1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2779
Book Chapter: Verse
1001 1Sa 25:30 | als de HEERE mijn heer naar al het goede doen zal, dat
1002 1Sa 25:35 | haar: Trek met vrede op naar uw huis; zie, ik heb naar
1003 1Sa 25:35 | naar uw huis; zie, ik heb naar uw stem gehoord, en heb
1004 1Sa 26:2 | zich Saul op, en toog af naar de woestijn Zif, en met
1005 1Sa 26:3 | dat Saul achter hem kwam naar de woestijn. ~
1006 1Sa 26:19 | heer de koning hore toch naar de woorden zijns knechts.
1007 1Sa 26:25 | weg, en Saul keerde weder naar zijn plaats. ~ ~
1008 1Sa 27:4 | dat David gevlucht was naar Gath, zo voer hij niet meer
1009 1Sa 27:8 | des lands), dat gij gaat naar Sur, en tot aan Egypteland. ~
1010 1Sa 28:18 | 18 Gelijk als gij naar de stem des HEEREN niet
1011 1Sa 28:21 | Zie, uw dienstmaagd heeft naar uw stem gehoord, en ik heb
1012 1Sa 28:22 | Zo hoor toch gij nu ook naar de stem uwer dienstmaagd,
1013 1Sa 28:23 | hem aan. Toen hoorde hij naar hun stem, en hij stond op
1014 1Sa 29:11 | Filistijnen daarentegen togen op naar Jizreel. ~ ~ ~
1015 1Sa 30:21 | volk, en hij vraagde hen naar den welstand. ~
1016 2Sa 2:1 | optrekken? En Hij zeide: Naar Hebron. ~
1017 2Sa 2:8 | zoon, en voerde hem over naar Mahanaim, ~
1018 2Sa 2:12 | zoon van Saul, van Mahanaim naar Gibeon. ~
1019 2Sa 3:39 | den boosdoener vergelden naar zijn boosheid. ~ ~ ~
1020 2Sa 4:3 | Beerothieten waren gevloden naar Gitthaim, en waren aldaar
1021 2Sa 5:6 | koning toog met zijn mannen naar Jeruzalem, tegen de Jebusieten,
1022 2Sa 5:17 | David, dat horende, toog af, naar den burg. ~
1023 2Sa 6:19 | volk heen, een iegelijk naar zijn huis. ~
1024 2Sa 7:17 | 17 Naar al deze woorden, en naar
1025 2Sa 7:17 | Naar al deze woorden, en naar dit ganse gezicht, alzo
1026 2Sa 7:19 | tot van verre heen; en dit naar de wet der mensen, Heere
1027 2Sa 7:21 | 21 Om Uws woords wil, en naar Uw hart hebt Gij al deze
1028 2Sa 7:22 | geen God dan alleen Gij, naar alles, wat wij met onze
1029 2Sa 8:3 | om zijn hand te wenden naar de rivier Frath. ~
1030 2Sa 8:10 | David, om hem te vragen naar zijn welstand, en om hem
1031 2Sa 9:8 | knecht, dat gij omgezien hebt naar een doden hond, als ik ben? ~
1032 2Sa 9:11 | Ziba zeide tot den koning: Naar alles, wat mijn heer de
1033 2Sa 11:3 | zond henen, en ondervraagde naar deze vrouw; en men zeide:
1034 2Sa 11:4 | daarna keerde zij weder naar haar huis. ~
1035 2Sa 11:7 | hem kwam, zo vraagde David naar den welstand van Joab, en
1036 2Sa 11:7 | den welstand van Joab, en naar den welstand des volks,
1037 2Sa 11:7 | den welstand des volks, en naar den welstand des krijgs. ~
1038 2Sa 11:8 | zeide David tot Uria: Ga af naar uw huis, en was uw voeten.
1039 2Sa 12:15 | 15 Toen ging Nathan naar zijn huis. En de HEERE sloeg
1040 2Sa 12:18 | tot hem, maar hij hoorde naar onze stem niet, hoe zullen
1041 2Sa 12:29 | David al dat volk, en toog naar Rabba; en hij krijgde tegen
1042 2Sa 12:31 | David, en al het volk, weder naar Jeruzalem. ~
1043 2Sa 13:14 | 14 Doch hij wilde naar haar stem niet horen; maar
1044 2Sa 13:16 | gedaan hebt; maar hij wilde naar haar niet horen. ~
1045 2Sa 13:17 | Drijf nu deze van mij uit naar buiten, en grendel de deur
1046 2Sa 13:35 | zonen des konings komen; naar het woord uws knechts, alzo
1047 2Sa 13:38 | vluchtte Absalom, en toog naar Gesur; en hij was aldaar
1048 2Sa 13:39 | den koning David zeer om naar Absalom uit te trekken;
1049 2Sa 14:2 | 2 Zo zond Joab heen naar Thekoa, en nam van daar
1050 2Sa 14:3 | koning, en spreek tot hem naar dit woord. En Joab legde
1051 2Sa 14:8 | koning tot deze vrouw: Ga naar uw huis, en ik zal voor
1052 2Sa 14:20 | doch mijn heer is wijs, naar de wijsheid van een Engel
1053 2Sa 14:23 | maakte zich Joab op, en toog naar Gesur; en hij bracht Absalom
1054 2Sa 14:26 | hoofds tweehonderd sikkelen, naar des konings gewicht. ~
1055 2Sa 15:6 | 6 En naar die wijze deed Absalom aan
1056 2Sa 15:9 | maakte hij zich op, en ging naar Hebron. ~
1057 2Sa 15:15 | konings tot den koning: Naar alles, wat mijn heer de
1058 2Sa 15:19 | zult gij weder vertrekken naar uw plaats. ~
1059 2Sa 15:23 | het volk ging over, recht naar den weg der woestijn. ~
1060 2Sa 16:23 | dien hij raadde, als of men naar Gods woord gevraagd had;
1061 2Sa 17:20 | hadden, keerden zij weder naar Jeruzalem. ~
1062 2Sa 17:23 | maakte zich op, en toog naar zijn huis in zijn stad,
1063 2Sa 18:17 | Israel vluchtte, een iegelijk naar zijn tent. ~
1064 2Sa 18:18 | had dien pilaar genoemd naar zijn naam; daarom wordt
1065 2Sa 18:33 | zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort,
1066 2Sa 19:7 | nu op, ga uit, en spreek naar het hart uwer knechten;
1067 2Sa 19:8 | was gevloden, een iegelijk naar zijn tenten. ~
1068 2Sa 19:34 | den koning zou optrekken naar Jeruzalem? ~
1069 2Sa 19:35 | Zoude ik meer kunnen horen naar de stem der zangers en zangeressen?
