1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2776
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:25 | het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte des
2 Gen 1:26 | de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat
3 Gen 1:28 | gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de
4 Gen 1:29 | zeide: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende kruid gegeven,
5 Gen 1:30 | 30 Maar aan al het gedierte der aarde,
6 Gen 1:30 | gedierte der aarde, en aan al het gevogelte des hemels,
7 Gen 1:30 | gevogelte des hemels, en aan al het kruipende gedierte op
8 Gen 1:30 | levende ziel is, heb Ik al het groene kruid tot spijze
9 Gen 1:31 | 31 En God zag al wat Hij gemaakt had, en
10 Gen 2:1 | de hemel en de aarde, en al hun heir. ~
11 Gen 2:2 | gerust op den zevende dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt
12 Gen 2:3 | denzelven gerust heeft van al Zijn werk, hetwelk God geschapen
13 Gen 2:5 | hij in de aarde was, en al het kruid des velds, eer
14 Gen 2:19 | de HEERE God uit de aarde al het gedierte des velds,
15 Gen 2:19 | het gedierte des velds, en al het gevogelte des hemels
16 Gen 2:20 | Adam genoemd de namen van al het vee, en van het gevogelte
17 Gen 2:20 | gevogelte des hemels, en van al het gedierte des velds;
18 Gen 3:1 | slang nu was listiger dan al het gedierte des velds,
19 Gen 3:14 | zijt gij vervloekt boven al het vee, en boven al het
20 Gen 3:14 | boven al het vee, en boven al het gedierte des velds!
21 Gen 3:14 | en stof zult gij eten, al de dagen uws levens. ~
22 Gen 3:17 | smart zult gij daarvan eten al de dagen uws levens. ~
23 Gen 4:14 | het zal geschieden, dat al wie mij vindt, mij zal doodslaan. ~
24 Gen 4:15 | HEERE zeide tot hem: Daarom, al wie Kain doodslaat, zal
25 Gen 4:15 | opdat hem niet versloeg al wie hem vond. ~
26 Gen 5:5 | 5 Zo waren al de dagen van Adam, die hij
27 Gen 5:8 | 8 Zo waren al de dagen van Seth negenhonderd
28 Gen 5:11 | 11 Zo waren al de dagen van Enos negenhonderd
29 Gen 5:14 | 14 Zo waren al de dagen van Kenan negenhonderd
30 Gen 5:17 | 17 Zo waren al de dagen van Mahalal-el
31 Gen 5:20 | 20 Zo waren al de dagen van Jered negenhonderd
32 Gen 5:23 | 23 Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd
33 Gen 5:27 | 27 Zo waren al de dagen van Methusalach
34 Gen 5:31 | 31 Zo waren al de dagen van Lamech zevenhonderd
35 Gen 6:5 | menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten
36 Gen 6:12 | zij was verdorven; want al het vlees had zijn weg verdorven
37 Gen 6:17 | den hemel te verderven; al wat op de aarde is, zal
38 Gen 6:19 | 19 En gij zult van al wat leeft, van alle vlees,
39 Gen 6:20 | vee naar zijn aard, van al het kruipend gedierte des
40 Gen 6:22 | En Noach deed het; naar al wat God hem geboden had,
41 Gen 7:4 | den aardbodem verdelgen al wat bestaat, dat Ik gemaakt
42 Gen 7:5 | 5 En Noach deed, naar al wat de HEERE hem geboden
43 Gen 7:8 | en van het gevogelte, en al wat op den aardbodem kruipt, ~
44 Gen 7:14 | 14 Zij, en al het gedierte naar zijn aard,
45 Gen 7:14 | gedierte naar zijn aard, en al het vee naar zijn aard,
46 Gen 7:14 | het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte, dat
47 Gen 7:14 | kruipt, naar zijn aard, en al het gevogelte naar zijn
48 Gen 7:21 | het wild gedierte, en van al het kruipend gedierte, dat
49 Gen 7:22 | 22 Al wat een adem des geestes
50 Gen 7:23 | 23 Alzo werd verdelgd al wat bestond, dat op den
51 Gen 8:1 | gedacht aan Noach, en aan al het gedierte, en aan al
52 Gen 8:1 | al het gedierte, en aan al het vee, dat met hem in
53 Gen 8:17 | 17 Al het gedierte, dat met u
54 Gen 8:17 | gevogelte, en aan vee, en aan al het kruipend gedierte, dat
55 Gen 8:19 | 19 Al het gedierte, al het kruipende,
56 Gen 8:19 | 19 Al het gedierte, al het kruipende, en al het
57 Gen 8:19 | gedierte, al het kruipende, en al het gevogelte, al wat zich
58 Gen 8:19 | kruipende, en al het gevogelte, al wat zich op de aarde roert,
59 Gen 8:20 | een altaar; en hij nam van al het reine vee, en van al
60 Gen 8:20 | al het reine vee, en van al het rein gevogelte, en offerde
61 Gen 8:21 | Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk
62 Gen 8:22 | 22 Voortaan al de dagen der aarde zullen
