Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
noordwesten 1
noordzijde 2
notenhof 1
nu 2288
nuchter 1
nuchteren 8
numeri 2
Frequency    [«  »]
2528 haar
2440 hebben
2336 worden
2288 nu
2279 dan
2273 koning
2262 over

Bijbel

IntraText - Concordances

nu

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2288

     Book Chapter: Verse
1 Gen 1:2 | 2 De aarde nu was woest en ledig, en duisternis 2 Gen 2:2 | 2 Als nu God op de zevende dag volbracht 3 Gen 3:1 | 1 De slang nu was listiger dan al het 4 Gen 3:22 | kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet 5 Gen 4:11 | 11 En nu zijt gij vervloekt van den 6 Gen 7:6 | 6 Noach nu was zeshonderd jaren oud, 7 Gen 10:1 | 1 Dit nu zijn de geboorten van Noachs 8 Gen 11:6 | beginnen te maken; maar nu, zoude hun niet afgesneden 9 Gen 12:1 | 1 De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga 10 Gen 12:19 | zoude genomen hebben? en nu, zie, daar is uw huisvrouw; 11 Gen 14:10 | 10 Het dal nu van Siddim was vol lijmputten; 12 Gen 14:29 | naar buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel 13 Gen 15:4 | en zij ontving. Als zij nu zag, dat zij ontvangen had, 14 Gen 15:5 | dienstmaagd in uw schoot gegeven; nu zij ziet, dat zij ontvangen 15 Gen 16:1 | 1 Als nu Abram negen en negentig 16 Gen 16:9 | zeide God tot Abraham: Gij nu zult Mijn verbond houden, 17 Gen 17:3 | hij zeide: Heere! heb ik nu genade gevonden in Uw ogen, 18 Gen 17:11 | 11 Abraham nu en Sara waren oud, en wel 19 Gen 17:13 | Zou ik ook waarlijk baren, nu ik oud geworden ben? ~ 20 Gen 17:21 | 21 Zal Ik nu afgaan en bezien, of zij 21 Gen 18:2 | 2 En hij zeide: Ziet nu, mijne heren! keert toch 22 Gen 18:8 | bekend hebben; ik zal haar nu tot u uitbrengen, en doet 23 Gen 18:9 | alleszins rechter zijn? Nu zullen wij u meer kwaads 24 Gen 19:2 | 2 Als nu Abraham van Sara, zijn huisvrouw, 25 Gen 19:7 | 7 Zo geef dan nu dezes mans huisvrouw weder; 26 Gen 20:15 | 15 Als nu het water van de fles uit 27 Gen 20:23 | 23 Zo zweer mij nu hier bij God: Zo gij mij, 28 Gen 21:2 | 2 En Hij zeide: Neem nu uw zoon, uw enige, dien 29 Gen 21:12 | en doe hem niets! want nu weet Ik, dat gij God vrezende 30 Gen 22:10 | 10 Efron nu zat in het midden van de 31 Gen 23:1 | 1 Abraham nu was oud, en wel bedaagd; 32 Gen 23:19 | 19 Als zij nu voleindigd had van hem drinken 33 Gen 23:42 | mijn heer Abraham! zo Gij nu mijn weg voorspoedig maken 34 Gen 23:49 | 49 Nu dan, zo gijlieden weldadigheid 35 Gen 23:62 | 62 Izak nu kwam, van daar men komt 36 Gen 23:74 | 7 Dit nu zijn de dagen der jaren 37 Gen 23:79 | 12 Dit nu zijn de geboorten van Ismael, 38 Gen 23:86 | 19 Dit nu zijn de geboorten van Izak, 39 Gen 23:91 | 24 Als nu haar dagen vervuld waren 40 Gen 23:94 | 27 Als nu deze jongeren groot werden, 41 Gen 24:18 | 18 Als nu Izak wedergekeerd was, groef 42 Gen 24:22 | Rehoboth, en zeide: Want nu heeft ons de HEERE ruimte 43 Gen 24:29 | laten trekken! Gij zijt nu de gezegende des HEEREN! ~ 44 Gen 24:34 | 34 Als nu Ezau veertig jaren oud was, 45 Gen 25:2 | 2 En hij zeide: Zie nu, ik ben oud geworden, ik 46 Gen 25:3 | 3 Nu dan, neem toch uw gereedschap, 47 Gen 25:5 | 5 Rebekka nu hoorde toe, als Izak tot 48 Gen 25:8 | 8 Nu dan, mijn zoon! hoor mijn 49 Gen 25:9 | 9 Ga nu heen tot de kudde, en haal 50 Gen 25:31 | 31 Hij nu maakte smakelijke spijzen 51 Gen 25:36 | noemt Jakob, dat hij mij nu twee reizen heeft bedrogen? 52 Gen 25:36 | heeft hij genomen, en zie, nu heeft hij mijn zegen genomen! 