1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2206
Book Chapter: Verse
1001 1Kro 5:5 | Micha; zijn zoon Reaja; zijn zoon Baal; ~
1002 1Kro 5:6 | 6 Zijn zoon Beera, welken Tiglath-Pilneser,
1003 1Kro 5:8 | 8 En Bela, de zoon van Azaz, den zoon van Sema,
1004 1Kro 5:8 | Bela, de zoon van Azaz, den zoon van Sema, den zoon van Joel,
1005 1Kro 5:8 | den zoon van Sema, den zoon van Joel, die woonde te
1006 1Kro 5:14| kinderen van Abihail, den zoon van Huri, den zoon van Jaroah,
1007 1Kro 5:14| den zoon van Huri, den zoon van Jaroah, den zoon van
1008 1Kro 5:14| den zoon van Jaroah, den zoon van Gilead, den zoon van
1009 1Kro 5:14| den zoon van Gilead, den zoon van Michael, den zoon van
1010 1Kro 5:14| den zoon van Michael, den zoon van Jesisai, den zoon van
1011 1Kro 5:14| den zoon van Jesisai, den zoon van Jahdo, den zoon van
1012 1Kro 5:14| den zoon van Jahdo, den zoon van Buz. ~
1013 1Kro 5:15| 15 Ahi, de zoon van Abdiel, den zoon van
1014 1Kro 5:15| de zoon van Abdiel, den zoon van Guni, was het hoofd
1015 1Kro 6:20| 20 Van Gerson: zijn zoon was Libni; zijn zoon Jahath;
1016 1Kro 6:20| zijn zoon was Libni; zijn zoon Jahath; zijn zoon Zimma; ~
1017 1Kro 6:20| zijn zoon Jahath; zijn zoon Zimma; ~
1018 1Kro 6:21| 21 Zijn zoon Joah; zijn zoon Iddo; zijn
1019 1Kro 6:21| 21 Zijn zoon Joah; zijn zoon Iddo; zijn zoon Zerah; zijn
1020 1Kro 6:21| Joah; zijn zoon Iddo; zijn zoon Zerah; zijn zoon Jeathrai. ~
1021 1Kro 6:21| Iddo; zijn zoon Zerah; zijn zoon Jeathrai. ~
1022 1Kro 6:22| kinderen van Kahath waren: zijn zoon Amminadab; zijn zoon Korah;
1023 1Kro 6:22| zijn zoon Amminadab; zijn zoon Korah; zijn zoon Assir; ~
1024 1Kro 6:22| Amminadab; zijn zoon Korah; zijn zoon Assir; ~
1025 1Kro 6:23| 23 Zijn zoon Elkana; en zijn zoon Ebjasaf;
1026 1Kro 6:23| Zijn zoon Elkana; en zijn zoon Ebjasaf; en zijn zoon Assir;
1027 1Kro 6:23| zijn zoon Ebjasaf; en zijn zoon Assir;
1028 1Kro 6:24| 24 Zijn zoon Tahath; zijn zoon Uriel;
1029 1Kro 6:24| 24 Zijn zoon Tahath; zijn zoon Uriel; zijn zoon Uzzia,
1030 1Kro 6:24| Tahath; zijn zoon Uriel; zijn zoon Uzzia, en zijn zoon Saul. ~
1031 1Kro 6:24| zijn zoon Uzzia, en zijn zoon Saul. ~
1032 1Kro 6:26| 26 Elkana; dezes zoon was Elkana; zijn zoon was
1033 1Kro 6:26| dezes zoon was Elkana; zijn zoon was Zofai; en zijn zoon
1034 1Kro 6:26| zoon was Zofai; en zijn zoon was Nahath; ~
1035 1Kro 6:27| 27 Zijn zoon Eliab; zijn zoon Jeroham;
1036 1Kro 6:27| 27 Zijn zoon Eliab; zijn zoon Jeroham; zijn zoon Elkana. ~
1037 1Kro 6:27| zijn zoon Jeroham; zijn zoon Elkana. ~
1038 1Kro 6:29| Merari waren Maheli; zijn zoon Libni; zijn zoon Simei;
1039 1Kro 6:29| Maheli; zijn zoon Libni; zijn zoon Simei; zijn zoon Uzza; ~
1040 1Kro 6:29| Libni; zijn zoon Simei; zijn zoon Uzza; ~
1041 1Kro 6:30| 30 Zijn zoon Simea; zijn zoon Haggija;
1042 1Kro 6:30| 30 Zijn zoon Simea; zijn zoon Haggija; zijn zoon Asaja. ~
1043 1Kro 6:30| zijn zoon Haggija; zijn zoon Asaja. ~
1044 1Kro 6:33| Kahathieten, Heman de zanger, de zoon van Joel, den zoon van Samuel, ~
1045 1Kro 6:33| zanger, de zoon van Joel, den zoon van Samuel, ~
1046 1Kro 6:34| 34 Den zoon van Elkana, den zoon van
1047 1Kro 6:34| Den zoon van Elkana, den zoon van Jeroham, den zoon van
1048 1Kro 6:34| den zoon van Jeroham, den zoon van Eliel, den zoon van
1049 1Kro 6:34| den zoon van Eliel, den zoon van Toah, ~
1050 1Kro 6:35| 35 Den zoon van Zuf, den zoon van Elkana,
1051 1Kro 6:35| 35 Den zoon van Zuf, den zoon van Elkana, den zoon van
1052 1Kro 6:35| den zoon van Elkana, den zoon van Mahath, den zoon van
1053 1Kro 6:35| den zoon van Mahath, den zoon van Amasai, ~
1054 1Kro 6:36| 36 Den zoon van Elkana, den zoon van
1055 1Kro 6:36| Den zoon van Elkana, den zoon van Joel, den zoon van Azarja,