63 Gen 9:2 | uw verschrikking zij over al het gedierte der aarde,
64 Gen 9:2 | gedierte der aarde, en over al het gevogelte des hemels;
65 Gen 9:2 | gevogelte des hemels; in al wat zich op den aardbodem
66 Gen 9:3 | 3 Al wat zich roert, dat levend
67 Gen 9:3 | tot spijze; Ik heb het u al gegeven, gelijk het groene
68 Gen 9:10 | de ark gegaan zijn, tot al het gedierte der aarde toe. ~
69 Gen 9:29 | 29 Zo waren al de dagen van Noach negenhonderd
70 Gen 11:6 | hun niet afgesneden worden al wat zij bedacht hebben te
71 Gen 12:5 | zijns broeders zoon, en al hun have, die zij verworven
72 Gen 13:1 | hij en zijn huisvrouw, en al wat hij had, en Lot met
73 Gen 13:15 | 15 Want al dit land, dat gij ziet,
74 Gen 14:7 | dat is Kades, en sloegen al het land der Amalekieten,
75 Gen 14:11 | 11 En zij namen al de have van Sodom en Gomorra,
76 Gen 14:11 | van Sodom en Gomorra, en al hun spijze, en trokken weg. ~
77 Gen 15:12 | voor het aangezicht van al zijn broederen. ~
78 Gen 16:10 | tussen uw zaad na u: dat al wat mannelijk is, u besneden
79 Gen 16:12 | dagen zal u besneden worden, al wat mannelijk is in uw geslachten:
80 Gen 16:23 | Abraham zijn zoon Ismael, en al de ingeborenen van zijn
81 Gen 16:23 | gekochten met zijn geld, al wat mannelijk was onder
82 Gen 19:7 | voorzeker sterven zult, gij, en al wat uwes is! ~
83 Gen 19:8 | morgens vroeg op, en riep al zijn knechten, en sprak
84 Gen 19:8 | zijn knechten, en sprak al deze woorden voor hun oren.
85 Gen 19:18 | 18 Want de HEERE had al de baarmoeders van het huis
86 Gen 20:6 | mij een lachen gemaakt; al die het hoort, zal met mij
87 Gen 20:12 | en over uw dienstmaagd; al wat Sara tot u zal zeggen,
88 Gen 22:10 | van de zonen Heths, van al degenen, die ter poorte
89 Gen 22:17 | spelonk, die daarin was, en al het geboomte, dat op den
90 Gen 23:10 | kemelen, en toog heen; en al het goed zijns heren was
91 Gen 23:20 | putten, en zij putte voor al zijn kemelen. ~
92 Gen 23:66 | knecht vertelde aan Izak al de zaken, die hij gedaan
93 Gen 23:72 | Doch Abraham gaf aan Izak al wat hij had. ~
94 Gen 23:85 | voor het aangezicht van al zijn broederen. ~
95 Gen 24:3 | aan u en uw zaad zal Ik al deze landen geven, en Ik
96 Gen 24:4 | hemels, en zal aan uw zaad al deze landen geven; en in
97 Gen 24:15 | 15 En al de putten, die de knechten
98 Gen 25:37 | een heer over u gezet, en al zijn broeders heb ik hem
99 Gen 27:3 | 3 En derwaarts werden al de kudden verzameld, en
100 Gen 27:8 | Wij kunnen niet, totdat al de kudden samen zullen vergaderd
101 Gen 27:13 | huis. En hij vertelde Laban al deze dingen. ~
102 Gen 27:22 | 22 Zo verzamelde Laban al de mannen dier plaats, en
103 Gen 27:66 | Jakob: Gij zult mij niet met al geven, indien gij mij deze
104 Gen 27:67 | gaan, daarvan afzonderende al het gespikkelde en geplekte
105 Gen 27:67 | gespikkelde en geplekte vee, en al het bruine vee onder de
106 Gen 27:68 | loon, voor uw aangezicht; al wat niet gespikkeld en geplekt
107 Gen 27:70 | gesprenkelde en geplekte bokken en al de gespikkelde en geplekte
108 Gen 27:70 | gespikkelde en geplekte geiten, al waar wit aan was, en al
109 Gen 27:70 | al waar wit aan was, en al het bruine onder de lammeren;
110 Gen 27:75 | op het gesprenkelde, en al het bruine onder Labans
111 Gen 28:1 | onzes vaders was, heeft hij al deze heerlijkheid gemaakt. ~
112 Gen 28:6 | gijlieden weet, dat ik met al mijn macht uw vader gediend
113 Gen 28:8 | loon zijn, zo lammerden al de kudden gespikkelde; en
114 Gen 28:8 | loon zijn, zo lammerden al de kudden gesprenkelde. ~
115 Gen 28:16 | 16 Want al de rijkdom, welke God onze
116 Gen 28:18 | 18 En hij voerde al zijn vee weg, en al zijn
117 Gen 28:18 | voerde al zijn vee weg, en al zijn have, die hij gewonnen
118 Gen 28:21 | 21 En hij vlood, en al wat het zijne was, en hij
119 Gen 28:37 | 37 Als gij al mijn huisraad betast hebt,
120 Gen 28:37 | wat hebt gij gevonden van al het huisraad uws huizes!
121 Gen 28:43 | kudde is mijn kudde, ja, al wat gij ziet, dat is mijn;
122 Gen 29:10 | 10 Ik ben geringer dan al deze weldadigheden, en dan
123 Gen 29:10 | deze weldadigheden, en dan al deze trouw, die Gij aan
124 Gen 30:8 | hij zeide: Voor wien is u al dit heir, dat ik ontmoet
125 Gen 31:15 | dat onder u besneden worde al wat mannelijk is. ~
