Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
zoogkind 2
zoogvrouwen 1
zoom 5
zoon 2206
zoons 55
zoonszoon 1
zoontje 1
Frequency    [«  »]
2279 dan
2273 koning
2262 over
2206 zoon
2140 toen
2077 heeren
2044 kinderen

Bijbel

IntraText - Concordances

zoon

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2206

     Book Chapter: Verse
1001 1Kro 5:5 | Micha; zijn zoon Reaja; zijn zoon Baal; ~ 1002 1Kro 5:6 | 6 Zijn zoon Beera, welken Tiglath-Pilneser, 1003 1Kro 5:8 | 8 En Bela, de zoon van Azaz, den zoon van Sema, 1004 1Kro 5:8 | Bela, de zoon van Azaz, den zoon van Sema, den zoon van Joel, 1005 1Kro 5:8 | den zoon van Sema, den zoon van Joel, die woonde te 1006 1Kro 5:14| kinderen van Abihail, den zoon van Huri, den zoon van Jaroah, 1007 1Kro 5:14| den zoon van Huri, den zoon van Jaroah, den zoon van 1008 1Kro 5:14| den zoon van Jaroah, den zoon van Gilead, den zoon van 1009 1Kro 5:14| den zoon van Gilead, den zoon van Michael, den zoon van 1010 1Kro 5:14| den zoon van Michael, den zoon van Jesisai, den zoon van 1011 1Kro 5:14| den zoon van Jesisai, den zoon van Jahdo, den zoon van 1012 1Kro 5:14| den zoon van Jahdo, den zoon van Buz. ~ 1013 1Kro 5:15| 15 Ahi, de zoon van Abdiel, den zoon van 1014 1Kro 5:15| de zoon van Abdiel, den zoon van Guni, was het hoofd 1015 1Kro 6:20| 20 Van Gerson: zijn zoon was Libni; zijn zoon Jahath; 1016 1Kro 6:20| zijn zoon was Libni; zijn zoon Jahath; zijn zoon Zimma; ~ 1017 1Kro 6:20| zijn zoon Jahath; zijn zoon Zimma; ~ 1018 1Kro 6:21| 21 Zijn zoon Joah; zijn zoon Iddo; zijn 1019 1Kro 6:21| 21 Zijn zoon Joah; zijn zoon Iddo; zijn zoon Zerah; zijn 1020 1Kro 6:21| Joah; zijn zoon Iddo; zijn zoon Zerah; zijn zoon Jeathrai. ~ 1021 1Kro 6:21| Iddo; zijn zoon Zerah; zijn zoon Jeathrai. ~ 1022 1Kro 6:22| kinderen van Kahath waren: zijn zoon Amminadab; zijn zoon Korah; 1023 1Kro 6:22| zijn zoon Amminadab; zijn zoon Korah; zijn zoon Assir; ~ 1024 1Kro 6:22| Amminadab; zijn zoon Korah; zijn zoon Assir; ~ 1025 1Kro 6:23| 23 Zijn zoon Elkana; en zijn zoon Ebjasaf; 1026 1Kro 6:23| Zijn zoon Elkana; en zijn zoon Ebjasaf; en zijn zoon Assir; 1027 1Kro 6:23| zijn zoon Ebjasaf; en zijn zoon Assir; 1028 1Kro 6:24| 24 Zijn zoon Tahath; zijn zoon Uriel; 1029 1Kro 6:24| 24 Zijn zoon Tahath; zijn zoon Uriel; zijn zoon Uzzia, 1030 1Kro 6:24| Tahath; zijn zoon Uriel; zijn zoon Uzzia, en zijn zoon Saul. ~ 1031 1Kro 6:24| zijn zoon Uzzia, en zijn zoon Saul. ~ 1032 1Kro 6:26| 26 Elkana; dezes zoon was Elkana; zijn zoon was 1033 1Kro 6:26| dezes zoon was Elkana; zijn zoon was Zofai; en zijn zoon 1034 1Kro 6:26| zoon was Zofai; en zijn zoon was Nahath; ~ 1035 1Kro 6:27| 27 Zijn zoon Eliab; zijn zoon Jeroham; 1036 1Kro 6:27| 27 Zijn zoon Eliab; zijn zoon Jeroham; zijn zoon Elkana. ~ 1037 1Kro 6:27| zijn zoon Jeroham; zijn zoon Elkana. ~ 1038 1Kro 6:29| Merari waren Maheli; zijn zoon Libni; zijn zoon Simei; 1039 1Kro 6:29| Maheli; zijn zoon Libni; zijn zoon Simei; zijn zoon Uzza; ~ 1040 1Kro 6:29| Libni; zijn zoon Simei; zijn zoon Uzza; ~ 1041 1Kro 6:30| 30 Zijn zoon Simea; zijn zoon Haggija; 1042 1Kro 6:30| 30 Zijn zoon Simea; zijn zoon Haggija; zijn zoon Asaja. ~ 1043 1Kro 6:30| zijn zoon Haggija; zijn zoon Asaja. ~ 1044 1Kro 6:33| Kahathieten, Heman de zanger, de zoon van Joel, den zoon van Samuel, ~ 1045 1Kro 6:33| zanger, de zoon van Joel, den zoon van Samuel, ~ 1046 1Kro 6:34| 34 Den zoon van Elkana, den zoon van 1047 1Kro 6:34| Den zoon van Elkana, den zoon van Jeroham, den zoon van 1048 1Kro 6:34| den zoon van Jeroham, den zoon van Eliel, den zoon van 1049 1Kro 6:34| den zoon van Eliel, den zoon van Toah, ~ 1050 1Kro 6:35| 35 Den zoon van Zuf, den zoon van Elkana, 1051 1Kro 6:35| 35 Den zoon van Zuf, den zoon van Elkana, den zoon van 1052 1Kro 6:35| den zoon van Elkana, den zoon van Mahath, den zoon van 1053 1Kro 6:35| den zoon van Mahath, den zoon van Amasai, ~ 1054 1Kro 6:36| 36 Den zoon van Elkana, den zoon van 1055 1Kro 6:36| Den zoon van Elkana, den zoon van Joel, den zoon van Azarja, 1056 1Kro 6:36| den zoon van Joel, den zoon van Azarja, den zoon van 1057 1Kro 6:36| den zoon van Azarja, den zoon van Zefanja, ~ 1058 1Kro 6:37| 37 Den zoon van Tahath, den zoon van 1059 1Kro 6:37| Den zoon van Tahath, den zoon van Assir, den zoon van 1060 1Kro 6:37| den zoon van Assir, den zoon van Ebjasaf, den zoon van 1061 1Kro 6:37| den zoon van Ebjasaf, den zoon van Korah, ~ 1062 1Kro 6:38| 38 Den zoon van Jizhar, den zoon van 1063 1Kro 6:38| Den