1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2262
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:26 | zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over
2 Gen 1:26 | over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels,
3 Gen 1:26 | gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele
4 Gen 1:26 | hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over
5 Gen 1:26 | over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte,
6 Gen 1:28 | haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over
7 Gen 1:28 | over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels,
8 Gen 1:28 | gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op
9 Gen 2:18 | maken, die als tegen hem over zij. ~
10 Gen 2:20 | hulpe, die als tegen hem over ware. ~
11 Gen 3:16 | begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. ~
12 Gen 4:7 | toch tot u, en gij zult over hem heersen. ~
13 Gen 5:29 | zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart
14 Gen 5:29 | troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, vanwege
15 Gen 6:17 | Ik breng een watervloed over de aarde, om alle vlees,
16 Gen 7:4 | 4 Want over nog zeven dagen zal Ik doen
17 Gen 7:23 | doch Noach alleen bleef over, en wat met hem in de ark
18 Gen 8:1 | was; en God deed een wind over de aarde doorgaan, en de
19 Gen 9:2 | en uw verschrikking zij over al het gedierte der aarde,
20 Gen 9:2 | het gedierte der aarde, en over al het gevogelte des hemels;
21 Gen 9:14 | geschieden, als Ik wolken over de aarde brenge, dat deze
22 Gen 11:4 | opdat wij niet misschien over de ganse aarde verstrooid
23 Gen 11:8 | verstrooide hen de HEERE van daar over de ganse aarde; en zij hielden
24 Gen 11:9 | verstrooide hen de HEERE over de ganse aarde. ~
25 Gen 14:34 | elks deel tegen het andere over; maar het gevogelte deelde
26 Gen 17:19 | gerichte; opdat de HEERE over Abraham brenge, hetgeen
27 Gen 17:19 | Abraham brenge, hetgeen Hij over hem gesproken heeft. ~
28 Gen 18:16 | de verschoning des HEEREN over hem; en zij brachten hem
29 Gen 18:24 | de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen,
30 Gen 19:9 | tegen u gezondigd, dat gij over mij en over mijn koninkrijk
31 Gen 19:9 | gezondigd, dat gij over mij en over mijn koninkrijk een grote
32 Gen 20:12 | niet kwaad zijn in uw ogen, over den jongen, en over uw dienstmaagd;
33 Gen 20:12 | ogen, over den jongen, en over uw dienstmaagd; al wat Sara
34 Gen 23:2 | van zijn huis, regerende over alles, wat hij had: Leg
35 Gen 23:9 | zijn heer, en hij zwoer hem over deze zaak. ~
36 Gen 23:21 | En de man ontzette zich over haar, stilzwijgende, om
37 Gen 24:10 | gelegen, zodat gij een schuld over ons zoudt gebracht hebben. ~
38 Gen 24:21 | en daar twistten zij ook over; daarom noemde hij deszelfs
39 Gen 24:22 | andere put, en zij twistten over dien niet; daarom noemde
40 Gen 25:12 | bedrieger; zo zoude ik een vloek over mij halen, en niet een zegen. ~
41 Gen 25:16 | de geitenbokjes trok zij over zijn handen, en over de
42 Gen 25:16 | zij over zijn handen, en over de gladdigheid van zijn
43 Gen 25:29 | u nederbuigen; wees heer over uw broederen, en de zonen
44 Gen 25:37 | ik heb hem tot een heer over u gezet, en al zijn broeders
45 Gen 25:42 | broeder Ezau troost zich over u, dat hij u doden zal. ~
46 Gen 27:68 | getuigen, als gij komen zult over mijn loon, voor uw aangezicht;
47 Gen 28:21 | maakte zich op, en voer over de rivier, en hij zette
48 Gen 29:10 | want ik ben met mijn staf over deze Jordaan gegaan, en
49 Gen 29:22 | elf kinderen, en hij toog over het veer van de Jabbok. ~
50 Gen 29:23 | hij nam ze, en deed hen over die beek trekken; en hij
51 Gen 29:24 | Doch Jakob bleef alleen over; en een man worstelde met
52 Gen 31:12 | 12 Vergroot zeer over mij den bruidschat en het
53 Gen 31:27 | De zonen van Jakob kwamen over de verslagenen, en plunderden
54 Gen 32:5 | en Gods verschrikking was over de steden, die rondom hen
55 Gen 33:31 | eer een koning regeerde over de kinderen Israels. ~
56 Gen 34:8 | Zult gij dan ganselijk over ons regeren: zult gij dan
57 Gen 34:8 | zult gij dan ganselijk over ons heersen? Zo haatten
58 Gen 34:34 | lenden; en hij bedreef rouw over zijn zoon vele dagen. ~
59 Gen 36:4 | diende hem; en hij stelde hem over zijn huis; en al wat hij
60 Gen 36:5 | van toen af, dat hij hem over zijn huis, en over al wat
61 Gen 36:5 | hij hem over zijn huis, en over al wat het zijne was, gesteld
