Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
konijn 1
konijnen 2
konijntje 1
koning 2273
koningen 376
koningin 49
koninginnen 2
Frequency    [«  »]
2336 worden
2288 nu
2279 dan
2273 koning
2262 over
2206 zoon
2140 toen

Bijbel

IntraText - Concordances

koning

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2273

     Book Chapter: Verse
1501 Ezra 4:12| 12 Den koning zij bekend, dat de Joden, 1502 Ezra 4:13| 13 Zo zij nu den koning bekend, indien dezelve stad 1503 Ezra 4:14| wij gezonden, en dit den koning bekend gemaakt; ~ 1504 Ezra 4:16| 16 Wij maken dan de koning bekend, dat, zo dezelve 1505 Ezra 4:17| 17 De koning zond antwoord aan Rehum, 1506 Ezra 4:23| afschrift des briefs van den koning Arthahsasta voor Rehum, 1507 Ezra 4:24| koninkrijk van Darius, den koning van Perzie. ~  ~ 1508 Ezra 5:6 | der rivier waren, aan den koning Darius zond. ~ 1509 Ezra 5:7 | was aldus geschreven: Den koning Darius zij alle vrede. ~ 1510 Ezra 5:8 | 8 Den koning zij bekend, dat wij getogen 1511 Ezra 5:11| geweest; want een groot koning van Israel had het gebouwd 1512 Ezra 5:12| hand van Nebukadnezar, den koning van Babel, den Chaldeeer; 1513 Ezra 5:13| het eerste jaar van Kores, koning van Babel, heeft de koning 1514 Ezra 5:13| koning van Babel, heeft de koning Kores bevel gegeven dit 1515 Ezra 5:14| van Babel, die heeft de koning Kores uitgehaald uit den 1516 Ezra 5:17| 17 Zo het dan nu den koning goeddunkt, laat er gezocht 1517 Ezra 5:17| zij, dat een bevel van den koning Kores gegeven zij, om dit 1518 Ezra 6:1 | 1 Toen gaf de koning Darius bevel; en zij zochten 1519 Ezra 6:3 | het eerste jaar van den koning Kores, gaf de koning Kores 1520 Ezra 6:3 | den koning Kores, gaf de koning Kores dit bevel: Het huis 1521 Ezra 6:13| spoediglijk alzo, naar hetgeen de koning Darius gezonden had. ~ 1522 Ezra 6:14| Darius, en Arthahsasta, koning van Perzie. ~ 1523 Ezra 6:15| van het koninkrijk van den koning Darius. ~ 1524 Ezra 7:1 | koninkrijk van Arthahsasta, koning van Perzie: Ezra, de zoon 1525 Ezra 7:6 | Israels, gegeven heeft; en de koning gaf hem, naar de hand des 1526 Ezra 7:7 | het zevende jaar van den koning Arthahsasta. ~ 1527 Ezra 7:11| afschrift des briefs, dien de koning Arthahsasta gaf aan Ezra, 1528 Ezra 7:12| 12 Arthahsasta koning der koningen, aan Ezra, 1529 Ezra 7:14| Dewijl gij van voor den koning en zijn zeven raadsheren 1530 Ezra 7:15| het zilver en goud, dat de koning en zijn raadsheren vrijwilliglijk 1531 Ezra 7:21| 21 En van mij, mij, koning Arthahsasta, wordt bevel 1532 Ezra 8:1 | onder het koninkrijk van den koning Arthahsasta. ~ 1533 Ezra 8:22| ik schaamde mij van den koning een heir en ruiters te begeren, 1534 Ezra 8:22| den weg; omdat wij tot den koning hadden gesproken, zeggende: 1535 Ezra 8:25| het huis onzes Gods die de koning en zijn raadsheren, en zijn 1536 Neh 2:1 | twintigste jaar van den koning Arthahsasta, als er wijn 1537 Neh 2:1 | wijn opnam, en gaf hem den koning; nu was ik nooit treurig 1538 Neh 2:2 | 2 Zo zeide de koning tot mij: Waarom is uw aangezicht 1539 Neh 2:3 | 3 En ik zeide tot de koning: De koning leve in eeuwigheid! 1540 Neh 2:3 | zeide tot de koning: De koning leve in eeuwigheid! Hoe 1541 Neh 2:4 | 4 En de koning zeide tot mij: Wat verzoekt 1542 Neh 2:5 | 5 En ik zeide tot den koning: Zo het den koning goeddunkt, 1543 Neh 2:5 | tot den koning: Zo het den koning goeddunkt, en zo uw knecht 1544 Neh 2:6 | 6 Toen zeide de koning tot mij, daar de koningin 1545 Neh 2:6 | wederkomen? En het behaagde den koning, dat hij mij zond, als ik 1546 Neh 2:7 | Voorts zeide ik tot den koning: Zo het den koning goeddunkt, 1547 Neh 2:7 | tot den koning: Zo het den koning goeddunkt, dat men mij brieven 1548 Neh 2:8 | den lusthof, denwelken de koning heeft, dat hij mij hout 1549 Neh 2:8 | ik intrekken zal. En de koning gaf ze mij, naar de goede 1550 Neh 2:9 | brieven des konings. En de koning had oversten des heirs en 1551 Neh 2:19 | Wilt gijlieden tegen den koning rebelleren? ~ 1552 Neh 5:14 | en dertigste jaar van den koning Arthahsasta, zijnde twaalf 1553 Neh 6:6 | muur, en gij zult hun ten koning zijn; naar dat deze zaken 1554 Neh 6:7 | roepen, zeggende: Hij is koning in Juda. Nu zal het van 1555 Neh 6:7 | Juda. Nu zal het van den koning gehoord worden, naar dat 1556 Neh 7:6 | weggevoerden, die Nebukadnezar, koning van Babel, weggevoerd had, 1557 Neh 9:22 | Hesbon, en het land van Og, koning van Basan. ~ 1558 Neh 13:6 | dertigste jaar van Arthahsasta, koning van Babel, kwam ik tot den 1559 Neh 13:6 | van Babel, kwam ik tot den koning; maar ten einde van sommige 1560 Neh 13:6 | ik weder verlof van den koning. ~ 1561 