zoon van Jizhar, den zoon van Kahath, den zoon van 1064 1Kro 6:38| den zoon van Kahath, den zoon van Levi, den zoon van Israel. ~ 1065 1Kro 6:38| den zoon van Levi, den zoon van Israel. ~ 1066 1Kro 6:39| rechter zijde; Asaf was de zoon van Berechja, den zoon van 1067 1Kro 6:39| de zoon van Berechja, den zoon van Simea, ~ 1068 1Kro 6:40| 40 Den zoon van Michael, den zoon van 1069 1Kro 6:40| Den zoon van Michael, den zoon van Baeseja, den zoon van 1070 1Kro 6:40| den zoon van Baeseja, den zoon van Malchija, ~ 1071 1Kro 6:41| 41 Den zoon van Ethni, den zoon van 1072 1Kro 6:41| Den zoon van Ethni, den zoon van Zerah, den zoon van 1073 1Kro 6:41| den zoon van Zerah, den zoon van Adaja, 1074 1Kro 6:42| 42 Den zoon van Ethan, den zoon van 1075 1Kro 6:42| Den zoon van Ethan, den zoon van Zimma, den zoon van 1076 1Kro 6:42| den zoon van Zimma, den zoon van Simei, 1077 1Kro 6:43| 43 Den zoon van Jahath, den zoon van 1078 1Kro 6:43| Den zoon van Jahath, den zoon van Gerson, den zoon van 1079 1Kro 6:43| den zoon van Gerson, den zoon van Levi. ~ 1080 1Kro 6:44| zijde, namelijk Ethan, de zoon van Kisi, den zoon van Abdi, 1081 1Kro 6:44| Ethan, de zoon van Kisi, den zoon van Abdi, den zoon van Malluch, ~ 1082 1Kro 6:44| den zoon van Abdi, den zoon van Malluch, ~ 1083 1Kro 6:45| 45 Den zoon van Hasabja, den zoon van 1084 1Kro 6:45| Den zoon van Hasabja, den zoon van Amazia, den zoon van 1085 1Kro 6:45| den zoon van Amazia, den zoon van Hilkia, ~ 1086 1Kro 6:46| 46 Den zoon van Amzi, den zoon van Bani, 1087 1Kro 6:46| 46 Den zoon van Amzi, den zoon van Bani, den zoon van Semer, ~ 1088 1Kro 6:46| den zoon van Bani, den zoon van Semer, ~ 1089 1Kro 6:47| 47 Den zoon van Maheli, den zoon van 1090 1Kro 6:47| Den zoon van Maheli, den zoon van Musi, den zoon van Merari, 1091 1Kro 6:47| den zoon van Musi, den zoon van Merari, den zoon van 1092 1Kro 6:47| den zoon van Merari, den zoon van Levi. ~ 1093 1Kro 6:50| Aaron: Eleazar, was zijn zoon; Pinehas zijn zoon; Abisua 1094 1Kro 6:50| zijn zoon; Pinehas zijn zoon; Abisua zijn zoon; ~ 1095 1Kro 6:50| Pinehas zijn zoon; Abisua zijn zoon; ~ 1096 1Kro 6:51| 51 Bukki zijn zoon; Uzzi zijn zoon; Serahja 1097 1Kro 6:51| Bukki zijn zoon; Uzzi zijn zoon; Serahja zijn zoon; ~ 1098 1Kro 6:51| zijn zoon; Serahja zijn zoon; ~ 1099 1Kro 6:52| 52 Merajoth zijn zoon; Amarja zijn zoon; Ahitub 1100 1Kro 6:52| Merajoth zijn zoon; Amarja zijn zoon; Ahitub zijn zoon; ~ 1101 1Kro 6:52| Amarja zijn zoon; Ahitub zijn zoon; ~ 1102 1Kro 6:53| 53 Zadok zijn zoon; Ahimaaz zijn zoon. ~ 1103 1Kro 6:53| zijn zoon; Ahimaaz zijn zoon. ~ 1104 1Kro 6:56| dorpen, gaven zij Kaleb, den zoon van Jefunne. ~ 1105 1Kro 7:16| huisvrouw van Machir, baarde een zoon, en zij noemde zijn naam 1106 1Kro 7:17| kinderen van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van 1107 1Kro 7:17| den zoon van Machir, den zoon van Manasse. ~ 1108 1Kro 7:20| waren Suthelah; en zijn zoon was Bered; en zijn zoon 1109 1Kro 7:20| zoon was Bered; en zijn zoon Tahath; en zijn zoon Elada; 1110 1Kro 7:20| zijn zoon Tahath; en zijn zoon Elada; en zijn zoon Tahath; ~ 1111 1Kro 7:20| zijn zoon Elada; en zijn zoon Tahath; ~ 1112 1Kro 7:21| 21 En zijn zoon was Zabad; en zijn zoon 1113 1Kro 7:21| zoon was Zabad; en zijn zoon Suthelah, en Ezer, en Elad. 1114 1Kro 7:23| werd zwanger, en baarde een zoon; en hij noemde zijn naam 1115 1Kro 7:25| 25 En Refah was zijn zoon, en Resef; en zijn zoon 1116 1Kro 7:25| zoon, en Resef; en zijn zoon was Telah; en zijn zoon 1117 1Kro 7:25| zoon was Telah; en zijn zoon Tahan; ~ 1118 1Kro 7:26| 26 Zijn zoon was Ladan; zijn zoon Ammihud; 1119 1Kro 7:26| Zijn zoon was Ladan; zijn zoon Ammihud; zijn zoon Elisama; ~ 1120 1Kro 7:26| zijn zoon Ammihud; zijn zoon Elisama; ~ 1121 1Kro 7:27| 27 Zijn zoon was Non; zijn zoon Jozua. ~ 1122 1Kro 7:27| Zijn zoon was Non; zijn zoon Jozua. ~ 1123 1Kro 7:29| kinderen van Jozef, den zoon van Israel, gewoond. ~ 1124 1Kro 8:30| 30 En zijn eerstgeboren zoon was Abdon, daarna Zur, en 1125 1Kro 8:34| 34 En Jonathans zoon was Merib-baal, en Merib-baal 1126 1Kro 8:37| En Moza gewon Bina; zijn zoon was Rafa; zijn zoon was 1127 1Kro 8:37| zijn zoon was Rafa; zijn zoon was Elasa; zijn zoon was 1128 1Kro 8:37| zijn zoon was Elasa; zijn zoon was Azel. ~ 1129 1Kro 9:4 | 4 Uthai, de zoon van Ammihud, den zoon van 1130 1Kro 9:4 | de zoon van Ammihud, den zoon van Omri, den zoon van Imri, 1131 1Kro 9:4 | den zoon van Omri, den zoon van Imri, den zoon van Bani, 