Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
oudwijfse 1
oven 28
ovens 7
over 2262
overal 26
overambtman 1
overbleef 4
Frequency    [«  »]
2288 nu
2279 dan
2273 koning
2262 over
2206 zoon
2140 toen
2077 heeren

Bijbel

IntraText - Concordances

over

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2262

     Book Chapter: Verse
1 Gen 1:26 | zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over 2 Gen 1:26 | over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, 3 Gen 1:26 | gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele 4 Gen 1:26 | hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over 5 Gen 1:26 | over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, 6 Gen 1:28 | haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over 7 Gen 1:28 | over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, 8 Gen 1:28 | gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op 9 Gen 2:18 | maken, die als tegen hem over zij. ~ 10 Gen 2:20 | hulpe, die als tegen hem over ware. ~ 11 Gen 3:16 | begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben. ~ 12 Gen 4:7 | toch tot u, en gij zult over hem heersen. ~ 13 Gen 5:29 | zeggende: Deze zal ons troosten over ons werk, en over de smart 14 Gen 5:29 | troosten over ons werk, en over de smart onzer handen, vanwege 15 Gen 6:17 | Ik breng een watervloed over de aarde, om alle vlees, 16 Gen 7:4 | 4 Want over nog zeven dagen zal Ik doen 17 Gen 7:23 | doch Noach alleen bleef over, en wat met hem in de ark 18 Gen 8:1 | was; en God deed een wind over de aarde doorgaan, en de 19 Gen 9:2 | en uw verschrikking zij over al het gedierte der aarde, 20 Gen 9:2 | het gedierte der aarde, en over al het gevogelte des hemels; 21 Gen 9:14 | geschieden, als Ik wolken over de aarde brenge, dat deze 22 Gen 11:4 | opdat wij niet misschien over de ganse aarde verstrooid 23 Gen 11:8 | verstrooide hen de HEERE van daar over de ganse aarde; en zij hielden 24 Gen 11:9 | verstrooide hen de HEERE over de ganse aarde. ~ 25 Gen 14:34 | elks deel tegen het andere over; maar het gevogelte deelde 26 Gen 17:19 | gerichte; opdat de HEERE over Abraham brenge, hetgeen 27 Gen 17:19 | Abraham brenge, hetgeen Hij over hem gesproken heeft. ~ 28 Gen 18:16 | de verschoning des HEEREN over hem; en zij brachten hem 29 Gen 18:24 | de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen, 30 Gen 19:9 | tegen u gezondigd, dat gij over mij en over mijn koninkrijk 31 Gen 19:9 | gezondigd, dat gij over mij en over mijn koninkrijk een grote 32 Gen 20:12 | niet kwaad zijn in uw ogen, over den jongen, en over uw dienstmaagd; 33 Gen 20:12 | ogen, over den jongen, en over uw dienstmaagd; al wat Sara 34 Gen 23:2 | van zijn huis, regerende over alles, wat hij had: Leg 35 Gen 23:9 | zijn heer, en hij zwoer hem over deze zaak. ~ 36 Gen 23:21 | En de man ontzette zich over haar, stilzwijgende, om 37 Gen 24:10 | gelegen, zodat gij een schuld over ons zoudt gebracht hebben. ~ 38 Gen 24:21 | en daar twistten zij ook over; daarom noemde hij deszelfs 39 Gen 24:22 | andere put, en zij twistten over dien niet; daarom noemde 40 Gen 25:12 | bedrieger; zo zoude ik een vloek over mij halen, en niet een zegen. ~ 41 Gen 25:16 | de geitenbokjes trok zij over zijn handen, en over de 42 Gen 25:16 | zij over zijn handen, en over de gladdigheid van zijn 43 Gen 25:29 | u nederbuigen; wees heer over uw broederen, en de zonen 44 Gen 25:37 | ik heb hem tot een heer over u gezet, en al zijn broeders 45 Gen 25:42 | broeder Ezau troost zich over u, dat hij u doden zal. ~ 46 Gen 27:68 | getuigen, als gij komen zult over mijn loon, voor uw aangezicht; 47 Gen 28:21 | maakte zich op, en voer over de rivier, en hij zette 48 Gen 29:10 | want ik ben met mijn staf over deze Jordaan gegaan, en 49 Gen 29:22 | elf kinderen, en hij toog over het veer van de Jabbok. ~ 50 Gen 29:23 | hij nam ze, en deed hen over die beek trekken; en hij 51 Gen 29:24 | Doch Jakob bleef alleen over; en een man worstelde met 52 Gen 31:12 | 12 Vergroot zeer over mij den bruidschat en het 53 Gen 31:27 | De zonen van Jakob kwamen over de verslagenen, en plunderden 54 Gen 32:5 | en Gods verschrikking was over de steden, die rondom hen 55 Gen 33:31 | eer een koning regeerde over de kinderen Israels. ~ 56 Gen 34:8 | Zult gij dan ganselijk over ons regeren: zult gij dan 57 Gen 34:8 | zult gij dan ganselijk over ons heersen? Zo haatten 58 Gen 34:34 | lenden; en hij bedreef rouw over zijn zoon vele dagen. ~ 59 Gen 36:4 | diende hem; en hij stelde hem over zijn