126 Gen 31:19 | en hij was geeerd boven al zijns vaders huis. ~
127 Gen 31:22 | tot een volk te zijn; als al wat mannelijk is onder ons
128 Gen 31:23 | vee, en hun bezitting, en al hun beesten, zullen die
129 Gen 31:24 | en zij werden besneden, al wat mannelijk was, allen,
130 Gen 31:25 | stoutelijk in de stad, en doodden al wat mannelijk was. ~
131 Gen 31:29 | 29 En al hun vermogen, en al hun
132 Gen 31:29 | 29 En al hun vermogen, en al hun kleine kinderen, en
133 Gen 31:29 | plunderden denzelven, en al wat binnenshuis was. ~
134 Gen 32:4 | 4 Toen gaven zij Jakob al die vreemde goden, die in
135 Gen 32:6 | dat is Beth-El), hij en al het volk, dat bij hem was. ~
136 Gen 33:6 | zonen, en zijn dochters, en al de zielen zijns huizes,
137 Gen 33:6 | huizes, en zijn vee, en al zijn beesten, en al zijn
138 Gen 33:6 | en al zijn beesten, en al zijn bezitting, die hij
139 Gen 34:3 | Israel had Jozef lief, boven al zijn zonen; want hij was
140 Gen 34:4 | dat hun vader hem boven al zijn broederen liefhad,
141 Gen 34:35 | 35 En al zijn zonen, en al zijn dochteren
142 Gen 34:35 | 35 En al zijn zonen, en al zijn dochteren maakten zich
143 Gen 36:3 | hem was, en dat de HEERE al wat hij deed, door zijn
144 Gen 36:4 | stelde hem over zijn huis; en al wat hij had, gaf hij in
145 Gen 36:5 | over zijn huis, en over al wat het zijne was, gesteld
146 Gen 36:8 | wat er in het huis is; en al wat hij heeft, dat heeft
147 Gen 36:22 | van het gevangenhuis gaf al de gevangenen, die in het
148 Gen 36:22 | waren, in Jozefs hand; en al wat zij daar deden, deed
149 Gen 36:43 | s geboorte, dat hij voor al zijn knechten een maaltijd
150 Gen 37:8 | en hij zond heen, en riep al de tovenaars van Egypte,
151 Gen 37:8 | tovenaars van Egypte, en al de wijzen, die daarin waren;
152 Gen 37:30 | zal in het land van Egypte al die overvloed vergeten worden;
153 Gen 37:37 | Farao, en in de ogen van al zijn knechten. ~
154 Gen 37:40 | zijn, en op uw bevel zal al mijn volk de hand kussen;
155 Gen 37:51 | heeft mij doen vergeten al mijn moeite, en het ganse
156 Gen 37:54 | had. En er was honger in al de landen; maar in gans
157 Gen 38:6 | dat land; hij verkocht aan al het volk des lands; en Jozefs
158 Gen 38:29 | zij gaven hem te kennen al hun wedervaren, zeggende: ~
159 Gen 38:36 | zult gij Benjamin wegnemen! al deze dingen zijn tegen mij! ~
160 Gen 41:10 | schapen, en uw runderen, en al wat gij hebt. ~
161 Gen 41:13 | En boodschapt mijn vader al mijn heerlijkheid in Egypte,
162 Gen 41:15 | 15 En hij kuste al zijn broederen, en hij weende
163 Gen 41:27 | tot hem gesproken hadden al de woorden van Jozef, die
164 Gen 42:1 | En Israel verreisde met al wat hij had, en hij kwam
165 Gen 42:6 | kwamen in Egypte, Jakob en al zijn zaad met hem;
166 Gen 42:7 | zijner zonen dochteren, en al zijn zaad bracht hij met
167 Gen 42:15 | met Dina zijn dochter; al de zielen zijner zonen en
168 Gen 42:22 | die Jakob geboren zijn, al te zamen veertien zielen. ~
169 Gen 42:26 | 26 Al de zielen, die met Jakob
170 Gen 42:27 | zijn, waren twee zielen. Al de zielen van het huis van
171 Gen 42:32 | schapen, en hun runderen, en al wat zij hebben, medegebracht. ~
172 Gen 43:14 | 14 Toen verzamelde Jozef al het geld, dat in Egypteland
173 Gen 43:15 | Kanaan verdaan was, kwamen al de Egyptenaars tot Jozef,
174 Gen 43:17 | brood, datzelve jaar, voor al hun vee. ~
175 Gen 45:28 | 28 Al deze stammen van Israel
176 Gen 46:7 | oudsten van zijn huis, en al de oudsten des lands van
177 Gen 46:15 | ons gewisselijk vergelden al het kwaad, dat wij hem aangedaan
178 Exo 1:5 | 5 Al de zielen nu, die uit Jakobs
179 Exo 1:6 | Jozef gestorven was, en al zijn broeders, en al dat
180 Exo 1:6 | en al zijn broeders, en al dat geslacht, ~
181 Exo 1:14 | dienst op het veld, met al hun dienst, dien zij hen
182 Exo 1:22 | 22 Toen gebood Farao aan al zijn volk, zeggende: Alle
183 Exo 1:22 | in de rivier werpen, maar al de dochteren in het leven
184 Exo 3:20 | uitstrekken, en Egypte slaan met al Mijn wonderen, die Ik in
185 Exo 4:19 | keer weder in Egypte, want al de mannen zijn dood, die
186 Exo 4:21 | keren, zie toe, dat gij al de wonderen doet voor Farao,
187 Exo 4:28 | Mozes gaf Aaron te kennen al de woorden des HEEREN, Die
