig is. ~ 2200 Joha 3:34| 34 Want Dien God gezonden heeft, Die spreekt 2201 Joha 3:34| spreekt de woorden Gods; want God geeft Hem de Geest niet 2202 Joha 4:24| 24 God is een Geest, en die Hem 2203 Joha 5:18| brak, maar ook zeide, dat God Zijn eigen Vader was, Zichzelven 2204 Joha 5:44| neemt, en de eer, die van God alleen is, niet zoekt? ~ 2205 Joha 6:27| geven zal; want Dezen heeft God de Vader verzegeld. ~ 2206 Joha 6:45| En zij zullen allen van God geleerd zijn. Een iegelijk 2207 Joha 6:46| gezien heeft, dan Die van God is; Deze heeft den Vader 2208 Joha 7:17| leer bekennen, of zij uit God is, dan of Ik van Mijzelven 2209 Joha 8:40| gesproken heb, welke Ik van God gehoord heb. Dat deed Abraham 2210 Joha 8:41| hebben een Vader, namelijk God. ~ 2211 Joha 8:42| dan zeide tot hen: Indien God uw Vader ware, zo zoudt 2212 Joha 8:42| liefhebben; want Ik ben van God uitgegaan; en kom van Hem. 2213 Joha 8:47| 47 Die uit God is, hoort de woorden Gods; 2214 Joha 8:47| gijlieden niet, omdat gij uit God niet zijt. ~ 2215 Joha 8:54| Welken gij zegt, dat uw God is. ~ 2216 Joha 9:16| zeiden: Deze Mens is van God niet, want Hij houdt den 2217 Joha 9:24| en zeiden tot hem: Geef God de eer; wij weten, dat deze 2218 Joha 9:29| 29 Wij weten, dat God tot Mozes gesproken heeft; 2219 Joha 9:31| 31 En wij weten, dat God de zondaars niet hoort; 2220 Joha 9:33| 33 Indien Deze van God niet ware, Hij zou niets 2221 Joha 9:35| Gelooft gij in den Zoon van God? ~ 2222 Joha 10:33| een Mens zijnde, Uzelven God maakt. ~ 2223 Joha 10:36| gezonden heeft: Gij lastert God; omdat Ik gezegd heb: Ik 2224 Joha 11:22| dat alles, wat Gij van God begeren zult, God U het 2225 Joha 11:22| Gij van God begeren zult, God U het geven zal. ~ 2226 Joha 12:43| lief, meer dan de eer van God. ~ 2227 Joha 13:3 | gegeven had, en dat Hij van God uitgegaan was, en tot God 2228 Joha 13:3 | God uitgegaan was, en tot God heenging, ~ 2229 Joha 13:31| mensen verheerlijkt, en God is in Hem verheerlijkt. ~ 2230 Joha 13:32| 32 Indien God in Hem verheerlijkt is, 2231 Joha 13:32| verheerlijkt is, zo zal ook God Hem verheerlijken in Zichzelven, 2232 Joha 14:1 | ontroerd; gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij. ~ 2233 Joha 16:27| hebt geloofd, dat Ik van God ben uitgegaan. ~ 2234 Joha 16:30| geloven wij, dat Gij van God uitgegaan zijt. ~ 2235 Joha 17:3 | den enigen waarachtigen God, en Jezus Christus, Dien 2236 Joha 20:17| en uw Vader, en tot Mijn God en uw God. ~ 2237 Joha 20:17| Vader, en tot Mijn God en uw God. ~ 2238 Joha 20:28| Hem: Mijn Heere en mijn God! ~ 2239 Joha 21:19| met hoedanigen dood hij God verheerlijken zou. En dit 2240 Hand 2:17| de laatste dagen, (zegt God) Ik zal uitstorten van Mijn 2241 Hand 2:22| den Nazarener, een Man van God, onder ulieden betoond door 2242 Hand 2:22| wonderen, en tekenen, die God door Hem gedaan heeft, in 2243 Hand 2:24| 24 Welken God opgewekt heeft, de smarten 2244 Hand 2:30| profeet was, en wist, dat God hem met ede gezworen had, 2245 Hand 2:32| 32 Dezen Jezus heeft God opgewekt; waarvan wij allen 2246 Hand 2:36| ganse huis Israels, dat God Hem tot een Heere en Christus 2247 Hand 2:39| velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal. ~ 2248 Hand 2:47| 47 En prezen God, en hadden genade bij het 2249 Hand 3:8 | en springende, en lovende God. ~ 2250 Hand 3:9 | volk zag hem wandelen en God loven. ~ 2251 Hand 3:13| 13 De God Abrahams, en Izaks, en Jakobs, 2252 Hand 3:13| en