huis; en al wat hij 60 Gen 36:5 | van toen af, dat hij hem over zijn huis, en over al wat 61 Gen 36:5 | hij hem over zijn huis, en over al wat het zijne was, gesteld 62 Gen 37:33 | wijzen man, en zette hem over het land van Egypte. ~ 63 Gen 37:34 | zo, en bestelle opzieners over het land; en neme het vijfde 64 Gen 37:40 | 40 Gij zult over mijn huis zijn, en op uw 65 Gen 37:41 | tot Jozef: Zie, ik heb u over gans Egypteland gesteld. ~ 66 Gen 37:43 | Knielt! Alzo stelde hij hem over gans Egypteland. ~ 67 Gen 37:56 | 56 Als dan honger over het ganse land was, zo opende 68 Gen 38:6 | 6 Jozef nu was regent over dat land; hij verkocht aan 69 Gen 38:21 | daarom komt deze benauwdheid over ons. ~ 70 Gen 39:16 | zeide hij tot dengene, die over zijn huis was: Breng deze 71 Gen 39:19 | naderden zij tot dien man, die over het huis van Jozef was, 72 Gen 40:1 | hij gebood dengene, die over zijn huis was, zeggende: 73 Gen 40:4 | als Jozef tot dengene, die over zijn huis was, zeide: Maak 74 Gen 41:8 | gesteld heeft, en tot een heer over zijn ganse huis, en regeerder 75 Gen 41:9 | God heeft mij tot een heer over gans Egypteland gesteld; 76 Gen 41:15 | broederen, en hij weende over hen; en daarna spraken zijn 77 Gen 43:6 | zet hen tot veemeesters over hetgeen ik heb. ~ 78 Gen 43:20 | dewijl de honger sterk over hen geworden was; zo werd 79 Gen 43:21 | het volk, dat zette hij over in de steden, van het ene 80 Gen 43:26 | een wet, tot dezen dag, over het land van Egypte, dat 81 Gen 45:22 | fontein; elk der takken loopt over den muur. ~ 82 Gen 46:1 | aangezicht, en hij weende over hem, en kuste hem. ~ 83 Gen 46:4 | de dagen zijns bewenens over waren, zo sprak Jozef tot 84 Exo 1:8 | stond een nieuwe koning op over Egypte, die Jozef niet gekend 85 Exo 1:11 | oversten der schattingen over hetzelve, om het te verdrukken 86 Exo 2:6 | met barmhartigheid bewogen over hetzelve, en zij zeide: 87 Exo 2:14 | tot een overste en rechter over ons gezet? Zegt gij dit, 88 Exo 2:23 | zuchtten en schreeuwden over den dienst; en hun gekrijt 89 Exo 2:23 | den dienst; en hun gekrijt over hun dienst kwam op tot God. ~ 90 Exo 4:14 | ontstak de toorn des HEEREN over Mozes, en Hij zeide: is 91 Exo 5:9 | Men verzware den dienst over deze mannen, dat zij daaraan 92 Exo 5:14 | die Farao's aandrijvers over hen gesteld hadden, werden 93 Exo 5:20 | en Aaron, die tegen hen over stonden, toen zij van Farao 94 Exo 7:1 | heb u tot een god gezet over Farao; en Aaron, uw broeder, 95 Exo 7:5 | ben, wanneer Ik Mijn hand over Egypte uitstrekke, en de 96 Exo 7:15 | toe, zo stel u tegen hem over aan den oever der rivier, 97 Exo 7:19 | staf, en steek uw hand uit over de wateren der Egyptenaren, 98 Exo 7:19 | wateren der Egyptenaren, over hun stromen, over hun rivieren, 99 Exo 7:19 | Egyptenaren, over hun stromen, over hun rivieren, en over hun 100 Exo 7:19 | stromen, over hun rivieren, en over hun poelen, en over alle 101 Exo 7:19 | en over hun poelen, en over alle vergadering hunner 102 Exo 8:5 | uw hand uit met uw staf, over de stromen, en over de rivieren, 103 Exo 8:5 | staf, over de stromen, en over de rivieren, en over de 104 Exo 8:5 | en over de rivieren, en over de poelen; en doe vorsen 105 Exo 8:5 | poelen; en doe vorsen opkomen over Egypteland. ~ 106 Exo 8:6 | Aaron strekte zijn hand uit over de wateren van Egypte, en 107 Exo 8:7 | bezweringen; en zij deden vorsen over Egypteland opkomen. ~ 108 Exo 8:24 | huizen van zijn knechten, en over het ganse Egypteland; het 109 Exo 8:31 | volk; er bleef niet een over. ~ 110 Exo 9:3 | hand des HEEREN zal zijn over uw vee, dat in het veld 111 Exo 9:3 | vee, dat in het veld is, over de paarden, over de ezelen, 112 Exo 9:3 | veld is, over de paarden, over de ezelen, over de kemelen, 113 Exo 9:3 | paarden, over de ezelen, over de kemelen, over de runderen, 114 Exo 9:3 | ezelen, over de kemelen, over de runderen, en over het 115 Exo 9:3 | kemelen, over de runderen, en over het klein vee, door een 116 Exo 9:9 | zal tot klein stof worden over het ganse Egypteland; en 117 Exo 9:14 | plagen in uw hart zenden, en over uw knechten, en over uw 118 Exo 9:14 | en over uw knechten, en over uw volk, opdat gij weet, 119 Exo 9:22 | in het ganse Egypteland; over de mensen, en over het vee, 120 Exo 9:22 | Egypteland; over de mensen, en over het vee, en over al het 121 Exo 9:22 | mensen, en over het vee, en over al het kruid des velds in 122 Exo 9:23 | HEERE liet hagel regenen over Egypteland. ~ 123 Exo 10:12 | Mozes: Strek uw hand uit over