188 Exo 4:28 | Die hem gezonden had, en al de tekenen, die Hij hem
189 Exo 4:29 | Aaron, en zij verzamelden al de oudsten der kinderen
190 Exo 4:30 | 30 En Aaron sprak al de woorden, die de HEERE
191 Exo 7:20 | ogen van zijn knechten; en al het water in de rivier werd
192 Exo 8:4 | u, en op uw volk, en op al uw knechten. ~
193 Exo 8:17 | mensen, en aan het vee; al het stof der aarde werd
194 Exo 9:4 | dat er niets sterve van al wat van de kinderen Israels
195 Exo 9:6 | zaak des anderen daags; en al het vee der Egyptenaren
196 Exo 9:11 | tovenaars waren zweren, en aan al de Egyptenaren. ~
197 Exo 9:14 | 14 Want ditmaal zal Ik al Mijn plagen in uw hart zenden,
198 Exo 9:22 | en over het vee, en over al het kruid des velds in Egypteland. ~
199 Exo 9:25 | toe; ook sloeg de hagel al het kruid des velds, en
200 Exo 9:25 | kruid des velds, en verbrak al het geboomte des velds. ~
201 Exo 10:5 | den hagel; zij zullen ook al het geboomte afeten, dat
202 Exo 10:6 | huizen, en de huizen van al uw knechten, en de huizen
203 Exo 10:12 | opkomen over Egypteland, en al het kruid des lands opeten,
204 Exo 10:12 | kruid des lands opeten, al wat de hagel heeft over
205 Exo 10:14 | en lieten zich neder aan al de palen der Egyptenaren,
206 Exo 10:15 | verduisterd werd; en zij aten al het kruid des lands op,
207 Exo 10:15 | het kruid des lands op, en al de vruchten der bomen, die
208 Exo 10:19 | niet een sprinkhaan over in al de landpalen van Egypte. ~
209 Exo 10:23 | in drie dagen; maar bij al de kinderen Israels was
210 Exo 11:8 | 8 Dan zullen al deze uw knechten tot mij
211 Exo 11:8 | zeggende: Trek uit, gij en al het volk, dat uw voetstappen
212 Exo 11:10 | En Mozes en Aaron hebben al deze wonderen gedaan voor
213 Exo 12:19 | huizen gevonden worde, want al wie het gedesemde eten zal,
214 Exo 12:20 | eten, dat gedesemd is; in al uw woningen zult gij ongezuurde
215 Exo 12:21 | 21 Mozes dan riep al de oudsten van Israel, en
216 Exo 12:29 | middernacht, dat de HEERE al de eerstgeborenen in Egypteland
217 Exo 12:30 | stond op bij nacht, hij en al zijn knechten, en al de
218 Exo 12:30 | en al zijn knechten, en al de Egyptenaars; en er was
219 Exo 12:41 | denzelfden dag geschied, dat al de heiren des HEEREN uit
220 Exo 12:42 | moet gehouden worden, van al de kinderen Israels, onder
221 Exo 13:7 | bij u gezien worden, in al uw palen. ~
222 Exo 13:13 | 13 Doch al wat de baarmoeder der ezelin
223 Exo 14:4 | Ik zal aan Farao en aan al zijn heir verheerlijkt worden,
224 Exo 14:7 | uitgelezene wagens, ja, al de wagens van Egypte, en
225 Exo 14:9 | gelegerd hadden aan de zee; al de paarden, de wagens van
226 Exo 14:17 | worden aan Farao en aan al zijn heir, aan zijn wagenen
227 Exo 14:23 | en gingen in, achter hen, al de paarden van Farao, zijn
228 Exo 15:15 | der Moabieten bevangen; al de ingezetenen van Kanaan
229 Exo 15:20 | trommel in haar hand; en al de vrouwen gingen uit, haar
230 Exo 15:26 | tot Zijn geboden, en houdt al Zijn inzettingen; zo zal
231 Exo 16:6 | zeiden Mozes en Aaron tot al de kinderen Israels: Aan
232 Exo 16:22 | twee gomers voor een; en al de oversten der vergadering
233 Exo 16:23 | wat gij zieden zoudt; en al wat over blijft, legt het
234 Exo 18:1 | schoonvader van Mozes, hoorde al wat God aan Mozes, en aan
235 Exo 18:8 | gedaan had, om Israels wil; al de moeite, die hun op dien
236 Exo 18:9 | Jethro nu verheugde zich over al het goede, hetwelk de HEERE
237 Exo 18:12 | slachtofferen; en Aaron kwam, en al de oversten van Israel,
238 Exo 18:14 | zit gij zelf alleen, en al het volk staat voor u, van
239 Exo 18:21 | 21 Doch zie gij om, onder al het volk, naar kloeke mannen,
240 Exo 18:23 | kunnen bestaan; zo zal ook al dit volk in vrede aan zijn
241 Exo 19:7 | stelde voor hun aangezichten al deze woorden, die de HEERE
242 Exo 19:8 | 8 Toen antwoordde al het volk gelijkelijk, en
243 Exo 19:8 | volk gelijkelijk, en zeide: Al wat de HEERE gesproken heeft,
244 Exo 19:11 | de HEERE voor de ogen van al het volk afkomen, op den
245 Exo 19:12 | deszelfs einde aan te roeren; al wie den berg aanroert, zal
246 Exo 19:16 | zeer sterke bazuin, zodat al het volk verschrikte, dat
247 Exo 20:1 | 1 Toen sprak God al deze woorden, zeggende: ~
