Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
haalden 7
haalt 5
haan 12
haar 2528
haarband 1
haard 6
haardstenen 1
Frequency    [«  »]
2779 naar
2776 al
2765 ook
2528 haar
2440 hebben
2336 worden
2288 nu

Bijbel

IntraText - Concordances

haar

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2528

     Book Chapter: Verse
2001 Eze 30:18 | hovaardij harer sterkte in haar zal ophouden; haar zal een 2002 Eze 30:18 | sterkte in haar zal ophouden; haar zal een wolk bedekken,      2003 Eze 30:18 | een wolk bedekken,      en haar dochters zullen gaan in 2004 Eze 32:7 | bedekken, en de maan zal haar licht niet laten lichten. ~ 2005 Eze 32:12 | van Egypte verstoren, en haar ganse menigte zal      verdelgd 2006 Eze 32:13 | 13      En Ik zal haar beesten verdoen van bij 2007 Eze 32:16 | zingen over Egypte en over haar ganse menigte,      spreekt 2008 Eze 32:18 | en doe ze nederdalen, (haar en de dochteren der prachtige 2009 Eze 32:20 | zwaard overgegeven; trek haar henen met al haar menigte. ~ 2010 Eze 32:20 | trek haar henen met al haar menigte. ~ 2011 Eze 32:22 | 22      Daar is Assur met haar gansen hoop, zijn graven 2012 Eze 32:23 | de zijden des kuils, en haar hoop is rondom haar graf; 2013 Eze 32:23 | en haar hoop is rondom haar graf; zij zijn allen verslagen, 2014 Eze 32:24 | 24      Daar is Elam met haar ganse menigte rondom haar 2015 Eze 32:24 | haar ganse menigte rondom haar graf; zij zijn allen verslagen, 2016 Eze 32:25 | der verslagenen hebben zij haar een legerstede gesteld onder 2017 Eze 32:25 | legerstede gesteld onder haar ganse menigte, rondom hem 2018 Eze 32:25 | menigte, rondom hem zijn haar graven; zij zijn allen onbesneden, 2019 Eze 32:26 | is Mesech, en Tubal, met haar ganse menigte; rondom hem 2020 Eze 32:26 | menigte; rondom hem zijn haar graven; zij zijn allen onbesneden, 2021 Eze 32:29 | 29      Daar is Edom, haar koningen en al haar vorsten, 2022 Eze 32:29 | Edom, haar koningen en al haar vorsten, die met hunlieder 2023 Eze 40:9 | der poort, acht ellen, en haar posten twee ellen; en het 2024 Eze 40:21 | 21      En haar kamertjes, drie van deze 2025 Eze 40:21 | drie van gene zijde; en haar posten en haar voorhuizen 2026 Eze 40:21 | zijde; en haar posten en haar voorhuizen waren naar de 2027 Eze 40:21 | eerste poort; vijftig ellen haar lengte, en de breedte van 2028 Eze 40:22 | 22      En haar vensters, en haar voorhuizen, 2029 Eze 40:22 | En haar vensters, en haar voorhuizen, en haar palmbomen, 2030 Eze 40:22 | en haar voorhuizen, en haar palmbomen, waren naar de 2031 Eze 40:22 | op met zeven trappen, en haar      voorhuizen waren voor 2032 Eze 40:25 | zij had vensteren, ook aan haar voorhuizen, rondom henen, 2033 Eze 40:26 | 26      En haar opgangen waren van zeven 2034 Eze 40:26 | waren van zeven trappen, en haar voorhuizen waren voor aan 2035 Eze 40:26 | en een van gene zijde aan haar posten. ~ 2036 Eze 40:29 | 29      En haar kamertjes, en haar posten, 2037 Eze 40:29 | En haar kamertjes, en haar posten, en haar voorhuizen 2038 Eze 40:29 | kamertjes, en haar posten, en haar voorhuizen waren naar deze 2039 Eze 40:29 | zij had vensteren, ook in haar voorhuizen, rondom henen; 2040 Eze 40:31 | 31      En haar voorhuizen waren aan het 2041 Eze 40:31 | ook waren er palmbomen aan haar posten, en haar opgangen 2042 Eze 40:31 | palmbomen aan haar posten, en haar opgangen waren van acht 2043 Eze 40:33 | 33      Ook haar kamertjes, en haar posten, 2044 Eze 40:33 | Ook haar kamertjes, en haar posten, en haar voorhuizen 2045 Eze 40:33 | kamertjes, en haar posten, en haar voorhuizen naar deze maten; 2046 Eze 40:33 | zij had vensteren ook aan haar voorhuizen, rondom henen; 2047 Eze 40:34 | 34      En haar voorhuizen waren aan het 2048 Eze 40:34 | ook waren er palmbomen aan haar posten, van deze en van 2049 Eze 40:34 | deze en van gene zijde; en haar opgangen waren van acht 2050 Eze 40:36 | 36      Haar kamertjes, haar posten en 2051 Eze 40:36 | 36      Haar kamertjes, haar posten en haar voorhuizen; 2052 Eze 40:36 | kamertjes, haar posten en haar voorhuizen; ook had zij 2053 Eze 40:37 | 37      En haar posten waren aan het buitenste 2054 Eze 40:37 | ook waren er palmbomen aan haar posten, van deze en van 2055 Eze 40:37 | deze en van gene zijde; en haar opgangen waren van acht 2056 Eze 40:38 | 38      Haar kameren nu en haar deuren 2057 Eze 40:38 | Haar kameren nu en haar deuren waren bij de posten 2058 Eze 42:11 | derzelver breedte; en al haar uitgangen      waren ook 2059 Eze 