Egypteland, om de sprinkhanen, 124 Exo 10:12 | sprinkhanen, dat zij opkomen over Egypteland, en al het kruid 125 Exo 10:12 | opeten, al wat de hagel heeft over gelaten. ~ 126 Exo 10:13 | strekte Mozes zijn staf over Egypteland, en de HEERE 127 Exo 10:14 | de sprinkhanen kwamen op over het ganse Egypteland, en 128 Exo 10:15 | bomen, die de hagel had over gelaten; en er bleef niets 129 Exo 10:19 | bleef niet een sprinkhaan over in al de landpalen van Egypte. ~ 130 Exo 10:21 | er zal duisternis komen over Egypteland, dat men de duisternis 131 Exo 11:1 | gesproken: Ik zal nog een plaag over Farao, en over Egypte brengen, 132 Exo 11:1 | een plaag over Farao, en over Egypte brengen, daarna zal 133 Exo 14:7 | Egypte, en de hoofdlieden over die allen. ~ 134 Exo 14:16 | op, en strek uw hand uit over de zee, en klief dezelve, 135 Exo 14:21 | Mozes zijn hand uitstrekte over de zee, zo deed de HEERE 136 Exo 14:26 | Mozes: Strek uw hand uit over de zee, dat de wateren wederkeren 137 Exo 14:26 | dat de wateren wederkeren over de Egyptenaars, over hun 138 Exo 14:26 | wederkeren over de Egyptenaars, over hun wagenen en over hun 139 Exo 14:26 | Egyptenaars, over hun wagenen en over hun ruiters. ~ 140 Exo 14:27 | strekte Mozes zijn hand uit over de zee; en de zee kwam weder, 141 Exo 14:28 | er bleef niet een van hen over. ~ 142 Exo 15:19 | heeft de wateren der zee over hen doen wederkeren; maar 143 Exo 16:14 | opgevaren was, zo ziet, over de woestijn was een klein 144 Exo 16:18 | veel verzameld had, niets over, en dien, die weinig verzameld 145 Exo 16:19 | hen: Niemand late daarvan over tot den morgen. ~ 146 Exo 16:20 | sommige mannen lieten daarvan over tot den morgen. Toen wiesen 147 Exo 16:23 | zieden zoudt; en al wat over blijft, legt het op voor 148 Exo 18:9 | Jethro nu verheugde zich over al het goede, hetwelk de 149 Exo 18:21 | gierigheid hatende; stel ze over hen, oversten der duizenden, 150 Exo 18:25 | en maakte hen tot hoofden over het volk; oversten der duizenden, 151 Exo 22:3 | 3 Indien de zon over hem opgegaan is, zo zal 152 Exo 22:9 | 9 Over alle zaak van onrecht, over 153 Exo 22:9 | Over alle zaak van onrecht, over een os, over een ezel, over 154 Exo 22:9 | van onrecht, over een os, over een ezel, over klein vee, 155 Exo 22:9 | over een os, over een ezel, over klein vee, over kleding, 156 Exo 22:9 | een ezel, over klein vee, over kleding, over al het verlorene, 157 Exo 22:9 | klein vee, over kleding, over al het verlorene, hetwelk 158 Exo 22:27 | deksel, het is zijn kleed over zijn huid; waarin zou hij 159 Exo 24:8 | met ulieden gemaakt heeft over al die woorden. ~ 160 Exo 26:7 | haar maken tot een tent over den tabernakel; van elf 161 Exo 26:35 | kandelaar tegen de tafel over, aan de ene zijde des tabernakels, 162 Exo 29:13 | ingewand bedekt, en het net over de lever, en beide nieren 163 Exo 29:36 | mits doende de verzoening over hetzelve; en gij zult het 164 Exo 30:10 | Aaron zal eens in het jaar over deszelfs hoornen verzoening 165 Exo 32:12 | Uws toorns, en laat het U over het kwaad Uws volks berouwen. ~ 166 Exo 32:14 | Toen berouwde het den HEERE over het kwaad, hetwelk Hij gesproken 167 Exo 32:21 | gij zulk een grote zonde over hetzelve gebracht hebt? ~ 168 Exo 32:29 | opdat Hij heden een zegen over ulieden geve! ~ 169 Exo 32:34 | bezoekens, zo zal Ik hun zonde over hen bezoeken! ~ 170 Exo 33:12 | Uws toorns, en laat het U over het kwaad Uws volks berouwen. ~ 171 Exo 33:14 | Toen berouwde het den HEERE over het kwaad, hetwelk Hij gesproken 172 Exo 33:21 | gij zulk een grote zonde over hetzelve gebracht hebt? ~ 173 Exo 33:29 | opdat Hij heden een zegen over ulieden geve! ~ 174 Exo 33:34 | bezoekens, zo zal Ik hun zonde over hen bezoeken! ~ 175 Exo 34:19 | en Ik zal Mij ontfermen, over wien Ik Mij ontfermen zal. ~ 176 Exo 36:7 | te maken was; ja, er was over. ~ 177 Exo 36:14 | geiten haar, tot een tent over den tabernakel; van elf 178 Exo 40:19 | hij spreidde de tent uit over den tabernakel, en hij zette 179 Exo 40:24 | tent der samenkomst, recht over de tafel, aan de zijde des 180 Lev 3:4 | weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, 181 Lev 3:10 | weekdarmen is; en het net over de lever met de nieren, 182 Lev 3:15 | weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, 183 Lev 4:9 | weekdarmen is, en het net over de lever, met de nieren, 184 Lev 4:35 | voor hem verzoening doen over zijn zonde, die hij gezondigd 185 Lev 5:13 | voor hem verzoening doen over zijn zonde, die hij gezondigd 186 