Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
toemeten 1
toemuren 1
toemuurt 1
toen 2140
toenam 4
toenemen 7
toenoemen 1
Frequency    [«  »]
2273 koning
2262 over
2206 zoon
2140 toen
2077 heeren
2044 kinderen
1976 zich

Bijbel

IntraText - Concordances

toen

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2140

     Book Chapter: Verse
501 Num 26:10 | die vergadering stierf, toen het vuur tweehonderd en 502 Num 26:61 | en Abihu waren gestorven, toen zij vreemd vuur brachten 503 Num 27:1 | 1 Toen naderden de dochteren van 504 Num 27:15 | 15 Toen sprak Mozes tot den HEERE, 505 Num 27:18 | 18 Toen zeide de HEERE tot Mozes: 506 Num 31:48 | 48 Toen traden tot Mozes de bevelhebbers, 507 Num 31:63 | 10 Toen ontstak de toorn des HEEREN 508 Num 31:69 | 16 Toen traden zij toe tot hem, 509 Num 31:73 | 20 Toen zeide Mozes tot hen: Indien 510 Num 31:78 | 25 Toen spraken de kinderen van 511 Num 31:81 | 28 Toen gebood Mozes, hunnenthalve, 512 Num 32:38 | 38 Toen ging de priester Aaron op 513 Num 35:5 | 5 Toen gebood Mozes den kinderen 514 Deu 1:14 | 14 Toen antwoorddet gij mij, en 515 Deu 1:19 | 19 Toen vertogen wij van Horeb, 516 Deu 1:20 | 20 Toen zeide ik tot ulieden: Gij 517 Deu 1:22 | 22 Toen naderdet gij allen tot mij, 518 Deu 1:29 | 29 Toen zeide ik tot u: Verschrikt 519 Deu 1:41 | 41 Toen antwoorddet gij, en zeidet 520 Deu 1:44 | 44 Toen togen de Amorieten uit, 521 Deu 2:2 | 2 Toen sprak de HEERE tot mij, 522 Deu 2:9 | 9 Toen sprak de HEERE tot mij: 523 Deu 2:26 | 26 Toen zond ik boden uit de woestijn 524 Deu 3:2 | 2 Toen zeide de HEERE tot mij: 525 Deu 4:13 | 13 Toen verkondigde Hij u Zijn verbond, 526 Deu 4:41 | 41 Toen scheidde Mozes drie steden 527 Deu 5:28 | stem uwer woorden hoorde, toen gij tot mij spraakt, zo 528 Deu 9:9 | met ulieden gemaakt had, toen bleef ik veertig dagen en 529 Deu 9:15 | 15 Toen keerde ik mij, en ging van 530 Deu 9:17 | 17 Toen vatte ik de twee tafelen, 531 Deu 10:4 | 4 Toen schreef Hij op de tafelen, 532 Deu 18:17 | 17 Toen zeide de HEERE tot mij: 533 Deu 26:7 | 7 Toen riepen wij tot den HEERE, 534 Deu 29:7 | 7 Toen gij nu kwaamt aan deze plaats, 535 Deu 31:15 | 15 Toen verscheen de HEERE in de 536 Deu 31:30 | 30 Toen sprak Mozes, voor de oren 537 Deu 32:8 | 8 Toen de Allerhoogste aan de volken 538 Deu 32:8 | volken de erfenis uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneen 539 Deu 34:1 | 1 Toen ging Mozes op, uit de vlakke 540 Joz 1:10 | 10 Toen gebood Jozua den ambtlieden 541 Joz 1:16 | 16 Toen antwoordden zij Jozua, zeggende: 542 Joz 2:2 | 2 Toen werd den koning te Jericho 543 Joz 2:10 | voor ulieder aangezicht, toen gij uit Egypte gingt; en 544 Joz 2:14 | 14 Toen spraken die mannen tot haar: 545 Joz 2:21 | zij alzo naar uw woorden. Toen liet zij hen gaan; en zij 546 Joz 3:9 | 9 Toen zeide Jozua tot de kinderen 547 Joz 3:14 | 14 En het geschiedde, toen het volk vertrok uit zijn 548 Joz 3:16 | zij werden afgesneden. Toen trok het volk over, tegenover 549 Joz 4:1 | 1 Het geschiedde nu, toen al het volk geeindigd had 550 Joz 4:11 | geeindigd had over te gaan, toen ging de ark des HEEREN over, 551 Joz 4:17 | 17 Toen gebood Jozua den priesteren, 552 Joz 4:18 | 18 En het geschiedde, toen de priesters, die de ark 553 Joz 5:1 | 1 En het geschiedde, toen al de koningen der Amorieten, 554 Joz 5:3 | 3 Toen maakte zich Jozua stenen 555 Joz 5:14 | HEEREN: Ik ben nu gekomen! Toen viel Jozua op zijn aangezicht 556 Joz 5:15 | 15 Toen zeide de Vorst van het heir 557 Joz 6:2 | 2 Toen zeide de HEERE tot Jozua: 558 Joz 6:6 | 6 Toen riep Jozua, de zoon van 559 Joz 6:11 | omringende dezelve eenmaal; toen kwamen zij weder in het 560 Joz 6:23 | 23 Toen gingen de jongelingen, de 561 Joz 7:1 | nam van het verbannene. Toen ontstak de toorn des HEEREN 562 Joz 7:5 | sloegen hen in een afgang. Toen versmolt het hart des volks, 563 Joz 7:6 | 6 Toen verscheurde Jozua zijn klederen, 564 Joz 7:10 | 10 Toen zeide de HEERE tot Jozua: 565 Joz 7:16 | 16 Toen maakte zich Jozua des morgens 566 Joz 7:17 | het geslacht van Zarchi. Toen hij het geslacht van Zarchi 567 Joz 7:19 | 19 Toen zeide Jozua tot Achan: Mijn 568 Joz 7:22 | 22 Toen zond Jozua boden henen, 569 Joz 7:24 | 24 Toen nam Jozua, en gans Israel 570 Joz 8:1 | 1 Toen zeide de HEERE tot Jozua: 571 Joz 8:3 | 3 Toen maakte zich Jozua op, en 572 Joz 8:14 | 14 En het geschiedde, toen de koning van Ai dat zag, 573 Joz 8:18 | 18 Toen sprak de HEERE tot Jozua: 574 Joz 8:18 | zal hen in uw hand geven. Toen strekte Jozua de spies, 575 Joz 8:19 | 19 Toen rees de achterlage haastelijk 576 Joz 8:24 | 24 En het geschiedde, toen de Israelieten een einde 577 Joz 8:30 | 30 Toen bouwde Jozua een altaar 578 Joz 9:1 | 1 En het geschiedde, toen dit hoorden al de koningen, 579 Joz 9:7 | 7 Toen zeiden de mannen van Israel 580 Joz 9:8 | Jozua: Wij zijn uw knechten. Toen zeide Jozua tot hen: Wie 581 Joz 9:12 | huizen genomen, ten dage, toen wij uittogen om tot ulieden 582 Joz 9:14 | 14 Toen namen de mannen van hun 583 Joz 9:17 | 17 Want toen de kinderen Israels voorttogen, 584 Joz 9:19 | 19 Toen zeiden al de oversten tot 585 Joz 10:1 | 1 Het geschiedde nu, toen Adoni-Zedek, de koning van 586 Joz 10:5 | 5 Toen werden verzameld en kwamen 587 Joz 10:7 | 7 Toen toog Jozua op van Gilgal, 588 Joz 10:11 | 11 Het geschiedde nu, toen zij voor het aangezicht 589 Joz 10:12 | 12 Toen sprak Jozua tot den HEERE, 590 Joz 10:15 | 15 Toen keerde Jozua weder, en gans 591 Joz 10:20 | 20 En het geschiedde, toen Jozua en de kinderen Israels 592 Joz 10:25 | 25 Toen zeide Jozua tot hen: Vreest 593 Joz 10:29 | 29 Toen toog Jozua door, en gans 594 Joz 10:31 | 31 Toen toog Jozua voort, en gans 595 Joz 10:33 | 33 Toen trok Horam, de koning van 596 Joz 10:38 | 38 Toen keerde Jozua, en gans Israel 597 Joz 10:43 | 43 Toen keerde Jozua weder, en gans 598 Joz 14:6 | 6 Toen naderden de kinderen van 599 Joz 14:7 | Ik was veertig jaren oud, toen Mozes, de knecht des HEEREN, 600 Joz 14:9 | 9 Toen zwoer Mozes te dien zelven 601 Joz 14:10 | tot Mozes gesproken heeft, toen Israel in de woestijn wandelde; 602 Joz 14:11 | gelijk als ik was ten dage, toen Mozes mij uitzond; gelijk 603 Joz 14:11 | uitzond; gelijk mijn kracht toen was, alzo is nu mijn kracht, 604 Joz 14:13 | 13 Toen zegende hem Jozua, en hij 605 Joz 15:18 | sprong van den ezel af; toen sprak Kaleb tot haar: Wat 606 Joz 15:19 | mij ook waterwellingen. Toen gaf hij haar hoge waterwellingen 607 Joz 17:14 | 14 Toen spraken de kinderen van 608 Joz 17:16 | 16 Toen zeiden de kinderen van Jozef: 609 Joz 18:8 | 8 Toen maakten zich die mannen 610 Joz 18:10 | 10 Toen wierp Jozua het lot voor 611 Joz 19:24 | 24 Toen ging het vijfde lot voor 612 Joz 19:49 | 49 Toen zij nu geeindigd hadden 613 Joz 21:1 | 1 Toen naderden de hoofden der 614 Joz 21:4 | 4 Toen ging het lot uit voor de 615 Joz 23:1 | 1 Toen riep Jozua de Rubenieten, 616 Joz 23:10 | 10 Toen zij kwamen aan de grenzen 617 Joz 23:15 | 15 Toen zij tot de kinderen van 618 Joz 23:21 | 21 Toen antwoordden de kinderen 619 Joz 23:30 | 30 Toen de priester Pinehas, en 620 Joz 23:31 | HEERE niet begaan hebt; toen hebt gijlieden de kinderen 621 Joz 25:2 | 2 Toen zeide Jozua tot het ganse 622 