53 Gen 25:37 | ondersteund; wat zal ik u dan nu doen, mijn zoon? ~ 54 Gen 25:43 | 43 Nu dan, mijn zoon! hoor naar 55 Gen 26:6 | 6 Als nu Ezau zag, dat Izak Jakob 56 Gen 26:16 | 16 Toen nu Jakob van zijn slaap ontwaakte, 57 Gen 27:31 | 31 Toen nu de HEERE zag, dat Lea gehaat 58 Gen 27:32 | daarom zal mijn man mij nu liefhebben. ~ 59 Gen 27:34 | baarde een zoon, en zeide: Nu zal zich ditmaal mijn man 60 Gen 27:36 | 1 Als nu Rachel zag, dat zij Jakob 61 Gen 27:44 | 9 Toen nu Lea zag, dat zij ophield 62 Gen 27:51 | 16 Als nu Jakob des avonds uit het 63 Gen 27:62 | zeide Laban tot hem: Zo ik nu genade gevonden heb in uw 64 Gen 27:65 | gezegend bij mijn voet; nu dan, wanneer zal ik ook 65 Gen 28:13 | een gelofte beloofd hebt; nu, maak u op, vertrek uit 66 Gen 28:16 | onze, en van onze zonen; nu dan, doe alles, wat God 67 Gen 28:19 | 19 Laban nu was gegaan, om zijn schapen 68 Gen 28:25 | achterhaalde Jakob; Jakob nu had zijn tent geslagen op 69 Gen 28:28 | mijn dochteren te kussen; nu, gij hebt dwaselijk gehandeld, 70 Gen 28:30 | 30 En nu, gij hebt immers willen 71 Gen 28:41 | 41 Ik ben nu twintig jaren in uw huis 72 Gen 28:42 | zekerlijk, gij zoudt mij nu ledig weggezonden hebben! 73 Gen 28:44 | 44 Nu dan, kom, laat ons een verbond 74 Gen 29:4 | bij Laban, en heb er tot nu toe vertoefd; ~ 75 Gen 29:10 | deze Jordaan gegaan, en nu ben ik tot twee heiren geworden! ~ 76 Gen 30:10 | Jakob: Och neen! indien ik nu genade in uw ogen gevonden 77 Gen 31:2 | 2 Sichem nu, de zoon van Hemor den Heviet, 78 Gen 33:1 | 1 Dit nu zijn de geboorten van Ezau, 79 Gen 33:4 | 4 Ada nu baarde aan Ezau Elifaz, 80 Gen 33:6 | 6 Ezau nu had genomen zijn vrouwen, 81 Gen 33:9 | 9 Dit nu zijn de geboorten van Ezau, 82 Gen 34:4 | 4 Als nu zijn broeders zagen, dat 83 Gen 34:20 | 20 Nu komt dan, en laat ons hem 84 Gen 34:28 | 28 Als nu de Midianietische kooplieden 85 Gen 34:29 | 29 Als nu Ruben tot den kuil wederkeerde, 86 Gen 35:6 | 6 Juda nu nam een vrouw voor Er, zijn 87 Gen 35:12 | 12 Als nu vele dagen verlopen waren, 88 Gen 36:1 | 1 Jozef nu werd naar Egypte afgevoerd; 89 Gen 36:3 | 3 Als nu zijn heer zag, dat de HEERE 90 Gen 36:28 | 5 Zij droomden nu beiden een droom, elk zijn 91 Gen 37:33 | 33 Zo zie nu Farao naar een verstandigen 92 Gen 37:46 | 46 Jozef nu was dertig jaren oud, als 93 Gen 37:55 | 55 Als nu gans Egypteland hongerde, 94 Gen 38:6 | 6 Jozef nu was regent over dat land; 95 Gen 38:36 | niet, en Simeon is er niet; nu zult gij Benjamin wegnemen! 96 Gen 39:1 | 1 De honger nu werd zwaar in dat land; ~ 97 Gen 39:11 | hun vader, tot hen: Is het nu alzo, zo doet dit; neemt 98 Gen 39:17 | 17 De man nu deed, gelijk Jozef gezegd 99 Gen 39:21 | 21 Het is nu geschied, als wij in de 100 Gen 39:26 | 26 Als nu Jozef te huis gekomen was, 101 Gen 40:10 | 10 En hij zeide: Dit zij nu ook alzo, naar uw woorden! 102 Gen 40:28 | heb hem niet gezien tot nu toe. ~ 103 Gen 40:29 | 29 Indien gij nu deze ook van mijn aangezicht 104 Gen 40:30 | 30 Nu dan, als ik tot uw knecht, 105 Gen 40:33 | 33 Nu dan, laat toch uw knecht 106 Gen 41:5 | 5 Maar nu, weest niet bekommerd, en 107 Gen 41:6 | 6 Want het zijn nu twee jaren des hongers in 108 Gen 41:8 | 8 Nu dan, gij hebt mij herwaarts 109 Gen 42:30 | zeide tot Jozef: Dat ik nu sterve, nadat ik uw aangezicht 110 Gen 42:33 | 33 Wanneer het nu geschieden zal, dat Farao 111 Gen 42:34 | die van onze jeugd af tot nu toe met vee omgegaan hebben, 112 Gen 43:4 | is in het land Kanaan; en nu, laat toch uw knechten in 113 Gen 43:15 | 15 Als nu het geld uit Egypteland 114 Gen 43:29 | 29 Als nu de dagen van Israel naderden, 115 Gen 43:29 | zeide tot hem: Indien ik nu genade gevonden heb in uw 116 Gen 44:1 | 1 Het geschiedde nu na deze dingen, dat men 117 Gen 44:5 | 5 Nu dan, uw twee zonen, die 118 Gen 44:7 | 7 Toen ik nu van Paddan kwam, zo is Rachel 119 Gen 46:4 | 4 Als nu de dagen zijns bewenens 120 Gen 46:4 | Farao, zeggende: Indien ik nu genade gevonden heb in uw 121 Gen 46:5 | daar zult gij mij begraven! Nu dan, laat mij toch optrekken, 122 Gen 