1070 2Sa 19:39 | hem; alzo keerde hij weder naar zijn plaats. ~
1071 2Sa 19:40 | En de koning toog voort naar Gilgal, en Chimham toog
1072 2Sa 20:1 | zoon van Isai, een iegelijk naar zijn tenten, o Israel! ~
1073 2Sa 20:14 | alle stammen van Israel, naar Abel, te weten, Beth-Maacha,
1074 2Sa 20:22 | van de stad, een iegelijk naar zijn tenten; en Joab keerde
1075 2Sa 20:22 | tenten; en Joab keerde weder naar Jeruzalem tot den koning. ~
1076 2Sa 22:21 | 21 De HEERE vergold mij naar mijn gerechtigheid; Hij
1077 2Sa 22:21 | gerechtigheid; Hij gaf mij weder naar de reinigheid mijner handen. ~
1078 2Sa 22:25 | Zo gaf mij de HEERE weder naar mijn gerechtigheid, naar
1079 2Sa 22:25 | naar mijn gerechtigheid, naar mijn reinigheid, voor Zijn
1080 2Sa 22:42 | maar er was geen verlosser; naar den HEERE, maar Hij antwoordde
1081 2Sa 24:19 | 19 Alzo ging David op naar het woord van Gad, gelijk
1082 1Kon 1:33 | mij is; en voert hem af naar Gihon. ~
1083 1Kon 1:38 | David, en geleidden hem naar Gihon. ~
1084 1Kon 1:53 | Salomo zeide tot hem: Ga heen naar uw huis. ~ ~ ~
1085 1Kon 2:6 | 6 Doe dan naar uw wijsheid, dat gij zijn
1086 1Kon 2:8 | vloek, ten dage als ik ging naar Mahanaim; doch hij kwam
1087 1Kon 2:26 | priester, zeide de koning: Ga naar Anathoth, op uw akkers;
1088 1Kon 2:40 | zijn ezel, en toog heen naar Gath tot Achis, om zijn
1089 1Kon 2:41 | dat Simei uit Jeruzalem naar Gath getogen, en wedergekomen
1090 1Kon 3:4 | 4 En de koning ging naar Gibeon, om aldaar te offeren,
1091 1Kon 3:12 | 12 Zie, Ik heb gedaan naar uw woorden; zie, Ik heb
1092 1Kon 4:28 | waar hij was, een iegelijk naar zijn last.
1093 1Kon 5:6 | knechten zal ik u geven, naar al wat gij zeggen zult;
1094 1Kon 5:10 | cederenhout en dennenhout, naar al zijn wil. ~
1095 1Kon 5:14 | 14 En hij zond hen naar den Libanon, tien duizend
1096 1Kon 6:3 | lengte van twintig ellen, naar de breedte van het huis,
1097 1Kon 6:27 | anderen wand; en hun vleugelen naar het midden van het huis
1098 1Kon 6:35 | met goud overtoog, gericht naar het uitgesnedene. ~
1099 1Kon 6:38 | was dit huis volmaakt, naar al zijn stukken en naar
1100 1Kon 6:38 | naar al zijn stukken en naar al zijn behoren; alzo heeft
1101 1Kon 7:9 | waren van kostelijke stenen, naar de maten gehouwen, van binnen
1102 1Kon 7:11 | bovenop kostelijke stenen, naar de winkelmaten gehouwen,
1103 1Kon 7:25 | twaalf runderen; drie ziende naar het noorden, en drie ziende
1104 1Kon 7:25 | noorden, en drie ziende naar het westen, en drie ziende
1105 1Kon 7:25 | het westen, en drie ziende naar het zuiden, en drie ziende
1106 1Kon 7:25 | het zuiden, en drie ziende naar het oosten; en de zee was
1107 1Kon 7:36 | leeuwen, en palmbomen, naar elks ledige plaats, en bijvoegselen
1108 1Kon 8:22 | breidde zijn handen uit naar den hemel; ~
1109 1Kon 8:28 | HEERE, mijn God, om te horen naar het geroep en naar het gebed,
1110 1Kon 8:28 | horen naar het geroep en naar het gebed, dat Uw knecht
1111 1Kon 8:29 | zal daar zijn; om te horen naar het gebed, hetwelk Uw knecht
1112 1Kon 8:30 | 30 Hoor dan naar de smeking van Uw knecht,
1113 1Kon 8:32 | gerechtige, gevende hem naar zijn gerechtigheid. ~
1114 1Kon 8:39 | doe, en geef een iegelijk naar al zijn wegen, gelijk Gij
1115 1Kon 8:43 | plaats Uwer woning, en doe naar alles, waarom die vreemde
1116 1Kon 8:44 | zullen tot den HEERE bidden naar den weg dezer stad, die
1117 1Kon 8:44 | die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, hetwelk ik Uw
1118 1Kon 8:48 | en tot U bidden zullen naar den weg van hun land (hetwelk
1119 1Kon 8:48 | hun vaderen gegeven hebt), naar deze stad, die Gij verkoren
1120 1Kon 8:48 | die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, dat ik Uw Naam
1121 1Kon 8:52 | smeking van Uw volk Israel, om naar hen te horen, in al hun
1122 1Kon 8:54 | met zijn handen uitgebreid naar den hemel; ~
1123 1Kon 8:56 | Israel rust gegeven heeft, naar alles, wat Hij gesproken
1124 1Kon 8:66 | koning; daarna gingen zij naar hun tenten, blijde en goedsmoeds
1125 1Kon 9:4 | oprechtheid, om te doen naar al wat Ik u geboden heb,
1126 1Kon 9:11 | dennenbomen, en van goud, naar al zijn lust opgebracht
1127 1Kon 10:13 | behalve dat hij haar gaf naar het vermogen van den koning
1128 1Kon 11:24 | doodde; en getrokken zijnde naar Damaskus, woonden zij aldaar,
1129 1Kon 12:1 | 1 En Rehabeam toog naar Sichem, want het ganse Israel
1130 1Kon 12:14 | 14 En hij sprak tot hen naar den raad der jongelingen,
1131 1Kon 12:15 | 15 Alzo hoorde de koning naar het volk niet; want deze
