Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
naamieten 1
naams 46
naamt 2
naar 2779
naara 3
naaran 1
naardat 8
Frequency    [«  »]
3081 zullen
3060 hen
2888 god
2779 naar
2776 al
2765 ook
2528 haar

Bijbel

IntraText - Concordances

naar

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2779

     Book Chapter: Verse
1 Gen 1:11 | geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin 2 Gen 1:12 | grasscheutjes, kruid zaadzaaiende naar zijn aard, en vruchtdragend 3 Gen 1:12 | welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat 4 Gen 1:21 | overvloediglijk voortbrachten, naar haar aard; en alle gevleugeld 5 Gen 1:21 | alle gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat 6 Gen 1:24 | brenge levende zielen voort, naar haar aard, vee, en kruipend, 7 Gen 1:24 | wild gedierte der aarde, naar zijn aard! En het was alzo. ~ 8 Gen 1:25 | wild gedierte der aarde naar zijn aard, en het vee naar 9 Gen 1:25 | naar zijn aard, en het vee naar zijn aard, en al het kruipend 10 Gen 1:25 | gedierte des aardbodems naar zijn aard. En God zag, dat 11 Gen 1:26 | Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; 12 Gen 1:26 | mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat 13 Gen 1:27 | 27 En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld 14 Gen 1:27 | den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep 15 Gen 2:14 | Hiddekel; deze is gaande naar het oosten van Assur. En 16 Gen 3:17 | Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw, en van 17 Gen 4:17 | noemde den naam dier stad naar den naam zijns zoons, Henoch. ~ 18 Gen 5:1 | mens schiep, maakte Hij hem naar de gelijkenis Gods. ~ 19 Gen 5:3 | jaren, en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn 20 Gen 5:3 | zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde 21 Gen 6:20 | 20 Van het gevogelte naar zijn aard, en van het vee 22 Gen 6:20 | zijn aard, en van het vee naar zijn aard, van al het kruipend 23 Gen 6:20 | gedierte des aardbodems naar zijn aard, twee van elk 24 Gen 6:22 | 22 En Noach deed het; naar al wat God hem geboden had, 25 Gen 7:5 | 5 En Noach deed, naar al wat de HEERE hem geboden 26 Gen 7:14 | Zij, en al het gedierte naar zijn aard, en al het vee 27 Gen 7:14 | zijn aard, en al het vee naar zijn aard, en al het kruipend 28 Gen 7:14 | dat op de aarde kruipt, naar zijn aard, en al het gevogelte 29 Gen 7:14 | aard, en al het gevogelte naar zijn aard, alle vogeltjes 30 Gen 8:19 | zich op de aarde roert, naar hun geslachten, gingen uit 31 Gen 9:6 | want God heeft den mens naar Zijn beeld gemaakt. ~ 32 Gen 10:5 | in hun landschappen, elk naar zijn spraak, naar hun huisgezinnen, 33 Gen 10:5 | landschappen, elk naar zijn spraak, naar hun huisgezinnen, onder 34 Gen 10:19 | van Sidon, daar gij gaat naar Gerar tot Gaza toe; daar 35 Gen 10:19 | Gaza toe; daar gij gaat naar Sodom en Gomorra, en Adama, 36 Gen 10:20 | Deze zijn zonen van Cham, naar hun huisgezinnen, naar hun 37 Gen 10:20 | naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, 38 Gen 10:30 | Mescha af, daar gij gaat naar Sefar, het gebergte van 39 Gen 10:31 | Deze zijn zonen van Sem, naar hun huisgezinnen, naar hun 40 Gen 10:31 | naar hun huisgezinnen, naar hun spraken, in hun landschappen, 41 Gen 10:31 | spraken, in hun landschappen, naar hun volken. ~ 42 Gen 10:32 | huisgezinnen der zonen van Noach, naar hun geboorten, in hun volken; 43 Gen 11:31 | der Chaldeen, om te gaan naar het land Kanaan; en zij 44 Gen 12:1 | en uit uws vaders huis, naar het land, dat Ik u wijzen 45 Gen 12:5 | zij togen uit, om te gaan naar het land Kanaan, en zij 46 Gen 12:8 | En hij brak op van daar naar het gebergte, tegen het 47 Gen 12:9 | Abram, gaande en trekkende naar het zuiden. ~ 48 Gen 12:10 | dat land; zo toog Abram af naar Egypte, om daar als een 49 Gen 12:15 | die vrouw werd weggenomen naar het huis van Farao. ~ 50 Gen 13:1 | toog Abram op uit Egypte naar het zuiden, hij en zijn 51 Gen 14:10 | overgeblevenen vluchtten naar het gebergte. ~ 52 Gen 14:29 | Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu 53 Gen 14:29 | buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel de sterren, 54 Gen 15:2 | worden. En Abram hoorde naar de stem van Sarai. ~ 55 Gen 15:13 | Heb ik ook hier gezien naar Dien, Die mij aanziet? ~ 56 Gen 17:6 | En Abraham haastte zich naar de tent tot Sara, en hij 57 Gen 17:11 | Sara opgehouden te gaan naar de wijze der vrouwen. ~ 58 Gen 17:16 | mannen op van daar, en zagen naar Sodom toe; en Abraham ging 59 Gen 17:21 | afgaan en bezien, of zij naar