47:10 | uitspreiding der netten; haar vis zal naar zijn aard      2060 Eze 47:11 | 11      Doch haar modderige plaatsen en haar 2061 Eze 47:11 | haar modderige plaatsen en haar moerassen zullen niet gezond 2062 Eze 47:12 | Aan de beek nu, aan haar oever, zal van deze en van 2063 Eze 48:16 | 16      En dit zullen haar maten zijn: de noorderhoek, 2064 Eze 48:19 | die de stad dienen, zullen haar dienen uit alle stammen 2065 Dan 1:1 | Jeruzalem, en belegerde haar. ~ 2066 Dan 3:27 | geheerst      had, en dat het haar huns hoofds niet verbrand 2067 Dan 4:12 | des hemels woonden in      haar takken, en alle vlees werd 2068 Dan 4:33 | nat gemaakt, totdat zijn haar wies als der arenden vederen, 2069 Dan 7:9 | was als de sneeuw, en het haar Zijns hoofds als zuivere 2070 Dan 11:6 | overgegeven worden, en die haar gebracht      hebben, en 2071 Dan 11:6 | gebracht      hebben, en die haar gegenereerd heeft, en die 2072 Dan 11:6 | gegenereerd heeft, en die haar gesterkt heeft in die tijden. ~ 2073 Dan 11:7 | Doch uit de spruit van haar wortelen zal er een opstaan 2074 Dan 11:17 | der      vrouwen geven, om haar te verderven, maar zij zal 2075 Hos 1:6 | Hij zeide tot hem: Noem haar naam Lo-Ruchama; want Ik 2076 Hos 2:1 | Mijn vrouw niet is, en Ik haar Man niet ben; en laat ze 2077 Hos 2:1 | Man niet ben; en laat ze haar hoererijen van haar aangezicht, 2078 Hos 2:1 | laat ze haar hoererijen van haar aangezicht, en haar overspelerijen 2079 Hos 2:1 | van haar aangezicht, en haar overspelerijen van tussen 2080 Hos 2:1 | overspelerijen van tussen haar      borsten wegdoen. ~ 2081 Hos 2:5 | heiningmuur maken, dat zij haar paden niet zal vinden. ~ 2082 Hos 2:6 | 6      En zij zal haar boelen nalopen, maar dezelve 2083 Hos 2:7 | bekent toch niet, dat Ik haar het koren, en den most, 2084 Hos 2:7 | de olie gegeven heb, en haar het zilver en goud vermenigvuldigd 2085 Hos 2:8 | en Mijn vlas, dienende om haar naaktheid te      bedekken. ~ 2086 Hos 2:9 | 9      En nu zal Ik haar dwaasheid ontdekken voor 2087 Hos 2:9 | harer boelen; en niemand zal haar uit Mijn hand verlossen. 2088 Hos 2:10 | Ik zal doen ophouden al haar vrolijkheid, haar feesten, 2089 Hos 2:10 | ophouden al haar vrolijkheid, haar feesten, haar nieuwe maanden, 2090 Hos 2:10 | vrolijkheid, haar feesten, haar nieuwe maanden, en haar 2091 Hos 2:10 | haar nieuwe maanden, en haar sabbatten, ja, al haar gezette 2092 Hos 2:10 | en haar sabbatten, ja, al haar gezette hoogtijden. ~ 2093 Hos 2:11 | En Ik zal verwoesten haar wijnstok en haar vijgeboom, 2094 Hos 2:11 | verwoesten haar wijnstok en haar vijgeboom, waarvan zij zegt: 2095 Hos 2:12 | 12      En Ik zal over haar bezoeken de dagen des Baals, 2096 Hos 2:12 | heeft, en zich versierd met haar voorhoofdsiersel, en haar 2097 Hos 2:12 | haar voorhoofdsiersel, en haar halssieraad, en is haar 2098 Hos 2:12 | haar halssieraad, en is haar boelen nagegaan,      maar 2099 Hos 2:13 | Daarom, ziet, Ik zal haar lokken, en zal haar voeren 2100 Hos 2:13 | zal haar lokken, en zal haar voeren in de woestijn; en 2101 Hos 2:13 | woestijn; en Ik zal naar haar hart spreken. ~ 2102 Hos 2:14 | 14      En Ik zal haar geven haar wijngaarden van 2103 Hos 2:14 | En Ik zal haar geven haar wijngaarden van daar af, 2104 Hos 2:16 | zal de namen der Baals van haar mond wegdoen; zij zullen 2105 Hos 3:1 | die, bemind zijnde van haar vriend, nochtans overspel 2106 Hos 3:3 | 3   En ik zeide tot haar: Gij zult vele dagen na 2107 Hos 8:14 | in zijn steden, dat zal haar paleizen      verteren. ~  ~ 2108 Hos 9:10 | vrucht aan den vijgeboom in haar beginsel; maar zij gingen 2109 Hos 10:11 | Ik over de schoonheid van haar hals overgegaan; Ik zal 2110 Hos 14:1 | wederspannig geweest tegen haar God; zij zullen door het 2111 Joe 1:8 | omgord is vanwege den man van haar jeugd. ~ 2112 Joe 2:10 | zwart, en de sterren trekken haar glans in. ~ 2113 Joe 2:16 | binnenkamer, en de bruid uit haar      slaapkamer. ~ 2114 Joe 3:15 | geworden, en de sterren hebben haar glans ingetrokken. ~ 2115 Joe 3:17 | zullen niet meer door      haar doorgaan. ~ 2116 Amos 1:7 | den muur van Gaza, dat zal haar paleizen verteren. ~ 2117 Amos 1:10 | muur van Tyrus, dat zal haar paleizen verteren. ~ 2118 Amos 1:14 | muur van Rabba, dat zal haar paleizen verteren; met een 2119 Amos 2:3 | rechter uit het midden van haar uitroeien; en al haar vorsten 2120 Amos 2:3 | van haar uitroeien; en al haar vorsten zal Ik met hem doden, 2121 Amos 3:9 | beroerten in het midden van haar, en de      