1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2440
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:26 | en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee,
2 Gen 3:16 | zal over u heerschappij hebben. ~
3 Gen 11:6 | zij zijn enerlei volk, en hebben allen enerlei spraak; en
4 Gen 11:6 | worden al wat zij bedacht hebben te maken? ~
5 Gen 12:19 | een vrouw zoude genomen hebben? en nu, zie, daar is uw
6 Gen 14:24 | de jongelingen verteerd hebben, en het deel dezer mannen,
7 Gen 17:10 | huisvrouw, zal een zoon hebben! En Sara hoorde het aan
8 Gen 17:12 | zeggende: Zal ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben,
9 Gen 17:14 | levens, en Sara zal een zoon hebben! ~
10 Gen 17:21 | is, het uiterste gedaan hebben, en zo niet, Ik zal het
11 Gen 18:4 | zich te slapen legden, zo hebben de mannen dier stad, de
12 Gen 18:8 | dochters, die geen man bekend hebben; ik zal haar nu tot u uitbrengen,
13 Gen 20:7 | Wie zou Abraham gezegd hebben: Sara heeft zonen gezoogd?
14 Gen 21:5 | als wij aangebeden zullen hebben, dan zullen wij tot u wederkeren. ~
15 Gen 23:19 | putten, totdat zij voleindigd hebben te drinken. ~
16 Gen 24:10 | over ons zoudt gebracht hebben. ~
17 Gen 24:28 | 28 En zij zeiden: Wij hebben merkelijk gezien, dat de
18 Gen 24:28 | de HEERE met u is; daarom hebben wij gezegd: Laat toch een
19 Gen 24:29 | als wij u niet aangeroerd hebben, en gelijk als wij bij u
20 Gen 24:29 | u alleenlijk goed gedaan hebben, en hebben u in vrede laten
21 Gen 24:29 | alleenlijk goed gedaan hebben, en hebben u in vrede laten trekken!
22 Gen 24:32 | en zij zeiden hem: Wij hebben water gevonden. ~
23 Gen 26:15 | verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben, hetgeen Ik tot u gesproken
24 Gen 26:20 | zijn, en mij behoed zal hebben op dezen weg, dien ik reize,
25 Gen 26:20 | reize, en mij gegeven zal hebben brood om te eten, en klederen
26 Gen 28:38 | geweest; uw ooien en uw geiten hebben niet misdragen, en de rammen
27 Gen 28:42 | mij nu ledig weggezonden hebben! God heeft mijn ellende,
28 Gen 28:43 | haar zonen, die zij gebaard hebben? ~
29 Gen 32:17 | want deze zoon zult gij ook hebben! ~
30 Gen 33:31 | koningen, die geregeerd hebben in het land Edom, eer een
31 Gen 34:32 | brengen, en zeiden: Dezen hebben wij gevonden; beken toch,
32 Gen 36:31 | zij zeiden tot hem: Wij hebben een droom gedroomd, en er
33 Gen 36:38 | mij in dezen kuil gezet hebben. ~
34 Gen 39:7 | volgens diezelfde woorden; hebben wij juist geweten, dat hij
35 Gen 39:9 | dagen tegen u gezondigd hebben! ~
36 Gen 39:21 | in zijn gewicht; en wij hebben hetzelve wedergebracht in
37 Gen 39:22 | 22 Wij hebben ook ander geld in onze hand
38 Gen 40:4 | gij hen zult achterhaald hebben, zo zult gij tot hen zeggen:
39 Gen 40:8 | mond onzer zakken vonden, hebben wij tot u uit het land Kanaan
40 Gen 40:20 | zeiden wij tot mijn heer: Wij hebben een ouden vader, en een
41 Gen 40:24 | woorden mijns heren verhaald hebben; ~
42 Gen 40:26 | 26 Zo hebben wij gezegd: Wij zullen niet
43 Gen 40:32 | vader alle dagen gezondigd hebben! ~
44 Gen 42:32 | die met vee omgaan; en zij hebben hun schapen, en hun runderen,
45 Gen 42:32 | runderen, en al wat zij hebben, medegebracht. ~
46 Gen 42:34 | nu toe met vee omgegaan hebben, zo wij als onze vaders;
47 Gen 43:1 | runderen, met alles wat zij hebben, zijn gekomen uit het land
48 Gen 43:4 | schapen, die uw knechten hebben, dewijl de honger zwaar
49 Gen 43:9 | mijns levens geweest, en hebben niet bereikt de dagen van
50 Gen 43:26 | Farao het vijfde deel zou hebben; behalve dat alleen het
51 Gen 44:15 | Abraham en Izak, gewandeld hebben, die God, Die mij gevoed
52 Gen 45:6 | vergadering! want in hun toorn hebben zij de mannen doodgeslagen,
53 Gen 45:6 | doodgeslagen, en in hun moedwil hebben zij de ossen weggerukt. ~
54 Gen 45:23 | 23 De schutters hebben hem wel bitterheid aangedaan,
55 Gen 45:31 | 31 Aldaar hebben zij Abraham begraven, en
56 Gen 45:31 | Sara, zijn huisvrouw; daar hebben zij Izak begraven, en Rebekka,
57 Gen 46:15 | kwaad, dat wij hem aangedaan hebben. ~
58 Gen 46:17 | en hun zonde; want zij hebben u kwaad aangedaan; maar
59 Exo 1:19 | vroedvrouw tot haar komt, zo hebben zij gebaard. ~
60 Exo 5:8 | gisteren en eergisteren gemaakt hebben, zult gij hun opleggen;
61 Exo 5:9 | dat zij daaraan te doen hebben, en zich niet vergapen aan
62 Exo 6:11 | Zie, de kinderen Israels hebben naar mij niet gehoord; hoe
63 Exo 10:6 | vaderen uwer vaders gezien hebben, van dien dag af, dat zij
64 Exo 10:9 | zullen wij gaan; want wij hebben een feest des HEEREN. ~
