1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2776
Book Chapter: Verse
501 Num 9:18 | mond legerden zij zich; al de dagen, in dewelke de
502 Num 10:25 | van Dan, samensluitende al de legers, naar hun heiren;
503 Num 11:6 | ziel dor, er is niet met al, behalve dit Man voor onze
504 Num 11:12 | 12 Heb ik dan al dit volk ontvangen? heb
505 Num 11:13 | ik het vlees hebben, om al dit volk te geven? Want
506 Num 11:14 | 14 Ik alleen kan al dit volk niet dragen; want
507 Num 11:22 | voor hen genoeg zij? zullen al de vissen der zee voor hen
508 Num 11:29 | voor mij ijverende? Och of al dat volk des HEEREN profeten
509 Num 13:3 | naar den mond des HEEREN; al die mannen waren hoofden
510 Num 13:32 | zijn inwoners verteert; en al het volk, hetwelk wij in
511 Num 14:2 | 2 En al de kinderen Israels murmureerden
512 Num 14:10 | tent der samenkomst, voor al de kinderen Israels. ~
513 Num 14:22 | 22 Want al de mannen, die gezien hebben
514 Num 14:29 | deze woestijn vallen; en al uw getelden, naar uw gehele
515 Num 14:39 | Mozes sprak deze woorden tot al de kinderen Israels. Toen
516 Num 15:22 | zijn, en niet gedaan hebben al deze geboden, die de HEERE
517 Num 15:39 | gij het aanziet, en aan al de geboden des HEEREN gedenkt,
518 Num 15:40 | Opdat gij gedenkt en doet al Mijn geboden, en uw God
519 Num 16:10 | 10 Daar Hij u, en al uw broederen, de kinderen
520 Num 16:26 | misschien verdaan wordt in al hun zonden. ~
521 Num 16:28 | HEERE mij gezonden heeft, om al deze daden te doen, dat
522 Num 16:31 | geschiedde, als hij geeindigd had al deze woorden te spreken,
523 Num 16:32 | Korach toebehoorden, en al de have. ~
524 Num 17:2 | vaderlijk huis een staf, van al hun oversten, naar het huis
525 Num 17:6 | de kinderen Israels, en al hun oversten gaven aan hem
526 Num 17:9 | 9 Toen bracht Mozes al deze staven uit, van voor
527 Num 17:9 | aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen Israels; en
528 Num 17:13 | 13 Al wie enigzins nadert tot
529 Num 18:2 | vaderlijk huis een staf, van al hun oversten, naar het huis
530 Num 18:6 | de kinderen Israels, en al hun oversten gaven aan hem
531 Num 18:9 | 9 Toen bracht Mozes al deze staven uit, van voor
532 Num 18:9 | aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen Israels; en
533 Num 18:13 | 13 Al wie enigzins nadert tot
534 Num 18:22 | heiligheden, uit het vuur: al hun offeranden, met al hun
535 Num 18:22 | al hun offeranden, met al hun spijsoffer, en met al
536 Num 18:22 | al hun spijsoffer, en met al hun zondoffer, en met al
537 Num 18:22 | al hun zondoffer, en met al hun schuldoffer, dat zij
538 Num 18:23 | allerheiligste zult gij dat eten; al wat mannelijk is zal dat
539 Num 18:24 | tot een eeuwige inzetting; al wie in uw huis rein is,
540 Num 18:25 | 12 Al het beste van de olie, en
541 Num 18:25 | het beste van de olie, en al het beste van de most, en
542 Num 18:26 | brengen, zullen uwe zijn; al wie in uw huis rein is,
543 Num 18:27 | 14 Al het verbannene in Israel
544 Num 18:28 | 15 Al wat de baarmoeder opent,
545 Num 18:41 | hefoffer des HEEREN offeren van al uw tienden, die gij van
546 Num 18:42 | 29 Van al uw gaven zult gij alle hefoffer
547 Num 18:42 | des HEEREN offeren; van al het beste van die, van zijn
548 Num 19:9 | heiligheden, uit het vuur: al hun offeranden, met al hun
549 Num 19:9 | al hun offeranden, met al hun spijsoffer, en met al
550 Num 19:9 | al hun spijsoffer, en met al hun zondoffer, en met al
551 Num 19:9 | al hun zondoffer, en met al hun schuldoffer, dat zij
552 Num 19:10 | allerheiligste zult gij dat eten; al wat mannelijk is zal dat
553 Num 19:11 | tot een eeuwige inzetting; al wie in uw huis rein is,
554 Num 19:12 | 12 Al het beste van de olie, en
555 Num 19:12 | het beste van de olie, en al het beste van de most, en
556 Num 19:13 | brengen, zullen uwe zijn; al wie in uw huis rein is,
557 Num 19:14 | 14 Al het verbannene in Israel
558 Num 19:15 | 15 Al wat de baarmoeder opent,
559 Num 19:28 | hefoffer des HEEREN offeren van al uw tienden, die gij van
560 Num 19:29 | 29 Van al uw gaven zult gij alle hefoffer
561 Num 19:29 | des HEEREN offeren; van al het beste van die, van zijn
562 Num 20:14 | broeder Israel: Gij weet al de moeite, die ons ontmoet
563 Num 21:8 | het zal geschieden, dat al wie gebeten is, als hij