verdrukten binnen 2122 Amos 3:9 | verdrukten binnen in haar. ~ 2123 Amos 5:2 | opstaan; zij is verlaten op haar land, er is niemand, die 2124 Amos 5:2 | land, er is niemand, die haar opricht. ~ 2125 Amos 6:8 | daarom zal Ik de      stad en haar volheid overleveren. ~ 2126 Amos 9:11 | weder oprichten, en Ik zal haar reten vertuinen, en wat 2127 Amos 9:11 | reten vertuinen, en wat aan haar is afgebroken, weder oprichten, 2128 Jona 1:2 | Nineve, en predik tegen haar; want hunlieder boosheid 2129 Jona 1:15 | Toen stond de zee stil van haar verbolgenheid. ~ 2130 Jona 3:2 | Nineve; en predik tegen haar de prediking, die Ik tot 2131 Mic 1:6 | eens wijngaards; en Ik zal haar stenen in de vallei storten, 2132 Mic 1:6 | in de vallei storten, en haar fundamenten ontdekken. ~ 2133 Mic 1:7 | 7      En al haar gesneden beelden zullen 2134 Mic 1:7 | vermorzeld worden, en al haar hoerenbeloningen zullen 2135 Mic 1:7 | vuur verbrand worden, en al haar afgoden zal Ik stellen tot 2136 Mic 1:9 | 9      Want haar plagen zijn dodelijk; want 2137 Mic 2:9 | elkeen uit het huis van haar vermakingen; van haar kinderkens 2138 Mic 2:9 | van haar vermakingen; van haar kinderkens neemt gij Mijn 2139 Mic 2:12 | kudde in het midden van      haar kooi zullen zij van mensen 2140 Mic 3:11 | 11      Haar hoofden rechten om geschenken, 2141 Mic 3:11 | rechten om geschenken, en haar priesters leren om loon, 2142 Mic 3:11 | priesters leren om loon, en haar profeten waarzeggen om geld; 2143 Mic 4:6 | spreekt de HEERE, zal Ik haar, die hinkende was, verzamelen, 2144 Mic 4:6 | hinkende was, verzamelen, en haar, die verdreven was, vergaderen, 2145 Mic 4:7 | 7      En Ik zal haar, die hinkende was, maken 2146 Mic 4:7 | tot een overblijfsel, en haar die verre henen verstoten 2147 Mic 6:12 | 12      Dewijl haar rijke lieden vol zijn van 2148 Mic 6:12 | vol zijn van geweld, en haar inwoners leugen spreken, 2149 Mic 6:12 | inwoners leugen spreken, en haar tong bedriegelijk is in 2150 Mic 6:12 | tong bedriegelijk is in haar mond; ~ 2151 Mic 6:16 | stelle tot verwoesting, en haar      inwoners tot aanfluiting; 2152 Mic 7:5 | de deuren uws monds voor haar, die in uw schoot ligt. ~ 2153 Mic 7:6 | de dochter staat op tegen haar moeder, de schoondochter 2154 Mic 7:6 | de schoondochter tegen haar schoonmoeder; eens mans 2155 Mic 7:10 | het zien, en schaamte zal haar bedekken; die tot mij zegt: 2156 Mic 7:10 | God? Mijn ogen zullen aan haar zien; nu zal zij worden 2157 Mic 7:15 | 15      Ik zal haar wonderen doen zien, als 2158 Nah 1:8 | doorgaanden vloed zal Hij haar plaats te niet maken; en 2159 Nah 2:7 | weggevoerd worden, men zal haar heten voortgaan; en haar 2160 Nah 2:7 | haar heten voortgaan; en haar maagden zullen haar geleiden, 2161 Nah 2:7 | en haar maagden zullen haar geleiden, als met een stem 2162 Nah 2:7 | der duiven, trommelende op haar harten. ~ 2163 Nah 2:10 | uitgeledigd, uitgeput, en haar hart versmelt, en de knieen 2164 Nah 2:13 | der heirscharen, en Ik zal haar wagenen in rook verbranden, 2165 Nah 3:4 | meesteres der toverijen, die met haar hoererijen volken verkocht 2166 Nah 3:4 | heeft, en geslachten met haar toverijen. ~ 2167 Nah 3:7 | wie zal medelijden met haar hebben? Van waar zal ik 2168 Nah 3:8 | welker voormuur de zee is, haar muur is van zee. ~ 2169 Nah 3:9 | Morenland en Egypte waren haar macht, en er was geen einde; 2170 Nah 3:10 | de gevangenis; ook zijn haar kinderen op het hoofd van 2171 Nah 3:10 | verpletterd geworden; en over haar geeerden hebben zij het 2172 Nah 3:10 | lot geworpen, en      al haar groten zijn in boeien gebonden 2173 Zep 2:14 | En in het midden van haar zullen den kudden legeren, 2174 Zep 2:14 | ook de nachtuil zullen op haar granaatappelen vernachten; 2175 Zep 2:14 | den dorpel zijn, als Hij haar cederwerk zal ontbloot hebben. ~ 2176 Zep 2:15 | die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en 2177 Zep 3:2 | vertrouwt niet op den HEERE; tot haar God nadert zij niet. ~ 2178 Zep 3:3 | 3      Haar vorsten zijn brullende leeuwen 2179 Zep 3:3 | leeuwen in het midden van haar; haar rechters zijn avondwolven, 2180 Zep 3:3 | in het midden van haar; haar rechters zijn avondwolven, 2181 Zep 3:4 | 4      Haar profeten zijn lichtvaardig, 2182 Zep 3:4 | gans trouweloze mannen; haar priesters verontreinigen 2183 Zep 3:5 | HEERE is in het midden van haar, Hij doet geen onrecht; 2184 Zep 3:7 | de tucht aannemen, opdat haar woning niet uitgeroeid zou 2185 Zep 3:7 | uitgeroeid zou worden; al wat Ik haar