248 Exo 20:9 | dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; ~
249 Exo 20:11 | aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte
250 Exo 20:18 | 18 En al het volk zag de donderen,
251 Exo 22:9 | vee, over kleding, over al het verlorene, hetwelk iemand
252 Exo 22:19 | 19 Al wie bij een beest ligt,
253 Exo 23:17 | Drie malen des jaars zullen al uw mannen voor het aangezicht
254 Exo 23:22 | naarstiglijk gehoorzaamt, en doet al wat Ik spreken zal, zo zal
255 Exo 23:27 | uw aangezicht zenden, en al het volk, tot hetwelk gij
256 Exo 23:27 | maken; en Ik zal maken, dat al uw vijanden u den nek toekeren. ~
257 Exo 24:3 | en verhaalde aan het volk al de woorden des HEEREN, en
258 Exo 24:3 | de woorden des HEEREN, en al de rechten, toen antwoordde
259 Exo 24:3 | rechten, toen antwoordde al het volk met een stem, en
260 Exo 24:3 | een stem, en zij zeiden: Al deze woorden, die de HEERE
261 Exo 24:4 | 4 Mozes nu beschreef al de woorden des HEEREN, en
262 Exo 24:7 | des volks; en zij zeiden: Al wat de HEERE gesproken heeft,
263 Exo 24:8 | ulieden gemaakt heeft over al die woorden. ~
264 Exo 25:9 | 9 Naar al wat Ik u tot een voorbeeld
265 Exo 25:9 | tabernakels, en een voorbeeld van al deszelfs gereedschap wijzen
266 Exo 25:39 | goud zal men dat maken, met al dit gereedschap. ~
267 Exo 26:2 | gordijn van vier ellen; al deze gordijnen zullen een
268 Exo 26:17 | andere; alzo zult gij het met al de berderen des tabernakels
269 Exo 27:3 | krauwelen, en zijn koolpannen; al zijn gereedschap zult gij
270 Exo 27:17 | 17 Al de pilaren des voorhofs
271 Exo 27:19 | 19 Aangaande al het gereedschap des tabernakels,
272 Exo 27:19 | gereedschap des tabernakels, in al deszelfs dienst, ja, al
273 Exo 27:19 | al deszelfs dienst, ja, al zijn pennen, en al de pennen
274 Exo 27:19 | ja, al zijn pennen, en al de pennen des voorhofs,
275 Exo 29:12 | hoornen des altaars doen; en al het bloed zult gij uitgieten
276 Exo 29:13 | 13 Gij zult ook al het vet nemen, hetwelk het
277 Exo 29:37 | heiligheid der heiligheden zijn; al wat het altaar aanroert,
278 Exo 30:13 | 13 Dit zullen zij geven, al die tot de getelden overgaat,
279 Exo 30:14 | 14 Al wie overgaat tot de getelden,
280 Exo 30:27 | 27 En de tafel met al haar gereedschap, en de
281 Exo 30:28 | altaar des brandoffers, met al zijn gereedschap, en het
282 Exo 30:29 | heiligheid der heiligheden zijn; al wat ze aanroert, zal heilig
283 Exo 31:6 | gegeven; en zij zullen maken al wat Ik u geboden heb. ~
284 Exo 31:7 | dat daarop zal zijn, en al het gereedschap der tent; ~
285 Exo 31:8 | louteren kandelaar, met al zijn gereedschap; en het
286 Exo 31:9 | brandoffers altaar, met al zijn gereedschap; en het
287 Exo 32:26 | verzamelden zich tot hem al de zonen van Levi. ~
288 Exo 33:26 | verzamelden zich tot hem al de zonen van Levi. ~
289 Exo 34:7 | En het geschiedde, dat al wie den HEERE zocht, uitging
290 Exo 34:8 | uitging naar de tent, stond al het volk op, en een ieder
291 Exo 34:10 | deur der tent, zo stond al het volk op, en zij bogen
292 Exo 34:19 | 19 Doch Hij zeide: Ik zal al Mijn goedigheid voorbij
293 Exo 34:42 | 19 Al wat de baarmoeder opent,
294 Exo 34:42 | baarmoeder opent, is Mijn; ja, al uw vee, dat mannelijk zal
295 Exo 34:43 | gij hem den nek breken. Al de eerstgeborenen uwer zonen
296 Exo 34:46 | 23 Al wat mannelijk is onder u
297 Exo 34:53 | 30 Als nu Aaron en al de kinderen Israels Mozes
298 Exo 34:54 | Mozes hen; en Aaron, en al de oversten in de vergadering
299 Exo 34:55 | 32 En daarna traden al de kinderen Israels toe;
300 Exo 34:55 | Israels toe; en hij gebood hun al wat de HEERE met hem gesproken
301 Exo 35:2 | sabbat der rust den HEERE; al wie daarop werk doet, zal
302 Exo 35:13 | tafel en haar handbomen, en al haar gereedschap, en de
303 Exo 35:16 | zal, zijn handbomen, en al zijn gereedschappen; het
304 Exo 35:21 | tent der samenkomst, en tot al haar dienst, en tot de heilige
305 Exo 35:29 | vrijwillig bewoog te brengen tot al het werk, hetwelk de HEERE
306 Exo 36:2 | God wijsheid gegeven had, al wiens hart hem bewogen had,
307 Exo 36:4 | kwamen alle wijzen, die al het werk des heiligdoms
308 Exo 36:9 | gordijn van vier ellen; al deze gordijnen hadden een
309 Exo 36:22 | alzo maakte hij het met al de berderen des tabernakels. ~
