Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
haalden 7
haalt 5
haan 12
haar 2528
haarband 1
haard 6
haardstenen 1
Frequency    [«  »]
2779 naar
2776 al
2765 ook
2528 haar
2440 hebben
2336 worden
2288 nu

Bijbel

IntraText - Concordances

haar

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2528

     Book Chapter: Verse
1501 Spre 31:18 | Teth. Zij smaakt, dat haar koophandel goed is; haar 1502 Spre 31:18 | haar koophandel goed is; haar lamp gaat des nachts niet 1503 Spre 31:19 | 19      Jod. Zij steekt haar handen uit naar de spil, 1504 Spre 31:19 | handen uit naar de spil, en haar handpalmen vatten den spinrok. ~ 1505 Spre 31:20 | 20      Caph. Zij breidt haar handpalm uit tot den ellendige; 1506 Spre 31:20 | ellendige; en zij steekt haar handen uit tot den nooddruftige. ~ 1507 Spre 31:21 | Lamed. Zij vreest voor haar huis niet vanwege de sneeuw; 1508 Spre 31:21 | vanwege de sneeuw; want haar ganse huis is met dubbele 1509 Spre 31:22 | voor zich tapijtsieraad; haar kleding is fijn linnen en 1510 Spre 31:23 | 23      Nun. Haar man is bekend in de poorten, 1511 Spre 31:25 | Sterkte en heerlijkheid zijn haar kleding; en zij lacht over 1512 Spre 31:26 | 26      Pe. Zij doet haar mond open met wijsheid; 1513 Spre 31:26 | open met wijsheid; en op haar tong is leer der goeddadigheid. ~ 1514 Spre 31:27 | beschouwt de gangen van haar huis; en het brood der luiheid 1515 Spre 31:28 | 28      Koph. Haar kinderen staan op, en roemen 1516 Spre 31:28 | kinderen staan op, en roemen haar welgelukzalig; ook haar 1517 Spre 31:28 | haar welgelukzalig; ook haar man, en hij prijst haar, 1518 Spre 31:28 | haar man, en hij prijst haar, zeggende: ~ 1519 Spre 31:31 | 31      Thau. Geef haar van de vrucht harer handen, 1520 Spre 31:31 | vrucht harer handen, en laat haar werken haar prijzen in de 1521 Spre 31:31 | handen, en laat haar werken haar prijzen in de poorten. ~ 1522 Pred 1:5 | onder, en zij hijgt naar haar plaats, waar zij oprees. ~ 1523 Pred 6:4 | en met duisternis wordt haar naam bedekt. ~ 1524 Pred 7:12 | wetenschap is, dat de wijsheid haar bezitters het leven geeft. ~ 1525 Pred 7:26 | hart netten en garen, en haar handen banden zijn; wie 1526 Pred 7:26 | Gods aangezicht, zal van haar ontkomen;      daarentegen 1527 Pred 7:26 | daarentegen de zondaar zal van haar gevangen worden. ~ 1528 Pred 7:28 | ziel nog zoekt, maar ik heb haar niet gevonden: een man uit 1529 Pred 8:8 | ook zal de goddeloosheid haar meesters niet verlossen. ~ 1530 Pred 9:14 | groot koning kwam tegen haar, en hij omsingelde ze, en 1531 Pred 9:14 | grote vastigheden tegen haar. ~ 1532 Hoo 3:5 | wakker maakt, totdat het haar luste! ~ 1533 Hoo 3:10 | derzelve maakte hij van zilver, haar vloer van goud, haar gehemelte 1534 Hoo 3:10 | zilver, haar vloer van goud, haar gehemelte van purper; het 1535 Hoo 4:1 | ogen tussen uw vlechten; uw haar is als een kudde geiten, 1536 Hoo 6:5 | doen Mij geweld aan; uw haar is als een kudde geiten, 1537 Hoo 6:9 | de zuivere dergenen, die haar gebaard heeft; als de dochters 1538 Hoo 6:9 | gebaard heeft; als de dochters haar zien, zo zullen zij haar 1539 Hoo 6:9 | haar zien, zo zullen zij haar welgelukzalig      roemen, 1540 Hoo 6:9 | bijwijven; en zij zullen haar prijzen. ~ 1541 Hoo 8:5 | woestijn, en liefelijk leunt op haar Liefste? Onder den appelboom 1542 Hoo 8:6 | ijver is hard als het graf; haar kolen zijn vurige kolen, 1543 Hoo 8:8 | in dien dag, als men van haar spreken zal? ~ 1544 Hoo 8:9 | een paleis van zilver op haar bouwen; en zo zij een deur 1545 Hoo 8:9 | een deur is, wij zullen haar rondom bezetten met cederen 1546 Jes 1:27 | recht verlost worden, en haar wederkerenden door gerechtigheid. ~ 1547 Jes 3:16 | daarhenen treden,      en alsof haar voeten gebonden waren. ~ 1548 Jes 3:17 | schurftig maken, en de HEERE zal haar schaamte ontbloten. ~ 1549 Jes 3:26 | 26      En haar poorten zullen treuren, 1550 Jes 4:5 | den berg Sions, en over haar vergaderingen, scheppen 1551 Jes 5:14 | zonder maat; opdat nederdale haar heerlijkheid, en haar menigte, 1552 Jes 5:14 | nederdale haar heerlijkheid, en haar menigte, met haar gedruis, 1553 Jes 5:14 | heerlijkheid, en haar menigte, met haar gedruis, en die in haar 1554 Jes 5:14 | haar gedruis, en die in haar van      vreugde opspringt. ~ 1555 Jes 7:1 | Jeruzalem, ten oorlog tegen haar; maar hij vermocht met strijden 1556 Jes 7:1 | met strijden niet tegen haar. ~ 1557 Jes 7:20 | afscheren het hoofd, en het haar der voeten; ja, het      1558 Jes 10:11 | gedaan heb aan Samaria en aan haar afgoden, zou ik alzo niet 1559 Jes 10:11 | doen aan Jeruzalem