1056 1Kro 6:36| den zoon van Joel, den zoon van Azarja, den zoon van
1057 1Kro 6:36| den zoon van Azarja, den zoon van Zefanja, ~
1058 1Kro 6:37| 37 Den zoon van Tahath, den zoon van
1059 1Kro 6:37| Den zoon van Tahath, den zoon van Assir, den zoon van
1060 1Kro 6:37| den zoon van Assir, den zoon van Ebjasaf, den zoon van
1061 1Kro 6:37| den zoon van Ebjasaf, den zoon van Korah, ~
1062 1Kro 6:38| 38 Den zoon van Jizhar, den zoon van
1063 1Kro 6:38| Den zoon van Jizhar, den zoon van Kahath, den zoon van
1064 1Kro 6:38| den zoon van Kahath, den zoon van Levi, den zoon van Israel. ~
1065 1Kro 6:38| den zoon van Levi, den zoon van Israel. ~
1066 1Kro 6:39| rechter zijde; Asaf was de zoon van Berechja, den zoon van
1067 1Kro 6:39| de zoon van Berechja, den zoon van Simea, ~
1068 1Kro 6:40| 40 Den zoon van Michael, den zoon van
1069 1Kro 6:40| Den zoon van Michael, den zoon van Baeseja, den zoon van
1070 1Kro 6:40| den zoon van Baeseja, den zoon van Malchija, ~
1071 1Kro 6:41| 41 Den zoon van Ethni, den zoon van
1072 1Kro 6:41| Den zoon van Ethni, den zoon van Zerah, den zoon van
1073 1Kro 6:41| den zoon van Zerah, den zoon van Adaja,
1074 1Kro 6:42| 42 Den zoon van Ethan, den zoon van
1075 1Kro 6:42| Den zoon van Ethan, den zoon van Zimma, den zoon van
1076 1Kro 6:42| den zoon van Zimma, den zoon van Simei,
1077 1Kro 6:43| 43 Den zoon van Jahath, den zoon van
1078 1Kro 6:43| Den zoon van Jahath, den zoon van Gerson, den zoon van
1079 1Kro 6:43| den zoon van Gerson, den zoon van Levi. ~
1080 1Kro 6:44| zijde, namelijk Ethan, de zoon van Kisi, den zoon van Abdi,
1081 1Kro 6:44| Ethan, de zoon van Kisi, den zoon van Abdi, den zoon van Malluch, ~
1082 1Kro 6:44| den zoon van Abdi, den zoon van Malluch, ~
1083 1Kro 6:45| 45 Den zoon van Hasabja, den zoon van
1084 1Kro 6:45| Den zoon van Hasabja, den zoon van Amazia, den zoon van
1085 1Kro 6:45| den zoon van Amazia, den zoon van Hilkia, ~
1086 1Kro 6:46| 46 Den zoon van Amzi, den zoon van Bani,
1087 1Kro 6:46| 46 Den zoon van Amzi, den zoon van Bani, den zoon van Semer, ~
1088 1Kro 6:46| den zoon van Bani, den zoon van Semer, ~
1089 1Kro 6:47| 47 Den zoon van Maheli, den zoon van
1090 1Kro 6:47| Den zoon van Maheli, den zoon van Musi, den zoon van Merari,
1091 1Kro 6:47| den zoon van Musi, den zoon van Merari, den zoon van
1092 1Kro 6:47| den zoon van Merari, den zoon van Levi. ~
1093 1Kro 6:50| Aaron: Eleazar, was zijn zoon; Pinehas zijn zoon; Abisua
1094 1Kro 6:50| zijn zoon; Pinehas zijn zoon; Abisua zijn zoon; ~
1095 1Kro 6:50| Pinehas zijn zoon; Abisua zijn zoon; ~
1096 1Kro 6:51| 51 Bukki zijn zoon; Uzzi zijn zoon; Serahja
1097 1Kro 6:51| Bukki zijn zoon; Uzzi zijn zoon; Serahja zijn zoon; ~
1098 1Kro 6:51| zijn zoon; Serahja zijn zoon; ~
1099 1Kro 6:52| 52 Merajoth zijn zoon; Amarja zijn zoon; Ahitub
1100 1Kro 6:52| Merajoth zijn zoon; Amarja zijn zoon; Ahitub zijn zoon; ~
1101 1Kro 6:52| Amarja zijn zoon; Ahitub zijn zoon; ~
1102 1Kro 6:53| 53 Zadok zijn zoon; Ahimaaz zijn zoon. ~
1103 1Kro 6:53| zijn zoon; Ahimaaz zijn zoon. ~
1104 1Kro 6:56| dorpen, gaven zij Kaleb, den zoon van Jefunne. ~
1105 1Kro 7:16| huisvrouw van Machir, baarde een zoon, en zij noemde zijn naam
1106 1Kro 7:17| kinderen van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van
1107 1Kro 7:17| den zoon van Machir, den zoon van Manasse. ~
1108 1Kro 7:20| waren Suthelah; en zijn zoon was Bered; en zijn zoon
1109 1Kro 7:20| zoon was Bered; en zijn zoon Tahath; en zijn zoon Elada;
1110 1Kro 7:20| zijn zoon Tahath; en zijn zoon Elada; en zijn zoon Tahath; ~
1111 1Kro 7:20| zijn zoon Elada; en zijn zoon Tahath; ~
1112 1Kro 7:21| 21 En zijn zoon was Zabad; en zijn zoon
1113 1Kro 7:21| zoon was Zabad; en zijn zoon Suthelah, en Ezer, en Elad.