bezocht hebbe, waarlijk, 2186 Zep 3:18 | schimping is een last op haar. ~ 2187 Zac 2:2 | meten; om te zien, hoe groot haar breedte, en hoe groot haar 2188 Zac 2:2 | haar breedte, en hoe groot haar lengte wezen zal. ~ 2189 Zac 2:5 | 5      En Ik zal haar wezen, spreekt de HEERE, 2190 Zac 2:5 | wezen in het midden van haar. ~ 2191 Zac 5:2 | is van twintig ellen, en haar breedte van tien ellen. ~ 2192 Zac 5:9 | kwamen voort, en wind was in haar vleugelen, en zij hadden 2193 Zac 5:11 | En Hij zeide tot mij: Om haar een huis te bouwen in het 2194 Zac 5:11 | gevestigd en gesteld worde op haar grondvesting. ~  ~ 2195 Zac 7:7 | bewoond en gerust was, en haar steden rondom haar; en het 2196 Zac 7:7 | was, en haar steden rondom haar; en het zuiden en de      2197 Zac 8:2 | grimmigheid heb Ik over haar geijverd. ~ 2198 Zac 8:5 | en meisjes, spelende op haar straten. ~ 2199 Zac 8:12 | vrucht geven, en de aarde zal haar inkomen geven, en de hemelen 2200 Zac 9:4 | Ziet, de HEERE zal haar uit het bezit stoten, en 2201 Zac 9:4 | bezit stoten, en Hij zal haar vesting in de zee verslaan; 2202 Zac 12:3 | aarde zullen zich tegen haar verzamelen. ~ 2203 Zac 12:6 | Jeruzalem zal nog blijven in haar plaats te Jeruzalem. ~ 2204 Zac 14:10 | verhoogd en bewoond worden in haar plaats; van      de poort 2205 Mal 1:11 | van den opgang der zon tot haar ondergang, zal Mijn Naam 2206 Mal 1:12 | tafel is ontreinigd, en haar inkomen, haar spijs is verachtelijk. ~ 2207 Mal 1:12 | ontreinigd, en haar inkomen, haar spijs is verachtelijk. ~ 2208 Matt 1:19 | 19 Jozef nu, haar man, alzo hij rechtvaardig 2209 Matt 1:19 | hij rechtvaardig was, en haar niet wilde openbaarlijk 2210 Matt 1:19 | schande maken, was van wil haar heimelijk te verlaten. ~ 2211 Matt 1:20 | te nemen; want hetgeen in haar ontvangen is, dat is uit 2212 Matt 1:25 | 25 En bekende haar niet, totdat zij dezen haar 2213 Matt 1:25 | haar niet, totdat zij dezen haar eerstgeboren Zoon gebaard 2214 Matt 2:18 | gekerm; Rachel beweende haar kinderen, en wilde niet 2215 Matt 5:28 | overspel in zijn hart met haar gedaan. ~ 2216 Matt 5:31 | vrouw verlaten zal, die geve haar een scheidbrief. ~ 2217 Matt 5:36 | zweren, omdat gij niet een haar kunt wit of zwart maken; ~ 2218 Matt 8:15 | 15 En Hij raakte haar hand aan, en de koorts verliet 2219 Matt 8:15 | aan, en de koorts verliet haar; en zij stond op, en diende 2220 Matt 9:18 | doch kom en leg Uw hand op haar, en zij zal leven. ~ 2221 Matt 9:22 | Jezus, Zich omkerende, en haar ziende, zeide: Wees welgemoed, 2222 Matt 9:25 | was, ging Hij in, en greep haar hand; en het dochtertje 2223 Matt 10:35 | vader, en de dochter tegen haar moeder, en de schoondochter 2224 Matt 10:35 | en de schoondochter tegen haar schoonmoeder. ~ 2225 Matt 11:19 | gerechtvaardigd geworden van Haar kinderen. ~ 2226 Matt 14:4 | Het is u niet geoorloofd haar te hebben. ~ 2227 Matt 14:7 | 7 Waarom hij haar met ede beloofde te geven, 2228 Matt 14:8 | voren onderricht zijnde van haar moeder, zeide: Geef mij 2229 Matt 14:9 | aanzaten, gebood hij, dat het haar zou gegeven worden; ~ 2230 Matt 14:11 | gegeven; en zij droeg het tot haar moeder. ~ 2231 Matt 15:23 | 23 Doch Hij antwoordde haar niet een woord. En Zijn 2232 Matt 15:23 | baden Hem, zeggende: Laat haar van U; want zij roept ons 2233 Matt 15:28 | antwoordde Jezus, en zeide tot haar: O vrouw! groot is uw geloof; 2234 Matt 15:28 | geschiede, gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van 2235 Matt 19:7 | scheidbrief te geven en haar te verlaten? ~ 2236 Matt 20:20 | van Zebedeus tot Hem met haar zonen, Hem aanbiddende, 2237 Matt 20:21 | 21 En Hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide 2238 Matt 21:2 | vinden, en een veulen met haar; ontbindt ze, en brengt 2239 Matt 21:41 | die hem de vruchten op haar tijden zullen geven. ~ 2240 Matt 23:37 | bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert 2241 Matt 24:29 | verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven, en 2242 Matt 25:1 | aan tien maagden, welke haar lampen namen, en gingen 2243 Matt 25:2 | 2 En vijf van haar waren wijzen, en vijf waren 2244 Matt 25:3 | 3 Die dwaas waren, haar lampen nemende, namen geen 2245 Matt 25:4 | de wijzen namen olie in haar vaten, met haar lampen. ~ 2246 Matt 25:4 | olie in haar vaten, met haar lampen. ~ 2247 Matt 25:7 | maagden op, en bereidden haar lampen. ~ 2248 Matt 26:13 | wereld, daar zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden 2249 Matt 28:9 | boodschappen, ziet, Jezus