Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
akkoordgezangs 3
akkub 8
akrabbim 3
al 2776
alamoth 2
alarmgeklank 1
alarmgeschrei 2
Frequency    [«  »]
3060 hen
2888 god
2779 naar
2776 al
2765 ook
2528 haar
2440 hebben

Bijbel

IntraText - Concordances

al

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2776

     Book Chapter: Verse
501 Num 9:18 | mond legerden zij zich; al de dagen, in dewelke de 502 Num 10:25 | van Dan, samensluitende al de legers, naar hun heiren; 503 Num 11:6 | ziel dor, er is niet met al, behalve dit Man voor onze 504 Num 11:12 | 12 Heb ik dan al dit volk ontvangen? heb 505 Num 11:13 | ik het vlees hebben, om al dit volk te geven? Want 506 Num 11:14 | 14 Ik alleen kan al dit volk niet dragen; want 507 Num 11:22 | voor hen genoeg zij? zullen al de vissen der zee voor hen 508 Num 11:29 | voor mij ijverende? Och of al dat volk des HEEREN profeten 509 Num 13:3 | naar den mond des HEEREN; al die mannen waren hoofden 510 Num 13:32 | zijn inwoners verteert; en al het volk, hetwelk wij in 511 Num 14:2 | 2 En al de kinderen Israels murmureerden 512 Num 14:10 | tent der samenkomst, voor al de kinderen Israels. ~ 513 Num 14:22 | 22 Want al de mannen, die gezien hebben 514 Num 14:29 | deze woestijn vallen; en al uw getelden, naar uw gehele 515 Num 14:39 | Mozes sprak deze woorden tot al de kinderen Israels. Toen 516 Num 15:22 | zijn, en niet gedaan hebben al deze geboden, die de HEERE 517 Num 15:39 | gij het aanziet, en aan al de geboden des HEEREN gedenkt, 518 Num 15:40 | Opdat gij gedenkt en doet al Mijn geboden, en uw God 519 Num 16:10 | 10 Daar Hij u, en al uw broederen, de kinderen 520 Num 16:26 | misschien verdaan wordt in al hun zonden. ~ 521 Num 16:28 | HEERE mij gezonden heeft, om al deze daden te doen, dat 522 Num 16:31 | geschiedde, als hij geeindigd had al deze woorden te spreken, 523 Num 16:32 | Korach toebehoorden, en al de have. ~ 524 Num 17:2 | vaderlijk huis een staf, van al hun oversten, naar het huis 525 Num 17:6 | de kinderen Israels, en al hun oversten gaven aan hem 526 Num 17:9 | 9 Toen bracht Mozes al deze staven uit, van voor 527 Num 17:9 | aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen Israels; en 528 Num 17:13 | 13 Al wie enigzins nadert tot 529 Num 18:2 | vaderlijk huis een staf, van al hun oversten, naar het huis 530 Num 18:6 | de kinderen Israels, en al hun oversten gaven aan hem 531 Num 18:9 | 9 Toen bracht Mozes al deze staven uit, van voor 532 Num 18:9 | aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen Israels; en 533 Num 18:13 | 13 Al wie enigzins nadert tot 534 Num 18:22 | heiligheden, uit het vuur: al hun offeranden, met al hun 535 Num 18:22 | al hun offeranden, met al hun spijsoffer, en met al 536 Num 18:22 | al hun spijsoffer, en met al hun zondoffer, en met al 537 Num 18:22 | al hun zondoffer, en met al hun schuldoffer, dat zij 538 Num 18:23 | allerheiligste zult gij dat eten; al wat mannelijk is zal dat 539 Num 18:24 | tot een eeuwige inzetting; al wie in uw huis rein is, 540 Num 18:25 | 12 Al het beste van de olie, en 541 Num 18:25 | het beste van de olie, en al het beste van de most, en 542 Num 18:26 | brengen, zullen uwe zijn; al wie in uw huis rein is, 543 Num 18:27 | 14 Al het verbannene in Israel 544 Num 18:28 | 15 Al wat de baarmoeder opent, 545 Num 18:41 | hefoffer des HEEREN offeren van al uw tienden, die gij van 546 Num 18:42 | 29 Van al uw gaven zult gij alle hefoffer 547 Num 18:42 | des HEEREN offeren; van al het beste van die, van zijn 548 Num 19:9 | heiligheden, uit het vuur: al hun offeranden, met al hun 549 Num 19:9 | al hun offeranden, met al hun spijsoffer, en met al 550 Num 19:9 | al hun spijsoffer, en met al hun zondoffer, en met al 551 Num 19:9 | al hun zondoffer, en met al hun schuldoffer, dat zij 552 Num 19:10 | allerheiligste zult gij dat eten; al wat mannelijk is zal dat 553 Num 19:11 | tot een eeuwige inzetting; al wie in uw huis rein is, 554 Num 19:12 | 12 Al het beste van de olie, en 555 Num 19:12 | het beste van de olie, en al het beste van de most, en 556 Num 19:13 | brengen, zullen uwe zijn; al wie in uw huis rein is, 557 Num 19:14 | 14 Al het verbannene in Israel 558 Num 19:15 | 15 Al wat de baarmoeder opent, 559 Num 19:28 | hefoffer des HEEREN offeren van al uw tienden, die gij van 560 Num 19:29 | 29 Van al uw gaven zult gij alle hefoffer 