Lev 5:18 | voor hem verzoening doen over zijn afdwaling, door welke 187 Lev 6:3 | valsheid gezworen zal hebben; over iets van alles, dat de mens 188 Lev 6:7 | zal hem vergeven worden; over iets van al, wat hij doet, 189 Lev 6:10 | en de linnen onderbroek over zijn vlees aantrekken, en 190 Lev 7:4 | weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, 191 Lev 10:6 | niet sterft, en grote toorn over de ganse vergadering kome; 192 Lev 10:17 | vergadering zoudt dragen, om over die verzoening te doen voor 193 Lev 14:5 | slachte, in een aarden vat, over levend water. ~ 194 Lev 14:7 | 7 En hij zal over hem, die van de melaatsheid 195 Lev 14:18 | reinigen is; zo zal de priester over hem verzoening doen voor 196 Lev 14:50 | slachten in een aarden vat, over levend water. ~ 197 Lev 14:53 | laten vliegen; zo zal hij over het huis verzoening doen, 198 Lev 15:15 | brandoffer; zo zal de priester over hem voor het aangezicht 199 Lev 16:8 | 8 En Aaron zal de loten over die twee bokken werpen: 200 Lev 17:11 | op het altaar gegeven, om over uw zielen verzoening te 201 Lev 18:25 | het land onrein is, en Ik over hetzelve zijn ongerechtigheid 202 Lev 19:22 | des schuldoffers, voor hem over zijn zonde, die hij gezondigd 203 Lev 21:1 | van Aaron, en zeg tot hen: Over een dode zal een priester 204 Lev 21:2 | 2 Behalve over zijn bloedvriend, die hem 205 Lev 21:2 | hem ten naaste bestaat, over zijn moeder en over zijn 206 Lev 21:2 | bestaat, over zijn moeder en over zijn vader, en over zijn 207 Lev 21:2 | moeder en over zijn vader, en over zijn zoon, en over zijn 208 Lev 21:2 | vader, en over zijn zoon, en over zijn dochter, en over zijn 209 Lev 21:2 | en over zijn dochter, en over zijn broeder. ~ 210 Lev 21:3 | 3 En over zijn zuster, die maagd is, 211 Lev 21:3 | geen man toebehoord heeft; over die zal hij zich verontreinigen. ~ 212 Lev 21:4 | zich niet verontreinigen over een overste onder zijn volken, 213 Lev 21:11 | dode lichamen komen; zelfs over zijn vader en over zijn 214 Lev 21:11 | zelfs over zijn vader en over zijn moeder zal hij zich 215 Lev 22:59 | het is de verzoendag, om over u verzoening te doen voor 216 Lev 24:21 | zal Ik Mijn zegen gebieden over u in het zesde jaar, dat 217 Lev 24:43 | Gij zult geen heerschappij over hem hebben met wreedheid; 218 Lev 24:46 | gij zult u tot bezitters over hen stellen voor uw kinderen 219 Lev 24:46 | eeuwigheid doen dienen; maar over uw broeders, de kinderen 220 Lev 24:46 | kinderen Israels, een iegelijk over zijn broeder, gij zult over 221 Lev 24:46 | over zijn broeder, gij zult over hem geen heerschappij hebben 222 Lev 24:53 | jaar bij hem zijn; men zal over hem geen heerschappij hebben 223 Lev 25:16 | zal Ik u ook doen, dat Ik over u stellen zal verschrikking, 224 Lev 25:17 | vijanden; en uw haters zullen over u heerschappij hebben, en 225 Lev 25:18 | toe doen, om u zevenvoudig over uw zonden te tuchtigen. ~ 226 Lev 25:21 | willen horen, zo zal Ik over u, naar uw zonden, zevenvoudig 227 Lev 25:24 | Ik zal u ook zevenvoudig over uw zonden slaan. ~ 228 Lev 25:25 | 25 Want Ik zal een zwaard over u brengen, dat de wraak 229 Lev 25:28 | Ik zal u ook zevenvoudig over uw zonden tuchtigen. ~ 230 Lev 26:6 | zilvers, en uw schatting over een vrouw zal zijn drie 231 Num 1:4 | man, die een hoofdman is over het huis zijner vaderen. ~ 232 Num 1:44 | twaalf mannen waren zij, elk over het huis zijner vaderen. ~ 233 Num 1:50 | Maar gij, stel de Levieten over den tabernakel der getuigenis, 234 Num 1:50 | tabernakel der getuigenis, en over al zijn gereedschap, en 235 Num 1:50 | al zijn gereedschap, en over alles, wat daartoe behoort; 236 Num 1:53 | opdat geen verbolgenheid over de vergadering van de kinderen 237 Num 3:32 | priester; zijn opzicht zal zijn over degenen, die de wacht des 238 Num 3:36 | zonen van Merari zal zijn over de berderen des tabernakels, 239 Num 4:11 | 11 En over het gouden altaar zullen 240 Num 4:16 | den priester, zal zijn over de olie des luchters, en 241 Num 4:19 | en stellen hen een ieder over zijn dienst en aan zijn 242 Num 5:14 | 14 En de ijvergeest over hem gekomen is, dat hij 243 Num 5:14 | gekomen is, dat hij ijvert over zijn huisvrouw, dewijl zij 244 Num 5:14 | onrein geworden is; of dat over hem de ijvergeest gekomen 245 Num 5:14 | ijvergeest gekomen is, dat hij over zijn huisvrouw ijvert, hoewel 246 Num 5:30 | 30 Of als over en man die ijvergeest zal 247 Num 5:30 | zal gekomen zijn, en hij over zijn huisvrouw zal geijverd 248 Num 6:5 | Nazireerschap zal het