1114 1Kro 7:23| werd zwanger, en baarde een zoon; en hij noemde zijn naam
1115 1Kro 7:25| 25 En Refah was zijn zoon, en Resef; en zijn zoon
1116 1Kro 7:25| zoon, en Resef; en zijn zoon was Telah; en zijn zoon
1117 1Kro 7:25| zoon was Telah; en zijn zoon Tahan; ~
1118 1Kro 7:26| 26 Zijn zoon was Ladan; zijn zoon Ammihud;
1119 1Kro 7:26| Zijn zoon was Ladan; zijn zoon Ammihud; zijn zoon Elisama; ~
1120 1Kro 7:26| zijn zoon Ammihud; zijn zoon Elisama; ~
1121 1Kro 7:27| 27 Zijn zoon was Non; zijn zoon Jozua. ~
1122 1Kro 7:27| Zijn zoon was Non; zijn zoon Jozua. ~
1123 1Kro 7:29| kinderen van Jozef, den zoon van Israel, gewoond. ~
1124 1Kro 8:30| 30 En zijn eerstgeboren zoon was Abdon, daarna Zur, en
1125 1Kro 8:34| 34 En Jonathans zoon was Merib-baal, en Merib-baal
1126 1Kro 8:37| En Moza gewon Bina; zijn zoon was Rafa; zijn zoon was
1127 1Kro 8:37| zijn zoon was Rafa; zijn zoon was Elasa; zijn zoon was
1128 1Kro 8:37| zijn zoon was Elasa; zijn zoon was Azel. ~
1129 1Kro 9:4 | 4 Uthai, de zoon van Ammihud, den zoon van
1130 1Kro 9:4 | de zoon van Ammihud, den zoon van Omri, den zoon van Imri,
1131 1Kro 9:4 | den zoon van Omri, den zoon van Imri, den zoon van Bani,
1132 1Kro 9:4 | den zoon van Imri, den zoon van Bani, van de kinderen
1133 1Kro 9:4 | kinderen van Perez, den zoon van Juda. ~
1134 1Kro 9:7 | Benjamin waren Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon van
1135 1Kro 9:7 | de zoon van Mesullam, den zoon van Hodavja, den zoon van
1136 1Kro 9:7 | den zoon van Hodavja, den zoon van Hassenua; ~
1137 1Kro 9:8 | 8 En Jibnea, de zoon van Jeroham, en Ela, de
1138 1Kro 9:8 | van Jeroham, en Ela, de zoon van Uzzi, den zoon van Michri;
1139 1Kro 9:8 | Ela, de zoon van Uzzi, den zoon van Michri; en Mesullam,
1140 1Kro 9:8 | Michri; en Mesullam, de zoon van Sefatja, den zoon van
1141 1Kro 9:8 | de zoon van Sefatja, den zoon van Reuel, den zoon van
1142 1Kro 9:8 | den zoon van Reuel, den zoon van Jibnija; ~
1143 1Kro 9:11| 11 En Azarja, de zoon van Hilkija, den zoon van
1144 1Kro 9:11| de zoon van Hilkija, den zoon van Mesullam, den zoon van
1145 1Kro 9:11| den zoon van Mesullam, den zoon van Zadok, den zoon van
1146 1Kro 9:11| den zoon van Zadok, den zoon van Merajoth, den zoon van
1147 1Kro 9:11| den zoon van Merajoth, den zoon van Ahitub, overste van
1148 1Kro 9:12| 12 En Adaja, de zoon van Jeroham, den zoon van
1149 1Kro 9:12| de zoon van Jeroham, den zoon van Pashur, den zoon van
1150 1Kro 9:12| den zoon van Pashur, den zoon van Malchija; en Massi,
1151 1Kro 9:12| van Malchija; en Massi, de zoon van Adiel, den zoon van
1152 1Kro 9:12| de zoon van Adiel, den zoon van Jahzera, den zoon van
1153 1Kro 9:12| den zoon van Jahzera, den zoon van Mesullam, den zoon van
1154 1Kro 9:12| den zoon van Mesullam, den zoon van Mesillemith, den zoon
1155 1Kro 9:12| zoon van Mesillemith, den zoon van Immer. ~
1156 1Kro 9:14| Levieten nu waren Semaja, de zoon van Hasub, den zoon van
1157 1Kro 9:14| de zoon van Hasub, den zoon van Azrikam, den zoon van
1158 1Kro 9:14| den zoon van Azrikam, den zoon van Hasabja, van de kinderen
1159 1Kro 9:15| en Galal, en Mattanja, de zoon van Micha, den zoon van
1160 1Kro 9:15| de zoon van Micha, den zoon van Zichri, den zoon van
1161 1Kro 9:15| den zoon van Zichri, den zoon van Asaf; ~
1162 1Kro 9:16| 16 En Obadja, de zoon van Semaja, den zoon van
1163 1Kro 9:16| de zoon van Semaja, den zoon van Galal, den zoon van
1164 1Kro 9:16| den zoon van Galal, den zoon van Jeduthun; en Berechja,
1165 1Kro 9:16| Jeduthun; en Berechja, de zoon van Asa, den zoon van Elkana,
1166 1Kro 9:16| Berechja, de zoon van Asa, den zoon van Elkana, woonachtig in
1167 1Kro 9:19| 19 En Sallum, de zoon van Kore, den zoon van Ebjasaf,
1168 1Kro 9:19| Sallum, de zoon van Kore, den zoon van Ebjasaf, den zoon van
1169 1Kro 9:19| den zoon van Ebjasaf, den zoon van Korah, en zijn broeders
1170 1Kro 9:20| 20 Als Pinehas, de zoon van Eleazar, te voren voorganger
1171 1Kro 9:21| 21 Zacharja, de zoon van Meselemja, was poortier
1172 1Kro 9:36| Abdon was zijn eerstgeboren zoon, daarna Zur, en Kis, en
1173 1Kro 9:40| 40 En Jonathans zoon van Merib-baal, en Merib-baal
1174 1Kro 9:43| En Moza gewon Bina; wiens zoon was Refaja; wiens zoon was
1175 1Kro 9:43| wiens zoon was Refaja; wiens zoon was Elasa; wiens zoon was
1176 1Kro 9:43| wiens zoon was Elasa; wiens zoon was Azel. ~
1177 1Kro 10:14| koninkrijk tot David, den zoon van Isai. ~ ~
1178 1Kro 11:6 | worden. Toen beklom Joab, de zoon van Zeruja, dien het eerst;
1179 1Kro 11:11| die David had: Jasobam, de zoon van Hachmoni, was het hoofd
1180 1Kro 11:12| En na hem was Eleazar, de zoon van Dodo, de Ahohiet; hij
1181 1Kro 11:22| 22 Benaja, de zoon van Jojada, de zoon eens
1182 1Kro 11:22| de zoon van Jojada, de zoon eens dapperen mans van Kabzeel,
