1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2288
Book Chapter: Verse
501 Ric 5:28 | 28 Als nu de mannen van die stad des
502 Ric 5:33 | 33 Alle Midianieten nu, en Amalekieten, en de kinderen
503 Ric 6:3 | 3 Nu dan, roep nu uit voor de
504 Ric 6:3 | 3 Nu dan, roep nu uit voor de oren des volks,
505 Ric 6:13 | 13 Toen nu Gideon aankwam, ziet, zo
506 Ric 7:2 | zeide tot hen: Wat heb ik nu gedaan, gelijk gijlieden;
507 Ric 7:4 | 4 Als nu Gideon gekomen was aan de
508 Ric 7:10 | 10 Zebah nu en Tsalmuna waren te Karkor,
509 Ric 7:13 | 13 Toen nu Gideon, de zoon van Joas,
510 Ric 7:30 | 30 Gideon nu had zeventig zonen, die
511 Ric 8:1 | 1 Abimelech nu, de zoon van Jerubbaal,
512 Ric 8:16 | 16 Alzo nu, indien gij het in waarheid
513 Ric 8:22 | 22 Als nu Abimelech drie jaren over
514 Ric 8:32 | 32 Zo maak u nu op bij nacht, gij en het
515 Ric 8:38 | zeide Zebul tot hem: Waar is nu uw mond, waarmede gij zeidet:
516 Ric 8:38 | veracht hebt? trek toch nu uit en strijd tegen hem! ~
517 Ric 8:41 | 41 Abimelech nu bleef te Aruma; en Zebul
518 Ric 8:55 | 55 Als nu de mannen van Israel zagen,
519 Ric 9:1 | 1 Na Abimelech nu stond op, om Israel te behouden,
520 Ric 10:1 | 1 Jeftha nu, de Gileadiet, was een strijdbaar
521 Ric 10:7 | verstoten? waarom zijt gij dan nu tot mij gekomen, terwijl
522 Ric 10:8 | Jeftha: Daarom zijn wij nu tot u wedergekomen, dat
523 Ric 10:13 | Jordaan; zo geef mij dat nu weder met vrede. ~
524 Ric 10:23 | 23 Zo heeft nu de HEERE, de God Israels,
525 Ric 10:25 | 25 Nu voorts, zijt gij veel beter
526 Ric 10:34 | 34 Toen nu Jeftha te Mizpa bij zijn
527 Ric 10:34 | trommelen en met reien. Zij nu was alleen, een enig kind;
528 Ric 11:3 | 3 Als ik nu zag, dat gij niet verlostet,
529 Ric 11:6 | zeiden zij tot hem: Zeg nu Schibboleth; maar hij zeide:
530 Ric 11:7 | 7 Jeftha nu richtte Israel zes jaren;
531 Ric 12:3 | Hij zeide tot haar: Zie nu, gij zijt onvruchtbaar,
532 Ric 12:4 | 4 Zo wacht u toch nu, en drink geen wijn noch
533 Ric 12:7 | een zoon baren; zo drink nu geen wijn noch sterken drank,
534 Ric 12:9 | wederom tot de vrouw. Zij nu zat in het veld, doch haar
535 Ric 12:12 | 12 Toen zeide Manoach: Nu, dat Uw woorden komen; maar
536 Ric 13:2 | dochteren der Filistijnen; nu dan, neem mij die tot een
537 Ric 13:4 | 4 Zijn vader nu en zijn moeder wisten niet,
538 Ric 13:5 | af naar Thimnath. Als zij nu kwamen tot aan de wijngaarden
539 Ric 13:10 | 10 Als nu zijn vader afgekomen was
540 Ric 13:12 | dan zeide tot hen: Ik zal nu ulieden een raadsel te raden
541 Ric 14:18 | 18 Als nu hem zeer dorstte, zo riep
542 Ric 14:18 | heil gegeven; zou ik dan nu van dorst sterven, en vallen
543 Ric 15:1 | 1 Simson nu ging heen naar Gaza; en
544 Ric 15:9 | 9 De achterlage nu zat bij haar in een kamer.
545 Ric 15:10 | gesproken; verklaar mij toch nu, waarmede gij zoudt kunnen
546 Ric 15:12 | Simson! (De achterlage nu was zittende in een kamer.)
547 Ric 15:13 | gesproken; verklaar mij toch nu, waarmede gij zoudt kunnen
548 Ric 15:15 | niet met mij is? Gij hebt nu driemaal met mij gespot,
549 Ric 15:18 | 18 Als nu Delila zag, dat hij haar
550 Ric 15:27 | 27 Het huis nu was vol mannen en vrouwen;
551 Ric 15:31 | zijn vader Manoach; hij nu had Israel gericht twintig
552 Ric 16:3 | te maken; zo zal ik het u nu wedergeven. ~
553 Ric 16:7 | 7 Nu was er een jongeling van
554 Ric 16:8 | gelegenheid zou vinden. Als hij nu kwam aan het gebergte van
555 Ric 16:13 | 13 Toen zeide Micha: Nu weet ik, dat de HEERE mij
556 Ric 17:14 | een gegoten beeld? Zo weet nu, wat u te doen zij. ~
557 Ric 17:17 | gegoten beeld; de priester nu bleef staan aan de deur
558 Ric 17:18 | 18 Als die nu ten huize van Micha waren
559 Ric 17:22 | 22 Als zij nu verre van Micha's huis gekomen