1132 1Kro 9:4 | den zoon van Imri, den zoon van Bani, van de kinderen 1133 1Kro 9:4 | kinderen van Perez, den zoon van Juda. ~ 1134 1Kro 9:7 | Benjamin waren Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon van 1135 1Kro 9:7 | de zoon van Mesullam, den zoon van Hodavja, den zoon van 1136 1Kro 9:7 | den zoon van Hodavja, den zoon van Hassenua; ~ 1137 1Kro 9:8 | 8 En Jibnea, de zoon van Jeroham, en Ela, de 1138 1Kro 9:8 | van Jeroham, en Ela, de zoon van Uzzi, den zoon van Michri; 1139 1Kro 9:8 | Ela, de zoon van Uzzi, den zoon van Michri; en Mesullam, 1140 1Kro 9:8 | Michri; en Mesullam, de zoon van Sefatja, den zoon van 1141 1Kro 9:8 | de zoon van Sefatja, den zoon van Reuel, den zoon van 1142 1Kro 9:8 | den zoon van Reuel, den zoon van Jibnija; ~ 1143 1Kro 9:11| 11 En Azarja, de zoon van Hilkija, den zoon van 1144 1Kro 9:11| de zoon van Hilkija, den zoon van Mesullam, den zoon van 1145 1Kro 9:11| den zoon van Mesullam, den zoon van Zadok, den zoon van 1146 1Kro 9:11| den zoon van Zadok, den zoon van Merajoth, den zoon van 1147 1Kro 9:11| den zoon van Merajoth, den zoon van Ahitub, overste van 1148 1Kro 9:12| 12 En Adaja, de zoon van Jeroham, den zoon van 1149 1Kro 9:12| de zoon van Jeroham, den zoon van Pashur, den zoon van 1150 1Kro 9:12| den zoon van Pashur, den zoon van Malchija; en Massi, 1151 1Kro 9:12| van Malchija; en Massi, de zoon van Adiel, den zoon van 1152 1Kro 9:12| de zoon van Adiel, den zoon van Jahzera, den zoon van 1153 1Kro 9:12| den zoon van Jahzera, den zoon van Mesullam, den zoon van 1154 1Kro 9:12| den zoon van Mesullam, den zoon van Mesillemith, den zoon 1155 1Kro 9:12| zoon van Mesillemith, den zoon van Immer. ~ 1156 1Kro 9:14| Levieten nu waren Semaja, de zoon van Hasub, den zoon van 1157 1Kro 9:14| de zoon van Hasub, den zoon van Azrikam, den zoon van 1158 1Kro 9:14| den zoon van Azrikam, den zoon van Hasabja, van de kinderen 1159 1Kro 9:15| en Galal, en Mattanja, de zoon van Micha, den zoon van 1160 1Kro 9:15| de zoon van Micha, den zoon van Zichri, den zoon van 1161 1Kro 9:15| den zoon van Zichri, den zoon van Asaf; ~ 1162 1Kro 9:16| 16 En Obadja, de zoon van Semaja, den zoon van 1163 1Kro 9:16| de zoon van Semaja, den zoon van Galal, den zoon van 1164 1Kro 9:16| den zoon van Galal, den zoon van Jeduthun; en Berechja, 1165 1Kro 9:16| Jeduthun; en Berechja, de zoon van Asa, den zoon van Elkana, 1166 1Kro 9:16| Berechja, de zoon van Asa, den zoon van Elkana, woonachtig in 1167 1Kro 9:19| 19 En Sallum, de zoon van Kore, den zoon van Ebjasaf, 1168 1Kro 9:19| Sallum, de zoon van Kore, den zoon van Ebjasaf, den zoon van 1169 1Kro 9:19| den zoon van Ebjasaf, den zoon van Korah, en zijn broeders 1170 1Kro 9:20| 20 Als Pinehas, de zoon van Eleazar, te voren voorganger 1171 1Kro 9:21| 21 Zacharja, de zoon van Meselemja, was poortier 1172 1Kro 9:36| Abdon was zijn eerstgeboren zoon, daarna Zur, en Kis, en 1173 1Kro 9:40| 40 En Jonathans zoon van Merib-baal, en Merib-baal 1174 1Kro 9:43| En Moza gewon Bina; wiens zoon was Refaja; wiens zoon was 1175 1Kro 9:43| wiens zoon was Refaja; wiens zoon was Elasa; wiens zoon was 1176 1Kro 9:43| wiens zoon was Elasa; wiens zoon was Azel. ~ 1177 1Kro 10:14| koninkrijk tot David, den zoon van Isai. ~  ~  1178 1Kro 11:6 | worden. Toen beklom Joab, de zoon van Zeruja, dien het eerst; 1179 1Kro 11:11| die David had: Jasobam, de zoon van Hachmoni, was het hoofd 1180 1Kro 11:12| En na hem was Eleazar, de zoon van Dodo, de Ahohiet; hij 1181 1Kro 11:22| 22 Benaja, de zoon van Jojada, de zoon eens 1182 1Kro 11:22| de zoon van Jojada, de zoon eens dapperen mans van Kabzeel, 1183 1Kro 11:24| Deze dingen deed Benaja, de zoon van Jojada; dies had hij 1184 1Kro 11:26| broeder van Joab; Elhanan, de zoon van Dodo, van Bethlehem; ~ 1185 1Kro 11:28| 28 Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet; 1186 1Kro 11:30| de Netofathiet; Heled, de zoon van Baana, de Netofathiet; ~ 1187 1Kro 11:31| 31 Ithai, de zoon van Ribai, van Gibea der 1188 1Kro 11:34| Gizoniet, was Jonathan, de zoon van Sage, de Harariet; ~ 1189 1Kro 11:35| 35 Ahiam, de zoon van Sachar, de Harariet; 1190 1Kro 11:35| de Harariet; Elifal, de zoon van Ur; ~ 1191 1Kro 11:37| de Karmeliet; Naari, de zoon van Ezbai; ~ 1192 1Kro 11:38| broeder van Nathan; Mibhar, de zoon van Geri; ~ 1193 1Kro 11:39| wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja; ~ 1194 1Kro 11:41| Uria, de Hethiet; Zabad, de zoon van Ahlai; ~ 1195 1Kro 11:42| 42 Adina, de zoon