en aan haar afgoden? ~ 1560 Jes 11:7 | zullen te zamen weiden, haar jongen zullen te zamen nederliggen, 1561 Jes 13:10 | en zijn gesternten zullen haar licht niet laten lichten; 1562 Jes 13:10 | zal opgaan, en de maan zal haar licht niet laten      schijnen. ~ 1563 Jes 13:13 | aarde zal bewogen worden van haar plaats, vanwege de verbolgenheid 1564 Jes 14:29 | basilisk voortkomen, en haar vrucht zal een vurige vliegende 1565 Jes 15:5 | hart schreeuwt over Moab, haar grendelen zijn naar Zoar 1566 Jes 15:8 | door de landpale van Moab, haar gehuil tot Eglaim toe, ja, 1567 Jes 15:8 | ja, tot Beer-Elim toe zal haar gehuil zijn. ~ 1568 Jes 19:19 | een opgericht teken aan haar landpalen voor den HEERE. ~ 1569 Jes 21:2 | beleger ze, o Media! Ik heb al haar zuchting doen      ophouden. ~ 1570 Jes 23:7 | van oude dagen af is; maar haar eigen voeten zullen haar 1571 Jes 23:7 | haar eigen voeten zullen haar verre wegdragen, om in vreemdelingschap 1572 Jes 23:11 | gegeven tegen Kanaan, om haar sterkten te verdelgen. ~ 1573 Jes 23:17 | dat zij wederkeren zal tot haar hoerenloon, en zij zal hoererij 1574 Jes 23:18 | 18      En haar koophandel en haar hoerenloon 1575 Jes 23:18 | En haar koophandel en haar hoerenloon zal den HEERE 1576 Jes 23:18 | opgesloten worden; maar haar koophandel zal wezen voor 1577 Jes 24:2 | gelijk de dienstmaagd, alzo haar vrouw; gelijk de koper, 1578 Jes 24:20 | gelijk een nachthut; en haar overtreding zal zwaar op 1579 Jes 24:20 | overtreding zal zwaar op haar zijn, en zij zal      vallen, 1580 Jes 26:17 | smarten heeft, en schreeuwt in haar weeen, alzo zijn wij geweest, 1581 Jes 26:21 | bezoeken; en de aarde zal haar bloed ontdekken, en zal 1582 Jes 26:21 | bloed ontdekken, en zal haar      doodgeslagenen niet 1583 Jes 27:10 | nederliggen, en zullen      haar takken verslinden. ~ 1584 Jes 27:11 | 11      Als haar takken verdord zullen zijn, 1585 Jes 29:7 | zelfs allen, die tegen haar en haar vestingen strijden, 1586 Jes 29:7 | allen, die tegen haar en haar vestingen strijden, en haar      1587 Jes 29:7 | haar vestingen strijden, en haar      beangstigen zullen. ~ 1588 Jes 30:14 | verschonen; alzo dat van haar verbrijzeling niet een scherf 1589 Jes 31:4 | den berg Sions en   voor haar heuvel. ~ 1590 Jes 31:5 | beschutten, beschuttende zal Hij haar ook verlossen, doorgaande 1591 Jes 31:5 | verlossen, doorgaande zal Hij haar ook uithelpen. ~ 1592 Jes 34:1 | luistert toe; de aarde hore, en haar volheid, de wereld en al 1593 Jes 34:15 | meerle nestelen en leggen, en haar jongen uitbikken, en onder 1594 Jes 34:15 | jongen uitbikken, en onder haar schaduw vergaderen; ook 1595 Jes 35:2 | heerlijkheid van Libanon is haar gegeven, het sieraard van 1596 Jes 37:27 | 27      Daarom waren haar inwoners handeloos, zij 1597 Jes 40:2 | van Jeruzalem, en roept haar toe, dat haar strijd vervuld 1598 Jes 40:2 | en roept haar toe, dat haar strijd vervuld is, dat haar 1599 Jes 40:2 | haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend 1600 Jes 40:2 | ontvangen heeft      voor al haar zonden. ~ 1601 Jes 41:9 | einden der aarde, en uit haar bijzonderste geroepen heb; 1602 Jes 42:11 | Laat de woestijn en haar steden de stem verheffen, 1603 Jes 44:26 | herbouwd worden,      en Ik zal haar verwoeste plaatsen oprichten. ~ 1604 Jes 47:8 | die zo zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en 1605 Jes 49:15 | 15      Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat 1606 Jes 50:1 | ulieder moeder, waarmede Ik haar weggezonden heb? Of wie 1607 Jes 50:2 | rivieren tot een woestijn, dat haar vis stinkt, omdat er geen 1608 Jes 50:6 | wangen dengenen, die Mij het haar uitplukken; Mijn aangezicht 1609 Jes 51:3 | troosten, Hij zal troosten al haar woeste plaatsen, en Hij 1610 Jes 51:3 | woeste plaatsen, en Hij zal haar woestijn maken als Eden, 1611 Jes 51:3 | woestijn maken als Eden, en haar wildernis als den hof des 1612 Jes 51:6 | als een kleed verouden, en haar inwoners      zullen van 1613 Jes 51:15 | Die de zee klieft, dat haar golven bruisen; HEERE der 1614 Jes 51:18 | die zij gebaard heeft, die haar zachtjes leidt; en niemand 1615 Jes 51:18 | zij opgevoed heeft, die haar bij de hand grijpt. ~ 1616 Jes 58:20 | die kan niet rusten, en haar wateren werpen slijk en 1617 Jes 61:8 | wolk, en als duiven tot haar vensters? ~ 1618 Jes 61:20 | ondergaan, en uw maan zal haar licht niet intrekken; want 1619 Jes 62:10 | bruid zich versiert met haar gereedschap. ~ 1620 Jes 62:11 | Want gelijk de aarde haar spruit voortbrengt, en gelijk 1621 Jes 63:1 | ik niet stil zijn; totdat haar gerechtigheid voortkome 