560 Ric 17:24 | zijt weggegaan; wat heb ik nu meer? Wat is het dan, dat
561 Ric 18:5 | 5 Op den vierden dag nu geschiedde het, dat zij
562 Ric 18:11 | 11 Als zij nu bij Jebus waren, zo was
563 Ric 18:15 | te vernachten. Toen hij nu inkwam, zat hij neder in
564 Ric 18:17 | 17 Als hij nu zijn ogen ophief, zo zag
565 Ric 18:18 | Bethlehem-Juda getogen, maar ik trek nu naar het huis des HEEREN;
566 Ric 18:22 | 22 Toen zij nu hun hart vrolijk maakten,
567 Ric 18:24 | zijn bijwijf, die zal ik nu uitbrengen, dat gij die
568 Ric 18:27 | 27 Als nu haar heer des morgens opstond
569 Ric 18:29 | 29 Als hij nu in zijn huis kwam, zo nam
570 Ric 19:3 | 3 (De kinderen Benjamins nu hoorden, dat de kinderen
571 Ric 19:9 | 9 Maar nu, dit is de zaak, die wij
572 Ric 19:13 | 13 Zo geeft nu die mannen, die kinderen
573 Ric 19:40 | een pilaar van rook; als nu Benjamin achter zich omzag,
574 Ric 20:1 | 1 De mannen van Israel nu hadden te Mizpa gezworen,
575 Rut 1:2 | 2 De naam nu dezes mans was Elimelech,
576 Rut 1:7 | schoondochters met haar. Als zij nu gingen op den weg, om weder
577 Rut 1:18 | 18 Als zij nu zag, dat zij vastelijk voorgenomen
578 Rut 2:1 | 1 Naomi nu had een bloedvriend van
579 Rut 2:7 | gestaan van des morgens af tot nu toe; nu is haar te huis
580 Rut 2:7 | des morgens af tot nu toe; nu is haar te huis blijven
581 Rut 2:14 | 14 Als het nu etenstijd was, zeide Boaz
582 Rut 2:15 | 15 Als zij nu opstond, om op te lezen,
583 Rut 3:2 | 2 Nu dan, is niet Boaz, met wiens
584 Rut 3:7 | 7 Als nu Boaz gegeten en gedronken
585 Rut 3:11 | 11 En nu, mijn dochter, vrees niet;
586 Rut 3:12 | 12 Nu dan, wel is waar, dat ik
587 Rut 3:16 | 16 Zij nu kwam tot haar schoonmoeder,
588 Rut 4:7 | 7 Nu was dit van ouds een gewoonheid
589 Rut 4:18 | 18 Dit nu zijn de geboorten van Perez:
590 1Sa 1:2 | andere was Peninna. Peninna nu had kinderen, maar Hanna
591 1Sa 1:3 | 3 Deze man nu ging opwaarts uit zijn stad
592 1Sa 1:12 | 12 Het geschiedde nu, als zij evenzeer bleef
593 1Sa 1:16 | Belials; want ik heb tot nu toe gesproken uit de veelheid
594 1Sa 2:16 | 16 Wanneer nu die man tot hem zeide: Zij
595 1Sa 2:16 | zal; zo zeide hij tot hem: Nu zult gij het immers geven,
596 1Sa 2:30 | tot in eeuwigheid; maar nu spreekt de HEERE: Dat zij
597 1Sa 2:34 | 34 Dit nu zal u een teken zijn, hetwelk
598 1Sa 3:15 | 15 Samuel nu lag tot aan den morgen;
599 1Sa 3:19 | 19 Samuel nu werd groot; en de HEERE
600 1Sa 4:6 | 6 Als nu de Filistijnen de stem van
601 1Sa 4:15 | 15 (Eli nu was een man van acht en
602 1Sa 5:1 | 1 De Filistijnen nu namen de ark Gods, en zij
603 1Sa 5:4 | 4 Toen zij nu des anderen daags des morgens
604 1Sa 5:7 | 7 Toen nu de mannen te Asdod zagen,
605 1Sa 6:1 | 1 Als nu de ark des HEEREN zeven
606 1Sa 6:7 | 7 Nu dan, neemt en maakt een
607 1Sa 6:12 | 12 De koeien nu gingen recht in dien weg,
608 1Sa 6:17 | 17 Dit nu zijn de gouden spenen, die
609 1Sa 7:4 | 4 De kinderen Israels nu deden de Baals en de Astharoths
610 1Sa 7:12 | 12 Samuel nu nam een steen, en stelde
611 1Sa 7:15 | 15 Samuel nu richtte Israel al de dagen
612 1Sa 8:1 | 1 Het geschiedde nu, toen Samuel oud geworden
613 1Sa 8:2 | zijn eerstgeborenen zoon nu was Joel, en de naam van
614 1Sa 8:5 | niet in uw wegen; zo zet nu een koning over ons, om
615 1Sa 8:9 | 9 Hoor dan nu naar hun stem; doch als
616 1Sa 8:10 | 10 Samuel nu zeide al de woorden des
617 1Sa 8:22 | 22 De HEERE nu zeide tot Samuel: Hoor naar
618 1Sa 9:1 | 1 Er was nu een man van Benjamin, wiens
619 1Sa 9:3 | 3 De ezelinnen nu van Kis, den vader van Saul,
620 1Sa 9:3 | tot zijn zoon Saul: Neem nu een van de jongens met u,
621 1Sa 9:6 | komt zekerlijk; laat ons nu derwaarts gaan, misschien
622 1Sa 9:12 | voor uw aangezicht; haast u nu, want hij is heden in de