310 Exo 37:24 | talent louter goud, met al zijn vaten, ~
311 Exo 38:3 | 3 Hij maakte ook al het gereedschap des altaars,
312 Exo 38:3 | krauwelen, en de koolpannen; en al zijn vaten maakte hij van
313 Exo 38:16 | 16 Al de behangselen des voorhofs
314 Exo 38:17 | hoofden was van zilver, en al de pilaren des voorhofs
315 Exo 38:20 | 20 En al de pennen des tabernakels
316 Exo 38:22 | den stam van Juda, maakte al, dat de HEERE aan Mozes
317 Exo 38:24 | 24 Al het goud, dat tot het werk
318 Exo 38:30 | rooster, dien het had, en al het gereedschap des altaars. ~
319 Exo 38:31 | poort des voorhofs, ook al de pennen des tabernakels,
320 Exo 38:31 | pennen des tabernakels, en al de pennen des voorhofs rondom. ~ ~
321 Exo 39:32 | 32 Aldus werd al het werk des tabernakels,
322 Exo 39:33 | tabernakel tot Mozes, de tent, en al haar gereedschap, haar haakjes,
323 Exo 39:36 | 36 De tafel, met al haar gereedschap, en de
324 Exo 39:37 | men toerichten moest, en al deszelfs gereedschap, en
325 Exo 39:39 | deszelfs handbomen, en al zijn gereedschap; het wasvat
326 Exo 39:40 | zelen, en zijn pennen, en al het gereedschap van den
327 Exo 40:9 | zalven den tabernakel, en al wat daarin is; en gij zult
328 Exo 40:9 | zult dezelven heiligen, met al zijn gereedschap, en het
329 Exo 40:10 | des brandoffers zalven, en al zijn gereedschap; en gij
330 Exo 40:36 | kinderen Israels voort in al hun reizen. ~
331 Exo 40:38 | het ganse huis Israels in al hun reizen. ~
332 Lev 2:2 | en uit deszelfs olie, met al deszelfs wierook; en de
333 Lev 2:13 | niet laten afblijven; met al uw offerande zult gij zout
334 Lev 2:16 | graan en van zijn olie, met al den wierook; het is een
335 Lev 3:3 | het ingewand bedekt, en al het vet, hetwelk aan het
336 Lev 3:9 | bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand
337 Lev 3:14 | bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand
338 Lev 3:17 | inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen: geen vet noch
339 Lev 4:7 | samenkomst is; dan zal hij al het bloed van den var uitgieten
340 Lev 4:8 | 8 Verder, al het vet van den var des
341 Lev 4:8 | bedekkende het ingewand, en al het vet, dat aan het ingewand
342 Lev 4:11 | de huid van dien var, en al zijn vlees, met zijn hoofd
343 Lev 4:18 | samenkomst is; dan zal hij al het bloed uitgieten, aan
344 Lev 4:19 | 19 Daartoe zal hij al zijn vet van hem opnemen,
345 Lev 4:26 | 26 Hij zal ook al zijn vet op het altaar aansteken,
346 Lev 4:30 | brandoffers; dan zal hij al het bloed daarvan aan den
347 Lev 4:31 | 31 En al haar vet zal hij afnemen,
348 Lev 4:34 | brandoffers; dan zal hij al het bloed daarvan aan den
349 Lev 4:35 | 35 En al het vet daarvan zal hij
350 Lev 5:2 | onrein kruipend gedierte; al is het voor hem verborgen
351 Lev 5:3 | onreinigheid van een mens, naar al zijn onreinigheid, waarmede
352 Lev 5:4 | of om goed te doen; naar al wat de mens in den eed onbedacht
353 Lev 5:17 | niet zou gedaan worden, al is het dat hij het niet
354 Lev 6:5 | 5 Of van al, waarover hij valselijk
355 Lev 6:7 | vergeven worden; over iets van al, wat hij doet, waar hij
356 Lev 6:15 | en van deszelfs olie, en al den wierook, die op het
357 Lev 6:18 | 18 Al wat mannelijk is onder de
358 Lev 6:18 | vuurofferen des HEEREN; al wat die zal aanroeren, zal
359 Lev 6:27 | 27 Al wat deszelfs vlees zal aanroeren,
360 Lev 6:29 | 29 Al wat mannelijk is onder de
361 Lev 7:3 | 3 En daarvan zal men al zijn vet offeren, den staart,
362 Lev 7:6 | 6 Al wat mannelijk is onder de
363 Lev 7:9 | 9 Daartoe al het spijsoffer, dat in den
364 Lev 7:9 | oven gebakken wordt, met al wat in den ketel en in den
365 Lev 7:25 | 25 Want al wie het vet van vee eten
366 Lev 8:10 | zalfde den tabernakel, en al wat daarin was, en heiligde
367 Lev 8:11 | hij zalfde het altaar, en al zijn gereedschap, mitsgaders
368 Lev 8:16 | 16 Voorts nam hij al het vet, dat aan het ingewand
369 Lev 8:25 | het vet, en den staart, en al het vet, dat aan het ingewand
370 Lev 8:36 | Aaron nu en zijn zonen deden al de dingen, die de HEERE
371 Lev 9:23 | heerlijkheid des HEEREN verscheen al het volk. ~
372 Lev 10:3 | voor het aangezicht van al het volk zal Ik verheerlijkt
373 Lev 10:11 | kinderen Israels te leren al de inzettingen, die de HEERE
