Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
oudwijfse 1
oven 28
ovens 7
over 2262
overal 26
overambtman 1
overbleef 4
Frequency    [«  »]
2288 nu
2279 dan
2273 koning
2262 over
2206 zoon
2140 toen
2077 heeren

Bijbel

IntraText - Concordances

over

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2262

     Book Chapter: Verse
501 1Sa 12:12 | Neen, maar een koning zal over ons regeren; zo toch de 502 1Sa 12:13 | de HEERE heeft een koning over ulieden gezet. ~ 503 1Sa 12:14 | zowel gij als de koning, die over u regeren zal, achter den 504 1Sa 13:1 | tweede jaar regeerde hij over Israel. ~ 505 1Sa 13:7 | 7 De Hebreen nu gingen over de Jordaan in het land van 506 1Sa 13:13 | de HEERE zou nu uw rijk over Israel bevestigd hebben 507 1Sa 13:14 | geboden een voorganger te zijn over Zijn volk, omdat gij niet 508 1Sa 14:23 | dage; en het leger trok over naar Beth-Aven. ~ 509 1Sa 14:30 | slag niet groot geweest over de Filistijnen. ~ 510 1Sa 14:47 | nam Saul het koninkrijk over Israel in; en hij streed 511 1Sa 15:1 | dat ik u ten koning zalfde over Zijn volk, over Israel; 512 1Sa 15:1 | koning zalfde over Zijn volk, over Israel; hoor dan nu de stem 513 1Sa 15:17 | dat u de HEERE tot koning over Israel gezalfd heeft? ~ 514 1Sa 15:26 | verworpen, dat gij geen koning over Israel zult zijn. ~ 515 1Sa 15:35 | dat Hij Saul tot koning over Israel gemaakt had. ~  ~ 516 1Sa 16:1 | dat hij geen koning zij over Israel? Vul uw hoorn met 517 1Sa 16:13 | des HEEREN werd vaardig over David van dien dag af en 518 1Sa 16:23 | geschiedde, als de geest Gods over Saul was, zo nam David de 519 1Sa 17:18 | melkkazen aan de oversten over duizend; en gij zult uw 520 1Sa 17:39 | David gordde zijn zwaard aan over zijn klederen, en wilde 521 1Sa 18:5 | voorzichtiglijk, en Saul zette hem over de krijgslieden; en hij 522 1Sa 18:10 | dat de boze geest Gods over Saul vaardig werd, en hij 523 1Sa 19:9 | boze geest des HEEREN was over Saul, en hij zat in zijn 524 1Sa 19:20 | profeterende, en Samuel, staande, over hen gesteld; en de Geest 525 1Sa 19:20 | gesteld; en de Geest Gods was over Sauls boden, en die profeteerden 526 1Sa 20:13 | Als mijn vader het kwaad over u behaagt, zo zal ik het 527 1Sa 20:36 | een pijl, dien hij deed over hem vliegen. ~ 528 1Sa 22:2 | en hij werd tot overste over hen; zodat bij hem waren 529 1Sa 23:14 | dagen, doch God gaf hem niet over in zijn hand. ~ 530 1Sa 23:17 | maar gij zult koning worden over Israel, en ik zal de tweede 531 1Sa 23:20 | en het komt ons toe hem over te geven in de hand des 532 1Sa 23:21 | gijlieden den HEERE, dat gij u over mij ontfermd hebt! ~ 533 1Sa 25:1 | zich, en zij bedreven rouw over hem, en begroeven hem in 534 1Sa 25:17 | want het kwaad is ten volle over onzen heer besloten, en 535 1Sa 25:17 | onzen heer besloten, en over zijn ganse huis; en hij 536 1Sa 25:30 | goede doen zal, dat Hij over u gesproken heeft, en Hij 537 1Sa 25:30 | zal een voorganger te zijn over Israel; ~ 538 1Sa 26:13 | 13 Toen David over aan gene zijde gekomen was, 539 1Sa 26:15 | Israel? Waarom dan hebt gij over uw heer, den koning, geen 540 1Sa 26:16 | kinderen des doods, die over uw heer, den gezalfde des 541 1Sa 28:3 | en gans Israel had rouw over hem bedreven; en zij hadden 542 1Sa 28:22 | kracht in u zijn, dat gij over weg gaat. ~ 543 1Sa 30:6 | verbitterd, een iegelijk over zijn zonen en over zijn 544 1Sa 30:6 | iegelijk over zijn zonen en over zijn dochteren; doch David 545 1Sa 30:10 | zo moede waren, dat zij over de beek Besor niet konden 546 1Sa 30:16 | ziet, zij lagen verstrooid over de ganse aarde, etende, 547 2Sa 1:12 | vastten tot op den avond, over Saul en over Jonathan, zijn 548 2Sa 1:12 | den avond, over Saul en over Jonathan, zijn zoon, en 549 2Sa 1:12 | Jonathan, zijn zoon, en over het volk des HEEREN, en 550 2Sa 1:12 | het volk des HEEREN, en over het huis Israels, omdat 551 2Sa 1:17 | David nu klaagde deze klage over Saul en over Jonathan, zijn 552 2Sa 1:17 | deze klage over Saul en over Jonathan, zijn zoon; ~ 553 2Sa 1:24 | dochteren Israels, weent over Saul; die u kleedde met 554 2Sa 1:24 | sieraad van goud deed dragen over uw kleding. ~ 555 2Sa 2:4 | aldaar David tot een koning over het huis van Juda. Toen 556 2Sa 2:7 | huis van Juda tot koning over zich gezalfd. ~ 557 2Sa 2:8 | Sauls zoon, en voerde hem over naar Mahanaim, ~ 558 2Sa 2:9 | En maakte hem ten koning over Gilead, en over de Aschurieten, 559 2Sa 2:9 | ten koning over Gilead, en over de Aschurieten, en