1132 1Kon 12:16 | Israel zag, dat de koning naar hen niet hoorde, zo gaf
1133 1Kon 12:16 | wij aan den zoon van Isai; naar uw tenten, o Israel! Voorzie
1134 1Kon 12:16 | o David! Zo ging Israel naar zijn tenten. ~
1135 1Kon 12:18 | wagen te klimmen, dat hij naar Jeruzalem vluchtte. ~
1136 1Kon 12:24 | weder, om weg te trekken naar het woord des HEEREN. ~
1137 1Kon 12:28 | ulieden te veel om op te gaan naar Jeruzalem; zie uw goden,
1138 1Kon 13:5 | van het altaar afgestort, naar dat wonderteken, dat de
1139 1Kon 13:7 | den man Gods: Kom met mij naar huis, en sterk u, en ik
1140 1Kon 13:15 | hij tot hem: Kom met mij naar huis, en eet brood. ~
1141 1Kon 13:26 | gebroken, en hem gedood heeft, naar het woord des HEEREN, dat
1142 1Kon 14:2 | huisvrouw zijt, en ga heen naar Silo, zie, daar is de profeet
1143 1Kon 14:4 | maakte zich op, en ging naar Silo, en kwam in het huis
1144 1Kon 14:12 | 12 Gij dan maak u op, ga naar uw huis; als uw voeten in
1145 1Kon 14:18 | gans Israel beklaagde hem; naar het woord des HEEREN, dat
1146 1Kon 14:24 | schandjongens in het land; zij deden naar al de gruwelen der heidenen,
1147 1Kon 15:20 | 20 En Benhadad hoorde naar den koning Asa, en zond
1148 1Kon 15:29 | totdat hij hem verdelgd had, naar het woord des HEEREN, dat
1149 1Kon 16:12 | het ganse huis van Baesa, naar het woord des HEEREN, dat
1150 1Kon 16:24 | der stad, die hij bouwde, naar den naam van Semer, den
1151 1Kon 16:34 | hij haar poorten gesteld; naar het woord des HEEREN, dat
1152 1Kon 17:1 | regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord! ~
1153 1Kon 17:3 | weg van hier, en wend u naar het oosten, en verberg u
1154 1Kon 17:5 | Hij ging dan heen, en deed naar het woord des HEEREN; want
1155 1Kon 17:9 | 9 Maak u op, ga heen naar Zarfath, dat bij Sidon is,
1156 1Kon 17:10 | maakte hij zich op, en ging naar Zarfath. Als hij nu aan
1157 1Kon 17:13 | Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; maar maak mij
1158 1Kon 17:15 | En zij ging heen, en deed naar het woord van Elia; zo at
1159 1Kon 17:16 | van de fles ontbrak niet, naar het woord des HEEREN, dat
1160 1Kon 18:28 | met messen en met priemen, naar hun wijze, totdat zij bloed
1161 1Kon 18:31 | Elia nam twaalf stenen, naar het getal der stammen van
1162 1Kon 18:32 | groeve rondom het altaar, naar de wijdte van twee maten
1163 1Kon 18:36 | en dat ik al deze dingen naar Uw woord gedaan heb. ~
1164 1Kon 18:40 | ze; en Elia voerde hen af naar de beek Kison, en slachtte
1165 1Kon 18:42 | drinken; maar Elia ging op naar de hoogte van Karmel, en
1166 1Kon 18:43 | jongen: Ga nu op, en zie uit naar de zee. Toen ging hij op,
1167 1Kon 18:45 | Achab reed weg, en toog naar Jizreel. ~
1168 1Kon 19:15 | keer weder op uwen weg, naar de woestijn van Damaskus;
1169 1Kon 20:4 | Israel antwoordde en zeide: Naar uw woord, mijn heer de koning,
1170 1Kon 20:25 | zijn dan zij! En hij hoorde naar hun stem, en deed alzo. ~
1171 1Kon 20:26 | monsterde; en hij toog op naar Afek, ten krijge tegen Israel. ~
1172 1Kon 20:30 | de overgeblevenen vloden naar Afek in de stad, en de muur
1173 1Kon 20:43 | henen, gemelijk en toornig, naar zijn huis, en kwam te Samaria. ~ ~ ~
1174 1Kon 21:16 | was, dat Achab opstond, om naar den wijngaard van Naboth,
1175 1Kon 21:26 | wandelende achter de drekgoden; naar alles, wat de Amorieten
1176 1Kon 22:4 | mij trekken in den strijd naar Ramoth in Gilead? En Josafat
1177 1Kon 22:5 | Israel: Vraag toch als heden naar het woord des HEEREN. ~
1178 1Kon 22:12 | alzo, zeggende: Trek op naar Ramoth in Gilead, en gij
1179 1Kon 22:15 | tot hem: Micha, zullen wij naar Ramoth in Gilead ten strijde
1180 1Kon 22:17 | een iegelijk kere weder naar zijn huis in vrede. ~
1181 1Kon 22:29 | de koning van Juda, op naar Ramoth in Gilead. ~
1182 1Kon 22:32 | Israel, en zij keerden zich naar hem, om te strijden; maar
1183 1Kon 22:36 | zeggende: Een ieder kere naar zijn stad, en een ieder
1184 1Kon 22:36 | zijn stad, en een ieder naar zijn land! ~
1185 1Kon 22:37 | stierf de koning, en werd naar Samaria gebracht; en zij
1186 1Kon 22:38 | waar de hoeren wiesen, naar het woord des HEEREN,, dat
1187 1Kon 22:49 | schepen van Tharsis, om naar Ofir te gaan om goud; maar
1188 1Kon 22:54 | HEERE, den God Israels, naar alles, wat zijn vader gedaan
1189 2Kon 1:17 | 17 Alzo stierf hij, naar het woord des HEEREN, dat
1190 2Kon 2:2 | want de HEERE heeft mij naar Beth-El gezonden. Maar Elisa
1191 2Kon 2:2 | verlaten! Alzo gingen zij af naar Beth-El.