Neh 13:26 | 26 Heeft niet Salomo, de koning van Israel, daarin gezondigd, 1562 Neh 13:26 | onder vele heidenen geen koning was, gelijk hij, en hij 1563 Neh 13:26 | lief was, en God hem ten koning over gans Israel gesteld 1564 Est 1:2 | 2 In die dagen, als de koning Ahasveros op den troon zijns 1565 Est 1:5 | vervuld waren, maakte de koning een maaltijd al den volke, 1566 Est 1:8 | dwong; want alzo had de koning vastelijk bevolen aan alle 1567 Est 1:9 | koninklijk huis, hetwelk de koning Ahasveros had. ~ 1568 Est 1:10 | voor het aangezicht van den koning Ahasveros, ~ 1569 Est 1:12 | aangezegd was. Toen werd de koning zeer verbolgen, en zijn 1570 Est 1:13 | 13 Toen zeide de koning tot de wijzen, die de tijden 1571 Est 1:15 | gedaan had het woord van den koning Ahasveros, door den dienst 1572 Est 1:16 | heeft niet alleen tegen den koning misdaan, maar ook tegen 1573 Est 1:16 | de landschappen van den koning Ahasveros zijn. ~ 1574 Est 1:17 | als men zeggen zal: De koning Ahasveros zeide, dat men 1575 Est 1:19 | 19 Indien het den koning goeddunkt, dat een koninklijk 1576 Est 1:19 | voor het aangezicht van den koning Ahasveros, en de koning 1577 Est 1:19 | koning Ahasveros, en de koning geve haar koninkrijk aan 1578 Est 1:21 | konings en der vorsten; en de koning deed naar het woord van 1579 Est 2:1 | toen de grimmigheid van den koning Ahasveros gestild was, gedacht 1580 Est 2:2 | dienden: Men zoeke voor den koning jonge dochters, maagden, 1581 Est 2:3 | 3 En de koning bestelle toezieners in al 1582 Est 2:6 | waren met Jechonia, den koning van Juda, denwelken Nebukadnezar, 1583 Est 2:6 | denwelken Nebukadnezar, de koning van Babel, had weggevoerd. ~ 1584 Est 6:1 | dochter naakte, om tot den koning Ahasveros te komen, nadat 1585 Est 6:2 | de jonge dochter tot den koning; al wat zij zeide, werd 1586 Est 6:3 | kwam niet weder tot den koning, ten ware de koning lust 1587 Est 6:3 | den koning, ten ware de koning lust tot haar had, en zij 1588 Est 7 | naakte, dat zij tot den koning komen zou, begeerde zij 1589 Est 9 | den koning Ahasveros, tot zijn koninklijk 1590 Est 9:1 | 17 En de koning beminde ~ 1591 Est 10:1 | 18 Toen maakte de koning een groten maaltijd al zijn 1592 Est 13:1 | de hand te slaan aan den koning Ahasveros. ~ 1593 Est 15 | koning in Mordechai's naam. ~ 1594 Est 16:1 | geschiedenissen maakte de koning Ahasveros Haman groot, den 1595 Est 16:2 | neder voor Haman; want de koning had alzo van hem bevolen; 1596 Est 16:7 | het twaalfde jaar van den koning Ahasveros, wierp men het 1597 Est 16:8 | 8 Want Haman had tot den koning Ahasveros gezegd: Er is 1598 Est 16:8 | niet; daarom is het den koning niet oorbaar hen te laten 1599 Est 16:9 | 9 Indien het den koning goeddunkt, laat er geschreven 1600 Est 16:10 | 10 Toen trok de koning zijn ring van zijn hand, 1601 Est 16:11 | 11 En de koning zeide tot Haman: Dat zilver 1602 Est 16:12 | geschreven in den naam van den koning Ahasveros, en het werd met 1603 Est 16:15 | in den burg Susan. En de koning en Haman zaten en dronken, 1604 Est 17:1 | geschiedenissen maakte de koning Ahasveros Haman groot, den 1605 Est 17:2 | neder voor Haman; want de koning had alzo van hem bevolen; 1606 Est 17:7 | het twaalfde jaar van den koning Ahasveros, wierp men het 1607 Est 17:8 | 8 Want Haman had tot den koning Ahasveros gezegd: Er is 1608 Est 17:8 | niet; daarom is het den koning niet oorbaar hen te laten 1609 Est 17:9 | 9 Indien het den koning goeddunkt, laat er geschreven 1610 Est 17:10 | 10 Toen trok de koning zijn ring van zijn hand, 1611 Est 17:11 | 11 En de koning zeide tot Haman: Dat zilver 1612 Est 17:12 | geschreven in den naam van den koning Ahasveros, en het werd met 1613 Est 17:15 | in den burg Susan. En de koning en Haman zaten en dronken, 1614 Est 19 | het huis des konings; de koning nu zat op zijn koninklijken 1615 Est 19:1 | het geschiedde, toen de koning de koningin ~ 1616 Est 20 | genade in zijn ogen, zodat de koning den gouden scepter, die 1617 Est 22:1 | 3 Toen zeide de koning tot haar: Wat is u, koningin ~ 1618 Est 24 | Indien het den koning goeddunkt, zo kome de koning 1619 Est 24 | koning goeddunkt, zo kome de koning met Haman heden tot den 1620 Est 24:1 | 5 Toen zeide de koning: Doet Haman spoeden, dat 1621 Est 25 | Als nu de koning met Haman tot den maaltijd, 1622 Est 26:1 | 6 Zo zeide de koning tot ~ 1623 Est 28:1 | konings, en indien het den koning goeddunkt, mij te geven 1624 Est 28:1 | verzoek te doen, zo kome de koning met Haman tot den maaltijd, 1625 Est 28:4 | zonen, en alles, waarin de koning hem groot gemaakt had, en 1626 Est 29 | den koning doen komen tot den maaltijd, 1627 Est 