62 Gen 37:33 | wijzen man, en zette hem over het land van Egypte. ~
63 Gen 37:34 | zo, en bestelle opzieners over het land; en neme het vijfde
64 Gen 37:40 | 40 Gij zult over mijn huis zijn, en op uw
65 Gen 37:41 | tot Jozef: Zie, ik heb u over gans Egypteland gesteld. ~
66 Gen 37:43 | Knielt! Alzo stelde hij hem over gans Egypteland. ~
67 Gen 37:56 | 56 Als dan honger over het ganse land was, zo opende
68 Gen 38:6 | 6 Jozef nu was regent over dat land; hij verkocht aan
69 Gen 38:21 | daarom komt deze benauwdheid over ons. ~
70 Gen 39:16 | zeide hij tot dengene, die over zijn huis was: Breng deze
71 Gen 39:19 | naderden zij tot dien man, die over het huis van Jozef was,
72 Gen 40:1 | hij gebood dengene, die over zijn huis was, zeggende:
73 Gen 40:4 | als Jozef tot dengene, die over zijn huis was, zeide: Maak
74 Gen 41:8 | gesteld heeft, en tot een heer over zijn ganse huis, en regeerder
75 Gen 41:9 | God heeft mij tot een heer over gans Egypteland gesteld;
76 Gen 41:15 | broederen, en hij weende over hen; en daarna spraken zijn
77 Gen 43:6 | zet hen tot veemeesters over hetgeen ik heb. ~
78 Gen 43:20 | dewijl de honger sterk over hen geworden was; zo werd
79 Gen 43:21 | het volk, dat zette hij over in de steden, van het ene
80 Gen 43:26 | een wet, tot dezen dag, over het land van Egypte, dat
81 Gen 45:22 | fontein; elk der takken loopt over den muur. ~
82 Gen 46:1 | aangezicht, en hij weende over hem, en kuste hem. ~
83 Gen 46:4 | de dagen zijns bewenens over waren, zo sprak Jozef tot
84 Exo 1:8 | stond een nieuwe koning op over Egypte, die Jozef niet gekend
85 Exo 1:11 | oversten der schattingen over hetzelve, om het te verdrukken
86 Exo 2:6 | met barmhartigheid bewogen over hetzelve, en zij zeide:
87 Exo 2:14 | tot een overste en rechter over ons gezet? Zegt gij dit,
88 Exo 2:23 | zuchtten en schreeuwden over den dienst; en hun gekrijt
89 Exo 2:23 | den dienst; en hun gekrijt over hun dienst kwam op tot God. ~
90 Exo 4:14 | ontstak de toorn des HEEREN over Mozes, en Hij zeide: is
91 Exo 5:9 | Men verzware den dienst over deze mannen, dat zij daaraan
92 Exo 5:14 | die Farao's aandrijvers over hen gesteld hadden, werden
93 Exo 5:20 | en Aaron, die tegen hen over stonden, toen zij van Farao
94 Exo 7:1 | heb u tot een god gezet over Farao; en Aaron, uw broeder,
95 Exo 7:5 | ben, wanneer Ik Mijn hand over Egypte uitstrekke, en de
96 Exo 7:15 | toe, zo stel u tegen hem over aan den oever der rivier,
97 Exo 7:19 | staf, en steek uw hand uit over de wateren der Egyptenaren,
98 Exo 7:19 | wateren der Egyptenaren, over hun stromen, over hun rivieren,
99 Exo 7:19 | Egyptenaren, over hun stromen, over hun rivieren, en over hun
100 Exo 7:19 | stromen, over hun rivieren, en over hun poelen, en over alle
101 Exo 7:19 | en over hun poelen, en over alle vergadering hunner
102 Exo 8:5 | uw hand uit met uw staf, over de stromen, en over de rivieren,
103 Exo 8:5 | staf, over de stromen, en over de rivieren, en over de
104 Exo 8:5 | en over de rivieren, en over de poelen; en doe vorsen
105 Exo 8:5 | poelen; en doe vorsen opkomen over Egypteland. ~
106 Exo 8:6 | Aaron strekte zijn hand uit over de wateren van Egypte, en
107 Exo 8:7 | bezweringen; en zij deden vorsen over Egypteland opkomen. ~
108 Exo 8:24 | huizen van zijn knechten, en over het ganse Egypteland; het
109 Exo 8:31 | volk; er bleef niet een over. ~
110 Exo 9:3 | hand des HEEREN zal zijn over uw vee, dat in het veld
111 Exo 9:3 | vee, dat in het veld is, over de paarden, over de ezelen,
112 Exo 9:3 | veld is, over de paarden, over de ezelen, over de kemelen,
113 Exo 9:3 | paarden, over de ezelen, over de kemelen, over de runderen,
114 Exo 9:3 | ezelen, over de kemelen, over de runderen, en over het
115 Exo 9:3 | kemelen, over de runderen, en over het klein vee, door een
116 Exo 9:9 | zal tot klein stof worden over het ganse Egypteland; en
117 Exo 9:14 | plagen in uw hart zenden, en over uw knechten, en over uw
118 Exo 9:14 | en over uw knechten, en over uw volk, opdat gij weet,
119 Exo 9:22 | in het ganse Egypteland; over de mensen, en over het vee,
120 Exo 9:22 | Egypteland; over de mensen, en over het vee, en over al het
121 Exo 9:22 | mensen, en over het vee, en over al het kruid des velds in
122 Exo 9:23 | HEERE liet hagel regenen over Egypteland. ~
123 Exo 10:12 | Mozes: Strek uw hand uit over Egypteland, om de sprinkhanen,
124 Exo 10:12 | sprinkhanen, dat zij opkomen over Egypteland, en al het kruid
125 Exo 10:12 | opeten, al wat de hagel heeft over gelaten. ~