561 Num 19:29 | des HEEREN offeren; van al het beste van die, van zijn 562 Num 20:14 | broeder Israel: Gij weet al de moeite, die ons ontmoet 563 Num 21:8 | het zal geschieden, dat al wie gebeten is, als hij 564 Num 21:23 | trekken; maar Sihon vergaderde al zijn volk, en hij ging uit, 565 Num 21:25 | 25 Alzo nam Israel al deze steden in; en Israel 566 Num 21:25 | in; en Israel woonde in al de steden der Amorieten, 567 Num 21:25 | Amorieten, te Hesbon, en in al haar onderhorige plaatsen. ~ 568 Num 21:26 | der Moabieten, en hij had al zijn land uit zijn hand 569 Num 21:33 | uit hen tegemoet, hij en al zijn volk, tot den strijd, 570 Num 21:34 | hem in uw hand gegeven, en al zijn volk, ook zijn land; 571 Num 21:35 | sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn volk, alzo dat hem 572 Num 22:2 | de zoon van Zippor, zag al wat Israel aan de Amorieten 573 Num 22:4 | zal deze gemeente oplikken al wat rondom ons is, gelijk 574 Num 22:17 | u zeer hoog vereren, en al wat gij tot mij zeggen zult, 575 Num 23:6 | zijn brandoffer, hij en al de vorsten der Moabieten. ~ 576 Num 23:26 | tot u gesproken, zeggende: Al wat de HEERE spreken zal, 577 Num 24:17 | Moabieten verslaan, en zal al de kinderen van Seth verstoren. ~ 578 Num 26:2 | het huis hunner vaderen, al wie ten heire in Israel 579 Num 26:43 | 43 Al de geslachten der Suhamieten, 580 Num 26:62 | drie en twintig duizend, al wat mannelijk is, van een 581 Num 27:21 | zullen zij ingaan, hij, en al de kinderen Israels met 582 Num 29:40 | de kinderen Israels naar al wat de HEERE Mozes geboden 583 Num 30:4 | zal stilzwijgen, zo zullen al haar geloften bestaan, en 584 Num 30:5 | dage als hij het hoort, al haar geloften, en haar verbintenissen, 585 Num 30:11 | niet brekende; zo zullen al haar geloften bestaan, mitsgaders 586 Num 30:12 | hij het hoort, niets van al wat uit haar lippen gegaan 587 Num 30:14 | stilzwijgt, zo bevestigt hij al haar geloften, of al haar 588 Num 30:14 | hij al haar geloften, of al haar verbintenissen, dewelke 589 Num 31:7 | geboden had, en zij doodden al wat mannelijk was. ~ 590 Num 31:9 | gevangen; zij roofden ook al hun beesten, en al hun vee, 591 Num 31:9 | roofden ook al hun beesten, en al hun vee, en al hun vermogen. ~ 592 Num 31:9 | beesten, en al hun vee, en al hun vermogen. ~ 593 Num 31:10 | 10 Voorts al hun steden met hun woonplaatsen, 594 Num 31:10 | met hun woonplaatsen, en al hun burchten verbrandden 595 Num 31:11 | 11 En zij namen al den roof, en al den buit, 596 Num 31:11 | zij namen al den roof, en al den buit, van mensen en 597 Num 31:17 | 17 Nu dan, doodt al wat mannelijk is onder de 598 Num 31:18 | 18 Doch al de kinderen van vrouwelijk 599 Num 31:23 | ontzondigd worden; maar al wat het vuur niet lijdt, 600 Num 31:30 | en uit de schapen, uit al de beesten; en gij zult 601 Num 31:52 | 52 En al het goud der heffing, dat 602 Num 31:68 | de woestijn; en gij zult al dit volk verderven. ~ 603 Num 31:79 | onze vrouwen, onze have en al onze beesten zullen aldaar 604 Num 31:80 | knechten zullen overtrekken, al wie ten heire toegerust 605 Num 32:52 | bezitting verdrijven, en al hun beeltenissen verderven; 606 Num 32:52 | verderven; ook zult gij al hun gegotene beelden verderven, 607 Num 32:52 | gegotene beelden verderven, en al hun hoogten verdelgen. ~ 608 Num 34:3 | en voor hun have, en voor al hun gedierte, ~ 609 Num 34:7 | 7 Al de steden, die gij aan de 610 Num 34:29 | recht, bij uw geslachten, in al uw woningen. ~ 611 Num 34:30 | 30 Al wie de ziel slaat, naar 612 Deu 1:7 | gebergte der Amorieten, en tot al hun geburen, in het vlakke 613 Deu 1:31 | man zijn zoon draagt, op al den weg, dien gij gewandeld 614 Deu 2:7 | God, heeft u gezegend in al het werk uwer hand; Hij 615 Deu 2:16 | 16 En het geschiedde, als al de krijgslieden verteerd 616 Deu 2:32 | uit ons tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde, 617 Deu 2:33 | sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn volk. ~ 618 Deu 2:34 | En wij namen te dier tijd al zijn steden in, en wij verbanden 619 Deu 3:1 | uit ons tegemoet, hij en al zijn volk, ten strijde bij 620 Deu 3:2 | niet, want Ik heb hem, en al zijn volk, en zijn land, 621 Deu 3:3 | den koning van Bazan, en al zijn volk, in onze hand, 622 Deu 3:4 | En wij namen te dier tijd al zijn steden; er was geen 623 Deu 3:5 | 5 Al die steden waren