46:10 | 10 Toen zij nu aan het plein van het doornbos 123 Gen 46:17 | u kwaad aangedaan; maar nu vergeef toch de overtreding 124 Gen 46:21 | 21 Nu dan, vreest niet! Ik zal 125 Exo 1:1 | 1 Dit nu zijn de namen der zonen 126 Exo 1:5 | 5 Al de zielen nu, die uit Jakobs heup voortgekomen 127 Exo 1:6 | 6 Toen nu Jozef gestorven was, en 128 Exo 2:15 | 15 Als nu Farao deze zaak hoorde, 129 Exo 2:20 | waarom liet gij den man nu gaan? roept hem, dat hij 130 Exo 3:3 | Mozes zeide: Ik zal mij nu daarheen wenden, en bezien 131 Exo 3:9 | 9 En nu, zie, het geschrei der kinderen 132 Exo 3:10 | 10 Zo kom nu, en Ik zal u tot Farao zenden, 133 Exo 3:18 | ons ontmoet; zo laat ons nu toch gaan den weg van drie 134 Exo 4:6 | zeide verder tot hem: Steek nu uw hand in uw boezem. En 135 Exo 4:12 | 12 En nu ga henen, en Ik zal met 136 Exo 5:18 | 18 Zo gaat nu heen, arbeidt; doch stro 137 Exo 5:22 | gedaan, waarom hebt Gij mij nu gezonden? ~ 138 Exo 5:24 | zeide de HEERE tot Mozes: Nu zult gij zien, wat Ik aan 139 Exo 6:15 | 15 Dit nu zijn de namen der zonen 140 Exo 7:4 | 4 Farao nu zal naar ulieden niet horen, 141 Exo 7:11 | 11 Farao nu riep ook de wijzen en de 142 Exo 7:16 | doch zie, gij hebt tot nu toe niet gehoord. ~ 143 Exo 7:20 | 20 Mozes nu en Aaron deden alzo, gelijk 144 Exo 8:15 | 15 Toen nu Farao zag, dat er verademing 145 Exo 8:29 | 29 Mozes nu zeide: Zie, ik ga van u, 146 Exo 9:15 | 15 Want nu heb Ik Mijn hand uitgestrekt, 147 Exo 9:18 | dat het gegrond is, tot nu toe. ~ 148 Exo 9:19 | 19 En nu, zend heen, vergader uw 149 Exo 9:31 | 31 Het vlas nu, en de gerst werd geslagen; 150 Exo 10:11 | Niet alzo gij, mannen, gaat nu heen, en dient den HEERE; 151 Exo 10:17 | 17 En nu vergeeft mij toch mijn zonde 152 Exo 10:29 | 29 Mozes nu zeide: Gij hebt recht gesproken; 153 Exo 11:2 | 2 Spreek nu voor de oren des volks, 154 Exo 12:1 | 1 De HEERE nu had tot Mozes en tot Aaron 155 Exo 12:11 | 11 Aldus nu zult gij het eten: uw lenden 156 Exo 12:35 | 35 De kinderen Israels nu hadden gedaan naar het woord 157 Exo 12:40 | 40 De tijd nu der woning, die de kinderen 158 Exo 12:48 | 48 Als nu een vreemdeling bij u verkeert, 159 Exo 13:13 | een lam; wanneer gij het nu niet lost, zo zult gij het 160 Exo 13:18 | Schelfzee. De kinderen Israels nu togen bij vijven uit Egypteland. ~ 161 Exo 14:5 | 5 Toen nu de koning van Egypte werd 162 Exo 16:14 | 14 Als nu de liggende dauw opgevaren 163 Exo 16:21 | 21 Zij nu verzamelden het allen morgen, 164 Exo 16:36 | 36 Een gomer nu is het tiende deel van een 165 Exo 17:1 | legerden zich te Rafidim. Daar nu was geen water voor het 166 Exo 17:3 | 3 Toen nu het volk aldaar dorstte 167 Exo 17:3 | zeide: Waartoe hebt gij ons nu uit Egypte doen optrekken, 168 Exo 17:6 | dat het volk drinke. Mozes nu deed alzo voor de ogen der 169 Exo 17:10 | 10 Jozua nu deed, als Mozes hem gezegd 170 Exo 18:5 | 5 Toen nu Jethro, Mozes' schoonvader, 171 Exo 18:9 | 9 Jethro nu verheugde zich over al het 172 Exo 18:11 | 11 Nu weet ik, dat de HEERE groter 173 Exo 18:19 | 19 Hoor nu mijn stem, ik zal u raden, 174 Exo 18:24 | 24 Mozes nu hoorde naar de stem van 175 Exo 19:2 | zich in de woestijn; Israel nu legerde zich aldaar tegenover 176 Exo 19:5 | 5 Nu dan, indien gij naarstiglijk 177 Exo 21:1 | 1 Dit nu zijn de rechten, die gij 178 Exo 21:7 | 7 Wanneer nu iemand zijn dochter zal 179 Exo 21:22 | 22 Wanneer nu mannen kijven, en slaan 180 Exo 21:35 | 35 Wanneer nu iemands os den os van zijn 181 Exo 22:16 | 16 Wanneer nu iemand een maagd verlokt, 182 Exo 22:31 | 31 Gij nu zult Mij heilige lieden 183 Exo 24:4 | 4 Mozes nu beschreef al de woorden 184 Exo 24:9 | 9 Mozes nu en Aaron klommen opwaarts, 185 Exo 25:3 | 3 Dit nu is het hefoffer, hetwelk 186 Exo 25:28 | 28 Deze handbomen nu zult gij