1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2140
Book Chapter: Verse
1501 2Kro 23:25| 12 Toen nu Athalia hoorde de stem
1502 2Kro 23:26| dat men lofzingen zou; toen verscheurde Athalia haar
1503 2Kro 24:1 | Joas was zeven jaren oud, toen hij koning werd, en hij
1504 2Kro 24:10| 10 Toen verblijdden zich alle oversten
1505 2Kro 24:15| honderd en dertig jaren oud, toen hij stierf. ~
1506 2Kro 24:17| zich neder voor den koning; toen hoorde de koning naar hen. ~
1507 2Kro 24:18| de bossen en de afgoden; toen was een grote toornigheid
1508 2Kro 24:25| 25 En toen zij van hem getogen waren (
1509 2Kro 25:10| 10 Toen scheidde Amazia die af,
1510 2Kro 25:15| 15 Toen ontstak de toorn des HEEREN
1511 2Kro 25:16| waarom zouden zij u slaan? Toen hield de profeet op, en
1512 2Kro 25:27| hij vluchtte naar Lachis. Toen zonden zij hem na tot Lachis,
1513 2Kro 26:1 | 1 Toen nam het ganse volk van Juda
1514 2Kro 26:3 | Zestien jaren was Uzzia oud, toen hij koning werd, en hij
1515 2Kro 26:19| 19 Toen werd Uzzia toornig, en het
1516 2Kro 27:1 | vijf en twintig jaren oud, toen hij koning werd, en hij
1517 2Kro 27:8 | vijf en twintig jaren oud, toen hij koning werd; en hij
1518 2Kro 28:1 | Achaz was twintig jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde
1519 2Kro 28:12| 12 Toen maakten zich mannen op van
1520 2Kro 28:14| 14 Toen lieten de toegerusten de
1521 2Kro 29:12| 12 Toen maakten zich de Levieten
1522 2Kro 29:20| 20 Toen maakte zich de koning Jehizkia
1523 2Kro 30:15| 15 Toen slachtten zij het pascha,
1524 2Kro 30:27| 27 Toen stonden de Levietische priesteren
1525 2Kro 31:5 | 5 Toen nu dat woord uitbrak, brachten
1526 2Kro 31:8 | 8 Toen nu Jehizkia en de vorsten
1527 2Kro 31:11| 11 Toen zeide Jehizkia, dat men
1528 2Kro 33:13| Jeruzalem, in zijn koninkrijk. Toen erkende Manasse, dat de
1529 2Kro 34:1 | Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde
1530 2Kro 34:3 | achtste jaar zijner regering, toen hij nog een jongeling was,
1531 2Kro 34:22| 22 Toen ging Hilkia henen, en die
1532 2Kro 34:29| 29 Toen zond de koning henen, en
1533 2Kro 35:20| 20 Na dit alles, toen Josia het huis toebereid
1534 2Kro 35:21| 21 Toen zond hij boden tot hem,
1535 2Kro 35:23| schoten den koning Josia. Toen zeide de koning tot zijn
1536 2Kro 36:20| 20 Na dit alles, toen Josia het huis toebereid
1537 2Kro 36:21| 21 Toen zond hij boden tot hem,
1538 2Kro 36:23| schoten den koning Josia. Toen zeide de koning tot zijn
1539 2Kro 37:1 | 1 Toen nam het volk des lands Joahaz,
1540 Ezra 1:5 | 5 Toen maakten zich op de hoofden
1541 Ezra 3:1 | 1 Toen nu de zevende maand aankwam,
1542 Ezra 3:9 | 9 Toen stond Jesua, zijn zonen
1543 Ezra 4:1 | 1 Toen nu de wederpartijders van
1544 Ezra 4:9 | 9 Toen Rehum, de kanselier, en
1545 Ezra 4:23| 23 Toen, van dat het afschrift des
1546 Ezra 4:24| 24 Toen hield het werk op van het
1547 Ezra 5:2 | 2 Toen maakten zich op Zerubbabel,
1548 Ezra 5:4 | 4 Toen zeiden wij aldus tot hen,
1549 Ezra 5:9 | 9 Toen hebben wij denzelven oudsten