over 560 2Sa 2:9 | over de Aschurieten, en over Jizreel, en over Efraim, 561 2Sa 2:9 | Aschurieten, en over Jizreel, en over Efraim, en over Benjamin, 562 2Sa 2:9 | Jizreel, en over Efraim, en over Benjamin, en over gans Israel. ~ 563 2Sa 2:9 | Efraim, en over Benjamin, en over gans Israel. ~ 564 2Sa 2:10 | oud, als hij koning werd over Israel; en hij regeerde 565 2Sa 2:11 | koning geweest is te Hebron, over het huis van Juda, is zeven 566 2Sa 2:15 | maakten zich op, en gingen over in getal, twaalf van Benjamin, 567 2Sa 2:29 | dienzelfden gansen nacht over het vlakke veld; en zij 568 2Sa 2:29 | vlakke veld; en zij gingen over de Jordaan en wandelden 569 2Sa 3:8 | Toen ontstak Abner zeer over Isboseths woorden, en zeide: 570 2Sa 3:10 | oprichtende den stoel van David over Israel en over Juda, van 571 2Sa 3:10 | van David over Israel en over Juda, van Dan tot Ber-seba 572 2Sa 3:17 | voren lang tot een koning over u begeerd. ~ 573 2Sa 3:21 | u maken, en gij regeert over alles, wat uw ziel begeert. 574 2Sa 3:33 | koning maakte een klage over Abner, en zeide: Is dan 575 2Sa 3:34 | het ganse volk nog meer over hem. ~ 576 2Sa 5:2 | voren, toen Saul koning over ons was, waart gij Israel 577 2Sa 5:2 | tot een voorganger zijn over Israel. ~ 578 2Sa 5:3 | zalfden David tot koning over Israel. ~ 579 2Sa 5:5 | 5 Te Hebron regeerde hij over Juda zeven jaren en zes 580 2Sa 5:5 | hij drie en dertig jaren over gans Israel en Juda. ~ 581 2Sa 5:12 | HEERE hem tot een koning over Israel bevestigd had, en 582 2Sa 5:17 | dat zij David ten koning over Israel gezalfd hadden, zo 583 2Sa 6:21 | instellende tot een voorganger over het volk des HEEREN, over 584 2Sa 6:21 | over het volk des HEEREN, over Israel; ja, ik zal spelen 585 2Sa 7:8 | een voorganger zoudt zijn over Mijn volk, over Israel. ~ 586 2Sa 7:8 | zoudt zijn over Mijn volk, over Israel. ~ 587 2Sa 7:11 | geboden heb richters te wezen over Mijn volk Israel. Doch u 588 2Sa 7:19 | HEERE, maar Gij hebt ook over het huis Uws knechts gesproken 589 2Sa 7:25 | doe dit woord, dat Gij over Uw knecht en over zijn huis 590 2Sa 7:25 | dat Gij over Uw knecht en over zijn huis gesproken hebt, 591 2Sa 7:26 | HEERE der heirscharen is God over Israel; en het huis van 592 2Sa 8:4 | daarvan honderd wagenen over. ~ 593 2Sa 8:15 | 15 Alzo regeerde David over gans Israel, en David deed 594 2Sa 8:16 | de zoon van Zeruja, was over het heir; en Josafat, zoon 595 2Sa 10:2 | zijner knechten te troosten over zijn vader. En de knechten 596 2Sa 10:17 | hij gans Israel, en toog over de Jordaan, en kwam te Helam, 597 2Sa 11:26 | dood was, zo droeg zij leed over haar heer. ~ 598 2Sa 12:7 | heb u ten koning gezalfd over Israel, en Ik heb u uit 599 2Sa 12:11 | HEERE: Zie, Ik zal kwaad over u verwekken uit uw huis, 600 2Sa 12:16 | ging in, en lag den nacht over op de aarde. ~ 601 2Sa 12:28 | stad zou innemen, mijn naam over haar uitgeroepen worde. ~ 602 2Sa 13:37 | Gesur.) En hij droeg rouw over zijn zoon, al die dagen. ~ 603 2Sa 13:39 | want hij had zich getroost over Amnon, dat hij dood was. ~ 604 2Sa 14:1 | merkte, dat des konings hart over Absalom was; ~ 605 2Sa 14:2 | dagen rouw gedragen heeft over een dode; ~ 606 2Sa 15:14 | achterhale, en een kwaad over ons drijve, en deze stad 607 2Sa 15:22 | tot Ithai: Zo kom, en ga over. Alzo ging Ithai, de Gethiet, 608 2Sa 15:22 | ging Ithai, de Gethiet, over, en al zijn mannen, en al 609 2Sa 15:23 | overging; ook ging de koning over de beek Kidron, en al het 610 2Sa 15:23 | Kidron, en al het volk ging over, recht naar den weg der 611 2Sa 15:24 | uit de stad geeindigd had over te gaan. ~ 612 2Sa 16:13 | zijde des bergs tegen hem over, en vloekte, en wierp met 613 2Sa 17:2 | 2 Zo zal ik over hem komen, daar hij moede 614 2Sa 17:14 | opdat de HEERE het kwaad over Absalom bracht. ~ 615 2Sa 17:16 | woestijn, en ook ga spoedig over; opdat de koning niet verslonden 616 2Sa 17:19 | nam en spreidde een deksel over het opene van den put, en 617 2Sa 17:20 | zeide tot hen: Zij zijn over dat waterriviertje gegaan. 