65 Exo 11:10 | 10 En Mozes en Aaron hebben al deze wonderen gedaan
66 Exo 12:5 | Gij zult een volkomen lam hebben, een manneken, een jaar
67 Exo 12:6 | gij zult het in bewaring hebben tot den veertienden dag
68 Exo 12:16 | een heilige verzameling hebben op den zevenden dag; er
69 Exo 12:17 | uit Egypteland geleid zal hebben; daarom zult gij dezen dag
70 Exo 12:40 | Israels in Egypte gewoond hebben, is vierhonderd jaren en
71 Exo 12:44 | nadat gij hem zult besneden hebben, dan zal hij daarvan eten. ~
72 Exo 13:5 | u de HEERE zal gebracht hebben in het land der Kanaanieten,
73 Exo 13:11 | Kanaanieten zal gebracht hebben, gelijk Hij u en uw vaderen
74 Exo 13:11 | en Hij het u zal gegeven hebben; ~
75 Exo 13:12 | vrucht der beesten, die gij hebben zult; de mannetjes zullen
76 Exo 14:5 | volk, en zij zeiden: Waarom hebben wij dat gedaan, dat wij
77 Exo 14:5 | dat gedaan, dat wij Israel hebben laten trekken, dat zij ons
78 Exo 15:5 | 5 De afgronden hebben hen bedekt; zij zijn in
79 Exo 15:8 | opgehoopt geworden; de stromen hebben overeind gestaan, als een
80 Exo 15:14 | 14 De volken hebben het gehoord, zij zullen
81 Exo 15:17 | hetwelk Uw handen gesticht hebben, o HEERE! ~
82 Exo 16:5 | hetgeen zij ingebracht zullen hebben; dat zal dubbel zijn boven
83 Exo 18:11 | zij trotselijk gehandeld hebben, was Hij boven hen. ~
84 Exo 18:16 | 16 Wanneer zij een zaak hebben, zo komt het tot mij, dat
85 Exo 20:3 | goden voor Mijn aangezicht hebben. ~
86 Exo 21:4 | of dochteren gebaard zal hebben, zo zal de vrouw en haar
87 Exo 21:7 | zijn dochter zal verkocht hebben tot een dienstmaagd, zo
88 Exo 23:16 | op het veld gezaaid zult hebben. En het feest der inzameling,
89 Exo 23:16 | het veld zult ingezameld hebben. ~
90 Exo 25:21 | u geven zal, zult gelegd hebben. ~
91 Exo 26:2 | gordijnen zullen een maat hebben. ~
92 Exo 26:8 | gordijnen zullen een maat hebben. ~
93 Exo 26:17 | Twee houvasten zal een berd hebben, als sporten in een ladder
94 Exo 28:7 | samenvoegende schouderbanden hebben aan zijn beide einden, waarmede
95 Exo 28:32 | gat zal een boord rondom hebben van geweven werk; als het
96 Exo 28:38 | Israels zullen geheiligd hebben, in alle gaven hunner geheiligde
97 Exo 29:9 | opdat zij het priesterambt hebben tot een eeuwige inzetting.
98 Exo 30:7 | lampen wel zal toegericht hebben, zal hij dezelve aansteken.
99 Exo 30:37 | hetwelk gij gemaakt zult hebben, zult gijlieden voor uzelven
100 Exo 32:4 | uit Egypteland opgevoerd hebben. ~
101 Exo 32:8 | Ik hun geboden had, zij hebben zich een gegoten kalf gemaakt;
102 Exo 32:8 | gegoten kalf gemaakt; en zij hebben zich voor hetzelve gebogen,
103 Exo 32:8 | voor hetzelve gebogen, en hebben het offerande gedaan, en
104 Exo 32:8 | uit Egypteland opgevoerd hebben. ~
105 Exo 32:31 | zich gouden goden gemaakt hebben.
106 Exo 33:4 | uit Egypteland opgevoerd hebben. ~
107 Exo 33:8 | Ik hun geboden had, zij hebben zich een gegoten kalf gemaakt;
108 Exo 33:8 | gegoten kalf gemaakt; en zij hebben zich voor hetzelve gebogen,
109 Exo 33:8 | voor hetzelve gebogen, en hebben het offerande gedaan, en
110 Exo 33:8 | uit Egypteland opgevoerd hebben. ~
111 Exo 33:31 | zich gouden goden gemaakt hebben.
112 Exo 34:23 | Mijn hand zal weggenomen hebben, zo zult gij Mijn achterste
113 Exo 35:16 | koperen rooster, dien het hebben zal, zijn handbomen, en
114 Exo 40:15 | gij hun vader zult gezalfd hebben, dat zij Mij het priesterambt
115 Lev 4:2 | Als een ziel zal gezondigd hebben, door afdwaling van enige
116 Lev 4:2 | tegen een van die zal gedaan hebben; ~
117 Lev 4:3 | gezalfd is, zal gezondigd hebben, tot schuld des volks, zo
118 Lev 4:13 | en zij iets gedaan zullen hebben tegen enige van allen geboden
119 Lev 4:14 | daartegen gezondigd zullen hebben, bekend is geworden; zo
120 Lev 4:22 | een overste zal gezondigd hebben, en tegen een van de geboden
121 Lev 4:22 | door afdwaling, gedaan zal hebben, hetwelk niet zou gedaan
122 Lev 4:23 | aan hem zal bekend gemaakt hebben; zo zal hij tot zijn offer
123 Lev 4:27 | afdwaling zal gezondigd hebben, dewijl hij iets doet tegen
124 Lev 4:28 | aan hem zal bekend gemaakt hebben; zo zal hij tot zijn offerande
125 Lev 5:1 | nu een mens zal gezondigd hebben, dat hij gehoord heeft een
126 Lev 5:2 | onrein ding zal aangeroerd hebben, hetzij het dode aas van
127 Lev 5:3 | Of als hij zal aangeroerd hebben de onreinigheid van een
128 Lev 5:4 | als een mens zal gezworen hebben, onbedacht met zijn lippen
129 Lev 5:15 | afdwaling gezondigd zal hebben, wat onwetende van de heilige