scheermes over zijn hoofd niet gaan; totdat 249 Num 6:25 | HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten, en zij u genadig! ~ 250 Num 6:26 | verheffe Zijn aangezicht over u, en geve u vrede! ~ 251 Num 7:2 | oversten der stammen, die over de getelden stonden. ~ 252 Num 8:7 | zij zullen het scheermes over hun ganse vlees doen gaan, 253 Num 8:12 | brandoffer den HEERE, om over de Levieten verzoening te 254 Num 8:21 | en Aaron deed verzoening over hen, om hen te reinigen. ~ 255 Num 9:6 | waren er lieden geweest, die over het dode lichaam eens mensen 256 Num 9:7 | tot hem: Wij zijn onrein over het dode lichaam eens mensen; 257 Num 9:10 | of onder uw geslachten, over een dood lichaam onrein, 258 Num 9:15 | getuigenis; en in den avond was over den tabernakel als een gedaante 259 Num 9:18 | dagen, in dewelke de wolk over den tabernakel bleef, legerden 260 Num 9:19 | En als de wolk vele dagen over den tabernakel verbleef, 261 Num 10:10 | met de trompetten blazen over uw brandofferen, en over 262 Num 10:10 | over uw brandofferen, en over uw dankofferen; en zij zullen 263 Num 10:14 | Juda, naar hun heiren; en over zijn heir was Nahesson, 264 Num 10:15 | 15 En over het heir van den stam der 265 Num 10:16 | 16 En over het heir van den stam der 266 Num 10:18 | Ruben, naar hun heiren; en over zijn heir was Elizur, de 267 Num 10:19 | 19 En over het heir van den stam der 268 Num 10:20 | 20 En over het heir van den stam der 269 Num 10:22 | Efraim, naar hun heiren; en over het heir was Elisama, de 270 Num 10:23 | 23 En over het heir van den stam der 271 Num 10:24 | 24 En over het heir van den stam der 272 Num 10:25 | legers, naar hun heiren; en over zijn heir was Ahiezer de 273 Num 10:26 | 26 En over het heir van den stam der 274 Num 10:27 | 27 En over het heir van den stam der 275 Num 10:29 | weldoen, want de HEERE heeft over Israel het goede gesproken. ~ 276 Num 10:34 | des HEEREN was des daags over hen, als zij uit het leger 277 Num 11:29 | dat de HEERE Zijn Geest over hen gave! ~ 278 Num 14:14 | gezien wordt, dat Uw wolk over hen staat, en Gij in een 279 Num 14:30 | Zo gij in dat land komt, over hetwelk Ik Mijn hand opgeheven 280 Num 14:36 | murmureren, een kwaad gerucht over dat land voortbrengende; ~ 281 Num 15:25 | het aangezicht des HEEREN, over hun afdwaling. ~ 282 Num 15:28 | priester zal de verzoening doen over de dwalende ziel, als zij 283 Num 15:28 | HEEREN, doende de verzoening over haar; en het zal haar vergeven 284 Num 16:3 | dan verheft gijlieden u over de gemeente des HEEREN? ~ 285 Num 16:13 | ook uzelven ten enenmaal over ons tot een overheer maakt? ~ 286 Num 16:22 | gezondigd hebben, en zult Gij U over deze ganse vergadering grotelijks 287 Num 16:29 | alle mensen sterven, en over hen een bezoeking zal gedaan 288 Num 16:46 | tot de vergadering, doe over hen verzoening; want een 289 Num 16:47 | daarin, en deed verzoening over het volk. ~ 290 Num 18:18 | geen verbolgenheid meer zij over de kinderen Israels. ~ 291 Num 19:5 | geen verbolgenheid meer zij over de kinderen Israels. ~ 292 Num 21:3 | Israel, en gaf de Kanaanieten over; en hij verbande hen en 293 Num 21:5 | water, en onze ziel walgt over dit zeer lichte brood. ~ 294 Num 25:8 | Toen werd de plaag van over de kinderen Israels opgehouden. ~ 295 Num 25:11 | heeft Mijn grimmigheid van over de kinderen Israels afgewend, 296 Num 27:16 | alle vlees, een man stelle over deze vergadering. ~ 297 Num 28:22 | een bok ten zondoffer, om over ulieden verzoening te doen. ~ 298 Num 29:5 | geitenbok ten zondoffer, om over ulieden verzoening te doen; ~ 299 Num 30:9 | ziel verbonden heeft, zal over haar bestaan. ~ 300 Num 31:48 | Mozes de bevelhebbers, die over de duizenden des heirs waren, 301 Num 31:58 | en doe ons niet trekken over de Jordaan. ~ 302 Num 31:74 | van u, die toegerust is, over de Jordaan zal trekken voor 303 Num 31:82 | kinderen van Ruben, met ulieden over de Jordaan zullen trekken, 304 Num 32:8 | van Hachiroth, en gingen over, door het midden van de 305 Num 32:51 | tot hen: Wanneer gijlieden over de Jordaan zult gegaan zijn 306 Num 34:10 | zeg tot hen: Wanneer gij over de Jordaan gaat naar het 307 Num 34:33 | verzoening gedaan worden over het bloed, dat daarin vergoten 308 Deu 1:15 | en stelde hen tot hoofden over u, oversten van duizenden, 309 Deu 2:13 | Nu, maakt u op, en trekt over de beek Zered. Alzo trokken 310 Deu 2:13 | Zered. Alzo trokken wij over de beek Zered. ~ 311 Deu 2:14 | Kades-Barnea, totdat wij over de beek Zered getogen zijn, 