Joz 25:3 | 3 Toen nam Ik uw vader Abraham 623 Joz 25:5 | 5 Toen zond Ik Mozes en Aaron, 624 Joz 25:8 | 8 Toen bracht Ik u in het land 625 Joz 25:11 | 11 Toen gij over de Jordaan getrokken 626 Joz 25:16 | 16 Toen antwoordde het volk en zeide: 627 Joz 25:19 | 19 Toen zeide Jozua tot het volk: 628 Joz 25:21 | 21 Toen zeide het volk tot Jozua: 629 Joz 25:28 | 28 Toen zond Jozua het volk weg, 630 Ric 1:3 | 3 Toen zeide Juda tot zijn broeder 631 Ric 1:7 | 7 Toen zeide Adoni-Bezek: Zeventig 632 Ric 1:13 | 13 Toen nam Othniel haar in, de 633 Ric 1:14 | sprong van den ezel af; toen zeide Kaleb tot haar: Wat 634 Ric 1:15 | mij ook waterwellingen. Toen gaf Kaleb haar hoge wellingen 635 Ric 1:26 | 26 Toen toog deze man in het land 636 Ric 2:11 | 11 Toen deden de kinderen Israels, 637 Ric 3:8 | 8 Toen ontstak de toorn des HEEREN 638 Ric 3:11 | 11 Toen was het land veertig jaren 639 Ric 3:12 | was in de ogen des HEEREN; toen sterkte de HEERE Eglon, 640 Ric 3:15 | 15 Toen riepen de kinderen Israels 641 Ric 3:20 | heb een woord Gods aan u. Toen stond hij op van den stoel. ~ 642 Ric 3:23 | 23 Toen ging Ehud uit van de voorzaal, 643 Ric 3:25 | deuren der opperzaal niet. Toen namen zij den sleutel en 644 Ric 4:3 | 3 Toen riepen de kinderen Israels 645 Ric 4:8 | 8 Toen zeide Barak tot haar: Indien 646 Ric 4:10 | 10 Toen riep Barak Zebulon en Nafthali 647 Ric 4:12 | 12 Toen boodschapten zij Sisera, 648 Ric 4:19 | drinken, want mij dorst. Toen opende zij een melkfles, 649 Ric 4:28 | 4 HEERE! toen Gij voorttoogt van Seir, 650 Ric 4:28 | Gij voorttoogt van Seir, toen Gij daarheen traadt van 651 Ric 4:35 | aan zijn dorpen in Israel; toen ging des HEEREN volk af 652 Ric 4:37 | 13 Toen deed Hij de overgeblevenen 653 Ric 4:43 | koningen kwamen, zij streden; toen streden de koningen van 654 Ric 4:46 | 22 Toen werden de paardenhoeven 655 Ric 5:6 | vanwege de Midianieten. Toen riepen de kinderen Israels 656 Ric 5:11 | 11 Toen kwam een Engel des HEEREN, 657 Ric 5:12 | 12 Toen verscheen hem de Engel des 658 Ric 5:14 | 14 Toen keerde zich de HEERE tot 659 Ric 5:21 | de ongezuurde koeken aan; toen ging er vuur op uit de rots, 660 Ric 5:22 | 22 Toen zag Gideon, dat het een 661 Ric 5:24 | 24 Toen bouwde Gideon aldaar den 662 Ric 5:27 | 27 Toen nam Gideon tien mannen uit 663 Ric 5:30 | 30 Toen zeiden de mannen van die 664 Ric 5:34 | 34 Toen toog de Geest des HEEREN 665 Ric 6:1 | 1 Toen stond Jerubbaal (dewelke 666 Ric 6:3 | het gebergte van Gilead! Toen keerden uit het volk weder 667 Ric 6:5 | volk afgaan naar het water. Toen zeide de HEERE tot Gideon: 668 Ric 6:6 | 6 Toen was het getal dergenen, 669 Ric 6:11 | aftrekken zult in het leger. Toen ging hij af, met Pura, zijn 670 Ric 6:13 | 13 Toen nu Gideon aankwam, ziet, 671 Ric 6:21 | plaats, rondom het leger. Toen verliep het ganse leger, 672 Ric 6:23 | 23 Toen werden de mannen van Israel 673 Ric 7:1 | 1 Toen zeiden de mannen van Efraim 674 Ric 7:1 | dat gij ons niet riept, toen gij heentoogt om te strijden 675 Ric 7:3 | doen, gelijk gijlieden? Toen liet hun toorn van hem af, 676 Ric 7:7 | 7 Toen zeide Gideon: Daarom, als 677 Ric 7:13 | 13 Toen nu Gideon, de zoon van Joas, 678 Ric 7:15 | 15 Toen kwam hij tot de lieden van 679 Ric 7:19 | 19 Toen zeide hij: Het waren mijn 680 Ric 7:21 | 21 Toen zeiden Zebah en Tsalmuna: 681 Ric 7:22 | 22 Toen zeiden de mannen van Israel 682 Ric 8:3 | 3 Toen spraken de broeders zijner 683 Ric 8:6 | 6 Toen vergaderden zich alle burgers 684 Ric 8:10 | 10 Toen zeiden de bomen tot den 685 Ric 8:12 | 12 Toen zeiden de bomen tot den 686 Ric 8:14 | 14 Toen zeiden