1183 1Kro 11:24| Deze dingen deed Benaja, de zoon van Jojada; dies had hij
1184 1Kro 11:26| broeder van Joab; Elhanan, de zoon van Dodo, van Bethlehem; ~
1185 1Kro 11:28| 28 Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet;
1186 1Kro 11:30| de Netofathiet; Heled, de zoon van Baana, de Netofathiet; ~
1187 1Kro 11:31| 31 Ithai, de zoon van Ribai, van Gibea der
1188 1Kro 11:34| Gizoniet, was Jonathan, de zoon van Sage, de Harariet; ~
1189 1Kro 11:35| 35 Ahiam, de zoon van Sachar, de Harariet;
1190 1Kro 11:35| de Harariet; Elifal, de zoon van Ur; ~
1191 1Kro 11:37| de Karmeliet; Naari, de zoon van Ezbai; ~
1192 1Kro 11:38| broeder van Nathan; Mibhar, de zoon van Geri; ~
1193 1Kro 11:39| wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja; ~
1194 1Kro 11:41| Uria, de Hethiet; Zabad, de zoon van Ahlai; ~
1195 1Kro 11:42| 42 Adina, de zoon van Siza, de Rubeniet, was
1196 1Kro 11:43| 43 Hanan, de zoon van Maacha, en Josafat,
1197 1Kro 11:44| Asterathiet; Sama, en Jeiel, de zoon van Hotham, den Aroeriet; ~
1198 1Kro 11:45| 45 Jediael, de zoon van Simri, en Joha, zijn
1199 1Kro 12:1 | aangezicht van Saul, den zoon van Kis; zij waren ook onder
1200 1Kro 12:18| en met u zijn wij, gij, zoon van Isai. Vrede, vrede zij
1201 1Kro 15:17| dan de Levieten Heman, den zoon van Joel, en uit zijn broederen
1202 1Kro 15:17| zijn broederen Asaf, den zoon van Berechja; en uit de
1203 1Kro 15:17| hun broederen, Ethan, den zoon van Kusaja; ~
1204 1Kro 16:38| hij stelde Obed-Edom, den zoon van Jeduthun, en Hosa, tot
1205 1Kro 17:13| en hij zal Mij tot een zoon zijn; en Mijn goedertierenheid
1206 1Kro 18:10| 10 Zo zond hij zijn zoon Hadoram tot den koning David,
1207 1Kro 18:12| 12 Ook sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, de Edomieten
1208 1Kro 18:15| 15 Joab nu, de zoon van Zeruja, was over het
1209 1Kro 18:15| het heir; en Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier; ~
1210 1Kro 18:16| 16 En Zadok, de zoon van Ahitub, en Abimelech,
1211 1Kro 18:16| Ahitub, en Abimelech, de zoon van Abjathar, waren priesters,
1212 1Kro 18:17| 17 En Benaja, de zoon van Jojada, was over de
1213 1Kro 19:10| 10 Zo zond hij zijn zoon Hadoram tot den koning David,
1214 1Kro 19:12| 12 Ook sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, de Edomieten
1215 1Kro 19:15| 15 Joab nu, de zoon van Zeruja, was over het
1216 1Kro 19:15| het heir; en Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier; ~
1217 1Kro 19:16| 16 En Zadok, de zoon van Ahitub, en Abimelech,
1218 1Kro 19:16| Ahitub, en Abimelech, de zoon van Abjathar, waren priesters,
1219 1Kro 19:17| 17 En Benaja, de zoon van Jojada, was over de
1220 1Kro 20:1 | Ammons, stierf, en zijn zoon werd koning in zijn plaats. ~
1221 1Kro 20:2 | weldadigheid doen aan Hanun, den zoon van Nahas; want zijn vader
1222 1Kro 21:5 | Filistijnen, en Elhanan, de zoon van Jair, versloeg Lachmi,
1223 1Kro 21:7 | Israel, maar Jonathan, de zoon van Simea, den broeder van
1224 1Kro 23:5 | 5 Want David zeide: Mijn zoon Salomo is een jongeling
1225 1Kro 23:6 | 6 Toen riep hij zijn zoon Salomo, en gebood hem den
1226 1Kro 23:7 | David zeide tot Salomo: Mijn zoon, wat mij aangaat, het was
1227 1Kro 23:9 | 9 Zie, de zoon, die u geboren zal worden,
1228 1Kro 23:10| en die zal Mij tot een zoon zijn, en Ik hem tot een
1229 1Kro 23:11| 11 Nu, mijn zoon, de HEERE zal met u zijn,
1230 1Kro 23:17| van Israel, dat zij zijn zoon Salomo helpen zouden, zeggende: ~
1231 1Kro 24:1 | van dagen, maakte hij zijn zoon Salomo tot koning over Israel. ~
1232 1Kro 25:6 | 6 En Semaja, de zoon van Nethaneel, de schrijver,
1233 1Kro 25:6 | en van Achimelech, den zoon van Abjathar, en van de
1234 1Kro 27:1 | Korahieten was Meselemja, de zoon van Kore, van de kinderen
1235 1Kro 27:6 | 6 Ook werden zijn zoon Semaja kinderen geboren,
1236 1Kro 27:14| Salemja; maar voor zijn zoon Zecharja, die een verstandig
1237 1Kro 27:24| 24 En Sebuel, de zoon van Gersom, den zoon van
1238 1Kro 27:24| de zoon van Gersom, den zoon van Mozes, was overste over
1239 1Kro 27:25| dezen: Rehabja was zijn zoon, en Jesaja zijn zoon, en
1240 1Kro 27:25| zijn zoon, en Jesaja zijn zoon, en Joram zijn zoon, en
1241 1Kro 27:25| zijn zoon, en Joram zijn zoon, en Zichri zijn zoon, en
1242 1Kro 27:25| zijn zoon, en Zichri zijn zoon, en Selomith zijn zoon. ~
1243 1Kro 27:25| zijn zoon, en Selomith zijn zoon. ~
1244 1Kro 27:28| geheiligd had, en Saul, de zoon van Kis, en Abner, de zoon
1245 1Kro 27:28| zoon van Kis, en Abner, de zoon van Ner, en Joab, de zoon
1246 1Kro 27:28| zoon van Ner, en Joab, de zoon van Zeruja; al wat iemand
1247 1Kro 28:2 | eerste maand was Jasobam, de zoon van Zabdiel; en in zijn
1248 1Kro 28:5 | derde maand was Benaja, de zoon van Jojada, den opperambtman;
1249 1Kro 28:6 | verdeling was Ammizabad, zijn zoon. ~