met hoge 624 Deu 3:7 | 7 Doch al het vee en den roof van 625 Deu 3:10 | 10 Al de steden des platten lands, 626 Deu 4:6 | de ogen der volken, die al deze inzettingen horen zullen, 627 Deu 4:9 | niet van uw hart wijken, al de dagen uws levens; en 628 Deu 4:10 | leren, om Mij te vrezen al de dagen, die zij op den 629 Deu 4:30 | in angst zult zijn, en u al deze dingen zullen treffen; 630 Deu 4:34 | grote verschrikkingen; naar al hetgeen de HEERE, uw God, 631 Deu 4:49 | 49 En al het vlakke veld, aan deze 632 Deu 5:13 | dagen zult gij arbeiden, en al uw werk doen; ~ 633 Deu 5:27 | zal; en spreek gij tot ons al wat de HEERE, onze God, 634 Deu 5:29 | hadden, om Mij te vrezen, en al Mijn geboden te allen dage 635 Deu 5:31 | Mij, dat Ik tot u spreke al de geboden, en inzettingen, 636 Deu 5:33 | 33 In al den weg, dien de HEERE, 637 Deu 6:2 | God, vrezet, om te houden al Zijn inzettingen, en Zijn 638 Deu 6:2 | en uw kind, en kindskind, al de dagen uws levens; en 639 Deu 6:5 | met uw ganse ziel, en met al uw vermogen. ~ 640 Deu 6:19 | 19 Om al uw vijanden voor uw aangezicht 641 Deu 6:24 | HEERE gebood ons te doen al deze inzettingen, om te 642 Deu 6:25 | zullen waarnemen te doen al deze geboden, voor het aangezicht 643 Deu 7:16 | 16 Gij zult dan al die volken verteren, die 644 Deu 8:2 | En gij zult gedenken aan al den weg, dien u den HEERE, 645 Deu 8:13 | zal vermeerderd zijn, ja, al wat gij hebt vermeerderd 646 Deu 9:10 | beschreven; en op dezelve, naar al de woorden, die de HEERE 647 Deu 9:18 | en dronk geen water; om al uw zonde, die gij hadt gezondigd, 648 Deu 10:12 | HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen, 649 Deu 10:14 | der hemelen, de aarde, en al wat daarin is. ~ 650 Deu 10:15 | zaad na hen, ulieden, uit al de volken verkoren, gelijk 651 Deu 11:6 | huisgezinnen, en hun tenten, ja, al wat bestond, dat hun aanging, 652 Deu 11:7 | ogen, die gezien hebben al dit grote werk des HEEREN, 653 Deu 11:22 | zo gij naarstiglijk houdt al deze geboden, die ik u gebiede 654 Deu 11:22 | liefhebbende, wandelende in al Zijn wegen, en Hem aanhangende; ~ 655 Deu 11:23 | 23 Zo zal de HEERE al deze volken voor uw aangezicht 656 Deu 11:25 | schrik en uw vreze geven over al het land, waarop gij treden 657 Deu 11:32 | 32 Neemt dan waar te doen al de inzettingen en de rechten, 658 Deu 12:1 | heeft, om het te erven; al de dagen, die gijlieden 659 Deu 12:2 | zult ganselijk vernielen al de plaatsen, alwaar de volken, 660 Deu 12:5 | die de HEERE, uw God, uit al uw stammen verkiezen zal, 661 Deu 12:8 | hier heden doen, een ieder al wat in zijn ogen recht is. ~ 662 Deu 12:10 | Hij zal u rust geven van al uw vijanden rondom, en gij 663 Deu 12:14 | offeren, en daar zult gij doen al wat ik u gebiede. ~ 664 Deu 12:15 | Gods, dien Hij u geeft, in al uw poorten; de onreine en 665 Deu 12:19 | den Leviet niet verlaat, al uw dagen in uw land. ~ 666 Deu 12:28 | 28 Neemt waar, en hoort al deze woorden, die ik u gebiede, 667 Deu 12:31 | den HEERE, uw God; want al wat den HEERE een gruwel 668 Deu 12:32 | 32 Al dit woord, hetwelk ik ulieden 669 Deu 13:16 | 16 En al haar roof zult gij verzamelen 670 Deu 13:16 | HEERE, uw God, die stad en al haar roof ganselijk met 671 Deu 13:18 | gehoorzaam zijn, om te houden al Zijn geboden, die ik u heden 672 Deu 14:2 | des eigendoms te zijn, uit al de volken, die op den aardbodem 673 Deu 14:9 | alles, wat in de wateren is; al wat vinnen en schubben heeft, 674 Deu 14:10 | 10 Maar al wat geen vinnen en schubben 675 Deu 14:19 | 19 Ook al het kruipend gevogelte zal 676 Deu 14:20 | 20 Al het rein gevogelte zult 677 Deu 14:22 | zult getrouwelijk vertienen al het inkomen uws zaads, dat 678 Deu 14:29 | HEERE, uw God, zegene in al het werk uwer hand, dat 679 Deu 15:5 | dat gij waarneemt te doen al deze geboden, die ik u heden 680 Deu 15:10 | HEERE, uw God, zegenen in al uw werk, en in alles, waaraan 681 Deu 15:19 | 19 Al het eerstgeborene, dat onder 682 Deu 16:3 | uittrekken uit Egypteland, al de dagen uws levens. ~ 683 Deu 16:15 | uw God, zal u zegenen in al uw inkomen, en in al het 684 Deu 16:15 | in al uw inkomen, en in al het werk uwer handen; daarom 685 Deu 16:18 | ambtlieden zult gij u stellen in al uw poorten, die de HEERE, 686 Deu 17:13 | 13 Dat het al dat volk hore en vreze, 687 Deu 17:14 | koning over mij stellen, als al de volken, die rondom