Izaks, en Jakobs, de God onzer vaderen, heeft Zijn 2253 Hand 3:15| hebt gij gedood, Welken God opgewekt heeft uit de doden; 2254 Hand 3:18| 18 Maar God heeft alzo vervuld, hetgeen 2255 Hand 3:21| wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den 2256 Hand 3:22| vaderen gezegd: De Heere, uw God, zal u een Profeet verwekken, 2257 Hand 3:25| en des verbonds, hetwelk God met onze vaderen opgericht 2258 Hand 3:26| 26 God, opgewekt hebbende Zijn 2259 Hand 4:10| gij gekruist hebt, Welken God van de doden heeft opgewekt, 2260 Hand 4:19| gij, of het recht is voor God, ulieden meer te horen dan 2261 Hand 4:19| ulieden meer te horen dan God. ~ 2262 Hand 4:21| zij verheerlijkten allen God over hetgeen er geschied 2263 Hand 4:24| eendrachtelijk hun stem op tot God, en zeiden: Heere! Gij zijt 2264 Hand 4:24| zeiden: Heere! Gij zijt de God, Die gemaakt hebt den hemel, 2265 Hand 5:2 | 2 Godzalig en vrezende God, met geheel zijn huis, en 2266 Hand 5:2 | aalmoezen aan het volk, en God geduriglijk biddende. ~ 2267 Hand 5:4 | gedachtenis opgekomen voor God. ~ 2268 Hand 5:15| tweeden male tot hem: Hetgeen God gereinigd heeft, zult gij 2269 Hand 5:22| rechtvaardig man, en vrezende God, en die goede getuigenis 2270 Hand 5:28| gaan tot een vreemde; doch God heeft mij getoond, dat ik 2271 Hand 5:31| en uw aalmoezen zijn voor God gedacht geworden. ~ 2272 Hand 5:33| nu hier tegenwoordig voor God, om te horen al hetgeen 2273 Hand 5:33| te horen al hetgeen u van God bevolen is. ~ 2274 Hand 5:34| verneem in der waarheid, dat God geen aannemer des persoons 2275 Hand 5:38| Jezus van Nazareth, hoe Hem God gezalfd heeft met den Heiligen 2276 Hand 5:38| overweldigd waren; want God was met Hem. 2277 Hand 5:40| 40 Dezen heeft God opgewekt ten derden dage, 2278 Hand 5:41| maar den getuigen, die van God te voren verkoren waren, 2279 Hand 5:42| dat Hij is Degene, Die van God verordend is tot een Rechter 2280 Hand 5:46| spreken met vreemde talen, en God groot maken. Toen antwoordde 2281 Hand 6:9 | male uit den hemel: Hetgeen God gereinigd heeft, zult gij 2282 Hand 6:17| 17 Indien dan God hun evengelijke gave gegeven 2283 Hand 6:17| hebben, wie was ik toch, die God konde weren? ~ 2284 Hand 6:18| tevreden, en verheerlijkten God, zeggende: Zo heeft dan 2285 Hand 6:18| zeggende: Zo heeft dan God ook den heidenen de bekering 2286 Hand 6:35| werd een gedurig gebed tot God voor hem gedaan. ~ 2287 Hand 7:16| Israelietische mannen, en gij, die God vreest, hoort toe. ~ 2288 Hand 7:17| 17 De God van dit volk Israel heeft 2289 Hand 7:21| begeerden zij een koning; en God gaf hun Saul, den zoon van 2290 Hand 7:23| Van het zaad dezes heeft God Israel, naar de belofte, 2291 Hand 7:26| Abrahams, en die onder u God vrezen, tot u is het woord 2292 Hand 7:30| 30 Maar God heeft Hem uit de doden opgewekt; ~ 2293 Hand 7:32| geschied is, dat namelijk God dezelve vervuld heeft aan 2294 Hand 7:37| 37 Maar Hij, Dien God opgewekt heeft, heeft geen 2295 Hand 8:15| bekeren tot den levenden God, Die gemaakt heeft den hemel, 2296 Hand 8:27| verhaalden zij, wat grote dingen God met hen gedaan had, en dat 2297 Hand 9:4 | verkondigden, wat grote dingen God met hen gedaan had. ~ 2298 Hand 9:7 | broeders, gij weet, dat God van over langen tijd onder 2299 Hand 9:8 | 8 En God, de Kenner der harten, heeft 2300 Hand 9:10| Nu dan, wat verzoekt gij God, om een juk op den hals 2301 Hand 9:12| grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen 2302 Hand 9:14| Simeon heeft verhaald hoe God eerst de heidenen heeft 2303 Hand 9:19| uit de heidenen zich tot God bekeren, niet beroere; ~ 2304 Hand 10:14| van de stad Thyatira, die God diende, hoorde ons; welker 2305 Hand 10:34| hij met al zijn huis aan God gelovig geworden was. ~ 2306 Hand 11:23| opschrift stond: DEN ONBEKENDEN GOD. Dezen dan, Dien gij niet 2307 Hand 11:24| 24 De God, Die de wereld gemaakt heeft 2308 Hand 11:30| 30 God dan, de tijden der onwetendheid 2309 Hand 12:7 | man, met name Justus, die God diende, wiens huis paalde 2310 Hand 12:13| den mensen aan, dat zij God zouden dienen tegen de wet. ~ 2311 Hand 12:21| zal tot u wederkeren, zo God wil. En hij voer weg van 2312 Hand 13:11| 11 En God deed ongewone krachten door 2313 Hand 14:21| Grieken, de bekering tot God en het geloof in onzen Heere 2314 Hand 15:19| hij van stuk tot stuk, wat God onder de heidenen door zijn 2315 Hand 16:14| 14 En hij zeide: De God onzer vaderen heeft u te 2316 Hand 17:1 | met alle goed geweten voor God gewandeld tot op dezen dag. ~ 2317 Hand 17:3 | Toen zeide Paulus tot hem: God zal u slaan, gij gewitte 2318 Hand 17:9 | een engel, laat ons tegen God niet strijden. ~ 2319 Hand 18:14| welken zij sekte noemen, den God der vaderen alzo diene, 2320 Hand 18:15| 15 Hebbende hoop op God, welke dezen ook zelf verwachten, 2321 Hand 18:16| onergerlijk geweten te hebben bij God en de mensen. ~ 2322 Hand 20:6 | hoop der belofte, die van God tot de vaderen geschied 2323 Hand 20:7 | geduriglijk nacht en dag God dienende, verhopen te komen; 2324 Hand 20:8 | ongelofelijk geoordeeld, dat God de doden opwekt? ~ 2325 Hand 20:18| de macht des satans tot God; opdat zij vergeving der 2326 Hand 20:20| zich zouden beteren, en tot God bekeren, werken doende der 2327 Hand 20:22| 22 Dan, hulp van God verkregen hebbende, sta 2328 Hand 20:29| zeide: Ik wenste wel van God, dat, en bijna en geheellijk, 2329 Hand 21:24| gesteld worden; en zie, God heeft u geschonken allen, 2330 Hand 21:35| genomen had, dankte hij God in aller tegenwoordigheid; 2331 Hand 22:6 | en zeiden, dat hij een god was. ~ 2332 Hand 22:15| Paulus ziende, dankte hij God en greep moed. ~ 2333 Rom 1:1 | afgezonderd tot het Evangelie van God, ~ 2334 Rom 1:4 | bewezen is te zijn de Zoon van God, naar den Geest der heiligmaking, 2335 Rom 1:7 | genade zij u, en vrede van God, onzen Vader, en den Heere 2336 Rom 1:8 | Eerstelijk dank ik mijn God door Jezus Christus over 2337 Rom 1:9 | 9 Want God is mijn Getuige, Welken 2338 Rom 1:10 | gegeven werd, door den wil van God, om tot ulieden te komen. ~ 2339 Rom 1:19 | 19 Overmits hetgeen van God kennelijk is, in hen openbaar 2340 Rom 1:19 | in hen openbaar is; want God heeft het hun geopenbaard. ~ 2341 Rom 1:21 | 21 Omdat zij, God kennende, Hem als God niet 2342 Rom 1:21 | zij, God kennende, Hem als God niet hebben verheerlijkt 2343 Rom 1:24 | 24 Daarom heeft God hen ook overgegeven in de 2344 Rom 1:26 | 26 Daarom heeft God hen overgegeven tot oneerlijke 2345 Rom 1:28 | niet goed gedacht heeft God in erkentenis te houden, 2346 Rom 1:28 | erkentenis te houden, zo heeft God hen overgegeven in een verkeerden 2347 Rom 2:11 | aanneming des persoons bij God. ~ 2348 Rom 2:13 | zijn niet rechtvaardig voor God, maar de daders der wet 2349 Rom 2:16 | 16 In den dag wanneer God de verborgene dingen der 2350 Rom 2:17 | rust op de wet; en roemt op God, ~ 2351 Rom 2:23 | de wet roemt, onteert gij God door de