is haar ontmoet, zeggende: Weest 2250 Matt 28:10 | 10 Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, 2251 Mark 1:30 | terstond zeiden zij Hem van haar. ~ 2252 Mark 1:31 | 31 En Hij, tot haar gaande, vatte haar hand, 2253 Mark 1:31 | tot haar gaande, vatte haar hand, en richtte haar op; 2254 Mark 1:31 | vatte haar hand, en richtte haar op; en terstond verliet 2255 Mark 1:31 | op; en terstond verliet haar de koorts, en zij diende 2256 Mark 5:23 | zeggende: Mijn dochtertje is in haar uiterste; ik bid U, dat 2257 Mark 5:23 | Gij komt en de handen op haar legt, opdat zij behouden 2258 Mark 5:29 | opgedroogd, en zij gevoelde aan haar lichaam, dat zij van die 2259 Mark 5:32 | 32 En Hij zag rondom om haar te zien, die dat gedaan 2260 Mark 5:33 | bevende, wetende, wat aan haar geschied was, kwam en viel 2261 Mark 5:34 | 34 En Hij zeide tot haar: Dochter, uw geloof heeft 2262 Mark 5:41 | des kinds, en zeide tot haar: Talitha kumi! hetwelk is, 2263 Mark 5:43 | weten; en zeide, dat men haar zou te eten geven. ~  ~ 2264 Mark 6:17 | broeder Filippus, omdat hij haar getrouwd had. ~ 2265 Mark 6:23 | 23 En hij zwoer haar: Zo wat gij van mij zult 2266 Mark 6:24 | uitgegaan zijnde, zeide tot haar moeder: Wat zal ik eisen? 2267 Mark 6:26 | mede aanzaten, wilde hij haar hetzelve niet afslaan. ~ 2268 Mark 7:26 | den duivel uitwierp uit haar dochter. ~ 2269 Mark 7:27 | 27 Maar Jezus zeide tot haar: Laat eerst de kinderen 2270 Mark 7:29 | 29 En Hij zeide tot haar: Om dezes woords wil ga 2271 Mark 7:30 | 30 En als zij in haar huis kwam, vond zij, dat 2272 Mark 10:4 | scheidbrief te schrijven, en haar te verlaten. ~ 2273 Mark 10:11 | die doet overspel tegen haar. ~ 2274 Mark 10:12 | 12 En indien een vrouw haar man zal verlaten, en met 2275 Mark 12:21 | 21 De tweede nam haar ook, en is gestorven, en 2276 Mark 12:23 | zijn? Want die zeven hebben haar tot een vrouw gehad. ~ 2277 Mark 12:44 | geworpen; maar deze heeft van haar gebrek, al wat zij had, 2278 Mark 12:44 | zij had, daarin geworpen, haar ganse leeftocht. ~  ~ 2279 Mark 13:24 | verduisterd worden, en de maan zal haar schijnsel niet geven. ~ 2280 Mark 14:5 | en zij vergrimden tegen haar. ~ 2281 Mark 14:6 | Jezus zeide: Laat af van haar; wat doet gij haar moeite 2282 Mark 14:6 | af van haar; wat doet gij haar moeite aan? Zij heeft een 2283 Mark 14:9 | wereld, daar zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden, 2284 Mark 16:6 | 6 Maar hij zeide tot haar: Zijt niet verbaasd; gij 2285 Mark 16:8 | beving en ontzetting had haar bevangen; en zij zeiden 2286 Mark 16:11 | dat Hij leefde, en van haar gezien was, geloofden zij 2287 Luk 1:5 | dochteren van Aaron, en haar naam Elizabet. ~ 2288 Luk 1:18 | en mijn vrouw is verre op haar dagen gekomen. ~ 2289 Luk 1:28 | 28 En de engel tot haar ingekomen zijnde, zeide: 2290 Luk 1:30 | 30 En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want 2291 Luk 1:35 | antwoordende, zeide tot haar: De Heilige Geest zal over 2292 Luk 1:36 | bevrucht, met een zoon, in haar ouderdom; en deze maand 2293 Luk 1:36 | ouderdom; en deze maand is haar, die onvruchtbaar genaamd 2294 Luk 1:38 | En de engel ging weg van haar. ~ 2295 Luk 1:41 | sprong het kindeken op in haar buik; en Elizabet werd vervuld 2296 Luk 1:45 | heeft; want de dingen, die haar van den Heere gezegd zijn, 2297 Luk 1:56 | 56 En Maria bleef bij haar omtrent drie maanden, en 2298 Luk 1:56 | maanden, en keerde weder tot haar huis. ~ 2299 Luk 1:58 | daar rondom woonden, en haar magen hoorden, dat de Heere 2300 Luk 1:58 | barmhartigheid grotelijks aan haar bewezen had, en waren met 2301 Luk 1:58 | bewezen had, en waren met haar verblijd. ~ 2302 Luk 1:61 | 61 En zij zeiden tot haar: Er is niemand in uw maagschap, 2303 Luk 2:7 | 7 En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond 2304 Luk 2:19 | zamen, overleggende die in haar hart. ~ 2305 Luk 2:36 | ouderdom gekomen, welke met haar man zeven jaren had geleefd 2306 Luk 2:36 | zeven jaren had geleefd van haar maagdom af. ~ 2307 Luk 2:51 | bewaarde al deze dingen in haar hart. ~ 2308 Luk 4:26 | 26 En tot geen van haar werd Elias gezonden, dan 2309 Luk 4:38 | bevangen, en zij baden Hem voor haar. ~ 2310 Luk 4:39 | 39 En staande boven haar, bestrafte Hij de koorts, 2311 Luk 4:39 | koorts, en de koorts verliet haar; en zij van stonde aan opstaande, 2312 Luk 7:12 | schare van de stad was met haar. ~ 2313 Luk 7:13 | 13 En de Heere, haar ziende, werd innerlijk met 2314 Luk 7:13 | innerlijk met ontferming over