hun geroep, dat tot Mij 60 Gen 17:22 | aangezicht van daar, en gingen naar Sodom; maar Abraham bleef 61 Gen 17:33 | en Abraham keerde weder naar zijn plaats. ~  ~ 62 Gen 18:17 | zij hen uitgebracht hadden naar buiten, zo zeide Hij: behoud 63 Gen 18:17 | deze ganse vlakte; behoud u naar het gebergte heen, opdat 64 Gen 18:19 | niet kunnen behouden worden naar het gebergte heen, opdat 65 Gen 18:27 | deszelven morgens vroeg op, naar de plaats, waar hij voor 66 Gen 18:28 | 28 En hij zag naar Sodom en Gomorra toe, en 67 Gen 18:28 | Sodom en Gomorra toe, en naar het ganse land van die vlakte; 68 Gen 18:31 | om tot ons in te gaan, naar de wijze der ganse aarde. ~ 69 Gen 19:1 | Abraham reisde van daar naar het land van het zuiden, 70 Gen 20:12 | Sara tot u zal zeggen, hoor naar haar stem; want in Izak 71 Gen 20:17 | Vrees niet; want God heeft naar des jongens stem gehoord, 72 Gen 20:23 | of mijn neef liegen zult! naar de weldadigheid, die ik 73 Gen 20:32 | en zij keerden wederom naar het land der Filistijnen. ~ 74 Gen 21:2 | liefhebt, Izak, en ga heen naar het land Moria, en offer 75 Gen 21:3 | maakte zich op, en ging naar de plaats, die God hem gezegd 76 Gen 21:19 | op, en zij gingen samen naar Ber-seba; en Abraham woonde 77 Gen 22:16 | 16 En Abraham luisterde naar Efron; en Abraham woog Efron 78 Gen 23:4 | 4 Maar dat gij naar mijn land, en naar mijn 79 Gen 23:4 | dat gij naar mijn land, en naar mijn maagschap trekken, 80 Gen 23:10 | maakte zich op, en toog heen naar Mesopotamie, naar de stad 81 Gen 23:10 | toog heen naar Mesopotamie, naar de stad van Nahor. ~ 82 Gen 23:16 | haar bekend; en zij ging af naar de fontein, en vulde haar 83 Gen 23:20 | drinkbak, en liep weder naar den put om te putten, en 84 Gen 23:29 | en Laban liep tot die man naar buiten tot de fontein. ~ 85 Gen 23:32 | 32 Toen kwam die man naar het huis toe, en men ontgordde 86 Gen 23:38 | 38 Maar gij zult trekken naar het huis mijns vaders, en 87 Gen 23:38 | het huis mijns vaders, en naar mijn geslacht, en zult voor 88 Gen 23:73 | hij nog leefde, oostwaarts naar het land van het Oosten. ~ 89 Gen 23:80 | van Ismael, met hun namen naar hun geboorten. De eerstgeborene 90 Gen 23:83 | paleizen, twaalf vorsten naar hun volken. ~ 91 Gen 23:85 | Egypte is, daar gij gaat naar Assur; hij heeft zich nedergeslagen 92 Gen 23:95 | want het wildbraad was naar zijn mond; maar Rebekka 93 Gen 24:1 | koning der Filistijnen, naar Gerar. ~ 94 Gen 24:2 | hem en zeide: Trek niet af naar Egypte; woon in het land, 95 Gen 24:18 | hij noemde derzelver namen naar de namen, waarmede zijn 96 Gen 24:23 | Daarna toog hij van daar op naar Ber-seba. ~ 97 Gen 25:13 | mijn zoon! hoor alleen naar mijn stem, en ga, haal ze 98 Gen 25:43 | Nu dan, mijn zoon! hoor naar mijn stem, en maak u op, 99 Gen 25:43 | en maak u op, vlied gij naar Haran, tot Laban, mijn broeder. ~ 100 Gen 26:2 | 2 Maak u op, ga naar Paddan-Aram, ten huize van 101 Gen 26:5 | Jakob weg, dat hij toog naar Paddan-Aram, tot Laban, 102 Gen 26:6 | Izak Jakob gezegend, en hem naar Paddan-Aram weggezonden 103 Gen 26:7 | gehoorzaam geweest was, en naar Paddan-Aram getrokken was; ~ 104 Gen 26:10 | uit van Ber-seba, en ging naar Haran. ~ 105 Gen 27:1 | zijn voeten op, en ging naar het land der kinderen van 106 Gen 27:60 | ik ga tot mijn plaats, en naar mijn land. ~ 107 Gen 27:69 | Laban: Zie, och ja, het zij naar uw woord! ~ 108 Gen 28:18 | komen tot Izak, zijn vader, naar het land Kanaan. ~ 109 Gen 28:21 | hij zette zijn aangezicht naar het gebergte Gilead. ~ 110 Gen 28:30 | gij zo zeer begerig waart naar uws vaders huis; waarom 111 Gen 28:35 | opstaan; want het gaat mij naar der vrouwen wijze; en hij 112 Gen 29:3 | tot Ezau, zijn broeder, naar het land Seir, de landstreek 113 Gen 29:19 | kudden nagingen, zeggende: Naar ditzelfde woord zult gij 114 Gen 29:29 | Waarom is het, dat gij naar Mijn naam vraagt? En Hij 115 Gen 30:14 | gemak als leidsman voegen, naar den gang van het werk, hetwelk 116 Gen 30:14 | voor mijn aangezicht is, en naar den gang dezer kinderen, 117 Gen 30:16 | dag wederom zijns weegs naar Seir toe. ~ 118 Gen 30:17 | 17 Maar Jakob reisde naar Sukkoth, en bouwde een huis 119 Gen 31:3 | jonge dochter lief, en sprak naar het hart van de jonge dochter. ~ 120 Gen 31:17 | 17 Maar zo gij naar ons niet zult horen, om 121 Gen 31:24 | 24 En zij hoorden naar Hemor, en naar Sichem, zijn 122 Gen 31:24 | zij hoorden naar Hemor, en naar Sichem, zijn zoon, allen, 123 Gen 32:1 | Jakob: Maak u op, trek op naar Beth-El, en woon aldaar; 124 Gen 32:3 | ons