130 Lev 5:17 | indien een mens zal gezondigd hebben, en gedaan tegen een van
131 Lev 6:2 | overtreding overtreden zal hebben, dat hij aan zijn naaste
132 Lev 6:2 | zijn naaste zal gelogen hebben van hetgeen hem in bewaring
133 Lev 6:3 | met valsheid gezworen zal hebben; over iets van alles, dat
134 Lev 6:10 | het altaar zal verteerd hebben, en zal die bij het altaar
135 Lev 6:27 | een kleed zal gesprengd hebben, dat, waarop hij gesprengd
136 Lev 6:27 | waarop hij gesprengd zal hebben, zult gij in de heilige
137 Lev 7:7 | daarmede verzoening gedaan zal hebben. ~
138 Lev 7:8 | de huid des brandoffers hebben, dat hij geofferd heeft. ~
139 Lev 7:19 | iets onreins aangeroerd zal hebben, zal niet gegeten worden;
140 Lev 7:20 | des HEEREN is, gegeten zal hebben, en haar onreinigheid aan
141 Lev 7:21 | iets onreins zal aangeroerd hebben, als de onreinigheid des
142 Lev 7:21 | hetwelk des HEEREN is, gegeten hebben, zo zal die ziel uit haar
143 Lev 7:25 | een vuuroffer zal geofferd hebben, die ziel, die het gegeten
144 Lev 7:25 | ziel, die het gegeten zal hebben, zal uit haar volken uitgeroeid
145 Lev 10:18 | moest dat ganselijk gegeten hebben in het heiligdom, gelijk
146 Lev 10:19 | Aaron tot Mozes: Zie, heden hebben zij hun zondoffer en hun
147 Lev 11:24 | dood aas zal aangeroerd hebben, zal onrein zijn tot aan
148 Lev 11:25 | hun dood aas gedragen zal hebben, zal zijn klederen wassen,
149 Lev 11:26 | hetzelve aangeroerd zal hebben, zal onrein zijn. ~
150 Lev 11:27 | dood aas aangeroerd zal hebben, zal onrein zijn tot aan
151 Lev 11:28 | hun dood aas zal gedragen hebben, zal zijn klederen wassen,
152 Lev 11:31 | zo wie die zal aangeroerd hebben, als zij dood zijn, zal
153 Lev 11:36 | dood aas zal aangeroerd hebben, zal onrein zijn. ~
154 Lev 11:39 | dood aas zal aangeroerd hebben, zal onrein zijn tot aan
155 Lev 11:40 | hun dood aas gegeten zal hebben, zal zijn klederen wassen,
156 Lev 11:40 | hun dood aas zal gedragen hebben, zal zijn klederen wassen,
157 Lev 12:2 | een knechtje gebaard zal hebben, zo zal zij zeven dagen
158 Lev 12:5 | zij een meisje gebaard zal hebben, zo zal zij twee weken onrein
159 Lev 13:3 | priester hem bezien zal hebben, dan zal hij hem onrein
160 Lev 13:15 | levende vlees gezien zal hebben, zal hij hem onrein verklaren;
161 Lev 13:17 | priester hem bezien zal hebben, dat, ziet, de plaag in
162 Lev 13:21 | priester die bezien zal hebben, dat, ziet, geen wit haar
163 Lev 13:25 | priester die gezien zal hebben, dat, ziet, het haar op
164 Lev 13:30 | priester die plaag zal bezien hebben, dat, ziet, haar aanzien
165 Lev 13:31 | der schurftheid zal bezien hebben, dat, ziet, haar aanzien
166 Lev 13:36 | priester hem zal bezien hebben, dat, ziet, de schurftheid
167 Lev 13:38 | hun vlees blaren zullen hebben, witte blaren; ~
168 Lev 13:39 | de priester zal gemerkt hebben, dat, ziet, ingetrokken
169 Lev 13:43 | priester hem zal bezien hebben, dat, ziet, het gezwel van
170 Lev 13:55 | is, de plaag zal bezien hebben, dat, ziet, de plaag haar
171 Lev 13:58 | vellentuig, dat gij gewassen zult hebben, als de plaag daarvan geweken
172 Lev 14:30 | hetgeen zijn hand bereikt zal hebben. ~
173 Lev 14:31 | hetgeen zijn hand bereikt zal hebben, zal het een ten zondoffer,
174 Lev 14:32 | reiniging dat niet bereikt zal hebben. ~
175 Lev 14:34 | uwer bezitting zal gegeven hebben; ~
176 Lev 14:41 | stof, dat zij afgeschrabd hebben, tot buiten de stad aan
177 Lev 14:46 | hetzelve zal toegesloten hebben, zal onrein zijn tot aan
178 Lev 15:6 | vloed heeft, gezeten zal hebben, zal zijn klederen wassen,
179 Lev 15:8 | op een reine zal gespogen hebben, dan zal hij zijn klederen
180 Lev 15:9 | vloed heeft, zal gereden hebben, zal onrein zijn. ~
181 Lev 15:11 | vloed heeft, zal aangeroerd hebben, zonder zijn handen met
182 Lev 15:11 | handen met water gespoeld te hebben, die zal zijn klederen wassen,
183 Lev 15:12 | vloed heeft, zal aangeroerd hebben, zal gebroken worden; maar
184 Lev 15:18 | bijliggens bij haar gelegen zal hebben; daarom zullen zij zich
185 Lev 15:20 | afzondering zal gelegen hebben, zal onrein zijn; mitsgaders
186 Lev 15:20 | waarop zij zal gezeten hebben, zal onrein zijn. ~
187 Lev 15:22 | waarop zij gezeten zal hebben, aanroert, zal zijn klederen
188 Lev 15:24 | waarop hij zal gelegen hebben, zal onrein zijn. ~
189 Lev 15:26 | haars vloeds gelegen zal hebben, zal haar zijn als het leger
190 Lev 15:26 | waarop zij zal gezeten hebben, zal onrein zijn, naar de
191 Lev 15:33 | een onreine zal gelegen hebben. ~ ~