van sittimhout 187 Exo 26:1 | 1 Den tabernakel nu zult gij maken van tien 188 Exo 26:12 | 12 Het overige nu, dat overschiet aan de gordijnen 189 Exo 26:35 | 35 De tafel nu zult gij zetten buiten den 190 Exo 27:16 | 16 In de poort nu des voorhofs zal een deksel 191 Exo 27:20 | 20 Gij nu zult de kinderen Israels 192 Exo 28:4 | 4 Dit nu zijn de klederen, die zij 193 Exo 28:43 | 43 Aaron nu en zijn zonen zullen die 194 Exo 29:1 | 1 Dit nu is de zaak, die gij hun 195 Exo 29:29 | 29 De heilige klederen nu, die van Aaron zullen geweest 196 Exo 29:32 | 32 Aaron nu en zijn zonen zullen het 197 Exo 29:38 | 38 Dit nu is het, wat gij op het altaar 198 Exo 29:41 | 41 Het andere lam nu zult gij bereiden tussen 199 Exo 30:5 | 5 De draagbomen nu zult gij van sittimhout 200 Exo 30:23 | 23 Gij nu, neem u de voornaamste specerijen, 201 Exo 31:13 | 13 Gij nu, spreek tot de kinderen 202 Exo 32:2 | 2 Aaron nu zeide tot hen: Rukt af de 203 Exo 32:10 | 10 En nu, laat Mij toe, dat Mijn 204 Exo 32:17 | 17 Toen nu Jozua des volks stem hoorde, 205 Exo 32:30 | grote zonde gezondigd; doch nu, ik zal tot den HEERE opklimmen; 206 Exo 32:32 | 32 Nu dan, indien Gij hun zonden 207 Exo 32:32 | doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij 208 Exo 32:34 | 34 Doch ga nu heen, leid dit volk, waarheen 209 Exo 33:2 | 2 Aaron nu zeide tot hen: Rukt af de 210 Exo 33:10 | 10 En nu, laat Mij toe, dat Mijn 211 Exo 33:17 | 17 Toen nu Jozua des volks stem hoorde, 212 Exo 33:30 | grote zonde gezondigd; doch nu, ik zal tot den HEERE opklimmen; 213 Exo 33:32 | 32 Nu dan, indien Gij hun zonden 214 Exo 33:32 | doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij 215 Exo 33:34 | 34 Doch ga nu heen, leid dit volk, waarheen 216 Exo 34:5 | en zou u vernielen; doch nu, legt uw sieraad van u af, 217 Exo 34:13 | 13 Nu dan, ik bidde, indien ik 218 Exo 34:13 | in Uw ogen, zo laat mij nu Uw weg weten, en ik zal 219 Exo 34:16 | 16 Want waarbij zou nu bekend worden, dat ik genade 220 Exo 34:18 | Toen zeide hij: Toon mij nu Uw heerlijkheid! ~ 221 Exo 34:28 | 5 De HEERE nu kwam nederwaarts in een 222 Exo 34:29 | 6 Als nu de HEERE voor zijn aangezicht 223 Exo 34:31 | 8 Mozes nu haastte zich en neigde het 224 Exo 34:32 | zeide: Heere! indien ik nu genade gevonden heb in Uw 225 Exo 34:32 | gevonden heb in Uw ogen, zo ga nu de Heere in het midden van 226 Exo 34:52 | twee tafelen der getuigenis nu waren in de hand van Mozes, 227 Exo 34:53 | 30 Als nu Aaron en al de kinderen 228 Exo 35:27 | 27 De oversten nu brachten sardonixstenen 229 Exo 37:18 | 18 Zes rieten nu gingen uit zijn zijden; 230 Exo 38:17 | 17 De voeten nu der pilaren waren van koper, 231 Exo 38:22 | 22 Bezaleel nu, de zoon van Uri, den zoon 232 Exo 38:25 | 25 Het zilver nu van de getelden der vergadering 233 Exo 38:29 | 29 Het koper nu des beweegoffers was zeventig 234 Exo 39:14 | 14 Deze stenen nu, met de namen der zonen 235 Exo 39:43 | 43 Mozes nu bezag het ganse werk, en 236 Exo 40:16 | 16 Mozes nu deed het naar alles, wat 237 Exo 40:36 | 36 Als nu de wolk opgeheven werd van 238 Lev 2:1 | 1 Als nu een ziel een offerande van 239 Lev 2:3 | 3 Wat nu overblijft van het spijsoffer, 240 Lev 3:12 | 12 Indien nu zijn offerande een geit 241 Lev 4:13 | 13 Indien nu de gehele vergadering van 242 Lev 5:1 | 1 Als nu een mens zal gezondigd hebben, 243 Lev 6:12 | 12 Het vuur nu op het altaar zal daarop 244 Lev 6:14 | 14 Dit is nu de wet des spijsoffers; 245 Lev 7:1 | 1 Dit is nu de wet des schuldoffers; 246 Lev 7:11 | 11 Dit is nu de wet des dankoffers, dat 247 Lev 8:4 | 4 Mozes nu deed, gelijk als de HEERE 248 Lev 8:36 | 36 Aaron nu en zijn zonen deden al de 249 Lev 13:21 | 21 Wanneer nu de priester die bezien zal 250 Lev 13:56 | 56 Indien nu de priester merken