van Siza, de Rubeniet, was 1196 1Kro 11:43| 43 Hanan, de zoon van Maacha, en Josafat, 1197 1Kro 11:44| Asterathiet; Sama, en Jeiel, de zoon van Hotham, den Aroeriet; ~ 1198 1Kro 11:45| 45 Jediael, de zoon van Simri, en Joha, zijn 1199 1Kro 12:1 | aangezicht van Saul, den zoon van Kis; zij waren ook onder 1200 1Kro 12:18| en met u zijn wij, gij, zoon van Isai. Vrede, vrede zij 1201 1Kro 15:17| dan de Levieten Heman, den zoon van Joel, en uit zijn broederen 1202 1Kro 15:17| zijn broederen Asaf, den zoon van Berechja; en uit de 1203 1Kro 15:17| hun broederen, Ethan, den zoon van Kusaja; ~ 1204 1Kro 16:38| hij stelde Obed-Edom, den zoon van Jeduthun, en Hosa, tot 1205 1Kro 17:13| en hij zal Mij tot een zoon zijn; en Mijn goedertierenheid 1206 1Kro 18:10| 10 Zo zond hij zijn zoon Hadoram tot den koning David, 1207 1Kro 18:12| 12 Ook sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, de Edomieten 1208 1Kro 18:15| 15 Joab nu, de zoon van Zeruja, was over het 1209 1Kro 18:15| het heir; en Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier; ~ 1210 1Kro 18:16| 16 En Zadok, de zoon van Ahitub, en Abimelech, 1211 1Kro 18:16| Ahitub, en Abimelech, de zoon van Abjathar, waren priesters, 1212 1Kro 18:17| 17 En Benaja, de zoon van Jojada, was over de 1213 1Kro 19:10| 10 Zo zond hij zijn zoon Hadoram tot den koning David, 1214 1Kro 19:12| 12 Ook sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, de Edomieten 1215 1Kro 19:15| 15 Joab nu, de zoon van Zeruja, was over het 1216 1Kro 19:15| het heir; en Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier; ~ 1217 1Kro 19:16| 16 En Zadok, de zoon van Ahitub, en Abimelech, 1218 1Kro 19:16| Ahitub, en Abimelech, de zoon van Abjathar, waren priesters, 1219 1Kro 19:17| 17 En Benaja, de zoon van Jojada, was over de 1220 1Kro 20:1 | Ammons, stierf, en zijn zoon werd koning in zijn plaats. ~ 1221 1Kro 20:2 | weldadigheid doen aan Hanun, den zoon van Nahas; want zijn vader 1222 1Kro 21:5 | Filistijnen, en Elhanan, de zoon van Jair, versloeg Lachmi, 1223 1Kro 21:7 | Israel, maar Jonathan, de zoon van Simea, den broeder van 1224 1Kro 23:5 | 5 Want David zeide: Mijn zoon Salomo is een jongeling 1225 1Kro 23:6 | 6 Toen riep hij zijn zoon Salomo, en gebood hem den 1226 1Kro 23:7 | David zeide tot Salomo: Mijn zoon, wat mij aangaat, het was 1227 1Kro 23:9 | 9 Zie, de zoon, die u geboren zal worden, 1228 1Kro 23:10| en die zal Mij tot een zoon zijn, en Ik hem tot een 1229 1Kro 23:11| 11 Nu, mijn zoon, de HEERE zal met u zijn, 1230 1Kro 23:17| van Israel, dat zij zijn zoon Salomo helpen zouden, zeggende: ~ 1231 1Kro 24:1 | van dagen, maakte hij zijn zoon Salomo tot koning over Israel. ~ 1232 1Kro 25:6 | 6 En Semaja, de zoon van Nethaneel, de schrijver, 1233 1Kro 25:6 | en van Achimelech, den zoon van Abjathar, en van de 1234 1Kro 27:1 | Korahieten was Meselemja, de zoon van Kore, van de kinderen 1235 1Kro 27:6 | 6 Ook werden zijn zoon Semaja kinderen geboren, 1236 1Kro 27:14| Salemja; maar voor zijn zoon Zecharja, die een verstandig 1237 1Kro 27:24| 24 En Sebuel, de zoon van Gersom, den zoon van 1238 1Kro 27:24| de zoon van Gersom, den zoon van Mozes, was overste over 1239 1Kro 27:25| dezen: Rehabja was zijn zoon, en Jesaja zijn zoon, en 1240 1Kro 27:25| zijn zoon, en Jesaja zijn zoon, en Joram zijn zoon, en 1241 1Kro 27:25| zijn zoon, en Joram zijn zoon, en Zichri zijn zoon, en 1242 1Kro 27:25| zijn zoon, en Zichri zijn zoon, en Selomith zijn zoon. ~ 1243 1Kro 27:25| zijn zoon, en Selomith zijn zoon. ~ 1244 1Kro 27:28| geheiligd had, en Saul, de zoon van Kis, en Abner, de zoon 1245 1Kro 27:28| zoon van Kis, en Abner, de zoon van Ner, en Joab, de zoon 1246 1Kro 27:28| zoon van Ner, en Joab, de zoon van Zeruja; al wat iemand 1247 1Kro 28:2 | eerste maand was Jasobam, de zoon van Zabdiel; en in zijn 1248 1Kro 28:5 | derde maand was Benaja, de zoon van Jojada, den opperambtman; 1249 1Kro 28:6 | verdeling was Ammizabad, zijn zoon. ~ 1250 1Kro 28:7 | en na hem Zebadja, zijn zoon; in zijn verdeling waren 1251 1Kro 28:9 | zesde maand, was Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet; 1252 1Kro 28:16| Rubenieten was Eliezer, de zoon van Zichri, voorganger; 1253 1Kro 28:16| Simeonieten was Sefatja, de zoon van Maacha; ~ 1254 1Kro 28:17| Levieten was Hasabja, de zoon van Kemuel; over de Aaronieten 1255 1Kro 28:18| over Issaschar was Omri, de zoon van Michael; ~ 1256 1Kro 28:19| Zebulon was Jismaja, de zoon van Obadja; over Nafthali 