1622 Jes 63:1 | voortkome als een glans, en haar heil als een fakkel, die 1623 Jes 63:4 | worden: Mijn lust is aan haar! en uw land:      Het getrouwde; 1624 Jes 66:18 | Jeruzalem een verheuging, en haar volk een vrolijkheid. ~ 1625 Jes 66:19 | zijn over Mijn volk; en in haar zal niet meer gehoord worden 1626 Jes 67:7 | heeft zij gebaard, eer haar smart overkwam, zo is zij 1627 Jes 67:8 | weeen gekregen, en zij heeft haar zonen gebaard. ~ 1628 Jes 67:10 | Jeruzalem, en verheugt u over haar, al haar liefhebbers! Weest 1629 Jes 67:10 | verheugt u over haar, al haar liefhebbers! Weest vrolijk 1630 Jes 67:10 | liefhebbers! Weest vrolijk over haar met vreugde, gij allen, 1631 Jes 67:10 | vreugde, gij allen, die over haar zijt treurig geweest! ~ 1632 Jes 67:12 | Ziet, Ik zal den vrede over haar uitstrekken als een rivier, 1633 Jer 1:15 | Jeruzalem, en tegen al haar muren rondom, en tegen alle 1634 Jer 1:18 | koningen van Juda, tegen haar vorsten, tegen haar      1635 Jer 1:18 | tegen haar vorsten, tegen haar      priesteren, en tegen 1636 Jer 2:23 | lichte, snelle kemelin, die haar wegen verdraait! ~ 1637 Jer 2:24 | schept zij den wind, wie zou haar ontmoeting afkeren? Allen, 1638 Jer 2:24 | ontmoeting afkeren? Allen, die haar zoeken, zullen niet moede 1639 Jer 2:24 | niet moede worden, in      haar maand zullen zij haar vinden. ~ 1640 Jer 2:24 | haar maand zullen zij haar vinden. ~ 1641 Jer 2:32 | Vergeet ook een jonkvrouw haar versiersel, of een bruid 1642 Jer 2:32 | versiersel, of een bruid haar bindselen? Nochtans heeft 1643 Jer 3:1 | anderen mans, zal hij ook tot haar nog wederkeren? Zou datzelve 1644 Jer 3:7 | Dit zag de trouweloze, haar zuster Juda. ~ 1645 Jer 3:8 | Israel overspel bedreven had, haar verlaten, en haar haar scheidbrief 1646 Jer 3:8 | bedreven had, haar verlaten, en haar haar scheidbrief gegeven 1647 Jer 3:8 | haar verlaten, en haar haar scheidbrief gegeven had, 1648 Jer 3:8 | had, dat de trouweloze, haar zuster      Juda, niet vreesde, 1649 Jer 3:10 | in dit alles heeft zich haar trouweloze zuster Juda tot 1650 Jer 3:10 | tot Mij niet bekeerd met haar ganse hart, maar valselijk, 1651 Jer 3:11 | afgekeerde Israel heeft haar ziel gerechtvaardigd, meer 1652 Jer 3:16 | opkomen; en zij zullen aan haar niet gedenken, en haar niet 1653 Jer 3:16 | aan haar niet gedenken, en haar niet bezoeken, en zij zal 1654 Jer 3:17 | al de heidenen zullen tot haar vergaderd worden, om des 1655 Jer 3:20 | trouwelooslijk scheidt van haar vriend, alzo hebt gijlieden 1656 Jer 4:17 | velden zijn zij rondom tegen haar; omdat zij tegen Mij wederspannig 1657 Jer 4:31 | Sions; zij hijgt, zij breidt haar      handen uit, zeggende: 1658 Jer 5:1 | en verneemt, en zoekt op haar straten, of gij iemand vindt, 1659 Jer 5:1 | waarheid zoekt, zo zal Ik haar      genadig zijn. ~ 1660 Jer 5:10 | 10      Beklimt haar muren, en verderft ze (doch 1661 Jer 5:10 | maakt geen voleinding); doet haar spitsen weg, want zij zijn 1662 Jer 5:22 | niet zal gaan; ofschoon haar golven zich bewegen, zo 1663 Jer 6:3 | Maar er zullen herders tot haar komen met hun kudden; zij 1664 Jer 6:3 | zullen tenten rondom tegen haar opslaan; zij zullen een 1665 Jer 6:4 | Heiligt den krijg tegen haar, maakt u op, en laat ons 1666 Jer 6:5 | optrekken in den nacht, en haar paleizen verderven! ~ 1667 Jer 6:6 | worden; in het midden van haar is enkel      verdrukking. ~ 1668 Jer 6:7 | opgeeft, alzo geeft zij haar boosheid op; geweld en verstoring 1669 Jer 6:7 | geweld en verstoring wordt in haar gehoord, weedom en plaging 1670 Jer 8:19 | de HEERE niet te Sion, is haar koning niet bij haar? Waarom 1671 Jer 8:19 | is haar koning niet bij haar? Waarom hebben zij Mij vertoornd 1672 Jer 9:20 | dochters weeklagen, en elke een haar metgezellin klaagliederen. ~ 1673 Jer 12:8 | leeuw in het woud; zij heeft haar stem tegen Mij verheven, 1674 Jer 12:8 | verheven, daarom heb Ik haar gehaat. ~ 1675 Jer 12:9 | vogelen zijn rondom tegen haar; komt aan, verzamelt, al 1676 Jer 14:2 | 2      Juda treurt en haar poorten zijn verzwakt; zij 1677 Jer 15:9 | zwak geworden; zij heeft haar ziel uitgeblazen, haar zon 1678 Jer 15:9 | heeft haar ziel uitgeblazen, haar zon is ondergegaan, als 1679 Jer 17:27 | zal Ik een      vuur in haar poorten aansteken, dat de 1680 Jer 19:8 | aanfluiting; al wie voorbij haar gaat, zal zich ontzetten 1681 Jer 19:8 | ontzetten en fluiten over al haar plagen. ~ 1682 Jer 19:12 | doen, spreekt de HEERE, en haar inwoners; en dat om deze 1683 Jer 19:15 | over deze stad, en over al haar steden, al het kwaad brengen, 1684 Jer 19:15 | kwaad brengen, dat