1192 2Kon 2:4 | want de HEERE heeft mij naar Jericho gezonden. Maar hij
1193 2Kon 2:5 | profeten, die te Jericho waren, naar Elisa toe, en zeiden tot
1194 2Kon 2:6 | want de HEERE heeft mij naar de Jordaan gezonden. Maar
1195 2Kon 2:22 | gezond, tot op dezen dag, naar het woord van Elisa, dat
1196 2Kon 2:23 | En hij ging van daar op naar Beth-El. Als hij nu den
1197 2Kon 2:25 | 25 En hij ging van daar naar den berg Karmel; en van
1198 2Kon 2:25 | van daar keerde hij weder naar Samaria. ~
1199 2Kon 4:8 | ook op een dag, als Elisa naar Sunem doortrok, dat aldaar
1200 2Kon 4:44 | aten, en zij hielden over, naar het woord des HEEREN. ~ ~
1201 2Kon 5:14 | in de Jordaan zevenmaal, naar het woord van den man Gods;
1202 2Kon 6:18 | sloeg hen met verblindheden, naar het woord van Elisa. ~
1203 2Kon 6:19 | zoekt; en hij leidde hen naar Samaria. ~
1204 2Kon 7:16 | maten gerst voor een sikkel, naar het woord des HEEREN. ~
1205 2Kon 7:19 | hemel maakte, zou het ook naar dit woord geschieden kunnen?
1206 2Kon 8:2 | opgemaakt, en had gedaan naar het woord van den man Gods;
1207 2Kon 8:21 | 21 Daarom toog Joram over naar Zair, en al de wagenen met
1208 2Kon 8:28 | Joram, den zoon van Achab, naar den strijd, te Ramoth in
1209 2Kon 9:1 | oliekruik in uw hand, en ga heen naar Ramoth in Gilead. ~
1210 2Kon 9:4 | jongeling van den profeet, naar Ramoth in Gilead. ~
1211 2Kon 9:16 | Toen reed Jehu, en toog naar Jizreel; want Joram lag
1212 2Kon 9:18 | den vrede te doen? Keer om naar achter mij. En de wachter
1213 2Kon 9:26 | werp hem op dat stuk land, naar het woord des HEEREN. ~
1214 2Kon 9:27 | den wagen, aan den opgang naar Gur, die bij Jibleam is;
1215 2Kon 9:27 | Jibleam is; en hij vlood naar Megiddo, en stierf aldaar. ~
1216 2Kon 9:28 | zijn knechten voerden hem naar Jeruzalem, en zij begroeven
1217 2Kon 9:32 | hief zijn aangezicht op naar het venster, en zeide: Wie
1218 2Kon 9:34 | had, zeide hij: Ziet nu naar die vervloekte, en begraaf
1219 2Kon 10:1 | brieven, dewelke hij zond naar Samaria, tot de oversten
1220 2Kon 10:3 | 3 Zo ziet naar den beste en gerechtigste
1221 2Kon 10:6 | Zo gij mijn zijt, en gij naar mijn stem hoort, neemt de
1222 2Kon 10:6 | morgen omtrent dezen tijd naar Jizreel. (De zonen nu de
1223 2Kon 10:7 | die zij tot hem zonden naar Jizreel. ~
1224 2Kon 10:12 | op, en toog heen en ging naar Samaria; en zijnde te Beth-Heked
1225 2Kon 10:17 | totdat hij hem verdelgd had, naar het woord des HEEREN, dat
1226 2Kon 10:30 | het huis van Achab gedaan, naar alles, wat in Mijn hart
1227 2Kon 11:9 | oversten dan van honderd deden naar al wat de priester Jojada
1228 2Kon 11:11 | linkerzijde van het huis, naar het altaar en naar het huis
1229 2Kon 11:11 | huis, naar het altaar en naar het huis toe, bij den koning
1230 2Kon 11:14 | koning stond bij den pilaar, naar de wijze, en de oversten
1231 2Kon 11:16 | van den ingang der paarden naar het huis des konings, en
1232 2Kon 12:4 | van een ieder der personen naar zijn schatting, en al het
1233 2Kon 12:5 | van het huis verbeteren, naar alles wat er voor breuk
1234 2Kon 12:20 | huis van Millo, dat afgaat naar Silla; ~
1235 2Kon 13:4 | van een ieder der personen naar zijn schatting, en al het
1236 2Kon 13:5 | van het huis verbeteren, naar alles wat er voor breuk
1237 2Kon 13:20 | huis van Millo, dat afgaat naar Silla; ~
1238 2Kon 15:3 | zijn vader David; hij deed naar alles, wat zijn vader Joas
1239 2Kon 15:14 | gijzelaars; en hij keerde weder naar Samaria. ~
1240 2Kon 15:19 | Jeruzalem, dat hij vluchtte naar Lachis; maar zij zonden
1241 2Kon 15:25 | zee van het vlakke veld; naar het woord des HEEREN, des
1242 2Kon 16:3 | was in de ogen des HEEREN, naar al wat zijn vader Amazia
1243 2Kon 16:29 | Nafthali; en hij voerde hen weg naar Assyrie. ~
1244 2Kon 16:34 | was in de ogen des HEEREN; naar alles, wat zijn vader Uzzia
1245 2Kon 17:3 | zoon door het vuur gaan, naar de gruwelen der heidenen,
1246 2Kon 17:5 | den koning van Israel, naar Jeruzalem ten strijde; en
1247 2Kon 17:9 | hoorde de koning van Assyrie naar hem; want de koning van
1248 2Kon 17:9 | en voerde hen gevankelijk naar Kir, en hij doodde Rezin. ~
1249 2Kon 17:10 | koning van Assyrie, tegemoet, naar Damaskus; en gezien hebbende