623 1Sa 9:13 | genodigden; daarom gaat nu op, want hem, als heden
624 1Sa 9:22 | opperste der genodigden; die nu waren omtrent dertig man. ~
625 1Sa 9:24 | 24 De kok nu bracht een schouder op,
626 1Sa 9:27 | hij heen; maar sta gij als nu stil, en ik zal u Gods woord
627 1Sa 10:8 | 8 Gij nu zult voor mijn aangezicht
628 1Sa 10:9 | 9 Het geschiedde nu, toen hij zijn schouder
629 1Sa 10:13 | 13 Toen hij nu voleind had te profeteren,
630 1Sa 10:14 | gijlieden heengegaan? Hij nu zeide: Om de ezelinnen te
631 1Sa 10:16 | 16 Saul nu zeide tot zijn oom: Hij
632 1Sa 10:19 | Zet een koning over ons; nu dan, stelt u voor het aangezicht
633 1Sa 10:20 | 20 Toen nu Samuel al de stammen van
634 1Sa 10:23 | 23 Zij nu liepen, en namen hem van
635 1Sa 10:25 | 25 Samuel nu sprak tot het volk het recht
636 1Sa 11:11 | 11 Het geschiedde nu des anderen daags, dat Saul
637 1Sa 12:2 | 2 En nu, ziet, daar trekt de koning
638 1Sa 12:7 | 7 En nu, stelt u hier, dat ik met
639 1Sa 12:10 | Astharoths gediend hebben; en nu, ruk ons uit de hand onzer
640 1Sa 12:12 | 12 Als gij nu zaagt, dat Nahas, de koning
641 1Sa 12:13 | 13 En nu, ziet daar den koning, dien
642 1Sa 12:16 | 16 Ook stelt u nu hier, en ziet die grote
643 1Sa 13:7 | 7 De Hebreen nu gingen over de Jordaan in
644 1Sa 13:11 | Wat hebt gij gedaan? Saul nu zeide: Omdat ik zag, dat
645 1Sa 13:12 | 12 Zo zeide ik: Nu zullen de Filistijnen tot
646 1Sa 13:13 | heeft; want de HEERE zou nu uw rijk over Israel bevestigd
647 1Sa 13:14 | 14 Maar nu zal uw rijk niet bestaan.
648 1Sa 14:1 | 1 Het geschiedde nu op een dag, dat Jonathan,
649 1Sa 14:2 | 2 Saul nu zat aan het uiterste van
650 1Sa 14:4 | 4 Er was nu tussen de doortochten, waar
651 1Sa 14:6 | 6 Jonathan nu zeide tot den jongen, die
652 1Sa 14:8 | 8 Jonathan nu zeide: Zie, wij zullen overgaan
653 1Sa 14:14 | 14 Deze eerste slag nu, waarmede Jonathan en zijn
654 1Sa 14:16 | 16 Als nu de wachters van Saul te
655 1Sa 14:20 | 20 Saul nu, en al het volk, dat bij
656 1Sa 14:21 | opgetogen waren rondom; dezen nu vervoegden zich ook met
657 1Sa 14:27 | in een honigraat; als hij nu zijn hand tot zijn mond
658 1Sa 14:30 | het gevonden heeft! Maar nu is die slag niet groot geweest
659 1Sa 14:36 | onder hen overig laten. Zij nu zeiden: Doe al wat goed
660 1Sa 14:41 | 41 Saul nu sprak tot den HEERE, den
661 1Sa 14:46 | 46 Saul nu toog op van achter de Filistijnen,
662 1Sa 14:49 | 49 De zonen van Saul nu waren: Jonathan, en Isvi,
663 1Sa 15:1 | volk, over Israel; hoor dan nu de stem van de woorden des
664 1Sa 15:3 | 3 Ga nu heen, en sla Amalek, en
665 1Sa 15:13 | 13 Samuel nu kwam tot Saul, en Saul zeide
666 1Sa 15:15 | 15 Saul nu zeide: Zij hebben ze van
667 1Sa 15:21 | 21 Het volk nu heeft genomen van den roof,
668 1Sa 15:25 | 25 Nu dan, vergeef mij toch mijn
669 1Sa 15:30 | gezondigd; eer mij toch nu voor de oudsten mijns volks,
670 1Sa 15:32 | Amalekieten, hier tot mij; Agag nu ging tot hem weeldelijk;
671 1Sa 16:4 | 4 Samuel nu deed, hetgeen de HEERE gesproken
672 1Sa 16:11 | weidt de schapen. Samuel nu zeide tot Isai: Zend heen
673 1Sa 16:12 | heen, en bracht hem in; hij nu was roodachtig, mitsgaders
674 1Sa 16:19 | 19 Saul nu zond boden tot Isai, en
675 1Sa 17:3 | 3 De Filistijnen nu stonden aan een berg aan
676 1Sa 17:8 | 8 Deze nu stond, en riep tot de slagorden
677 1Sa 17:12 | 12 David nu was de zoon van den Efrathischen
678 1Sa 17:13 | na in den krijg. De namen nu zijner drie zonen, die in
679 1Sa 17:16 | 16 De Filistijn nu trad toe, des morgens vroeg
680 1Sa 17:19 | 19 Saul nu, en zij, en alle mannen
681 1Sa 17:22 | 22 David nu liet de vaten van zich,
682 1Sa 17:28 | hij zeide: Waarom zijt gij nu afgekomen, en onder wien
683 1Sa 17:29 | zeide David: Wat heb ik nu gedaan? Is er geen oorzaak?