zal, 251 Lev 14:8 | 8 Die nu te reinigen is, zal zijn 252 Lev 14:11 | 11 De priester nu, die de reiniging doet, 253 Lev 14:44 | priester komen; als hij nu zal merken, dat, ziet, die 254 Lev 14:53 | 53 Den levenden vogel nu zal hij tot buiten de stad, 255 Lev 15:3 | 3 Dit nu zal zijn onreinigheid om 256 Lev 15:13 | 13 Als hij nu, die den vloed heeft, van 257 Lev 16:20 | 20 Als hij nu zal geeindigd hebben van 258 Lev 16:28 | 28 Die nu dezelve verbrandt, zal zijn 259 Lev 20:27 | 27 Als nu een man en vrouw in zich 260 Lev 21:9 | 9 Als nu de dochter van enigen priester 261 Lev 22:53 | 22 Als gij nu den oogst uws lands zult 262 Lev 23:11 | zij hem tot Mozes; de naam nu zijner moeder was Selomith, 263 Lev 24:22 | 22 Het achtste jaar nu zult gij zaaien, en zult 264 Lev 26:25 | 25 Al uw schatting nu zal naar den sikkel des 265 Num 1:5 | 5 Deze zijn nu de namen der mannen, die 266 Num 2:3 | 3 Die zich nu legeren zullen oostwaarts 267 Num 2:4 | 4 Zijn heir nu, en zijn getelden waren 268 Num 2:6 | 6 Zijn heir nu, en zijn getelden waren 269 Num 2:8 | 8 Zijn heir nu, en zijn getelden waren 270 Num 2:11 | 11 Zijn heir nu, en zijn getelden waren 271 Num 2:13 | 13 Zijn heir nu, en zijn getelden waren 272 Num 2:15 | 15 Zijn heir nu, en zijn getelden waren 273 Num 2:19 | 19 Zijn heir nu, en zijn getelden waren 274 Num 2:21 | 21 Zijn heir nu, en zijn getelden waren 275 Num 2:23 | 23 Zijn heir nu, en zijn getelden waren 276 Num 2:26 | 26 Zijn heir nu, en zijn getelden waren 277 Num 2:28 | 28 Zijn heir nu, en zijn getelden waren 278 Num 2:30 | 30 Zijn heir nu, en zijn getelden waren 279 Num 3:1 | 1 Dit nu zijn de geboorten van Aaron 280 Num 3:17 | 17 Dit nu waren de zonen van Levi 281 Num 3:24 | 24 De overste nu van het vaderlijke huis 282 Num 3:30 | 30 De overste nu van het vaderlijke huis 283 Num 3:31 | 31 Hun wacht nu zal zijn de ark, en de tafel, 284 Num 3:32 | 32 De overste nu der oversten van Levi zal 285 Num 3:35 | 35 De overste nu van het vaderlijke huis 286 Num 3:38 | 38 Die nu zich legeren zullen voor 287 Num 4:15 | 15 Als nu Aaron en zijn zonen, het 288 Num 4:16 | 16 Het opzicht nu van Eleazar, den zoon van 289 Num 4:31 | 31 Dit zal nu zijn de onderhouding van 290 Num 4:36 | 36 Hun getelden nu waren, naar hun geslachten, 291 Num 4:44 | 44 Hun getelden nu waren, naar hun geslachten, 292 Num 5:27 | 27 Als hij haar nu dat water zal te drinken 293 Num 6:11 | 11 De priester nu zal een bereiden ten zondoffer, 294 Num 7:12 | 12 Die nu op den eersten dag zijn 295 Num 8:4 | 4 Dit werk nu des kandelaars was van dicht 296 Num 9:20 | 20 Als het nu was, dat de wolk weinige 297 Num 10:29 | 29 Mozes nu zeide tot Hobab, den zoon 298 Num 10:35 | 35 Het geschiedde nu in het optrekken van de 299 Num 11:6 | 6 Maar nu is onze ziel dor, er is 300 Num 11:7 | 7 Het Man nu was als korianderzaad, en 301 Num 11:20 | geweend, zeggende: Waarom nu zijn wij uit Egypte getogen? ~ 302 Num 11:23 | hand verkort zijn? Gij zult nu zien, of Mijn woord u wedervaren 303 Num 12:1 | 1 Mirjam nu sprak, en Aaron, tegen Mozes, 304 Num 12:6 | 6 En Hij zeide: Hoort nu Mijn woorden! Zo er een 305 Num 13:20 | vrucht des lands. Die dagen nu waren de dagen der eerste 306 Num 13:22 | kinderen van Enak; Hebron nu was zeven jaren gebouwd 307 Num 14:17 | 17 Nu dan, laat toch de kracht 308 Num 14:22 | woestijn gedaan heb, en Mij nu tienmaal verzocht hebben, 309 Num 14:25 | 25 De Amalekieten nu en de Kanaanieten wonen 310 Num 15:32 | 32 Als nu de kinderen Israels in de 311 Num 16:1 | 1 Korach nu, de zoon van Jizhar, zoon 312 Num 16:10 | doen naderen; zoekt gij nu ook het priesterambt? ~ 313 Num 16:43 | 43 Mozes nu en Aaron kwamen tot voor 314 Num 16:49 | 49 Die nu aan die plaag gestorven 315 Num 17:8 | 8 Het geschiedde nu