al de bomen tot den 687 Ric 8:21 | 21 Toen vlood Jotham, en vluchtte, 688 Ric 8:38 | 38 Toen zeide Zebul tot hem: Waar 689 Ric 8:43 | 43 Toen nam hij het volk, en deelde 690 Ric 8:52 | 52 Toen kwam Abimelech tot aan den 691 Ric 8:54 | 54 Toen riep hij haastelijk den 692 Ric 9:6 | 6 Toen voeren de kinderen Israels 693 Ric 9:10 | 10 Toen riepen de kinderen Israels 694 Ric 9:12 | Maonieten, die u onderdrukten, toen gij tot Mij riept, alsdan 695 Ric 9:16 | weg, en dienden den HEERE. Toen werd Zijn ziel verdrietig 696 Ric 9:18 | 18 Toen zeide het volk, de oversten 697 Ric 10:3 | 3 Toen vlood Jeftha voor het aangezicht 698 Ric 10:9 | 9 Toen zeide Jeftha tot de oudsten 699 Ric 10:29 | 29 Toen kwam de Geest des HEEREN 700 Ric 10:34 | 34 Toen nu Jeftha te Mizpa bij zijn 701 Ric 10:38 | haar twee maanden gaan. Toen ging zij heen met haar gezellinnen, 702 Ric 11:1 | 1 Toen werden de mannen van Efraim 703 Ric 11:10 | 10 Toen stierf Ebzan, en werd begraven 704 Ric 11:15 | 15 Toen stierf Abdon, een zoon van 705 Ric 12:6 | 6 Toen kwam deze vrouw in, en sprak 706 Ric 12:8 | 8 Toen aanbad Manoach den HEERE 707 Ric 12:11 | 11 Toen stond Manoach op, en ging 708 Ric 12:12 | 12 Toen zeide Manoach: Nu, dat Uw 709 Ric 12:15 | 15 Toen zeide Manoach tot den Engel 710 Ric 12:19 | 19 Toen nam Manoach een geitenbokje, 711 Ric 12:21 | en aan zijn huisvrouw. Toen bekende Manoach, dat het 712 Ric 13:6 | 6 Toen werd de Geest des HEEREN 713 Ric 13:8 | weder, om haar te nemen; toen week hij af, om het aas 714 Ric 13:18 | 18 Toen zeiden de mannen der stad 715 Ric 13:19 | 19 Toen werd de Geest des HEEREN 716 Ric 14:3 | 3 Toen zeide Simson tot henlieden: 717 Ric 14:6 | 6 Toen zeiden de Filistijnen: Wie 718 Ric 14:6 | aan zijn metgezel gegeven. Toen kwamen de Filistijnen op, 719 Ric 14:7 | 7 Toen zeide Simson tot hen: Zoudt 720 Ric 14:9 | 9 Toen togen de Filistijnen op, 721 Ric 14:11 | 11 Toen kwamen drie duizend mannen 722 Ric 14:12 | de hand der Filistijnen. Toen zeide Simson tot hen: Zweert 723 Ric 14:16 | 16 Toen zeide Simson: Met een ezelskinnebakken, 724 Ric 14:19 | 19 Toen kloofde God de holle plaats, 725 Ric 14:19 | van dezelve, en hij dronk. Toen kwam zijn geest weder, en 726 Ric 15:2 | 2 Toen werd de Gazieten gezegd: 727 Ric 15:3 | lag tot middernacht toe; toen stond hij op ter middernacht, 728 Ric 15:5 | 5 Toen kwamen de vorsten der Filistijnen 729 Ric 15:8 | 8 Toen brachten de vorsten der 730 Ric 15:9 | Filistijnen over u, Simson! Toen verbrak hij de zelen, gelijk 731 Ric 15:10 | 10 Toen zeide Delila tot Simson: 732 Ric 15:12 | 12 Toen nam Delila nieuwe touwen, 733 Ric 15:12 | zittende in een kamer.) Toen verbrak hij ze van zijn 734 Ric 15:14 | Filistijnen over u, Simson! Toen waakte hij op uit zijn slaap, 735 Ric 15:15 | 15 Toen zeide zij tot hem: Hoe zult 736 Ric 15:19 | 19 Toen deed zij hem slapen op haar 737 Ric 15:21 | 21 Toen grepen hem de Filistijnen, 738 Ric 15:22 | weder te wassen, gelijk toen hij geschoren werd. ~ 739 Ric 15:23 | 23 Toen verzamelden zich de vorsten 740 Ric 15:26 | 26 Toen zeide Simson tot den jongen, 741 Ric 15:28 | 28 Toen riep Simson tot den HEERE, 742 Ric 15:31 | 31 Toen kwamen zijn broeders af, 743 Ric 16:2 | mij, ik heb dat genomen. Toen zeide zijn moeder: Gezegend 744 Ric 16:10 | 10 Toen zeide Micha tot hem: Blijf 745 Ric 16:13 | 13 Toen zeide Micha: Nu weet ik, 746 Ric 17:5 | 5 Toen zeiden zij tot hem: Vraag 747 Ric 17:7 | 7 Toen gingen die vijf mannen heen, 748 Ric 17:11 | 11 Toen reisden van daar uit het 749 Ric 17:14 | 14 Toen antwoordden de vijf mannen, 750 Ric 17:15 | 15 Toen weken zij