374 Lev 11:3 | 3 Al wat onder de beesten de
375 Lev 11:9 | 9 Dit zult gij eten van al wat in de wateren is: al
376 Lev 11:9 | al wat in de wateren is: al wat in de wateren, in de
377 Lev 11:10 | 10 Maar al wat in de zeeen en in de
378 Lev 11:12 | 12 Al wat in de wateren geen vinnen
379 Lev 11:21 | nochtans zult gij eten van al het kruipend gevogelte,
380 Lev 11:27 | 27 En al wat op zijn poten gaat onder
381 Lev 11:27 | die zullen u onrein zijn; al wie hun dood aas aangeroerd
382 Lev 11:32 | 32 Daartoe al hetgeen, waarop iets van
383 Lev 11:33 | dezelve zal gevallen zijn, al wat daarin is, zal onrein
384 Lev 11:42 | 42 Al wat op zijn buik gaat, en
385 Lev 11:42 | wat op zijn buik gaat, en al wat gaat op zijn vier voeten,
386 Lev 11:42 | op zijn vier voeten, of al wat vele voeten heeft, onder
387 Lev 13:12 | voeten, bedekt heeft, naar al het gezicht van de ogen
388 Lev 13:46 | 46 Al de dagen, in welke deze
389 Lev 14:8 | zijn klederen wassen, en al zijn haar afscheren, en
390 Lev 14:9 | het geschieden, dat hij al zijn haar zal afscheren,
391 Lev 14:9 | wenkbrauwen zijner ogen; ja, al zijn haar zal hij afscheren,
392 Lev 14:9 | haar zal hij afscheren, en al zijn klederen wassen, en
393 Lev 14:36 | plaag te bezien, opdat niet al wat in dat huis is, onrein
394 Lev 14:45 | even afbreken, mitsgaders al het leem van het huis, en
395 Lev 15:10 | 10 En al wie iets aanroert, dat onder
396 Lev 15:19 | haar afzondering zijn; en al wie haar aanroert, zal onrein
397 Lev 15:20 | 20 En al hetgeen, waarop zij in haar
398 Lev 15:21 | 21 En al wie haar leger aanroert,
399 Lev 15:22 | 22 Ook al wie enig tuig, waarop zij
400 Lev 15:25 | hare afzondering, zij zal al den dagen van den vloed
401 Lev 15:26 | 26 Alle leger, waarop zij al de dagen haars vloeds gelegen
402 Lev 16:16 | hun overtredingen, naar al hun zonden, verzoening doen;
403 Lev 16:21 | bok leggen, en zal daarop al de ongerechtigheden der
404 Lev 16:21 | der kinderen Israels, en al hun overtredingen, naar
405 Lev 16:21 | hun overtredingen, naar al hun zonden, belijden; en
406 Lev 16:22 | Alzo zal die bok op zich al hun ongerechtigheden in
407 Lev 16:30 | doen, om u te reinigen; van al uw zonden zult gij voor
408 Lev 16:33 | voor de priesteren, en voor al het volk der gemeente zal
409 Lev 16:34 | de kinderen Israels van al hun zonden, eenmaal des
410 Lev 17:2 | en tot zijn zonen, en tot al de kinderen Israels, en
411 Lev 18:26 | rechten onderhouden, en van al die gruwelen niets doen,
412 Lev 18:27 | voor u geweest zijn, hebben al deze gruwelen gedaan; en
413 Lev 18:29 | 29 Want al wie enige van deze gruwelen
414 Lev 19:24 | Maar in het vierde jaar zal al zijn vrucht een heilig ding
415 Lev 19:37 | 37 Daarom zult gij al Mijn inzettingen en al Mijn
416 Lev 19:37 | gij al Mijn inzettingen en al Mijn rechten onderhouden,
417 Lev 20:5 | zetten, en Ik zal hem, en al degenen, die hem nahoereren,
418 Lev 20:22 | 22 Onderhoudt dan al Mijn inzettingen en al Mijn
419 Lev 20:22 | dan al Mijn inzettingen en al Mijn rechten, en doet dezelve;
420 Lev 20:23 | aangezicht uitwerp; want al deze dingen hebben zij gedaan;
421 Lev 20:25 | aan het gevogelte, en aan al wat op den aardbodem kruipt,
422 Lev 21:24 | en tot zijn zonen, en tot al de kinderen Israels. ~
423 Lev 22:5 | waarvan hij onrein is, naar al zijn onreinigheid; ~
424 Lev 22:18 | en tot zijn zonen, en tot al de kinderen Israels, en
425 Lev 22:18 | offerande zal offeren naar al hun geloften, en naar al
426 Lev 22:18 | al hun geloften, en naar al hun vrijwillige offeren,
427 Lev 22:25 | de hand des vreemden van al deze dingen uw God geen
428 Lev 22:34 | is des HEEREN sabbat, in al uw woningen. ~
429 Lev 22:45 | inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen. ~
430 Lev 22:52 | een eeuwige inzetting in al uw woningen voor uw geslachten. ~
431 Lev 22:62 | inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen. ~
432 Lev 22:69 | behalve uw gaven, en behalve al uw geloften, en behalve
433 Lev 22:69 | uw geloften, en behalve al uw vrijwillige offeren,
434 Lev 24:7 | dat in uw land is, zal al de inkomst daarvan tot spijze
435 Lev 24:10 | uitroepen in het land, voor al zijn inwoners; het zal u
436 Lev 25:14 | Mij niet zult horen, en al deze geboden niet zult doen; ~