des anderen daags, dat Mozes 316 Num 18:8 | 8 Het geschiedde nu des anderen daags, dat Mozes 317 Num 18:18 | 5 Gijlieden nu zult waarnemen de wacht 318 Num 18:29 | 16 Die nu onder dezelve gelost zullen 319 Num 19:5 | 5 Gijlieden nu zult waarnemen de wacht 320 Num 19:16 | 16 Die nu onder dezelve gelost zullen 321 Num 20:23 | 23 De HEERE nu sprak tot Mozes, en tot 322 Num 20:27 | 27 Mozes nu deed, gelijk als de HEERE 323 Num 21:34 | 34 De HEERE nu zeide tot Mozes: Vrees hem 324 Num 22:4 | oudsten der Midianieten: Nu zal deze gemeente oplikken 325 Num 22:4 | velds oplikt. Te dier tijd nu was Balak, de zoon van Zippor, 326 Num 22:6 | 6 En nu, kom toch, vervloek mij 327 Num 22:11 | gezicht des lands bedekt; kom nu, vervloek het mij; misschien 328 Num 22:19 | 19 En nu, blijft gijlieden toch ook 329 Num 22:20 | 20 God nu kwam tot Bileam des nachts, 330 Num 22:22 | tot een tegenpartij; hij nu reed op zijn ezelin, en 331 Num 22:23 | 23 De ezelin nu zag den Engel des HEEREN 332 Num 22:28 | 28 De HEERE nu opende den mond der ezelin, 333 Num 22:28 | ik u gedaan, dat gij mij nu driemaal geslagen hebt? ~ 334 Num 22:29 | hand had! want ik zoude u nu doden. ~ 335 Num 22:30 | 30 De ezelin nu zeide tot Bileam: Ben ik 336 Num 22:32 | Waarom hebt gij uw ezelin nu driemaal geslagen? Zie, 337 Num 22:33 | heeft Mij gezien, en zij is nu driemaal voor Mijn aangezicht 338 Num 22:33 | ware, zekerlijk Ik zoude u nu ook gedood, en haar bij 339 Num 22:34 | tegemoet op dezen weg stondt en nu, is het kwaad in Uw ogen, 340 Num 22:35 | 35 De Engel des HEEREN nu zeide tot Bileam: Ga heen 341 Num 22:38 | ben tot u gekomen; zal ik nu enigzins iets kunnen spreken? 342 Num 23:2 | 2 Balak nu deed, gelijk als Bileam 343 Num 23:6 | 6 Als hij nu tot hem wederkeerde, ziet, 344 Num 23:12 | 12 Hij nu antwoordde en zeide: Zal 345 Num 23:17 | Moabieten bij hem. Balak nu zeide tot hem: Wat heeft 346 Num 23:30 | 30 Balak nu deed, gelijk als Bileam 347 Num 24:10 | maar zie, gij hebt hen nu driemaal gedurig gezegend! ~ 348 Num 24:11 | 11 En nu, pak u weg naar uw plaats! 349 Num 24:14 | 14 En nu, zie, ik ga tot mijn volk; 350 Num 24:17 | 17 Ik zal hem zien, maar nu niet; ik aanschouw Hem, 351 Num 25:3 | 3 Als nu Israel zich koppelde aan 352 Num 25:9 | 9 Degenen nu, die aan de plaag stierven, 353 Num 25:14 | 14 De naam nu des verslagenen Israelietischen 354 Num 26:1 | 1 Het geschiedde nu na die plaag, dat de HEERE 355 Num 26:29 | der Machirieten; Machir nu gewon Gilead; van Gilead 356 Num 26:57 | 57 Dit zijn nu de getelden van Levi, naar 357 Num 26:61 | 61 Nadab nu en Abihu waren gestorven, 358 Num 27:10 | 10 Indien hij nu geen broederen heeft, zo 359 Num 31:17 | 17 Nu dan, doodt al wat mannelijk 360 Num 31:32 | 32 De buit nu, het overschot van den roof, 361 Num 31:43 | 43 (Het halve deel nu der vergadering was, uit 362 Num 31:94 | 41 Jair nu, de zoon van Manasse, ging 363 Num 32:9 | kwamen te Elim; in Elim nu waren twaalf waterfonteinen 364 Num 32:39 | 39 Aaron nu was honderd drie en twintig 365 Num 33:3 | 3 De zuiderhoek nu zal u zijn van de woestijn 366 Num 34:6 | 6 De steden nu, die gij aan de Levieten 367 Deu 1:11 | God, doe tot u, zo als gij nu zijt, duizendmaal meer, 368 Deu 1:23 | 23 Deze zaak nu was goed in mijn ogen; zo 369 Deu 1:34 | 34 Als nu de HEERE de stem uwer woorden 370 Deu 1:41 | ons geboden heeft. Als gij nu een iegelijk zijn krijgsgereedschap 371 Deu 1:45 | 45 Als gij nu wederkwaamt en weendet voor 372 Deu 2:8 | 8 Als wij nu doorgetrokken waren van 373 Deu 2:13 | 13 Nu, maakt u op, en trekt over 374 Deu 2:14 | 14 De dagen nu, die wij gewandeld hebben 375 Deu 3:12 | 12 Ditzelfde land nu namen wij te dier tijd in 376 Deu 4:1 | 1 Nu dan, Israel! hoor naar de 377 Deu 4:11 | beneden dien berg; (die berg nu brandde van vuur, tot aan 378 Deu 4:25 | 25 Wanneer gij nu kinderen en kindskinderen 379 Deu 4:44 | 44 Dit is nu de wet, die Mozes de kinderen 380 Deu 5:25 | 25 Maar nu, waarom zouden wij sterven? 