192 Lev 16:20 | Als hij nu zal geeindigd hebben van het heilige, en de tent
193 Lev 16:26 | bok was, zal uitgelaten hebben, zal zijn klederen wassen,
194 Lev 16:32 | wiens hand men gevuld zal hebben, om voor zijn vader het
195 Lev 16:32 | klederen, zal aangetrokken hebben.
196 Lev 17:10 | die enig bloed zal gegeten hebben, tegen diens ziel, die dat
197 Lev 17:10 | die dat bloed zal gegeten hebben, zal Ik Mijn aangezicht
198 Lev 17:13 | in de jacht gevangen zal hebben; die zal deszelfs bloed
199 Lev 17:15 | verscheurde zal gegeten hebben, die zal zijn klederen wassen,
200 Lev 18:23 | om daarmede te doen te hebben; het is een gruwelijke vermenging. ~
201 Lev 18:27 | die voor u geweest zijn, hebben al deze gruwelen gedaan;
202 Lev 18:28 | hetzelve zult verontreinigd hebben; gelijk als het het volk,
203 Lev 19:19 | beesten laten samen te doen hebben; uwen akker zult gij niet
204 Lev 19:20 | bij een vrouw zal gelegen hebben, die een dienstmaagd is,
205 Lev 19:23 | ter spijze geplant zult hebben, zo zult gij de voorhuid
206 Lev 19:36 | Gij zult een rechte wage hebben, rechte weegstenen, een
207 Lev 20:2 | zaad den Molech gegeven zal hebben, zal zekerlijk gedood worden;
208 Lev 20:4 | zaad den Molech zal gegeven hebben, dat het hem niet dode; ~
209 Lev 20:6 | duivelskunstenaars zal gekeerd hebben, om die na te hoereren,
210 Lev 20:9 | zijn moeder zal gevloekt hebben, die zal zekerlijk gedood
211 Lev 20:10 | huisvrouw overspel zal gedaan hebben, dewijl hij met zijns naasten
212 Lev 20:11 | vaders huisvrouw zal gelegen hebben, heeft zijns vaders schaamte
213 Lev 20:12 | zijns zoons zal gelegen hebben, zij zullen beiden zekerlijk
214 Lev 20:12 | zekerlijk gedood worden; zij hebben een gruwelijke vermenging
215 Lev 20:13 | manspersoon zal gelegen hebben, met vrouwelijke bijligging,
216 Lev 20:13 | vrouwelijke bijligging, zij hebben beiden een gruwel gedaan;
217 Lev 20:14 | haar moeder zal genomen hebben, het is een schandelijke
218 Lev 20:15 | bij enig vee zal gelegen hebben, hij zal zekerlijk gedood
219 Lev 20:16 | om daarmede te doen te hebben, zo zult gij die vrouw en
220 Lev 20:17 | zijner moeder, zal genomen hebben, en hij haar schaamte gezien,
221 Lev 20:17 | zijn schaamte zal gezien hebben, het is een schandvlek;
222 Lev 20:18 | haars bloeds ontdekt zal hebben, zo zullen zij beiden uit
223 Lev 20:20 | bij zijn moei zal gelegen hebben, hij heeft de schaamte zijns
224 Lev 20:21 | broeders huisvrouw zal genomen hebben, het is onreinigheid; hij
225 Lev 20:23 | uitwerp; want al deze dingen hebben zij gedaan; daarom ben Ik
226 Lev 20:27 | waarzeggenden geest zal hebben, of een duivelskunstenaar
227 Lev 21:20 | een vel op zijn oog zal hebben, of droge schurftheid, of
228 Lev 22:5 | Of zo wie aangeroerd zal hebben enig kruipend gedierte,
229 Lev 22:6 | die dat aangeroerd zal hebben, zal onrein zijn tot aan
230 Lev 22:9 | zij die ontheiligd zouden hebben; Ik ben de HEERE, Die hen
231 Lev 22:11 | met zijn geld zal gekocht hebben, die zal daarvan eten; en
232 Lev 22:13 | verstotene zal zijn, en geen zaad hebben, en tot haars vaders huis,
233 Lev 22:14 | door dwaling zal gegeten hebben, zo zal hij deszelfs vijfde
234 Lev 22:15 | den HEERE zullen gegeven hebben; ~
235 Lev 22:38 | een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij
236 Lev 22:45 | offerande uws Gods zult gebracht hebben; het is een eeuwige inzetting
237 Lev 22:46 | beweegoffers zult gebracht hebben; het zullen zeven volkomen
238 Lev 22:52 | heilige samenroeping zult hebben; geen dienstwerk zult gij
239 Lev 22:55 | maand, zult gij een rust hebben, een gedachtenis des geklanks,
240 Lev 22:58 | heilige samenroeping zult gij hebben; dan zult gij uw zielen
241 Lev 22:61 | dienzelven dag gedaan zal hebben, die ziel zal Ik uit het
242 Lev 22:67 | een heilige samenroeping hebben, en zult den HEERE vuuroffer
243 Lev 22:70 | des lands zult ingegaderd hebben, zult gij des HEEREN feest
244 Lev 23:14 | en allen, die het gehoord hebben, zullen hun handen op zijn
245 Lev 23:15 | hij zijn God gevloekt zal hebben, zo zal hij zijn zonde dragen. ~
246 Lev 23:16 | des HEEREN gelasterd zal hebben, zal zekerlijk gedood worden;
247 Lev 23:16 | hij den NAAM zal gelasterd hebben, hij zal gedood worden. ~
248 Lev 23:17 | des mensen zal verslagen hebben, hij zal zekerlijk gedood
249 Lev 23:18 | van enig vee zal verslagen hebben, hij zal het wedergeven,
250 Lev 23:19 | een gebrek zal aangebracht hebben; gelijk als hij gedaan heeft,
251 Lev 23:20 | een mens zal aangebracht hebben, zo zal ook hem aangebracht