1250 1Kro 28:7 | en na hem Zebadja, zijn zoon; in zijn verdeling waren
1251 1Kro 28:9 | zesde maand, was Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet;
1252 1Kro 28:16| Rubenieten was Eliezer, de zoon van Zichri, voorganger;
1253 1Kro 28:16| Simeonieten was Sefatja, de zoon van Maacha; ~
1254 1Kro 28:17| Levieten was Hasabja, de zoon van Kemuel; over de Aaronieten
1255 1Kro 28:18| over Issaschar was Omri, de zoon van Michael; ~
1256 1Kro 28:19| Zebulon was Jismaja, de zoon van Obadja; over Nafthali
1257 1Kro 28:19| Nafthali was Jerimoth, de zoon van Azriel; ~
1258 1Kro 28:20| van Efraim was Hosea, de zoon van Azarja; over den halven
1259 1Kro 28:20| van Manasse was Joel, de zoon van Pedaja; ~
1260 1Kro 28:21| in Gilead, was Jiddo, de zoon van Zecharja; over Benjamin
1261 1Kro 28:21| Benjamin was Jaasiel, de zoon van Abner; ~
1262 1Kro 28:22| Over Dan was Azarel, de zoon van Jeroham. Dezen waren
1263 1Kro 28:24| 24 Joab, de zoon van Zeruja, had begonnen
1264 1Kro 28:25| konings was Azmaveth, de zoon van Adiel; en over de schatten
1265 1Kro 28:25| torens, was Jonathan, de zoon van Uzzia. ~
1266 1Kro 28:26| landbouwing, was Esri, de zoon van Chelub. ~
1267 1Kro 28:29| de laagten, was Safat, de zoon van Adlai. ~
1268 1Kro 28:32| schrijver; Jehiel nu, de zoon van Hachmoni, was bij de
1269 1Kro 28:34| Achitofel was Jojada, de zoon van Benaja, en Abjathar;
1270 1Kro 29:5 | gegeven) zo heeft Hij mijn zoon Salomo verkoren, dat hij
1271 1Kro 29:6 | heeft tot mij gezegd: Uw zoon Salomo, die zal Mijn huis
1272 1Kro 29:6 | Mij uitverkoren tot een zoon, en Ik zal hem tot een Vader
1273 1Kro 29:9 | 9 En gij, mijn zoon Salomo, ken den God uws
1274 1Kro 29:11| 11 En David gaf zijn zoon Salomo een voorbeeld van
1275 1Kro 29:20| En David zeide tot zijn zoon Salomo: Wees sterk, en heb
1276 1Kro 30:1 | gemeente: God heeft mijn zoon Salomo alleen verkoren,
1277 1Kro 30:19| 19 En geef mijn zoon Salomo een volkomen hart,
1278 1Kro 30:22| zij maakten Salomo, den zoon van David, ten andere male
1279 1Kro 30:26| 26 Zo heeft dan David, de zoon van Isai, geregeerd over
1280 1Kro 30:28| rijkdom en eer; en zijn zoon Salomo regeerde in zijn
1281 2Kro 1:1 | 1 En Salomo, de zoon van David, werd versterkt
1282 2Kro 1:5 | altaar, dat Bezaleel, de zoon van Uri, den zoon van Hur,
1283 2Kro 1:5 | Bezaleel, de zoon van Uri, den zoon van Hur, gemaakt had, aldaar
1284 2Kro 2:12| koning David een wijzen zoon, kloek in voorzichtigheid
1285 2Kro 2:14| 14 Den zoon ener vrouw uit de dochteren
1286 2Kro 7:9 | huis niet bouwen, maar uw zoon, die uit uw lenden voortkomen
1287 2Kro 10:29| aangaande Jerobeam, den zoon van Nebat? ~
1288 2Kro 10:31| zijns vaders Davids; en zijn zoon Rehabeam werd koning in
1289 2Kro 11:2 | geschiedde nu, als Jerobeam, de zoon van Nebat, dat hoorde (dezelve
1290 2Kro 11:15| gesproken had tot Jerobeam, den zoon van Nebat. ~
1291 2Kro 11:16| erve hebben wij aan den zoon van Isai; een ieder naar
1292 2Kro 12:3 | 3 Zeg tot Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning van
1293 2Kro 12:17| bekrachtigden Rehabeam, den zoon van Salomo, drie jaren;
1294 2Kro 12:18| dochter van Jerimoth, den zoon van David, ter vrouwe Abihail,
1295 2Kro 12:18| de dochter van Eliab, den zoon van Isai, ~
1296 2Kro 12:22| Rehabeam stelde Abia, den zoon van Maacha, tot een hoofd,
1297 2Kro 13:16| de stad Davids; en zijn zoon Abia werd koning in zijn
1298 2Kro 14:6 | Evenwel is Jerobeam, de zoon van Nebat, de knecht van
1299 2Kro 14:6 | de knecht van Salomo, den zoon van David, opgestaan, en
1300 2Kro 14:7 | gemaakt tegen Rehabeam, den zoon van Salomo, als Rehabeam
1301 2Kro 15:1 | de stad Davids, en zijn zoon Asa werd koning in zijn
1302 2Kro 16:1 | Geest Gods op Azaria, den zoon van Oded. ~
1303 2Kro 18:1 | 1 En zijn zoon Josafat werd koning in zijn
1304 2Kro 18:16| naast hem was Amasia, de zoon van Zichri, die zich vrijwillig
1305 2Kro 19:7 | kwaad; deze is Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide:
1306 2Kro 19:8 | Haal haastelijk Micha, den zoon van Jimla. ~
1307 2Kro 19:10| 10 En Zedekia, de zoon van Kenaana, had zich ijzeren
1308 2Kro 19:23| 23 Toen trad Zedekia, de zoon van Kenaana, toe, en sloeg
1309 2Kro 19:25| der stad, en tot Joas, den zoon des konings; ~
1310 2Kro 20:2 | 2 En Jehu, de zoon van Hanani, de ziener, ging
1311 2Kro 20:11| des HEEREN; en Zebadja, de zoon van Ismael, de vorst van
1312 2Kro 21:14| gemeente, op Jahaziel, den zoon van Zecharja, den zoon van
1313 2Kro 21:14| den zoon van Zecharja, den zoon van Benaja, den zoon van
1314 2Kro 21:14| den zoon van Benaja, den zoon van Jehiel, den zoon van
1315 2Kro 21:14| den zoon van Jehiel, den zoon van Matthanja, den Leviet,
1316 2Kro 21:34| geschiedenissen van Jehu, den zoon van Hanani, die men hem