Ik over haar gesproken heb; omdat zij 1685 Jer 20:5 | vermogen dezer stad, en al haar arbeid, en al haar kostelijkheid, 1686 Jer 20:5 | en al haar arbeid, en al haar kostelijkheid, en alle schatten 1687 Jer 20:17 | mijn graf geweest is, of haar baarmoeder als van een, 1688 Jer 21:14 | zal een vuur aansteken in haar woud, dat zal verteren al 1689 Jer 21:14 | zal verteren al wat rondom haar is. ~  ~ 1690 Jer 23:14 | allen zijn Mij als Sodom, en haar inwoners als Gomorra. ~ 1691 Jer 25:18 | en de steden van Juda, en haar koningen, en haar vorsten; 1692 Jer 25:18 | Juda, en haar koningen, en haar vorsten; om die te stellen 1693 Jer 26:15 | en op deze stad, en op haar inwoners; want in der waarheid, 1694 Jer 29:7 | wegvoeren, en bidt voor haar tot den HEERE; want in haar 1695 Jer 29:7 | haar tot den HEERE; want in haar vrede zult gij vrede hebben. ~ 1696 Jer 30:17 | zij; niemand vraagt naar haar. ~ 1697 Jer 30:18 | stad zal herbouwd worden op haar hoop, en het paleis zal      1698 Jer 31:15 | geween; Rachel weent over haar kinderen; zij weigert zich 1699 Jer 31:15 | zich te laten troosten over haar kinderen,      omdat zij 1700 Jer 31:35 | Die de zee klieft, dat haar golven bruisen, HEERE der      1701 Jer 32:24 | der Chaldeen, die tegen haar strijden; vanwege het zwaard 1702 Jer 32:31 | van den dag af, dat zij haar gebouwd hebben, tot op dezen 1703 Jer 32:31 | dezen dag toe; opdat Ik haar van Mijn aangezicht      1704 Jer 33:6 | 6      Zie, Ik zal haar de gezondheid en de genezing 1705 Jer 33:16 | zeker wonen; en deze is, die haar roepen zal: De HEERE, onze 1706 Jer 34:1 | Jeruzalem streden, en tegen al haar steden), zeggende: ~ 1707 Jer 34:22 | brengen, en zij zullen tegen haar strijden, en zullen ze innemen, 1708 Jer 39:1 | Jeruzalem, en zij belegerden haar. ~ 1709 Jer 44:17 | Melecheth des hemels, en haar drankofferen offerende, 1710 Jer 44:18 | des hemels te roken, en haar drankofferen te offeren, 1711 Jer 44:19 | Melecheth des hemels roken en haar drankofferen offeren, maken 1712 Jer 44:19 | drankofferen offeren, maken wij haar gebeelde koeken, om haar 1713 Jer 44:19 | haar gebeelde koeken, om haar af te beelden, en offeren 1714 Jer 44:19 | beelden, en offeren wij haar drankofferen,      zonder 1715 Jer 44:25 | Melecheth des hemels, en haar drankofferen offerende; 1716 Jer 46:21 | 21      Zelfs haar gehuurden in haar midden 1717 Jer 46:21 | Zelfs haar gehuurden in haar midden zijn als gemeste 1718 Jer 46:22 | 22      Haar stem zal gaan als van een 1719 Jer 46:22 | daarhenen trekken, en tot haar met bijlen komen, gelijk 1720 Jer 46:23 | 23      Zij hebben haar woud afgehouwen, spreekt 1721 Jer 46:25 | en over Egypte, en over haar goden, en over haar koningen,      1722 Jer 46:25 | over haar goden, en over haar koningen,      ja, over 1723 Jer 48:2 | zij hebben kwaad tegen haar gedacht, zeggende: Komt, 1724 Jer 48:2 | zeggende: Komt, en laat ons haar uitroeien, dat zij geen 1725 Jer 48:4 | Moab is verbroken; haar kleine kinderen hebben een 1726 Jer 48:9 | vliegende zal zij uitgaan; en haar steden zullen ter verwoesting 1727 Jer 48:38 | daken van Moab, en op al haar straten is overal misbaar; 1728 Jer 48:44 | worden; want Ik zal over haar, over Moab, het jaar van 1729 Jer 49:2 | woesten hoop worden, en haar      onderhorige plaatsen 1730 Jer 49:4 | afkerige dochter! die op haar schatten vertrouwt, zeggende: 1731 Jer 49:13 | en tot een vloek; en al haar steden zullen      worden 1732 Jer 49:14 | Vergadert u, en komt aan tegen haar, en maakt u op ten strijde. ~ 1733 Jer 49:17 | ontzetting; al wie voorbij haar gaat, zal zich ontzetten, 1734 Jer 49:17 | ontzetten, en fluiten over al haar plagen. ~ 1735 Jer 49:18 | van Sodom en Gomorra en haar naburen, zal het zijn, zegt 1736 Jer 49:19 | dien zal Ik tegen haar bestellen; want wie is Mij 1737 Jer 49:24 | vluchten, en siddering heeft haar aangegrepen; benauwdheid 1738 Jer 49:24 | een barende vrouw hebben haar      bevangen; ~ 1739 Jer 49:26 | 26      Daarom zullen haar jongelingen vallen op haar 1740 Jer 49:26 | haar jongelingen vallen op haar straten; en al haar krijgslieden 1741 Jer 49:26 | vallen op haar straten; en al haar krijgslieden zullen te dien 1742 Jer 50:2 | Merodach is verpletterd, haar      afgoden zijn beschaamd, 1743 Jer 50:2 | afgoden zijn beschaamd, haar drekgoden zijn verpletterd! ~ 1744 Jer 50:3 | Want een volk komt tegen haar op van het noorden; dat 1745 Jer 50:3 | van het noorden; dat zal haar land zetten in verwoesting, 1746 Jer 50:9 | opbrengen; die zullen zich tegen haar rusten; van daar zal zij      1747 Jer 50:13 | en fluiten      