mij 688 Deu 17:19 | en hij zal daarin lezen al de dagen zijns levens; opdat 689 Deu 17:19 | lere vrezen, om te bewaren al de woorden dezer wet en 690 Deu 18:5 | HEERE, uw God, heeft hem uit al uw stammen verkoren, dat 691 Deu 18:7 | HEEREN, zijns Gods, als al zijn broederen, de Levieten, 692 Deu 18:12 | 12 Want al wie zulks doet, is den HEERE 693 Deu 19:8 | vaderen gezworen heeft, en u al dat land geven zal, hetwelk 694 Deu 19:9 | 9 (Wanneer gij al ditzelve gebod zult waarnemen, 695 Deu 20:11 | antwoorden, en u opendoen, zo zal al het volk, dat daarin gevonden 696 Deu 20:14 | kinderkens, en de beesten, en al wat in de stad zijn zal, 697 Deu 20:14 | wat in de stad zijn zal, al haar buit zult gij voor 698 Deu 20:18 | niet leren te doen naar al hun gruwelen, die zij hun 699 Deu 22:3 | alzo zult gij doen aan al het verlorene uws broeders, 700 Deu 22:5 | vrouwenkleed aantrekken; want al wie zulks doet, is den HEERE, 701 Deu 22:19 | haar niet mogen laten gaan al zijn dagen. ~ 702 Deu 22:29 | ze niet mogen laten gaan al zijn dagen. ~ 703 Deu 23:6 | en hun best niet zoeken, al uw dagen in eeuwigheid. ~ 704 Deu 24:19 | HEERE, uw God, zegene, in al het werk uwer handen. ~ 705 Deu 25:16 | 16 Want al wie zulks doet, is den HEERE, 706 Deu 25:16 | uw God, een gruwel; ja, al wie onrecht doet. ~ 707 Deu 25:18 | sloeg onder u in den staart al de zwakken achter u, als 708 Deu 25:19 | zal gegeven hebben, van al uw vijanden rondom, in het 709 Deu 26:11 | gij zult vrolijk zijn over al het goede, dat de HEERE, 710 Deu 26:13 | de weduwe gegeven, naar al Uw geboden, die Gij mij 711 Deu 26:18 | gesproken heeft, en dat gij al Zijn geboden zult houden; ~ 712 Deu 26:19 | 19 Opdat Hij u alzo boven al de volken, die Hij gemaakt 713 Deu 27:1 | volk, zeggende: Behoudt al deze geboden, die ik ulieden 714 Deu 27:15 | zetten in het verborgene! En al het volk zal antwoorden 715 Deu 27:16 | zijn moeder veracht! En al het volk zal zeggen: Amen. ~ 716 Deu 27:17 | naasten landpale verrukt! En al het volk zal zeggen: Amen. ~ 717 Deu 27:18 | op den weg doet dolen! En al het volk zal zeggen: Amen. ~ 718 Deu 27:19 | van de weduwe buigt! En al het volk zal zeggen: Amen. ~ 719 Deu 27:20 | slippe ontdekt heeft! En al het volk zal zeggen: Amen. ~ 720 Deu 27:21 | bij enig beest ligt! En al het volk zal zeggen: Amen. ~ 721 Deu 27:22 | dochter zijner moeder! En al het volk zal zeggen: Amen. ~ 722 Deu 27:23 | zijn schoonmoeder ligt! En al het volk zal zeggen: Amen. ~ 723 Deu 27:24 | verborgene verslaat! En al het volk zal zeggen: Amen. ~ 724 Deu 27:25 | onschuldigen, te verslaan! En al het volk zal zeggen: Amen. ~ 725 Deu 27:26 | bevestigen, doende dezelve! En al het volk zal zeggen: Amen. ~ 726 Deu 28:1 | gehoorzamen, waarnemende te doen al Zijn geboden, die ik u heden 727 Deu 28:2 | 2 En al deze zegeningen zullen over 728 Deu 28:12 | zijner tijd, en om te zegenen al het werk uwer hand; en gij 729 Deu 28:14 | gij niet afwijken zult van al de woorden, die ik ulieden 730 Deu 28:15 | waar te nemen, dat gij doet al Zijn geboden en Zijn inzettingen, 731 Deu 28:15 | heden gebiede; zo zullen al deze vloeken over u komen, 732 Deu 28:33 | De vrucht van uw land en al uw arbeid zal een volk eten, 733 Deu 28:37 | tot een spotrede, onder al de volken, waarheen u de 734 Deu 28:40 | Olijfbomen zult gij hebben in al uw landpalen, maar gij zult 735 Deu 28:42 | 42 Al uw geboomte, en de vrucht 736 Deu 28:45 | 45 En al deze vloeken zullen over 737 Deu 28:52 | het zal u beangstigen in al uw poorten, totdat uw hoge 738 Deu 28:52 | het zal u beangstigen in al uw poorten, in uw ganse 739 Deu 28:55 | waarmede uw vijand u in al uw poorten zal benauwen. ~ 740 Deu 28:58 | niet zult waarnemen te doen al de woorden dezer wet, die 741 Deu 29:2 | tot hen: Gij hebt gezien al wat de HEERE in Egypteland 742 Deu 29:2 | heeft, aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan zijn 743 Deu 29:20 | roken over denzelven man, en al de vloek, die in dit boek 744 Deu 29:21 | ten kwade afscheiden van al de stammen Israels, naar 745 Deu 29:27 | om daarover te brengen al dezen vloek, die in dit 746 Deu 29:29 | in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet. ~  ~  ~ 747 Deu 30:1 | het geschieden, wanneer al deze dingen over u zullen 748 Deu 30:3 | wederkeren en u vergaderen uit al de volken, waarheen u de 749 Deu 30:4 | 4 Al waren uw verdrevenen aan 750 Deu 30:7 | En de HEERE, uw God, zal al die vloeken leggen op uw 751 Deu 30:8 | gehoorzaam zijn, en gij zult doen al Zijn geboden, die ik u heden 752 Deu 30:9 | zal u doen overvloeien in al het werk uwer hand, in de 753 Deu 31:13 | vrezen den HEERE, uw God, al de dagen, die gij leeft 754 Deu 31:18 | ganselijk verbergen, om al het kwaad, dat het gedaan 755 Deu 31:28 | 28 Vergadert tot mij al de oudsten uwer stammen, 756 Deu 32:4 | Wiens werk volkomen is; want al Zijn wegen zijn gerichte. 