126 Exo 10:13 | strekte Mozes zijn staf over Egypteland, en de HEERE
127 Exo 10:14 | de sprinkhanen kwamen op over het ganse Egypteland, en
128 Exo 10:15 | bomen, die de hagel had over gelaten; en er bleef niets
129 Exo 10:19 | bleef niet een sprinkhaan over in al de landpalen van Egypte. ~
130 Exo 10:21 | er zal duisternis komen over Egypteland, dat men de duisternis
131 Exo 11:1 | gesproken: Ik zal nog een plaag over Farao, en over Egypte brengen,
132 Exo 11:1 | een plaag over Farao, en over Egypte brengen, daarna zal
133 Exo 14:7 | Egypte, en de hoofdlieden over die allen. ~
134 Exo 14:16 | op, en strek uw hand uit over de zee, en klief dezelve,
135 Exo 14:21 | Mozes zijn hand uitstrekte over de zee, zo deed de HEERE
136 Exo 14:26 | Mozes: Strek uw hand uit over de zee, dat de wateren wederkeren
137 Exo 14:26 | dat de wateren wederkeren over de Egyptenaars, over hun
138 Exo 14:26 | wederkeren over de Egyptenaars, over hun wagenen en over hun
139 Exo 14:26 | Egyptenaars, over hun wagenen en over hun ruiters. ~
140 Exo 14:27 | strekte Mozes zijn hand uit over de zee; en de zee kwam weder,
141 Exo 14:28 | er bleef niet een van hen over. ~
142 Exo 15:19 | heeft de wateren der zee over hen doen wederkeren; maar
143 Exo 16:14 | opgevaren was, zo ziet, over de woestijn was een klein
144 Exo 16:18 | veel verzameld had, niets over, en dien, die weinig verzameld
145 Exo 16:19 | hen: Niemand late daarvan over tot den morgen. ~
146 Exo 16:20 | sommige mannen lieten daarvan over tot den morgen. Toen wiesen
147 Exo 16:23 | zieden zoudt; en al wat over blijft, legt het op voor
148 Exo 18:9 | Jethro nu verheugde zich over al het goede, hetwelk de
149 Exo 18:21 | gierigheid hatende; stel ze over hen, oversten der duizenden,
150 Exo 18:25 | en maakte hen tot hoofden over het volk; oversten der duizenden,
151 Exo 22:3 | 3 Indien de zon over hem opgegaan is, zo zal
152 Exo 22:9 | 9 Over alle zaak van onrecht, over
153 Exo 22:9 | Over alle zaak van onrecht, over een os, over een ezel, over
154 Exo 22:9 | van onrecht, over een os, over een ezel, over klein vee,
155 Exo 22:9 | over een os, over een ezel, over klein vee, over kleding,
156 Exo 22:9 | een ezel, over klein vee, over kleding, over al het verlorene,
157 Exo 22:9 | klein vee, over kleding, over al het verlorene, hetwelk
158 Exo 22:27 | deksel, het is zijn kleed over zijn huid; waarin zou hij
159 Exo 24:8 | met ulieden gemaakt heeft over al die woorden. ~
160 Exo 26:7 | haar maken tot een tent over den tabernakel; van elf
161 Exo 26:35 | kandelaar tegen de tafel over, aan de ene zijde des tabernakels,
162 Exo 29:13 | ingewand bedekt, en het net over de lever, en beide nieren
163 Exo 29:36 | mits doende de verzoening over hetzelve; en gij zult het
164 Exo 30:10 | Aaron zal eens in het jaar over deszelfs hoornen verzoening
165 Exo 32:12 | Uws toorns, en laat het U over het kwaad Uws volks berouwen. ~
166 Exo 32:14 | Toen berouwde het den HEERE over het kwaad, hetwelk Hij gesproken
167 Exo 32:21 | gij zulk een grote zonde over hetzelve gebracht hebt? ~
168 Exo 32:29 | opdat Hij heden een zegen over ulieden geve! ~
169 Exo 32:34 | bezoekens, zo zal Ik hun zonde over hen bezoeken! ~
170 Exo 33:12 | Uws toorns, en laat het U over het kwaad Uws volks berouwen. ~
171 Exo 33:14 | Toen berouwde het den HEERE over het kwaad, hetwelk Hij gesproken
172 Exo 33:21 | gij zulk een grote zonde over hetzelve gebracht hebt? ~
173 Exo 33:29 | opdat Hij heden een zegen over ulieden geve! ~
174 Exo 33:34 | bezoekens, zo zal Ik hun zonde over hen bezoeken! ~
175 Exo 34:19 | en Ik zal Mij ontfermen, over wien Ik Mij ontfermen zal. ~
176 Exo 36:7 | te maken was; ja, er was over. ~
177 Exo 36:14 | geiten haar, tot een tent over den tabernakel; van elf
178 Exo 40:19 | hij spreidde de tent uit over den tabernakel, en hij zette
179 Exo 40:24 | tent der samenkomst, recht over de tafel, aan de zijde des
180 Lev 3:4 | weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren,
181 Lev 3:10 | weekdarmen is; en het net over de lever met de nieren,
182 Lev 3:15 | weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren,
183 Lev 4:9 | weekdarmen is, en het net over de lever, met de nieren,
184 Lev 4:35 | voor hem verzoening doen over zijn zonde, die hij gezondigd
185 Lev 5:13 | voor hem verzoening doen over zijn zonde, die hij gezondigd
186 Lev 5:18 | voor hem verzoening doen over zijn afdwaling, door welke
187 Lev 6:3 | valsheid gezworen zal hebben; over iets van alles, dat de mens