over al haar plagen. ~ 1748 Jer 50:14 | den boog spant! schiet in haar, en spaart de pijlen niet; 1749 Jer 50:15 | 15      Juicht over haar rondom, zij heeft haar hand 1750 Jer 50:15 | over haar rondom, zij heeft haar hand gegeven; haar fondamenten 1751 Jer 50:15 | heeft haar hand gegeven; haar fondamenten zijn gevallen, 1752 Jer 50:15 | fondamenten zijn gevallen, haar muren zijn afgebroken; want 1753 Jer 50:15 | HEEREN wraak, wreekt u aan haar, doet      haar, gelijk 1754 Jer 50:15 | wreekt u aan haar, doet      haar, gelijk als zij gedaan heeft! ~ 1755 Jer 50:26 | 26      Komt aan tegen haar van het uiterste, opent 1756 Jer 50:26 | van het uiterste, opent haar schuren, vertreedt haar 1757 Jer 50:26 | haar schuren, vertreedt haar als korenhopen, en verbant 1758 Jer 50:27 | Doodt met het zwaard al haar varren, laat ze afgaan ter 1759 Jer 50:29 | boog spant! legert u tegen haar rondom, laat niemand van 1760 Jer 50:29 | van hen ontkomen; vergeldt haar naar haar werk, doet haar 1761 Jer 50:29 | ontkomen; vergeldt haar naar haar werk, doet haar naar      1762 Jer 50:29 | haar naar haar werk, doet haar naar      alles, wat zij 1763 Jer 50:30 | 30      Daarom zullen haar jongelingen vallen op haar 1764 Jer 50:30 | haar jongelingen vallen op haar straten, en al haar krijgslieden 1765 Jer 50:30 | vallen op haar straten, en al haar krijgslieden te dien dage 1766 Jer 50:35 | inwoners van Babel, en over haar vorsten, en over haar wijzen. ~ 1767 Jer 50:35 | over haar vorsten, en over haar wijzen. ~ 1768 Jer 50:36 | het zwaard zal zijn over haar helden, dat zij versagen; ~ 1769 Jer 50:37 | zwaard zal zijn over      haar schatten, dat zij geplunderd 1770 Jer 50:38 | Droogte zal zijn over haar wateren, dat zij uitdrogen; 1771 Jer 50:40 | God Sodom en Gomorra en haar naburen heeft omgekeerd, 1772 Jer 50:40 | wonen, en geen mensenkind in haar verkeren. ~ 1773 Jer 50:44 | dien      zal Ik tegen haar bestellen; want wie is Mij 1774 Jer 51:2 | wanners toeschikken, die haar wannen, en haar land uitledigen 1775 Jer 51:2 | toeschikken, die haar wannen, en haar land uitledigen zullen; 1776 Jer 51:2 | kwaads van rondom tegen haar zijn. ~ 1777 Jer 51:3 | pantsier; en verschoont haar jongelingen niet, verbant 1778 Jer 51:3 | jongelingen niet, verbant al haar heir; ~ 1779 Jer 51:4 | Chaldeen, en de doorstokenen op haar straten. ~ 1780 Jer 51:6 | wordt niet uitgeroeid in haar ongerechtigheid; want dit 1781 Jer 51:6 | der wraak des HEEREN, Die haar de verdienste      betaalt. ~ 1782 Jer 51:7 | maakte; de volken hebben van haar wijn gedronken, daarom zijn 1783 Jer 51:8 | en verbroken; huilt over haar, neemt balsem tot haar pijn, 1784 Jer 51:8 | over haar, neemt balsem tot haar pijn, misschien zal zij 1785 Jer 51:9 | is niet genezen; verlaat haar dan, en laat ons een iegelijk 1786 Jer 51:9 | zijn land trekken; want haar oordeel reikt tot aan den 1787 Jer 51:11 | is tegen Babel, dat Hij haar verderve;      want dit 1788 Jer 51:27 | heiligt de heidenen tegen haar, roept tegen haar bijeen 1789 Jer 51:27 | tegen haar, roept tegen haar bijeen de koninkrijken van 1790 Jer 51:27 | een krijgsoverste tegen haar, brengt paarden opwaarts, 1791 Jer 51:28 | 28      Heiligt tegen haar de heidenen, de koningen 1792 Jer 51:28 | de koningen van Medie, haar landvoogden en al haar overheden, 1793 Jer 51:28 | haar landvoogden en al haar overheden, ja, het ganse 1794 Jer 51:33 | nog een weinig, dan zal haar de tijd des oogstes      1795 Jer 51:36 | wraak wreken; en Ik zal haar zee droog maken, en haar 1796 Jer 51:36 | haar zee droog maken, en haar springader opdrogen. ~ 1797 Jer 51:43 | 43      Haar steden zijn geworden tot 1798 Jer 51:45 | volk, uit het midden van haar, en redt een iegelijk zijn 1799 Jer 51:47 | gesneden beelden van Babel; en haar ganse land zal beschaamd 1800 Jer 51:47 | beschaamd worden, en al haar verslagenen zullen in het      1801 Jer 51:47 | zullen in het      midden van haar liggen. ~ 1802 Jer 51:48 | want van het noorden zullen haar de verstoorders aankomen, 1803 Jer 51:52 | bezoeking doen zal over haar gesneden beelden; en de 1804 Jer 51:52 | dodelijk verwonde zal kermen in haar ganse land. ~ 1805 Jer 51:53 | harer sterkte, zo zullen haar toch verstoorders van Mij 1806 Jer 51:55 | zal de grootse stem uit haar doen vergaan; want hunlieder 1807 Jer 51:56 | de verstoorder komt over haar, over Babel, en haar helden 1808 Jer 51:56 | over haar, over Babel, en haar helden zullen gevangen worden; 1809 Jer 51:57 | 57      En Ik zal haar vorsten, en haar wijzen, 1810 Jer 51:57 | Ik zal haar vorsten, en haar wijzen, haar