564 Num 21:23 | trekken; maar Sihon vergaderde al zijn volk, en hij ging uit,
565 Num 21:25 | 25 Alzo nam Israel al deze steden in; en Israel
566 Num 21:25 | in; en Israel woonde in al de steden der Amorieten,
567 Num 21:25 | Amorieten, te Hesbon, en in al haar onderhorige plaatsen. ~
568 Num 21:26 | der Moabieten, en hij had al zijn land uit zijn hand
569 Num 21:33 | uit hen tegemoet, hij en al zijn volk, tot den strijd,
570 Num 21:34 | hem in uw hand gegeven, en al zijn volk, ook zijn land;
571 Num 21:35 | sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn volk, alzo dat hem
572 Num 22:2 | de zoon van Zippor, zag al wat Israel aan de Amorieten
573 Num 22:4 | zal deze gemeente oplikken al wat rondom ons is, gelijk
574 Num 22:17 | u zeer hoog vereren, en al wat gij tot mij zeggen zult,
575 Num 23:6 | zijn brandoffer, hij en al de vorsten der Moabieten. ~
576 Num 23:26 | tot u gesproken, zeggende: Al wat de HEERE spreken zal,
577 Num 24:17 | Moabieten verslaan, en zal al de kinderen van Seth verstoren. ~
578 Num 26:2 | het huis hunner vaderen, al wie ten heire in Israel
579 Num 26:43 | 43 Al de geslachten der Suhamieten,
580 Num 26:62 | drie en twintig duizend, al wat mannelijk is, van een
581 Num 27:21 | zullen zij ingaan, hij, en al de kinderen Israels met
582 Num 29:40 | de kinderen Israels naar al wat de HEERE Mozes geboden
583 Num 30:4 | zal stilzwijgen, zo zullen al haar geloften bestaan, en
584 Num 30:5 | dage als hij het hoort, al haar geloften, en haar verbintenissen,
585 Num 30:11 | niet brekende; zo zullen al haar geloften bestaan, mitsgaders
586 Num 30:12 | hij het hoort, niets van al wat uit haar lippen gegaan
587 Num 30:14 | stilzwijgt, zo bevestigt hij al haar geloften, of al haar
588 Num 30:14 | hij al haar geloften, of al haar verbintenissen, dewelke
589 Num 31:7 | geboden had, en zij doodden al wat mannelijk was. ~
590 Num 31:9 | gevangen; zij roofden ook al hun beesten, en al hun vee,
591 Num 31:9 | roofden ook al hun beesten, en al hun vee, en al hun vermogen. ~
592 Num 31:9 | beesten, en al hun vee, en al hun vermogen. ~
593 Num 31:10 | 10 Voorts al hun steden met hun woonplaatsen,
594 Num 31:10 | met hun woonplaatsen, en al hun burchten verbrandden
595 Num 31:11 | 11 En zij namen al den roof, en al den buit,
596 Num 31:11 | zij namen al den roof, en al den buit, van mensen en
597 Num 31:17 | 17 Nu dan, doodt al wat mannelijk is onder de
598 Num 31:18 | 18 Doch al de kinderen van vrouwelijk
599 Num 31:23 | ontzondigd worden; maar al wat het vuur niet lijdt,
600 Num 31:30 | en uit de schapen, uit al de beesten; en gij zult
601 Num 31:52 | 52 En al het goud der heffing, dat
602 Num 31:68 | de woestijn; en gij zult al dit volk verderven. ~
603 Num 31:79 | onze vrouwen, onze have en al onze beesten zullen aldaar
604 Num 31:80 | knechten zullen overtrekken, al wie ten heire toegerust
605 Num 32:52 | bezitting verdrijven, en al hun beeltenissen verderven;
606 Num 32:52 | verderven; ook zult gij al hun gegotene beelden verderven,
607 Num 32:52 | gegotene beelden verderven, en al hun hoogten verdelgen. ~
608 Num 34:3 | en voor hun have, en voor al hun gedierte, ~
609 Num 34:7 | 7 Al de steden, die gij aan de
610 Num 34:29 | recht, bij uw geslachten, in al uw woningen. ~
611 Num 34:30 | 30 Al wie de ziel slaat, naar
612 Deu 1:7 | gebergte der Amorieten, en tot al hun geburen, in het vlakke
613 Deu 1:31 | man zijn zoon draagt, op al den weg, dien gij gewandeld
614 Deu 2:7 | God, heeft u gezegend in al het werk uwer hand; Hij
615 Deu 2:16 | 16 En het geschiedde, als al de krijgslieden verteerd
616 Deu 2:32 | uit ons tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde,
617 Deu 2:33 | sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn volk. ~
618 Deu 2:34 | En wij namen te dier tijd al zijn steden in, en wij verbanden
619 Deu 3:1 | uit ons tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde bij
620 Deu 3:2 | niet, want Ik heb hem, en al zijn volk, en zijn land,
621 Deu 3:3 | den koning van Bazan, en al zijn volk, in onze hand,
622 Deu 3:4 | En wij namen te dier tijd al zijn steden; er was geen
623 Deu 3:5 | 5 Al die steden waren met hoge
624 Deu 3:7 | 7 Doch al het vee en den roof van
625 Deu 3:10 | 10 Al de steden des platten lands,
626 Deu 4:6 | de ogen der volken, die al deze inzettingen horen zullen,