757 Deu 32:44 | En Mozes kwam, en sprak al de woorden dezes lieds voor 758 Deu 32:45 | Als nu Mozes geeindigd had al die woorden tot gans Israel 759 Deu 32:46 | tot hen: Zet uw hart op al de woorden, die ik heden 760 Deu 32:46 | dat zij waarnemen te doen al de woorden dezer wet. ~ 761 Deu 33:3 | Immers bemint Hij de volken! Al zijn heiligen zijn in Uw 762 Deu 34:11 | 11 In al de tekenen en de wonderen, 763 Deu 34:11 | te doen aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan al 764 Deu 34:11 | al zijn knechten, en aan al zijn land; ~ 765 Deu 34:12 | 12 En in al die sterke hand, en in al 766 Deu 34:12 | al die sterke hand, en in al die grote verschrikking, 767 Joz 1:2 | over deze Jordaan, gij en al dit volk, tot het land, 768 Joz 1:5 | voor uw aangezicht bestaan al de dagen uws levens; gelijk 769 Joz 1:16 | antwoordden zij Jozua, zeggende: Al wat gij ons geboden hebt, 770 Joz 2:9 | ons gevallen is, en dat al de inwoners dezes lands 771 Joz 2:19 | 19 Zo zal het geschieden, al wie uit de deuren van uw 772 Joz 2:19 | zullen onschuldig zijn; maar al wie bij u in het huis zijn 773 Joz 2:22 | vervolgers hadden hen op al den weg gezocht, maar niet 774 Joz 2:23 | Nun; en zij vertelden hem al wat hun wedervaren was. ~ 775 Joz 2:24 | handen gegeven; want ook zijn al de inwoners des lands voor 776 Joz 3:1 | tot aan de Jordaan, hij en al de kinderen Israels; en 777 Joz 3:15 | water (de Jordaan nu was vol al de dagen des oogstes aan 778 Joz 3:15 | de dagen des oogstes aan al haar oevers); ~ 779 Joz 3:17 | over op het droge, totdat al het volk geeindigd had door 780 Joz 4:1 | Het geschiedde nu, toen al het volk geeindigd had over 781 Joz 4:10 | volk aan te zeggen, naar al wat Mozes Jozua geboden 782 Joz 4:11 | 11 En het geschiedde, als al het volk geeindigd had over 783 Joz 4:14 | zij Mozes gevreesd hadden, al de dagen zijns levens. ~ 784 Joz 4:18 | gisteren en eergisteren aan al haar oevers. ~ 785 Joz 5:1 | En het geschiedde, toen al de koningen der Amorieten, 786 Joz 5:1 | de Jordaan westwaarts, en al de koningen der Kanaanieten, 787 Joz 5:4 | waarom hen Jozua besneed: al het volk, dat uit Egypte 788 Joz 5:5 | 5 Want al het volk, dat er uittoog, 789 Joz 5:5 | uittoog, was besneden; maar al het volk, dat geboren was 790 Joz 5:8 | een einde gemaakt had van al dat volk te besnijden, zo 791 Joz 6:5 | der bazuin hoort, zo zal al het volk juichen met een 792 Joz 6:17 | HEERE verbannen zijn, zij en al wat daarin is; alleenlijk 793 Joz 6:19 | 19 Maar al het zilver en goud, en de 794 Joz 6:22 | vrouw van daar uit, met al wat zij heeft, gelijk als 795 Joz 6:23 | moeder, en haar broeders, en al wat zij had; ook brachten 796 Joz 6:23 | had; ook brachten zij uit al haar huisgezinnen, en zij 797 Joz 6:24 | verbrandden zij met vuur, en al wat daarin was; alleenlijk 798 Joz 6:25 | huisgezin haars vaders, en al wat zij had; en zij heeft 799 Joz 7:3 | slaan; vermoei daarheen al het volk niet; want zij 800 Joz 7:15 | verbrand worden, hij en al wat hij heeft; omdat hij 801 Joz 7:23 | brachten ze tot Jozua en tot al de kinderen Israels; en 802 Joz 8:1 | ontzet u niet; neem met u al het krijgsvolk, en maak 803 Joz 8:3 | maakte zich Jozua op, en al het krijgsvolk, om op te 804 Joz 8:5 | 5 Ik nu, en al het volk, dat bij mij is, 805 Joz 8:11 | 11 Ook trok al het krijgsvolk op, dat bij 806 Joz 8:14 | tegemoet, ten strijde, hij en al zijn volk, ter bestemder 807 Joz 8:16 | Daarom werd samengeroepen al het volk, dat in de stad 808 Joz 8:24 | einde gemaakt hadden van al de inwoners van Ai te doden, 809 Joz 8:25 | vrouwen, waren twaalf duizend, al te zamen lieden van Ai. ~ 810 Joz 8:26 | uitgestrekt, totdat hij al de inwoners van Ai verbannen 811 Joz 8:34 | daarna las hij overluid al de woorden der wet, de zegening 812 Joz 8:35 | Daar was niet een woord van al hetgeen