landvoogden, 1811 Jer 51:57 | vorsten, en haar wijzen, haar landvoogden, en haar overheden, 1812 Jer 51:57 | wijzen, haar landvoogden, en haar overheden, en haar helden 1813 Jer 51:57 | landvoogden, en haar overheden, en haar helden dronken maken; en 1814 Jer 51:58 | enenmale ontbloot worden, en haar hoge poorten zullen met 1815 Jer 51:64 | vanwege het kwaad, dat Ik over haar zal brengen, en zij zullen 1816 Jer 52:4 | zij legerden zich tegen haar, en zij bouwden tegen haar 1817 Jer 52:4 | haar, en zij bouwden tegen haar sterkten rondom. ~ 1818 Klaa 1:2 | weent steeds des nachts, en haar tranen lopen over haar kinnebakken; 1819 Klaa 1:2 | en haar tranen lopen over haar kinnebakken; zij heeft geen 1820 Klaa 1:2 | heeft geen trooster onder al haar liefhebbers; al haar vrienden 1821 Klaa 1:2 | al haar liefhebbers; al haar vrienden hebben trouwelooslijk 1822 Klaa 1:2 | hebben trouwelooslijk met haar      gehandeld, zij zijn 1823 Klaa 1:2 | gehandeld, zij zijn haar tot vijanden geworden. ~ 1824 Klaa 1:3 | zij vindt geen rust; al haar vervolgers      achterhalen 1825 Klaa 1:4 | niemand op het feest komt; al haar poorten zijn woest, haar 1826 Klaa 1:4 | haar poorten zijn woest, haar priesters zuchten: haar 1827 Klaa 1:4 | haar priesters zuchten: haar jonkvrouwen zijn bedroefd, 1828 Klaa 1:5 | 5      He. Haar tegenpartijders zijn ten 1829 Klaa 1:5 | zijn ten hoofd geworden, haar vijanden zijn gerust; omdat 1830 Klaa 1:5 | vijanden zijn gerust; omdat haar de HEERE bedroefd heeft, 1831 Klaa 1:5 | veelheid harer overtredingen; haar kinderkens      gaan henen 1832 Klaa 1:6 | van de dochter Sions is al haar sieraad weggegaan; haar 1833 Klaa 1:6 | haar sieraad weggegaan; haar vorsten zijn als de herten, 1834 Klaa 1:7 | ballingschap, indachtig aan al haar gewenste dingen, die zij 1835 Klaa 1:7 | dagen af gehad heeft; dewijl haar volk      door de hand des 1836 Klaa 1:7 | de tegenpartijders zien haar aan, zij spotten met haar 1837 Klaa 1:7 | haar aan, zij spotten met haar rustdagen. ~ 1838 Klaa 1:8 | vrouw geworden; allen, die haar eerden, achten haar onwaard, 1839 Klaa 1:8 | die haar eerden, achten haar onwaard, dewijl zij haar 1840 Klaa 1:8 | haar onwaard, dewijl zij haar naaktheid gezien      hebben; 1841 Klaa 1:9 | 9      Teth. Haar onreinheid is in haar zomen, 1842 Klaa 1:9 | Teth. Haar onreinheid is in haar zomen, zij heeft niet gedacht 1843 Klaa 1:9 | zij heeft niet gedacht aan haar uiterste, daarom is zij 1844 Klaa 1:10 | tegenpartijder heeft zijn hand aan al haar gewenste dingen uitgebreid; 1845 Klaa 1:10 | aangezien, dat de heidenen in haar heiligdom gingen, waarvan 1846 Klaa 1:11 | 11      Caph. Al haar volk zucht, brood zoekende, 1847 Klaa 1:17 | 17      Pe. Sion breidt haar handen uit, daar is geen 1848 Klaa 1:17 | daar is geen trooster voor haar; de HEERE heeft van Jakob 1849 Klaa 1:27 | verslonden, Hij heeft al haar paleizen verslonden. Hij 1850 Klaa 1:31 | 9      Teth. Haar poorten zijn in de aarde 1851 Klaa 1:31 | aarde verzonken; Hij heeft haar grendelen verdorven en gebroken; 1852 Klaa 1:31 | grendelen verdorven en gebroken; haar koning en haar vorsten zijn 1853 Klaa 1:31 | gebroken; haar koning en haar vorsten zijn onder de heidenen; 1854 Klaa 1:31 | heidenen; er is geen wet; haar profeten      vinden ook 1855 Klaa 1:32 | dochters van Jeruzalem laten haar      hoofd ter aarde hangen. ~ 1856 Klaa 1:38 | zij zeggen: Wij hebben haar verslonden; dit is immers 1857 Klaa 1:42 | hebt; zullen dan de vrouwen haar vrucht eten, de kinderkens, 1858 Klaa 1:116| handen hadden arbeid over haar. ~ 1859 Klaa 1:117| 7      Zain. Haar bijzondersten waren reiner 1860 Klaa 1:120| barmhartige vrouwen hebben haar kinderen gekookt; zij zijn 1861 Klaa 1:120| kinderen gekookt; zij zijn haar tot spijze geworden in de 1862 Klaa 1:121| vuur aangestoken, hetwelk haar fondamenten verteerd      1863 Klaa 1:123| priesteren, die in het midden van haar het bloed der rechtvaardigen 1864 Eze 4:2 | maak een belegering tegen haar, en bouw tegen haar sterkten, 1865 Eze 4:2 | tegen haar, en bouw tegen haar sterkten, en werp tegen 1866 Eze 4:2 | sterkten, en werp tegen haar een wal op, en stel legers 1867 Eze 4:2 | op, en stel legers tegen haar, en zet tegen haar stormrammen 1868 Eze 4:2 | tegen haar, en zet tegen haar stormrammen rondom. ~ 1869 Eze 4:3 | richt uw aangezicht tegen haar, dat zij in belegering kome, 1870 Eze 4:7 | zijn; en gij zult tegen haar profeteren. ~ 1871 Eze 5:5 | gezet heb, en landen rondom haar henen. ~ 1872 Eze 5:6 | dan de landen, die rondom haar zijn; want zij hebben Mijn 1873 Eze 8:3 | uit, en nam mij bij het