1257 1Kro 28:19| Nafthali was Jerimoth, de zoon van Azriel; ~ 1258 1Kro 28:20| van Efraim was Hosea, de zoon van Azarja; over den halven 1259 1Kro 28:20| van Manasse was Joel, de zoon van Pedaja; ~ 1260 1Kro 28:21| in Gilead, was Jiddo, de zoon van Zecharja; over Benjamin 1261 1Kro 28:21| Benjamin was Jaasiel, de zoon van Abner; ~ 1262 1Kro 28:22| Over Dan was Azarel, de zoon van Jeroham. Dezen waren 1263 1Kro 28:24| 24 Joab, de zoon van Zeruja, had begonnen 1264 1Kro 28:25| konings was Azmaveth, de zoon van Adiel; en over de schatten 1265 1Kro 28:25| torens, was Jonathan, de zoon van Uzzia. ~ 1266 1Kro 28:26| landbouwing, was Esri, de zoon van Chelub. ~ 1267 1Kro 28:29| de laagten, was Safat, de zoon van Adlai. ~ 1268 1Kro 28:32| schrijver; Jehiel nu, de zoon van Hachmoni, was bij de 1269 1Kro 28:34| Achitofel was Jojada, de zoon van Benaja, en Abjathar; 1270 1Kro 29:5 | gegeven) zo heeft Hij mijn zoon Salomo verkoren, dat hij 1271 1Kro 29:6 | heeft tot mij gezegd: Uw zoon Salomo, die zal Mijn huis 1272 1Kro 29:6 | Mij uitverkoren tot een zoon, en Ik zal hem tot een Vader 1273 1Kro 29:9 | 9 En gij, mijn zoon Salomo, ken den God uws 1274 1Kro 29:11| 11 En David gaf zijn zoon Salomo een voorbeeld van 1275 1Kro 29:20| En David zeide tot zijn zoon Salomo: Wees sterk, en heb 1276 1Kro 30:1 | gemeente: God heeft mijn zoon Salomo alleen verkoren, 1277 1Kro 30:19| 19 En geef mijn zoon Salomo een volkomen hart, 1278 1Kro 30:22| zij maakten Salomo, den zoon van David, ten andere male 1279 1Kro 30:26| 26 Zo heeft dan David, de zoon van Isai, geregeerd over 1280 1Kro 30:28| rijkdom en eer; en zijn zoon Salomo regeerde in zijn 1281 2Kro 1:1 | 1 En Salomo, de zoon van David, werd versterkt 1282 2Kro 1:5 | altaar, dat Bezaleel, de zoon van Uri, den zoon van Hur, 1283 2Kro 1:5 | Bezaleel, de zoon van Uri, den zoon van Hur, gemaakt had, aldaar 1284 2Kro 2:12| koning David een wijzen zoon, kloek in voorzichtigheid 1285 2Kro 2:14| 14 Den zoon ener vrouw uit de dochteren 1286 2Kro 7:9 | huis niet bouwen, maar uw zoon, die uit uw lenden voortkomen 1287 2Kro 10:29| aangaande Jerobeam, den zoon van Nebat? ~ 1288 2Kro 10:31| zijns vaders Davids; en zijn zoon Rehabeam werd koning in 1289 2Kro 11:2 | geschiedde nu, als Jerobeam, de zoon van Nebat, dat hoorde (dezelve 1290 2Kro 11:15| gesproken had tot Jerobeam, den zoon van Nebat. ~ 1291 2Kro 11:16| erve hebben wij aan den zoon van Isai; een ieder naar 1292 2Kro 12:3 | 3 Zeg tot Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning van 1293 2Kro 12:17| bekrachtigden Rehabeam, den zoon van Salomo, drie jaren; 1294 2Kro 12:18| dochter van Jerimoth, den zoon van David, ter vrouwe Abihail, 1295 2Kro 12:18| de dochter van Eliab, den zoon van Isai, ~ 1296 2Kro 12:22| Rehabeam stelde Abia, den zoon van Maacha, tot een hoofd, 1297 2Kro 13:16| de stad Davids; en zijn zoon Abia werd koning in zijn 1298 2Kro 14:6 | Evenwel is Jerobeam, de zoon van Nebat, de knecht van 1299 2Kro 14:6 | de knecht van Salomo, den zoon van David, opgestaan, en 1300 2Kro 14:7 | gemaakt tegen Rehabeam, den zoon van Salomo, als Rehabeam 1301 2Kro 15:1 | de stad Davids, en zijn zoon Asa werd koning in zijn 1302 2Kro 16:1 | Geest Gods op Azaria, den zoon van Oded. ~ 1303 2Kro 18:1 | 1 En zijn zoon Josafat werd koning in zijn 1304 2Kro 18:16| naast hem was Amasia, de zoon van Zichri, die zich vrijwillig 1305 2Kro 19:7 | kwaad; deze is Micha, de zoon van Jimla. En Josafat zeide: 1306 2Kro 19:8 | Haal haastelijk Micha, den zoon van Jimla. ~ 1307 2Kro 19:10| 10 En Zedekia, de zoon van Kenaana, had zich ijzeren 1308 2Kro 19:23| 23 Toen trad Zedekia, de zoon van Kenaana, toe, en sloeg 1309 2Kro 19:25| der stad, en tot Joas, den zoon des konings; ~ 1310 2Kro 20:2 | 2 En Jehu, de zoon van Hanani, de ziener, ging 1311 2Kro 20:11| des HEEREN; en Zebadja, de zoon van Ismael, de vorst van 1312 2Kro 21:14| gemeente, op Jahaziel, den zoon van Zecharja, den zoon van 1313 2Kro 21:14| den zoon van Zecharja, den zoon van Benaja, den zoon van 1314 2Kro 21:14| den zoon van Benaja, den zoon van Jehiel, den zoon van 1315 2Kro 21:14| den zoon van Jehiel, den zoon van Matthanja, den Leviet, 1316 2Kro 21:34| geschiedenissen van Jehu, den zoon van Hanani, die men hem 1317 2Kro 21:37| 37 Maar Eliezer, de zoon van Dodava, van Maresa, 1318 2Kro 22:1 | de stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning in zijn 1319 2Kro 22:17| vrouwen; zodat hem geen zoon overgelaten werd, dan Joahaz, 1320 