1250 2Kon 17:10 | altaar, en zijn afbeelding, naar zijn ganse maaksel. ~
1251 2Kon 17:11 | priester, bouwde een altaar, naar alles, wat de koning Achaz
1252 2Kon 17:16 | Uria, de priester, deed naar alles, wat de koning Achaz
1253 2Kon 18:3 | zoon door het vuur gaan, naar de gruwelen der heidenen,
1254 2Kon 18:5 | den koning van Israel, naar Jeruzalem ten strijde; en
1255 2Kon 18:9 | hoorde de koning van Assyrie naar hem; want de koning van
1256 2Kon 18:9 | en voerde hen gevankelijk naar Kir, en hij doodde Rezin. ~
1257 2Kon 18:10 | koning van Assyrie, tegemoet, naar Damaskus; en gezien hebbende
1258 2Kon 18:10 | altaar, en zijn afbeelding, naar zijn ganse maaksel. ~
1259 2Kon 18:11 | priester, bouwde een altaar, naar alles, wat de koning Achaz
1260 2Kon 18:16 | Uria, de priester, deed naar alles, wat de koning Achaz
1261 2Kon 19:5 | ganse land; ja, hij kwam op naar Samaria, en hij belegerde
1262 2Kon 19:13 | geboden, en Mijn inzettingen, naar al de wet, die Ik uw vaderen
1263 2Kon 19:23 | weggevoerd uit zijn land naar Assyrie, tot op dezen dag. ~
1264 2Kon 19:33 | en dienden ook hun goden, naar de wijze der volken, van
1265 2Kon 19:34 | op dezen dag toe doen die naar de eerste wijzen; zij vrezen
1266 2Kon 19:34 | HEERE niet, en zij doen niet naar hun inzettingen, en naar
1267 2Kon 19:34 | naar hun inzettingen, en naar hun rechten, en naar de
1268 2Kon 19:34 | en naar hun rechten, en naar de wet, en naar het gebod,
1269 2Kon 19:34 | rechten, en naar de wet, en naar het gebod, dat de HEERE
1270 2Kon 19:40 | hoorden niet, maar zij deden naar hun eerste wijze. ~
1271 2Kon 20:3 | was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vader David
1272 2Kon 20:11 | Assyrie voerde Israel weg naar Assyrie, en deed hen leiden
1273 2Kon 20:14 | den koning van Assyrie, naar Lachis, zeggende: Ik heb
1274 2Kon 20:17 | Hizkia, met een zwaar heir naar Jeruzalem; en zij togen
1275 2Kon 20:17 | zij togen op, en kwamen naar Jeruzalem. En als zij optogen
1276 2Kon 20:31 | 31 Hoort naar Hizkia niet; want zo zegt
1277 2Kon 20:32 | niet sterven; en hoort niet naar Hizkia, want hij hitst u
1278 2Kon 22:2 | keerde hij zijn aangezicht om naar den wand, en hij bad tot
1279 2Kon 22:13 | 13 En Hizkia hoorde naar hen, en hij toonde hun zijn
1280 2Kon 22:17 | dage toe opgelegd hebben, naar Babel weggevoerd zal worden;
1281 2Kon 23:2 | was in de ogen des HEEREN, naar de gruwelen der heidenen,
1282 2Kon 23:8 | zo zij waarnemen te doen, naar alles, wat Ik hun geboden
1283 2Kon 23:8 | wat Ik hun geboden heb, en naar de ganse wet, die Mijn knecht
1284 2Kon 24:13 | vaderen niet gehoord hebben naar de woorden dezes boeks,
1285 2Kon 24:13 | dezes boeks, om te doen naar al wat voor ons geschreven
1286 2Kon 25:4 | en liet het stof daarvan naar Beth-El dragen. ~
1287 2Kon 25:16 | en verontreinigde dat; naar het woord des HEEREN, dat
1288 2Kon 25:19 | verwekken; en hij deed dezelve naar al de daden, die hij te
1289 2Kon 25:20 | Daarna keerde hij weder naar Jeruzalem. ~
1290 2Kon 25:25 | en met zijn ganse kracht, naar al de wet van Mozes, bekeerd
1291 2Kon 25:29 | den koning van Assyrie, naar de rivier Frath; en de koning
1292 2Kon 25:32 | was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vaderen
1293 2Kon 25:35 | schatte het land, om dat geld naar het bevel van Farao te geven;
1294 2Kon 25:35 | Farao te geven; een ieder naar zijn schatting eiste hij
1295 2Kon 25:37 | was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vaders gedaan
1296 2Kon 26:2 | Juda, om dat te verderven, naar het woord des HEEREN, dat
1297 2Kon 26:3 | Zekerlijk geschiedde dit naar het bevel des HEEREN tegen
1298 2Kon 26:3 | om de zonden van Manasse, naar alles, wat hij gedaan had; ~
1299 2Kon 26:9 | was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vader gedaan
1300 2Kon 26:10 | Nebukadnezar, den koning van Babel, naar Jeruzalem; en de stad werd
1301 2Kon 26:15 | voerde hij Jojachin weg naar Babel, mitsgaders des konings
1302 2Kon 26:15 | gevankelijk van Jeruzalem naar Babel; ~
1303 2Kon 26:16 | koning van Babel gevankelijk naar Babel. ~
1304 2Kon 26:19 | was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat Jojakim gedaan