29 | morgen van haar met den koning genodigd. ~ 1628 Est 29:2 | hoog, en zeg morgen aan den koning, dat men Mordechai daaraan 1629 Est 29:2 | ga dan vrolijk met den koning tot dien maaltijd. Deze 1630 Est 30:1 | nacht was de slaap van den koning geweken, en hij zeide, dat 1631 Est 30:2 | zochten te leggen aan den koning Ahasveros. ~ 1632 Est 30:3 | 3 Toen zeide de koning: Wat eer en verhoging is 1633 Est 30:4 | 4 Toen zeide de koning: Wie is in het voorhof? ( 1634 Est 30:4 | huis des konings, om den koning te zeggen, dat men Mordechai 1635 Est 30:5 | het voorhof. Toen zeide de koning: Dat hij inkome. ~ 1636 Est 30:6 | ingekomen was, zo zeide de koning tot hem: Wat zal men met 1637 Est 30:6 | man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft? Toen 1638 Est 30:6 | hart: Tot wien heeft de koning een welbehagen, om hem eer 1639 Est 30:7 | Daarom zeide Haman tot den koning: Den man, tot wiens eer 1640 Est 30:7 | Den man, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft, ~ 1641 Est 30:8 | koninklijke kleed brengen, dat de koning pleegt aan te trekken, en 1642 Est 30:8 | en het paard, waarop de koning pleegt te rijden; en dat 1643 Est 30:9 | aantrekken, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft; en 1644 Est 30:9 | man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft! ~ 1645 Est 30:10 | 10 Toen zeide de koning tot Haman: Haast u, neem 1646 Est 30:11 | man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft! ~ 1647 Est 32:1 | 1 Toen de koning met Haman gekomen was, om 1648 Est 33:1 | 2 Zo zeide de koning tot ~ 1649 Est 36 | en zeide: Indien ik, o koning, genade in uw ogen gevonden 1650 Est 36 | gevonden heb, en indien het den koning goeddunkt, men geve mij 1651 Est 36:2 | 5 Toen sprak de koning Ahasveros, en zeide tot 1652 Est 38:1 | 7 En de koning stond op in zijn grimmigheid 1653 Est 39 | zag, dat het kwaad van de koning over hem ten volle besloten 1654 Est 39:1 | 8 Toen de koning wederkwam uit den hof van 1655 Est 40 | Toen zeide de koning: Zou hij ook wel de koningin 1656 Est 40:1 | Mordechai, die goed voor den koning gesproken heeft, staat bij 1657 Est 40:1 | ellen hoog. Toen zeide de koning: Hang hem daaraan. ~ 1658 Est 41:1 | dienzelfden dage gaf de koning Ahasveros aan de koningin ~ 1659 Est 43:1 | 2 En de koning toog zijn ring af, dien 1660 Est 45:1 | 4 De koning nu reikte den gouden scepter ~ 1661 Est 47:1 | zij zeide: Indien het den koning goeddunkt, en indien ik 1662 Est 47:1 | heb en deze zaak voor den koning recht is, en ik in zijn 1663 Est 47:3 | 7 Toen zeide de koning Ahasveros tot de koningin ~ 1664 Est 49:3 | schreef in den naam van den koning Ahasveros, en men verzegelde 1665 Est 49:4 | 11 Dat de koning den Joden toeliet, die in 1666 Est 49:5 | de landschappen van den koning Ahasveros, op den dertienden 1667 Est 50:2 | de landschappen van den koning Ahasveros, om de hand te 1668 Est 50:11 | zelfden dage kwam voor den koning het getal der gedoden op 1669 Est 50:12 | 12 En de koning zeide tot de koningin ~ 1670 Est 52 | Dunkt het den koning goed, men late ook morgen 1671 Est 52:1 | 14 Toen zeide de koning, dat men alzo doen zou; 1672 Est 52:7 | de landschappen van den koning Ahasveros waren, dien, die 1673 Est 52:12 | 25 Maar als zij voor den koning gekomen was, heeft hij door 1674 Est 56:1 | 1Daarna legde de koning Ahasveros schatting op het 1675 Est 56:2 | Mordechai, denwelken de koning groot gemaakt heeft, zijn 1676 Est 56:3 | Mordechai was de tweede bij den koning Ahasveros, en groot bij 1677 Job 15:24 | overweldigt hem, gelijk een koning, bereid ten strijde. ~ 1678 Job 18:14 | hem doen treden tot den koning der verschrikkingen. ~ 1679 Job 29:25 | bovenaan, en woonde als een koning onder de benden, als een, 1680 Job 34:18 | 18 Zou men tot een koning zeggen: Gij Belial; tot 1681 Job 40:25 | wat hoog is, hij is een koning over alle jonge hoogmoedige 1682 Psa 2:6 | 6 Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den berg 1683 Psa 5:3 | stem mijns geroeps, o mijn Koning en mijn God! Want tot U 1684 Psa 10:16 | 16 De HEERE is Koning eeuwiglijk en altoos; de 1685 Psa 20:10 | 10 O HEERE! behoud; die Koning verhore ons ten dage van 1686 Psa 21:2 | 2 O HEERE! de koning is verblijd over Uw sterkte; 1687 Psa 21:8 | 8 Want de koning vertrouwt op den HEERE, 1688 Psa 24:7 | eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga! ~ 1689 Psa 24:8 | 8 Wie is de Koning der ere? De HEERE, sterk 1690 Psa 24:9 | eeuwige deuren! opdat de Koning der ere inga! ~ 1691 Psa 24:10 | 10 Wie is Hij, deze Koning der ere? De HEERE der heirscharen, 1692 Psa 24:10 | der heirscharen, Die is de Koning der ere. Sela. ~ 