Mozes geboden had, 813 Joz 9:1 | geschiedde, toen dit hoorden al de koningen, die aan deze 814 Joz 9:5 | hadden oude klederen aan, en al het brood, dat zij op hun 815 Joz 9:11 | tot ons onze oudsten, en al de inwoners onzes lands, 816 Joz 9:19 | 19 Toen zeiden al de oversten tot de ganse 817 Joz 9:24 | geboden heeft, dat Hij ulieden al dit land geven, en al de 818 Joz 9:24 | ulieden al dit land geven, en al de inwoners des lands voor 819 Joz 10:2 | zij was groter dan Ai, en al haar mannen waren sterk. ~ 820 Joz 10:5 | koning van Eglon, zij en al hun legers; en zij belegerden 821 Joz 10:6 | verlos ons, en help ons; want al de koningen der Amorieten, 822 Joz 10:7 | Jozua op van Gilgal, hij en al het krijgsvolk met hem, 823 Joz 10:21 | 21 Zo keerde al het volk tot Jozua in het 824 Joz 10:24 | tot Jozua, zo riep Jozua al de mannen van Israel, en 825 Joz 10:25 | want alzo zal de HEERE aan al uw vijanden doen, tegen 826 Joz 10:37 | zwaards, zo haar koning als al haar steden, en alle ziel, 827 Joz 10:39 | in, met haar koning, en al haar steden, en zij sloegen 828 Joz 10:40 | aflopingen der wateren, en al hun koningen; hij liet geen 829 Joz 10:42 | 42 En Jozua nam al deze koningen en hun land 830 Joz 11:4 | 4 Dezen nu togen uit, en al hun heirlegers met hen; 831 Joz 11:5 | 5 Al deze koningen werden vergaderd, 832 Joz 11:7 | 7 En Jozua, en al het krijgsvolk met hem, 833 Joz 11:10 | was te voren het hoofd van al deze koninkrijken. ~ 834 Joz 11:12 | 12 En Jozua nam al de steden dezer koningen 835 Joz 11:12 | steden dezer koningen in, en al haar koningen, en hij sloeg 836 Joz 11:14 | 14 En al den roof dezer steden, en 837 Joz 11:14 | alleenlijk sloegen zij al de mensen met de scherpte 838 Joz 11:16 | 16 Alzo nam Jozua al dat land in, het gebergte, 839 Joz 11:16 | land in, het gebergte, en al het zuiden, en al het land 840 Joz 11:16 | gebergte, en al het zuiden, en al het land van Gosen, en de 841 Joz 11:17 | onder aan den berg Hermon; al hun koningen nam hij ook, 842 Joz 11:18 | voerde Jozua krijg tegen al deze koningen. ~ 843 Joz 11:23 | 23 Alzo nam Jozua al dat land in, naar alles, 844 Joz 12:24 | koning van Thirza, een. Al deze koningen zijn een en 845 Joz 13:2 | land, dat overgebleven is; al de grenzen der Filistijnen 846 Joz 13:6 | tot Misrefoth-maim toe, al de Sidoniers; Ik zal hen 847 Joz 13:9 | het midden der beek is, en al het vlakke land van Medeba 848 Joz 13:10 | 10 En al de steden van Sihon, de 849 Joz 13:16 | het midden der beek is, en al het vlakke land tot Medeba 850 Joz 13:17 | 17 Hesbon en al haar steden, die in het 851 Joz 13:25 | landpale was Jaezer, en al de steden van Gilead, en 852 Joz 13:30 | den koning van Bazan, en al de vlekken van Jair, die 853 Joz 15:32 | Silhim, en Ain, en Rimmon. Al deze steden zijn negen en 854 Joz 16:9 | der kinderen van Manasse, al die steden en haar dorpen. ~ 855 Joz 17:18 | Kanaanieten verdrijven, al hebben zij ijzeren wagens, 856 Joz 17:18 | hebben zij ijzeren wagens, al zijn zij sterk. ~ 857 Joz 19:8 | 8 En al de dorpen, die rondom deze 858 Joz 20:9 | die bestemd waren voor al de kinderen Israels, en 859 Joz 21:19 | 19 Al de steden der kinderen van 860 Joz 21:26 | 26 Al de steden voor de huisgezinnen 861 Joz 22:6 | 33 Al de steden der Gersonieten, 862 Joz 22:12 | Jaezer en haar voorsteden: al die steden zijn vier. ~ 863 Joz 22:13 | 40 Al die steden waren van de 864 Joz 22:14 | 41 Al de steden der Levieten, 865 Joz 22:15 | rondom haar; alzo was het met al die steden. ~ 866 Joz 22:17 | bestond niet een man van al hun vijanden voor hun aangezicht; 867 Joz 22:17 | vijanden voor hun aangezicht; al hun vijanden gaf de HEERE 868 Joz 22:18 | viel niet een woord van al de goede woorden, die de 869 Joz 23:5 | liefhebt, en dat gij wandelt in al Zijn wegen, en Zijn geboden 870 Joz 23:14 | vaderlijk huis een vorst, uit al de stammen van Israel; en 871 Joz 24:1 | Israel rust gegeven had van al zijn vijanden rondom heen, 872 Joz 24:3 | uw God, gedaan heeft aan al deze volken voor uw aangezicht; 873 Joz 24:4 | van de Jordaan af, met al de volken, die ik uitgeroeid 874 Joz 24:10 | Die voor u strijdt, gelijk al Hij tot u gesproken heeft. ~ 875 Joz 24:14 | enig woord gevallen is van al die goede woorden, welke 876 Joz 24:15 | zal geschieden, gelijk als al die goede dingen over u 877 Joz 24:15 | HEERE over u komen laten al die