1317 2Kro 21:37| 37 Maar Eliezer, de zoon van Dodava, van Maresa,
1318 2Kro 22:1 | de stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning in zijn
1319 2Kro 22:17| vrouwen; zodat hem geen zoon overgelaten werd, dan Joahaz,
1320 2Kro 22:21| de stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning in zijn
1321 2Kro 22:37| vrouwen; zodat hem geen zoon overgelaten werd, dan Joahaz,
1322 2Kro 23:1 | maakten Ahazia, zijn kleinsten zoon, koning in zijn plaats;
1323 2Kro 23:1 | eersten gedood. Ahazia dan, de zoon van Joram, de koning van
1324 2Kro 23:5 | toog henen met Joram, den zoon van Achab, den koning van
1325 2Kro 23:6 | van Syrie; en Azarja, de zoon van Joram, den koning van
1326 2Kro 23:6 | kwam af, om Joram, den zoon van Achab, te Jizreel te
1327 2Kro 23:7 | Joram uit tot Jehu, den zoon van Nimsi, denwelken de
1328 2Kro 23:9 | want zij zeiden: Hij is de zoon van Josafat, die den HEERE
1329 2Kro 23:10| van Ahazia, zag, dat haar zoon dood was, zo maakte zij
1330 2Kro 23:11| des konings, nam Joas, den zoon van Ahazia, en stal hem
1331 2Kro 23:14| der honderden, Azarja, den zoon van Jeroham en Ismael, den
1332 2Kro 23:14| van Jeroham en Ismael, den zoon van Johanan, en Azarja,
1333 2Kro 23:14| Johanan, en Azarja, den zoon van Obed, en Maaseja, den
1334 2Kro 23:14| van Obed, en Maaseja, den zoon van Adaja en Elisafat, den
1335 2Kro 23:14| van Adaja en Elisafat, den zoon van Zichri, met zich in
1336 2Kro 23:16| zeide tot hen: Ziet, de zoon des konings zal koning zijn,
1337 2Kro 23:24| brachten zij des Konings zoon voor, en zetten hem de kroon
1338 2Kro 24:20| Gods toog Zacharia aan, den zoon van Jojada, den priester,
1339 2Kro 24:22| gedaan had, maar doodde zijn zoon; dewelke, als hij stierf,
1340 2Kro 24:26| tegen hem maakten: Zabad, de zoon van Simeath, de Ammonietische,
1341 2Kro 24:26| Ammonietische, en Jozabad, de zoon van Simrith, de Moabietische. ~
1342 2Kro 24:27| boek der koningen; en zijn zoon Amazia werd koning in zijn
1343 2Kro 25:17| dat hij zond tot Joas, den zoon van Joahaz, den zoon van
1344 2Kro 25:17| den zoon van Joahaz, den zoon van Jehu, den koning van
1345 2Kro 25:18| zeggen: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar het gedierte
1346 2Kro 25:23| den koning van Juda, den zoon van Joas, den zoon van Joahaz,
1347 2Kro 25:23| den zoon van Joas, den zoon van Joahaz, te Beth-Semes;
1348 2Kro 25:25| 25 Amazia nu, de zoon van Joas, de koning van
1349 2Kro 25:25| na den dood van Joas, den zoon van Joahaz, den koning van
1350 2Kro 26:21| afgesneden; Jotham nu, zijn zoon, was over het huis des konings,
1351 2Kro 26:22| heeft de profeet Jesaja, de zoon van Amos, beschreven. ~
1352 2Kro 26:23| hij is melaats; en zijn zoon Jotham werd koning in zijn
1353 2Kro 27:9 | de stad Davids; en zijn zoon Achaz werd koning in zijn
1354 2Kro 28:6 | 6 Want Pekah, de zoon van Remalia, sloeg in Juda
1355 2Kro 28:7 | Efraim, sloeg Maaseja, den zoon des konings, dood, en Azirkam,
1356 2Kro 28:12| kinderen van Efraim, Azaria, de zoon van Johanan, Berechja, de
1357 2Kro 28:12| van Johanan, Berechja, de zoon van Mesillemoth en Jehizkia,
1358 2Kro 28:12| Mesillemoth en Jehizkia, de zoon van Sallum, en Amasa, de
1359 2Kro 28:12| van Sallum, en Amasa, de zoon van Hadlai, tegen degenen,
1360 2Kro 28:27| koningen van Israel; en zijn zoon Jehizkia werd koning in
1361 2Kro 29:12| Levieten op, Mahath, de zoon van Amasai, en Joel, de
1362 2Kro 29:12| van Amasai, en Joel, de zoon van Azarja, van de kinderen
1363 2Kro 29:12| kinderen van Merari, Kis, de zoon van Abdi, en Azarja, de
1364 2Kro 29:12| van Abdi, en Azarja, de zoon van Jehaleel; en van de
1365 2Kro 29:12| de Gersonieten, Joah, de zoon van Zimma, en Eden, de zoon
1366 2Kro 29:12| zoon van Zimma, en Eden, de zoon van Joah; ~
1367 2Kro 30:26| de dagen van Salomo, den zoon van David, den koning van
1368 2Kro 31:14| 14 En Kore, de zoon van Jimna, de Leviet, de
1369 2Kro 32:20| en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, baden daartegen,
1370 2Kro 32:32| den profeet Jesaja, den zoon van Amoz, en in het boek
1371 2Kro 32:33| aan in zijn dood; en zijn zoon Manasse werd koning in zijn
1372 2Kro 33:7 | had tot David en tot zijn zoon Salomo: In dit huis, en
1373 2Kro 33:20| hem in zijn huis; en zijn zoon Amon werd koning in zijn
1374 2Kro 33:25| volk des lands maakte zijn zoon Josia koning in zijn plaats. ~ ~
1375 2Kro 34:8 | had, zond hij Safan, den zoon van Azalia, en Maaseja,
1376 2Kro 34:8 | overste der stad, en Joha, den zoon van Joahaz, den kanselier,
1377 2Kro 34:20| gebood Hilkia, en Ahikam, den zoon van Safan, en Abdon, den
1378 2Kro 34:20| van Safan, en Abdon, den zoon van Micha, en Safan, den
1379 2Kro 34:22| huisvrouw van Sallum, den zoon van Tokhath, den zoon van
1380 2Kro 34:22| den zoon van Tokhath, den zoon van Hasra, den klederbewaarder.