overtreding der 2352 Rom 2:24 | 24 Want de Naam van God wordt om uwentwil gelasterd 2353 Rom 2:29 | uit de mensen, maar uit God. ~  ~  ~  2354 Rom 3:3 | ongelovigheid het geloof van God te niet doen? ~ 2355 Rom 3:4 | 4 Dat zij verre. Doch God zij waarachtig, maar alle 2356 Rom 3:5 | wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig, als Hij 2357 Rom 3:6 | verre, anderszins hoe zal God de wereld oordelen? ~ 2358 Rom 3:11 | verstandig is, er is niemand, die God zoekt. ~ 2359 Rom 3:19 | en de gehele wereld voor God verdoemelijk zij. ~ 2360 Rom 3:25 | 25 Welken God voorgesteld heeft tot een 2361 Rom 3:29 | 29 Is God een God der Joden alleen? 2362 Rom 3:29 | 29 Is God een God der Joden alleen? en is 2363 Rom 3:30 | 30 Nademaal Hij een enig God is, Die de besnijdenis rechtvaardigen 2364 Rom 4:2 | hij roem, maar niet bij God. ~ 2365 Rom 4:3 | Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem gerekend 2366 Rom 4:6 | mens zalig spreekt, welken God de rechtvaardigheid toerekent 2367 Rom 4:17 | geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, 2368 Rom 4:20 | geweest in het geloof, gevende God de eer; ~ 2369 Rom 5:1 | geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heere Jezus 2370 Rom 5:8 | 8 Maar God bevestigt Zijn liefde jegens 2371 Rom 5:10 | wij, vijanden zijnde, met God verzoend zijn door den dood 2372 Rom 5:11 | maar wij roemen ook in God, door onzen Heere Jezus 2373 Rom 7:25 | 25 Ik dank God, door Jezus Christus, onzen 2374 Rom 8:3 | vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid 2375 Rom 8:7 | vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich 2376 Rom 8:17 | erfgenamen, erfgenamen van God, en medeerfgenamen van Christus; 2377 Rom 8:27 | Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt. ~ 2378 Rom 8:28 | weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen 2379 Rom 8:31 | tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen 2380 Rom 8:33 | tegen de uitverkorenen Gods? God is het, Die rechtvaardig 2381 Rom 9:4 | wetgeving, en de dienst van God, en de beloftenissen; ~ 2382 Rom 9:5 | vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in 2383 Rom 9:14 | er onrechtvaardigheid bij God? Dat zij verre. ~ 2384 Rom 9:20 | wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel 2385 Rom 9:22 | 22 En of God, willende Zijn toorn bewijzen, 2386 Rom 10:1 | en het gebed, dat ik tot God voor Israel doe, is tot 2387 Rom 10:2 | getuigenis, dat zij een ijver tot God hebben, maar niet met verstand. ~ 2388 Rom 10:9 | met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt 2389 Rom 11:1 | 1 Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Dat 2390 Rom 11:2 | 2 God heeft Zijn volk niet verstoten, 2391 Rom 11:2 | Schrift zegt van Elia, hoe hij God aanspreekt tegen Israel, 2392 Rom 11:8 | 8 (Gelijk geschreven is: God heeft hun gegeven een geest 2393 Rom 11:21 | 21 Want is het, dat God de natuurlijke takken niet 2394 Rom 11:22 | goedertierenheid en de strengheid van God; de strengheid wel over 2395 Rom 11:23 | zullen ingeent worden; want God is machtig om dezelve weder 2396 Rom 11:32 | 32 Want God heeft hen allen onder de 2397 Rom 12:2 | welbehagelijke en volmaakte wil van God zij. ~ 2398 Rom 12:3 | tot matigheid, gelijk als God een iegelijk de mate des 2399 Rom 13:1 | er is geen macht dan van God, en de machten, die er zijn, 2400 Rom 13:1 | die er zijn, die zijn van God geordineerd. ~ 2401 Rom 13:2 | stelt, de ordinantie van God wederstaat; en