kwade dingen, totdat 878 Joz 25:1 | Daarna verzamelde Jozua al de stammen van Israel te 879 Joz 25:17 | en ons bewaard heeft op al den weg, door welken wij 880 Joz 25:18 | ons aangezicht uitgestoten al die volken, zelfs den Amoriet, 881 Joz 25:27 | want hij heeft gehoord al de redenen des HEEREN, die 882 Joz 25:31 | Israel nu diende den HEERE al de dagen van Jozua, en al 883 Joz 25:31 | al de dagen van Jozua, en al de dagen van de oudsten, 884 Joz 25:31 | na Jozua leefden, en die al het werk des HEEREN wisten, 885 Ric 2:7 | het volk diende den HEERE, al de dagen van Jozua, en al 886 Ric 2:7 | al de dagen van Jozua, en al de dagen der oudsten, die 887 Ric 2:7 | Jozua; die gezien hadden al dat grote werk des HEEREN, 888 Ric 2:10 | 10 En al datzelve geslacht ook tot 889 Ric 2:18 | de hand hunner vijanden, al de dagen des richters; want 890 Ric 3:1 | allen, die niet wisten van al de krijgen van Kanaan; ~ 891 Ric 3:3 | vorsten der Filistijnen, en al de Kanaanieten, en de Sidoniers, 892 Ric 4:13 | 13 Zo riep Sisera al zijn wagenen bijeen, negenhonderd 893 Ric 4:13 | negenhonderd ijzeren wagenen, en al het volk, dat met hem was, 894 Ric 4:15 | HEERE versloeg Sisera, met al zijn wagenen, en het ganse 895 Ric 4:55 | 31 Alzo moeten omkomen al Uw vijanden, o HEERE! die 896 Ric 5:13 | wedervaren? en waar zijn al Zijn wonderen, die onze 897 Ric 6:1 | is Gideon) vroeg op, en al het volk, dat met hem was; 898 Ric 6:4 | zal met u trekken; maar al degene, van welken Ik zeggen 899 Ric 6:5 | zeide de HEERE tot Gideon: Al wie met zijn tong uit het 900 Ric 6:5 | alleen stellen; desgelijks al wie op zijn knieen zal bukken 901 Ric 6:7 | hand geven; daarom laat al dat volk weggaan, een ieder 902 Ric 6:8 | hun bazuinen; en hij liet al die mannen van Israel gaan, 903 Ric 6:12 | Midianieten, en Amalekieten, en al de kinderen van het oosten, 904 Ric 7:10 | omtrent vijftien duizend, al de overgeblevenen van het 905 Ric 7:34 | gered had van de hand van al hun vijanden van rondom. ~ 906 Ric 7:35 | Jerubbaal, dat is Gideon, naar al het goede, dat hij bij Israel 907 Ric 8:3 | alle burgers van Sichem, al dezelve woorden; en hun 908 Ric 8:14 | 14 Toen zeiden al de bomen tot den doornenbos: 909 Ric 8:25 | bergen lagen legden, en al wie voorbij hen op den weg 910 Ric 8:34 | Abimelech dan maakte zich op, en al het volk, dat met hem was, 911 Ric 8:35 | en Abimelech rees op, en al het volk, dat met hem was, 912 Ric 8:48 | den berg Zalmon, hij en al het volk, dat met hem was; 913 Ric 8:49 | 49 Zo hieuw ook al het volk een iegelijk zijn 914 Ric 8:51 | stad; zo vloden daarheen al de mannen en de vrouwen, 915 Ric 8:57 | 57 Desgelijks al het kwaad der lieden van 916 Ric 9:8 | jaren, onderdrukten zij al de kinderen Israels, die 917 Ric 10:11 | over zich. En Jeftha sprak al zijn woorden voor het aangezicht 918 Ric 10:20 | trekken; maar Sihon verzamelde al zijn volk, en zij legerden 919 Ric 10:21 | God Israels, gaf Sihon met al zijn volk in de hand van 920 Ric 10:24 | verdreef? Alzo zullen wij al dengene erven, dien de HEERE, 921 Ric 10:26 | stedekens, en in Aroer, en in al de stedekens, en in al de 922 Ric 10:26 | in al de stedekens, en in al de steden, die aan de zijde 923 Ric 12:14 | noch iets onreins eten; al wat Ik haar geboden heb, 924 Ric 13:3 | uwer broeders, en onder al mijn volk, dat gij heengaat, 925 Ric 13:9 | zijn handen, en ging voort, al gaande en etende; en hij 926 Ric 15:30 | viel op de vorsten, en op al het volk, dat daarin was. 927 Ric 17:31 | Micha, dat hij gemaakt had, al de dagen, dat het huis Gods 928 Ric 18:20 | de oude man: Vrede zij u! al wat u ontbreekt, is toch 929 Ric 18:30 | 30 En het geschiedde, dat al wie het zag, zeide: Zulks 930 Ric 19:1 | 1 Toen togen al de kinderen Israels uit, 931 Ric 19:2 | gansen volks stelden zich al de stammen van Israel in 932 Ric 19:8 | 8 Toen maakte zich al het volk op, als een enig 933 Ric 19:10 | Gibea-Benjamins, haar doen naar al de dwaasheid, die zij in 934 Ric 19:16 | 16 Onder al dit volk waren zevenhonderd 935 Ric 19:26 | alle kinderen Israels en al het volk op, en kwamen ten 936 Ric 19:48 | tot de beesten toe, ja, al wat gevonden werd; ook zetten 937 Ric 20:5 | opgekomen in de vergadering uit al de stammen van Israel tot 938 Ric 20:11 | zaak, die gij doen zult; al wat mannelijk is, en alle 939 Rut 1:12 | man te hebben. Wanneer