2Kro 22:21| de stad Davids; en zijn zoon Joram werd koning in zijn 1321 2Kro 22:37| vrouwen; zodat hem geen zoon overgelaten werd, dan Joahaz, 1322 2Kro 23:1 | maakten Ahazia, zijn kleinsten zoon, koning in zijn plaats; 1323 2Kro 23:1 | eersten gedood. Ahazia dan, de zoon van Joram, de koning van 1324 2Kro 23:5 | toog henen met Joram, den zoon van Achab, den koning van 1325 2Kro 23:6 | van Syrie; en Azarja, de zoon van Joram, den koning van 1326 2Kro 23:6 | kwam af, om Joram, den zoon van Achab, te Jizreel te 1327 2Kro 23:7 | Joram uit tot Jehu, den zoon van Nimsi, denwelken de 1328 2Kro 23:9 | want zij zeiden: Hij is de zoon van Josafat, die den HEERE 1329 2Kro 23:10| van Ahazia, zag, dat haar zoon dood was, zo maakte zij 1330 2Kro 23:11| des konings, nam Joas, den zoon van Ahazia, en stal hem 1331 2Kro 23:14| der honderden, Azarja, den zoon van Jeroham en Ismael, den 1332 2Kro 23:14| van Jeroham en Ismael, den zoon van Johanan, en Azarja, 1333 2Kro 23:14| Johanan, en Azarja, den zoon van Obed, en Maaseja, den 1334 2Kro 23:14| van Obed, en Maaseja, den zoon van Adaja en Elisafat, den 1335 2Kro 23:14| van Adaja en Elisafat, den zoon van Zichri, met zich in 1336 2Kro 23:16| zeide tot hen: Ziet, de zoon des konings zal koning zijn, 1337 2Kro 23:24| brachten zij des Konings zoon voor, en zetten hem de kroon 1338 2Kro 24:20| Gods toog Zacharia aan, den zoon van Jojada, den priester, 1339 2Kro 24:22| gedaan had, maar doodde zijn zoon; dewelke, als hij stierf, 1340 2Kro 24:26| tegen hem maakten: Zabad, de zoon van Simeath, de Ammonietische, 1341 2Kro 24:26| Ammonietische, en Jozabad, de zoon van Simrith, de Moabietische. ~ 1342 2Kro 24:27| boek der koningen; en zijn zoon Amazia werd koning in zijn 1343 2Kro 25:17| dat hij zond tot Joas, den zoon van Joahaz, den zoon van 1344 2Kro 25:17| den zoon van Joahaz, den zoon van Jehu, den koning van 1345 2Kro 25:18| zeggen: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar het gedierte 1346 2Kro 25:23| den koning van Juda, den zoon van Joas, den zoon van Joahaz, 1347 2Kro 25:23| den zoon van Joas, den zoon van Joahaz, te Beth-Semes; 1348 2Kro 25:25| 25 Amazia nu, de zoon van Joas, de koning van 1349 2Kro 25:25| na den dood van Joas, den zoon van Joahaz, den koning van 1350 2Kro 26:21| afgesneden; Jotham nu, zijn zoon, was over het huis des konings, 1351 2Kro 26:22| heeft de profeet Jesaja, de zoon van Amos, beschreven. ~ 1352 2Kro 26:23| hij is melaats; en zijn zoon Jotham werd koning in zijn 1353 2Kro 27:9 | de stad Davids; en zijn zoon Achaz werd koning in zijn 1354 2Kro 28:6 | 6 Want Pekah, de zoon van Remalia, sloeg in Juda 1355 2Kro 28:7 | Efraim, sloeg Maaseja, den zoon des konings, dood, en Azirkam, 1356 2Kro 28:12| kinderen van Efraim, Azaria, de zoon van Johanan, Berechja, de 1357 2Kro 28:12| van Johanan, Berechja, de zoon van Mesillemoth en Jehizkia, 1358 2Kro 28:12| Mesillemoth en Jehizkia, de zoon van Sallum, en Amasa, de 1359 2Kro 28:12| van Sallum, en Amasa, de zoon van Hadlai, tegen degenen, 1360 2Kro 28:27| koningen van Israel; en zijn zoon Jehizkia werd koning in 1361 2Kro 29:12| Levieten op, Mahath, de zoon van Amasai, en Joel, de 1362 2Kro 29:12| van Amasai, en Joel, de zoon van Azarja, van de kinderen 1363 2Kro 29:12| kinderen van Merari, Kis, de zoon van Abdi, en Azarja, de 1364 2Kro 29:12| van Abdi, en Azarja, de zoon van Jehaleel; en van de 1365 2Kro 29:12| de Gersonieten, Joah, de zoon van Zimma, en Eden, de zoon 1366 2Kro 29:12| zoon van Zimma, en Eden, de zoon van Joah; ~ 1367 2Kro 30:26| de dagen van Salomo, den zoon van David, den koning van 1368 2Kro 31:14| 14 En Kore, de zoon van Jimna, de Leviet, de 1369 2Kro 32:20| en de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, baden daartegen, 1370 2Kro 32:32| den profeet Jesaja, den zoon van Amoz, en in het boek 1371 2Kro 32:33| aan in zijn dood; en zijn zoon Manasse werd koning in zijn 1372 2Kro 33:7 | had tot David en tot zijn zoon Salomo: In dit huis, en 1373 2Kro 33:20| hem in zijn huis; en zijn zoon Amon werd koning in zijn 1374 2Kro 33:25| volk des lands maakte zijn zoon Josia koning in zijn plaats. ~  ~ 1375 2Kro 34:8 | had, zond hij Safan, den zoon van Azalia, en Maaseja, 1376 2Kro 34:8 | overste der stad, en Joha, den zoon van Joahaz, den kanselier, 1377 2Kro 34:20| gebood Hilkia, en Ahikam, den zoon van Safan, en Abdon, den 1378 2Kro 34:20| van Safan, en Abdon, den zoon van Micha, en Safan, den 1379 2Kro 34:22| huisvrouw van Sallum, den zoon van Tokhath, den zoon van 1380 2Kro 34:22| den zoon van Tokhath, den zoon van Hasra, den klederbewaarder. 