opmaken, en optrekken naar Beth-El; en ik zal daar 125 Gen 32:19 | werd begraven aan den weg naar Efrath, hetwelk is Bethlehem. ~ 126 Gen 33:6 | geworven had, en was vertrokken naar een ander land, van het 127 Gen 33:30 | de vorsten der Horieten, naar hun vorsten in het land 128 Gen 33:40 | namen der vorsten van Ezau, naar hun geslachten, naar hun 129 Gen 33:40 | Ezau, naar hun geslachten, naar hun plaatsen, met hun namen: 130 Gen 33:43 | zijn de vorsten van Edom, naar hun woningen, in het land 131 Gen 34:14 | tot hem: Ga toch heen, zie naar den welstand van uw broederen, 132 Gen 34:14 | welstand van uw broederen, en naar den welstand van de kudde, 133 Gen 34:17 | hoorde hen zeggen: Laat ons naar Dothan gaan. Jozef dan ging 134 Gen 34:25 | reizende, om dat af te brengen naar Egypte. ~ 135 Gen 34:28 | zilverlingen; die brachten Jozef naar Egypte. ~ 136 Gen 35:12 | tot zijn schaapscheerders naar Timna toe, hij en Hira, 137 Gen 35:13 | uw schoonvader gaat op naar Timna, om zijn schapen te 138 Gen 35:14 | fonteinen, die op den weg naar Timna is; want zij zag, 139 Gen 35:16 | 16 En hij week tot haar naar den weg, en zeide: Kom toch, 140 Gen 36:1 | 1 Jozef nu werd naar Egypte afgevoerd; en Potifar, 141 Gen 36:10 | op dag aansprak, en hij naar haar niet hoorde, om bij 142 Gen 36:12 | en vluchtte, en ging uit naar buiten. ~ 143 Gen 36:13 | haar hand gelaten had, en naar buiten gevlucht was; ~ 144 Gen 36:15 | en vluchtte, en ging uit naar buiten. ~ 145 Gen 36:17 | 17 Toen sprak zij tot hem naar diezelfde woorden, zeggende: 146 Gen 36:18 | bij mij liet, en vluchtte naar buiten. ~ 147 Gen 36:19 | tot hem sprak, zeggende: Naar deze zelfde woorden heeft 148 Gen 36:28 | droom, in een nacht, elk naar de uitlegging zijns drooms, 149 Gen 36:36 | beker in zijn hand geven, naar de vorige wijze, toen gij 150 Gen 37:11 | en hij; wij droomden elk naar de uitlegging zijns drooms. ~ 151 Gen 37:12 | ieder legde hij ze uit, naar zijn droom. ~ 152 Gen 37:33 | 33 Zo zie nu Farao naar een verstandigen en wijzen 153 Gen 39:7 | Die man vraagde zeer nauw naar ons, en naar onze maagschap, 154 Gen 39:7 | vraagde zeer nauw naar ons, en naar onze maagschap, zeggende: 155 Gen 39:15 | maakten zich op, en togen af naar Egypte, en zij stonden voor 156 Gen 39:16 | huis was: Breng deze mannen naar het huis toe, en slacht 157 Gen 39:27 | 27 En hij vraagde hun naar hun welstand, en zeide: 158 Gen 39:33 | aangezicht, de eerstgeborene naar zijn eerstgeboorte, en de 159 Gen 39:33 | eerstgeboorte, en de jongere naar zijn jonkheid; dies verwonderden 160 Gen 40:1 | dezer mannen met spijze, naar dat zij zullen kunnen dragen, 161 Gen 40:2 | zijn koren. En hij deed naar Jozefs woord, hetwelk hij 162 Gen 40:10 | zeide: Dit zij nu ook alzo, naar uw woorden! Bij wien hij 163 Gen 40:13 | op, en zij keerden weder naar de stad. ~ 164 Gen 41:4 | Jozef, uw broeder, dien gij naar Egypte verkocht hebt. ~ 165 Gen 41:17 | beesten, en trekt heen, gaat naar het land Kanaan; ~ 166 Gen 41:21 | Zo gaf Jozef hun wagenen, naar Farao's bevel; ook gaf hij 167 Gen 42:3 | vrees niet van af te trekken naar Egypte; want Ik zal u aldaar 168 Gen 42:4 | 4 Ik zal met u aftrekken naar Egypte en Ik zal u doen 169 Gen 42:28 | aangezicht aanwijzing te doen naar Gosen; en zij kwamen in 170 Gen 42:29 | zijn vader Israel tegemoet naar Gosen; en als hij zich aan 171 Gen 43:30 | En hij zeide: Ik zal doen naar uw woord! ~ 172 Gen 44:6 | zullen uwe zijn; zij zullen naar hunner broederen naam genoemd 173 Gen 45:2 | zonen van Jakob! en hoort naar Israel, uw vader. ~ 174 Gen 45:13 | en zijn zijde zal zijn naar Sidon. ~ 175 Gen 45:28 | zegende hen, een iegelijk naar zijn bijzonderen zegen. ~ 176 Gen 46:21 | troostte hij hen, en sprak naar hun hart. ~ 177 Exo 3:8 | het opvoere uit dit land, naar een goed en ruim land, naar 178 Exo 3:8 | naar een goed en ruim land, naar een land, vloeiende van 179 Exo 4:8 | zij u niet geloven, noch naar de stem van het eerste teken 180 Exo 4:9 | tekenen niet geloven, noch naar uw stem horen, zo neem van 181 Exo 6:8 | Israels; doch zij hoorden naar Mozes niet, vanwege de benauwdheid 182 Exo 6:11 | kinderen Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe zou 183 Exo 6:15 | namen der zonen van Levi, naar hun geboorten: Gerson, en 184 Exo 6:16 | Gerson: Libni en Simei, naar hun huisgezinnen. 