1381 2Kro 35:3 | huis, hetwelk Salomo, de zoon van David, de koning van
1382 2Kro 35:4 | de beschrijving van zijn zoon Salomo; ~
1383 2Kro 36:3 | huis, hetwelk Salomo, de zoon van David, de koning van
1384 2Kro 36:4 | de beschrijving van zijn zoon Salomo; ~
1385 2Kro 37:1 | volk des lands Joahaz, den zoon van Josia, en zij maakten
1386 2Kro 37:8 | Juda; en Jojachin, zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~
1387 Ezra 3:2 | 2 En Jesua, de zoon van Jozadak, maakte zich
1388 Ezra 3:2 | priesters en Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en zijn broederen,
1389 Ezra 3:8 | begonnen Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en Jesua,
1390 Ezra 3:8 | Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, en de overige
1391 Ezra 5:1 | profeet, en Zacharia, de zoon van Iddo, profeteerden tot
1392 Ezra 5:2 | maakten zich op Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en Jesua,
1393 Ezra 5:2 | Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, en begonnen
1394 Ezra 6:14| Haggai en Zacharia, den zoon van Iddo; en zij bouwden
1395 Ezra 7:1 | koning van Perzie: Ezra, de zoon van Seraja, den zoon van
1396 Ezra 7:1 | de zoon van Seraja, den zoon van Azarja, den zoon van
1397 Ezra 7:1 | den zoon van Azarja, den zoon van Hilkia, ~
1398 Ezra 7:2 | 2 Den zoon van Sallum, den zoon van
1399 Ezra 7:2 | Den zoon van Sallum, den zoon van Zadok, den zoon van
1400 Ezra 7:2 | den zoon van Zadok, den zoon van Ahitub,
1401 Ezra 7:3 | 3 Den zoon van Amarja, den zoon van
1402 Ezra 7:3 | Den zoon van Amarja, den zoon van Azarja, den zoon van
1403 Ezra 7:3 | den zoon van Azarja, den zoon van Merajoth, ~
1404 Ezra 7:4 | 4 Den zoon van Zerahja, den zoon van
1405 Ezra 7:4 | Den zoon van Zerahja, den zoon van Uzzi, den zoon van Bukki,
1406 Ezra 7:4 | den zoon van Uzzi, den zoon van Bukki,
1407 Ezra 7:5 | 5 Den zoon van Abisua, den zoon van
1408 Ezra 7:5 | Den zoon van Abisua, den zoon van Pinehas, den zoon van
1409 Ezra 7:5 | den zoon van Pinehas, den zoon van Eleazar, den zoon van
1410 Ezra 7:5 | den zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, den hoofdpriester. ~
1411 Ezra 8:4 | Pahath-Moab, Eljehoenai, van de zoon van Zerahja; en met hem
1412 Ezra 8:5 | kinderen van Sechanja, de zoon van Jahaziel; en met hem
1413 Ezra 8:6 | kinderen van Adin, Ebed, de zoon van Jonathan; en met hem
1414 Ezra 8:7 | kinderen van Elam, Jesaja, de zoon van Athalja; en met hem
1415 Ezra 8:8 | van Sefatja, Zebadja, de zoon van Michael; en met hem
1416 Ezra 8:9 | kinderen van Joab, Obadja, de zoon van Jehiel; en met hem tweehonderd
1417 Ezra 8:10| kinderen van Selomith, de zoon van Josifja; en met hem
1418 Ezra 8:11| van Babai, Zacharja, de zoon van Bebai; en met hem acht
1419 Ezra 8:12| kinderen van Azgad, Johanan, de zoon van Katan; en met hem honderd
1420 Ezra 8:18| kinderen van Mahli, den zoon van Levi, den zoon van Israel;
1421 Ezra 8:18| den zoon van Levi, den zoon van Israel; namelijk Serebja,
1422 Ezra 8:33| de hand van Meremoth, den zoon van Uria, den priester,
1423 Ezra 8:33| en met hem Eleazar, de zoon van Pinehas; en met hem
1424 Ezra 8:33| en met hem Jozabad, de zoon van Jesua, en Noadja, de
1425 Ezra 8:33| van Jesua, en Noadja, de zoon van Binnui, de Levieten. ~
1426 Ezra 10:2 | antwoordde Sechanja, de zoon van Jehiel, een van de zonen
1427 Ezra 10:6 | de kamer van Johanan, den zoon van Eljasib; als hij daar
1428 Ezra 10:15| Alleenlijk Jonathan, de zoon van Asahel, en Jehazia,
1429 Ezra 10:15| van Asahel, en Jehazia, de zoon van Tikva, stonden hierover;
1430 Ezra 10:18| de zonen van Jesua, den zoon van Jozadak, en zijn broederen,
1431 Neh 1:1 | geschiedenissen van Nehemia, zoon van Hachalja. En het geschiedde
1432 Neh 3:2 | aan zijn hand Zacchur, de zoon van Imri. ~
1433 Neh 3:4 | verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz;
1434 Neh 3:4 | Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz; en aan hun hand
1435 Neh 3:4 | verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, den zoon van
1436 Neh 3:4 | de zoon van Berechja, den zoon van Mesezabeel; en aan hun
1437 Neh 3:4 | hun hand verbeterde Zadok, zoon van Baena. ~
1438 Neh 3:6 | poort verbeterden Jojada, de zoon van Paseah, en Mesullam,
1439 Neh 3:6 | Paseah, en Mesullam, de zoon van Besodja; deze zolderden
1440 Neh 3:8 | hand verbeterde Uzziel, de zoon van Harhoja, een der goudsmeden,