daarheen, en kwamen 751 Ric 17:20 | 20 Toen werd het hart van den priester 752 Ric 17:24 | 24 Toen zeide hij: Gijlieden hebt 753 Ric 18:5 | opstond om weg te trekken; toen zeide de vader van de jonge 754 Ric 18:6 | aten te zamen, en dronken. Toen zeide de vader van de jonge 755 Ric 18:7 | stond op, om weg te trekken. Toen drong hem zijn schoonvader, 756 Ric 18:9 | 9 Toen maakte de man zich op, om 757 Ric 18:15 | in Gibea te vernachten. Toen hij nu inkwam, zat hij neder 758 Ric 18:20 | 20 Toen zeide de oude man: Vrede 759 Ric 18:22 | 22 Toen zij nu hun hart vrolijk 760 Ric 18:25 | wilden naar hem niet horen. Toen greep de man zijn bijwijf, 761 Ric 18:28 | maar niemand antwoordde. Toen nam hij haar op den ezel, 762 Ric 19:1 | 1 Toen togen al de kinderen Israels 763 Ric 19:4 | 4 Toen antwoordde de Levietische 764 Ric 19:6 | 6 Toen greep ik mijn bijwijf, en 765 Ric 19:8 | 8 Toen maakte zich al het volk 766 Ric 19:21 | 21 Toen togen de kinderen van Benjamin 767 Ric 19:26 | 26 Toen togen alle kinderen Israels 768 Ric 19:29 | 29 Toen bestelde Israel achterlagen 769 Ric 19:31 | 31 Toen togen de kinderen van Benjamin 770 Ric 19:32 | 32 Toen zeiden de kinderen van Benjamin: 771 Ric 19:33 | 33 Toen maakten zich alle mannen 772 Ric 19:35 | 35 Toen sloeg de HEERE Benjamin 773 Ric 19:40 | 40 Toen begon de verheffing op te 774 Ric 19:45 | 45 Toen keerden zij zich, en vloden 775 Ric 20:10 | 10 Toen zond de vergadering daarheen 776 Ric 20:13 | 13 Toen zond de ganse vergadering 777 Ric 20:15 | 15 Toen berouwde het den volke over 778 Ric 20:19 | 19 Toen zeiden zij: Ziet, er is 779 Rut 1:6 | 6 Toen maakte zij zich op met haar 780 Rut 1:14 | 14 Toen hieven zij haar stem op, 781 Rut 2:8 | 8 Toen zeide Boaz tot Ruth: Hoort 782 Rut 2:10 | 10 Toen viel zij op haar aangezicht, 783 Rut 2:19 | 19 Toen zeide haar schoonmoeder 784 Rut 2:20 | 20 Toen zeide Naomi tot haar schoondochter: 785 Rut 3:18 | 18 Toen zeide zij: Zit stil, mijn 786 Rut 4:3 | 3 Toen zeide hij tot dien losser: 787 Rut 4:4 | die het losse, en ik na u. Toen zeide hij: Ik zal het lossen. ~ 788 Rut 4:6 | 6 Toen zeide die losser: Ik zal 789 Rut 4:9 | 9 Toen zeide Boaz tot de oudsten 790 Rut 4:14 | 14 Toen zeiden de vrouwen tot Naomi: 791 1Sa 1:8 | 8 Toen zeide Elkana, haar man: 792 1Sa 1:9 | 9 Toen stond Hanna op, nadat hij 793 1Sa 1:17 | 17 Toen antwoordde Eli en zeide: 794 1Sa 2:1 | 1 Toen bad Hanna en zeide: Mijn 795 1Sa 2:27 | aan het huis uws vaders, toen zij in Egypte waren, in 796 1Sa 3:6 | 6 Toen riep de HEERE Samuel wederom; 797 1Sa 3:8 | 8 Toen riep de HEERE Samuel wederom, 798 1Sa 3:8 | want gij hebt mij geroepen. Toen verstond Eli, dat de HEERE 799 1Sa 3:9 | HEERE, want Uw knecht hoort. Toen ging Samuel heen en legde 800 1Sa 3:10 | 10 Toen kwam de HEERE, en stelde 801 1Sa 3:15 | lag tot aan den morgen; toen deed hij de deuren van het 802 1Sa 3:16 | 16 Toen riep Eli Samuel, en zeide: 803 1Sa 3:18 | 18 Toen gaf hem Samuel te kennen 804 1Sa 4:6 | in het leger der Hebreen? Toen vernamen zij, dat de ark 805 1Sa 4:10 | 10 Toen streden de Filistijnen, 806 1Sa 4:12 | 12 Toen liep er een Benjaminiet 807 1Sa 4:13 | verkondigen in de stad, toen schreeuwde de ganse stad. ~ 808 1Sa 4:14 | de stem dezer beroerte? Toen haastte zich die man, en 809 1Sa 4:17 | 17 Toen antwoordde hij, die de boodschap 810 1Sa 5:4 | 4 Toen zij nu des anderen daags 811 1Sa 5:7 | 7 Toen nu de mannen te Asdod zagen, 812 1Sa 5:10 | 10 Toen zonden zij de ark Gods naar 813 1Sa 6:4 | 4 Toen zeiden zij: Welk is dat 814 1Sa 6:6 | hebben? Hebben zij niet, toen Hij wonderlijk met hen gehandeld 815 