185 Exo 6:18 | de huisgezinnen van Levi, naar hun geboorten. ~ 186 Exo 6:24 | de vaderen der Levieten, naar hun huisgezinnen. ~ 187 Exo 6:25 | Israels uit Egypteland, naar hun heiren. ~ 188 Exo 6:29 | lippen; hoe zal dan Farao naar mij horen? ~  ~ 189 Exo 7:4 | 4 Farao nu zal naar ulieden niet horen, en Ik 190 Exo 7:13 | hart verstokte, zodat hij naar hen niet hoorde, gelijk 191 Exo 7:15 | morgenstond; zie, hij zal uitgaan naar het water toe, zo stel u 192 Exo 7:22 | verstokte, en hij hoorde naar hen niet, gelijk als de 193 Exo 7:23 | keerde zich om, en ging naar zijn huis; en hij zette 194 Exo 8:10 | morgen. En hij zeide: Het zij naar uw woord, opdat gij weet, 195 Exo 8:13 | 13 En de HEERE deed naar het woord van Mozes; en 196 Exo 8:15 | verzwaarde hij zijn hart, dat hij naar hen niet hoorde, gelijk 197 Exo 8:19 | hart verstijfde, zodat hij naar hen niet hoorde, gelijk 198 Exo 8:31 | 31 En de HEERE deed naar het woord van Mozes, en 199 Exo 9:8 | oven; en Mozes strooie die naar de hemel voor de ogen van 200 Exo 9:10 | aangezicht; en Mozes strooide die naar den hemel; toen werden er 201 Exo 9:12 | verstokte Farao's hart, dat hij naar hen niet hoorde, gelijk 202 Exo 9:22 | Mozes: Strek uw hand uit naar den hemel, en er zal hagel 203 Exo 9:23 | strekte Mozes zijn staf naar den hemel; en de HEERE gaf 204 Exo 9:23 | hagel, en het vuur schoot naar de aarde; en de HEERE liet 205 Exo 10:21 | Mozes: Strek uw hand uit naar den hemel, en er zal duisternis 206 Exo 10:22 | Mozes zijn hand uitstrekte naar den hemel, werd er een dikke 207 Exo 11:9 | Mozes gesproken: Farao zal naar ulieden niet horen, opdat 208 Exo 12:3 | neme een iegelijk een lam, naar de huizen der vaderen, een 209 Exo 12:4 | de naaste aan zijn huis, naar het getal der zielen, een 210 Exo 12:4 | der zielen, een iegelijk naar dat hij eten kan; gij zult 211 Exo 12:4 | gij zult rekening maken naar het lam. ~ 212 Exo 12:35 | Israels nu hadden gedaan naar het woord van Mozes, en 213 Exo 12:37 | Israels uit van Rameses naar Sukkoth, omtrent zeshonderd 214 Exo 12:51 | Israels uit Egypteland leidde, naar hun heiren. ~ 215 Exo 13:17 | zien zouden, en wederkeren naar Egypte. ~ 216 Exo 15:26 | Is het, dat gij met ernst naar de stem des HEEREN uws Gods 217 Exo 16:10 | Israels sprak, en zij zich naar de woestijn keerden, zo 218 Exo 16:16 | Verzamelt daarvan een ieder naar dat hij eten mag, een gomer 219 Exo 16:16 | een gomer voor een hoofd, naar het getal van uw zielen; 220 Exo 16:20 | 20 Doch zij hoorden niet naar Mozes, maar sommige mannen 221 Exo 16:21 | allen morgen, een iegelijk naar dat hij eten mocht; want 222 Exo 17:1 | van de kinderen Israels, naar hun dagreizen, uit de woestijn 223 Exo 17:3 | het volk aldaar dorstte naar water, zo murmureerde het 224 Exo 18:7 | vraagden de een den ander naar den welstand, en zij gingen 225 Exo 18:7 | welstand, en zij gingen naar de tent. ~ 226 Exo 18:21 | gij om, onder al het volk, naar kloeke mannen, God vrezende, 227 Exo 18:24 | 24 Mozes nu hoorde naar de stem van zijn schoonvader, 228 Exo 18:27 | schoonvader trekken; en hij ging naar zijn land. ~  ~  ~  ~ 229 Exo 21:9 | zo zal hij met haar doen naar het recht der dochteren. ~ 230 Exo 21:30 | lossing zijner ziel geven naar alles, wat hem zal opgelegd 231 Exo 21:31 | dochter gestoten heeft, naar dat recht zal hem gedaan 232 Exo 22:17 | geven, zo zal hij geld geven naar den bruidschat der maagden. ~ 233 Exo 23:2 | twistige zaak, dat gij u neigt naar de menigte, om het recht 234 Exo 23:24 | hen dienen; ook zult gij naar hun werken niet doen; maar 235 Exo 24:4 | berg, en twaalf kolommen, naar de twaalf stammen van Israel. ~ 236 Exo 25:9 | 9 Naar al wat Ik u tot een voorbeeld 237 Exo 25:20 | aangezichten der cherubim zullen naar het verzoendeksel zijn. ~ 238 Exo 25:40 | dan toe, dat gij het maakt naar hun voorbeeld, hetwelk u 239 Exo 26:18 | maken; twintig berderen naar de zuidzijde zuidwaarts. ~ 240 Exo 26:30 | den tabernakel oprichten naar zijn wijze, die u op den 241 Exo 28:10 | namen op den anderen steen, naar hun geboorten; ~ 242 Exo 28:11 | 11 Naar steensnijderswerk, gelijk 243 Exo 29:35 | aan zijn zonen alzo doen, naar alles, wat Ik u geboden 244 Exo 30:12 | kinderen Israels opnemen zult, naar de getelden onder hen, zo 245 Exo 30:13 | de helft eens sikkels, naar de sikkel des heiligdoms ( 246 Exo 30:24 | Ook kassie, vijfhonderd, naar den sikkels des heiligdoms, 247 Exo 30:25 | heel kunstiglijk gemaakt, naar apothekerswerk; het zal 248 Exo 30:32 | ze gieten; gij zult ook naar haar maaksel geen dergelijke 249 Exo 30:35 | ener zalf daaruit maken, naar het werk des apothekers, 250 Exo 30:37 | 37 Doch naar het maaksel dezes reukwerks, 251 Exo 31:11 | specerijen voor het heiligdom; naar alles, wat Ik u