627 Deu 4:9 | niet van uw hart wijken, al de dagen uws levens; en
628 Deu 4:10 | leren, om Mij te vrezen al de dagen, die zij op den
629 Deu 4:30 | in angst zult zijn, en u al deze dingen zullen treffen;
630 Deu 4:34 | grote verschrikkingen; naar al hetgeen de HEERE, uw God,
631 Deu 4:49 | 49 En al het vlakke veld, aan deze
632 Deu 5:13 | dagen zult gij arbeiden, en al uw werk doen; ~
633 Deu 5:27 | zal; en spreek gij tot ons al wat de HEERE, onze God,
634 Deu 5:29 | hadden, om Mij te vrezen, en al Mijn geboden te allen dage
635 Deu 5:31 | Mij, dat Ik tot u spreke al de geboden, en inzettingen,
636 Deu 5:33 | 33 In al den weg, dien de HEERE,
637 Deu 6:2 | God, vrezet, om te houden al Zijn inzettingen, en Zijn
638 Deu 6:2 | en uw kind, en kindskind, al de dagen uws levens; en
639 Deu 6:5 | met uw ganse ziel, en met al uw vermogen. ~
640 Deu 6:19 | 19 Om al uw vijanden voor uw aangezicht
641 Deu 6:24 | HEERE gebood ons te doen al deze inzettingen, om te
642 Deu 6:25 | zullen waarnemen te doen al deze geboden, voor het aangezicht
643 Deu 7:16 | 16 Gij zult dan al die volken verteren, die
644 Deu 8:2 | En gij zult gedenken aan al den weg, dien u den HEERE,
645 Deu 8:13 | zal vermeerderd zijn, ja, al wat gij hebt vermeerderd
646 Deu 9:10 | beschreven; en op dezelve, naar al de woorden, die de HEERE
647 Deu 9:18 | en dronk geen water; om al uw zonde, die gij hadt gezondigd,
648 Deu 10:12 | HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen,
649 Deu 10:14 | der hemelen, de aarde, en al wat daarin is. ~
650 Deu 10:15 | zaad na hen, ulieden, uit al de volken verkoren, gelijk
651 Deu 11:6 | huisgezinnen, en hun tenten, ja, al wat bestond, dat hun aanging,
652 Deu 11:7 | ogen, die gezien hebben al dit grote werk des HEEREN,
653 Deu 11:22 | zo gij naarstiglijk houdt al deze geboden, die ik u gebiede
654 Deu 11:22 | liefhebbende, wandelende in al Zijn wegen, en Hem aanhangende; ~
655 Deu 11:23 | 23 Zo zal de HEERE al deze volken voor uw aangezicht
656 Deu 11:25 | schrik en uw vreze geven over al het land, waarop gij treden
657 Deu 11:32 | 32 Neemt dan waar te doen al de inzettingen en de rechten,
658 Deu 12:1 | heeft, om het te erven; al de dagen, die gijlieden
659 Deu 12:2 | zult ganselijk vernielen al de plaatsen, alwaar de volken,
660 Deu 12:5 | die de HEERE, uw God, uit al uw stammen verkiezen zal,
661 Deu 12:8 | hier heden doen, een ieder al wat in zijn ogen recht is. ~
662 Deu 12:10 | Hij zal u rust geven van al uw vijanden rondom, en gij
663 Deu 12:14 | offeren, en daar zult gij doen al wat ik u gebiede. ~
664 Deu 12:15 | Gods, dien Hij u geeft, in al uw poorten; de onreine en
665 Deu 12:19 | den Leviet niet verlaat, al uw dagen in uw land. ~
666 Deu 12:28 | 28 Neemt waar, en hoort al deze woorden, die ik u gebiede,
667 Deu 12:31 | den HEERE, uw God; want al wat den HEERE een gruwel
668 Deu 12:32 | 32 Al dit woord, hetwelk ik ulieden
669 Deu 13:16 | 16 En al haar roof zult gij verzamelen
670 Deu 13:16 | HEERE, uw God, die stad en al haar roof ganselijk met
671 Deu 13:18 | gehoorzaam zijn, om te houden al Zijn geboden, die ik u heden
672 Deu 14:2 | des eigendoms te zijn, uit al de volken, die op den aardbodem
673 Deu 14:9 | alles, wat in de wateren is; al wat vinnen en schubben heeft,
674 Deu 14:10 | 10 Maar al wat geen vinnen en schubben
675 Deu 14:19 | 19 Ook al het kruipend gevogelte zal
676 Deu 14:20 | 20 Al het rein gevogelte zult
677 Deu 14:22 | zult getrouwelijk vertienen al het inkomen uws zaads, dat
678 Deu 14:29 | HEERE, uw God, zegene in al het werk uwer hand, dat
679 Deu 15:5 | dat gij waarneemt te doen al deze geboden, die ik u heden
680 Deu 15:10 | HEERE, uw God, zegenen in al uw werk, en in alles, waaraan
681 Deu 15:19 | 19 Al het eerstgeborene, dat onder
682 Deu 16:3 | uittrekken uit Egypteland, al de dagen uws levens. ~
683 Deu 16:15 | uw God, zal u zegenen in al uw inkomen, en in al het
684 Deu 16:15 | in al uw inkomen, en in al het werk uwer handen; daarom
685 Deu 16:18 | ambtlieden zult gij u stellen in al uw poorten, die de HEERE,
686 Deu 17:13 | 13 Dat het al dat volk hore en vreze,
687 Deu 17:14 | koning over mij stellen, als al de volken, die rondom mij
688 Deu 17:19 | en hij zal daarin lezen al de dagen zijns levens; opdat
689 Deu 17:19 | lere vrezen, om te bewaren al de woorden dezer wet en