1Sa 6:19 | vijftig duizend mannen. Toen bedreef het volk rouw, omdat 816 1Sa 6:20 | 20 Toen zeiden de lieden van Beth-Semes: 817 1Sa 7:1 | 1 Toen kwamen de mannen van Kirjath-Jearim, 818 1Sa 7:3 | 3 Toen sprak Samuel tot het ganse 819 1Sa 7:7 | 7 Toen de Filistijnen hoorden, 820 1Sa 7:9 | 9 Toen nam Samuel een melklam, 821 1Sa 7:10 | 10 En het geschiedde, toen Samuel dat brandoffer offerde, 822 1Sa 8:1 | 1 Het geschiedde nu, toen Samuel oud geworden was, 823 1Sa 8:4 | 4 Toen vergaderden zich alle oudsten 824 1Sa 8:8 | hebben, van dien dag af, toen Ik hen uit Egypte geleid 825 1Sa 8:22 | en stel hun een koning. Toen zeide Samuel tot de mannen 826 1Sa 9:5 | 5 Toen zij in het land van Zuf 827 1Sa 9:7 | 7 Toen zeide Saul tot zijn jongen: 828 1Sa 9:10 | 10 Toen zeide Saul tot zijn jongen: 829 1Sa 9:12 | 12 Toen antwoordden zij hun, en 830 1Sa 9:14 | gingen zij op in de stad. Toen zij in het midden der stad 831 1Sa 9:17 | 17 Toen Samuel Saul aanzag, zo antwoordde 832 1Sa 9:21 | 21 Toen antwoordde Saul, en zeide: 833 1Sa 9:23 | 23 Toen zeide Samuel tot den kok: 834 1Sa 9:27 | 27 Toen zij afgegaan waren aan het 835 1Sa 9:27 | onze aangezichten heenga; toen ging hij heen; maar sta 836 1Sa 10:1 | 1 Toen nam Samuel een oliekruik, 837 1Sa 10:9 | 9 Het geschiedde nu, toen hij zijn schouder keerde, 838 1Sa 10:10 | 10 Toen zij daar aan den heuvel 839 1Sa 10:12 | 12 Toen antwoordde een man van daar, 840 1Sa 10:13 | 13 Toen hij nu voleind had te profeteren, 841 1Sa 10:14 | de ezelinnen te zoeken; toen wij zagen, dat zij er niet 842 1Sa 10:15 | 15 Toen zeide Sauls oom: Geef mij 843 1Sa 10:20 | 20 Toen nu Samuel al de stammen 844 1Sa 10:21 | 21 Toen hij den stam van Benjamin 845 1Sa 10:22 | 22 Toen vraagden zij verder den 846 1Sa 10:24 | 24 Toen zeide Samuel tot het ganse 847 1Sa 10:24 | niemand onder het ganse volk. Toen juichte het ganse volk, 848 1Sa 10:25 | het aangezicht des HEEREN. Toen liet Samuel het ganse volk 849 1Sa 11:1 | 1 Toen toog Nahas, de Ammoniet, 850 1Sa 11:3 | 3 Toen zeiden tot hem de oudsten 851 1Sa 11:4 | voor de oren van het volk. Toen hief al het volk zijn stem 852 1Sa 11:5 | den volke, dat zij wenen? Toen vertelden zij hem de woorden 853 1Sa 11:6 | 6 Toen werd de Geest Gods vaardig 854 1Sa 11:7 | men zijn runderen doen. Toen viel de vreze des HEEREN 855 1Sa 11:9 | 9 Toen zeiden zij tot de boden, 856 1Sa 11:12 | 12 Toen zeide het volk tot Samuel: 857 1Sa 11:15 | 15 Toen ging al het volk naar Gilgal, 858 1Sa 12:1 | 1 Toen zeide Samuel tot gans Israel: 859 1Sa 12:4 | 4 Toen zeiden zij: Gij hebt ons 860 1Sa 12:5 | 5 Toen zeide hij tot hen: De HEERE 861 1Sa 12:18 | 18 Toen Samuel den HEERE aanriep, 862 1Sa 12:20 | 20 Toen zeide Samuel tot het volk: 863 1Sa 13:2 | 2 Toen verkoos zich Saul drie duizend 864 1Sa 13:4 | 4 Toen hoorde het ganse Israel 865 1Sa 13:4 | geworden bij de Filistijnen. Toen werd het volk samengeroepen 866 1Sa 13:6 | 6 Toen de mannen van Israel zagen, 867 1Sa 13:7 | land van Gad en Gilead. Toen Saul nog zelf te Gilgal 868 1Sa 13:9 | 9 Toen zeide Saul: Brengt tot mij 869 1Sa 13:10 | 10 En het geschiedde, toen hij geeindigd had het brandoffer 870 1Sa 13:11 | 11 Toen zeide Samuel: Wat hebt gij 871 1Sa 13:13 | 13 Toen zeide Samuel tot Saul: Gij 872 1Sa 13:15 | 15 Toen maakte zich Samuel op, en 873 1Sa 14:7 | 7 Toen zeide zijn wapendrager tot 874 1Sa 14:11 | 11 Toen zij beiden zich aan der 875 1Sa 14:13 | 13 Toen klom Jonathan op zijn handen 876 1Sa 14:17 | 17 Toen zeide Saul tot het volk, 877 1Sa 14:18 | 18 Toen zeide Saul tot Ahia: Breng 878 1Sa 14:19 | 19 En het geschiedde, toen