1693 Psa 29:10 | watervloed; ja, de HEERE zit, Koning in eeuwigheid. ~ 1694 Psa 33:16 | 16 Een koning wordt niet behouden door 1695 Psa 34:16 | 16 Een koning wordt niet behouden door 1696 Psa 44:5 | 5 Gij Zelf zijt mijn Koning, o God! gebied de verlossingen 1697 Psa 45:2 | mijn gedichten uit van een Koning; mijn tong is een pen eens 1698 Psa 45:12 | 12 Zo zal de Koning lust hebben aan uw schoonheid; 1699 Psa 45:15 | klederen zal zij tot den Koning geleid worden; de jonge 1700 Psa 47:3 | is vreselijk, een groot Koning over de ganse aarde. ~ 1701 Psa 47:7 | psalmzingt! Psalmzingt onzen Koning, psalmzingt! ~ 1702 Psa 47:8 | 8 Want God is een Koning der ganse aarde; psalmzingt 1703 Psa 63:12 | 12 Maar de koning zal zich in God verblijden; 1704 Psa 72:1 | Salomo. O God! geef den koning Uw rechten, en Uw gerechtigheid 1705 Psa 74:12 | 12 Evenwel is God mijn Koning van ouds af, Die verlossingen 1706 Psa 84:4 | HEERE der heirscharen, mijn Koning, en mijn God! ~ 1707 Psa 89:19 | is van den HEERE, en onze koning is van den Heilige Israels. ~ 1708 Psa 95:3 | groot God; ja, een groot Koning boven alle goden; ~ 1709 Psa 105:20 | 20 De koning zond, en deed hem ontslaan; 1710 Psa 135:11 | 11 Sihon, den koning der Amorieten, en Og, den 1711 Psa 135:11 | der Amorieten, en Og, den koning van Basan, en al de koninkrijken 1712 Psa 136:19 | Sihon, de Amorietischen koning; want Zijn goedertierenheid 1713 Psa 136:20 | 20 En Og, den koning van Basan; want Zijn goedertierenheid 1714 Psa 145:1 | Aleph. O mijn God, Gij Koning! ik zal U verhogen, en Uw 1715 Psa 149:2 | zich verheugen over hun Koning. ~ 1716 Spre 1:1 | den zoon van David, den koning van Israel, ~ 1717 Spre 20:8 | 8      Een koning, zittende op den troon des 1718 Spre 20:26| 26      Een wijs koning verstrooit de goddelozen, 1719 Spre 20:28| en waarheid bewaren den koning; en door weldadigheid ondersteunt 1720 Spre 22:11| zijn, diens vriend is de koning. ~ 1721 Spre 24:21| vrees den HEERE en den koning; vermeng u niet met hen, 1722 Spre 25:1 | de mannen van Hizkia, den koning van Juda, uitgeschreven 1723 Spre 29:4 | 4      Een koning houdt het land staande door 1724 Spre 29:14| 14      Een koning, die de armen in trouw recht 1725 Spre 30:27| sprinkhanen hebben geen koning; nochtans gaan zij allen 1726 Spre 30:31| lenden, of een bok; en een koning, die niet tegen te staan 1727 Spre 31:1 | 1      De woorden van de koning Lemuel; de last, maarmede 1728 Pred 1:1 | den zoon van David, den koning te Jeruzalem. ~ 1729 Pred 1:12| 12      Ik, prediker, was koning over Israel te Jeruzalem. ~ 1730 Pred 2:12| hoe zou een mens, die den koning nakomen zal, doen hetgeen 1731 Pred 4:13| jongeling, dan een oud en zot koning, die niet weet van meer 1732 Pred 4:14| uit het gevangenhuis, om koning te zijn; daar ook een, die 1733 Pred 5:8 | aardrijks is voor allen: de koning zelfs wordt van het veld 1734 Pred 9:14| waren daarin; en een groot koning kwam tegen haar, en hij 1735 Pred 10:16| Wee u, land! welks koning een kind is, en welks vorsten 1736 Pred 10:17| Welgelukzalig zijt gij, land! welks koning een zoon der edelen is, 1737 Pred 10:20| 20      Vloek den koning niet, zelfs in uw gedachten, 1738 Hoo 1:4 | wij zullen U nalopen! De Koning heeft mij gebracht in Zijn 1739 Hoo 1:12 | 12      Terwijl de Koning aan Zijn ronde tafel is, 1740 Hoo 3:9 | 9      De koning Salomo heeft zich een koets 1741 Hoo 3:11 | dochteren van Sion! den koning Salomo, met de kroon, waarmede 1742 Hoo 7:5 | uws hoofds als purper; de koning is als gebonden op de galerijen. 1743 Jes 6:1 | In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik 1744 Jes 6:5 | mijn ogen hebben den      Koning, den HEERE der heirscharen 1745 Jes 7:1 | den zoon van Uzzia, den koning van Juda, dat Rezin, de 1746 Jes 7:1 | van Juda, dat Rezin, de koning van Syrie, en Pekah, de 1747 Jes 7:1 | zoon van Remalia, de      koning van Israel, optoog naar 1748 Jes 7:6 | en den zoon van Tabeal koning maken in het midden van 1749 Jes 7:17 | afgeweken, door      den koning van Assyrie. ~ 1750 Jes 7:20 | der rivier is, door den koning van Assyrie, afscheren het 1751 Jes 8:4 | voor het aangezicht van den koning      van Assur. ~ 1752 Jes 8:7 | wateren der rivier, den koning van Assyrie en al zijn heerlijkheid; 1753 Jes 8:21 | zal hij vloeken op zijn koning en      op zijn God, als 1754 Jes 10:12 | des harten van den koning van Assyrie, en de pracht 1755 Jes 14:4 | spreuk opnemen tegen den koning van Babel, en zeggen: Hoe 1756 Jes 14:28 | In het jaar, toen de koning Achaz stierf, geschiedde 1757 Jes 19:4 | harde heren, en een strenge koning zal over hen heersen, spreekt 1758 Jes 