618 2Sa 17:21 | ulieden op, en gaat haastelijk over het water, want alzo heeft 619 2Sa 17:22 | met hem was; en zij gingen over de Jordaan. Aan het morgenlicht 620 2Sa 17:22 | niet tot een toe, die niet over de Jordaan gegaan was. ~ 621 2Sa 17:24 | Mahanaim, en Absalom toog over de Jordaan, hij en alle 622 2Sa 17:25 | in Joabs plaats gesteld over het heir. Amasa nu was eens 623 2Sa 18:1 | met hem was; en hij stelde over hen oversten van duizenden, 624 2Sa 18:8 | strijd werd aldaar verspreid over al dat land. En het woud 625 2Sa 19:1 | weent, en bedrijft rouw over Absalom. ~ 626 2Sa 19:2 | zeggen: Het smart den koning over zijn zoon. ~ 627 2Sa 19:7 | zijn, dan al het kwaad, dat over u gekomen is van uw jeugd 628 2Sa 19:10 | 10 En Absalom, dien wij over ons gezalfd hadden, is in 629 2Sa 19:15 | gaan, dat zij den koning over de Jordaan voerden. ~ 630 2Sa 19:17 | en zij togen vaardiglijk over de Jordaan, voor den koning. ~ 631 2Sa 19:18 | om het huis des konings over te halen, en te doen, wat 632 2Sa 19:18 | aangezicht des konings, als hij over de Jordaan voer; ~ 633 2Sa 19:22 | heden koning geworden ben over Israel? ~ 634 2Sa 19:31 | hij toog met den koning over de Jordaan, om hem over 635 2Sa 19:31 | over de Jordaan, om hem over de Jordaan te geleiden. ~ 636 2Sa 19:33 | Barzillai: Trekt gij met mij over, en ik zal u bij mij te 637 2Sa 19:36 | een weinig met den koning over de Jordaan gaan; waarom 638 2Sa 19:39 | 39 Toen nu al het volk over de Jordaan gegaan was, en 639 2Sa 19:41 | den koning en zijn huis over de Jordaan gevoerd, en alle 640 2Sa 19:42 | waarom zijt gij nu toornig over deze zaak? Hebben wij dan 641 2Sa 20:8 | aangezicht. En Joab was omgord over zijn kleed, dat hij aan 642 2Sa 20:21 | Zie, zijn hoofd zal tot u over den muur geworpen worden. ~ 643 2Sa 20:23 | 23 Joab nu was over het ganse heir van Israel; 644 2Sa 20:23 | Benaja, de zoon van Jojada, over de Krethi en over de Plethi; ~ 645 2Sa 20:23 | Jojada, over de Krethi en over de Plethi; ~ 646 2Sa 20:24 | 24 En Adoram was over de schatting; en Josafat, 647 2Sa 22:30 | met mijn God spring ik over een muur. ~ 648 2Sa 23:3 | Er zal zijn een Heerser over de mensen, een Rechtvaardige, 649 2Sa 23:23 | niet; en David stelde hem over zijn trawanten. ~ 650 2Sa 24:5 | 5 En zij gingen over de Jordaan, en legerden 651 2Sa 24:16 | engel zijn hand uitstrekte over Jeruzalem, om haar te verderven, 652 2Sa 24:16 | berouwde het den HEERE over dat kwaad, en Hij zeide 653 2Sa 24:21 | plage opgehouden worde van over het volk. ~ 654 2Sa 24:25 | verbeden, en deze plage van over Israel opgehouden. ~ 655 1Kon 1:34 | profeet, hem aldaar tot koning over Israel zalven. Daarna zult 656 1Kon 1:35 | een voorganger zou zijn over Israel en over Juda. ~ 657 1Kon 1:35 | zou zijn over Israel en over Juda. ~ 658 1Kon 2:4 | bevestige Zijn woord, dat Hij over mij gesproken heeft, zeggende: 659 1Kon 2:11 | die David geregeerd heeft over Israel, zijn veertig jaren; 660 1Kon 2:27 | des HEEREN, hetwelk Hij over het huis van Eli te Silo 661 1Kon 2:35 | van Jojada, in zijn plaats over het heir; en Zadok, den 662 1Kon 2:37 | van uw uitgaan, als gij over de beek Kidron zult gaan, 663 1Kon 2:43 | gehouden, en het gebod, dat ik over u geboden had? ~ 664 1Kon 3:26 | want haar ingewand ontstak over haar zoon), en zeide: Och, 665 1Kon 4:1 | de koning Salomo koning over gans Israel. ~ 666 1Kon 4:4 | de zoon van Jojada, was over het heir; en Zadok en Abjathar 667 1Kon 4:5 | de zoon van Nathan, was over de bestelmeesters; en Zabud, 668 1Kon 4:6 | Adoniram, de zoon van Abda, was over de schatting. ~ 669 1Kon 4:7 | had twaalf bestelmeesters over gans Israel, die den koning 670 1Kon 4:21 | En Salomo was heersende over al de koninkrijken, van 671 1Kon 4:24 | Want hij had heerschappij over al wat op deze zijde der 672 1Kon 4:24 | van Thifsah tot aan Gaza, over alle koningen op deze zijde 673 1Kon 5:7 | wijzen zoon gegeven heeft over dit grote volk! ~ 674 1Kon 5:9 | en ik zal het op vlotten over de zee doen voeren, tot 675 1Kon 5:14 | zijn huis; en Adoniram was over dit uitschot. ~ 676 1Kon 5:16 | Salomo's bestelden, die over dat werk waren, drie duizend 677 1Kon 5:16 | die heerschappij hadden over het volk, hetwelk dat werk 678 1Kon 6:1 | het koninkrijk van Salomo over Israel, in de maand Ziv ( 679 1Kon 6:32 | overtoog; ook trok hij goud over de cherubs en over de palmbomen. ~ 680 1Kon 6:32 | goud over de cherubs en over de palmbomen. ~ 681 1Kon 7:4 | dat het ene venster was over het andere venster, in drie 682 1Kon 7:18 | mitsgaders twee rijen rondom over het ene net, om de kapitelen, 683 1Kon 7:20 | waren in rijen rondom, ook over het andere kapiteel. ~ 684 1Kon 8:7 | spreidden beide vleugelen over de plaats der ark; en de 685 1Kon 8:16 | David verkoren, dat hij over Mijn volk Israel wezen zou. ~ 686 1Kon 8:29 | open zijn, nacht en dag, over dit huis, over deze plaats, 687 1Kon 8:29 | nacht en dag, over dit huis, over