geboden 252 Exo 32:28 | de zonen van Levi deden naar het woord van Mozes; en 253 Exo 33:28 | de zonen van Levi deden naar het woord van Mozes; en 254 Exo 34:1 | Egypteland opgevoerd hebt, naar het land, dat Ik Abraham, 255 Exo 34:3 | 3 Naar het land, dat van melk en 256 Exo 34:8 | geschiedde, wanneer Mozes uitging naar de tent, stond al het volk 257 Exo 34:50 | Schrijf u deze woorden; want naar luid dezer woorden heb Ik 258 Exo 36:1 | ten dienste des heiligdoms naar alles, dat de HEERE geboden 259 Exo 36:23 | tabernakel; twintig berderen naar de zuidzijde zuidwaarts. ~ 260 Exo 37:9 | aangezichten der cherubim waren naar het verzoendeksel. ~ 261 Exo 37:29 | welriekende specerijen, naar apothekerswerk. ~  ~ 262 Exo 38:21 | getuigenis, die geteld zijn naar den mond van Mozes, ten 263 Exo 38:24 | zevenhonderd en dertig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~ 264 Exo 38:25 | vijf en zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~ 265 Exo 38:26 | dat is een halve sikkel, naar den sikkel des heiligdoms, 266 Exo 39:14 | zegelgravering; ieder met zijn naam, naar de twaalf stammen. ~ 267 Exo 39:32 | Israels hadden het gemaakt naar alles, wat de HEERE aan 268 Exo 39:42 | 42 Naar alles, wat de HEERE aan 269 Exo 40:16 | 16 Mozes nu deed het naar alles, wat hem de HEERE 270 Lev 1:3 | samenkomst zal hij dat offeren, naar zijn welgevallen, voor het 271 Lev 5:3 | onreinigheid van een mens, naar al zijn onreinigheid, waarmede 272 Lev 5:4 | doen, of om goed te doen; naar al wat de mens in den eed 273 Lev 5:10 | hij ten brandoffer maken, naar de wijze; zo zal de priester 274 Lev 5:15 | schatting aan zilveren sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms, 275 Lev 9:16 | toebrengen, en maakte dat toe naar het recht. ~ 276 Lev 10:7 | HEEREN is op u. En zij deden naar het woord van Mozes. ~ 277 Lev 11:14 | En de gier, en de kraai, naar haar aard; ~ 278 Lev 11:15 | 15 Elke rave naar haar aard; ~ 279 Lev 11:16 | de koekoek, en de sperwer naar zijn aard; ~ 280 Lev 11:19 | En de ooievaar, de reiger naar zijn aard, en de hop, en 281 Lev 11:22 | deze eten: de sprinkhaan naar zijn aard, en de solham 282 Lev 11:22 | zijn aard, en de solham naar zijn aard, en den hargol 283 Lev 11:22 | zijn aard, en den hargol naar zijn aard, en den hagab 284 Lev 11:22 | zijn aard, en den hagab naar zijn aard. ~ 285 Lev 11:29 | de muis, en de schildpad, naar haar aard; ~ 286 Lev 13:5 | indien, ziet, de plaag, naar dat hij zien kan, is staande 287 Lev 13:12 | zijn voeten, bedekt heeft, naar al het gezicht van de ogen 288 Lev 13:36 | uitgespreid is, de priester zal naar het geelachtig haar niet 289 Lev 13:37 | indien die schurftheid, naar dat hij zien kan, is staande 290 Lev 15:26 | hebben, zal onrein zijn, naar de onreinigheid harer afzondering. ~ 291 Lev 16:10 | hem als een weggaanden bok naar de woestijn uitlate. ~ 292 Lev 16:16 | vanwege hun overtredingen, naar al hun zonden, verzoening 293 Lev 16:21 | en al hun overtredingen, naar al hun zonden, belijden; 294 Lev 16:21 | mans, die voorhanden is, naar de woestijn uitlaten. ~ 295 Lev 18:3 | 3 Gij zult niet doen naar de werken des Egyptischen 296 Lev 18:3 | waarin gij gewoond hebt; en naar de werken des lands Kanaan, 297 Lev 19:5 | den HEERE offeren zult, naar uw welgevallen zult gij 298 Lev 21:17 | zeggende: Niemand uit uw zaad, naar hun geslachten, in wien 299 Lev 22:5 | waarvan hij onrein is, naar al zijn onreinigheid; ~ 300 Lev 22:18 | zijn offerande zal offeren naar al hun geloften, en naar 301 Lev 22:18 | naar al hun geloften, en naar al hun vrijwillige offeren, 302 Lev 22:19 | 19 Het zal naar uw welgevallen zijn, een 303 Lev 22:29 | den HEERE zult slachten, naar uw wil zult gij het slachten. ~ 304 Lev 23:12 | de gevangenis, opdat hem, naar den mond des HEEREN, verklaring 305 Lev 24:15 | 15 Naar het getal der jaren, van 306 Lev 24:15 | van uw naaste kopen, en naar het getal van de jaren der 307 Lev 24:16 | 16 Naar de veelheid der jaren zult 308 Lev 24:16 | zijn koop vermeerderen, en naar de weinigheid der jaren 309 Lev 24:50 | zijner verkoping zal zijn naar het getal van de jaren, 310 Lev 24:50 | het getal van de jaren, naar de dagen eens dagloners 311 Lev 24:51 | vele van die jaren zijn, naar die zal hij tot zijn lossing 312 Lev 24:52 | zal hij met hem rekenen; naar zijn jaren zal hij zijn 313 Lev 25:21 | horen, zo zal Ik over u, naar uw zonden, zevenvoudig slagen 314 Lev 26:2 | zal afgezonderd hebben, naar uw schatting zullen de zielen 315 Lev 26:3 | vijftig sikkelen zilvers, naar den sikkel des heiligdoms. ~ 316 Lev 26:8 | de priester hem schatte; naar dat de hand desgenen, die 317 Lev 26:12 | priester zal dat schatten, naar dat het goed of kwaad is; 318 Lev 26:12 | dat het goed of kwaad is; naar uw schatting, priester! 