690 Deu 18:5 | HEERE, uw God, heeft hem uit al uw stammen verkoren, dat
691 Deu 18:7 | HEEREN, zijns Gods, als al zijn broederen, de Levieten,
692 Deu 18:12 | 12 Want al wie zulks doet, is den HEERE
693 Deu 19:8 | vaderen gezworen heeft, en u al dat land geven zal, hetwelk
694 Deu 19:9 | 9 (Wanneer gij al ditzelve gebod zult waarnemen,
695 Deu 20:11 | antwoorden, en u opendoen, zo zal al het volk, dat daarin gevonden
696 Deu 20:14 | kinderkens, en de beesten, en al wat in de stad zijn zal,
697 Deu 20:14 | wat in de stad zijn zal, al haar buit zult gij voor
698 Deu 20:18 | niet leren te doen naar al hun gruwelen, die zij hun
699 Deu 22:3 | alzo zult gij doen aan al het verlorene uws broeders,
700 Deu 22:5 | vrouwenkleed aantrekken; want al wie zulks doet, is den HEERE,
701 Deu 22:19 | haar niet mogen laten gaan al zijn dagen. ~
702 Deu 22:29 | ze niet mogen laten gaan al zijn dagen. ~
703 Deu 23:6 | en hun best niet zoeken, al uw dagen in eeuwigheid. ~
704 Deu 24:19 | HEERE, uw God, zegene, in al het werk uwer handen. ~
705 Deu 25:16 | 16 Want al wie zulks doet, is den HEERE,
706 Deu 25:16 | uw God, een gruwel; ja, al wie onrecht doet. ~
707 Deu 25:18 | sloeg onder u in den staart al de zwakken achter u, als
708 Deu 25:19 | zal gegeven hebben, van al uw vijanden rondom, in het
709 Deu 26:11 | gij zult vrolijk zijn over al het goede, dat de HEERE,
710 Deu 26:13 | de weduwe gegeven, naar al Uw geboden, die Gij mij
711 Deu 26:18 | gesproken heeft, en dat gij al Zijn geboden zult houden; ~
712 Deu 26:19 | 19 Opdat Hij u alzo boven al de volken, die Hij gemaakt
713 Deu 27:1 | volk, zeggende: Behoudt al deze geboden, die ik ulieden
714 Deu 27:15 | zetten in het verborgene! En al het volk zal antwoorden
715 Deu 27:16 | zijn moeder veracht! En al het volk zal zeggen: Amen. ~
716 Deu 27:17 | naasten landpale verrukt! En al het volk zal zeggen: Amen. ~
717 Deu 27:18 | op den weg doet dolen! En al het volk zal zeggen: Amen. ~
718 Deu 27:19 | van de weduwe buigt! En al het volk zal zeggen: Amen. ~
719 Deu 27:20 | slippe ontdekt heeft! En al het volk zal zeggen: Amen. ~
720 Deu 27:21 | bij enig beest ligt! En al het volk zal zeggen: Amen. ~
721 Deu 27:22 | dochter zijner moeder! En al het volk zal zeggen: Amen. ~
722 Deu 27:23 | zijn schoonmoeder ligt! En al het volk zal zeggen: Amen. ~
723 Deu 27:24 | verborgene verslaat! En al het volk zal zeggen: Amen. ~
724 Deu 27:25 | onschuldigen, te verslaan! En al het volk zal zeggen: Amen. ~
725 Deu 27:26 | bevestigen, doende dezelve! En al het volk zal zeggen: Amen. ~
726 Deu 28:1 | gehoorzamen, waarnemende te doen al Zijn geboden, die ik u heden
727 Deu 28:2 | 2 En al deze zegeningen zullen over
728 Deu 28:12 | zijner tijd, en om te zegenen al het werk uwer hand; en gij
729 Deu 28:14 | gij niet afwijken zult van al de woorden, die ik ulieden
730 Deu 28:15 | waar te nemen, dat gij doet al Zijn geboden en Zijn inzettingen,
731 Deu 28:15 | heden gebiede; zo zullen al deze vloeken over u komen,
732 Deu 28:33 | De vrucht van uw land en al uw arbeid zal een volk eten,
733 Deu 28:37 | tot een spotrede, onder al de volken, waarheen u de
734 Deu 28:40 | Olijfbomen zult gij hebben in al uw landpalen, maar gij zult
735 Deu 28:42 | 42 Al uw geboomte, en de vrucht
736 Deu 28:45 | 45 En al deze vloeken zullen over
737 Deu 28:52 | het zal u beangstigen in al uw poorten, totdat uw hoge
738 Deu 28:52 | het zal u beangstigen in al uw poorten, in uw ganse
739 Deu 28:55 | waarmede uw vijand u in al uw poorten zal benauwen. ~
740 Deu 28:58 | niet zult waarnemen te doen al de woorden dezer wet, die
741 Deu 29:2 | tot hen: Gij hebt gezien al wat de HEERE in Egypteland
742 Deu 29:2 | heeft, aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan zijn
743 Deu 29:20 | roken over denzelven man, en al de vloek, die in dit boek
744 Deu 29:21 | ten kwade afscheiden van al de stammen Israels, naar
745 Deu 29:27 | om daarover te brengen al dezen vloek, die in dit
746 Deu 29:29 | in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet. ~ ~ ~
747 Deu 30:1 | het geschieden, wanneer al deze dingen over u zullen
748 Deu 30:3 | wederkeren en u vergaderen uit al de volken, waarheen u de
749 Deu 30:4 | 4 Al waren uw verdrevenen aan
750 Deu 30:7 | En de HEERE, uw God, zal al die vloeken leggen op uw