deze plaats, van dewelke 688 1Kon 8:43 | dat Uw Naam genoemd wordt over dit huis, hetwelk ik gebouwd 689 1Kon 8:66 | tenten, blijde en goedsmoeds over al het goede, dat de HEERE 690 1Kon 9:5 | den troon uws koninkrijks over Israel bevestigen in eeuwigheid; 691 1Kon 9:5 | gelijk als Ik gesproken heb over uw vader David, zeggende: 692 1Kon 9:9 | heeft de HEERE al dit kwaad over hen gebracht. ~ 693 1Kon 9:23 | oversten der bestelden, die over het werk van Salomo waren, 694 1Kon 9:23 | die heerschappij hadden over het volk, dat in het werk 695 1Kon 11:25 | Israel, en hij regeerde over Syrie. ~ 696 1Kon 11:28 | arbeidzaam was, zo stelde hij hem over al den last van het huis 697 1Kon 11:37 | nemen, en gij zult regeren over al wat uw ziel zal begeren; 698 1Kon 11:37 | en gij zult koning zijn over Israel. ~ 699 1Kon 11:42 | dien Salomo te Jeruzalem over het ganse Israel regeerde, 700 1Kon 12:10 | gemaakt, maar maak gij het over ons lichter; alzo zult gij 701 1Kon 12:17 | steden van Juda woonden, over die regeerde Rehabeam ook. ~ 702 1Kon 12:18 | koning Rehabeam Adoram, die over de schatting was; en het 703 1Kon 12:20 | vergadering riepen, en hem over gans Israel koning maakten; 704 1Kon 13:30 | zijn graf; en zij maakten over hem een weeklage: Ach, mijn 705 1Kon 14:2 | dat ik koning zou zijn over dit volk. ~ 706 1Kon 14:7 | en u tot een voorganger over Mijn volk Israel gesteld 707 1Kon 14:10 | Daarom, zie, Ik zal kwaad over het huis van Jerobeam brengen, 708 1Kon 14:14 | Zich een koning verwekken over Israel, die het huis van 709 1Kon 15:1 | Nebat, werd Abiam koning over Juda. ~ 710 1Kon 15:9 | Israel, werd Asa koning over Juda. ~ 711 1Kon 15:25 | van Jerobeam, werd koning over Israel, in het tweede jaar 712 1Kon 15:25 | hij regeerde twee jaren over Israel. ~ 713 1Kon 15:29 | Jerobeam sloeg; hij liet niets over van Jerobeam, wat adem had, 714 1Kon 15:33 | de zoon van Ahia, koning over gans Israel, te Thirza, 715 1Kon 16:2 | en u tot een voorganger over Mijn volk Israel gesteld 716 1Kon 16:8 | de zoon van Baesa, koning over Israel, te Thirza, en regeerde 717 1Kon 16:11 | sloeg; hij liet hem niet over die mannelijk was, noch 718 1Kon 16:12 | woord des HEEREN, dat Hij over Baesa gesproken had, door 719 1Kon 16:16 | den krijgsoverste, koning over Israel, in het leger. ~ 720 1Kon 16:23 | van Juda, werd Omri koning over Israel, en regeerde twaalf 721 1Kon 16:29 | zoon van Omri, werd koning over Israel, in het acht en dertigste 722 1Kon 16:29 | zoon van Omri, regeerde over Israel, te Samaria, twee 723 1Kon 17:21 | hij mat zich driemaal uit over dat kind, en riep den HEERE 724 1Kon 18:28 | wijze, totdat zij bloed over zich uitstortten. ~ 725 1Kon 18:46 | En de hand des HEEREN was over Elia, en hij gordde zijn 726 1Kon 19:15 | en zalf Hazael ten koning over Syrie. ~ 727 1Kon 19:16 | Nimsi, zalven ten koning over Israel; en Elisa, den zoon 728 1Kon 19:19 | het twaalfde; en Elia ging over tot hem, en wierp zijn mantel 729 1Kon 21:4 | huis, gemelijk en toornig over het woord, dat Naboth, de 730 1Kon 21:7 | Zoudt gij nu het koninkrijk over Israel regeren? Sta op, 731 1Kon 21:21 | 21 Zie, Ik zal kwaad over u brengen, en uw nakomelingen 732 1Kon 21:23 | 23 Verder ook over Izebel sprak de HEERE, zeggende: 733 1Kon 21:29 | zijns zoons zal Ik dat kwaad over zijn huis brengen. ~  ~ 734 1Kon 22:8 | maar ik haat hem, omdat hij over mij niets goeds profeteert, 735 1Kon 22:18 | tot u niet gezegd: Hij zal over mij niets goed, maar kwaads 736 1Kon 22:23 | en de HEERE heeft kwaad over u gesproken. ~ 737 1Kon 22:41 | zoon van Asa, werd koning over Juda, in het vierde jaar 738 1Kon 22:52 | zoon van Achab, werd koning over Israel te Samaria, in het 739 1Kon 22:52 | en regeerde twee jaren over Israel. ~ 740 2Kon 3:1 | zoon van Achab, werd koning over Israel te Samaria, in het 741 2Kon 3:22 | vroeg opmaakten, en de zon over dat water oprees, zagen 742 2Kon 4:34 | zijn handen, breidde zich over hem uit. En het vlees des 743 2Kon 4:35 | weder op, en breidde zich over hem uit; en de jongen niesde 744 2Kon 4:44 | zij aten, en zij hielden over, naar het woord des HEEREN. ~  ~ 745 2Kon 5:11 | aanroepen, en zijn hand over de plaats strijken, en den 746 2Kon 6:11 | konings van Syrie onstuimig over dezen handel; en hij riep 747 2Kon 6:30 | ziet, een zak van binnen over zijn vlees was. ~ 748 2Kon 7:17 | op wiens hand hij leunde, over die poort gesteld; en het 749 2Kon 8:13 | dat gij koning zijn zult over Syrie. ~ 750 2Kon 8:15 | in het water doopte, en over zijn aangezicht uitspreidde, 751 2Kon 8:20 | af, en maakten een koning over zich. ~ 752 2Kon 8:21 | 21 Daarom toog Joram over naar Zair, en al de wagenen 753 2Kon 9:3 | heb u tot koning gezalfd over Israel. Doe daarna de deur 754 2Kon 9:6 | heb u gezalfd tot koning over het volk des HEEREN, over 755 2Kon 9:6 | over het volk des HEEREN, over Israel. ~ 756 2Kon 9:12 | heb u gezalfd tot koning over Israel. ~ 757 2Kon 9:29 | was Ahazia koning geworden over Juda. ~ 758 2Kon 10:5 | 5 Die dan over het huis was, en die over 759 2Kon 10:5 | over het huis was, en die over de stad was, en de oudsten, 760 2Kon 10:14 | hij liet niet een van hen over. ~ 761 2Kon 10:22 | zeide hij tot dengene, die over het klederhuis was: Breng 762 2Kon 10:36 | 36 En de dagen, die Jehu over Israel geregeerd heeft in 763 2Kon 11:3 | jaren; en Athalia regeerde over het land. ~ 764 2Kon 11:15 | oversten van honderd, die over het heir gesteld waren, 765 2Kon 12:11 | werk, die gesteld waren over het huis des HEEREN; en 766 2Kon 13:11 | werk, die gesteld waren over het huis des HEEREN; en 767 2Kon 14:1 | de zoon van Jehu, koning over Israel, te Samaria, en regeerde 768 2Kon 14:10 | zoon van Joahaz, koning over Israel, te Samaria, en regeerde 769 2Kon 14:14 | afgekomen, en had geweend over zijn aangezicht, en gezegd: 770 2Kon 16:5 | de zoon des konings, was over het huis, richtende het 771 2Kon 16:8 | Zacharia, de zoon van Jerobeam, over Israel te Samaria, zes maanden. ~ 772 2Kon 16:17 | den zoon van Gadi, koning over Israel, en regeerde tien 773 2Kon 16:23 | zoon van Menahem, koning over Israel, en regeerde twee 774 2Kon 16:27 | zoon van Remalia, koning over Israel, en regeerde twintig 775 2Kon 19:1 | de zoon van Ela, koning over Israel te Samaria, en regeerde 776 2Kon 19:18 | vertoornde zich de HEERE zeer over Israel, dat Hij hen wegdeed 777 2Kon 19:18 | aangezicht; er bleef niets over, behalve de stam van Juda 778 2Kon 21:21 | het woord, dat de HEERE over hem gesproken heeft: De 779 2Kon 21:26 | het brandkoren, eer het over einde staat. ~ 780 2Kon 23:12 | Ziet, Ik zal een kwaad over Jeruzalem en Juda brengen, 781 2Kon 23:13 | 13 En Ik zal over Jeruzalem het meetsnoer 782 2Kon 24:5 | het werk, die besteld zijn over het huis des HEEREN; opdat 783 2Kon 24:9 | werk, die besteld waren over het huis des HEEREN. ~ 784 2Kon 24:13 | en voor het ganse Juda, over de woorden dezes boeks, 785 2Kon 24:16 | HEERE: Zie, Ik zal kwaad over deze plaats brengen, en 786 2Kon 24:20 | kwaad niet zien, dat Ik over deze plaats brengen zal. 787 2Kon 27:19 | nam hij een hoveling, die over de krijgslieden gesteld 788 1Kro 1:43 | eer er een koning regeerde over de kinderen Israels: Bela, 789 1Kro 4:22 | en Joas, en Saraf (die over de Moabieten geheerst hebben) 790 1Kro 5:11 | Gad nu woonden tegen hen over, in het land van Basan, 791 1Kro 6:49 | heilige der heiligen, en om over Israel verzoening te doen, 792 1Kro 8:6 | Geba, en hij voerde hen over naar Manahath; ~ 793 1Kro 9:19 | vaders, de Korathieten, waren over het werk van den dienst, 794 1Kro 9:26 | Levieten waren; en zij waren over de kameren en over de schatten 795 1Kro 9:26 | waren over de kameren en over de schatten van het huis 796 1Kro 9:27 | 27 En zij bleven over nacht rondom het huis Gods; 797 1Kro 9:27 | was de wacht, en zij waren over de opening, en dat allen 798 1Kro 9:28 | En enigen van hen waren over de vaten van den dienst; 799 1Kro 9:29 | dezelve zijn er besteld over de vaten, en over al de 800 1Kro 9:29 | besteld over de vaten, en over al de heilige vaten, en 801 1Kro 9:29 | al de heilige vaten, en over de meelbloem, en wijn, en 802 1Kro 9:31 | Korahiet, was in het ambt over het werk, dat in pannen 803 1Kro 9:32 | broederen, waren enigen over de broden der toerichting, 804 1Kro 11:3 | zalfden David ten koning over Israel, naar het woord des 805 1Kro 11:10 | naar het woord des HEEREN over Israel. ~ 806 1Kro 11:25 | niet. En David stelde hem over zijn trawanten. ~ 807 1Kro 12:4 | held onder de dertig, en over dertig gesteld; en Jirmeja, 808 1Kro 12:14 | een van de kleinsten was over honderd, en de grootste 809 1Kro 12:14 | honderd, en de grootste over duizend. ~ 810 1Kro 12:15 | Deze zelfden zijn het, die over de Jordaan gingen in de 811 1Kro 12:17 | zo zal mijn hart tegelijk over ulieden zijn; maar indien 812 1Kro 12:17 | mijn vijanden bedriegelijk over te leveren, daar toch geen 813 1Kro 12:38 | om David koning te maken over gans Israel. En ook was 