Saul nog tot den priester 879 1Sa 14:26 | 26 Toen het volk in het woud kwam, 880 1Sa 14:27 | Jonathan had het niet gehoord, toen zijn vader het volk bezworen 881 1Sa 14:28 | 28 Toen antwoordde een man uit het 882 1Sa 14:29 | 29 Toen zeide Jonathan: Mijn vader 883 1Sa 14:32 | 32 Toen maakte zich het volk aan 884 1Sa 14:34 | die etende met het bloed. Toen bracht al het volk een iegelijk 885 1Sa 14:35 | 35 Toen bouwde Saul den HEERE een 886 1Sa 14:37 | 37 Toen vraagde Saul God: Zal ik 887 1Sa 14:38 | 38 Toen zeide Saul: Komt herwaarts 888 1Sa 14:40 | aan de andere zijde zijn. Toen zeide het volk tot Saul: 889 1Sa 14:41 | Israels: Toon den onschuldige. Toen werd Jonathan en Saul geraakt, 890 1Sa 14:42 | 42 Toen zeide Saul: Werpt het lot 891 1Sa 14:42 | tussen mijn zoon Jonathan. Toen werd Jonathan geraakt. ~ 892 1Sa 14:43 | kennen, wat gij gedaan hebt. Toen gaf het Jonathan hem te 893 1Sa 14:44 | 44 Toen zeide Saul: Zo doe mij God, 894 1Sa 14:47 | 47 Toen nam Saul het koninkrijk 895 1Sa 15:1 | 1 Toen zeide Samuel tot Saul: de 896 1Sa 15:2 | gesteld heeft op den weg, toen hij uit Egypte opkwam. ~ 897 1Sa 15:6 | al de kinderen Israels, toen zij uit Egypte opkwamen. 898 1Sa 15:7 | 7 Toen sloeg Saul de Amalekieten 899 1Sa 15:10 | 10 Toen geschiedde het woord des 900 1Sa 15:11 | woorden niet bevestigd heeft. Toen ontstak Samuel, en hij riep 901 1Sa 15:14 | 14 Toen zeide Samuel: Wat is dan 902 1Sa 15:16 | 16 Toen zeide Samuel tot Saul: Houd 903 1Sa 15:17 | zeide: Is het niet alzo, toen gij klein waart in uw ogen, 904 1Sa 15:20 | 20 Toen zeide Saul tot Samuel: Ik 905 1Sa 15:24 | 24 Toen zeide Saul tot Samuel: Ik 906 1Sa 15:28 | 28 Toen zeide Samuel tot hem: De 907 1Sa 15:31 | 31 Toen keerde Samuel wederom Saul 908 1Sa 15:32 | 32 Toen zeide Samuel: Breng Agag, 909 1Sa 15:33 | worden onder de vrouwen. Toen hieuw Samuel Agag in stukken, 910 1Sa 16:1 | 1 Toen zeide de HEERE tot Samuel: 911 1Sa 16:2 | toch horen en mij doden. Toen zeide de HEERE: Neem een 912 1Sa 16:4 | en hij kwam te Bethlehem. Toen kwamen de oudsten der stad 913 1Sa 16:6 | 6 En het geschiedde, toen zij inkwamen, zo zag hij 914 1Sa 16:8 | 8 Toen riep Isai Abinadab, en hij 915 1Sa 16:12 | 12 Toen zond hij heen, en bracht 916 1Sa 16:13 | 13 Toen nam Samuel den oliehoorn, 917 1Sa 16:15 | 15 Toen zeiden Sauls knechten tot 918 1Sa 16:17 | 17 Toen zeide Saul tot zijn knechten: 919 1Sa 16:18 | 18 Toen antwoordde een van de jongelingen, 920 1Sa 16:20 | 20 Toen nam Isai een ezel met brood, 921 1Sa 17:4 | 4 Toen ging er een kampvechter 922 1Sa 17:11 | 11 Toen Saul en het ganse Israel 923 1Sa 17:20 | 20 Toen maakte zich David des morgens 924 1Sa 17:23 | 23 Toen hij met hen sprak, ziet, 925 1Sa 17:26 | 26 Toen zeide David tot de mannen, 926 1Sa 17:29 | 29 Toen zeide David: Wat heb ik 927 1Sa 17:31 | 31 Toen die woorden gehoord werden, 928 1Sa 17:34 | 34 Toen zeide David tot Saul: Uw 929 1Sa 17:35 | redde het uit zijn mond; toen hij tegen mij opstond, zo 930 1Sa 17:37 | hand van dezen Filistijn. Toen zeide Saul tot David: Ga 931 1Sa 17:39 | had het nooit verzocht. Toen zeide David tot Saul: Ik 932 1Sa 17:42 | 42 Toen de Filistijn opzag, en David 933 1Sa 17:48 | 48 En het geschiedde, toen de Filistijn zich opmaakte, 934 1Sa 17:51 | hem het hoofd daarmede af. Toen de Filistijnen zagen, dat 935 1Sa 17:52 | 52 Toen maakten zich de mannen van 936 1Sa 17:55 | 55 Toen Saul David zag uitgaan den 937 1Sa 18:6 | 6 Het geschiedde nu, toen zij kwamen, en David wederkeerde 938 1Sa 18:8 | 8 Toen ontstak Saul zeer, en dat 939 1Sa 18:15 | 15 Toen nu Saul zag, dat hij zich 940 1Sa 