haar bewogen, en zeide tot haar: 2315 Luk 7:13 | haar bewogen, en zeide tot haar: Ween niet. ~ 2316 Luk 7:35 | gerechtvaardigd geworden van al haar kinderen. ~ 2317 Luk 7:38 | zij droogde ze af met het haar van haar hoofd, en kuste 2318 Luk 7:38 | droogde ze af met het haar van haar hoofd, en kuste Zijn voeten, 2319 Luk 7:44 | nat gemaakt, en met het haar van haar hoofd afgedroogd. ~ 2320 Luk 7:44 | gemaakt, en met het haar van haar hoofd afgedroogd. ~ 2321 Luk 7:47 | 47 Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, 2322 Luk 7:47 | zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, die vele waren; 2323 Luk 7:48 | 48 En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven. ~ 2324 Luk 8:3 | anderen, die Hem dienden van haar goederen. ~ 2325 Luk 8:42 | twaalf jaren, en deze lag op haar sterven. En als Hij heenging, 2326 Luk 8:43 | bloeds gehad had, welke al haar leeftocht aan medicijnmeesters 2327 Luk 8:48 | 48 En Hij zeide tot haar: Dochter, wees welgemoed, 2328 Luk 8:54 | uitgedreven had, greep Hij haar hand en riep, zeggende: 2329 Luk 8:55 | 55 En haar geest keerde weder, en zij 2330 Luk 8:55 | en Hij gebood, dat men haar te eten geven zoude. ~ 2331 Luk 8:56 | 56 En haar ouders ontzetten zich; en 2332 Luk 10:10 | ontvangen, uitgaande op haar straten, zo zegt: ~ 2333 Luk 10:38 | name Martha, ontving Hem in haar huis. ~ 2334 Luk 10:40 | alleen laat dienen? Zeg dan haar, dat zij mij helpe. ~ 2335 Luk 10:41 | antwoordende, zeide tot haar: Martha, Martha, gij bekommert 2336 Luk 10:42 | uitgekozen, hetwelk van haar niet zal weggenomen worden. ~  ~  ~  2337 Luk 12:53 | moeder; de schoonmoeder tegen haar schoondochter, en de schoondochter 2338 Luk 12:53 | en de schoondochter tegen haar schoonmoeder. 2339 Luk 13:12 | 12 En Jezus, haar ziende, riep haar tot Zich, 2340 Luk 13:12 | Jezus, haar ziende, riep haar tot Zich, en zeide tot haar: 2341 Luk 13:12 | haar tot Zich, en zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost 2342 Luk 13:13 | En Hij legde de handen op haar; en zij werd terstond weder 2343 Luk 13:34 | bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens onder de vleugelen 2344 Luk 18:5 | moeilijk valt, zo zal ik haar recht doen, opdat zij niet 2345 Luk 19:41 | stad zag, weende Hij over haar, ~ 2346 Luk 21:4 | Gods; maar deze heeft van haar gebrek, al den leeftocht, 2347 Luk 21:18 | 18 Doch niet een haar uit uw hoofd zal verloren 2348 Luk 21:20 | wordt, zo weet alsdan, dat haar verwoesting nabij gekomen 2349 Luk 22:56 | bij het vuur zitten, en haar ogen op hem houdende, zeide: 2350 Luk 23:28 | 28 En Jezus, Zich tot haar kerende zeide: Gij dochters 2351 Luk 24:1 | hadden, en sommigen met haar. ~ 2352 Luk 24:4 | twee mannen stonden bij haar in blinkende klederen. ~ 2353 Luk 24:5 | neigden, zeiden zij tot haar: Wat zoekt gij den Levende 2354 Luk 24:10 | Jakobus, en de andere met haar, die dit tot de apostelen 2355 Luk 24:11 | 11 En haar woorden schenen voor hen 2356 Luk 24:11 | geklap, en zij geloofden haar niet. ~ 2357 Joha 2:4 | 4 Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u 2358 Joha 4:7 | putten. Jezus zeide tot haar: Geef Mij te drinken. ~ 2359 Joha 4:10 | antwoordde en zeide tot haar: Indien gij de gave Gods 2360 Joha 4:13 | antwoordde, en zeide tot haar: Een ieder, die van dit 2361 Joha 4:16 | 16 Jezus zeide tot haar: Ga heen, roep uw man, en 2362 Joha 4:17 | geen man. Jezus zeide tot haar: Gij hebt wel gezegd: Ik 2363 Joha 4:21 | 21 Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure 2364 Joha 4:26 | 26 Jezus zeide tot haar: Ik ben het, Die met u spreek. ~ 2365 Joha 4:27 | of: Wat spreekt Gij met haar? ~ 2366 Joha 4:28 | Zo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in 2367 Joha 7:7 | van dezelve getuig, dat haar werken boos zijn. ~ 2368 Joha 8:4 | 4 En haar gesteld hebbende in het 2369 Joha 8:7 | werpe eerst den steen op haar. ~ 2370 Joha 8:10 | dan de vrouw, zeide tot haar: Vrouw, waar zijn deze uw 2371 Joha 8:11 | Heere! En Jezus zeide tot haar: Zo veroordeel Ik u ook 2372 Joha 11:1 | uit het vlek van Maria en haar zuster Martha. ~ 2373 Joha 11:2 | voeten afgedroogd heeft met haar haren; welker broeder Lazarus 2374 Joha 11:5 | Jezus nu had Martha, en haar zuster, en Lazarus lief. ~ 2375 Joha 11:19 | Martha en Maria, opdat zij haar vertroosten zouden over 2376 Joha 11:19 | vertroosten zouden over haar broeder. ~ 2377 Joha 11:23 | 23 Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal wederopstaan. ~ 2378 Joha 11:25 | 25 Jezus zeide