684 1Sa 17:43 | 43 De Filistijn nu zeide tot David: Ben ik
685 1Sa 17:56 | 56 De koning nu zeide: Vraag gij het, wiens
686 1Sa 18:1 | 1 Het geschiedde nu, als hij geeindigd had tot
687 1Sa 18:3 | 3 Jonathan nu en David maakten een verbond,
688 1Sa 18:6 | 6 Het geschiedde nu, toen zij kwamen, en David
689 1Sa 18:10 | als van dag tot dag; Saul nu had een spies in zijn hand. ~
690 1Sa 18:15 | 15 Toen nu Saul zag, dat hij zich zeer
691 1Sa 18:19 | 19 Het geschiedde nu ten tijde als men Merab,
692 1Sa 18:22 | hebben u lief; word dan nu des konings schoonzoon. ~
693 1Sa 18:26 | 26 Zijn knechten nu boodschapten David deze
694 1Sa 19:2 | vader Saul zoekt u te doden; nu dan, wacht u toch des morgens,
695 1Sa 19:6 | 6 Saul nu hoorde naar de stem van
696 1Sa 19:10 | 10 Saul nu zocht met de spies David
697 1Sa 19:14 | 14 Saul nu zond boden, om David te
698 1Sa 19:17 | hij ontkomen is? Michal nu zeide tot Saul: Hij zeide
699 1Sa 20:4 | 4 Jonathan nu zeide tot David: Wat uw
700 1Sa 20:10 | 10 David nu zeide tot Jonathan: Wie
701 1Sa 20:24 | 24 David nu verborg zich in het veld;
702 1Sa 20:27 | 27 Het geschiedde nu des anderen daags, den tweeden
703 1Sa 20:29 | mij zelfs geboden; heb ik nu genade in uw ogen gevonden,
704 1Sa 20:31 | koninkrijk bevestigd worden; nu dan, schik heen, en haal
705 1Sa 20:36 | zijn jongen: Loop, zoek nu de pijlen, die ik schieten
706 1Sa 20:38 | De jongen van Jonathan nu raapte den pijl op, en hij
707 1Sa 21:2 | geboden heb; den jongelingen nu heb ik de plaats van zulk
708 1Sa 21:3 | 3 En nu wat is er onder uw hand?
709 1Sa 21:5 | 5 David nu antwoordde den priester,
710 1Sa 21:7 | 7 Daar was nu een man van de knechten
711 1Sa 21:9 | geen ander dan dit. David nu zeide: Er is zijns gelijke
712 1Sa 22:6 | die bij hem waren. Saul nu zat op een heuvel onder
713 1Sa 22:12 | 12 En Saul zeide: Hoor nu, gij, zoon van Ahitub! En
714 1Sa 23:9 | 9 Als nu David verstond, dat Saul
715 1Sa 23:11 | knecht te kennen! De HEERE nu zeide: Hij zal afkomen. ~
716 1Sa 23:14 | 14 David nu bleef in de woestijn in
717 1Sa 23:20 | 20 Nu dan, o koning, kom spoedig
718 1Sa 23:24 | aangezicht van Saul. David nu en zijn mannen waren in
719 1Sa 23:26 | des bergs. Het geschiedde nu, dat zich David haastte,
720 1Sa 24:4 | voeten te dekken. David nu en zijn mannen zaten aan
721 1Sa 24:20 | weg laten gaan? De HEERE nu vergelde u het goede, voor
722 1Sa 24:21 | 21 En nu, zie, ik weet, dat gij voorzeker
723 1Sa 24:22 | 22 Zo zweer mij dan nu bij den HEERE, zo gij mijn
724 1Sa 25:7 | 7 En nu, ik heb gehoord, dat gij
725 1Sa 25:7 | dat gij scheerders hebt; nu, de herders, die gij hebt,
726 1Sa 25:17 | 17 Weet dan nu, en zie, wat gij doen zult;
727 1Sa 25:20 | 20 Het geschiedde nu, toen zij op den ezel reed,
728 1Sa 25:21 | 21 David nu had gezegd: Trouwens ik
729 1Sa 25:23 | 23 Toen nu Abigail David zag, zo haastte
730 1Sa 25:26 | 26 En nu, mijn heer! zo waarachtig
731 1Sa 25:26 | hand u zou verlossen; en nu, dat als Nabal worden uw
732 1Sa 25:27 | 27 En nu, dit is de zegen, dien uw
733 1Sa 25:36 | 36 Toen nu Abigail tot Nabal kwam,
734 1Sa 25:37 | 37 Het geschiedde nu in den morgen, toen de wijn
735 1Sa 25:40 | 40 Als nu de knechten van David tot
736 1Sa 25:42 | 42 Abigail nu haastte, en maakte zich
737 1Sa 26:1 | 1 De Zifieten nu kwamen tot Saul te Gibea,
738 1Sa 26:8 | besloten; laat mij toch hem nu met de spies op eenmaal
739 1Sa 26:11 | des HEEREN! zo neem toch nu de spies, die aan zijn hoofdeinde
740 1Sa 26:16 | wacht gehouden hebt! En nu, zie, waar de spies des
741 1Sa 26:17 | 17 Saul nu kende de stem van David,
742 1Sa 26:19 | 19 En nu, mijn heer de koning hore
743 1Sa 26:20 | 20 En nu, mijn bloed valle niet op
744 1Sa 27:1 | 1 David nu zeide in zijn hart: Nu zal
745 1Sa 27:1 | David nu zeide in zijn hart: Nu zal ik een der dagen door
746 1Sa 27:5 | zeide tot Achis: Indien ik nu genade in uw ogen gevonden
747 1Sa 27:7 | 7 Het getal nu der dagen, die David in