814 1Kro 13:10 | ontstak de toorn des HEEREN over Uza, en Hij sloeg hem, omdat 815 1Kro 14:2 | tot koning bevestigd had over Israel; want zijn koninkrijk 816 1Kro 14:8 | David tot koning gezalfd was over het ganse Israel, zo togen 817 1Kro 14:17 | HEERE gaf Zijn verschrikking over al die heidenen. ~  ~  ~  ~ 818 1Kro 15:22 | overste der Levieten, was over het opheffen; hij onderwees 819 1Kro 16:14 | God; Zijn oordelen zijn over de gehele aarde. ~ 820 1Kro 17:7 | opdat gij een voorganger over Mijn volk Israel zoudt zijn; ~ 821 1Kro 17:10 | geboden heb richters te wezen over Mijn volk Israel; en heb 822 1Kro 17:23 | HEERE, het woord, dat Gij over Uw knecht gesproken hebt, 823 1Kro 17:23 | knecht gesproken hebt, en over zijn huis, dat worde waar 824 1Kro 17:26 | God; en Gij hebt dit goede over Uw knecht gesproken. ~ 825 1Kro 18:4 | behield honderd wagens daarvan over. ~ 826 1Kro 18:14 | 14 Alzo regeerde David over gans Israel, en hij deed 827 1Kro 18:15 | de zoon van Zeruja, was over het heir; en Josafat, de 828 1Kro 18:17 | de zoon van Jojada, was over de Krethi en Plethi; maar 829 1Kro 19:4 | behield honderd wagens daarvan over. ~ 830 1Kro 19:14 | 14 Alzo regeerde David over gans Israel, en hij deed 831 1Kro 19:15 | de zoon van Zeruja, was over het heir; en Josafat, de 832 1Kro 19:17 | de zoon van Jojada, was over de Krethi en Plethi; maar 833 1Kro 20:2 | boden, om hem te troosten over zijn vader. Toen de knechten 834 1Kro 20:17 | gans Israel, en hij toog over de Jordaan, en hij kwam 835 1Kro 22:15 | HEERE, en het berouwde Hem over dat kwaad; en Hij zeide 836 1Kro 22:16 | in zijn hand, uitgestrekt over Jeruzalem; toen viel David, 837 1Kro 22:22 | plage opgehouden worde van over het volk. ~ 838 1Kro 23:9 | en Ik zal vrede en stilte over Israel geven in zijn dagen. ~ 839 1Kro 23:10 | zal den troon zijns rijks over Israel bevestigen tot in 840 1Kro 23:12 | verstand, en geve u bevel over Israel, en dat om te onderhouden 841 1Kro 23:13 | aan Mozes geboden heeft over Israel. Wees sterk en heb 842 1Kro 24:1 | zijn zoon Salomo tot koning over Israel. ~ 843 1Kro 24:28 | van het huis des HEEREN, over de voorhoven, en over de 844 1Kro 24:28 | HEEREN, over de voorhoven, en over de kameren, en over de reiniging 845 1Kro 24:28 | en over de kameren, en over de reiniging van alle heilige 846 1Kro 26:8 | En zij wierpen de loten over de wacht, tegen elkander, 847 1Kro 27:6 | kinderen geboren, heersende over het huis huns vaders; want 848 1Kro 27:20 | was, van de Levieten, Ahia over de schatten van het huis 849 1Kro 27:20 | schatten van het huis Gods, en over de schatten der geheiligde 850 1Kro 27:22 | zijn broeder; dezen waren over de schatten van het huis 851 1Kro 27:24 | zoon van Mozes, was overste over de schatten. ~ 852 1Kro 27:26 | en zijn broederen waren over al de schatten der heilige 853 1Kro 27:26 | der vaderen, de oversten over duizenden en honderden, 854 1Kro 27:30 | duizend en zevenhonderd, over de ambten van Israel op 855 1Kro 27:30 | Jordaan tegen het westen, over al het werk des HEEREN, 856 1Kro 27:32 | koning David stelde hen over de Rubenieten, en Gadieten, 857 1Kro 28:2 | 2 Over de eerste verdeling in de 858 1Kro 28:4 | 4 En over de verdeling in de tweede 859 1Kro 28:4 | was Dodai, de Ahohiet, en over zijn verdeling was Mikloth 860 1Kro 28:6 | een held van de dertig, en over de dertig; en over zijn 861 1Kro 28:6 | dertig, en over de dertig; en over zijn verdeling was Ammizabad, 862 1Kro 28:16 | 16 Doch over de stammen van Israel waren 863 1Kro 28:16 | van Israel waren dezen: over de Rubenieten was Eliezer, 864 1Kro 28:16 | van Zichri, voorganger; over de Simeonieten was Sefatja, 865 1Kro 28:17 | 17 Over de Levieten was Hasabja, 866 1Kro 28:17 | Hasabja, de zoon van Kemuel; over de Aaronieten was Zadok; ~ 867 1Kro 28:18 | 18 Over Juda was Elihu, uit de broederen 868 1Kro 28:18 | de broederen van David; over Issaschar was Omri, de zoon 869 1Kro 28:19 | 19 Over Zebulon was Jismaja, de 870 1Kro 28:19 | Jismaja, de zoon van Obadja; over Nafthali was Jerimoth, de 871 1Kro 28:20 | 20 Over de kinderen van Efraim was 872 1Kro 28:20 | Hosea, de zoon van Azarja; over den halven stam van Manasse 873 1Kro 28:21 | 21 Over half Manasse, in Gilead, 874 1Kro 28:21 | Jiddo, de zoon van Zecharja; over Benjamin was Jaasiel, de 875 1Kro 28:22 | 22 Over Dan was Azarel, de zoon 876 1Kro 28:24 | deshalve een grote toorn over Israel gekomen was; daarom 877 1Kro 28:25 | 25 En over de schatten des konings 878 1Kro 