tot haar: Ik ben de Opstanding en 2379 Joha 11:28 | zij heen, en riep Maria, haar zuster, heimelijk, zeggende: 2380 Joha 11:31 | 31 De Joden dan, die met haar in het huis waren, en haar 2381 Joha 11:31 | haar in het huis waren, en haar vertroostten, ziende Maria, 2382 Joha 11:31 | opstond en uitging, volgden haar, zeggende: Zij gaat naar 2383 Joha 11:33 | 33 Jezus dan, als Hij haar zag wenen, en de Joden, 2384 Joha 11:33 | wenen, en de Joden, die met haar kwamen, ook wenen, werd 2385 Joha 11:40 | 40 Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat, 2386 Joha 12:3 | van Jezus gezalfd, en met haar haren Zijn voeten afgedroogd; 2387 Joha 12:7 | Jezus dan zeide: Laat af van haar; zij heeft dit bewaard tegen 2388 Joha 16:21 | heeft droefheid, dewijl haar ure gekomen is; maar wanneer 2389 Joha 19:27 | En van die ure aan nam haar de discipel in zijn huis. ~ 2390 Joha 20:13 | 13 En die zeiden tot haar: Vrouw! wat weent gij? Zij 2391 Joha 20:15 | 15 Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat weent gij? Wien 2392 Joha 20:16 | 16 Jezus zeide tot haar: Maria! Zij, zich omkerende, 2393 Joha 20:17 | 17 Jezus zeide tot haar: Raak Mij niet aan, want 2394 Joha 20:18 | Heere gezien had, en dat Hij haar dit gezegd had. ~ 2395 Hand 6:45 | 15 En zij zeiden tot haar: Gij raast. Doch zij bleef 2396 Hand 10:15 | als zij gedoopt was, en haar huis, bad zij ons, zeggende: 2397 Hand 10:16 | geest, ons ontmoette, welke haar heren groot gewin toebracht 2398 Hand 10:18 | Jezus Christus, dat gij van haar uitgaat. En hij ging uit 2399 Hand 13:27 | geacht zal worden, en dat ook haar majesteit zal ten ondergaan, 2400 Hand 21:32 | af van de boot, en lieten haar vallen. ~ 2401 Hand 21:34 | want niemand van u zal een haar van het hoofd vallen. ~ 2402 Rom 6:12 | uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden 2403 Rom 9:12 | 12 Zo werd tot haar gezegd: De meerdere zal 2404 Rom 13:1 | ziel zij den machten, over haar gesteld, onderworpen; want 2405 Rom 13:3 | goede, en gij zult lof van haar hebben; ~ 2406 Rom 16:2 | 2 Opdat gij haar ontvangt in den Heere, gelijk 2407 Rom 16:2 | den heiligen betaamt, en haar bijstaat, in wat zaak zij 2408 1Kor 6:16 | aanhangt, een lichaam met haar is? Want die twee, zegt 2409 1Kor 7:2 | een iegelijke vrouw zal haar eigen man hebben. ~ 2410 1Kor 7:4 | heeft de macht niet over haar eigen lichaam, maar de man; 2411 1Kor 7:13 | en hij tevreden is bij haar te wonen, dat zij hem niet 2412 1Kor 7:38 | 38 Alzo dan, die haar ten huwelijk uitgeeft, die 2413 1Kor 7:39 | verbonden, zo langen tijd haar man leeft; maar indien haar 2414 1Kor 7:39 | haar man leeft; maar indien haar man ontslapen is, zo is 2415 1Kor 11:5 | ongedekten hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is 2416 1Kor 11:5 | een en hetzelfde, alsof haar het haar afgesneden ware. ~ 2417 1Kor 11:5 | hetzelfde, alsof haar het haar afgesneden ware. ~ 2418 1Kor 11:6 | geschoren te zijn, of het haar afgesneden te hebben, dat 2419 1Kor 11:14 | niet, dat zo een man lang haar draagt, het hem een oneer 2420 1Kor 11:15 | 15 Maar zo een vrouw lang haar draagt, dat het haar een 2421 1Kor 11:15 | lang haar draagt, dat het haar een eer is; omdat het lange 2422 1Kor 11:15 | eer is; omdat het lange haar voor een deksel haar is 2423 1Kor 11:15 | lange haar voor een deksel haar is gegeven? ~ 2424 1Kor 14:34 | Gemeenten zwijgen; want het is haar niet toegelaten te spreken, 2425 1Kor 14:35 | iets willen leren, laat haar te huis haar eigen mannen 2426 1Kor 14:35 | leren, laat haar te huis haar eigen mannen vragen; want 2427 2Kor 11:3 | gelijk de slang Eva door haar arglistigheid bedrogen heeft, 2428 2Kor 11:8 | beroofd, bezoldiging van haar nemende, om u te bedienen; 2429 Gal 4:25 | is, en dienstbaar is met haar kinderen. ~ 2430 Gal 4:30 | Werp de dienstmaagd uit en haar zoon; want de zoon der dienstmaagd 2431 Efez 5:24 | alzo ook de vrouwen aan haar eigen mannen in alles. ~ 2432 Efez 5:25 | heeft, en Zichzelven voor haar heeft overgegeven; ~ 2433 Efez 5:26 | 26 Opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd 2434 Efez 5:26 | Opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het 2435 Efez 5:27 | 27 Opdat Hij haar Zichzelven heerlijk zou 2436 Kol 3:19 | wordt niet verbitterd tegen haar. ~ 2437 1The 2:7 | gelijk als een voedster haar kinderen koestert; ~ 2438 1Tim 5:6 | 6 Maar die haar wellust volgt, die is levende 2439 1Tim 5:12 | 12 Hebbende haar oordeel, omdat zij haar 2440 1Tim 5:12 | haar oordeel, omdat zij haar