20:1 | kwam, als hem Sargon, de koning van Assyrie gezonden had, 1759 Jes 20:4 | 4   Alzo zal de koning van Assyrie voortdrijven 1760 Jes 30:33 | ja, hij is ook voor den koning bereid; Hij heeft hem diep 1761 Jes 32:1 | 1      Ziet, een koning zal regeren in gerechtigheid, 1762 Jes 33:17 | Uw ogen zullen den Koning zien in Zijn schoonheid; 1763 Jes 33:22 | Wetgever, de HEERE is onze Koning. Hij zal ons behouden. ~ 1764 Jes 36:1 | veertiende jaar van den koning Hizkia, dat Sanherib, de 1765 Jes 36:1 | Hizkia, dat Sanherib, de koning van Assyrie, optoog tegen 1766 Jes 36:2 | 2      En de koning van Assyrie zond Rabsake 1767 Jes 36:2 | Lachis naar Jeruzalem tot den koning Hizkia, met een zwaar heir; 1768 Jes 36:4 | Hizkia: Zo zegt de grote koning, de koning van Assyrie: 1769 Jes 36:4 | zegt de grote koning, de koning van Assyrie: Wat vertrouwen 1770 Jes 36:6 | doorboren; alzo is Farao, de koning van Egypte, al      dengenen, 1771 Jes 36:8 | toch met mijn heer, den koning van Assyrie; en ik zal u 1772 Jes 36:14 | 14      Alzo zegt de koning: Dat Hizkia u niet bedriege, 1773 Jes 36:16 | niet; want alzo zegt de koning van Assyrie: Handelt met 1774 Jes 37:1 | En het geschiedde, als de koning Hizkia dat hoorde, zo scheurde 1775 Jes 37:4 | denwelken zijn heer, de koning van Assyrie, gezonden heeft, 1776 Jes 37:5 | En de knechten van den koning Hizkia kwamen tot Jesaja. ~ 1777 Jes 37:8 | Rabsake weder, en hij vond den koning van Assyrie strijdende tegen 1778 Jes 37:9 | hoorde van Tirhaka, den koning van Cusch, zeggen: Hij is 1779 Jes 37:10 | spreken tot Hizkia, den koning van Juda, zeggende: Laat 1780 Jes 37:13 | 13      Waar is de koning van Hamath, en de koning 1781 Jes 37:13 | koning van Hamath, en de koning van Arpad, en de koning 1782 Jes 37:13 | koning van Arpad, en de koning der stad Sefarvaim, Hena 1783 Jes 37:21 | hebt tegen Sanherib, den koning van Assyrie, heb Ik      1784 Jes 37:33 | zo zegt de HEERE van den koning van Assyrie: Hij zal in 1785 Jes 37:37 | Zo vertrok Sanherib, de koning van Assyrie, en toog henen, 1786 Jes 37:38 | Esar-Haddon, zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~  ~  ~  ~ ~ 1787 Jes 38:9 | het schrift van Hizkia, koning van Juda, toen hij ziek 1788 Jes 39:1 | de zoon van Baladan, de koning van Babel, brieven en een 1789 Jes 39:3 | de profeet Jesaja tot den koning Hizkia, en zeide tot hem: 1790 Jes 41:21 | bewijsredenen bij, zegt de Koning van Jakob. ~ 1791 Jes 43:15 | Schepper van Israel, ulieder Koning. ~ 1792 Jes 44:6 | Zo zegt de HEERE, de Koning van Israel, en zijn Verlosser, 1793 Jes 52:7 | tot Sion zegt: Uw God is Koning. ~ 1794 Jes 58:9 | gij trekt met olie tot den koning, en gij vermenigvuldigt 1795 Jer 1:2 | van Josia, zoon van Amon, koning van Juda, in het dertiende 1796 Jer 1:3 | Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda, totdat voleind 1797 Jer 1:3 | Zedekia, zoon van Josia, koning van Juda; totdat      Jeruzalem 1798 Jer 3:6 | mij, in de dagen van den koning Josia: Hebt gij gezien, 1799 Jer 8:19 | HEERE niet te Sion, is haar koning niet bij haar? Waarom hebben 1800 Jer 10:7 | Wie zou U niet vrezen, Gij Koning der heidenen? Want het komt 1801 Jer 10:10 | levende God, en een eeuwig Koning; van Zijn verbolgenheid 1802 Jer 13:18 | 18      Zeg tot den koning en tot de koningin: Vernedert 1803 Jer 15:4 | Manasse, zoon van Jehizkia, koning van Juda, om hetgeen hij 1804 Jer 21:1 | geschied is tot Jeremia, als koning Zekekia tot hem zond Pashur, 1805 Jer 21:2 | ons, want Nebukadrezar, de koning van Babel, strijdt tegen 1806 Jer 21:4 | dewelke gij strijdt tegen den koning van Babel en tegen de Chaldeen,      1807 Jer 21:7 | HEERE, zal Ik Zedekia, den koning van Juda, en zijn knechten, 1808 Jer 21:7 | hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en in de hand 1809 Jer 22:2 | het woord des HEEREN, gij koning van Juda, gij, die zit op 1810 Jer 22:11 | Sallum, den zoon van Josia, koning van Juda, die in de plaats 1811 Jer 22:18 | Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda: Zij zullen hem 1812 Jer 22:24 | de zoon van Jojakim, den koning van Juda, een zegelring 1813 Jer 22:25 | hand van Nebukadrezar, den koning van      Babel, en in de 1814 Jer 23:5 | Spruit zal verwekken; Die zal Koning zijnde regeren, en voorspoedig 1815 Jer 24:1 | HEEREN; nadat Nebukadrezar, koning van Babel, gevankelijk had 1816 Jer 24:1 | den zoon van Jojakim, den koning van Juda, mitsgaders de 1817 Jer 24:8 | zal Ik maken Zedekia, den koning van Juda, mitsgaders zijn      1818 Jer 25:1 | Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda (dit was het eerste 1819 Jer 25:1 | jaar van Nebukadrezar,      