748 1Sa 27:8 | 8 David nu toog op met zijn mannen,
749 1Sa 28:3 | 3 Samuel nu was gestorven, en gans Israel
750 1Sa 28:7 | onderzoeke. Zijn knechten nu zeiden tot hem: Zie, te
751 1Sa 28:10 | 10 Saul nu zwoer haar bij den HEERE,
752 1Sa 28:12 | 12 Toen nu de vrouw Samuel zag, zo
753 1Sa 28:21 | 21 De vrouw nu kwam tot Saul, en zag, dat
754 1Sa 28:22 | 22 Zo hoor toch gij nu ook naar de stem uwer dienstmaagd,
755 1Sa 29:1 | 1 De Filistijnen nu hadden al hun legers vergaderd
756 1Sa 29:7 | 7 Zo keer nu om, en ga in vrede, opdat
757 1Sa 29:9 | 9 Achis nu antwoordde en zeide tot
758 1Sa 29:10 | 10 Nu dan, maak u morgen vroeg
759 1Sa 30:1 | 1 Het geschiedde nu, als David en zijn mannen
760 1Sa 30:26 | 26 Als nu David te Ziklag kwam, zo
761 1Sa 31:8 | 8 Het geschiedde nu des anderen daags, als de
762 2Sa 1:17 | 17 David nu klaagde deze klage over
763 2Sa 2:6 | 6 Zo doe nu de HEERE aan u weldadigheid
764 2Sa 2:7 | 7 En nu, laat uw handen sterk zijn,
765 2Sa 2:8 | 8 Abner nu, de zoon van Ner, de krijgsoverste,
766 2Sa 2:11 | 11 Het getal nu der dagen, die David koning
767 2Sa 2:14 | zeide tot Joab: Laat zich nu de jongens opmaken, en voor
768 2Sa 2:18 | 18 Nu waren aldaar drie zonen
769 2Sa 2:32 | dat te Bethlehem was. Joab nu en zijn mannen gingen den
770 2Sa 3:2 | Hebron. Zijn eerstgeborene nu was Amnon, van Ahinoam,
771 2Sa 3:7 | 7 Saul nu had een bijwijf gehad, welker
772 2Sa 3:17 | 17 Abner nu had woorden met de oudsten
773 2Sa 3:18 | 18 Zo doet het nu; want de HEERE heeft tot
774 2Sa 3:22 | zich een groten roof. Abner nu was niet bij David te Hebron;
775 2Sa 3:23 | 23 Als nu Joab en het ganse heir,
776 2Sa 3:24 | is tot u gekomen; waarom nu hebt gij hem laten gaan,
777 2Sa 3:27 | 27 Als nu Abner weder te Hebron kwam,
778 2Sa 3:32 | 32 Als zij nu Abner te Hebron begroeven,
779 2Sa 4:1 | 1 Als nu Sauls zoon hoorde, dat Abner
780 2Sa 4:11 | slaapstede hebben gedood? Nu dan, zou ik zijn bloed van
781 2Sa 5:10 | 10 David nu ging geduriglijk voort,
782 2Sa 5:17 | 17 Als nu de Filistijnen hoorden,
783 2Sa 6:4 | 4 Toen zij hem nu uit het huis van Abinadab,
784 2Sa 6:6 | 6 Als zij nu kwamen tot aan Nachons dorsvloer,
785 2Sa 6:16 | venster uitzag. Als zij nu den koning David zag, springende
786 2Sa 6:17 | 17 Toen zij nu de ark des HEEREN inbrachten,
787 2Sa 6:20 | 20 Als nu David wederkwam, om zijn
788 2Sa 6:23 | 23 Michal nu, Sauls dochter, had geen
789 2Sa 7:8 | 8 Nu dan, alzo zult gij tot Mijn
790 2Sa 7:25 | 25 Nu dan, HEERE God, doe dit
791 2Sa 7:28 | 28 Nu dan, Heere HEERE! Gij zijt
792 2Sa 7:29 | 29 Zo believe het U nu, en zegen het huis van Uw
793 2Sa 8:9 | 9 Als nu Thoi, de koning van Hamath,
794 2Sa 8:16 | 16 Joab nu, de zoon van Zeruja, was
795 2Sa 9:2 | 2 Het huis van Saul nu had een knecht, wiens naam
796 2Sa 9:6 | 6 Als nu Mefiboseth, de zoon van
797 2Sa 9:10 | eten aan mijn tafel. Ziba nu had vijftien zonen en twintig
798 2Sa 9:12 | 12 Mefiboseth nu had een kleinen zoon, wiens
799 2Sa 10:6 | 6 Toen nu de kinderen Ammons zagen,
800 2Sa 10:9 | 9 Als nu Joab zag, dat de spits der
801 2Sa 10:12 | steden onzes Gods; de HEERE nu doe, wat goed is in Zijn
802 2Sa 10:15 | 15 Toen nu de Syriers zagen, dat zij
803 2Sa 10:19 | 19 Toen nu al de koningen, die Hadad-ezers
804 2Sa 11:2 | zich wassende; deze vrouw nu was zeer schoon van aanzien. ~
805 2Sa 11:4 | lag hij bij haar, (zij nu had zich van haar onreinigheid
806 2Sa 11:7 | 7 Als nu Uria tot hem kwam, zo vraagde
807 2Sa 11:14 | 14 Des morgens nu geschiedde het, dat David
808 2Sa 11:17 | 17 Als nu de mannen der stad uittogen
809 2Sa 11:26 | 26 Als nu de huisvrouw van Uria hoorde,
810 2Sa 12:4 | 4 Toen nu den rijken man een wandelaar
811 2Sa 12:10 | 10 Nu dan, het zwaard zal van
812 2Sa 12:23 | 23 Maar nu is het dood, waarom zou
813 2Sa 12:23 | het dood, waarom zou ik nu vasten? Zal ik hem nog kunnen
814 2Sa 12:26 | 26 Joab nu krijgde tegen Rabba der