1381 2Kro 35:3 | huis, hetwelk Salomo, de zoon van David, de koning van 1382 2Kro 35:4 | de beschrijving van zijn zoon Salomo; ~ 1383 2Kro 36:3 | huis, hetwelk Salomo, de zoon van David, de koning van 1384 2Kro 36:4 | de beschrijving van zijn zoon Salomo; ~ 1385 2Kro 37:1 | volk des lands Joahaz, den zoon van Josia, en zij maakten 1386 2Kro 37:8 | Juda; en Jojachin, zijn zoon, werd koning in zijn plaats. ~ 1387 Ezra 3:2 | 2 En Jesua, de zoon van Jozadak, maakte zich 1388 Ezra 3:2 | priesters en Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en zijn broederen, 1389 Ezra 3:8 | begonnen Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en Jesua, 1390 Ezra 3:8 | Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, en de overige 1391 Ezra 5:1 | profeet, en Zacharia, de zoon van Iddo, profeteerden tot 1392 Ezra 5:2 | maakten zich op Zerubbabel, de zoon van Sealthiel, en Jesua, 1393 Ezra 5:2 | Sealthiel, en Jesua, de zoon van Jozadak, en begonnen 1394 Ezra 6:14| Haggai en Zacharia, den zoon van Iddo; en zij bouwden 1395 Ezra 7:1 | koning van Perzie: Ezra, de zoon van Seraja, den zoon van 1396 Ezra 7:1 | de zoon van Seraja, den zoon van Azarja, den zoon van 1397 Ezra 7:1 | den zoon van Azarja, den zoon van Hilkia, ~ 1398 Ezra 7:2 | 2 Den zoon van Sallum, den zoon van 1399 Ezra 7:2 | Den zoon van Sallum, den zoon van Zadok, den zoon van 1400 Ezra 7:2 | den zoon van Zadok, den zoon van Ahitub, 1401 Ezra 7:3 | 3 Den zoon van Amarja, den zoon van 1402 Ezra 7:3 | Den zoon van Amarja, den zoon van Azarja, den zoon van 1403 Ezra 7:3 | den zoon van Azarja, den zoon van Merajoth, ~ 1404 Ezra 7:4 | 4 Den zoon van Zerahja, den zoon van 1405 Ezra 7:4 | Den zoon van Zerahja, den zoon van Uzzi, den zoon van Bukki, 1406 Ezra 7:4 | den zoon van Uzzi, den zoon van Bukki, 1407 Ezra 7:5 | 5 Den zoon van Abisua, den zoon van 1408 Ezra 7:5 | Den zoon van Abisua, den zoon van Pinehas, den zoon van 1409 Ezra 7:5 | den zoon van Pinehas, den zoon van Eleazar, den zoon van 1410 Ezra 7:5 | den zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, den hoofdpriester. ~ 1411 Ezra 8:4 | Pahath-Moab, Eljehoenai, van de zoon van Zerahja; en met hem 1412 Ezra 8:5 | kinderen van Sechanja, de zoon van Jahaziel; en met hem 1413 Ezra 8:6 | kinderen van Adin, Ebed, de zoon van Jonathan; en met hem 1414 Ezra 8:7 | kinderen van Elam, Jesaja, de zoon van Athalja; en met hem 1415 Ezra 8:8 | van Sefatja, Zebadja, de zoon van Michael; en met hem 1416 Ezra 8:9 | kinderen van Joab, Obadja, de zoon van Jehiel; en met hem tweehonderd 1417 Ezra 8:10| kinderen van Selomith, de zoon van Josifja; en met hem 1418 Ezra 8:11| van Babai, Zacharja, de zoon van Bebai; en met hem acht 1419 Ezra 8:12| kinderen van Azgad, Johanan, de zoon van Katan; en met hem honderd 1420 Ezra 8:18| kinderen van Mahli, den zoon van Levi, den zoon van Israel; 1421 Ezra 8:18| den zoon van Levi, den zoon van Israel; namelijk Serebja, 1422 Ezra 8:33| de hand van Meremoth, den zoon van Uria, den priester, 1423 Ezra 8:33| en met hem Eleazar, de zoon van Pinehas; en met hem 1424 Ezra 8:33| en met hem Jozabad, de zoon van Jesua, en Noadja, de 1425 Ezra 8:33| van Jesua, en Noadja, de zoon van Binnui, de Levieten. ~ 1426 Ezra 10:2 | antwoordde Sechanja, de zoon van Jehiel, een van de zonen 1427 Ezra 10:6 | de kamer van Johanan, den zoon van Eljasib; als hij daar 1428 Ezra 10:15| Alleenlijk Jonathan, de zoon van Asahel, en Jehazia, 1429 Ezra 10:15| van Asahel, en Jehazia, de zoon van Tikva, stonden hierover; 1430 Ezra 10:18| de zonen van Jesua, den zoon van Jozadak, en zijn broederen, 1431 Neh 1:1 | geschiedenissen van Nehemia, zoon van Hachalja. En het geschiedde 1432 Neh 3:2 | aan zijn hand Zacchur, de zoon van Imri. ~ 1433 Neh 3:4 | verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz; 1434 Neh 3:4 | Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz; en aan hun hand 1435 Neh 3:4 | verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, den zoon van 1436 Neh 3:4 | de zoon van Berechja, den zoon van Mesezabeel; en aan hun 1437 Neh 3:4 | hun hand verbeterde Zadok, zoon van Baena. ~ 1438 Neh 3:6 | poort verbeterden Jojada, de zoon van Paseah, en Mesullam, 1439 Neh 3:6 | Paseah, en Mesullam, de zoon van Besodja; deze zolderden 1440 Neh 3:8 | hand verbeterde Uzziel, de zoon van Harhoja, een der goudsmeden, 1441 Neh 3:8 | hand