312 Deu 2:24 | op, reist heen, en gaat over de beek Arnon; ziet, Ik 313 Deu 2:25 | schrik en uw vreze te geven over het aangezicht der volken, 314 Deu 2:29 | gedaan hebben; totdat ik over de Jordaan kome in het land, 315 Deu 3:26 | zich zeer om uwentwille over mij, en hoorde niet naar 316 Deu 3:27 | met uw ogen; want gij zult over deze Jordaan niet gaan. ~ 317 Deu 4:21 | vertoornde Zich de HEERE over mij, om ulieder woorden; 318 Deu 4:21 | woorden; en Hij zwoer, dat ik over de Jordaan niet zou gaan, 319 Deu 4:22 | dit land sterven; ik zal over de Jordaan niet gaan; maar 320 Deu 4:26 | omkomen van dat land, waar gij over de Jordaan naar toe trekt, 321 Deu 8:10 | den HEERE, uw God, loven over dat goede land, dat Hij 322 Deu 9:1 | Israel! gij zult heden over de Jordaan gaan, dat gij 323 Deu 11:25 | schrik en uw vreze geven over al het land, waarop gij 324 Deu 11:31 | 31 Want gijlieden zult over de Jordaan gaan, dat gij 325 Deu 12:7 | gijlieden en uw huizen, over alles, waaraan gij uw hand 326 Deu 12:10 | 10 Maar gij zult over de Jordaan gaan, en wonen 327 Deu 12:18 | aangezicht des HEEREN, uws Gods, over alles, waaraan gij uw handen 328 Deu 14:1 | kaalheid maken tussen uw ogen, over een dode. ~ 329 Deu 15:6 | niet ontlenen; en gij zult over vele volken heersen; maar 330 Deu 15:6 | vele volken heersen; maar over u zullen zij niet heersen. ~ 331 Deu 15:9 | gij hem niet gevet; en hij over u roepe tot den HEERE, en 332 Deu 17:14 | zult: Ik zal een koning over mij stellen, als al de volken, 333 Deu 17:15 | gij ganselijk tot koning over u stellen, dien de HEERE, 334 Deu 17:15 | broederen zult gij een koning over u stellen; gij zult niet 335 Deu 17:15 | gij zult niet vermogen over u te zetten een vreemden 336 Deu 19:15 | zal tegen niemand opstaan over enige ongerechtigheid of 337 Deu 19:15 | enige ongerechtigheid of over enige zonde, van alle zonde, 338 Deu 21:6 | zullen hun handen wassen over deze jonge koe, die in dat 339 Deu 22:14 | opleggen, en een kwaden naam over haar uitbrengen, en zeggen: 340 Deu 22:19 | kwaden naam heeft uitgebracht over een jonge dochter van Israel; 341 Deu 26:11 | En gij zult vrolijk zijn over al het goede, dat de HEERE, 342 Deu 27:2 | geschieden, ten dage als gij over de Jordaan zult gegaan zijn 343 Deu 27:4 | dan geschieden, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn, 344 Deu 27:5 | stenen; gij zult geen ijzer over hetzelve bewegen. ~ 345 Deu 27:12 | den berg Gerizim, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn: 346 Deu 27:13 | 13 En dezen zullen staan over den vloek op den berg Ebal: 347 Deu 28:2 | al deze zegeningen zullen over u komen, en u aantreffen, 348 Deu 28:10 | dat de Naam des HEEREN over u genoemd is, en zij zullen 349 Deu 28:15 | zo zullen al deze vloeken over u komen, en u treffen. ~ 350 Deu 28:36 | mitsgaders uw koning, dien gij over u zult gesteld hebben, doen 351 Deu 28:45 | En al deze vloeken zullen over u komen, en u vervolgen, 352 Deu 28:61 | geschreven is, zal de HEERE over u doen komen, totdat gij 353 Deu 28:63 | gelijk als de HEERE Zich over ulieden verblijdde, u goed 354 Deu 28:63 | alzo zal Zich de HEERE over u verblijden, u verdoende 355 Deu 29:12 | 12 Om over te gaan in het verbond des 356 Deu 29:20 | HEEREN toorn en ijver roken over denzelven man, en al de 357 Deu 30:1 | wanneer al deze dingen over u zullen gekomen zijn, deze 358 Deu 30:9 | zal wederkeren, om Zich over u te verblijden ten goede, 359 Deu 30:9 | goede, gelijk als Hij Zich over uw vaderen verblijd heeft; ~ 360 Deu 30:18 | het land, naar hetwelk gij over de Jordaan zijt heengaande, 361 Deu 31:2 | tot mij gezegd: Gij zult over deze Jordaan niet gaan. ~ 362 Deu 31:13 | het land, naar hetwelk gij over de Jordaan zijt heengaande, 363 Deu 32:11 | arend zijn nest opwekt, over zijn jongen zweeft, zijn 364 Deu 32:23 | 23 Ik zal kwaden over hen hopen; Mijn pijlen zal 365 Deu 32:36 | recht doen, en het zal Hem over Zijn knechten berouwen; 366 Deu 32:47 | verlengen op het land, waar gij over de Jordaan naar toe gaat, 367 Deu 33:18 | hij: Verheug u, Zebulon! over uw uittocht, en Issaschar! 