252 Lev 23:22 | 22 Enerlei recht zult gij hebben; zo zal de vreemdeling zijn,
253 Lev 24:25 | zijn bezitting verkocht zal hebben, zo zal zijn losser, die
254 Lev 24:26 | wanneer iemand geen losser zal hebben, maar zijn hand bekomen
255 Lev 24:26 | bekomen en hij gevonden zal hebben, zoveel genoeg is tot zijn
256 Lev 24:29 | bemuurde stad zal verkocht hebben, zo zal zijn lossing zijn,
257 Lev 24:31 | dorpen, die rondom geen muur hebben, zullen als het veld des
258 Lev 24:32 | zullen een eeuwige lossing hebben. ~
259 Lev 24:33 | Levieten lossing zal gedaan hebben, zo zal de koop van het
260 Lev 24:39 | zich aan u verkocht zal hebben, gij zult hem niet doen
261 Lev 24:43 | geen heerschappij over hem hebben met wreedheid; maar gij
262 Lev 24:44 | uw slavin, die gij zult hebben, die zullen van de volken
263 Lev 24:45 | uw land zullen gewonnen hebben; en zij zullen u tot een
264 Lev 24:46 | over hem geen heerschappij hebben met wreedheid. ~
265 Lev 24:47 | bij u is, wat bekomen zal hebben, en uw broeder, die bij
266 Lev 24:47 | vreemdelings zal verkocht hebben; ~
267 Lev 24:48 | Nadat hij zich zal verkocht hebben, zal er lossing voor hem
268 Lev 24:53 | over hem geen heerschappij hebben met wreedheid voor uw ogen. ~
269 Lev 25:17 | zullen over u heerschappij hebben, en gij zult vlieden, als
270 Lev 25:26 | des broods zal gebroken hebben, dan zullen tien vrouwen
271 Lev 25:34 | sabbatten een welgevallen hebben, al de dagen der verwoesting,
272 Lev 25:34 | sabbatten een welgevallen hebben. ~
273 Lev 25:40 | zij tegen Mij overtreden hebben, en ook dat zij met Mij
274 Lev 25:40 | Mij in tegenheid gewandeld hebben. ~
275 Lev 25:41 | hunner vijanden gebracht zal hebben. Zo dan hun onbesneden hart
276 Lev 25:41 | ongerechtigheid een welgevallen hebben; ~
277 Lev 25:43 | sabbatten een welgevallen gehad hebben, wanneer het om hunnentwil
278 Lev 25:43 | welgevallen zullen gehad hebben; daarom, en omdat zij Mijn
279 Lev 26:2 | gelofte zal afgezonderd hebben, naar uw schatting zullen
280 Lev 26:9 | daarvan den HEERE zal gegeven hebben, zal heilig zijn. ~
281 Lev 26:14 | zijn huis zal geheiligd hebben, dat het den HEERE heilig
282 Lev 26:14 | priester dat geschat zal hebben, zo zal het stand hebben. ~
283 Lev 26:14 | hebben, zo zal het stand hebben. ~
284 Lev 26:16 | HEERE wat geheiligd zal hebben, zo zal uw schatting zijn
285 Lev 26:17 | jubeljaar af geheiligd zal hebben, zo zal het naar uw schatting
286 Lev 26:17 | naar uw schatting stand hebben. ~
287 Lev 26:18 | jubeljaar geheiligd zal hebben, dan zal hem de priester
288 Lev 26:28 | den HEERE zal verbannen hebben, van al hetgeen hij heeft,
289 Num 3:39 | naar hun geslachten, geteld hebben, al wat mannelijk was, van
290 Num 4:15 | des legers, zullen voleind hebben, zo zullen daarna de zonen
291 Num 4:37 | welke Mozes en Aaron geteld hebben, naar het bevel des HEEREN,
292 Num 4:45 | welke Mozes en Aaron geteld hebben, naar het bevel des HEEREN,
293 Num 4:46 | oversten van Israel geteld hebben van de Levieten, naar hun
294 Num 5:6 | menselijke zonden gedaan zullen hebben, overtreden hebbende door
295 Num 5:7 | zonde, welke zij gedaan hebben, belijden; daarna zal hij
296 Num 5:8 | die man geen losser zal hebben, om de schuld aan hem weder
297 Num 5:10 | den priester zal gegeven hebben, zal zijne zijn. ~
298 Num 5:12 | tegen hem overtreden zal hebben; ~
299 Num 5:13 | bijligging des zaads zal gelegen hebben, en het voor de ogen haars
300 Num 5:13 | en zij zich verheeld zal hebben, zijnde nochtans onrein
301 Num 5:27 | water zal te drinken gegeven hebben, het zal geschieden, indien
302 Num 5:27 | overtreding zal overtreden hebben, dat het water, hetwelk
303 Num 5:30 | zijn huisvrouw zal geijverd hebben, dat hij de vrouw voor het
304 Num 6:2 | vrouw zich afgescheiden zal hebben, belovende de gelofte eens
305 Num 6:5 | den HEERE zal afgezonderd hebben, zal hij heilig zijn, latende
306 Num 6:6 | de HEERE zal afgezonderd hebben, zal hij tot het lichaam
307 Num 6:9 | Nazireerschap zou verontreinigd hebben, zo zal hij op den dag zijner
308 Num 6:21 | Nazireerschap zal beloofd hebben, behalve wat zijn hand bekomen
309 Num 6:21 | gelofte, welke hij beloofd zal hebben, alzo zal hij doen, naar
310 Num 11:13 | Van waar zou ik het vlees hebben, om al dit volk te geven?
311 Num 12:11 | en waarmede wij gezondigd hebben! ~
312 Num 13:28 | vast, en zeer groot; en ook hebben wij daar kinderen van Enak
313 Num 13:32 | midden van hetzelve gezien hebben, zijn mannen van grote lengte. ~
314 Num 13:33 | 33 Wij hebben ook daar de reuzen gezien,