319 Lev 26:14 | de priester dat schatten, naar dat het goed of kwaad is; 320 Lev 26:16 | zo zal uw schatting zijn naar zijn zaad; een homer gerstezaad 321 Lev 26:17 | geheiligd zal hebben, zo zal het naar uw schatting stand hebben. ~ 322 Lev 26:18 | priester het geld rekenen, naar de jaren, die nog overig 323 Lev 26:25 | 25 Al uw schatting nu zal naar den sikkel des heiligdoms 324 Lev 26:27 | beest, hij zal dat lossen naar uw schatting, en zal zijn 325 Lev 26:27 | zal het verkocht worden, naar uw schatting. ~ 326 Num 1:2 | vergadering der kinderen Israels, naar hun geslachten, naar het 327 Num 1:2 | Israels, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, 328 Num 1:3 | uittrekken; die zult gij tellen naar hun heiren, gij en Aaron. ~ 329 Num 1:18 | verklaarden hun afkomst, naar hun geslachten, naar het 330 Num 1:18 | afkomst, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, 331 Num 1:20 | van Israel, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het 332 Num 1:20 | geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, 333 Num 1:22 | van Simeon, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het 334 Num 1:22 | geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, 335 Num 1:24 | van Gad, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het 336 Num 1:24 | geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, 337 Num 1:26 | van Juda, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het 338 Num 1:26 | geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, 339 Num 1:28 | Issaschar, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het 340 Num 1:28 | geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, 341 Num 1:30 | Zebulon, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het 342 Num 1:30 | geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, 343 Num 1:32 | van Efraim, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het 344 Num 1:32 | geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, 345 Num 1:34 | Manasse, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het 346 Num 1:34 | geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, 347 Num 1:36 | Benjamin, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het 348 Num 1:36 | geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, 349 Num 1:38 | van Dan, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het 350 Num 1:38 | geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, 351 Num 1:40 | van Aser, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het 352 Num 1:40 | geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, 353 Num 1:42 | Nafthali, hun geboorten, naar hun geslachten, naar het 354 Num 1:42 | geboorten, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, 355 Num 1:45 | getelden der zonen van Israel, naar het huis hunner vaderen, 356 Num 1:47 | 47 Maar de Levieten, naar den stam hunner vaderen, 357 Num 1:52 | iegelijk bij zijn banier, naar hun heiren. ~ 358 Num 1:54 | deden de kinderen Israels; naar alles, wat de HEERE Mozes 359 Num 2:2 | ieder onder zijn banier, naar de tekenen van het huis 360 Num 2:3 | banier des legers van Juda, naar hun heiren; en Nahesson, 361 Num 2:9 | duizend en vierhonderd, naar hun heiren. Zij zullen vooraan 362 Num 2:10 | banier des legers van Ruben, naar hun heiren, zal tegen het 363 Num 2:16 | vierhonderd en vijftig; naar hun heiren. En zij zullen 364 Num 2:17 | iegelijk aan zijn plaats, naar hun banieren. ~ 365 Num 2:18 | banier des legers van Efraim, naar hun heiren, zal tegen het 366 Num 2:24 | acht duizend en eenhonderd, naar hun heiren. En zij zullen 367 Num 2:25 | tegen het noorden zijn, naar hun heiren; en Ahiezer, 368 Num 2:31 | achterste zullen zij optrekken, naar hun banieren. ~ 369 Num 2:32 | van de kinderen Israels, naar het huis hunner vaderen; 370 Num 2:32 | de getelden der legers, naar hun heiren waren, zeshonderd 371 Num 2:34 | de kinderen Israels deden naar alles, wat de HEERE Mozes 372 Num 2:34 | had, zo legerden zij zich naar hun banieren, en zo trokken 373 Num 2:34 | trokken zij op, een iegelijk naar zijn geslachten, naar het 374 Num 2:34 | iegelijk naar zijn geslachten, naar het huis zijner vaderen. ~ 375 Num 3:15 | 15 Tel de zonen van Levi naar het huis hunner vaderen, 376 Num 3:15 | het huis hunner vaderen, naar hun