815 2Sa 12:28 | 28 Zo verzamel gij nu het overige des volks, en
816 2Sa 12:31 | 31 Het volk nu, dat daarin was, voerde
817 2Sa 13:6 | maakte zich krank. Toen nu de koning kwam om hem te
818 2Sa 13:8 | haar broeder Amnon, (hij nu was nederliggende), en zij
819 2Sa 13:11 | 11 Als zij ze nu tot hem nabij bracht, dat
820 2Sa 13:13 | in Israel; zo spreek toch nu tot den koning, want hij
821 2Sa 13:17 | diende, en zeide: Drijf nu deze van mij uit naar buiten,
822 2Sa 13:18 | 18 Zij nu had een veelvervigen rok
823 2Sa 13:20 | broeder Amnon bij u geweest? Nu dan, mijn zuster, zwijg
824 2Sa 13:24 | den koning, en zeide: Zie, nu heeft uw knecht schaaps
825 2Sa 13:28 | 28 Absalom nu gebood zijn jongens, zeggende:
826 2Sa 13:28 | jongens, zeggende: Let er nu op, als Amnons hart vrolijk
827 2Sa 13:33 | 33 Zo neme nu mijn heer de koning de zaak
828 2Sa 13:34 | 34 Absalom nu vluchtte; en de jongen,
829 2Sa 14:1 | 1 Als nu Joab, de zoon van Zeruja,
830 2Sa 14:2 | gij rouw droegt, en trek nu rouwklederen aan, en zalf
831 2Sa 14:2 | wees als een vrouw, die nu vele dagen rouw gedragen
832 2Sa 14:6 | 6 Nu had uw dienstmaagd twee
833 2Sa 14:15 | 15 Nu dan, dat ik gekomen ben,
834 2Sa 14:15 | zeide uw dienstmaagd: Ik zal nu tot den koning spreken;
835 2Sa 14:18 | zeide tot de vrouw: Verberg nu niet voor mij de zaak, die
836 2Sa 14:21 | de koning tot Joab: Zie nu, ik heb deze zaak gedaan;
837 2Sa 14:25 | 25 Nu was er in gans Israel geen
838 2Sa 14:26 | hij zijn hoofd beschoor, (nu geschiedde het ten einde
839 2Sa 14:32 | goed, dat ik nog daar ware; nu dan, laat mij het aangezicht
840 2Sa 15:7 | 7 Ten einde nu van veertig jaren is het
841 2Sa 15:10 | 10 Absalom nu had verspieders uitgezonden
842 2Sa 15:17 | 17 Als nu de koning met al het volk
843 2Sa 15:34 | van te voren geweest, maar nu zal ik uw knecht zijn; zo
844 2Sa 16:1 | 1 Als nu David een weinig van de
845 2Sa 16:5 | 5 Als nu de koning David tot aan
846 2Sa 16:7 | 7 Aldus nu zeide Simei in zijn vloeken:
847 2Sa 16:8 | plaats gij geregeerd hebt; nu heeft de HEERE het koninkrijk
848 2Sa 16:8 | van Absalom, uw zoon; zie nu, gij zijt in uw ongeluk,
849 2Sa 16:11 | ziel; hoeveel te meer dan nu deze zoon van Jemini? Laat
850 2Sa 16:15 | 15 Absalom nu en al het volk, de mannen
851 2Sa 17:1 | Achitofel tot Absalom: Laat mij nu twaalf duizend mannen uitlezen,
852 2Sa 17:4 | 4 Dit woord nu was recht in Absaloms ogen,
853 2Sa 17:9 | 9 Zie, nu heeft hij zich verstoken
854 2Sa 17:16 | 16 Nu dan, zendt haastelijk henen,
855 2Sa 17:17 | 17 Jonathan nu en Ahimaaz stonden bij de
856 2Sa 17:20 | 20 Toen nu Absaloms knechten tot de
857 2Sa 17:23 | 23 Als nu Achitofel zag, dat zijn
858 2Sa 17:24 | 24 David nu kwam te Mahanaim, en Absalom
859 2Sa 17:25 | gesteld over het heir. Amasa nu was eens mans zoon, wiens
860 2Sa 17:26 | 26 Israel nu en Absalom legerden zich
861 2Sa 18:3 | niet stellen; maar gij zijt nu als tien duizend onzer.
862 2Sa 18:3 | duizend onzer. Zo zal het nu beter zijn, dat gij ons
863 2Sa 18:4 | is in uw ogen. De koning nu stond aan de zijde van de
864 2Sa 18:9 | 9 Absalom nu ontmoette voor het aangezicht
865 2Sa 18:18 | 18 Absalom nu had genomen, en in zijn
866 2Sa 18:20 | boodschappen; dezen dag nu zult gij niet boodschappen,
867 2Sa 18:22 | zeide: Waarom zoudt gij nu heenlopen, mijn zoon! Zo
868 2Sa 18:24 | 24 David nu zat tussen de twee poorten;
869 2Sa 19:4 | 4 De koning nu had zijn aangezicht toegewonden,
870 2Sa 19:7 | 7 Zo sta nu op, ga uit, en spreek naar
871 2Sa 19:7 | gekomen is van uw jeugd af tot nu toe. ~
872 2Sa 19:9 | hand der Filistijnen, en nu is hij uit het land gevlucht
873 2Sa 19:10 | in den strijd gestorven; nu dan, waarom zwijgt gijlieden
874 2Sa 19:18 | 18 Als nu de pont overvoer, om het
875 2Sa 19:32 | 32 Barzillai nu was zeer oud, een man van
876 2Sa 19:39 | 39 Toen nu al het volk over de Jordaan
877 2Sa 19:42 | verwant is; en waarom zijt gij nu toornig over deze zaak?