368 Deu 33:18 | uittocht, en Issaschar! over uw hutten. ~ 369 Deu 34:8 | des wenens, van den rouw over Mozes, werden voleindigd. ~ 370 Joz 1:2 | gestorven; zo maak u nu op, trek over deze Jordaan, gij en al 371 Joz 1:11 | drie dagen zult gijlieden over deze Jordaan gaan, dat gij 372 Joz 2:23 | het gebergte, en voeren over, en kwamen tot Jozua, den 373 Joz 3:14 | vertrok uit zijn tenten, om over de Jordaan te gaan, zo droegen 374 Joz 3:16 | afgesneden. Toen trok het volk over, tegenover Jericho. ~ 375 Joz 3:17 | Jordaan; en gans Israel ging over op het droge, totdat al 376 Joz 4:1 | al het volk geeindigd had over de Jordaan te trekken, dat 377 Joz 4:3 | en brengt ze met ulieden over, en stelt ze in het nachtleger, 378 Joz 4:5 | Jozua zeide tot hen: Gaat over voor de ark des HEEREN, 379 Joz 4:8 | zij brachten ze met zich over naar het nachtleger, en 380 Joz 4:10 | volk haastte, en het trok over. ~ 381 Joz 4:11 | al het volk geeindigd had over te gaan, toen ging de ark 382 Joz 4:11 | toen ging de ark des HEEREN over, en de priesters voor het 383 Joz 7:26 | 26 En zij richtten over hem een groten steenhoop, 384 Joz 8:31 | altaar van gehele stenen, over dewelke men geen ijzer bewogen 385 Joz 9:20 | opdat geen grote toorn over ons zij, om des eeds wil, 386 Joz 9:27 | 27 Alzo gaf Jozua hen over ten zelven dage tot houthouwers 387 Joz 10:9 | tot hen; den gansen nacht over was hij van Gilgal opgetrokken. ~ 388 Joz 11:7 | krijgsvolk met hem, kwam snellijk over hen aan de wateren van Merom, 389 Joz 11:11 | verbannende; er bleef niets over, dat adem had; en Hazor 390 Joz 11:22 | niemand van de Enakieten over in het land der kinderen 391 Joz 11:22 | Israels; alleenlijk bleven zij over te Gaza, te Gath, en te 392 Joz 12:2 | oever der beek Arnon is, en over het midden der beek en de 393 Joz 12:3 | 3 En over het vlakke veld tot aan 394 Joz 12:5 | 5 En heerste over den berg Hermon, en over 395 Joz 12:5 | over den berg Hermon, en over Salcha, en over geheel Bazan, 396 Joz 12:5 | Hermon, en over Salcha, en over geheel Bazan, tot aan de 397 Joz 13:27 | en Sukkoth, en Zefon, wat over was van het koninkrijk van 398 Joz 13:27 | einde der zee van Cinnereth, over de Jordaan, tegen het oosten. ~ 399 Joz 15:11 | strekken naar Sichron aan, en over den berg Baala gaan, en 400 Joz 18:2 | 2 En er bleven over onder de kinderen Israels, 401 Joz 23:14 | het huis hunner vaderen over de duizenden van Israel. ~ 402 Joz 23:19 | bezitting onrein is, komt over in het land van de bezitting 403 Joz 23:20 | er niet een verbolgenheid over de ganse vergadering van 404 Joz 24:14 | welke de HEERE, uw God, over u gesproken heeft; zij zijn 405 Joz 24:15 | als al die goede dingen over u gekomen zijn, die de HEERE, 406 Joz 24:15 | heeft, alzo zal de HEERE over u komen laten al die kwade 407 Joz 24:16 | zal de toorn des HEEREN over u ontsteken, en gij zult 408 Joz 25:2 | de HEERE, de God Israels: Over gene zijde der rivier hebben 409 Joz 25:7 | Egyptenaars, en Hij bracht de zee over hen, en bedekte hen; en 410 Joz 25:8 | land der Amorieten, die over gene zijde van de Jordaan 411 Joz 25:11 | 11 Toen gij over de Jordaan getrokken waart, 412 Joz 25:22 | volk: Gij zijt getuigen over uzelven, dat gij u den HEERE 413 Ric 3:10 | de Geest des HEEREN was over hem, en hij richtte Israel, 414 Ric 3:10 | dat zijn hand sterk werd over Cuschan Rischataim. ~ 415 Ric 4:24 | steeds voort, en werd hard over Jabin, den koning van Kanaan, 416 Ric 4:34 | gerichte zit, en gij, die over weg wandelt, spreekt er 417 Ric 4:37 | de overgeblevenen heersen over de heerlijken onder het 418 Ric 4:37 | de HEERE doet mij heersen over de geweldigen. ~ 419 Ric 5:2 | der Midianieten sterk werd over Israel, maakten zich de 420 Ric 5:33 | samenvergaderd, en zij trokken over, en legerden zich in het 421 Ric 6:25 | Oreb en Zeeb tot Gideon, over de Jordaan. ~  ~  ~  422 Ric 7:4 | aan de Jordaan, ging hij over, met de driehonderd mannen, 423 Ric 7:22 | Israel tot Gideon: Heers over ons, zo gij als uw zoon 424 Ric 7:23 | Gideon zeide tot hen: Ik zal over u niet heersen; ook zal 425 Ric 7:23 | heersen; ook zal mijn zoon over u niet heersen; de HEERE 426 Ric 7:23 | niet heersen; de HEERE zal over u heersen. ~ 427 Ric 8:2 | alle zonen van Jerubbaal, over u heersen, of dat een man 428 Ric 8:2 | heersen, of dat een man over u heerse? Gedenkt ook, dat 429 Ric 8:8 | eens heen, om een koning over zich te zalven, en zij zeiden 430 Ric 8:8 | olijfboom: Wees gij koning over ons. ~ 431 Ric 8:9 | ik heengaan om te zweven over de bomen? ~ 432 Ric 8:10 | vijgeboom: Kom gij, wees koning over ons. ~ 433 Ric 8:11 | ik heengaan om te zweven over de bomen? ~ 434 Ric 8:12 | wijnstok: Kom gij, wees koning over ons. ~ 435 Ric 8:13 | ik heengaan om te zweven over de bomen? 