1305 2Kon 27:6 | tot den koning van Babel, naar Ribla; en zij spraken een
1306 2Kon 27:7 | ketenen, en voerden hem naar Babel. ~
1307 2Kon 27:13 | voerden het koper daarvan naar Babel. ~
1308 2Kon 27:20 | tot den koning van Babel, naar Ribla. ~
1309 2Kon 27:23 | kwamen zij tot Gedalia naar Mizpa; namelijk, Ismael,
1310 1Kro 5:1 | in het geslachtsregister naar de eerstgeboorte rekenen
1311 1Kro 5:7 | hun huisgezinnen, als zij naar hun geboorten in de geslachtsregisters
1312 1Kro 5:13 | 13 Hun broeders nu, naar hun vaderlijke huizen, waren
1313 1Kro 5:17 | 17 Deze allen zijn naar hun geslachtsregisters geteld,
1314 1Kro 6:19 | huisgezinnen der Levieten, naar hun vaderen. ~
1315 1Kro 6:32 | Jeruzalem bouwde; en zij stonden naar hun wijze in hun ambt. ~
1316 1Kro 6:49 | Israel verzoening te doen, naar alles wat Mozes, de knecht
1317 1Kro 6:54 | dit waren hun woningen, naar hun kastelen, in hun landpalen,
1318 1Kro 6:62 | de kinderen van Gerson, naar hun huisgezinnen, hadden
1319 1Kro 6:63 | De kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen, hadden
1320 1Kro 7:4 | 4 En met hen naar hun geslachten, naar hun
1321 1Kro 7:4 | hen naar hun geslachten, naar hun vaderlijke huizen, waren
1322 1Kro 7:9 | geslachtsregisters gesteld zijnde, naar hun geslachten, hoofden
1323 1Kro 8:6 | en hij voerde hen over naar Manahath; ~
1324 1Kro 8:28 | hoofden der vaderen, hoofden naar hun geslachten; dezen woonden
1325 1Kro 9:1 | van Juda waren weggevoerd naar Babel, om hunner overtredingen
1326 1Kro 9:9 | 9 En hun broederen naar hun geslachten, negenhonderd
1327 1Kro 9:22 | geslachtsregister gesteld naar hun dorpen. David en Samuel,
1328 1Kro 11:1 | zich gans Israel tot David naar Hebron, zeggende: Zie, wij
1329 1Kro 11:3 | ten koning over Israel, naar het woord des HEEREN, door
1330 1Kro 11:4 | toog henen, en gans Israel, naar Jeruzalem, welke is Jebus;
1331 1Kro 11:10 | om hem koning te maken, naar het woord des HEEREN over
1332 1Kro 11:15 | dertig hoofden togen af naar den rotssteen tot David
1333 1Kro 12:1 | het, die tot David kwamen naar Ziklag, toen hij nog besloten
1334 1Kro 12:8 | tot David, in die vesting naar de woestijn, kloeke helden,
1335 1Kro 12:20 | 20 Toen hij naar Ziklag toog, vielen tot
1336 1Kro 12:23 | Saul tot hem te wenden, naar den mond des HEEREN: ~
1337 1Kro 13:6 | op met het ganse Israel naar Baala, dat is, Kirjath-Jearim,
1338 1Kro 14:11 | 11 Toen zij nu optogen naar Baal-Perazim, zo sloeg hen
1339 1Kro 15:13 | Hem niet gezocht hebben naar het recht. ~
1340 1Kro 15:15 | gelijk als Mozes geboden had naar het woord des HEEREN. ~
1341 1Kro 16:11 | 11 Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte,
1342 1Kro 16:40 | en des avonds; en zulks naar alles, wat er geschreven
1343 1Kro 17:15 | 15 Naar al deze woorden, en naar
1344 1Kro 17:15 | Naar al deze woorden, en naar dit ganse gezicht, alzo
1345 1Kro 17:17 | gesproken, en Gij hebt mij naar menselijke wijze voorzien
1346 1Kro 17:19 | om Uws knechts wil, en naar Uw hart, hebt Gij al dezen
1347 1Kro 17:20 | is geen God behalve Gij, naar alles, wat wij met onze
1348 1Kro 18:3 | Hadar-ezer, den koning van Zoba, naar Hamath toe, toen hij heentoog,
1349 1Kro 18:10 | den koning David, om hem naar zijn welstand te vragen,
1350 1Kro 19:3 | Hadar-ezer, den koning van Zoba, naar Hamath toe, toen hij heentoog,
1351 1Kro 19:10 | den koning David, om hem naar zijn welstand te vragen,
1352 1Kro 21:3 | wederom met al het volk naar Jeruzalem. ~
1353 1Kro 22:15 | 15 En God zond een engel naar Jeruzalem, om die te verderven;
1354 1Kro 22:19 | 19 Zo ging dan David op naar het woord van Gad, dat hij
1355 1Kro 24:3 | daarboven; en hun getal was, naar hun hoofden, aan mannen,
1356 1Kro 24:6 | verdeelde hen in verdelingen, naar de kinderen van Levi, Gerson,
1357 1Kro 24:24 | zijn de kinderen van Levi, naar het huis hunner vaderen,
1358 1Kro 24:24 | de hoofden der vaderen, naar hun gerekenden in het getal
1359 1Kro 24:24 | gerekenden in het getal der namen naar hun hoofden, doende het
1360 1Kro 24:27 | 27 Want naar de laatste woorden van David
1361 1Kro 24:31 | gezette hoogtijden in getal, naar de wijze onder hen, geduriglijk,
1362 1Kro 25:3 | de kinderen van Ithamar, naar hun ambt in hun dienst.