28:25 | Azmaveth, de zoon van Adiel; en over de schatten op het land, 879 1Kro 28:26 | 26 En over die, die het akkerwerk deden, 880 1Kro 28:27 | 27 En over de wijngaarden was Simei, 881 1Kro 28:27 | Simei, de Ramathiet; maar over hetgeen dat van de wijnstokken 882 1Kro 28:28 | 28 En over de olijfgaarden en de wilde 883 1Kro 28:28 | Gederiet; maar Joas was over de schatten der olie. ~ 884 1Kro 28:29 | 29 En over de runderen, die in Saron 885 1Kro 28:29 | Sitrai, de Saroniet; maar over de runderen in de laagten, 886 1Kro 28:30 | 30 En over de kemelen was Obil, de 887 1Kro 28:30 | was Obil, de Ismaeliet; en over de ezelinnen was Jechdeja, 888 1Kro 28:31 | 31 En over het kleine vee was Jaziz, 889 1Kro 28:31 | Alle dezen waren oversten over de have, die de koning David 890 1Kro 29:4 | huis, dat ik tot koning over Israel wezen zou in eeuwigheid; 891 1Kro 29:4 | Hij mij ten koning maakte over gans Israel. ~ 892 1Kro 29:5 | des koninkrijks des HEEREN over Israel. ~ 893 1Kro 30:9 | En het volk was verblijd over hun vrijwillig geven; want 894 1Kro 30:12 | aangezicht, en Gij heerst over alles; en in Uw hand is 895 1Kro 30:26 | zoon van Isai, geregeerd over gans Israel. ~ 896 1Kro 30:27 | die hij geregeerd heeft over Israel, zijn veertig jaren; 897 1Kro 30:30 | macht, en de tijden, die over hem verlopen zijn, en over 898 1Kro 30:30 | over hem verlopen zijn, en over Israel, en over al de koninkrijken 899 1Kro 30:30 | zijn, en over Israel, en over al de koninkrijken der landen. ~  ~ 900 2Kro 1:9 | hebt mij koning gemaakt over een volk, menigvuldig als 901 2Kro 1:13 | samenkomst; en hij regeerde over Israel. ~ 902 2Kro 2:2 | en zeshonderd opzieners over dezelve. ~ 903 2Kro 2:11 | lief heeft, heeft Hij u over hen tot koning gesteld. ~ 904 2Kro 2:16 | zullen het tot u met vlotten, over de zee, naar Jafo brengen; 905 2Kro 5:8 | spreidden de beide vleugelen over de plaats der ark; en de 906 2Kro 6:8 | spreidden de beide vleugelen over de plaats der ark; en de 907 2Kro 7:5 | om een voorganger te zijn over Mijn volk Israel. ~ 908 2Kro 7:6 | David verkoren, dat hij over Mijn volk Israel wezen zou. ~ 909 2Kro 7:20 | open zijn, dag en nacht, over dit huis, over de plaats, 910 2Kro 7:20 | en nacht, over dit huis, over de plaats, van dewelke Gij 911 2Kro 7:33 | dat Uw Naam genoemd wordt over dit huis, hetwelk ik gebouwd 912 2Kro 7:41 | en laat Uw gunstgenoten over het goede blijde zijn. ~ 913 2Kro 8:3 | heerlijkheid des HEEREN over het huis, zo bukten zij 914 2Kro 8:6 | priesters trompetten tegen hen over, en gans Israel stond. ~ 915 2Kro 8:10 | hutten, blijde en goedsmoeds over het goede, dat de HEERE 916 2Kro 8:14 | 14 En Mijn volk, over dewelken Mijn Naam genoemd 917 2Kro 8:22 | daarom heeft Hij al dat kwaad over hen gebracht. ~  ~ 918 2Kro 9:10 | tweehonderd en vijftig, die over het volk heerschappij hadden. ~ 919 2Kro 9:14 | verdelingen der priesteren over hun dienst, en der Levieten 920 2Kro 9:14 | dienst, en der Levieten over hun wachten, om God te prijzen, 921 2Kro 10:8 | heeft Hij u tot een koning over hen gesteld, om recht en 922 2Kro 10:26 | 26 En hij heerste over alle koningen, van de rivier 923 2Kro 10:30 | Salomo regeerde te Jeruzalem over gans Israel, veertig jaren. ~ 924 2Kro 11:5 | hij zeide tot hen: Komt over drie dagen weder tot mij. 925 2Kro 11:10 | gemaakt, maar maak gij het over ons lichter; alzo zult gij 926 2Kro 11:17 | steden van Juda woonden, over die regeerde Rehabeam ook. ~ 927 2Kro 11:18 | koning Rehabeam Hadoram, die over de schatting was; en de 928 2Kro 13:7 | geven, dat Mijn grimmigheid over Jeruzalem door de hand van 929 2Kro 14:1 | Jerobeam, zo werd Abia koning over Juda. ~ 930 2Kro 14:5 | Israels, het koninkrijk over Israel aan David gegeven 931 2Kro 15:14 | verschrikking des HEEREN was over hen; en zij beroofden al 932 2Kro 16:5 | maar vele beroerten waren over al de inwoners van die landen; ~ 933 2Kro 16:15 | En gans Juda was verblijd over dezen eed; want zij hadden 934 2Kro 17:14 | toebereid; en zij brandden over hem een ganse grote branding. ~  ~  ~  935 2Kro 18:10 | verschrikking des HEEREN werd over alle koninkrijken der landen, 936 2Kro 19:7 | hem, want hij profeteert over mij niets goeds, maar altijd 937 2Kro 19:17 | tot u niet gezegd: Hij zal over mij niets goeds, maar kwaad 938 2Kro 19:22 | en de HEERE heeft kwaad over u gesproken. ~ 939 2Kro 20:2 | liefhebben? Nu is daarom over u van het aangezicht des 940 2Kro 20:8 | der vaderen van Israel, over het gericht des