188 Lev 6:7 | zal hem vergeven worden; over iets van al, wat hij doet,
189 Lev 6:10 | en de linnen onderbroek over zijn vlees aantrekken, en
190 Lev 7:4 | weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren,
191 Lev 10:6 | niet sterft, en grote toorn over de ganse vergadering kome;
192 Lev 10:17 | vergadering zoudt dragen, om over die verzoening te doen voor
193 Lev 14:5 | slachte, in een aarden vat, over levend water. ~
194 Lev 14:7 | 7 En hij zal over hem, die van de melaatsheid
195 Lev 14:18 | reinigen is; zo zal de priester over hem verzoening doen voor
196 Lev 14:50 | slachten in een aarden vat, over levend water. ~
197 Lev 14:53 | laten vliegen; zo zal hij over het huis verzoening doen,
198 Lev 15:15 | brandoffer; zo zal de priester over hem voor het aangezicht
199 Lev 16:8 | 8 En Aaron zal de loten over die twee bokken werpen:
200 Lev 17:11 | op het altaar gegeven, om over uw zielen verzoening te
201 Lev 18:25 | het land onrein is, en Ik over hetzelve zijn ongerechtigheid
202 Lev 19:22 | des schuldoffers, voor hem over zijn zonde, die hij gezondigd
203 Lev 21:1 | van Aaron, en zeg tot hen: Over een dode zal een priester
204 Lev 21:2 | 2 Behalve over zijn bloedvriend, die hem
205 Lev 21:2 | hem ten naaste bestaat, over zijn moeder en over zijn
206 Lev 21:2 | bestaat, over zijn moeder en over zijn vader, en over zijn
207 Lev 21:2 | moeder en over zijn vader, en over zijn zoon, en over zijn
208 Lev 21:2 | vader, en over zijn zoon, en over zijn dochter, en over zijn
209 Lev 21:2 | en over zijn dochter, en over zijn broeder. ~
210 Lev 21:3 | 3 En over zijn zuster, die maagd is,
211 Lev 21:3 | geen man toebehoord heeft; over die zal hij zich verontreinigen. ~
212 Lev 21:4 | zich niet verontreinigen over een overste onder zijn volken,
213 Lev 21:11 | dode lichamen komen; zelfs over zijn vader en over zijn
214 Lev 21:11 | zelfs over zijn vader en over zijn moeder zal hij zich
215 Lev 22:59 | het is de verzoendag, om over u verzoening te doen voor
216 Lev 24:21 | zal Ik Mijn zegen gebieden over u in het zesde jaar, dat
217 Lev 24:43 | Gij zult geen heerschappij over hem hebben met wreedheid;
218 Lev 24:46 | gij zult u tot bezitters over hen stellen voor uw kinderen
219 Lev 24:46 | eeuwigheid doen dienen; maar over uw broeders, de kinderen
220 Lev 24:46 | kinderen Israels, een iegelijk over zijn broeder, gij zult over
221 Lev 24:46 | over zijn broeder, gij zult over hem geen heerschappij hebben
222 Lev 24:53 | jaar bij hem zijn; men zal over hem geen heerschappij hebben
223 Lev 25:16 | zal Ik u ook doen, dat Ik over u stellen zal verschrikking,
224 Lev 25:17 | vijanden; en uw haters zullen over u heerschappij hebben, en
225 Lev 25:18 | toe doen, om u zevenvoudig over uw zonden te tuchtigen. ~
226 Lev 25:21 | willen horen, zo zal Ik over u, naar uw zonden, zevenvoudig
227 Lev 25:24 | Ik zal u ook zevenvoudig over uw zonden slaan. ~
228 Lev 25:25 | 25 Want Ik zal een zwaard over u brengen, dat de wraak
229 Lev 25:28 | Ik zal u ook zevenvoudig over uw zonden tuchtigen. ~
230 Lev 26:6 | zilvers, en uw schatting over een vrouw zal zijn drie
231 Num 1:4 | man, die een hoofdman is over het huis zijner vaderen. ~
232 Num 1:44 | twaalf mannen waren zij, elk over het huis zijner vaderen. ~
233 Num 1:50 | Maar gij, stel de Levieten over den tabernakel der getuigenis,
234 Num 1:50 | tabernakel der getuigenis, en over al zijn gereedschap, en
235 Num 1:50 | al zijn gereedschap, en over alles, wat daartoe behoort;
236 Num 1:53 | opdat geen verbolgenheid over de vergadering van de kinderen
237 Num 3:32 | priester; zijn opzicht zal zijn over degenen, die de wacht des
238 Num 3:36 | zonen van Merari zal zijn over de berderen des tabernakels,
239 Num 4:11 | 11 En over het gouden altaar zullen
240 Num 4:16 | den priester, zal zijn over de olie des luchters, en
241 Num 4:19 | en stellen hen een ieder over zijn dienst en aan zijn
242 Num 5:14 | 14 En de ijvergeest over hem gekomen is, dat hij
243 Num 5:14 | gekomen is, dat hij ijvert over zijn huisvrouw, dewijl zij
244 Num 5:14 | onrein geworden is; of dat over hem de ijvergeest gekomen
245 Num 5:14 | ijvergeest gekomen is, dat hij over zijn huisvrouw ijvert, hoewel
246 Num 5:30 | 30 Of als over en man die ijvergeest zal
247 Num 5:30 | zal gekomen zijn, en hij over zijn huisvrouw zal geijverd
248 Num 6:5 | Nazireerschap zal het scheermes over zijn hoofd niet gaan; totdat