1363 1Kro 25:4 | de kinderen van Ithamar, naar hun vaderlijke huizen, acht. ~
1364 1Kro 25:19 | in het huis des HEEREN, naar hun ordening door de hand
1365 1Kro 25:30 | de kinderen der Levieten, naar hun vaderlijke huizen. ~
1366 1Kro 27:13 | de kleinen als de groten, naar hun vaderlijke huizen, tot
1367 1Kro 28:1 | zijn de kinderen Israels naar hun getal, de hoofden der
1368 1Kro 29:14 | 14 Het goud gaf hij naar het goudgewicht, tot alle
1369 1Kro 29:15 | kandelaars, en hun gouden lampen, naar het gewicht van elken kandelaar
1370 1Kro 29:15 | de zilveren kandelaars, naar het gewicht van een kandelaar
1371 1Kro 29:15 | kandelaar en zijn lampen, naar den dienst van elken kandelaar. ~
1372 1Kro 29:16 | 16 Ook gaf hij het goud naar het gewicht tot de tafelen
1373 1Kro 30:23 | voorspoedig; en gans Israel hoorde naar hem. ~
1374 2Kro 1:3 | ganse gemeente met hem, naar de hoogte, die te Gibeon
1375 2Kro 2:16 | houwen uit den Libanon, naar al uw nooddruft, en zullen
1376 2Kro 2:16 | met vlotten, over de zee, naar Jafo brengen; en gij zult
1377 2Kro 2:16 | gij zult het laten ophalen naar Jeruzalem. ~
1378 2Kro 3:3 | bouwen: de lengte in ellen, naar de eerste mate, was zestig
1379 2Kro 3:4 | vooraan was, was in de lengte, naar de breedte van het huis,
1380 2Kro 3:8 | heiligen, welks lengte, naar de breedte van het huis,
1381 2Kro 4:4 | twaalf runderen, drie ziende naar het noorden, en drie ziende
1382 2Kro 4:4 | noorden, en drie ziende naar het westen, en drie ziende
1383 2Kro 4:4 | het westen, en drie ziende naar het zuiden, en drie ziende
1384 2Kro 4:4 | het zuiden, en drie ziende naar het oosten; en de zee was
1385 2Kro 4:7 | tien gouden kandelaren, naar hun wijze, en hij stelde
1386 2Kro 4:10 | hij aan de rechterzijde, naar het oosten, tegenover het
1387 2Kro 4:20 | van gesloten goud, om die naar de wijze aan te steken,
1388 2Kro 7:13 | breidde zijn handen uit naar den hemel.) ~
1389 2Kro 7:19 | HEERE, mijn God, om te horen naar het geroep en naar het gebed,
1390 2Kro 7:19 | horen naar het geroep en naar het gebed, dat Uw knecht
1391 2Kro 7:20 | zullen zetten; om te horen naar het gebed, hetwelk Uw knecht
1392 2Kro 7:21 | 21 Hoor dan naar de smekingen van Uw knecht,
1393 2Kro 7:23 | rechtvaardige, gevende hem naar zijn gerechtigheid. ~
1394 2Kro 7:30 | vergeef, en geef een iegelijk naar al zijn wegen, gelijk Gij
1395 2Kro 7:33 | plaats Uwer woning, en doe naar alles, waarom die vreemde
1396 2Kro 7:34 | en zullen tot U bidden naar den weg dezer stad, die
1397 2Kro 7:34 | die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, hetwelk ik Uw
1398 2Kro 7:38 | hebben, en bidden zullen naar den weg huns lands, dat
1399 2Kro 7:38 | vaderen gegeven hebt, en naar deze stad, die Gij verkoren
1400 2Kro 7:38 | die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, dat ik Uw Naam
1401 2Kro 8:17 | gewandeld heeft, en doen naar alles, wat Ik u geboden
1402 2Kro 9:3 | 3 Daarna toog Salomo naar Hamath-Zoba, en hij overweldigde
1403 2Kro 9:13 | 13 Zelfs naar den eis van elken dag, offerende,
1404 2Kro 9:13 | van elken dag, offerende, naar het gebod van Mozes, op
1405 2Kro 9:14 | 14 Hij stelde ook, naar de wijze zijns vaders Davids,
1406 2Kro 9:14 | de priesteren te dienen, naar den eis van elken dag; en
1407 2Kro 9:17 | 17 Toen toog Salomo naar Ezeon-Geber, en naar Eloth,
1408 2Kro 9:17 | Salomo naar Ezeon-Geber, en naar Eloth, aan den oever der
1409 2Kro 9:18 | gingen met Salomo's knechten naar Ofir, en zij haalden van
1410 2Kro 10:12 | zo keerde zij, en toog naar haar land, zij en haar knechten. ~
1411 2Kro 10:21 | des konings schepen voeren naar Tharsis, met de knechten
1412 2Kro 11:1 | 1 En Rehabeam toog naar Sichem; want het ganse Israel
1413 2Kro 11:14 | 14 En hij sprak tot hen naar den raad der jongelingen,
1414 2Kro 11:15 | 15 Alzo hoorde de koning naar het volk niet; want deze
1415 2Kro 11:16 | Israel zag, dat de koning naar hen niet hoorde, zo antwoordde
1416 2Kro 11:16 | zoon van Isai; een ieder naar uw tenten, o Israel! Voorzie
1417 2Kro 11:16 | Zo ging het ganse Israel naar zijn tenten. ~
1418 2Kro 11:18 | wagen te klimmen, dat hij naar Jeruzalem vluchtte. ~
1419 2Kro 16:7 | verslappen; want er is loon naar uw werk. ~
1420 2Kro 17:4 | 4 En Benhadad hoorde naar den koning Asa, en zond
1421 2Kro 17:14 | van verscheidene soorten, naar apothekerskunst toebereid;
1422 2Kro 18:4 | in Zijn geboden, en niet naar het doen van Israel. ~
1423 2Kro 18:14 | 14 Dit nu is hun telling, naar de huizen hunner vaderen.