haar mijns hoofds; en de Geest 1874 Eze 13:14 | zult      in het midden van haar omkomen; en gij zult weten, 1875 Eze 13:16 | Jeruzalem profeteren, en voor haar een gezicht des vredes zien, 1876 Eze 13:17 | dewelke profeteren uit haar hart, en profeteer tegen 1877 Eze 13:17 | hart, en profeteer tegen haar; ~ 1878 Eze 14:22 | zal gebracht hebben over haar. ~ 1879 Eze 14:23 | gedaan heb, al wat Ik in haar gedaan heb, spreekt de Heere      1880 Eze 16:2 | Mensenkind, maak Jeruzalem haar gruwelen bekend, ~ 1881 Eze 16:7 | vast geworden, en uw      haar is gewassen, doch gij waart 1882 Eze 16:32 | zij neemt in plaats van haar man de vreemden aan. ~ 1883 Eze 16:44 | zeggende: Zo de moeder is, is haar dochter. ~ 1884 Eze 16:45 | moeder, die de walg had van haar man en van haar kinderen; 1885 Eze 16:45 | had van haar man en van haar kinderen; en gij zijt de 1886 Eze 16:45 | de walg gehad hebben van haar mannen en van      haar 1887 Eze 16:45 | haar mannen en van      haar kinderen; uw moeder was 1888 Eze 16:46 | zuster nu is Samaria, zij en haar dochteren, dewelke woont 1889 Eze 16:46 | woont, is Sodom en      haar dochteren. ~ 1890 Eze 16:47 | 47      Doch gij hebt in haar wegen niet gewandeld, noch 1891 Eze 16:47 | niet gewandeld, noch naar haar gruwelen gedaan; het was 1892 Eze 16:48 | Sodom, uw zuster, zij met haar dochteren, gedaan heeft, 1893 Eze 16:49 | stille gerustheid had zij en haar dochteren; maar zij sterkte 1894 Eze 16:53 | 53      Als Ik haar gevangenen wederbrengen 1895 Eze 16:53 | gevangenen van Sodom en haar dochteren, en de gevangenen 1896 Eze 16:53 | gevangenen van Samaria en haar dochteren, dan zal Ik wederbrengen      1897 Eze 16:53 | gevangenis in het midden van haar. ~ 1898 Eze 16:54 | gij gedaan hebt, als gij haar troosten zult. ~ 1899 Eze 16:55 | Als uw zusters, Sodom en haar dochteren, zullen wederkeren 1900 Eze 16:55 | dochteren, zullen wederkeren tot haar vorigen staat, mitsgaders 1901 Eze 16:55 | staat, mitsgaders Samaria en haar dochteren zullen wederkeren 1902 Eze 16:55 | dochteren zullen wederkeren tot haar vorigen staat, zult gij 1903 Eze 17:12 | Jeruzalem gekomen, en heeft haar koning genomen, en haar 1904 Eze 17:12 | haar koning genomen, en haar vorsten,      en heeft ze 1905 Eze 19:2 | nederliggende; zij bracht haar welpen op in het midden 1906 Eze 19:3 | Zij toog nu een van haar welpen op; het werd een 1907 Eze 19:5 | in hope was geweest, doch haar verwachting verloren was, 1908 Eze 19:5 | zo nam zij een ander van haar welpen, hetwelk zij tot 1909 Eze 22:2 | ze recht geven? Ja, maak haar bekend al haar gruwelen. ~ 1910 Eze 22:2 | Ja, maak haar bekend al haar gruwelen. ~ 1911 Eze 22:3 | Heere HEERE: O stad, die in haar midden bloed vergiet, opdat 1912 Eze 22:3 | midden bloed vergiet, opdat haar tijd kome, en drekgoden 1913 Eze 22:21 | dat gij in het midden van haar zult gesmolten worden. ~ 1914 Eze 22:22 | gijlieden in het midden van haar gesmolten worden; en gij 1915 Eze 22:24 | Mensenkind, zeg tot haar; Gij zijt een land, dat 1916 Eze 22:25 | profeten is in het midden van haar als een brullende leeuw, 1917 Eze 22:25 | kostelijke nemen zij weg; haar      weduwen vermenigvuldigen 1918 Eze 22:25 | vermenigvuldigen zij in het midden van haar. ~ 1919 Eze 22:26 | 26      Haar priesters doen Mijn wet 1920 Eze 22:27 | 27      Haar vorsten zijn in het midden 1921 Eze 22:27 | vorsten zijn in het midden van haar als wolven, die een roof 1922 Eze 22:28 | 28      Haar profeten nu pleisteren hen 1923 Eze 23:3 | hoereerden in Egypte; in haar jeugd hoereerden zij; daar 1924 Eze 23:3 | hoereerden zij; daar werden haar borsten gedrukt, en daar 1925 Eze 23:4 | 4      Haar namen nu waren: Ohola, de 1926 Eze 23:4 | de grootste, en Oholiba, haar zuster; en zij werden de 1927 Eze 23:4 | en dochteren; dit waren haar namen: Samaria is Ohola, 1928 Eze 23:5 | en zij werd verliefd op haar boelen, op de Assyriers, 1929 Eze 23:7 | 7      Alzo dreef zij haar hoererijen met dezelve, 1930 Eze 23:8 | 8      Zij verliet ook haar hoererijen niet, gebracht 1931 Eze 23:8 | Egypte; want zij hadden bij haar in haar jeugd gelegen, en 1932 Eze 23:8 | want zij hadden bij haar in haar jeugd gelegen, en zij hadden 1933 Eze 23:8 | hadden hun      hoererij over haar uitgestort. ~ 1934 Eze 23:9 | 9      Daarom gaf Ik haar in de hand van haar boelen 1935 Eze 23:9 | gaf Ik haar in de hand van haar boelen over, in de hand 1936 Eze 23:10 | 10      Dezen ontdekten haar schaamte, haar zonen en 1937 Eze 23:10 | ontdekten haar schaamte, haar zonen en haar dochteren 1938 Eze 23:10 | schaamte, haar zonen en haar dochteren