751 Deu 30:8 | gehoorzaam zijn, en gij zult doen al Zijn geboden, die ik u heden
752 Deu 30:9 | zal u doen overvloeien in al het werk uwer hand, in de
753 Deu 31:13 | vrezen den HEERE, uw God, al de dagen, die gij leeft
754 Deu 31:18 | ganselijk verbergen, om al het kwaad, dat het gedaan
755 Deu 31:28 | 28 Vergadert tot mij al de oudsten uwer stammen,
756 Deu 32:4 | Wiens werk volkomen is; want al Zijn wegen zijn gerichte.
757 Deu 32:44 | En Mozes kwam, en sprak al de woorden dezes lieds voor
758 Deu 32:45 | Als nu Mozes geeindigd had al die woorden tot gans Israel
759 Deu 32:46 | tot hen: Zet uw hart op al de woorden, die ik heden
760 Deu 32:46 | dat zij waarnemen te doen al de woorden dezer wet. ~
761 Deu 33:3 | Immers bemint Hij de volken! Al zijn heiligen zijn in Uw
762 Deu 34:11 | 11 In al de tekenen en de wonderen,
763 Deu 34:11 | te doen aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan al
764 Deu 34:11 | al zijn knechten, en aan al zijn land; ~
765 Deu 34:12 | 12 En in al die sterke hand, en in al
766 Deu 34:12 | al die sterke hand, en in al die grote verschrikking,
767 Joz 1:2 | over deze Jordaan, gij en al dit volk, tot het land,
768 Joz 1:5 | voor uw aangezicht bestaan al de dagen uws levens; gelijk
769 Joz 1:16 | antwoordden zij Jozua, zeggende: Al wat gij ons geboden hebt,
770 Joz 2:9 | ons gevallen is, en dat al de inwoners dezes lands
771 Joz 2:19 | 19 Zo zal het geschieden, al wie uit de deuren van uw
772 Joz 2:19 | zullen onschuldig zijn; maar al wie bij u in het huis zijn
773 Joz 2:22 | vervolgers hadden hen op al den weg gezocht, maar niet
774 Joz 2:23 | Nun; en zij vertelden hem al wat hun wedervaren was. ~
775 Joz 2:24 | handen gegeven; want ook zijn al de inwoners des lands voor
776 Joz 3:1 | tot aan de Jordaan, hij en al de kinderen Israels; en
777 Joz 3:15 | water (de Jordaan nu was vol al de dagen des oogstes aan
778 Joz 3:15 | de dagen des oogstes aan al haar oevers); ~
779 Joz 3:17 | over op het droge, totdat al het volk geeindigd had door
780 Joz 4:1 | Het geschiedde nu, toen al het volk geeindigd had over
781 Joz 4:10 | volk aan te zeggen, naar al wat Mozes Jozua geboden
782 Joz 4:11 | 11 En het geschiedde, als al het volk geeindigd had over
783 Joz 4:14 | zij Mozes gevreesd hadden, al de dagen zijns levens. ~
784 Joz 4:18 | gisteren en eergisteren aan al haar oevers. ~
785 Joz 5:1 | En het geschiedde, toen al de koningen der Amorieten,
786 Joz 5:1 | de Jordaan westwaarts, en al de koningen der Kanaanieten,
787 Joz 5:4 | waarom hen Jozua besneed: al het volk, dat uit Egypte
788 Joz 5:5 | 5 Want al het volk, dat er uittoog,
789 Joz 5:5 | uittoog, was besneden; maar al het volk, dat geboren was
790 Joz 5:8 | een einde gemaakt had van al dat volk te besnijden, zo
791 Joz 6:5 | der bazuin hoort, zo zal al het volk juichen met een
792 Joz 6:17 | HEERE verbannen zijn, zij en al wat daarin is; alleenlijk
793 Joz 6:19 | 19 Maar al het zilver en goud, en de
794 Joz 6:22 | vrouw van daar uit, met al wat zij heeft, gelijk als
795 Joz 6:23 | moeder, en haar broeders, en al wat zij had; ook brachten
796 Joz 6:23 | had; ook brachten zij uit al haar huisgezinnen, en zij
797 Joz 6:24 | verbrandden zij met vuur, en al wat daarin was; alleenlijk
798 Joz 6:25 | huisgezin haars vaders, en al wat zij had; en zij heeft
799 Joz 7:3 | slaan; vermoei daarheen al het volk niet; want zij
800 Joz 7:15 | verbrand worden, hij en al wat hij heeft; omdat hij
801 Joz 7:23 | brachten ze tot Jozua en tot al de kinderen Israels; en
802 Joz 8:1 | ontzet u niet; neem met u al het krijgsvolk, en maak
803 Joz 8:3 | maakte zich Jozua op, en al het krijgsvolk, om op te
804 Joz 8:5 | 5 Ik nu, en al het volk, dat bij mij is,
805 Joz 8:11 | 11 Ook trok al het krijgsvolk op, dat bij
806 Joz 8:14 | tegemoet, ten strijde, hij en al zijn volk, ter bestemder
807 Joz 8:16 | Daarom werd samengeroepen al het volk, dat in de stad
808 Joz 8:24 | einde gemaakt hadden van al de inwoners van Ai te doden,
809 Joz 8:25 | vrouwen, waren twaalf duizend, al te zamen lieden van Ai. ~
810 Joz 8:26 | uitgestrekt, totdat hij al de inwoners van Ai verbannen
811 Joz 8:34 | daarna las hij overluid al de woorden der wet, de zegening
812 Joz 8:35 | Daar was niet een woord van al hetgeen Mozes geboden had,
813 Joz 9:1 | geschiedde, toen dit hoorden al de koningen, die aan deze