249 Num 6:25 | HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig! ~
250 Num 6:26 | verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede! ~
251 Num 7:2 | oversten der stammen, die over de getelden stonden. ~
252 Num 8:7 | zij zullen het scheermes over hun ganse vlees doen gaan,
253 Num 8:12 | brandoffer den HEERE, om over de Levieten verzoening te
254 Num 8:21 | en Aaron deed verzoening over hen, om hen te reinigen. ~
255 Num 9:6 | waren er lieden geweest, die over het dode lichaam eens mensen
256 Num 9:7 | tot hem: Wij zijn onrein over het dode lichaam eens mensen;
257 Num 9:10 | of onder uw geslachten, over een dood lichaam onrein,
258 Num 9:15 | getuigenis; en in den avond was over den tabernakel als een gedaante
259 Num 9:18 | dagen, in dewelke de wolk over den tabernakel bleef, legerden
260 Num 9:19 | En als de wolk vele dagen over den tabernakel verbleef,
261 Num 10:10 | met de trompetten blazen over uw brandofferen, en over
262 Num 10:10 | over uw brandofferen, en over uw dankofferen; en zij zullen
263 Num 10:14 | Juda, naar hun heiren; en over zijn heir was Nahesson,
264 Num 10:15 | 15 En over het heir van den stam der
265 Num 10:16 | 16 En over het heir van den stam der
266 Num 10:18 | Ruben, naar hun heiren; en over zijn heir was Elizur, de
267 Num 10:19 | 19 En over het heir van den stam der
268 Num 10:20 | 20 En over het heir van den stam der
269 Num 10:22 | Efraim, naar hun heiren; en over het heir was Elisama, de
270 Num 10:23 | 23 En over het heir van den stam der
271 Num 10:24 | 24 En over het heir van den stam der
272 Num 10:25 | legers, naar hun heiren; en over zijn heir was Ahiezer de
273 Num 10:26 | 26 En over het heir van den stam der
274 Num 10:27 | 27 En over het heir van den stam der
275 Num 10:29 | weldoen, want de HEERE heeft over Israel het goede gesproken. ~
276 Num 10:34 | des HEEREN was des daags over hen, als zij uit het leger
277 Num 11:29 | dat de HEERE Zijn Geest over hen gave! ~
278 Num 14:14 | gezien wordt, dat Uw wolk over hen staat, en Gij in een
279 Num 14:30 | Zo gij in dat land komt, over hetwelk Ik Mijn hand opgeheven
280 Num 14:36 | murmureren, een kwaad gerucht over dat land voortbrengende; ~
281 Num 15:25 | het aangezicht des HEEREN, over hun afdwaling. ~
282 Num 15:28 | priester zal de verzoening doen over de dwalende ziel, als zij
283 Num 15:28 | HEEREN, doende de verzoening over haar; en het zal haar vergeven
284 Num 16:3 | dan verheft gijlieden u over de gemeente des HEEREN? ~
285 Num 16:13 | ook uzelven ten enenmaal over ons tot een overheer maakt? ~
286 Num 16:22 | gezondigd hebben, en zult Gij U over deze ganse vergadering grotelijks
287 Num 16:29 | alle mensen sterven, en over hen een bezoeking zal gedaan
288 Num 16:46 | tot de vergadering, doe over hen verzoening; want een
289 Num 16:47 | daarin, en deed verzoening over het volk. ~
290 Num 18:18 | geen verbolgenheid meer zij over de kinderen Israels. ~
291 Num 19:5 | geen verbolgenheid meer zij over de kinderen Israels. ~
292 Num 21:3 | Israel, en gaf de Kanaanieten over; en hij verbande hen en
293 Num 21:5 | water, en onze ziel walgt over dit zeer lichte brood. ~
294 Num 25:8 | Toen werd de plaag van over de kinderen Israels opgehouden. ~
295 Num 25:11 | heeft Mijn grimmigheid van over de kinderen Israels afgewend,
296 Num 27:16 | alle vlees, een man stelle over deze vergadering. ~
297 Num 28:22 | een bok ten zondoffer, om over ulieden verzoening te doen. ~
298 Num 29:5 | geitenbok ten zondoffer, om over ulieden verzoening te doen; ~
299 Num 30:9 | ziel verbonden heeft, zal over haar bestaan. ~
300 Num 31:48 | Mozes de bevelhebbers, die over de duizenden des heirs waren,
301 Num 31:58 | en doe ons niet trekken over de Jordaan. ~
302 Num 31:74 | van u, die toegerust is, over de Jordaan zal trekken voor
303 Num 31:82 | kinderen van Ruben, met ulieden over de Jordaan zullen trekken,
304 Num 32:8 | van Hachiroth, en gingen over, door het midden van de
305 Num 32:51 | tot hen: Wanneer gijlieden over de Jordaan zult gegaan zijn
306 Num 34:10 | zeg tot hen: Wanneer gij over de Jordaan gaat naar het
307 Num 34:33 | verzoening gedaan worden over het bloed, dat daarin vergoten
308 Deu 1:15 | en stelde hen tot hoofden over u, oversten van duizenden,
309 Deu 2:13 | Nu, maakt u op, en trekt over de beek Zered. Alzo trokken
310 Deu 2:13 | Zered. Alzo trokken wij over de beek Zered. ~
311 Deu 2:14 | Kades-Barnea, totdat wij over de beek Zered getogen zijn,
312 Deu 2:24 | op, reist heen, en gaat over de beek Arnon; ziet, Ik