namen zij weg, 1939 Eze 23:10 | dochteren namen zij weg, maar haar doodden zij met het zwaard; 1940 Eze 23:10 | men      gerichten over haar geoefend had. ~ 1941 Eze 23:11 | 11      Als haar zuster, Oholiba, dit zag, 1942 Eze 23:11 | dit zag, zo verdierf zij haar minne nog meer dan zij, 1943 Eze 23:11 | minne nog meer dan zij, en haar hoererijen meer dan de hoererijen 1944 Eze 23:11 | meer dan de hoererijen van haar zuster. ~ 1945 Eze 23:14 | 14      Ja, zij deed tot haar hoererijen nog meer toe; 1946 Eze 23:16 | verliefd met het opzien van haar ogen, en zij zond boden 1947 Eze 23:17 | van Babel nu kwamen tot haar in tot het leger der minne, 1948 Eze 23:17 | minne, en verontreinigden haar met hun hoererij; ook verontreinigde 1949 Eze 23:17 | zich met hen; daarna werd haar ziel van      hen afgetrokken. ~ 1950 Eze 23:18 | 18      Alzo ontdekte zij haar hoererijen, en ontdekte 1951 Eze 23:18 | hoererijen, en ontdekte haar schaamte; toen werd Mijn 1952 Eze 23:18 | toen werd Mijn ziel van haar afgetrokken, gelijk als 1953 Eze 23:18 | ziel was afgetrokken van haar zuster. ~ 1954 Eze 23:19 | Doch zij vermenigvuldigde haar hoererijen, gedenkende aan 1955 Eze 23:19 | gedenkende aan de dagen van haar jeugd, als zij gehoereerd 1956 Eze 23:31 | gewandeld, daarom zal Ik haar beker in uw hand geven. ~ 1957 Eze 23:36 | recht geven? Ja, vertoon haar haar gruwelen. ~ 1958 Eze 23:36 | geven? Ja, vertoon haar haar gruwelen. ~ 1959 Eze 23:37 | gedaan, en er is bloed in haar handen; en zij hebben met 1960 Eze 23:37 | handen; en zij hebben met haar drekgoden overspel gedaan; 1961 Eze 23:37 | daartoe hebben zij ook haar kinderen, die zij Mij gebaard      1962 Eze 23:42 | deden      armringen aan haar handen, en een sierlijke 1963 Eze 23:42 | en een sierlijke kroon op haar hoofden. ~ 1964 Eze 23:44 | 44      En men ging tot haar in, gelijk men ingaat tot 1965 Eze 23:45 | Rechtvaardige mannen dan, die zullen haar richten naar het recht der 1966 Eze 23:45 | overspeelsters, en bloed is in haar      handen. ~ 1967 Eze 23:46 | zal een vergadering tegen haar doen opkomen, en zal ze 1968 Eze 23:47 | hun zwaarden nederhouwen; haar zonen en haar dochteren 1969 Eze 23:47 | nederhouwen; haar zonen en haar dochteren zullen zij doden, 1970 Eze 23:47 | dochteren zullen zij doden, en haar huizen met vuur verbranden. ~ 1971 Eze 24:7 | 7      Want haar bloed is in het midden van 1972 Eze 24:7 | bloed is in het midden van haar; op een gladde steenrots 1973 Eze 24:8 | wraak te oefenen, heb Ik ook haar bloed op een gladde steenrots 1974 Eze 24:12 | Mij moede gemaakt; nog is haar overvloedig schuim van haar 1975 Eze 24:12 | haar overvloedig schuim van haar niet uitgegaan; haar schuim 1976 Eze 24:12 | van haar niet uitgegaan; haar schuim moet in het vuur. ~ 1977 Eze 25:13 | Ik zal mens en beest uit haar uitroeien; en zal haar tot 1978 Eze 25:13 | uit haar uitroeien; en zal haar tot een woestheid stellen 1979 Eze 26:3 | opkomen, alsof Ik de zee met haar golven deed opkomen. ~ 1980 Eze 26:4 | van Tyrus verderven, en haar torens afbreken; ja, Ik 1981 Eze 26:4 | torens afbreken; ja, Ik zal haar stof van haar wegvagen, 1982 Eze 26:4 | ja, Ik zal haar stof van haar wegvagen, en zal haar tot 1983 Eze 26:4 | van haar wegvagen, en zal haar tot een gladde steenrots 1984 Eze 26:6 | 6      En haar dochteren, die in het veld 1985 Eze 26:17 | geweest is ter zee, zij en haar      inwoners; die hunlieder 1986 Eze 26:17 | gaven aan allen, die in haar woonden! ~ 1987 Eze 27:9 | De oudsten van Gebal en haar wijzen waren in u, verbeterende 1988 Eze 27:9 | alle schepen der zee en haar zeelieden waren in u, om 1989 Eze 28:21 | Sidon, en profeteer tegen haar, ~ 1990 Eze 28:22 | ben, als Ik gerichten in haar zal      hebben geoefend, 1991 Eze 28:22 | hebben geoefend, en in haar geheiligd zal zijn. ~ 1992 Eze 28:23 | Ik zal de pestilentie in haar zenden, en bloed op haar 1993 Eze 28:23 | haar zenden, en bloed op haar straten, en de verslagenen 1994 Eze 28:23 | vallen in het midden van haar, door het zwaard, dat tegen 1995 Eze 28:23 | door het zwaard, dat tegen haar zal zijn van rondom;      1996 Eze 29:18 | den dienst, dien hij tegen haar gediend heeft. ~ 1997 Eze 29:20 | arbeidsloon, omdat hij tegen haar gediend heeft, heb Ik hem 1998 Eze 30:4 | derzelver menigte wegnemen, en haar      fondamenten zullen 1999 Eze 30:7 | der verwoeste landen; en haar steden zullen zijn in het 2000 Eze 30:8 | zal hebben gelegd, en al haar helpers zullen verbroken


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2528

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License