ik al zeide: Ik heb hoop, of ik 940 Rut 3:5 | 5 En zij zeide tot haar: Al wat gij tot mij zegt, zal 941 Rut 3:11 | mijn dochter, vrees niet; al wat gij gezegd hebt, zal 942 Rut 4:9 | zeide Boaz tot de oudsten en al het volk: Gijlieden zijt 943 Rut 4:11 | 11 En al het volk, dat in de poort 944 1Sa 1:4 | zijn huisvrouw, en aan al haar zonen en haar dochteren, 945 1Sa 1:11 | zal ik dat den HEERE geven al de dagen zijns levens, en 946 1Sa 1:28 | ook den HEERE overgegeven al de dagen, die hij wezen 947 1Sa 2:14 | in de pan, of in den pot; al wat de krauwel optrok, dat 948 1Sa 2:14 | zich. Alzo deden zij aan al de Israelieten, die te Silo 949 1Sa 2:22 | was zeer oud, en hoorde al, wat zijn zonen aan gans 950 1Sa 2:23 | tot hen: Waarom doet gij al zulke dingen, dat ik deze 951 1Sa 2:28 | huis uws vaders gegeven al de vuurofferen van de kinderen 952 1Sa 2:32 | woning Gods, in plaats van al het goede, dat Hij Israel 953 1Sa 2:33 | uw ziel te bedroeven; en al de menigte uws huizes zal 954 1Sa 2:36 | het zal geschieden, dat al wie van uw huis zal overig 955 1Sa 3:11 | een ding in Israel, dat al wie het horen zal, dien 956 1Sa 3:17 | woord voor mij verbergt van al de woorden, die Hij tot 957 1Sa 3:18 | gaf hem Samuel te kennen al die woorden, en verborg 958 1Sa 3:19 | hem, en liet niet een van al Zijn woorden op de aarde 959 1Sa 5:8 | en verzamelden tot zich al de vorsten der Filistijnen, 960 1Sa 5:11 | zonden heen, en vergaderden al de vorsten der Filistijnen, 961 1Sa 6:12 | zij gingen steeds voort, al loeiende, en weken noch 962 1Sa 7:13 | was tegen de Filistijnen al de dagen van Samuel. ~ 963 1Sa 7:15 | Samuel nu richtte Israel al de dagen zijns levens. ~ 964 1Sa 7:16 | en hij richtte Israel in al die plaatsen. ~ 965 1Sa 8:5 | om ons te richten, gelijk al de volken hebben. ~ 966 1Sa 8:10 | 10 Samuel nu zeide al de woorden des HEEREN het 967 1Sa 8:20 | wij zullen ook zijn gelijk al de volken; en onze koning 968 1Sa 8:21 | 21 Als Samuel al de woorden des volks gehoord 969 1Sa 9:2 | opwaarts was hij hoger dan al het volk. ~ 970 1Sa 9:6 | en hij is een geeerd man; al wat hij spreekt, dat komt 971 1Sa 9:20 | gevonden; en wiens zal zijn al het gewenste, dat in Israel 972 1Sa 9:21 | het niet het kleinste van al de geslachten van den stam 973 1Sa 10:9 | het hart in een ander; en al die tekenen kwamen ten zelven 974 1Sa 10:19 | God verworpen, Die u uit al uw ellenden en uw noden 975 1Sa 10:20 | 20 Toen nu Samuel al de stammen van Israel had 976 1Sa 10:23 | volks; en hij was hoger dan al het volk, van zijn schouder 977 1Sa 11:1 | belegerde Jabes in Gilead. En al de mannen van Jabes zeiden 978 1Sa 11:3 | dat wij boden zenden in al de landpalen van Israel; 979 1Sa 11:4 | van het volk. Toen hief al het volk zijn stem op, en 980 1Sa 11:15 | 15 Toen ging al het volk naar Gilgal, en 981 1Sa 11:15 | zich aldaar gans zeer, met al de mannen van Israel. ~ 982 1Sa 12:7 | aangezicht des HEEREN, over al de gerechtigheden des HEEREN, 983 1Sa 12:18 | dien dage; daarom vreesde al het volk zeer den HEERE 984 1Sa 12:19 | 19 En al het volk zeide tot Samuel: 985 1Sa 12:19 | niet sterven; want boven al onze zonden hebben wij dit 986 1Sa 12:20 | volk: Vreest niet, gij hebt al dit kwaad gedaan; doch wijkt 987 1Sa 13:7 | zelf te Gilgal was, zo kwam al het volk bevende achter 988 1Sa 14:7 | wapendrager tot hem: Doe al, wat in uw hart is; wend 989 1Sa 14:20 | 20 Saul nu, en al het volk, dat bij hem was, 990 1Sa 14:34 | met het bloed. Toen bracht al het volk een iegelijk zijn 991 1Sa 14:36 | laten. Zij nu zeiden: Doe al wat goed is in uw ogen; 992 1Sa 14:47 | hij streed rondom tegen al zijn vijanden, tegen Moab, 993 1Sa 14:52 | krijg tegen de Filistijnen al de dagen van Saul; daarom 994 1Sa 15:6 | barmhartigheid gedaan aan al de kinderen Israels, toen 995 1Sa 15:8 | Amalekieten, levend; maar al het volk verbande hij door 996 1Sa 15:9 | beste, en de lammeren, en al wat best was, en zij wilden 997 1Sa 16:11 | Samuel tot Isai: Zijn dit al de jongelingen? En hij zeide: 998 1Sa 18:6 | de vrouwen uitgingen uit al de steden van Israel, met 999 1Sa 18:14 | zich voorzichtiglijk op al zijn wegen; en de HEERE 1000 1Sa 18:22 | koning heeft lust aan u, en al zijn knechten hebben u lief;


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2776

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License