1441 Neh 3:8 | hand verbeterde Hananja, de zoon van een der apothekers;
1442 Neh 3:9 | hand verbeterde Refaja, de zoon van Hur, overste des halven
1443 Neh 3:10 | hand verbeterde Jedaja, de zoon van Herumaf, en tegenover
1444 Neh 3:10 | hand verbeterde Hattus, de zoon van Hasabneja. ~
1445 Neh 3:11 | verbeterden Malchia, de zoon van Harim, en Hassub, de
1446 Neh 3:11 | van Harim, en Hassub, de zoon van Pahath-Moab; daartoe
1447 Neh 3:12 | hand verbeterde Sallum, de zoon van Lohes, overste van het
1448 Neh 3:14 | nu verbeterde Malchia, de zoon van Rechab, overste van
1449 Neh 3:15 | Fonteinpoort verbeterde Sallum, de zoon van Kol-Hoze, overste van
1450 Neh 3:16 | hem verbeterde Nehemia, de zoon van Azbuk, overste van het
1451 Neh 3:17 | verbeterden de Levieten, Rehum, de zoon van Bani; aan zijn hand
1452 Neh 3:18 | hun broederen, Bavai, de zoon van Henadad, de overste
1453 Neh 3:19 | hand verbeterde Ezer, de zoon van Jesua, de overste van
1454 Neh 3:20 | zeer vuriglijk Baruch, de zoon van Zabbai, een andere maat;
1455 Neh 3:21 | verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz,
1456 Neh 3:21 | Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz, een ander maat;
1457 Neh 3:23 | hem verbeterde Azaria, de zoon van Maaseja, den zoon van
1458 Neh 3:23 | de zoon van Maaseja, den zoon van Hananja, bij zijn huis. ~
1459 Neh 3:24 | hem verbeterde Binnui, de zoon van Henadad, een ander maat;
1460 Neh 3:25 | 25 Palal, de zoon van Uzai, tegen den hoek,
1461 Neh 3:25 | gevangenis is; na hem Pedaja, de zoon van Paros; ~
1462 Neh 3:29 | Daarna verbeterde Zadok, de zoon van Immer, tegenover zijn
1463 Neh 3:29 | hem verbeterde Semaja, de zoon van Sechanja, de bewaarder
1464 Neh 3:30 | verbeterden Hananja, de zoon van Selemja, en Hanun, de
1465 Neh 3:30 | van Selemja, en Hanun, de zoon van Zalaf, de zesde, een
1466 Neh 3:30 | verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, tegenover
1467 Neh 3:31 | hem verbeterde Malchia, de zoon eens goudsmids, tot aan
1468 Neh 6:10 | het huis van Semaja, den zoon van Delaja, den zoon van
1469 Neh 6:10 | den zoon van Delaja, den zoon van Mehetabeel (hij nu was
1470 Neh 6:18 | schoonzoon van Sechanja, den zoon van Arah; en zijn zoon Johanan
1471 Neh 6:18 | den zoon van Arah; en zijn zoon Johanan had genomen de dochter
1472 Neh 6:18 | dochter van Mesullam, den zoon van Berechja. ~
1473 Neh 8:18 | de dagen van Jesua, den zoon van Nun, tot op dezen dag
1474 Neh 10:1 | waren: Nehemia Hattirsatha, zoon van Hachalja, en Zidkia, ~
1475 Neh 10:9 | Levieten, namelijk: Jesua, zoon van Azanja, Binnui; van
1476 Neh 10:38 | dat er een priester, een zoon van Aaron, bij de Levieten
1477 Neh 11:4 | kinderen van Juda: Athaja, de zoon van Uzzia, den zoon van
1478 Neh 11:4 | de zoon van Uzzia, den zoon van Zacharja, den zoon van
1479 Neh 11:4 | den zoon van Zacharja, den zoon van Amarja, den zoon van
1480 Neh 11:4 | den zoon van Amarja, den zoon van Sefatja, den zoon van
1481 Neh 11:4 | den zoon van Sefatja, den zoon van Mahalaleel, van de kinderen
1482 Neh 11:5 | 5 En Maaseja, de zoon van Baruch, den zoon van
1483 Neh 11:5 | de zoon van Baruch, den zoon van Kol-hose, den zoon van
1484 Neh 11:5 | den zoon van Kol-hose, den zoon van Hazaja, den zoon van
1485 Neh 11:5 | den zoon van Hazaja, den zoon van Adaja, den zoon van
1486 Neh 11:5 | den zoon van Adaja, den zoon van Jojarib, den zoon van
1487 Neh 11:5 | den zoon van Jojarib, den zoon van Zacharja, den zoon van
1488 Neh 11:5 | den zoon van Zacharja, den zoon van Siloni. ~
1489 Neh 11:7 | van Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon van
1490 Neh 11:7 | de zoon van Mesullam, den zoon van Joed, den zoon van Pedaja,
1491 Neh 11:7 | den zoon van Joed, den zoon van Pedaja, den zoon van
1492 Neh 11:7 | den zoon van Pedaja, den zoon van Kolaja, den zoon van
1493 Neh 11:7 | den zoon van Kolaja, den zoon van Maaseja, den zoon van
1494 Neh 11:7 | den zoon van Maaseja, den zoon van Ithiel, den zoon van
1495 Neh 11:7 | den zoon van Ithiel, den zoon van Jesaja; ~
1496 Neh 11:9 | 9 En Joel, de zoon van Zichri, was opziener
1497 Neh 11:9 | opziener over hen; en Juda, de zoon van Senua, was de tweede
1498 Neh 11:10 | de priesteren: Jedaja, de zoon van Jojarib, Jachin; ~
1499 Neh 11:11 | 11 Seraja, de zoon van Hilkia, den zoon van
1500 Neh 11:11 | de zoon van Hilkia, den zoon van Mesullam, den zoon van
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2206 |