die ze wederstaan, 2402 Rom 13:6 | want zij zijn dienaars van God, in ditzelve geduriglijk 2403 Rom 14:3 | niet, die daar eet; want God heeft hem aangenomen. ~ 2404 Rom 14:4 | vastgesteld worden, want God is machtig hem vast te stellen. ~ 2405 Rom 14:6 | den Heere, want hij dankt God; en die niet eet, die eet 2406 Rom 14:6 | Heere niet, en hij dankt God. ~ 2407 Rom 14:11 | buigen, en alle tong zal God belijden. ~ 2408 Rom 14:20 | 20 Verbreek het werk van God niet om der spijze wil. 2409 Rom 14:22 | hebt dat bij uzelven voor God. Zalig is hij, die zichzelven 2410 Rom 15:5 | 5 Doch de God der lijdzaamheid en der 2411 Rom 15:6 | moogt verheerlijken den God en Vader van onzen Heere 2412 Rom 15:9 | 9 En de heidenen God vanwege de barmhartigheid 2413 Rom 15:13 | 13 De God nu der hoop vervulle ulieden 2414 Rom 15:15 | om de genade, die mij van God gegeven is; ~ 2415 Rom 15:16 | heidenen, het Evangelie van God bedienende, opdat de offerande 2416 Rom 15:17 | Jezus in die dingen, die God aangaan. ~ 2417 Rom 15:30 | strijdt in de gebeden tot God voor mij; ~ 2418 Rom 15:32 | blijdschap, door den wil van God, tot u mag komen, en met 2419 Rom 15:33 | 33 En de God des vredes zij met u allen. 2420 Rom 16:20 | 20 En de God des vredes zal den satan 2421 Rom 16:27 | Den zelven alleen wijzen God zij door Jezus Christus 2422 1Kor 1:1 | Christus, door den wil van God, en Sosthenes, de broeder, ~ 2423 1Kor 1:3 | Genade zij u en vrede van God onzen Vader, en den Heere 2424 1Kor 1:4 | 4 Ik dank mijn God allen tijd over u, vanwege 2425 1Kor 1:8 | 8 Welke God u ook zal bevestigen tot 2426 1Kor 1:9 | 9 God is getrouw, door Welken 2427 1Kor 1:14| 14 Ik dank God, dat ik niemand van ulieden 2428 1Kor 1:20| onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid dezer wereld 2429 1Kor 1:21| wijsheid Gods, de wereld God niet heeft gekend door de 2430 1Kor 1:27| het dwaze der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de 2431 1Kor 1:27| zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het 2432 1Kor 1:28| wereld, en het verachte heeft God uitverkoren, en hetgeen 2433 1Kor 1:30| geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en 2434 1Kor 2:1 | verkondigende de getuigenis van God. ~ 2435 1Kor 2:7 | verborgenheid, die bedekt was, welke God te voren verordineerd heeft 2436 1Kor 2:9 | is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dien, die Hem 2437 1Kor 2:10| 10 Doch God heeft het ons geopenbaard 2438 1Kor 2:12| maar den Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten 2439 1Kor 2:12| weten de dingen, die ons van God geschonken zijn; ~ 2440 1Kor 3:6 | heeft nat gemaakt; maar God heeft den wasdom gegeven. ~ 2441 1Kor 3:7 | hij, die nat maakt, maar God, Die den wasdom geeft. ~ 2442 1Kor 3:17| tempel Gods schendt, dien zal God schenden; want de tempel 2443 1Kor 3:19| wereld is dwaasheid bij God; want er is geschreven: 2444 1Kor 4:5 | iegelijk lof hebben van God. ~ 2445 1Kor 4:9 | 9 Want ik acht, dat God ons, die de laatste apostelen 2446 1Kor 5:13| die buiten zijn oordeelt God. En doet gij deze boze uit 2447 1Kor 6:13| is voor de spijzen; maar God zal beide dezen en die te 2448 1Kor 6:14| 14 En God heeft ook den Heere opgewekt, 2449 1Kor 6:19| Die in u is, Dien gij van God hebt, en dat gij uws zelfs 2450 1Kor 6:20| gekocht: zo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uw geest, 2451 1Kor 7:7 | heeft zijn eigen gave van God, de een wel aldus, maar 2452 1Kor 