HEEREN, 941 2Kro 20:8 | het gericht des HEEREN, en over rechtsgeschillen, als zij 942 2Kro 20:10 | en een grote toornigheid over u en over uw broederen zij; 943 2Kro 20:10 | grote toornigheid over u en over uw broederen zij; doet alzo, 944 2Kro 20:11 | Amarja, den hoofdpriester, is over u in alle zaak des HEEREN; 945 2Kro 21:6 | Ja, Gij zijt de Heerser over alle koninkrijken der heidenen; 946 2Kro 21:9 | 9 Indien over ons enig kwaad komt, het 947 2Kro 21:27 | de HEERE had hen verblijd over hun vijanden. ~ 948 2Kro 21:29 | werd een verschrikking Gods over alle koninkrijken dier landen, 949 2Kro 21:31 | 31 Zo regeerde Josafat over Juda; hij was vijf en dertig 950 2Kro 22:8 | van Juda, en zij maakten over zich een koning. ~ 951 2Kro 22:28 | van Juda, en zij maakten over zich een koning. ~ 952 2Kro 23:12 | jaren; en Athalia regeerde over het land. ~  ~ 953 2Kro 23:27 | oversten der honderden, die over het heir gesteld waren, 954 2Kro 24:9 | Mozes, den knecht Gods, over Israel in de woestijn. ~ 955 2Kro 24:18 | was een grote toornigheid over Juda en Jeruzalem, om deze 956 2Kro 26:21 | Jotham nu, zijn zoon, was over het huis des konings, richtende 957 2Kro 27:5 | Ammons, en had de overhand over hen, zodat de kinderen Ammons 958 2Kro 28:9 | des Gods uwer vaderen, over Juda, heeft Hij hen in uw 959 2Kro 28:11 | van des HEEREN toorn is over u. ~ 960 2Kro 28:13 | inbrengen, tot een schuld over ons tegen den HEERE; denkt 961 2Kro 28:13 | en de hitte des toorns over Israel is? ~ 962 2Kro 29:8 | een grote toorn des HEEREN over Juda en Jeruzalem geweest; 963 2Kro 29:36 | het volk verblijdden zich over hetgeen God het volk voorbereid 964 2Kro 30:17 | daarom waren de Levieten over de slachting der paaslammeren, 965 2Kro 31:10 | verzadigd te worden, ja, over te houden tot overvloed 966 2Kro 31:14 | poortier tegen het oosten, was over de vrijwillige gaven Gods, 967 2Kro 32:6 | hij stelde krijgsoversten over het volk, en hij vergaderde 968 2Kro 32:25 | verheven werd; daarom werd over hem, en over Juda en Jeruzalem, 969 2Kro 32:25 | daarom werd over hem, en over Juda en Jeruzalem, een grote 970 2Kro 32:26 | grote toornigheid des HEEREN over hen niet kwam in de dagen 971 2Kro 33:11 | 11 Daarom bracht de HEERE over hen de krijgsoversten, die 972 2Kro 34:10 | werk, die besteld waren over het huis des HEEREN, en 973 2Kro 34:12 | dit werk; en de bestelden over dezelve waren Jahath en 974 2Kro 34:13 | 13 Zij waren ook over de lastdragers, en de voortdrijvers 975 2Kro 34:21 | overgeblevene in Israel en in Juda, over de woorden dezes boeks, 976 2Kro 34:21 | des HEEREN is groot, die over ons uitgegoten is, omdat 977 2Kro 34:24 | HEERE: Zie, Ik zal kwaad over deze plaats en over haar 978 2Kro 34:24 | kwaad over deze plaats en over haar inwoners brengen; al 979 2Kro 34:28 | kwaad niet zien, dat Ik over deze plaats en over haar 980 2Kro 34:28 | dat Ik over deze plaats en over haar inwoners brengen zal. 981 2Kro 35:24 | Jeruzalem bedreven rouw over Josia. ~ 982 2Kro 35:25 | Jeremia maakte een klaaglied over Josia; desgelijks alle zangers 983 2Kro 36:24 | Jeruzalem bedreven rouw over Josia. ~ 984 2Kro 36:25 | Jeremia maakte een klaaglied over Josia; desgelijks alle zangers 985 2Kro 37:4 | zijn broeder Eljakim koning over Juda en Jeruzalem, en veranderde 986 2Kro 37:10 | zijn broeder Zedekia koning over Juda en Jeruzalem. ~ 987 Ezra 3:3 | maar met verschrikking, die over hen was, vanwege de volken 988 Ezra 3:8 | daarboven, om opzicht te nemen over het werk van des HEEREN 989 Ezra 3:9 | man, om opzicht te hebben over degenen, die het werk deden 990 Ezra 3:11 | weldadigheid tot in eeuwigheid is over Israel. En al het volk juichte 991 Ezra 3:11 | als men den HEERE loofde over de grondlegging van het 992 Ezra 4:20 | machtige koningen geweest over Jeruzalem, die geheerst 993 Ezra 5:5 | Doch het oog huns Gods was over de oudsten der Joden, dat 994 Ezra 7:6 | des HEEREN, zijns Gods, over hem, al zijn verzoek. ~ 995 Ezra 7:9 | de goede hand zijns Gods over hem. ~ 996 Ezra 7:11 | HEEREN, en Zijn inzettingen over Israel: ~ 997 Ezra 7:23 | zou er grote toorn zijn over het koninkrijk des konings 998 Ezra 7:26 | des konings niet zal doen, over dien laat spoediglijk recht 999 Ezra 7:28 | des HEEREN, mijns Gods, over mij, en de hoofden uit Israel 1000 Ezra 8:18 | de goede hand onzes Gods over ons, een man van verstand,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2262

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License