436 Ric 8:14 | doornenbos: Kom gij, wees koning over ons. ~ 437 Ric 8:15 | waarheid tot een koning over u zalft, zo komt, vertrouwt 438 Ric 8:18 | dienstmaagd, koning gemaakt over de burgers van Sichem, omdat 439 Ric 8:19 | gehandeld hebt, zo weest vrolijk over Abimelech, en hij zij ook 440 Ric 8:19 | en hij zij ook vrolijk over ulieden. ~ 441 Ric 8:22 | nu Abimelech drie jaren over Israel geheerst had, ~ 442 Ric 8:26 | broederen, en zij gingen over in Sichem; en de burgeren 443 Ric 8:57 | zoon van Jerubbaal, kwam over hen. ~  ~  ~  444 Ric 9:9 | togen de kinderen Ammons over de Jordaan, om te krijgen, 445 Ric 9:16 | werd Zijn ziel verdrietig over den arbeid van Israel. ~ 446 Ric 9:18 | die zal tot een hoofd zijn over alle inwoners van Gilead. ~  ~ 447 Ric 10:8 | ons tot een hoofd zijn, over alle inwoners van Gilead. ~ 448 Ric 10:11 | tot een hoofd en overste over zich. En Jeftha sprak al 449 Ric 11:1 | bijeengeroepen, en trokken over naar het noorden; en zij 450 Ric 13:4 | Filistijnen heersten te dier tijd over Israel. ~ 451 Ric 13:6 | Geest des HEEREN vaardig over hem, dat hij hem van een 452 Ric 13:19 | Geest des HEEREN vaardig over hem, en hij ging af naar 453 Ric 14:11 | niet, dat de Filistijnen over ons heersen? Waarom hebt 454 Ric 14:12 | afgekomen om u te binden, om u over te geven in de hand der 455 Ric 14:14 | des HEEREN werd vaardig over hem; en de touwen, die aan 456 Ric 15:9 | tot hem: De Filistijnen over u, Simson! Toen verbrak 457 Ric 15:12 | tot hem: De Filistijnen over u, Simson! (De achterlage 458 Ric 15:14 | tot hem: De Filistijnen over u, Simson! Toen waakte hij 459 Ric 15:20 | zij zeide: De Filistijnen over u, Simson! En hij ontwaakte 460 Ric 18:3 | hem zag, werd hij vrolijk over zijn ontmoeting. ~ 461 Ric 20:6 | berouwde den kinderen Israels over Benjamin, hun broeder; en 462 Ric 20:15 | Toen berouwde het den volke over Benjamin, omdat de HEERE 463 Rut 1:19 | inkwamen, dat de ganse stad over haar beroerd werd, en zij 464 Rut 2:5 | Boaz tot zijn jongen, die over de maaiers gezet was: Wiens 465 Rut 2:6 | 6 En de jongen, die over de maaiers gezet was, antwoordde 466 Rut 2:14 | werd verzadigd, en hield over. ~ 467 Rut 3:9 | breid dan uw vleugel uit over uw dienstmaagd, want gij 468 Rut 3:13 | 13 Blijf dezen nacht over; voorts in den morgen zal 469 Rut 4:5 | verstorvenen te verwekken over zijn erfdeel. ~ 470 Rut 4:10 | den naam des verstorvenen over zijn erfdeel te verwekken, 471 1Sa 2:1 | mond is wijd opengedaan over mijn vijanden; want ik verheug 472 1Sa 2:10 | worden; Hij zal in den hemel over hen donderen; de HEERE zal 473 1Sa 2:34 | een teken zijn, hetwelk over uw beide zonen, over Hofni 474 1Sa 2:34 | hetwelk over uw beide zonen, over Hofni en Pinehas, komen 475 1Sa 3:12 | dienzelven dage zal Ik verwekken over Eli alles, wat Ik tegen 476 1Sa 5:6 | hand des HEEREN was zwaar over die van Asdod, en verwoestte 477 1Sa 5:7 | want Zijn hand is hard over ons, en over Dagon, onzen 478 1Sa 5:7 | hand is hard over ons, en over Dagon, onzen god. ~ 479 1Sa 6:4 | want het is enerlei plaag over u allen, en over uw vorsten. ~ 480 1Sa 6:4 | enerlei plaag over u allen, en over uw vorsten. ~ 481 1Sa 6:5 | Zijn hand verlichten van over ulieden, en van over uw 482 1Sa 6:5 | van over ulieden, en van over uw god, en van over uw land. 483 1Sa 6:5 | van over uw god, en van over uw land. 484 1Sa 7:10 | dage met een groten donder over de Filistijnen, en Hij verschrikte 485 1Sa 8:1 | zijn zonen tot richters over Israel. ~ 486 1Sa 8:5 | wegen; zo zet nu een koning over ons, om ons te richten, 487 1Sa 8:7 | verworpen, dat Ik geen Koning over hen zal zijn. ~ 488 1Sa 8:9 | de wijze des konings, die over hen regeren zal. ~ 489 1Sa 8:11 | konings wijze zijn, die over u regeren zal: hij zal uw 490 1Sa 8:19 | maar er zal een koning over ons zijn. ~ 491 1Sa 9:16 | gij ten voorganger zalven over Mijn volk Israel; en hij 492 1Sa 9:17 | Ik u gezegd heb: Deze zal over Mijn volk heersen. ~ 493 1Sa 10:1 | HEERE u tot een voorganger over Zijn erfdeel gezalfd heeft? ~ 494 1Sa 10:6 | HEEREN zal vaardig worden over u, en gij zult met hen profeteren; 495 1Sa 10:10 | des HEEREN werd vaardig over hem, en hij profeteerde 496 1Sa 10:19 | Hem gezegd: Zet een koning over ons; nu dan, stelt u voor 497 1Sa 11:6 | werd de Geest Gods vaardig over Saul, als hij deze woorden 498 1Sa 11:12 | hij, die zeide: Zou Saul over ons regeren? Geeft hier 499 1Sa 12:1 | hebt, en ik heb een koning over u gezet. ~ 500 1Sa 12:7 | het aangezicht des HEEREN, over al de gerechtigheden des


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2262

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License