878 2Sa 20:3 | 3 Toen nu David in zijn huis te Jeruzalem
879 2Sa 20:6 | zeide David tot Abisai: Nu zal ons Seba, de zoon van
880 2Sa 20:8 | 8 Als zij nu waren bij den groten steen,
881 2Sa 20:12 | 12 Amasa nu lag in het bloed gewenteld,
882 2Sa 20:13 | 13 Toen hij nu van de straat weggenomen
883 2Sa 20:17 | 17 Toen hij nu tot haar naderde, zeide
884 2Sa 20:23 | 23 Joab nu was over het ganse heir
885 2Sa 21:2 | tot hen: (De Gibeonieten nu waren niet van de kinderen
886 2Sa 23:11 | 11 Na hem nu was Samma, de zoon van Age,
887 2Sa 24:2 | krijgsoverste, die bij hem was: Trek nu om, door alle stammen van
888 2Sa 24:3 | zeide Joab tot den koning: Nu doe de HEERE, uw God, tot
889 2Sa 24:3 | volk, zoals deze en die nu zijn, honderdmaal meer,
890 2Sa 24:10 | hetgeen ik gedaan heb; maar nu, o HEERE, neem toch de misdaad
891 2Sa 24:11 | 11 Als nu David des morgens opstond,
892 2Sa 24:13 | pestilentie in uw land zij? Merk nu, en zie toe, wat antwoord
893 2Sa 24:16 | 16 Toen nu de engel zijn hand uitstrekte
894 2Sa 24:16 | is genoeg, trek uw hand nu af. De engel des HEEREN
895 2Sa 24:16 | af. De engel des HEEREN nu was bij den dorsvloer van
896 1Kon 1:1 | 1 De koning David nu was oud, wel bedaagd; en
897 1Kon 1:5 | 5 Adonia nu, de zoon van Haggith, verhief
898 1Kon 1:12 | 12 Nu dan, kom, laat mij u toch
899 1Kon 1:18 | 18 En nu zie, Adonia is koning; en
900 1Kon 1:18 | zie, Adonia is koning; en nu, mijn heer koning, gij weet
901 1Kon 1:41 | die met hem waren, die nu geeindigd hadden te eten;
902 1Kon 2:1 | 1 Als nu de dagen van David nabij
903 1Kon 2:9 | 9 Maar nu, houd hem niet onschuldig,
904 1Kon 2:11 | 11 De dagen nu, die David geregeerd heeft
905 1Kon 2:16 | 16 En nu begeer ik van u een enige
906 1Kon 2:24 | 24 En nu, zo waarachtig als de HEERE
907 1Kon 3:7 | 7 Nu dan, HEERE, mijn God! Gij
908 1Kon 3:10 | 10 Die zaak nu was goed in de ogen des
909 1Kon 3:18 | 18 Het is nu geschied op den derden dag
910 1Kon 4:20 | 20 Juda nu en Israel waren velen, als
911 1Kon 4:22 | 22 De spijze nu van Salomo was voor een
912 1Kon 4:27 | 27 Die bestelmeesters nu, een ieder op zijn maand,
913 1Kon 4:28 | 28 De gerst nu en het stro voor de paarden,
914 1Kon 5:4 | 4 Maar nu heeft de HEERE, mijn God,
915 1Kon 5:6 | 6 Zo gebied nu, dat men mij cederen uit
916 1Kon 5:17 | 17 Als de koning het nu gebood, zo voerden zij grote
917 1Kon 6:1 | 1 Het geschiedde nu in het vierhonderd en tachtigste
918 1Kon 6:7 | 7 Het huis nu, als het gebouwd werd, werd
919 1Kon 6:17 | 17 Dat huis nu was van veertig ellen, namelijk
920 1Kon 6:23 | 23 In de aanspraakplaats nu maakte hij twee cherubs
921 1Kon 7:20 | 20 De kapitelen nu waren op de twee pilaren,
922 1Kon 7:26 | 26 Haar dikte nu was een hand breed, en haar
923 1Kon 7:32 | 32 De vier raderen nu waren onder de lijsten,
924 1Kon 7:36 | 36 Hij sneed nu op de platen van haar handhaven,
925 1Kon 8:5 | 5 De koning Salomo nu en de ganse vergadering
926 1Kon 8:25 | 25 En nu HEERE, God van Israel, houd
927 1Kon 8:26 | 26 Nu dan, o God van Israel, laat
928 1Kon 8:54 | 54 Het geschiedde nu, als Salomo voleind had
929 1Kon 9:1 | 1 Het geschiedde nu, als Salomo voleind had
930 1Kon 9:15 | 15 Dit is nu de oorzaak van het uitschot,
931 1Kon 10:4 | 4 Als nu de koningin van Scheba zag
932 1Kon 10:14 | 14 Het gewicht nu van het goud, dat voor Salomo
933 1Kon 11:17 | in Egypte te komen; Hadad nu was een klein jongsken. ~
934 1Kon 11:21 | 21 Toen nu Hadad in Egypte hoorde,
935 1Kon 11:27 | 27 Dit is nu de zaak, waarom hij de hand
936 1Kon 11:29 | 29 Het geschiedde nu te dier tijd, als Jerobeam
937 1Kon 11:41 | 41 Het overige nu der geschiedenissen van
938 1Kon 11:42 | 42 De tijd nu, dien Salomo te Jeruzalem
939 1Kon 12:2 | 2 Het geschiedde nu, als Jerobeam, de zoon van
940 1Kon 12:4 | juk hard gemaakt; gij dan nu, maak uws vaders harden