313 Deu 2:25 | schrik en uw vreze te geven over het aangezicht der volken,
314 Deu 2:29 | gedaan hebben; totdat ik over de Jordaan kome in het land,
315 Deu 3:26 | zich zeer om uwentwille over mij, en hoorde niet naar
316 Deu 3:27 | met uw ogen; want gij zult over deze Jordaan niet gaan. ~
317 Deu 4:21 | vertoornde Zich de HEERE over mij, om ulieder woorden;
318 Deu 4:21 | woorden; en Hij zwoer, dat ik over de Jordaan niet zou gaan,
319 Deu 4:22 | dit land sterven; ik zal over de Jordaan niet gaan; maar
320 Deu 4:26 | omkomen van dat land, waar gij over de Jordaan naar toe trekt,
321 Deu 8:10 | den HEERE, uw God, loven over dat goede land, dat Hij
322 Deu 9:1 | Israel! gij zult heden over de Jordaan gaan, dat gij
323 Deu 11:25 | schrik en uw vreze geven over al het land, waarop gij
324 Deu 11:31 | 31 Want gijlieden zult over de Jordaan gaan, dat gij
325 Deu 12:7 | gijlieden en uw huizen, over alles, waaraan gij uw hand
326 Deu 12:10 | 10 Maar gij zult over de Jordaan gaan, en wonen
327 Deu 12:18 | aangezicht des HEEREN, uws Gods, over alles, waaraan gij uw handen
328 Deu 14:1 | kaalheid maken tussen uw ogen, over een dode. ~
329 Deu 15:6 | niet ontlenen; en gij zult over vele volken heersen; maar
330 Deu 15:6 | vele volken heersen; maar over u zullen zij niet heersen. ~
331 Deu 15:9 | gij hem niet gevet; en hij over u roepe tot den HEERE, en
332 Deu 17:14 | zult: Ik zal een koning over mij stellen, als al de volken,
333 Deu 17:15 | gij ganselijk tot koning over u stellen, dien de HEERE,
334 Deu 17:15 | broederen zult gij een koning over u stellen; gij zult niet
335 Deu 17:15 | gij zult niet vermogen over u te zetten een vreemden
336 Deu 19:15 | zal tegen niemand opstaan over enige ongerechtigheid of
337 Deu 19:15 | enige ongerechtigheid of over enige zonde, van alle zonde,
338 Deu 21:6 | zullen hun handen wassen over deze jonge koe, die in dat
339 Deu 22:14 | opleggen, en een kwaden naam over haar uitbrengen, en zeggen:
340 Deu 22:19 | kwaden naam heeft uitgebracht over een jonge dochter van Israel;
341 Deu 26:11 | En gij zult vrolijk zijn over al het goede, dat de HEERE,
342 Deu 27:2 | geschieden, ten dage als gij over de Jordaan zult gegaan zijn
343 Deu 27:4 | dan geschieden, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn,
344 Deu 27:5 | stenen; gij zult geen ijzer over hetzelve bewegen. ~
345 Deu 27:12 | den berg Gerizim, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn:
346 Deu 27:13 | 13 En dezen zullen staan over den vloek op den berg Ebal:
347 Deu 28:2 | al deze zegeningen zullen over u komen, en u aantreffen,
348 Deu 28:10 | dat de Naam des HEEREN over u genoemd is, en zij zullen
349 Deu 28:15 | zo zullen al deze vloeken over u komen, en u treffen. ~
350 Deu 28:36 | mitsgaders uw koning, dien gij over u zult gesteld hebben, doen
351 Deu 28:45 | En al deze vloeken zullen over u komen, en u vervolgen,
352 Deu 28:61 | geschreven is, zal de HEERE over u doen komen, totdat gij
353 Deu 28:63 | gelijk als de HEERE Zich over ulieden verblijdde, u goed
354 Deu 28:63 | alzo zal Zich de HEERE over u verblijden, u verdoende
355 Deu 29:12 | 12 Om over te gaan in het verbond des
356 Deu 29:20 | HEEREN toorn en ijver roken over denzelven man, en al de
357 Deu 30:1 | wanneer al deze dingen over u zullen gekomen zijn, deze
358 Deu 30:9 | zal wederkeren, om Zich over u te verblijden ten goede,
359 Deu 30:9 | goede, gelijk als Hij Zich over uw vaderen verblijd heeft; ~
360 Deu 30:18 | het land, naar hetwelk gij over de Jordaan zijt heengaande,
361 Deu 31:2 | tot mij gezegd: Gij zult over deze Jordaan niet gaan. ~
362 Deu 31:13 | het land, naar hetwelk gij over de Jordaan zijt heengaande,
363 Deu 32:11 | arend zijn nest opwekt, over zijn jongen zweeft, zijn
364 Deu 32:23 | 23 Ik zal kwaden over hen hopen; Mijn pijlen zal
365 Deu 32:36 | recht doen, en het zal Hem over Zijn knechten berouwen;
366 Deu 32:47 | verlengen op het land, waar gij over de Jordaan naar toe gaat,
367 Deu 33:18 | hij: Verheug u, Zebulon! over uw uittocht, en Issaschar!
368 Deu 33:18 | uittocht, en Issaschar! over uw hutten. ~
369 Deu 34:8 | des wenens, van den rouw over Mozes, werden voleindigd. ~
370 Joz 1:2 | gestorven; zo maak u nu op, trek over deze Jordaan, gij en al
371 Joz 1:11 | drie dagen zult gijlieden over deze Jordaan gaan, dat gij
372 Joz 2:23 | het gebergte, en voeren over, en kwamen tot Jozua, den
373 Joz 3:14 | vertrok uit zijn tenten, om over de Jordaan te gaan, zo droegen