1424 2Kro 19:2 | jaren toog hij af tot Achab naar Samaria; en Achab slachtte
1425 2Kro 19:2 | hem aan, om op te trekken naar Ramoth in Gilead. ~
1426 2Kro 19:3 | Juda: Zult gij met mij gaan naar Ramoth in Gilead? En hij
1427 2Kro 19:4 | Israel: Vraag toch als heden naar het woord des HEEREN. ~
1428 2Kro 19:11 | alzo, zeggende: Trek op naar Ramoth in Gilead, en gij
1429 2Kro 19:14 | tot hem: Micha, zullen wij naar Ramoth in Gilead ten strijde
1430 2Kro 19:16 | een iegelijk kere weder naar zijn huis in vrede. ~
1431 2Kro 19:28 | de koning van Juda, op naar Ramoth in Gilead. ~
1432 2Kro 20:1 | keerde met vrede weder naar zijn huis te Jeruzalem. ~
1433 2Kro 21:20 | morgens vroeg op, en togen uit naar de woestijn van Thekoa;
1434 2Kro 21:24 | gekomen was, wendden zij zich naar de menigte; en ziet, het
1435 2Kro 21:36 | om schepen te maken, om naar Tharsis te gaan; en zij
1436 2Kro 21:37 | verbroken, dat zij niet konden naar Tharsis gaan. ~ ~
1437 2Kro 23:15 | van Israel, en zij kwamen naar Jeruzalem. ~
1438 2Kro 23:21 | Levieten en gans Juda deden naar alles, wat de priester Jojada
1439 2Kro 23:23 | linkerzijde van het huis, naar het altaar, en naar het
1440 2Kro 23:23 | huis, naar het altaar, en naar het huis, bij den koning
1441 2Kro 23:28 | handen aan haar, en zij ging naar den ingang van de Paardenpoort,
1442 2Kro 23:28 | ingang van de Paardenpoort, naar het huis des konings; en
1443 2Kro 23:31 | blijdschap en met gezang, naar de instelling van David. ~
1444 2Kro 24:11 | ter tijd, als hij de kist, naar des konings bevel, door
1445 2Kro 24:17 | koning; toen hoorde de koning naar hen. ~
1446 2Kro 25:5 | vergaderde Juda, en stelde hen, naar de huizen der vaderen, tot
1447 2Kro 25:10 | hem gekomen waren, dat zij naar hun plaats gingen; daarom
1448 2Kro 25:16 | dewijl gij dit gedaan, en naar mijn raad niet gehoord hebt. ~
1449 2Kro 25:24 | gijzelaars, en hij keerde weder naar Samaria. ~
1450 2Kro 25:27 | tegen hem; doch hij vluchtte naar Lachis. Toen zonden zij
1451 2Kro 26:4 | was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vader Amazia
1452 2Kro 26:11 | uittrekkende ten heire bij benden, naar het getal hunner monstering,
1453 2Kro 27:2 | was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vader Uzzia
1454 2Kro 28:3 | zijn zonen in het vuur, naar de gruwelen der heidenen,
1455 2Kro 28:9 | uit, het heir tegen, dat naar Samaria kwam, en zeide tot
1456 2Kro 28:15 | daarna keerden zij weder naar Samaria. ~
1457 2Kro 29:2 | was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vader David
1458 2Kro 29:15 | heiligden zich, en kwamen, naar het gebod des konings, door
1459 2Kro 29:16 | Levieten namen ze op, om naar buiten uit te brengen, in
1460 2Kro 29:25 | cimbalen, met luiten en harpen, naar het gebod van David, en
1461 2Kro 30:6 | gans Israel en Juda, en naar het gebod des konings, zeggende:
1462 2Kro 30:12 | konings en der vorsten deden, naar het woord des HEEREN. ~
1463 2Kro 30:16 | zij stonden in hun stand, naar hun wijze, naar de wet van
1464 2Kro 30:16 | hun stand, naar hun wijze, naar de wet van Mozes, den man
1465 2Kro 30:19 | te zoeken, hoewel niet naar de reinigheid des heiligdoms. ~
1466 2Kro 30:22 | 22 En Jehizkia sprak naar het hart van alle Levieten,
1467 2Kro 31:2 | priesteren en der Levieten, naar hun verdelingen, een ieder
1468 2Kro 31:2 | hun verdelingen, een ieder naar zijn dienst, de priesteren
1469 2Kro 31:16 | dienst, in hun wachten, naar hun verdelingen. ~
1470 2Kro 31:17 | geslachtsregister der priesteren naar het huis hunner vaderen,
1471 2Kro 31:17 | daarboven, in hun wachten, naar hun verdelingen; ~
1472 2Kro 32:6 | der stadspoort, en sprak naar hun hart, zeggende: ~
1473 2Kro 32:9 | van Assyrie, zijn knechten naar Jeruzalem,, doch hij zelf
1474 2Kro 32:20 | daartegen, en zij riepen naar den hemel. ~
1475 2Kro 32:25 | Jehizkia deed gene vergelding, naar de weldaad aan hem geschied,
1476 2Kro 32:30 | leidde ze recht af beneden naar het westen der stad Davids;
1477 2Kro 32:31 | gezonden hadden, om te vragen naar dat wonderteken, dat in
1478 2Kro 33:2 | was in de ogen des HEEREN, naar de gruwelen der heidenen,
1479 2Kro 33:8 | hetgeen Ik hun geboden heb, naar de ganse wet, en inzettingen,
1480 2Kro 33:11 | ketenen, en voerden hem naar Babel. ~
1481 2Kro 34:7 | daarna keerde hij weder naar Jeruzalem. ~
1482 2Kro 34:21 | woord des HEEREN, om te doen naar al hetgeen in dat boek geschreven
1483 2Kro 34:32 | inwoners van Jeruzalem deden naar het verbond van God, den
1484 2Kro 35:4 | 4 En bereidt u naar de huizen uwer vaderen,
1485 2Kro 35:4 | de huizen uwer vaderen, naar uw verdelingen, naar het
1486 2Kro 35:4 | vaderen, naar uw verdelingen, naar het voorschrift van David,
1487 2Kro 35:4 | den koning van Israel, en naar de beschrijving van zijn
1488 2Kro 35:5 | staat in het heiligdom, naar de onderscheiding der vaderlijke
1489 2Kro 35:5 | broederen, het volk, en naar de afdeling van de vaderlijke
1490 2Kro 35:6 | voor uw broederen, doende naar het woord des HEEREN, door
1491 2Kro 35:7 | die alle tot paasofferen, naar al hetgeen er gevonden werd,
1492 2Kro 35:10 | Levieten in hun verdelingen, naar het gebod des konings.
1493 2Kro 35:12 | brandoffer daar af, opdat zij die naar de verdelingen der vaderlijke
1494 2Kro 35:13 | het pascha bij het vuur, naar het recht; maar de andere
1495 2Kro 35:15 | waren in hun standplaats, naar het gebod van David, en
1496 2Kro 35:16 | altaar des HEEREN te offeren, naar het gebod van den koning
1497 2Kro 35:22 | strijden, en hoorde niet naar de woorden van Necho uit
1498 2Kro 35:26 | en zijn goeddadigheden, naar dat geschreven is in de
1499 2Kro 36:4 | 4 En bereidt u naar de huizen uwer vaderen,
1500 2Kro 36:4 | de huizen uwer vaderen, naar uw verdelingen, naar het
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2779 |