18:20 | van Saul, had David lief. Toen dat Saul te kennen werd 941 1Sa 18:23 | voor de oren van David. Toen zeide David: Is dat licht 942 1Sa 18:25 | 25 Toen zeide Saul: Aldus zult gijlieden 943 1Sa 18:27 | 27 Toen maakte zich David op, en 944 1Sa 18:27 | des konings worden zou. Toen gaf Saul hem zijn dochter 945 1Sa 18:29 | 29 Toen vreesde zich Saul nog meer 946 1Sa 19:10 | spies in den wand sloeg. Toen vlood David, en ontkwam 947 1Sa 19:15 | 15 Toen zond Saul boden, om David 948 1Sa 19:17 | 17 Toen zeide Saul tot Michal: Waarom 949 1Sa 19:20 | 20 Toen zond Saul boden heen, om 950 1Sa 19:21 | 21 Toen men het Saul boodschapte, 951 1Sa 19:21 | en die profeteerden ook; toen voer Saul voort en zond 952 1Sa 19:22 | Waar is Samuel, en David? Toen werd hem gezegd: Zie, zij 953 1Sa 19:23 | 23 Toen ging hij derwaarts naar 954 1Sa 20:1 | 1 Toen vluchtte David van Najoth 955 1Sa 20:3 | 3 Toen zwoer David verder, en zeide: 956 1Sa 20:9 | 9 Toen zeide Jonathan: Dat zij 957 1Sa 20:11 | 11 Toen zeide Jonathan tot David: 958 1Sa 20:25 | 25 Toen zich de koning gezet had 959 1Sa 20:30 | 30 Toen ontstak de toorn van Saul 960 1Sa 20:32 | 32 Toen antwoordde Jonathan Saul, 961 1Sa 20:33 | 33 Toen schoot Saul de spies op 962 1Sa 20:37 | 37 Toen de jongen tot aan de plaats 963 1Sa 20:40 | 40 Toen gaf Jonathan zijn gereedschap 964 1Sa 20:42 | 42 Toen zeide Jonathan tot David: 965 1Sa 21:1 | 1 Toen kwam David te Nob, tot den 966 1Sa 21:5 | gisteren en eergisteren, toen ik uitging, en de vaten 967 1Sa 21:6 | 6 Toen gaf de priester hem dat 968 1Sa 21:9 | 9 Toen zeide de priester: Het zwaard 969 1Sa 21:14 | 14 Toen zeide Achis tot zijn knechten: 970 1Sa 22:1 | 1 Toen ging David van daar, en 971 1Sa 22:5 | ga in het land van Juda. Toen ging David heen, en hij 972 1Sa 22:7 | 7 Toen zeide Saul tot zijn knechten, 973 1Sa 22:9 | 9 Toen antwoordde Doeg, de Edomiet, 974 1Sa 22:11 | 11 Toen zond de koning heen, om 975 1Sa 22:13 | 13 Toen zeide Saul tot hem: Waarom 976 1Sa 22:18 | 18 Toen zeide de koning tot Doeg: 977 1Sa 22:18 | val aan op de priesters. Toen wendde zich Doeg, de Edomiet, 978 1Sa 22:22 | 22 Toen zeide David tot Abjathar: 979 1Sa 22:22 | Ik wist wel te dien dage, toen Doeg, de Edomiet, daar was, 980 1Sa 23:4 | 4 Toen vraagde David den HEERE 981 1Sa 23:6 | 6 En het geschiedde, toen Abjathar, de zoon van Achimelech, 982 1Sa 23:8 | 8 Toen liet Saul al het volk ten 983 1Sa 23:13 | 13 Toen maakte zich David en zijn 984 1Sa 23:13 | heen, waar zij konden gaan. Toen aan Saul geboodschapt werd, 985 1Sa 23:16 | 16 Toen maakte zich Jonathan, de 986 1Sa 23:19 | 19 Toen togen de Zifieten op tot 987 1Sa 23:21 | 21 Toen zeide Saul: Gezegend zijt 988 1Sa 23:24 | 24 Toen maakten zij zich op, en 989 1Sa 23:25 | in de woestijn van Maon. Toen Saul dat hoorde, jaagde 990 1Sa 23:28 | 28 Toen keerde zich Saul van David 991 1Sa 24:3 | 3 Toen nam Saul drie duizend uitgelezen 992 1Sa 24:5 | 5 Toen zeiden de mannen van David 993 1Sa 24:9 | zeggende: Mijn heer koning! Toen zag Saul achter zich om, 994 1Sa 24:17 | 17 En het geschiedde, toen David geeindigd had al deze 995 1Sa 24:17 | uw stem, mijn zoon David? Toen hief Saul zijn stem op en 996 1Sa 24:23 | 23 Toen zwoer David aan Saul; en 997 1Sa 25:9 | 9 Toen de jongelingen van David 998 1Sa 25:12 | 12 Toen keerden zich de jongelingen 999 1Sa 25:13 | iegelijk gorde zijn zwaard aan. Toen gordde een iegelijk zijn 1000 1Sa 25:15 | met hen verkeerd hebben, toen wij op het veld waren. ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2140

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License