1550 Ezra 5:16| 16 Toen kwam dezelve Sesbazar; hij
1551 Ezra 5:16| Jeruzalem woont; en er is van toen af tot nu toe gebouwd, doch
1552 Ezra 6:1 | 1 Toen gaf de koning Darius bevel;
1553 Ezra 6:13| 13 Toen deden Thathnai, de landvoogd
1554 Ezra 8:15| legerden ons aldaar drie dagen; toen lette ik op het volk en
1555 Ezra 8:21| 21 Toen riep ik aldaar een vasten
1556 Ezra 8:24| 24 Toen scheidde ik twaalf uit van
1557 Ezra 8:30| 30 Toen ontvingen de priesters en
1558 Ezra 9:4 | 4 Toen verzamelden zich tot mij
1559 Ezra 10:2 | 2 Toen antwoordde Sechanja, de
1560 Ezra 10:5 | 5 Toen stond Ezra op, en deed de
1561 Ezra 10:9 | 9 Toen verzamelden zich alle mannen
1562 Ezra 10:10| 10 Toen stond Ezra, de priester,
1563 Neh 2:1 | 1 Toen geschiedde het in de maand
1564 Neh 2:2 | treurigheid des harten. Toen vreesde ik gans zeer. ~
1565 Neh 2:4 | mij: Wat verzoekt gij nu? Toen bad ik tot God van den hemel. ~
1566 Neh 2:6 | 6 Toen zeide de koning tot mij,
1567 Neh 2:9 | 9 Toen kwam ik tot de landvoogden
1568 Neh 2:10 | 10 Toen nu Sanballat, de Horoniet,
1569 Neh 2:15 | 15 Toen ging ik op, des nachts,
1570 Neh 2:17 | 17 Toen zeide ik tot hen: Gijlieden
1571 Neh 2:18 | hij tot mij gesproken had. Toen zeiden zij: Laat ons op
1572 Neh 2:20 | 20 Toen gaf ik hun tot antwoord,
1573 Neh 4:10 | 10 Toen zeide Juda: De kracht der
1574 Neh 5:6 | 6 Toen ik nu hun geroep en deze
1575 Neh 5:8 | aan ons verkocht worden? Toen zwegen zij, en vonden geen
1576 Neh 5:12 | 12 Toen zeiden zij: Wij zullen het
1577 Neh 6:5 | 5 Toen zond Sanballat tot mij op
1578 Neh 8:13 | 13 Toen ging al het volk henen om
1579 Neh 12:31 | 31 Toen deed ik de vorsten van Juda
1580 Neh 13:12 | 12 Toen bracht gans Juda de tienden
1581 Neh 13:20 | 20 Toen vernachtten de kramers,
1582 Est 1:5 | 5 Toen nu die dagen vervuld waren,
1583 Est 1:10 | 10 Op den zevenden dag, toen des konings hart vrolijk
1584 Est 1:12 | kamerlingen haar aangezegd was. Toen werd de koning zeer verbolgen,
1585 Est 1:13 | 13 Toen zeide de koning tot de wijzen,
1586 Est 1:16 | 16 Toen zeide Memuchan voor het
1587 Est 2:1 | Na deze geschiedenissen, toen de grimmigheid van den koning
1588 Est 2:2 | 2 Toen zeiden de jongelingen des
1589 Est 3:1 | 8 Het geschiedde nu, toen het woord des konings en
1590 Est 3:1 | zijn wet ruchtbaar was, en toen vele jonge dochters samenvergaderd
1591 Est 10:1 | 18 Toen maakte de koning een groten
1592 Est 11:1 | 19 Toen ten anderen male maagden
1593 Est 13 | van Mordechai, gelijk als toen zij bij hem opgevoed werd. ~
1594 Est 16:3 | 3 Toen zeiden de knechten des konings,
1595 Est 16:4 | 4 Het geschiedde nu, toen zij dit van dag tot dag
1596 Est 16:5 | 5 Toen Haman zag, dat Mordechai
1597 Est 16:10 | 10 Toen trok de koning zijn ring
1598 Est 16:12 | 12 Toen werden de schrijvers des
1599 Est 17:3 | 3 Toen zeiden de knechten des konings,
1600 Est 17:4 | 4 Het geschiedde nu, toen zij dit van dag tot dag
1601 Est 17:5 | 5 Toen Haman zag, dat Mordechai
1602 Est 17:10 | 10 Toen trok de koning zijn ring