verbeterde Hananja, de zoon van een der apothekers; 1442 Neh 3:9 | hand verbeterde Refaja, de zoon van Hur, overste des halven 1443 Neh 3:10 | hand verbeterde Jedaja, de zoon van Herumaf, en tegenover 1444 Neh 3:10 | hand verbeterde Hattus, de zoon van Hasabneja. ~ 1445 Neh 3:11 | verbeterden Malchia, de zoon van Harim, en Hassub, de 1446 Neh 3:11 | van Harim, en Hassub, de zoon van Pahath-Moab; daartoe 1447 Neh 3:12 | hand verbeterde Sallum, de zoon van Lohes, overste van het 1448 Neh 3:14 | nu verbeterde Malchia, de zoon van Rechab, overste van 1449 Neh 3:15 | Fonteinpoort verbeterde Sallum, de zoon van Kol-Hoze, overste van 1450 Neh 3:16 | hem verbeterde Nehemia, de zoon van Azbuk, overste van het 1451 Neh 3:17 | verbeterden de Levieten, Rehum, de zoon van Bani; aan zijn hand 1452 Neh 3:18 | hun broederen, Bavai, de zoon van Henadad, de overste 1453 Neh 3:19 | hand verbeterde Ezer, de zoon van Jesua, de overste van 1454 Neh 3:20 | zeer vuriglijk Baruch, de zoon van Zabbai, een andere maat; 1455 Neh 3:21 | verbeterde Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz, 1456 Neh 3:21 | Meremoth, de zoon van Uria, den zoon van Koz, een ander maat; 1457 Neh 3:23 | hem verbeterde Azaria, de zoon van Maaseja, den zoon van 1458 Neh 3:23 | de zoon van Maaseja, den zoon van Hananja, bij zijn huis. ~ 1459 Neh 3:24 | hem verbeterde Binnui, de zoon van Henadad, een ander maat; 1460 Neh 3:25 | 25 Palal, de zoon van Uzai, tegen den hoek, 1461 Neh 3:25 | gevangenis is; na hem Pedaja, de zoon van Paros; ~ 1462 Neh 3:29 | Daarna verbeterde Zadok, de zoon van Immer, tegenover zijn 1463 Neh 3:29 | hem verbeterde Semaja, de zoon van Sechanja, de bewaarder 1464 Neh 3:30 | verbeterden Hananja, de zoon van Selemja, en Hanun, de 1465 Neh 3:30 | van Selemja, en Hanun, de zoon van Zalaf, de zesde, een 1466 Neh 3:30 | verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, tegenover 1467 Neh 3:31 | hem verbeterde Malchia, de zoon eens goudsmids, tot aan 1468 Neh 6:10 | het huis van Semaja, den zoon van Delaja, den zoon van 1469 Neh 6:10 | den zoon van Delaja, den zoon van Mehetabeel (hij nu was 1470 Neh 6:18 | schoonzoon van Sechanja, den zoon van Arah; en zijn zoon Johanan 1471 Neh 6:18 | den zoon van Arah; en zijn zoon Johanan had genomen de dochter 1472 Neh 6:18 | dochter van Mesullam, den zoon van Berechja. ~ 1473 Neh 8:18 | de dagen van Jesua, den zoon van Nun, tot op dezen dag 1474 Neh 10:1 | waren: Nehemia Hattirsatha, zoon van Hachalja, en Zidkia, ~ 1475 Neh 10:9 | Levieten, namelijk: Jesua, zoon van Azanja, Binnui; van 1476 Neh 10:38 | dat er een priester, een zoon van Aaron, bij de Levieten 1477 Neh 11:4 | kinderen van Juda: Athaja, de zoon van Uzzia, den zoon van 1478 Neh 11:4 | de zoon van Uzzia, den zoon van Zacharja, den zoon van 1479 Neh 11:4 | den zoon van Zacharja, den zoon van Amarja, den zoon van 1480 Neh 11:4 | den zoon van Amarja, den zoon van Sefatja, den zoon van 1481 Neh 11:4 | den zoon van Sefatja, den zoon van Mahalaleel, van de kinderen 1482 Neh 11:5 | 5 En Maaseja, de zoon van Baruch, den zoon van 1483 Neh 11:5 | de zoon van Baruch, den zoon van Kol-hose, den zoon van 1484 Neh 11:5 | den zoon van Kol-hose, den zoon van Hazaja, den zoon van 1485 Neh 11:5 | den zoon van Hazaja, den zoon van Adaja, den zoon van 1486 Neh 11:5 | den zoon van Adaja, den zoon van Jojarib, den zoon van 1487 Neh 11:5 | den zoon van Jojarib, den zoon van Zacharja, den zoon van 1488 Neh 11:5 | den zoon van Zacharja, den zoon van Siloni. ~ 1489 Neh 11:7 | van Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon van 1490 Neh 11:7 | de zoon van Mesullam, den zoon van Joed, den zoon van Pedaja, 1491 Neh 11:7 | den zoon van Joed, den zoon van Pedaja, den zoon van 1492 Neh 11:7 | den zoon van Pedaja, den zoon van Kolaja, den zoon van 1493 Neh 11:7 | den zoon van Kolaja, den zoon van Maaseja, den zoon van 1494 Neh 11:7 | den zoon van Maaseja, den zoon van Ithiel, den zoon van 1495 Neh 11:7 | den zoon van Ithiel, den zoon van Jesaja; ~ 1496 Neh 11:9 | 9 En Joel, de zoon van Zichri, was opziener 1497 Neh 11:9 | opziener over hen; en Juda, de zoon van Senua, was de tweede 1498 Neh 11:10 | de priesteren: Jedaja, de zoon van Jojarib, Jachin; ~ 1499 Neh 11:11 | 11 Seraja, de zoon van Hilkia, den zoon van 1500 Neh 11:11 | de zoon van Hilkia, den zoon van Mesullam, den zoon van


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2206

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License