koning van Babel); ~ 1820 Jer 25:3 | den zoon van Amon, den koning van Juda, tot op dezen dag 1821 Jer 25:9 | en tot Nebukadrezar, den koning van Babel, Mijn knecht; 1822 Jer 25:11 | en deze volken zullen den koning van Babel dienen zeventig 1823 Jer 25:12 | zijn, dan zal Ik over den koning van Babel, en over dat volk, 1824 Jer 25:19 | 19      Farao, den koning van Egypte, en zijn knechten, 1825 Jer 25:26 | den aardbodem zijn. En de koning van Sesach      zal na hen 1826 Jer 26:1 | Jojakim, den zoon van Josia, koning van Juda, geschiedde dit 1827 Jer 26:18 | in de dagen van Hizkia, koning van Juda, geprofeteerd, 1828 Jer 26:19 | Hebben ook Hizkia, de koning van Juda, en gans Juda hem 1829 Jer 26:21 | 21      En als de koning Jojakim, mitsgaders al zijn 1830 Jer 26:21 | woorden hoorden, zocht de koning hem te doden; als Uria dat 1831 Jer 26:22 | 22      Maar de koning Jojakim zond mannen naar 1832 Jer 26:23 | en brachten hem tot den koning Jojakim, en hij sloeg hem 1833 Jer 27:1 | Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda, geschiedde dit 1834 Jer 27:3 | En zend ze tot den koning van Edom, en tot den koning 1835 Jer 27:3 | koning van Edom, en tot den koning van Moab, en tot den koning 1836 Jer 27:3 | koning van Moab, en tot den koning der kinderen Ammons, en 1837 Jer 27:3 | kinderen Ammons, en tot den koning van Tyrus, en tot den koning 1838 Jer 27:3 | koning van Tyrus, en tot den koning van Sidon; door de      1839 Jer 27:3 | Jeruzalem tot Zedekia, den koning van Juda, komen. ~ 1840 Jer 27:6 | hand van Nebukadnezar, den koning van Babel, Mijn knecht; 1841 Jer 27:8 | dat hem, Nebukadnezar, den koning van Babel, niet zal dienen, 1842 Jer 27:9 | zeggende: Gij      zult den koning van Babel niet dienen. ~ 1843 Jer 27:12 | sprak ik tot Zedekia, den koning van Juda, naar al deze woorden, 1844 Jer 27:13 | heeft van het volk, dat den koning van Babel      niet zal 1845 Jer 27:14 | zeggende: Gij zult den koning van Babel niet dienen; want 1846 Jer 27:17 | naar hen, maar dient den koning van Babel, zo zult gijlieden 1847 Jer 27:20 | Die Nebukadnezar, de koning van Babel, niet heeft weggenomen, 1848 Jer 27:20 | Jechonia, den zoon van Jojakim, koning van Juda, van Jeruzalem, 1849 Jer 28:1 | koninkrijks van Zedekia, koning van Juda, in het vierde 1850 Jer 28:3 | HEEREN, die Nebukadnezar, de koning van Babel, uit deze plaats 1851 Jer 28:4 | Jechonia, den zoon van Jojakim, koning van Juda, en allen, die 1852 Jer 28:11 | juk van Nebukadnezar, den koning van Babel, in nog twee volle 1853 Jer 28:14 | volken, om Nebukadnezar, den koning van Babel, te dienen, en      1854 Jer 29:2 | 2      (Nadat de koning Jechonia, en de koningin, 1855 Jer 29:3 | Hilkia, die Zedekia, de koning van Juda, naar Babel zond, 1856 Jer 29:3 | zond, tot Nebukadnezar, den koning van Babel,      zeggende: ~ 1857 Jer 29:16 | zegt de HEERE alzo van den koning, die op Davids troon zit, 1858 Jer 29:21 | hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en hij zal ze 1859 Jer 29:22 | en als Achab, die de      koning van Babel aan het vuur braadde; ~ 1860 Jer 30:9 | den HEERE, hun God, en hun koning David, dien Ik hun verwekken 1861 Jer 32:1 | tiende jaar van Zedekia, koning van Juda; dit jaar was het 1862 Jer 32:3 | 3      Want Zedekia, de koning van Juda, had hem besloten, 1863 Jer 32:4 | 4      En Zedekia, de koning van Juda, zal van de hand 1864 Jer 32:28 | hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en hij zal ze 1865 Jer 34:1 | HEERE (als Nebukadrezar, koning van Babel, en zijn ganse 1866 Jer 34:2 | spreek tot Zedekia, den koning van Juda, en zeg tot hem: 1867 Jer 34:4 | HEEREN woord, o Zedekia, koning van Juda! zo zegt de HEERE 1868 Jer 34:6 | woorden tot Zedekia, den koning van Juda, te Jeruzalem. ~ 1869 Jer 34:8 | van den HEERE, nadat de koning Zedekia een verbond gemaakt 1870 Jer 34:21 | Zelfs Zedekia, den koning van Juda, en zijn vorsten, 1871 Jer 35:1 | den zoon van Josia, den koning van Juda, zeggende: ~ 1872 Jer 35:11 | geschied, als Nebukadrezar, de koning van Babel, naar dit land 1873 Jer 36:1 | den zoon van Josia, den koning van Juda, dat dit woord 1874 Jer 36:9 | den zoon van Josia, den koning van Juda, in de negende 1875 Jer 36:16 | wij al deze woorden den koning bekend      maken. ~ 1876 Jer 36:20 | Zij dan gingen in tot den koning in het voorhof; maar de 1877 Jer 36:21 | 21      Toen zond de koning Jehudi, om de rol te halen; 1878 Jer 36:21 | vorsten, die omtrent den koning stonden. ~ 1879 Jer 36:22 | 22      (De koning nu zat in het winterhuis 1880 Jer 36:24 | scheurden hun klederen niet, de koning noch al zijn knechten, die 1881 Jer 36:25 | Delaja, en Gemarja bij den koning daarvoor spraken, dat hij 1882 Jer 36:26 | 26      Daartoe gebood de koning aan Jerahmeel, den zoon 1883 Jer 36:27 | woord tot Jeremia, nadat de koning de rol en de woorden, die 1884 Jer 36:28 | eerste rol, die Jojakim, de koning van Juda, verbrand heeft. ~ 1885 Jer 36:29 | En tot Jojakim, den koning van Juda, zult gij zeggen: 1886 Jer 36:29 | geschreven, zeggende: De koning van      Babel zal zekerlijk 1887 Jer 36:30 | HEERE alzo van Jojakim, den koning van Juda: Hij zal geen hebben, 1888 Jer 36:32 | boeks, dat Jojakim,      de koning van Juda, met vuur verbrand 1889 Jer 37:1 | zoon van Josia, regeerde, koning zijnde, in plaats van Chonja, 1890 Jer 37:1 | Zedekia Nebukadrezar, de koning van Babel, koning gemaakt 1891 Jer 37:1 | Nebukadrezar, de koning van Babel, koning gemaakt had in het land      1892 Jer 37:3 | 3      Nochtans zond de koning Zedekia Juchal, den zoon 1893 Jer 37:7 | gijlieden zeggen tot den koning van Juda, die u tot Mij 1894 Jer 37:17 | 17      Zo zond de koning Zedekia henen, en liet hem 1895 Jer 37:17 | en liet hem halen; en de koning vraagde hem in zijn huis, 1896 Jer 37:18 | Voorts zeide Jeremia tot den koning Zedekia: Wat heb ik tegen 1897 Jer 37:19 | geprofeteerd hebben, zeggende: De koning van Babel zal niet tegen 1898 Jer 37:20 | hoor toch, o mijn heer koning! laat toch mijn smeking 1899 Jer 37:21 | 21      Toen gaf de koning Zedekia bevel; en zij bestelden 1900 Jer 38:4 | zeiden de vorsten tot den koning: Laat toch dezen man gedood 1901 Jer 38:5 | 5      En de koning Zedekia zeide: Ziet, hij 1902 Jer 38:5 | hij is in uw hand; want de koning zou geen ding tegen u vermogen. ~ 1903 Jer 38:7 | den kuil gedaan hadden (de koning nu zat in de poort van      1904 Jer 38:8 | uit, en hij sprak tot den koning, zeggende: ~ 1905 Jer 38:9 | 9      Mijn heer koning! deze mannen hebben kwalijk 1906 Jer 38:10 | 10      Toen gebood de koning den Moorman Ebed-melech, 1907 Jer 38:14 | 14      Toen zond de koning Zedekia henen, en liet den 1908 Jer 38:14 | des HEEREN huis was; en de koning zeide tot Jeremia: Ik zal 1909 Jer 38:16 | 16      Toen zwoer de koning Zedekia aan Jeremia in het 1910 Jer 38:17 | gewilliglijk tot de vorsten des koning van Babel zult uitgaan, 1911 Jer 38:19 | 19      En de koning Zedekia zeide tot Jeremia: 1912 Jer 38:25 | nu, wat hebt gij tot den koning gesproken? verheel het niet 1913 Jer 38:25 | niet doden; en wat heeft de koning tot u gesproken? ~ 1914 Jer 38:27 | al deze woorden, die de koning geboden had; en zij lieten 1915 Jer 39:1 | negende jaar van Zedekia, koning van Juda, in de tiende maand, 1916 Jer 39:1 | maand, kwam Nebukadrezar, de koning van Babel, en al zijn heir, 1917 Jer 39:4 | geschiedde, als Zedekia, de koning van Juda, en al de krijgslieden 1918 Jer 39:5 | tot Nebukadrezar,      den koning van Babel, naar Ribla, in 1919 Jer 39:6 | 6      En de koning van Babel slachtte de zonen 1920 Jer 39:6 | zijn ogen; ook slachtte de koning van Babel alle edelen van 1921 Jer 39:11 | Jeremia had Nebukadrezar, de koning van Babel, bevel gegeven 1922 Jer 40:5 | zoon van Safan, dien de koning van Babel over de steden 1923 Jer 40:7 | mannen, hoorden, dat de koning van Babel Gedalia, den zoon 1924 Jer 40:9 | in het land, en dient den koning van      Babel, zo zal het 1925 Jer 40:11 | landen waren, hoorden, dat de koning van Babel in Juda een overblijfsel 1926 Jer 40:14 | gij wel, dat Baalis, de koning der kinderen Ammons, Ismael, 1927 Jer 41:2 | doodde hij hem, dien de koning van Babel over het land 1928 Jer 41:9 | henenwierp, is dezelfde, dien de koning Asa maakte vanwege Baesa,      1929 Jer 41:9 | vanwege Baesa,      den koning Israels; dezen vulde Ismael, 1930 Jer 41:18 | geslagen had, dien de      koning van Babel over het land 1931 Jer 43:10 | henenzenden, en Nebukadrezar, den koning van Babel, Mijn knecht, 1932 Jer 44:30 | Ik zal Farao Hofra, den koning van Egypte, geven in de 1933 Jer 44:30 | als Ik Zedekia, den      koning van Juda, gegeven heb in 1934 Jer 44:30 | hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, zijn vijand, 1935 Jer 45:1 | den zoon van Josia, den koning van Juda, zeggende: ~ 1936 Jer 46:2 | het heir van Farao Necho, koning van Egypte, dat aan de rivier 1937 Jer 46:2 | was, dat Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, in het 1938 Jer 46:2 | den zoon van Josia, den koning van Juda. ~ 1939 Jer 46:13 | aankomst van Nebukadrezar, den koning van Babel, om Egypteland 1940 Jer 46:17 | Daar riepen zij: Farao, de koning van Egypte, is maar een 1941 Jer 46:18 | als Ik leef, spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE der 