941 1Kon 12:11 | 11 Indien nu mijn vader een zwaar juk
942 1Kon 12:16 | tenten, o Israel! Voorzie nu uw huis, o David! Zo ging
943 1Kon 12:21 | 21 Toen nu Rehabeam te Jeruzalem gekomen
944 1Kon 12:25 | 25 Jerobeam nu bouwde Sichem op het gebergte
945 1Kon 12:26 | Jerobeam zeide in zijn hart: Nu zal het koninkrijk weder
946 1Kon 13:4 | 4 Het geschiedde nu, als de koning het woord
947 1Kon 13:11 | 11 Een oud profeet nu woonde te Beth-El; en zijn
948 1Kon 13:31 | 31 Het geschiedde nu, nadat hij hem begraven
949 1Kon 14:2 | tot zijn huisvrouw: Maak u nu op, en verstel u, dat men
950 1Kon 14:4 | het huis van Ahia. Ahia nu kon niet zien, want zijn
951 1Kon 14:14 | zal; maar wat zal het ook nu zijn? ~
952 1Kon 14:17 | kwam te Thirza; als zij nu op den dorpel van het huis
953 1Kon 14:19 | 19 Het overige nu der geschiedenissen van
954 1Kon 14:20 | 20 De dagen nu, die Jerobeam heeft geregeerd,
955 1Kon 14:21 | 21 Rehabeam nu, de zoon van Salomo, regeerde
956 1Kon 14:25 | 25 Het geschiedde nu in het vijfde jaar van den
957 1Kon 14:29 | 29 Het overige nu der geschiedenissen van
958 1Kon 15:1 | 1 In het achttiende jaar nu van den koning Jerobeam,
959 1Kon 15:7 | 7 Het overige nu der geschiedenissen van
960 1Kon 15:23 | 23 Het overige nu van alle geschiedenissen
961 1Kon 15:25 | 25 Nadab nu, de zoon van Jerobeam, werd
962 1Kon 15:29 | 29 Het geschiedde nu, als hij regeerde, dat hij
963 1Kon 15:31 | 31 Het overige nu der geschiedenissen van
964 1Kon 16:5 | 5 Het overige nu der geschiedenissen van
965 1Kon 16:14 | 14 Het overige nu der geschiedenissen van
966 1Kon 16:16 | 16 Het volk nu, dat zich gelegerd had,
967 1Kon 16:20 | 20 Het overige nu der geschiedenissen van
968 1Kon 16:27 | 27 Het overige nu der geschiedenissen van
969 1Kon 17:10 | ging naar Zarfath. Als hij nu aan de poort der stad kwam,
970 1Kon 17:11 | 11 Toen zij nu heenging om te halen, zo
971 1Kon 17:24 | zeide de vrouw tot Elia: Nu weet ik, dat gij een man
972 1Kon 18:7 | 7 Als nu Obadja op den weg was, ziet,
973 1Kon 18:11 | 11 En nu zegt gij: Ga heen, zeg uw
974 1Kon 18:12 | mij doden; ik, uw knecht, nu vrees den HEERE van mijn
975 1Kon 18:14 | 14 En nu zegt gij: Ga heen, zeg uw
976 1Kon 18:19 | 19 Nu dan, zend heen, verzamel
977 1Kon 18:29 | 29 Het geschiedde nu, als de middag voorbij was,
978 1Kon 18:36 | 36 Het geschiedde nu, als men het spijsoffer
979 1Kon 18:39 | 39 Als nu het ganse volk dat zag,
980 1Kon 18:43 | zeide tot zijn jongen: Ga nu op, en zie uit naar de zee.
981 1Kon 19:4 | zeide: Het is genoeg; neem nu, HEERE, mijn ziel, want
982 1Kon 20:16 | op den middag. Benhadad nu dronk zich dronken in de
983 1Kon 20:26 | 26 Het geschiedde nu met de wederkomst des jaars,
984 1Kon 20:29 | zeven dagen; het geschiedde nu op den zevenden dag, dat
985 1Kon 20:33 | 33 De mannen nu namen naarstiglijk waar,
986 1Kon 20:40 | 40 Het geschiedde nu, als uw knecht hier en daar
987 1Kon 21:1 | 1 Het geschiedde nu na deze dingen, alzo Naboth,
988 1Kon 21:7 | huisvrouw, tot hem: Zoudt gij nu het koninkrijk over Israel
989 1Kon 21:15 | 15 Het geschiedde nu, toen Izebel hoorde, dat
990 1Kon 21:27 | 27 Het geschiedde nu, als Achab deze woorden
991 1Kon 22:10 | 10 De koning van Israel nu, en Josafat, de koning van
992 1Kon 22:13 | 13 De bode nu, die heengegaan was, om
993 1Kon 22:20 | Ramoth in Gilead? De een nu zeide aldus, en de andere
994 1Kon 22:23 | 23 Nu dan, zie, de HEERE heeft
995 1Kon 22:26 | 26 De koning van Israel nu zeide: Neem Micha, en breng
996 1Kon 22:31 | 31 De koning nu van Syrie had geboden aan
997 1Kon 22:38 | 38 Als men nu den wagen in den vijver
998 1Kon 22:39 | 39 Het overige nu der geschiedenissen van
999 1Kon 22:41 | 41 Josafat nu, de zoon van Asa, werd koning
1000 1Kon 22:46 | 46 Het overige nu der geschiedenissen van
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2288 |