814 Joz 9:5 | hadden oude klederen aan, en al het brood, dat zij op hun
815 Joz 9:11 | tot ons onze oudsten, en al de inwoners onzes lands,
816 Joz 9:19 | 19 Toen zeiden al de oversten tot de ganse
817 Joz 9:24 | geboden heeft, dat Hij ulieden al dit land geven, en al de
818 Joz 9:24 | ulieden al dit land geven, en al de inwoners des lands voor
819 Joz 10:2 | zij was groter dan Ai, en al haar mannen waren sterk. ~
820 Joz 10:5 | koning van Eglon, zij en al hun legers; en zij belegerden
821 Joz 10:6 | verlos ons, en help ons; want al de koningen der Amorieten,
822 Joz 10:7 | Jozua op van Gilgal, hij en al het krijgsvolk met hem,
823 Joz 10:21 | 21 Zo keerde al het volk tot Jozua in het
824 Joz 10:24 | tot Jozua, zo riep Jozua al de mannen van Israel, en
825 Joz 10:25 | want alzo zal de HEERE aan al uw vijanden doen, tegen
826 Joz 10:37 | zwaards, zo haar koning als al haar steden, en alle ziel,
827 Joz 10:39 | in, met haar koning, en al haar steden, en zij sloegen
828 Joz 10:40 | aflopingen der wateren, en al hun koningen; hij liet geen
829 Joz 10:42 | 42 En Jozua nam al deze koningen en hun land
830 Joz 11:4 | 4 Dezen nu togen uit, en al hun heirlegers met hen;
831 Joz 11:5 | 5 Al deze koningen werden vergaderd,
832 Joz 11:7 | 7 En Jozua, en al het krijgsvolk met hem,
833 Joz 11:10 | was te voren het hoofd van al deze koninkrijken. ~
834 Joz 11:12 | 12 En Jozua nam al de steden dezer koningen
835 Joz 11:12 | steden dezer koningen in, en al haar koningen, en hij sloeg
836 Joz 11:14 | 14 En al den roof dezer steden, en
837 Joz 11:14 | alleenlijk sloegen zij al de mensen met de scherpte
838 Joz 11:16 | 16 Alzo nam Jozua al dat land in, het gebergte,
839 Joz 11:16 | land in, het gebergte, en al het zuiden, en al het land
840 Joz 11:16 | gebergte, en al het zuiden, en al het land van Gosen, en de
841 Joz 11:17 | onder aan den berg Hermon; al hun koningen nam hij ook,
842 Joz 11:18 | voerde Jozua krijg tegen al deze koningen. ~
843 Joz 11:23 | 23 Alzo nam Jozua al dat land in, naar alles,
844 Joz 12:24 | koning van Thirza, een. Al deze koningen zijn een en
845 Joz 13:2 | land, dat overgebleven is; al de grenzen der Filistijnen
846 Joz 13:6 | tot Misrefoth-maim toe, al de Sidoniers; Ik zal hen
847 Joz 13:9 | het midden der beek is, en al het vlakke land van Medeba
848 Joz 13:10 | 10 En al de steden van Sihon, de
849 Joz 13:16 | het midden der beek is, en al het vlakke land tot Medeba
850 Joz 13:17 | 17 Hesbon en al haar steden, die in het
851 Joz 13:25 | landpale was Jaezer, en al de steden van Gilead, en
852 Joz 13:30 | den koning van Bazan, en al de vlekken van Jair, die
853 Joz 15:32 | Silhim, en Ain, en Rimmon. Al deze steden zijn negen en
854 Joz 16:9 | der kinderen van Manasse, al die steden en haar dorpen. ~
855 Joz 17:18 | Kanaanieten verdrijven, al hebben zij ijzeren wagens,
856 Joz 17:18 | hebben zij ijzeren wagens, al zijn zij sterk. ~
857 Joz 19:8 | 8 En al de dorpen, die rondom deze
858 Joz 20:9 | die bestemd waren voor al de kinderen Israels, en
859 Joz 21:19 | 19 Al de steden der kinderen van
860 Joz 21:26 | 26 Al de steden voor de huisgezinnen
861 Joz 22:6 | 33 Al de steden der Gersonieten,
862 Joz 22:12 | Jaezer en haar voorsteden: al die steden zijn vier. ~
863 Joz 22:13 | 40 Al die steden waren van de
864 Joz 22:14 | 41 Al de steden der Levieten,
865 Joz 22:15 | rondom haar; alzo was het met al die steden. ~
866 Joz 22:17 | bestond niet een man van al hun vijanden voor hun aangezicht;
867 Joz 22:17 | vijanden voor hun aangezicht; al hun vijanden gaf de HEERE
868 Joz 22:18 | viel niet een woord van al de goede woorden, die de
869 Joz 23:5 | liefhebt, en dat gij wandelt in al Zijn wegen, en Zijn geboden
870 Joz 23:14 | vaderlijk huis een vorst, uit al de stammen van Israel; en
871 Joz 24:1 | Israel rust gegeven had van al zijn vijanden rondom heen,
872 Joz 24:3 | uw God, gedaan heeft aan al deze volken voor uw aangezicht;
873 Joz 24:4 | van de Jordaan af, met al de volken, die ik uitgeroeid
874 Joz 24:10 | Die voor u strijdt, gelijk al Hij tot u gesproken heeft. ~
875 Joz 24:14 | enig woord gevallen is van al die goede woorden, welke
876 Joz 24:15 | zal geschieden, gelijk als al die goede dingen over u
877 Joz 24:15 | HEERE over u komen laten al die kwade dingen, totdat