1603 Est 17:12 | 12 Toen werden de schrijvers des
1604 Est 19:1 | 2 En het geschiedde, toen de koning de koningin ~
1605 Est 22:1 | 3 Toen zeide de koning tot haar:
1606 Est 24:1 | 5 Toen zeide de koning: Doet Haman
1607 Est 27:1 | 7 Toen antwoordde ~
1608 Est 28:2 | 9 Toen ging Haman ten zelfden dage
1609 Est 28:2 | vrolijk en goedsmoeds; maar toen Haman Mordechai zag in de
1610 Est 29:2 | 14 Toen zeide zijn huisvrouw Zeres
1611 Est 30:3 | 3 Toen zeide de koning: Wat eer
1612 Est 30:4 | 4 Toen zeide de koning: Wie is
1613 Est 30:5 | Haman staat in het voorhof. Toen zeide de koning: Dat hij
1614 Est 30:6 | koning een welbehagen heeft? Toen zeide Haman in zijn hart:
1615 Est 30:10 | 10 Toen zeide de koning tot Haman:
1616 Est 30:13 | wat hem wedervaren was. Toen zeiden hem zijn wijzen,
1617 Est 30:14 | 14 Toen zij nog met hem spraken,
1618 Est 32:1 | 1 Toen de koning met Haman gekomen
1619 Est 35:1 | 3 Toen antwoordde de koningin ~
1620 Est 36:2 | 5 Toen sprak de koning Ahasveros,
1621 Est 38 | vijand, is deze boze Haman! Toen verschrikte Haman voor het
1622 Est 39:1 | 8 Toen de koning wederkwam uit
1623 Est 40 | Toen zeide de koning: Zou hij
1624 Est 40:1 | huis, vijftig ellen hoog. Toen zeide de koning: Hang hem
1625 Est 46 | Toen rees ~
1626 Est 47:3 | 7 Toen zeide de koning Ahasveros
1627 Est 49:2 | 9 Toen werden des konings schrijvers
1628 Est 50:1 | dertienden dag derzelve, toen des konings woord en zijn
1629 Est 51:1 | 13 Toen zeide ~
1630 Est 52:1 | 14 Toen zeide de koning, dat men
1631 Job 1:7 | 7 Toen zeide de HEERE tot den satan;
1632 Job 1:9 | 9 Toen antwoordde de satan den
1633 Job 1:20 | 20 Toen stond Job op, en scheurde
1634 Job 2:2 | 2 Toen zeide de HEERE tot den satan:
1635 Job 2:4 | 4 Toen antwoordde de satan den
1636 Job 2:7 | 7 Toen ging de satan uit van het
1637 Job 2:9 | 9 Toen zeide zijn huisvrouw tot
1638 Job 2:12 | 12 En toen zij hun ogen van verre ophieven,
1639 Job 4:1 | 1 Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet,
1640 Job 4:15 | 15 Toen ging voorbij mijn aangezicht
1641 Job 8:1 | 1 Toen antwoordde Bildad, de Suhiet,
1642 Job 11:1 | 1 Toen antwoordde Zofar, de Naamathiet,
1643 Job 15:1 | 1 Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet,
1644 Job 18:1 | 1 Toen antwoordde Bildad, de Suhiet,
1645 Job 20:1 | 1 Toen antwoordde Zofar, de Naamathiet,
1646 Job 22:1 | 1 Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet,
1647 Job 28:27 | 27 Toen zag Hij haar, en vertelde
1648 Job 29:2 | maanden, gelijk in de dagen, toen God mij bewaarde! ~
1649 Job 29:3 | 3 Toen Hij Zijn lamp deed schijnen
1650 Job 29:4 | de dagen mijner jonkheid, toen Gods verborgenheid over
1651 Job 29:5 | 5 Toen de Almachtige nog met mij
1652 Job 29:6 | 6 Toen ik mijn gangen wies in boter,
1653 Job 29:7 | 7 Toen ik uitging naar de poort
1654 Job 29:7 | naar de poort door de stad, toen ik mijn stoel op de straat
1655 Job 30:26 | 26 Nochtans toen ik het goede verwachtte,
1656 Job 30:26 | verwachtte, zo kwam het kwade; toen ik hoopte naar het licht,