315 Num 14:14 | van dit land, die gehoord hebben, dat Gij, HEERE! in het
316 Num 14:15 | die Uw gerucht gehoord hebben, spreken, zeggende: ~
317 Num 14:22 | al de mannen, die gezien hebben Mijn heerlijkheid, en Mijn
318 Num 14:22 | Mij nu tienmaal verzocht hebben, en Mijner stem niet zijn
319 Num 14:23 | geen van die Mij getergd hebben, zullen dat zien! ~
320 Num 14:35 | zich tegen Mij verzameld hebben, niet doe, zij zullen in
321 Num 14:40 | HEERE gezegd heeft; want wij hebben gezondigd! ~
322 Num 14:41 | Want dat zal geen voorspoed hebben. ~
323 Num 15:22 | zult zijn, en niet gedaan hebben al deze geboden, die de
324 Num 15:25 | was een afdwaling, en zij hebben hun offerande gebracht,
325 Num 15:27 | afdwaling gezondigd zal hebben, die zal een eenjarige geit
326 Num 15:30 | ziel, die iets gedaan zal hebben met opgeheven hand, hetzij
327 Num 16:5 | en wien Hij verkoren zal hebben, dien zal Hij tot Zich doen
328 Num 16:22 | een enig man zal gezondigd hebben, en zult Gij U over deze
329 Num 16:30 | mannen de HEERE getergd hebben. ~
330 Num 16:38 | tegen hun zielen gezondigd hebben; dat men uitgerekte platen
331 Num 16:38 | voor het altaar; want zij hebben ze gebracht voor het aangezicht
332 Num 17:5 | mans, welke Ik zal verkoren hebben, zal bloeien; en Ik zal
333 Num 18:5 | mans, welke Ik zal verkoren hebben, zal bloeien; en Ik zal
334 Num 18:22 | 9 Dit zult gij hebben van de heiligheid der heiligheden,
335 Num 18:33 | het midden van henlieden hebben; Ik ben uw deel en uw erfenis,
336 Num 18:39 | de tienden zult ontvangen hebben, die Ik u voor uw erfenis
337 Num 18:41 | de kinderen Israels zult hebben ontvangen; en gij zult daarvan
338 Num 19:9 | 9 Dit zult gij hebben van de heiligheid der heiligheden,
339 Num 19:20 | het midden van henlieden hebben; Ik ben uw deel en uw erfenis,
340 Num 19:26 | de tienden zult ontvangen hebben, die Ik u voor uw erfenis
341 Num 19:28 | de kinderen Israels zult hebben ontvangen; en gij zult daarvan
342 Num 20:13 | met den HEERE om getwist hebben; en Hij werd aan hen geheiligd. ~
343 Num 20:15 | Egypte vele dagen gewoond hebben; en dat de Egyptenaars aan
344 Num 20:15 | onze vaderen kwaad gedaan hebben. ~
345 Num 21:7 | Mozes, en zij zeiden: Wij hebben gezondigd, omdat wij tegen
346 Num 21:7 | HEERE en tegen u gesproken hebben; bid den HEERE, dat Hij
347 Num 21:18 | dien de vorsten gegraven hebben, dien de edelen des volks
348 Num 21:18 | edelen des volks gedolven hebben, door den wetgever, met
349 Num 21:30 | 30 En wij hebben hen nedergeveld! Hesbon
350 Num 21:30 | verloren tot Dibon toe; en wij hebben hen verwoest tot Nofat toe,
351 Num 22:8 | HEERE tot mij zal gesproken hebben. Toen bleven de vorsten
352 Num 22:33 | haar bij het leven behouden hebben. ~
353 Num 23:24 | verslagenen gedronken zal hebben! ~
354 Num 25:5 | aan Baal-Peor gekoppeld hebben! ~
355 Num 25:13 | 13 En hij zal hebben, en zijn zaad na hem, het
356 Num 25:18 | 18 Want zij hebben vijandelijk tegen ulieden
357 Num 25:18 | zij listig tegen u bedacht hebben in de zaak van Peor, en
358 Num 27:3 | tegen den HEERE vergaderd hebben in de vergadering van Korach;
359 Num 27:13 | Wanneer gij dat gezien zult hebben, dan zult gij tot uw volken
360 Num 27:17 | schapen, die geen herder hebben. ~
361 Num 28:25 | een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij
362 Num 28:26 | een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij
363 Num 29:1 | een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij
364 Num 29:7 | een heilige samenroeping hebben, en gij zult uw zielen verootmoedigen;
365 Num 29:12 | een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij
366 Num 29:35 | zult gij een verbodsdag hebben; geen dienstwerk zult gij
367 Num 30:2 | of een eed zal gezworen hebben, zijn ziel met een verbintenis
368 Num 30:3 | een gelofte zal beloofd hebben, en zich met een verbintenis
369 Num 30:3 | haar jonkheid zal verbonden hebben; ~
370 Num 30:11 | tegen haar stil zal gezwegen hebben, dat niet brekende; zo zullen
371 Num 30:15 | nadat hij het gehoord zal hebben, zo zal hij haar ongerechtigheid
372 Num 31:18 | bijligging des mans niet bekend hebben, laat voor ulieden leven. ~
373 Num 31:19 | verslagene zult aangeroerd hebben, zult u op den derden dag
374 Num 31:27 | die den strijd aangegrepen hebben, die tot den strijd uitgegaan
375 Num 31:49 | zeiden tot Mozes: Uw knechten hebben opgenomen de som der krijgslieden,
376 Num 31:50 | 50 Daarom hebben wij een offerande des HEEREN
377 Num 31:57 | voor vee; en uw knechten hebben vee. ~