1942 Jer 46:26 | hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en in de hand 1943 Jer 48:15 | slachting afgegaan, spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE der 1944 Jer 49:28 | Hazor, die Nebukadrezar, de koning van Babel, sloeg, zegt de 1945 Jer 49:30 | HEERE; want Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft een raadslag 1946 Jer 49:34 | koninkrijks van Zedekia, den koning van Juda, zeggende: ~ 1947 Jer 49:38 | Elam stellen; en zal den koning en de vorsten van daar vernielen, 1948 Jer 50:17 | heeft opgegeten, was de koning van Assur, en deze de laatste, 1949 Jer 50:17 | laatste, Nebukadrezar, de koning van      Babel, heeft hem 1950 Jer 50:18 | bezoeking doen over den koning van Babel en over zijn land, 1951 Jer 50:18 | gedaan heb over den      koning van Assur. ~ 1952 Jer 50:43 | 43      De koning van Babel heeft hunlieder 1953 Jer 51:31 | kondschapper tegemoet, om den koning van Babel bekend te maken, 1954 Jer 51:34 | 34      Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft mij opgegeten, 1955 Jer 51:57 | opwaken, spreekt      de Koning, Wiens Naam is HEERE der 1956 Jer 51:59 | als hij van Zedekia, den koning van Juda, naar Babel toog, 1957 Jer 52:1 | twintig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde elf 1958 Jer 52:3 | Zedekia rebelleerde tegen den koning van      Babel. ~ 1959 Jer 52:4 | maand, dat Nebukadrezar, de koning van Babel, kwam tegen Jeruzalem, 1960 Jer 52:5 | in het elfde jaar van den koning Zedekia. ~ 1961 Jer 52:8 | der Chaldeen jaagde den koning na, en zij achterhaalden 1962 Jer 52:9 | Zij dan grepen den koning, en voerden hem opwaarts 1963 Jer 52:9 | voerden hem opwaarts tot den koning van Babel naar Ribla, in 1964 Jer 52:10 | 10      En de koning van Babel slachtte de zonen 1965 Jer 52:11 | ketenen; alzo bracht hem de koning van Babel naar Babel, en 1966 Jer 52:12 | negentiende jaar van den koning Nebukadrezar, den koning 1967 Jer 52:12 | koning Nebukadrezar, den koning van Babel), als Nebuzaradan, 1968 Jer 52:15 | afvalligen, die tot den koning van Babel gevallen waren, 1969 Jer 52:20 | stellingen waren, die de koning Salomo voor het huis des 1970 Jer 52:26 | zo bracht hij hen tot den koning van Babel naar Ribla. ~ 1971 Jer 52:27 | 27      En de koning van Babel sloeg hen en doodde 1972 Jer 52:31 | wegvoering van Jojachin, den koning van Juda, in de twaalfde 1973 Jer 52:31 | maand, dat Evilmerodach, de koning van Babel, in het eerste 1974 Jer 52:31 | hoofd van Jojachin, den koning van Juda, verhief, en hem 1975 Jer 52:34 | tering werd hem van den koning van Babel gegeven, elk dagelijks 1976 Klaa 1:28| gramschap Zijns toorns den koning en den priester smadelijk 1977 Klaa 1:31| verdorven en gebroken; haar koning en haar vorsten zijn onder 1978 Eze 1:2 | van de wegvoering van den koning Jojachin), ~ 1979 Eze 7:27 | 27      De koning zal rouw bedrijven, en de 1980 Eze 17:12 | dingen zijn? Zeg: Ziet, de koning van Babel is tot Jeruzalem 1981 Eze 17:12 | Jeruzalem gekomen, en heeft haar koning genomen, en haar vorsten,      1982 Eze 17:16 | plaats des konings, die hem koning gemaakt heeft, wiens eed 1983 Eze 19:9 | zij hem brachten tot den koning van Babel; zij brachten 1984 Eze 21:21 | 21      Want de koning van Babel zal aan de wegscheiding 1985 Eze 24:2 | van dezen zelfden dag; de koning van Babel legt zich voor 1986 Eze 26:7 | Ik zal Nebukadrezar, den koning van Babel, den koning der 1987 Eze 26:7 | den koning van Babel, den koning der koningen, van het noorden, 1988 Eze 28:12 | een klaaglied op over den koning van Tyrus, en zeg tot hem: 1989 Eze 29:2 | aangezicht tegen Farao, den koning van Egypte, en profeteer 1990 Eze 29:3 | Ik wil aan u, o Farao, koning van Egypte! dien groten 1991 Eze 29:18 | Mensenkind! Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft zijn heir 1992 Eze 29:19 | Ik zal Nebukadrezar, den koning van Babel, Egypteland geven; 1993 Eze 30:10 | hand van Nebukadrezar, den koning van Babel. ~ 1994 Eze 30:21 | heb den arm van Farao, den koning van Egypte, verbroken; en 1995 Eze 30:22 | Ziet, Ik wil aan Farao, den koning van Egypte, en zal zijn 1996 Eze 31:2 | Mensenkind! zeg tot Farao, den koning van Egypte, en tot zijn 1997 Eze 32:2 | klaaglied op over Farao, den koning van Egypte, en zeg tot hem: 1998 Eze 37:22 | allen te zamen een enigen Koning tot koning hebben; en zij 1999 Eze 37:22 | zamen een enigen Koning tot koning hebben; en zij zullen niet 2000 Eze 37:24 | En Mijn Knecht David zal Koning over hen zijn; en zij zullen


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2273

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License