381 Deu 5:28 | 28 Als nu de HEERE de stem uwer woorden 382 Deu 9:4 | 4 Wanneer hen nu de HEERE, uw God, voor uw 383 Deu 9:15 | van den berg af; de berg nu brandde van vuur, en de 384 Deu 10:12 | 12 Nu dan, Israel! wat eist de 385 Deu 10:22 | met zeventig zielen; en nu heeft u de HEERE, uw God, 386 Deu 12:9 | 9 Want gij zijt tot nu toe niet gekomen in de rust 387 Deu 15:2 | 2 Dit nu is de zaak der vrijlating, 388 Deu 17:12 | 12 De man nu, die trotselijk handelen 389 Deu 18:3 | 3 Dit nu zal het recht der priesters 390 Deu 19:3 | erven, in drieen delen; dit nu zal zijn, opdat ieder doodslager 391 Deu 21:3 | 3 De stad nu, die de naaste zal zijn 392 Deu 22:17 | dochter niet gevonden; dit nu is de maagdom mijner dochter. 393 Deu 26:10 | 10 En nu, zie, ik heb gebracht de 394 Deu 29:7 | 7 Toen gij nu kwaamt aan deze plaats, 395 Deu 31:5 | 5 Wanneer hen nu de HEERE voor uw aangezicht 396 Deu 31:8 | 8 De HEERE nu is Degene, Die voor uw aangezicht 397 Deu 31:19 | 19 En nu, schrijft ulieden dit lied, 398 Deu 32:15 | 15 Als nu Jeschurun vet werd, zo sloeg 399 Deu 32:39 | 39 Ziet nu, dat Ik, Ik Die ben, en 400 Deu 32:45 | 45 Als nu Mozes geeindigd had al die 401 Deu 33:1 | 1 Dit nu is de zegen, met welken 402 Deu 33:17 | einden des lands. Dezen nu zijn de tien duizenden van 403 Deu 34:7 | 7 Mozes nu was honderd en twintig jaren 404 Deu 34:9 | 9 Jozua nu, de zoon van Nun, was vol 405 Joz 1:1 | 1 Het geschiedde nu, na den dood van Mozes, 406 Joz 1:2 | is gestorven; zo maak u nu op, trek over deze Jordaan, 407 Joz 2:1 | 1 Jozua nu, de zoon van Nun, had twee 408 Joz 2:7 | 7 Die mannen nu jaagden hen na op den weg 409 Joz 2:8 | 8 Eer zij nu sliepen, zo klom zij tot 410 Joz 2:12 | 12 Nu dan, zweert mij toch bij 411 Joz 2:21 | 21 Zij nu zeide: Het zij alzo naar 412 Joz 3:12 | 12 Nu dan, neemt gijlieden u twaalf 413 Joz 3:15 | van het water (de Jordaan nu was vol al de dagen des 414 Joz 4:1 | 1 Het geschiedde nu, toen al het volk geeindigd 415 Joz 4:8 | 8 De kinderen Israels nu deden alzo, gelijk als Jozua 416 Joz 4:10 | 10 De priesters nu, die de ark droegen, stonden 417 Joz 4:19 | 19 Het volk nu was den tiende der eerste 418 Joz 5:4 | 4 Dit nu was de oorzaak, waarom hen 419 Joz 5:14 | heir des HEEREN: Ik ben nu gekomen! Toen viel Jozua 420 Joz 6:1 | 1 (Jericho nu sloot de poorten toe, en 421 Joz 6:10 | 10 Jozua nu had het volk geboden, zeggende: 422 Joz 6:22 | 22 Jozua nu zeide tot de twee mannen, 423 Joz 6:24 | 24 De stad nu verbrandden zij met vuur, 424 Joz 7:2 | bespiedt het land. Die mannen nu trokken op en bespiedden 425 Joz 7:20 | 20 Achan nu antwoordde Jozua, en zeide: 426 Joz 8:2 | 2 Gij nu zult aan Ai en haar koning 427 Joz 8:5 | 5 Ik nu, en al het volk, dat bij 428 Joz 8:28 | 28 Jozua nu verbrandde Ai, en hij stelde 429 Joz 9:6 | uit een ver land, zo maakt nu een verbond met ons. ~ 430 Joz 9:9 | 9 Zij nu zeiden tot hem: Uw knechten 431 Joz 9:11 | ulieder knechten, zo maakt nu een verbond met ons. ~ 432 Joz 9:12 | ulieden te reizen; maar ziet, nu is het droog, en het is 433 Joz 9:17 | aan hun steden; hun steden nu waren Gibeon, en Chefira, 434 Joz 9:23 | 23 Nu dan, vervloekt zijt gijlieden! 