437 Lev 25:15 | walgen, dat gij niet doet al Mijn geboden, om Mijn verbond
438 Lev 25:34 | een welgevallen hebben, al de dagen der verwoesting,
439 Lev 25:35 | 35 Al de dagen der verwoesting
440 Lev 26:9 | HEERE offerande offert; al wat hij daarvan den HEERE
441 Lev 26:25 | 25 Al uw schatting nu zal naar
442 Lev 26:28 | zal verbannen hebben, van al hetgeen hij heeft, van een
443 Lev 26:28 | verkocht noch gelost worden; al wat verbannen is, zal den
444 Lev 26:29 | 29 Al wat verbannen is, dat van
445 Lev 26:32 | 32 Aangaande al de tienden van runderen
446 Num 1:2 | het getal der namen, van al wat mannelijk is, hoofd
447 Num 1:20 | namen, hoofd voor hoofd, al wat mannelijk was, van twintig
448 Num 1:22 | namen, hoofd voor hoofd, al wat mannelijk was, van twintig
449 Num 1:45 | 45 Alzo waren al de getelden der zonen van
450 Num 1:46 | 46 Al de getelden dan waren zeshonderd
451 Num 1:50 | der getuigenis, en over al zijn gereedschap, en over
452 Num 1:50 | den tabernakel dragen, en al zijn gereedschap; en zij
453 Num 2:9 | 9 Al de getelden des legers van
454 Num 2:16 | 16 Al de getelden in het leger
455 Num 2:24 | 24 Al de getelden in het leger
456 Num 2:31 | 31 Al de getelden in het leger
457 Num 2:32 | het huis hunner vaderen; al de getelden der legers,
458 Num 3:8 | 8 En dat zij al het gereedschap van de tent
459 Num 3:15 | vaderen, naar hun geslachten, al wat mannelijk is, van een
460 Num 3:22 | getelden in getal waren van al wat mannelijk was, van een
461 Num 3:28 | 28 In getal van al wat mannelijk was, van een
462 Num 3:31 | doen, en het deksel, en al wat tot zijn dienst behoort. ~
463 Num 3:34 | hun getelden in getal van al wat mannelijk was, van een
464 Num 3:36 | pilaren, en zijn voeten, en al zijn gereedschap, en al
465 Num 3:36 | al zijn gereedschap, en al wat tot zijn dienst behoort; ~
466 Num 3:39 | geslachten, geteld hebben, al wat mannelijk was, van een
467 Num 4:3 | tot vijftig jaren oud; al wie tot dezen strijd inkomt,
468 Num 4:9 | snuiters, en zijn blusvaten, en al zijn olievaten, met welke
469 Num 4:10 | zullen ook denzelven, en al zijn gereedschap, in een
470 Num 4:14 | zij zullen daarop leggen al zijn gereedschap, waarmede
471 Num 4:14 | schoffelen, en de sprengbekkens, al het gereedschap des altaars;
472 Num 4:23 | tot vijftig jaren oud, al wie inkomt om den strijd
473 Num 4:26 | rondom; en hun zelen, en al het gereedschap van hun
474 Num 4:26 | van hun dienst, mitsgaders al wat daarvoor bereid wordt,
475 Num 4:27 | zonen der Gersonieten, in al hun last, en in al hun dienst,
476 Num 4:27 | Gersonieten, in al hun last, en in al hun dienst, zal zijn naar
477 Num 4:27 | gijlieden zult hun ter bewaring al hun last bevelen. ~
478 Num 4:30 | tot vijftig jaren oud, al wie inkomt tot dezen strijd,
479 Num 4:31 | onderhouding van hun last, naar al hun dienst, in de tent der
480 Num 4:32 | pennen, en hun zelen, met al hun gereedschap, en met
481 Num 4:32 | hun gereedschap, en met al hun dienst; en het gereedschap
482 Num 4:35 | tot vijftig jaren oud, al wie inkwam tot dezen strijd,
483 Num 4:37 | geslachten der Kahathieten, van al wie in de tent der samenkomst
484 Num 4:39 | tot vijftig jaren oud, al wie inkwam tot dezen strijd,
485 Num 4:41 | der zonen van Gerson, van al wie in de tent der samenkomst
486 Num 4:43 | tot vijftig jaren oud, al wie inkwam tot dezen strijd,
487 Num 4:46 | 46 Al de getelden, welke Mozes
488 Num 4:47 | tot vijftig jaren oud, al wie inkwam, om den dienst
489 Num 6:4 | 4 Al de dagen van zijn Nazireerschap
490 Num 6:5 | 5 Al de dagen der gelofte van
491 Num 6:6 | 6 Al de dagen, die hij zich de
492 Num 6:8 | 8 Al de dagen van zijn Nazireerschap
493 Num 7:1 | en dien geheiligd had, en al zijn gereedschap, mitsgaders
494 Num 7:1 | mitsgaders het altaar en al zijn gereedschap, en hij
495 Num 7:85 | sprengbekken van zeventig; al het zilver van de vaten
496 Num 7:86 | den sikkel des heiligdoms; al het goud der reukschalen
497 Num 7:87 | 87 Al de runderen ten brandoffer
498 Num 7:88 | 88 En al de runderen ten dankoffer
499 Num 9:3 | zijn gezetten tijd; naar al zijn inzettingen, en naar
500 Num 9:3 | zijn inzettingen, en naar al zijn rechten zult gij dat
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2776 |