878 Joz 25:1 | Daarna verzamelde Jozua al de stammen van Israel te
879 Joz 25:17 | en ons bewaard heeft op al den weg, door welken wij
880 Joz 25:18 | ons aangezicht uitgestoten al die volken, zelfs den Amoriet,
881 Joz 25:27 | want hij heeft gehoord al de redenen des HEEREN, die
882 Joz 25:31 | Israel nu diende den HEERE al de dagen van Jozua, en al
883 Joz 25:31 | al de dagen van Jozua, en al de dagen van de oudsten,
884 Joz 25:31 | na Jozua leefden, en die al het werk des HEEREN wisten,
885 Ric 2:7 | het volk diende den HEERE, al de dagen van Jozua, en al
886 Ric 2:7 | al de dagen van Jozua, en al de dagen der oudsten, die
887 Ric 2:7 | Jozua; die gezien hadden al dat grote werk des HEEREN,
888 Ric 2:10 | 10 En al datzelve geslacht ook tot
889 Ric 2:18 | de hand hunner vijanden, al de dagen des richters; want
890 Ric 3:1 | allen, die niet wisten van al de krijgen van Kanaan; ~
891 Ric 3:3 | vorsten der Filistijnen, en al de Kanaanieten, en de Sidoniers,
892 Ric 4:13 | 13 Zo riep Sisera al zijn wagenen bijeen, negenhonderd
893 Ric 4:13 | negenhonderd ijzeren wagenen, en al het volk, dat met hem was,
894 Ric 4:15 | HEERE versloeg Sisera, met al zijn wagenen, en het ganse
895 Ric 4:55 | 31 Alzo moeten omkomen al Uw vijanden, o HEERE! die
896 Ric 5:13 | wedervaren? en waar zijn al Zijn wonderen, die onze
897 Ric 6:1 | is Gideon) vroeg op, en al het volk, dat met hem was;
898 Ric 6:4 | zal met u trekken; maar al degene, van welken Ik zeggen
899 Ric 6:5 | zeide de HEERE tot Gideon: Al wie met zijn tong uit het
900 Ric 6:5 | alleen stellen; desgelijks al wie op zijn knieen zal bukken
901 Ric 6:7 | hand geven; daarom laat al dat volk weggaan, een ieder
902 Ric 6:8 | hun bazuinen; en hij liet al die mannen van Israel gaan,
903 Ric 6:12 | Midianieten, en Amalekieten, en al de kinderen van het oosten,
904 Ric 7:10 | omtrent vijftien duizend, al de overgeblevenen van het
905 Ric 7:34 | gered had van de hand van al hun vijanden van rondom. ~
906 Ric 7:35 | Jerubbaal, dat is Gideon, naar al het goede, dat hij bij Israel
907 Ric 8:3 | alle burgers van Sichem, al dezelve woorden; en hun
908 Ric 8:14 | 14 Toen zeiden al de bomen tot den doornenbos:
909 Ric 8:25 | bergen lagen legden, en al wie voorbij hen op den weg
910 Ric 8:34 | Abimelech dan maakte zich op, en al het volk, dat met hem was,
911 Ric 8:35 | en Abimelech rees op, en al het volk, dat met hem was,
912 Ric 8:48 | den berg Zalmon, hij en al het volk, dat met hem was;
913 Ric 8:49 | 49 Zo hieuw ook al het volk een iegelijk zijn
914 Ric 8:51 | stad; zo vloden daarheen al de mannen en de vrouwen,
915 Ric 8:57 | 57 Desgelijks al het kwaad der lieden van
916 Ric 9:8 | jaren, onderdrukten zij al de kinderen Israels, die
917 Ric 10:11 | over zich. En Jeftha sprak al zijn woorden voor het aangezicht
918 Ric 10:20 | trekken; maar Sihon verzamelde al zijn volk, en zij legerden
919 Ric 10:21 | God Israels, gaf Sihon met al zijn volk in de hand van
920 Ric 10:24 | verdreef? Alzo zullen wij al dengene erven, dien de HEERE,
921 Ric 10:26 | stedekens, en in Aroer, en in al de stedekens, en in al de
922 Ric 10:26 | in al de stedekens, en in al de steden, die aan de zijde
923 Ric 12:14 | noch iets onreins eten; al wat Ik haar geboden heb,
924 Ric 13:3 | uwer broeders, en onder al mijn volk, dat gij heengaat,
925 Ric 13:9 | zijn handen, en ging voort, al gaande en etende; en hij
926 Ric 15:30 | viel op de vorsten, en op al het volk, dat daarin was.
927 Ric 17:31 | Micha, dat hij gemaakt had, al de dagen, dat het huis Gods
928 Ric 18:20 | de oude man: Vrede zij u! al wat u ontbreekt, is toch
929 Ric 18:30 | 30 En het geschiedde, dat al wie het zag, zeide: Zulks
930 Ric 19:1 | 1 Toen togen al de kinderen Israels uit,
931 Ric 19:2 | gansen volks stelden zich al de stammen van Israel in
932 Ric 19:8 | 8 Toen maakte zich al het volk op, als een enig
933 Ric 19:10 | Gibea-Benjamins, haar doen naar al de dwaasheid, die zij in
934 Ric 19:16 | 16 Onder al dit volk waren zevenhonderd
935 Ric 19:26 | alle kinderen Israels en al het volk op, en kwamen ten
936 Ric 19:48 | tot de beesten toe, ja, al wat gevonden werd; ook zetten
937 Ric 20:5 | opgekomen in de vergadering uit al de stammen van Israel tot
938 Ric 20:11 | zaak, die gij doen zult; al wat mannelijk is, en alle