378 Num 31:58 | genade in uw ogen gevonden hebben, dat ditzelve land aan uw
379 Num 31:64 | Jakob gezworen heb! Want zij hebben niet volhard Mij na te volgen; ~
380 Num 31:65 | de zoon van Nun; want zij hebben volhard den HEERE na te
381 Num 31:70 | hun plaats zullen gebracht hebben; en onze kinderen zullen
382 Num 31:71 | bezitters zullen gesteld hebben, een ieder van zijn erfenis. ~
383 Num 31:74 | bezitting zal verdreven hebben. ~
384 Num 31:85 | onzer erfenis zullen wij hebben aan deze zijde van de Jordaan. ~
385 Num 32:54 | zal uitgaan, dat zal hij hebben; naar de stammen uwer vaderen
386 Num 33:14 | het huis hunner vaderen, hebben ontvangen; mitsgaders de
387 Num 33:15 | stammen en een halve stam hebben hun erfenis ontvangen aan
388 Num 34:3 | En die steden zullen zij hebben om te bewonen; maar hun
389 Num 34:5 | midden zij. Dit zullen zij hebben tot voorsteden van de steden. ~
390 Num 34:20 | ook door haat zal gestoten hebben, of met opzet op hem geworpen
391 Num 35:4 | Israels een jubeljaar zullen hebben, zo zou haar erfenis toegedaan
392 Deu 1:28 | optrekken? Onze broeders hebben ons hart doen smelten, zeggende:
393 Deu 1:28 | tot in de hemel toe; ook hebben wij daar kinderen der Enakieten
394 Deu 1:41 | en zeidet tot mij: Wij hebben tegen den HEERE gezondigd;
395 Deu 2:12 | hen van hun aangezicht, en hebben in hunlieder plaats gewoond;
396 Deu 2:14 | dagen nu, die wij gewandeld hebben van Kades-Barnea, totdat
397 Deu 2:22 | hen uit de bezitting, en hebben aan hun plaats gewoond tot
398 Deu 2:23 | 23 Ook hebben de Kafthorieten, die uit
399 Deu 2:29 | in Ar wonen, mij gedaan hebben; totdat ik over de Jordaan
400 Deu 4:3 | 3 Uw ogen hebben gezien, wat God om Baal-Peor
401 Deu 4:9 | dingen, die uw ogen gezien hebben; en dat zij niet van uw
402 Deu 4:25 | kindskinderen gewonnen zult hebben, en in het land oud geworden
403 Deu 5:7 | goden voor Mijn aangezicht hebben. ~
404 Deu 5:24 | grootheid laten zien, en wij hebben Zijn stem gehoord uit het
405 Deu 5:24 | midden des vuurs; dezen dag hebben wij gezien, dat God met
406 Deu 5:28 | die zij tot u gesproken hebben; het is altemaal goed, dat
407 Deu 5:28 | goed, dat zij gesproken hebben. ~
408 Deu 6:10 | de HEERE, uw God, u zal hebben ingebracht in dat land,
409 Deu 7:1 | HEERE, uw God, zal gebracht hebben in het land, waar gij naar
410 Deu 7:1 | volken voor uw aangezicht zal hebben uitgeworpen, de Hethieten,
411 Deu 7:2 | uw God, hen zal gegeven hebben voor uw aangezicht, dat
412 Deu 7:19 | verzoekingen, die uw ogen gezien hebben, en de tekenen, en de wonderen,
413 Deu 7:24 | bestaan, totdat gij hen zult hebben verdelgd. ~
414 Deu 7:26 | enenmaal een gruwel daarvan hebben, want het is een ban. ~
415 Deu 8:10 | Als gij dan zult gegeten hebben, en verzadigd zijn, zo zult
416 Deu 8:10 | goede land, dat Hij u zal hebben gegeven.
417 Deu 8:12 | misschien, als gij zult gegeten hebben, en verzadigd zijn, en goede
418 Deu 8:12 | en goede huizen gebouwd hebben, en die bewonen, ~
419 Deu 9:4 | voor uw aangezicht zal hebben uitgestoten, zo spreek niet
420 Deu 9:12 | Ik hun geboden had; zij hebben zich een gegoten beeld gemaakt. ~
421 Deu 10:12 | wandelen, en Hem lief te hebben, en den HEERE, uw God, te
422 Deu 10:15 | vaderen, om die lief te hebben, en heeft hun zaad na hen,
423 Deu 10:21 | dingen, die uw ogen gezien hebben. ~
424 Deu 11:2 | HEEREN, uws Gods, niet gezien hebben. Zijn grootheid, Zijn sterke
425 Deu 11:7 | zijn uw ogen, die gezien hebben al dit grote werk des HEEREN,
426 Deu 11:13 | den HEERE, uw God, lief te hebben, en Hem te dienen, met uw
427 Deu 11:29 | u de HEERE, uw God, zal hebben ingebracht in het land,
428 Deu 12:2 | erven, hun goden gediend hebben; op de hoge bergen, en op
429 Deu 12:17 | uwer geloften, die gij zult hebben beloofd, noch uw vrijwillige
430 Deu 12:20 | uw landpale zal verwijd hebben, gelijk als Hij tot u gesproken
431 Deu 12:25 | welga, als gij zult gedaan hebben, wat recht is in de ogen
432 Deu 12:26 | heilige dingen, die gij hebben zult, en uw geloften zult
433 Deu 12:28 | eeuwigheid, als gij zult gedaan hebben wat goed en recht is in
434 Deu 12:29 | voor uw aangezicht zal hebben uitgeroeid de volken, naar
435 Deu 12:30 | volken hun goden gediend hebben, alzo zal ik ook doen. ~
436 Deu 12:31 | gruwel is, dat Hij haat, hebben zij hun goden gedaan; want
437 Deu 12:31 | hun goden gedaan; want zij hebben ook hun zonen en hun dochteren
438 Deu 13:13 | midden van u uitgegaan, en hebben de inwoners hunner stad
439 Deu 14:24 | uw God, u zal gezegend hebben; ~