geslachten, al wat mannelijk 377 Num 3:16 | 16 En Mozes telde hen naar het bevel des HEEREN, gelijk 378 Num 3:18 | namen der zonen van Gerson, naar hun geslachten: Libni en 379 Num 3:19 | En de zonen van Kahath, naar hun geslachten; Amram en 380 Num 3:20 | En de zonen van Merari, naar hun geslachten: Maheli en 381 Num 3:20 | geslachten der Levieten, naar het huis hunner vaderen. ~ 382 Num 3:39 | op het bevel des HEEREN, naar hun geslachten, geteld hebben, 383 Num 3:43 | maand oud en daarboven, naar hun getelden, waren twee 384 Num 3:47 | hoofd vijf sikkels nemen; naar den sikkel des heiligdoms 385 Num 3:50 | vijf en zestig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~ 386 Num 3:51 | Aaron en aan zijn zonen, naar het bevel des HEEREN, gelijk 387 Num 4:2 | midden der zonen van Levi, naar hun geslachten, naar het 388 Num 4:2 | Levi, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen. ~ 389 Num 4:22 | som der zonen van Gerson, naar het huis hunner vaderen, 390 Num 4:22 | het huis hunner vaderen, naar hun geslachten. ~ 391 Num 4:27 | al hun dienst, zal zijn naar het bevel van Aaron en van 392 Num 4:29 | van Merari, die zult gij naar hun geslachten, en naar 393 Num 4:29 | naar hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen 394 Num 4:31 | onderhouding van hun last, naar al hun dienst, in de tent 395 Num 4:33 | geslachten der zonen van Merari, naar hun gansen dienst, in de 396 Num 4:34 | de zonen der Kahathieten, naar hun geslachten, en naar 397 Num 4:34 | naar hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen: 398 Num 4:36 | 36 Hun getelden nu waren, naar hun geslachten, twee duizend 399 Num 4:37 | en Aaron geteld hebben, naar het bevel des HEEREN, door 400 Num 4:38 | getelden der zonen van Gerson, naar hun geslachten, en naar 401 Num 4:38 | naar hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen; ~ 402 Num 4:40 | 40 Hun getelden waren, naar hun geslachten, naar het 403 Num 4:40 | waren, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, 404 Num 4:41 | welke Mozes en Aaron telden, naar het bevel des HEEREN. ~ 405 Num 4:42 | geslachten der zonen van Merari, naar hun geslachten, naar het 406 Num 4:42 | Merari, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen, ~ 407 Num 4:44 | 44 Hun getelden nu waren, naar hun geslachten, drie duizend 408 Num 4:45 | en Aaron geteld hebben, naar het bevel des HEEREN, door 409 Num 4:46 | hebben van de Levieten, naar hun geslachten, en naar 410 Num 4:46 | naar hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen, ~ 411 Num 4:49 | 49 Men telde hen, naar het bevel des HEEREN, door 412 Num 4:49 | hand van Mozes, een ieder naar zijn dienst, en naar zijn 413 Num 4:49 | ieder naar zijn dienst, en naar zijn last; en zijn getelden 414 Num 5:7 | zijn schuld weder uitkeren, naar de hoofdsom daarvan, en 415 Num 6:21 | wat zijn hand bekomen zal; naar zijn gelofte, welke hij 416 Num 6:21 | hebben, alzo zal hij doen, naar de wet van zijn Nazireerschap. ~ 417 Num 7:5 | Levieten geven, een ieder naar zijn dienst. ~ 418 Num 7:7 | hij den zonen van Gerson, naar hun dienst; ~ 419 Num 7:8 | hij den zonen van Merari, naar hun dienst; onder de hand 420 Num 7:13 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; 421 Num 7:19 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; 422 Num 7:25 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; 423 Num 7:31 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; 424 Num 7:37 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; 425 Num 7:43 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; 426 Num 7:49 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; 427 Num 7:55 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; 428 Num 7:61 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; 429 Num 7:67 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; 430 Num 7:73 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; 431 Num 7:79 | sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; 432 Num 7:85 | en vierhonderd sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms. ~ 433 Num 7:86 | reukschaal was van tien sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; 434 Num 8:4 | zijn bloemen was het dicht; naar de gedaante, die de HEERE 435 Num 8:20 | Israels, aan de Levieten, naar alles, wat de HEERE Mozes 436 Num 9:3 | op zijn gezetten tijd; naar al zijn inzettingen, en 437 Num 9:3 | al zijn inzettingen, en naar al zijn rechten zult gij 438 Num 9:5 | in de woestijn van Sinai; naar alles wat de HEERE Mozes 439 Num 9:12 | daaraan geen been breken; naar alle inzetting van het pascha 440 Num 9:14 | den HEERE ook houden zal, naar de inzetting van het pascha, 441 Num 9:14 | inzetting van het pascha, en naar zijn wijze, alzo zal hij 442 Num 9:18 | 18 Naar den mond des HEEREN, verreisden 443 Num 9:18 | de kinderen Israels, en naar des HEEREN mond legerden 444 Num 9:20 | dagen op den tabernakel was, naar den mond des HEEREN legerden 445 Num 9:20 | HEEREN legerden zij zich, en naar den mond des HEEREN verreisden 446 Num 9:23 | 23 Naar den mond des HEEREN legerden 447 Num 9:23 | HEEREN legerden zij zich, en naar den mond des HEEREN verreisden 448 Num 9:23 | de wacht des HEEREN waar, naar den mond des HEEREN, door 449 Num 10:12 | kinderen Israels togen op, naar hun tochten, uit de woestijn 450 Num 10:13 | togen zij vooreerst op, naar den mond des HEEREN, door 451 Num 10:14 | leger der kinderen van Juda, naar hun heiren; en over zijn 452 Num 10:18 | van het leger van Ruben, naar hun heiren; en over zijn 453 Num 10:22 | der kinderen van Efraim, naar hun heiren; en over het 454 Num 10:25 | samensluitende al de legers, naar hun heiren; en over zijn 455 Num 10:28 | tochten der kinderen Israels, naar hun heiren, als zij reisden. ~ 456 Num 10:29 | schoonvader van Mozes: Wij reizen naar die plaats, van welke de 457 Num 10:30 | zal niet gaan; maar ik zal naar mijn land en naar mijn maagschap 458 Num 10:30 | ik zal naar mijn land en naar mijn maagschap gaan. ~ 459 Num 11:35 | Thaava verreisde het volk naar Hazeroth; en zij bleven 460 Num 13:3 | uit de woestijn van Paran, naar den mond des HEEREN; al 461 Num 13:21 | Rechob toe, waar men gaat naar Hamath. ~ 462 Num 13:26 | Israels, in de woestijn Paran, naar Kades; en brachten bescheid 463 Num 14:3 | waarom brengt ons de HEERE naar dat land, dat wij door het 464 Num 14:3 | Zou het ons niet goed zijn naar Egypte weder te keren? ~ 465 Num 14:4 | opwerpen, en wederkeren naar Egypte! ~ 466 Num 14:19 | ongerechtigheid dezes volks, naar de grootte Uwer goedertierenheid, 467 Num 14:20 | zeide: Ik heb hun vergeven naar uw woord. ~ 468 Num 14:25 | morgen, en maakt uw reize naar de woestijn, op den weg 469 Num 14:25 | de woestijn, op den weg naar de Schelfzee. ~ 470 Num 14:29 | vallen; en al uw getelden, naar uw gehele getal, van twintig 471 Num 14:34 | 34 Naar het getal der dagen, in 472 Num 15:12 | 12 Naar het getal, dat gij bereiden 473 Num 15:12 | gij alzo doen met elkeen, naar hun getal. ~ 474 Num 15:24 | spijsoffer en zijn drankoffer, naar de wijze; en een geitenbok 475 Num 15:39 | en die doet; en gij zult naar uw hart, en naar uw ogen 476 Num 15:39 | gij zult naar uw hart, en naar uw ogen niet sporen, die 477 Num 16:29 | bezoeking zal gedaan worden, naar aller mensen bezoeking, 478 Num 16:42 | en Aaron, en zich wendde naar de tent der samenkomst, 479 Num 17:2 | staf, van al hun oversten, naar het huis hunner vaderen, 480 Num 17:6 | elken overste een staf, naar het huis hunner vaderen, 481 Num 18:2 | staf, van al hun oversten, naar het huis hunner vaderen, 482 Num 18:6 | elken overste een staf, naar het huis hunner vaderen, 483 Num 18:29 | van een maand oud lossen, naar uw schatting, voor het geld 484 Num 18:29 | geld van vijf sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms, 485 Num 19:16 | van een maand oud lossen, naar uw schatting, voor het geld 486 Num 19:16 | geld van vijf sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms, 487 Num 20:15 | 15 Dat onze vaders naar Egypte afgetogen zijn, en 488 Num 21:15 | afloop der beken, die zich naar de gelegenheid van Ar wendt, 489 Num 21:16 | En van daar reisden zij naar Beer. Dit is de put, van 490 Num 21:18 | de woestijn reisden zij naar Mattana; ~ 491 Num 21:23 | ging uit, Israel tegemoet, naar de woestijn, en hij kwam 492 Num 22:13 | vorsten van Balak: Gaat naar uw land; want de HEERE weigert 493 Num 22:23 | Bileam de ezelin, om dezelve naar den weg te doen wenden. ~ 494 Num 24:1 | hij stelde zijn aangezicht naar de woestijn. ~ 495 Num 24:2 | en Israel zag, wonende naar zijn stammen, zo was de 496 Num 24:11 | 11 En nu, pak u weg naar uw plaats! Ik had gezegd, 497 Num 26:2 | jaren oud en daarboven, naar het huis hunner vaderen, 498 Num 26:12 | 12 De zonen van Simeon, naar hun geslachten: van Nemuel, 499 Num 26:15 | 15 De zonen van Gad, naar hun geslachten: van Zefon 500 Num 26:18 | geslachten der zonen van Gad, naar hun getelden: veertig duizend


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2779

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License