374 Joz 3:16 | afgesneden. Toen trok het volk over, tegenover Jericho. ~
375 Joz 3:17 | Jordaan; en gans Israel ging over op het droge, totdat al
376 Joz 4:1 | al het volk geeindigd had over de Jordaan te trekken, dat
377 Joz 4:3 | en brengt ze met ulieden over, en stelt ze in het nachtleger,
378 Joz 4:5 | Jozua zeide tot hen: Gaat over voor de ark des HEEREN,
379 Joz 4:8 | zij brachten ze met zich over naar het nachtleger, en
380 Joz 4:10 | volk haastte, en het trok over. ~
381 Joz 4:11 | al het volk geeindigd had over te gaan, toen ging de ark
382 Joz 4:11 | toen ging de ark des HEEREN over, en de priesters voor het
383 Joz 7:26 | 26 En zij richtten over hem een groten steenhoop,
384 Joz 8:31 | altaar van gehele stenen, over dewelke men geen ijzer bewogen
385 Joz 9:20 | opdat geen grote toorn over ons zij, om des eeds wil,
386 Joz 9:27 | 27 Alzo gaf Jozua hen over ten zelven dage tot houthouwers
387 Joz 10:9 | tot hen; den gansen nacht over was hij van Gilgal opgetrokken. ~
388 Joz 11:7 | krijgsvolk met hem, kwam snellijk over hen aan de wateren van Merom,
389 Joz 11:11 | verbannende; er bleef niets over, dat adem had; en Hazor
390 Joz 11:22 | niemand van de Enakieten over in het land der kinderen
391 Joz 11:22 | Israels; alleenlijk bleven zij over te Gaza, te Gath, en te
392 Joz 12:2 | oever der beek Arnon is, en over het midden der beek en de
393 Joz 12:3 | 3 En over het vlakke veld tot aan
394 Joz 12:5 | 5 En heerste over den berg Hermon, en over
395 Joz 12:5 | over den berg Hermon, en over Salcha, en over geheel Bazan,
396 Joz 12:5 | Hermon, en over Salcha, en over geheel Bazan, tot aan de
397 Joz 13:27 | en Sukkoth, en Zefon, wat over was van het koninkrijk van
398 Joz 13:27 | einde der zee van Cinnereth, over de Jordaan, tegen het oosten. ~
399 Joz 15:11 | strekken naar Sichron aan, en over den berg Baala gaan, en
400 Joz 18:2 | 2 En er bleven over onder de kinderen Israels,
401 Joz 23:14 | het huis hunner vaderen over de duizenden van Israel. ~
402 Joz 23:19 | bezitting onrein is, komt over in het land van de bezitting
403 Joz 23:20 | er niet een verbolgenheid over de ganse vergadering van
404 Joz 24:14 | welke de HEERE, uw God, over u gesproken heeft; zij zijn
405 Joz 24:15 | als al die goede dingen over u gekomen zijn, die de HEERE,
406 Joz 24:15 | heeft, alzo zal de HEERE over u komen laten al die kwade
407 Joz 24:16 | zal de toorn des HEEREN over u ontsteken, en gij zult
408 Joz 25:2 | de HEERE, de God Israels: Over gene zijde der rivier hebben
409 Joz 25:7 | Egyptenaars, en Hij bracht de zee over hen, en bedekte hen; en
410 Joz 25:8 | land der Amorieten, die over gene zijde van de Jordaan
411 Joz 25:11 | 11 Toen gij over de Jordaan getrokken waart,
412 Joz 25:22 | volk: Gij zijt getuigen over uzelven, dat gij u den HEERE
413 Ric 3:10 | de Geest des HEEREN was over hem, en hij richtte Israel,
414 Ric 3:10 | dat zijn hand sterk werd over Cuschan Rischataim. ~
415 Ric 4:24 | steeds voort, en werd hard over Jabin, den koning van Kanaan,
416 Ric 4:34 | gerichte zit, en gij, die over weg wandelt, spreekt er
417 Ric 4:37 | de overgeblevenen heersen over de heerlijken onder het
418 Ric 4:37 | de HEERE doet mij heersen over de geweldigen. ~
419 Ric 5:2 | der Midianieten sterk werd over Israel, maakten zich de
420 Ric 5:33 | samenvergaderd, en zij trokken over, en legerden zich in het
421 Ric 6:25 | Oreb en Zeeb tot Gideon, over de Jordaan. ~ ~ ~
422 Ric 7:4 | aan de Jordaan, ging hij over, met de driehonderd mannen,
423 Ric 7:22 | Israel tot Gideon: Heers over ons, zo gij als uw zoon
424 Ric 7:23 | Gideon zeide tot hen: Ik zal over u niet heersen; ook zal
425 Ric 7:23 | heersen; ook zal mijn zoon over u niet heersen; de HEERE
426 Ric 7:23 | niet heersen; de HEERE zal over u heersen. ~
427 Ric 8:2 | alle zonen van Jerubbaal, over u heersen, of dat een man
428 Ric 8:2 | heersen, of dat een man over u heerse? Gedenkt ook, dat
429 Ric 8:8 | eens heen, om een koning over zich te zalven, en zij zeiden
430 Ric 8:8 | olijfboom: Wees gij koning over ons. ~
431 Ric 8:9 | ik heengaan om te zweven over de bomen? ~
432 Ric 8:10 | vijgeboom: Kom gij, wees koning over ons. ~
433 Ric 8:11 | ik heengaan om te zweven over de bomen? ~
434 Ric 8:12 | wijnstok: Kom gij, wees koning over ons. ~
435 Ric 8:13 | ik heengaan om te zweven over de bomen?
436 Ric 8:14 | doornenbos: Kom gij, wees koning over ons. ~
437 Ric 8:15 | waarheid tot een koning over u zalft, zo komt, vertrouwt