440 Deu 15:2 | zijn naaste zal geleend hebben, vrijlate; hij zal zijn
441 Deu 16:4 | eersten dag geslacht zult hebben, niets tot den morgen overnachten. ~
442 Deu 16:10 | HEERE, uw God, zal gezegend hebben. ~
443 Deu 16:13 | dagen houden, als gij zult hebben ingezameld van uw dorsvloer
444 Deu 17:5 | ditzelve boze stuk gedaan hebben, tot uw poorten uitbrengen,
445 Deu 18:1 | zullen geen deel noch erve hebben met Israel; de vuuroffers
446 Deu 18:2 | Daarom zal hij geen erfdeel hebben in het midden zijner broederen;
447 Deu 18:6 | plaats, die de HEERE zal hebben verkoren; ~
448 Deu 18:17 | goed, wat zij gesproken hebben. ~
449 Deu 18:22 | den Naam des HEEREN zal hebben gesproken, en dat woord
450 Deu 19:1 | HEERE, uw God, de volken zal hebben uitgeroeid, welker land
451 Deu 19:4 | zijn naaste zal geslagen hebben door onwetendheid, dien
452 Deu 19:14 | die de voorvaderen gepaald hebben, niet verrukken in uw erfdeel,
453 Deu 19:17 | mannen, welke den twist hebben, staan voor het aangezicht
454 Deu 20:9 | ambtlieden geeindigd zullen hebben te spreken tot het volk,
455 Deu 20:18 | die zij hun goden gedaan hebben, en gij zondigt tegen den
456 Deu 21:7 | betuigen en zeggen: Onze handen hebben dit bloed niet vergoten,
457 Deu 21:7 | niet vergoten, en onze ogen hebben het niet gezien; ~
458 Deu 21:10 | uw God, hen zal gegeven hebben in uw hand, dat gij hun
459 Deu 21:11 | lust tot haar gekregen zult hebben, dat gij ze u ter vrouwe
460 Deu 21:15 | hem zonen zullen gebaard hebben, en de eerstgeboren zoon
461 Deu 21:18 | zij hem gekastijd zullen hebben, en hij naar hen niet horen
462 Deu 21:22 | het hout zult opgehangen hebben; ~
463 Deu 22:3 | zal zijn, en dat gij zult hebben gevonden; gij zult u niet
464 Deu 22:9 | zaads, dat gij zult gezaaid hebben, en de inkomst des wijngaards
465 Deu 22:13 | man een vrouw zal genomen hebben, en tot haar ingegaan zijnde,
466 Deu 22:23 | gevonden, en bij haar gelegen hebben; ~
467 Deu 22:25 | en bij haar gelegen zal hebben, zo zal de man, die bij
468 Deu 22:28 | jonge dochter zal gevonden hebben, die een maagd is, dewelke
469 Deu 22:28 | gegrepen en bij haar gelegen hebben, en zij gevonden zullen
470 Deu 23:12 | Gij zult ook een plaats hebben buiten het leger, en daarhenen
471 Deu 23:13 | En gij zult een schopje hebben, benevens uw gereedschap,
472 Deu 23:21 | een gelofte zult beloofd hebben, gij zult niet vertrekken
473 Deu 24:1 | genomen en die getrouwd hebben, zo zal het geschieden,
474 Deu 24:3 | en haar uit zijn huis zal hebben laten gaan; of als deze
475 Deu 24:5 | nieuwe vrouw zal genomen hebben, die zal in het heir niet
476 Deu 24:10 | naaste iets zult geleend hebben, zo zult gij tot zijn huis
477 Deu 24:19 | den akker vergeten zult hebben, zo zult gij niet wederkeren,
478 Deu 24:20 | uw olijfboom zult geschud hebben, zo zult gij de takken achter
479 Deu 24:21 | wijngaard zult afgelezen hebben, zo zult gij de druiven
480 Deu 25:13 | tweeerlei weegstenen in uw zak hebben; een groten en een kleinen. ~
481 Deu 25:14 | huis geen tweeerlei efa hebben, een grote en een kleine. ~
482 Deu 25:15 | volkomen en gerechten weegsteen hebben; gij zult een volkomene
483 Deu 25:15 | volkomene en gerechte efa hebben; opdat uw dagen verlengd
484 Deu 25:19 | uw God, rust zal gegeven hebben, van al uw vijanden rondom,
485 Deu 26:2 | HEERE, uw God, verkoren zal hebben, om Zijn Naam aldaar te
486 Deu 26:12 | Wanneer gij zult geeindigd hebben alle tienden van uw inkomen
487 Deu 28:36 | gij over u zult gesteld hebben, doen gaan tot een volk,
488 Deu 28:40 | 40 Olijfbomen zult gij hebben in al uw landpalen, maar
489 Deu 28:47 | uw God, niet gediend zult hebben met vrolijkheid en goedheid
490 Deu 28:53 | HEERE, uw God, gegeven zal hebben; in de belegering en in
491 Deu 28:54 | die hij overgehouden zal hebben; ~
492 Deu 28:57 | zonen, die zij gebaard zal hebben; want zij zal hen eten in
493 Deu 28:65 | uw voetzool zal geen rust hebben; want de HEERE zal u aldaar
494 Deu 29:3 | verzoekingen, die uw ogen gezien hebben, diezelve tekenen en grote
495 Deu 29:8 | 8 En wij hebben hun land ingenomen, en dat
496 Deu 29:16 | wij in Egypteland gewoond hebben, en hoe wij doorgetogen
497 Deu 29:19 | zeggende: Ik zal vrede hebben, wanneer ik schoon naar
498 Deu 29:23 | spruit zal voortgebracht hebben, noch enig kruid daarin
499 Deu 29:25 | des Gods hunner vaderen, hebben verlaten, dat Hij met hen
500 Deu 29:26 | en zich voor die gebogen hebben; goden, die hen niet gekend
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2440 |