7:15| dienstbaar gemaakt; maar God heeft ons tot vrede geroepen. ~ 2453 1Kor 7:17| 17 Doch gelijk God aan een iegelijk heeft uitgedeeld, 2454 1Kor 7:24| die blijve in hetzelve bij God. ~ 2455 1Kor 8:3 | 3 Maar zo iemand God liefheeft, die is van Hem 2456 1Kor 8:4 | wereld, en dat er geen ander God is dan een. ~ 2457 1Kor 8:6 | Nochtans hebben wij maar een God, den Vader, uit Welken alle 2458 1Kor 9:9 | niet muilbanden. Zorgt ook God voor de ossen? ~ 2459 1Kor 10:5 | meerder deel van hen heeft God geen welgevallen gehad; 2460 1Kor 10:13| bevangen dan menselijke; doch God is getrouw, Die u niet zal 2461 1Kor 11:3 | het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus. ~ 2462 1Kor 11:12| doch alle dingen zijn uit God. ~ 2463 1Kor 11:13| betamelijk, dat de vrouw ongedekt God bidde? ~ 2464 1Kor 12:6 | werkingen, doch het is dezelfde God, Die alles in allen werkt. ~ 2465 1Kor 12:18| 18 Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk 2466 1Kor 12:24| het niet van node; maar God heeft het lichaam alzo samengevoegd, 2467 1Kor 12:28| 28 En God heeft er sommigen in de 2468 1Kor 14:18| 18 Ik dank mijn God, dat ik meer vreemde talen 2469 1Kor 14:25| zijn aangezicht, zal hij God aanbidden, en verkondigen, 2470 1Kor 14:25| aanbidden, en verkondigen, dat God waarlijk onder u is. ~ 2471 1Kor 14:28| zichzelven spreke, en tot God. ~ 2472 1Kor 14:33| 33 Want God is geen God van verwarring, 2473 1Kor 14:33| 33 Want God is geen God van verwarring, maar van 2474 1Kor 15:15| Gods; want wij hebben van God getuigd, dat Hij Christus 2475 1Kor 15:24| wanneer Hij het Koninkrijk aan God en den Vader zal overgegeven 2476 1Kor 15:28| onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen. ~ 2477 1Kor 15:34| sommigen hebben de kennis van God niet. Ik zeg het u tot schaamte. ~ 2478 1Kor 15:38| 38 Maar God geeft hetzelve een lichaam, 2479 2Kor 1:1 | Christus, door den wil van God, en Timotheus, de broeder, 2480 2Kor 1:2 | Genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en den Heere 2481 2Kor 1:3 | 3 Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere 2482 2Kor 1:3 | der barmhartigheden, en de God aller vertroosting; ~ 2483 2Kor 1:4 | met welke wij zelven van God vertroost worden. ~ 2484 2Kor 1:9 | vertrouwen zouden, maar op God, Die de doden verwekt; ~ 2485 2Kor 1:18| 18 Doch God is getrouw, dat ons woord, 2486 2Kor 1:19| 19 Want de Zoon van God, Jezus Christus, Die onder 2487 2Kor 1:21| Die ons gezalfd heeft, is God; ~ 2488 2Kor 1:23| 23 Doch ik aanroepe God tot een Getuige over mijn 2489 2Kor 2:17| oprechtheid, maar als uit God, in de tegenwoordigheid 2490 2Kor 3:4 | hebben wij door Christus bij God. ~ 2491 2Kor 3:5 | onze bekwaamheid is uit God; ~ 2492 2Kor 4:4 | 4 In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind 2493 2Kor 4:6 | 6 Want God, Die gezegd heeft, dat het 2494 2Kor 4:7 | uitnemendheid der kracht zij van God, en niet uit ons; ~ 2495 2Kor 5:1 | wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met 2496 2Kor 5:5 | ditzelfde bereid heeft, is God, Die ons ook het onderpand 2497 2Kor 5:18| al deze dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelven 2498 2Kor 5:19| 19 Want God was in Christus de wereld 2499 2Kor 5:20| van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden 2500 2Kor 5:20| Christus wege: laat u met God verzoenen. ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2888

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License