939 Rut 1:12 | man te hebben. Wanneer ik al zeide: Ik heb hoop, of ik
940 Rut 3:5 | 5 En zij zeide tot haar: Al wat gij tot mij zegt, zal
941 Rut 3:11 | mijn dochter, vrees niet; al wat gij gezegd hebt, zal
942 Rut 4:9 | zeide Boaz tot de oudsten en al het volk: Gijlieden zijt
943 Rut 4:11 | 11 En al het volk, dat in de poort
944 1Sa 1:4 | zijn huisvrouw, en aan al haar zonen en haar dochteren,
945 1Sa 1:11 | zal ik dat den HEERE geven al de dagen zijns levens, en
946 1Sa 1:28 | ook den HEERE overgegeven al de dagen, die hij wezen
947 1Sa 2:14 | in de pan, of in den pot; al wat de krauwel optrok, dat
948 1Sa 2:14 | zich. Alzo deden zij aan al de Israelieten, die te Silo
949 1Sa 2:22 | was zeer oud, en hoorde al, wat zijn zonen aan gans
950 1Sa 2:23 | tot hen: Waarom doet gij al zulke dingen, dat ik deze
951 1Sa 2:28 | huis uws vaders gegeven al de vuurofferen van de kinderen
952 1Sa 2:32 | woning Gods, in plaats van al het goede, dat Hij Israel
953 1Sa 2:33 | uw ziel te bedroeven; en al de menigte uws huizes zal
954 1Sa 2:36 | het zal geschieden, dat al wie van uw huis zal overig
955 1Sa 3:11 | een ding in Israel, dat al wie het horen zal, dien
956 1Sa 3:17 | woord voor mij verbergt van al de woorden, die Hij tot
957 1Sa 3:18 | gaf hem Samuel te kennen al die woorden, en verborg
958 1Sa 3:19 | hem, en liet niet een van al Zijn woorden op de aarde
959 1Sa 5:8 | en verzamelden tot zich al de vorsten der Filistijnen,
960 1Sa 5:11 | zonden heen, en vergaderden al de vorsten der Filistijnen,
961 1Sa 6:12 | zij gingen steeds voort, al loeiende, en weken noch
962 1Sa 7:13 | was tegen de Filistijnen al de dagen van Samuel. ~
963 1Sa 7:15 | Samuel nu richtte Israel al de dagen zijns levens. ~
964 1Sa 7:16 | en hij richtte Israel in al die plaatsen. ~
965 1Sa 8:5 | om ons te richten, gelijk al de volken hebben. ~
966 1Sa 8:10 | 10 Samuel nu zeide al de woorden des HEEREN het
967 1Sa 8:20 | wij zullen ook zijn gelijk al de volken; en onze koning
968 1Sa 8:21 | 21 Als Samuel al de woorden des volks gehoord
969 1Sa 9:2 | opwaarts was hij hoger dan al het volk. ~
970 1Sa 9:6 | en hij is een geeerd man; al wat hij spreekt, dat komt
971 1Sa 9:20 | gevonden; en wiens zal zijn al het gewenste, dat in Israel
972 1Sa 9:21 | het niet het kleinste van al de geslachten van den stam
973 1Sa 10:9 | het hart in een ander; en al die tekenen kwamen ten zelven
974 1Sa 10:19 | God verworpen, Die u uit al uw ellenden en uw noden
975 1Sa 10:20 | 20 Toen nu Samuel al de stammen van Israel had
976 1Sa 10:23 | volks; en hij was hoger dan al het volk, van zijn schouder
977 1Sa 11:1 | belegerde Jabes in Gilead. En al de mannen van Jabes zeiden
978 1Sa 11:3 | dat wij boden zenden in al de landpalen van Israel;
979 1Sa 11:4 | van het volk. Toen hief al het volk zijn stem op, en
980 1Sa 11:15 | 15 Toen ging al het volk naar Gilgal, en
981 1Sa 11:15 | zich aldaar gans zeer, met al de mannen van Israel. ~
982 1Sa 12:7 | aangezicht des HEEREN, over al de gerechtigheden des HEEREN,
983 1Sa 12:18 | dien dage; daarom vreesde al het volk zeer den HEERE
984 1Sa 12:19 | 19 En al het volk zeide tot Samuel:
985 1Sa 12:19 | niet sterven; want boven al onze zonden hebben wij dit
986 1Sa 12:20 | volk: Vreest niet, gij hebt al dit kwaad gedaan; doch wijkt
987 1Sa 13:7 | zelf te Gilgal was, zo kwam al het volk bevende achter
988 1Sa 14:7 | wapendrager tot hem: Doe al, wat in uw hart is; wend
989 1Sa 14:20 | 20 Saul nu, en al het volk, dat bij hem was,
990 1Sa 14:34 | met het bloed. Toen bracht al het volk een iegelijk zijn
991 1Sa 14:36 | laten. Zij nu zeiden: Doe al wat goed is in uw ogen;
992 1Sa 14:47 | hij streed rondom tegen al zijn vijanden, tegen Moab,
993 1Sa 14:52 | krijg tegen de Filistijnen al de dagen van Saul; daarom
994 1Sa 15:6 | barmhartigheid gedaan aan al de kinderen Israels, toen
995 1Sa 15:8 | Amalekieten, levend; maar al het volk verbande hij door
996 1Sa 15:9 | beste, en de lammeren, en al wat best was, en zij wilden
997 1Sa 16:11 | Samuel tot Isai: Zijn dit al de jongelingen? En hij zeide:
998 1Sa 18:6 | de vrouwen uitgingen uit al de steden van Israel, met
999 1Sa 18:14 | zich voorzichtiglijk op al zijn wegen; en de HEERE
1000 1Sa 18:22 | koning heeft lust aan u, en al zijn knechten hebben u lief;
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2776 |