435 Joz 9:25 | 25 En nu, zie, wij zijn in uw hand; 436 Joz 10:1 | 1 Het geschiedde nu, toen Adoni-Zedek, de koning 437 Joz 10:6 | 6 De mannen nu van Gibeon zonden tot Jozua, 438 Joz 10:11 | 11 Het geschiedde nu, toen zij voor het aangezicht 439 Joz 10:13 | boek des oprechten? De zon nu stond stil in het midden 440 Joz 10:23 | 23 Zij nu deden alzo, en brachten 441 Joz 11:4 | 4 Dezen nu togen uit, en al hun heirlegers 442 Joz 11:9 | 9 Jozua nu deed hun, gelijk hem de 443 Joz 11:21 | 21 Te dier tijde nu kwam Jozua, en roeide de 444 Joz 12:1 | 1 Dit nu zijn de koningen des lands, 445 Joz 12:7 | 7 Dit nu zijn de koningen des lands, 446 Joz 13:1 | 1 Jozua nu was oud, wel bedaagd; en 447 Joz 13:7 | 7 En nu, deel dit land tot een erfdeel 448 Joz 13:23 | 23 De landpale nu der kinderen van Ruben was 449 Joz 14:1 | 1 Dit is nu hetgeen de kinderen Israels 450 Joz 14:10 | 10 En nu, zie, de HEERE heeft mij 451 Joz 14:10 | gesproken heeft; het zijn nu vijf en veertig jaren, sedert 452 Joz 14:10 | de woestijn wandelde; en nu, zie, ik ben heden vijf 453 Joz 14:11 | kracht toen was, alzo is nu mijn kracht, tot den oorlog, 454 Joz 14:12 | 12 En nu, geef mij dit gebergte, 455 Joz 14:15 | 15 De naam nu van Hebron was eertijds 456 Joz 15:5 | 5 De landpale nu tegen het oosten zal de 457 Joz 15:12 | 12 De landpale nu tegen het westen zal zijn 458 Joz 15:15 | Debir, (de naam van Debir nu was te voren Kirjath-Sefer). ~ 459 Joz 15:17 | 17 Othniel nu, de zoon van Kenaz, den 460 Joz 15:21 | 21 De steden nu, van het uiterste van den 461 Joz 15:48 | 48 Op het gebergte nu: Samir, en Jatthir, en Socho, ~ 462 Joz 16:5 | 5 De landpale nu der kinderen van Efraim, 463 Joz 17:3 | 3 Zelafead nu, de zoon van Hefer, den 464 Joz 17:15 | 15 Jozua nu zeide tot henlieden: Dewijl 465 Joz 18:5 | 5 Zij nu zullen het delen in zeven 466 Joz 18:7 | HEEREN is hun erfdeel. Gad nu, en Ruben, en de halve stam 467 Joz 18:15 | 15 De hoek nu ten zuiden is aan het uiterste 468 Joz 18:20 | 20 De Jordaan nu bepaalt haar aan den hoek 469 Joz 18:21 | 21 De steden nu van den stam der kinderen 470 Joz 19:35 | 35 De vaste steden nu zijn: Ziddim, Zer en Hammath, 471 Joz 19:49 | 49 Toen zij nu geeindigd hadden het land 472 Joz 20:9 | 9Dit nu zijn de steden, die bestemd 473 Joz 21:20 | 20 De huisgezinnen nu der kinderen van Kahath, 474 Joz 22:7 | 34 Aan de huisgezinnen nu van de kinderen van Merari, 475 Joz 22:11 | 38 Van den stam van Gad nu, de vrijstad des doodslagers, 476 Joz 23:3 | broederen niet verlaten nu langen tijd, tot op dezen 477 Joz 23:4 | 4 En nu, de HEERE, uw God, heeft 478 Joz 23:4 | toegezegd had; keert dan nu wederom, en gaat gij naar 479 Joz 23:33 | 33 Het antwoord nu was goed in de ogen van 480 Joz 25:7 | 7 Zij nu riepen tot den HEERE, en 481 Joz 25:14 | 14 En nu, vreest den HEERE, en dient 482 Joz 25:22 | 22 Jozua nu zeide tot het volk: Gij 483 Joz 25:23 | 23 En nu, doet de vreemde goden weg, 484 Joz 25:31 | 31 Israel nu diende den HEERE al de dagen 485 Ric 1:10 | Hebron woonden (de naam nu van Hebron was tevoren Kirjath-Arba), 486 Ric 1:11 | inwoners van Debir; de naam nu van Debir was te voren Kirjath-Sefer. ~ 487 Ric 1:23 | verspieders bij Beth-El; de naam nu dezer stad was te voren 488 Ric 3:1 | 1 Dit nu zijn de heidenen, die de 489 Ric 3:5 | 5 Als nu de kinderen Israels woonden 490 Ric 3:17 | Moabieten, dat geschenk; Eglon nu was een zeer vet man. ~ 491 Ric 3:25 | 25 Als zij nu tot schamens toe gebeid 492 Ric 3:31 | 31 Na hem nu was Samgar, een zoon van 493 Ric 4:2 | krijgsoverste was Sisera; dezelve nu woonde in Haroseth der heidenen. ~ 494 Ric 4:4 | 4 Debora nu, een vrouw, die een profetesse 495 Ric 4:11 | 11 Heber nu, de Keniet, had zich afgezonderd 496 Ric 4:18 | 18 Jael nu ging uit, Sisera tegemoet, 497 Ric 4:21 | de aarde vast werd; hij nu was met een diepen slaap 498 Ric 5:2 | 2 Als nu de hand der Midianieten 499 Ric 5:13 | uit Egypte opgevoerd? Doch nu heeft ons de HEERE verlaten, 500 Ric 5:17 | zeide tot Hem: Indien ik nu genade gevonden heb in Uw


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2288

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License