438 Ric 8:18 | dienstmaagd, koning gemaakt over de burgers van Sichem, omdat
439 Ric 8:19 | gehandeld hebt, zo weest vrolijk over Abimelech, en hij zij ook
440 Ric 8:19 | en hij zij ook vrolijk over ulieden. ~
441 Ric 8:22 | nu Abimelech drie jaren over Israel geheerst had, ~
442 Ric 8:26 | broederen, en zij gingen over in Sichem; en de burgeren
443 Ric 8:57 | zoon van Jerubbaal, kwam over hen. ~ ~ ~
444 Ric 9:9 | togen de kinderen Ammons over de Jordaan, om te krijgen,
445 Ric 9:16 | werd Zijn ziel verdrietig over den arbeid van Israel. ~
446 Ric 9:18 | die zal tot een hoofd zijn over alle inwoners van Gilead. ~ ~
447 Ric 10:8 | ons tot een hoofd zijn, over alle inwoners van Gilead. ~
448 Ric 10:11 | tot een hoofd en overste over zich. En Jeftha sprak al
449 Ric 11:1 | bijeengeroepen, en trokken over naar het noorden; en zij
450 Ric 13:4 | Filistijnen heersten te dier tijd over Israel. ~
451 Ric 13:6 | Geest des HEEREN vaardig over hem, dat hij hem van een
452 Ric 13:19 | Geest des HEEREN vaardig over hem, en hij ging af naar
453 Ric 14:11 | niet, dat de Filistijnen over ons heersen? Waarom hebt
454 Ric 14:12 | afgekomen om u te binden, om u over te geven in de hand der
455 Ric 14:14 | des HEEREN werd vaardig over hem; en de touwen, die aan
456 Ric 15:9 | tot hem: De Filistijnen over u, Simson! Toen verbrak
457 Ric 15:12 | tot hem: De Filistijnen over u, Simson! (De achterlage
458 Ric 15:14 | tot hem: De Filistijnen over u, Simson! Toen waakte hij
459 Ric 15:20 | zij zeide: De Filistijnen over u, Simson! En hij ontwaakte
460 Ric 18:3 | hem zag, werd hij vrolijk over zijn ontmoeting. ~
461 Ric 20:6 | berouwde den kinderen Israels over Benjamin, hun broeder; en
462 Ric 20:15 | Toen berouwde het den volke over Benjamin, omdat de HEERE
463 Rut 1:19 | inkwamen, dat de ganse stad over haar beroerd werd, en zij
464 Rut 2:5 | Boaz tot zijn jongen, die over de maaiers gezet was: Wiens
465 Rut 2:6 | 6 En de jongen, die over de maaiers gezet was, antwoordde
466 Rut 2:14 | werd verzadigd, en hield over. ~
467 Rut 3:9 | breid dan uw vleugel uit over uw dienstmaagd, want gij
468 Rut 3:13 | 13 Blijf dezen nacht over; voorts in den morgen zal
469 Rut 4:5 | verstorvenen te verwekken over zijn erfdeel. ~
470 Rut 4:10 | den naam des verstorvenen over zijn erfdeel te verwekken,
471 1Sa 2:1 | mond is wijd opengedaan over mijn vijanden; want ik verheug
472 1Sa 2:10 | worden; Hij zal in den hemel over hen donderen; de HEERE zal
473 1Sa 2:34 | een teken zijn, hetwelk over uw beide zonen, over Hofni
474 1Sa 2:34 | hetwelk over uw beide zonen, over Hofni en Pinehas, komen
475 1Sa 3:12 | dienzelven dage zal Ik verwekken over Eli alles, wat Ik tegen
476 1Sa 5:6 | hand des HEEREN was zwaar over die van Asdod, en verwoestte
477 1Sa 5:7 | want Zijn hand is hard over ons, en over Dagon, onzen
478 1Sa 5:7 | hand is hard over ons, en over Dagon, onzen god. ~
479 1Sa 6:4 | want het is enerlei plaag over u allen, en over uw vorsten. ~
480 1Sa 6:4 | enerlei plaag over u allen, en over uw vorsten. ~
481 1Sa 6:5 | Zijn hand verlichten van over ulieden, en van over uw
482 1Sa 6:5 | van over ulieden, en van over uw god, en van over uw land.
483 1Sa 6:5 | van over uw god, en van over uw land.
484 1Sa 7:10 | dage met een groten donder over de Filistijnen, en Hij verschrikte
485 1Sa 8:1 | zijn zonen tot richters over Israel. ~
486 1Sa 8:5 | wegen; zo zet nu een koning over ons, om ons te richten,
487 1Sa 8:7 | verworpen, dat Ik geen Koning over hen zal zijn. ~
488 1Sa 8:9 | de wijze des konings, die over hen regeren zal. ~
489 1Sa 8:11 | konings wijze zijn, die over u regeren zal: hij zal uw
490 1Sa 8:19 | maar er zal een koning over ons zijn. ~
491 1Sa 9:16 | gij ten voorganger zalven over Mijn volk Israel; en hij
492 1Sa 9:17 | Ik u gezegd heb: Deze zal over Mijn volk heersen. ~
493 1Sa 10:1 | HEERE u tot een voorganger over Zijn erfdeel gezalfd heeft? ~
494 1Sa 10:6 | HEEREN zal vaardig worden over u, en gij zult met hen profeteren;
495 1Sa 10:10 | des HEEREN werd vaardig over hem, en hij profeteerde
496 1Sa 10:19 | Hem gezegd: Zet een koning over ons; nu dan, stelt u voor
497 1Sa 11:6 | werd de Geest Gods vaardig over Saul, als hij deze woorden
498 1Sa 11:12 | hij, die zeide: Zou Saul over ons regeren? Geeft hier
499 1Sa 12:1 | hebt, en ik heb een koning over u gezet. ~
500 1Sa 12:7 | het aangezicht des HEEREN, over al de gerechtigheden des
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2262 |