eerste geloof hebben te 2441 1Tim 5:16 | vrouw weduwen heeft, dat die haar genoegzame hulp doe, en 2442 Tit 2:3 | vrouwen insgelijks, dat zij in haar dracht zijn, gelijk den 2443 Tit 2:4 | leren voorzichtig te zijn, haar mannen lief te hebben, haar 2444 Tit 2:4 | haar mannen lief te hebben, haar kinderen lief te hebben; ~ 2445 Tit 2:5 | te bewaren, goed te zijn, haar eigen mannen onderdanig 2446 Heb 6:7 | den regen, menigmaal op haar komende, indrinkt, en bekwaam 2447 Jako 3:9 | 9 Door haar loven wij God en den Vader, 2448 Jako 3:9 | God en den Vader, en door haar vervloeken wij de mensen, 2449 Jako 5:18 | regen, en de aarde bracht haar vrucht voort. ~ 2450 1Pet 3:5 | op God hoopten, en waren haar eigen mannen onderdanig; ~ 2451 1Pet 3:7 | mannen, insgelijks, woont bij haar met verstand, aan het vrouwelijke 2452 1Pet 3:7 | der genade des levens met haar zijt; opdat uw gebeden niet 2453 1Joh 2:17 | wereld gaat voorbij, en haar begeerlijkheid; maar die 2454 2Joh 1:1 | uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid 2455 Open 1:14 | 14 En Zijn hoofd en haar was wit, gelijk als witte 2456 Open 1:16 | gelijk de zon schijnt in haar kracht. ~ 2457 Open 2:21 | 21 En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij 2458 Open 2:21 | zij zich zou bekeren van haar hoererij, en zij heeft zich 2459 Open 2:22 | 22 Zie, Ik werp haar te bed, en die met haar 2460 Open 2:22 | haar te bed, en die met haar overspel bedrijven, in grote 2461 Open 2:23 | 23 En haar kinderen zal Ik door den 2462 Open 9:1 | den hemel op de aarde, en haar werd gegeven de sleutel 2463 Open 9:8 | 8 En zij hadden haar als haar der vrouwen, en 2464 Open 9:8 | 8 En zij hadden haar als haar der vrouwen, en hun tanden 2465 Open 12:1 | zon; en de maan was onder haar voeten, en op haar hoofd 2466 Open 12:1 | onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf 2467 Open 12:4 | die baren zou, opdat hij haar kind zou verslinden, wanneer 2468 Open 12:5 | met een ijzeren roede; en haar kind werd weggerukt tot 2469 Open 12:6 | alwaar zij een plaats had, haar van God bereid, opdat zij 2470 Open 12:6 | van God bereid, opdat zij haar aldaar zouden voeden duizend 2471 Open 12:14 | vliegen in de woestijn, in haar plaats, alwaar zij gevoed 2472 Open 12:15 | 15 En de slang wierp uit haar mond achter de vrouw water 2473 Open 12:15 | als een rivier, opdat hij haar door de rivier zou doen 2474 Open 12:16 | hulp, en de aarde opende haar mond, en verzwolg de rivier, 2475 Open 12:17 | voeren tegen de overigen van haar zaad, die de geboden Gods 2476 Open 16:8 | fiool uit op de zon; en haar is macht gegeven de mensen 2477 Open 16:19 | gedacht geworden voor God, om haar te geven den drinkbeker 2478 Open 17:5 | 5 En op haar voorhoofd was een naam geschreven, 2479 Open 17:6 | verwonderde mij, als ik haar zag, met grote verwondering. ~ 2480 Open 17:7 | vrouw en van het beest, dat haar draagt, hetwelk de zeven 2481 Open 17:16 | de hoer haten, en zullen haar woest maken, en naakt; en 2482 Open 17:16 | en naakt; en zij zullen haar vlees eten, en zullen haar 2483 Open 17:16 | haar vlees eten, en zullen haar met vuur verbranden. ~ 2484 Open 18:3 | de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben, en de 2485 Open 18:4 | zeggende: Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij aan 2486 Open 18:4 | Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap 2487 Open 18:4 | gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt. ~ 2488 Open 18:5 | 5 Want haar zonden zijn de ene op de 2489 Open 18:6 | 6 Vergeldt haar, gelijk als zij ulieden 2490 Open 18:6 | vergolden heeft, en verdubbelt haar dubbel, naar haar werken; 2491 Open 18:6 | verdubbelt haar dubbel, naar haar werken; in den drinkbeker, 2492 Open 18:6 | geschonken heeft, schenkt haar dubbel. ~ 2493 Open 18:7 | grote pijniging en rouw doet haar aan; want zij zegt in haar 2494 Open 18:7 | haar aan; want zij zegt in haar hart: Ik zit als een koningin, 2495 Open 18:8 | 8 Daarom zullen haar plagen op een dag komen, 2496 Open 18:8 | sterk is de Heere God, Die haar oordeelt. ~ 2497 Open 18:9 | koningen der aarde, die met haar gehoereerd en weelde gehad 2498 Open 18:9 | weelde gehad hebben, zullen haar bewenen, en rouw over haar 2499 Open 18:9 | haar bewenen, en rouw over haar bedrijven, wanneer zij den 2500 Open 18:9 | bedrijven, wanneer zij den rook haar brands zullen zien; ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-2528

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License