1657 Job 31:20 | mij niet gezegend hebben, toen hij van de vellen mijner
1658 Job 32:1 | 1 Toen hielden de drie mannen op
1659 Job 37:4 | 4 Waar waart gij, toen Ik de aarde grondde? Geef
1660 Job 37:7 | 7 Toen de morgensterren te zamen
1661 Job 37:8 | met deuren toegesloten, toen zij uitbrak, en uit de baarmoeder
1662 Job 37:9 | 9 Toen Ik de wolk tot haar kleding
1663 Job 37:10 | 10 Toen Ik voor haar met Mijn besluit
1664 Job 37:21 | weet het, want gij waart toen geboren, en uw dagen zijn
1665 Job 38:36 | 36 Toen antwoordde Job den HEERE,
1666 Job 41:1 | 1 Toen antwoordde Job den HEERE,
1667 Job 41:9 | 9 Toen gingen Elifaz, de Themaniet,
1668 Job 41:10 | wendde de gevangenis van Job, toen hij gebeden had voor zijn
1669 Psa 18:8 | 8 Toen daverde en beefde de aarde,
1670 Psa 18:43 | 43 Toen vergruisde ik hen als stof
1671 Psa 30:8 | goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verborgt,
1672 Psa 32:3 | 3 Toen ik zweeg, werden mijn beenderen
1673 Psa 40:4 | ontbrandde in mijn overdenking; toen sprak ik met mijn tong: ~
1674 Psa 41:8 | 8 Toen zeide ik: Zie, ik kom; in
1675 Psa 51:2 | 2 Toen de profeet Nathan tot hem
1676 Psa 59:1 | opperzangmeester, Altascheth; toen Saul gezonden had, die zijn
1677 Psa 68:8 | 8 O God! toen Gij voor het aangezicht
1678 Psa 68:8 | aangezicht Uws volks uittoogt, toen Gij daarhenen tradt in de
1679 Psa 73:22 | 22 Toen was ik onvernuftig, en wist
1680 Psa 78:29 | 29 Toen aten zij, en werden zeer
1681 Psa 78:42 | Zijn hand, aan den dag, toen Hij hen van den wederpartijder
1682 Psa 78:65 | 65 Toen ontwaakte de Heere, als
1683 Psa 89:20 | 20 Toen hebt Gij in een gezicht
1684 Psa 93:2 | 2Van toen af is Uw troon bevestigd,
1685 Psa 106:12 | 12 Toen geloofden zij aan Zijn woorden;
1686 Psa 106:15 | 15 Toen gaf Hij hun hun begeerte;
1687 Psa 106:30 | 30 Toen stond Pinehas op, en hij
1688 Psa 126:2 | en onze tong met gejuich; toen zeide men onder de heidenen:
1689 Psa 139:16 | geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was. ~
1690 Spre 8:22| wegs, voor Zijn werken, van toen aan. ~
1691 Spre 8:27| 27 Toen Hij de hemelen bereidde,
1692 Spre 8:27| hemelen bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel over het
1693 Spre 8:28| 28 Toen Hij de opperwolken van boven
1694 Spre 8:28| opperwolken van boven vestigde; toen Hij de fonteinen des afgronds
1695 Spre 8:29| 29 Toen Hij der zee haar perk zette,
1696 Spre 8:29| niet zouden overtreden; toen Hij de grondvesten der aarde
1697 Spre 8:30| 30 Toen was Ik een voedsterling
1698 Pred 2:11| 11 Toen wendde ik mij tot al mijn
1699 Pred 2:13| 13 Toen zag ik, dat de wijsheid
1700 Pred 2:14| wandelt in de duisternis. Toen bemerkte ik ook, dat enerlei
1701 Pred 2:15| bejegenen; waarom heb ik dan toen meer naar wijsheid gestaan?
1702 Pred 2:15| meer naar wijsheid gestaan? Toen sprak ik in mijn hart, dat
1703 Pred 8:9 | Dit alles heb ik gezien, toen ik mijn hart begaf tot alle
1704 Pred 8:17| 17 Toen zag ik alle werk Gods, dat
1705 Pred 9:16| 16 Toen zeide ik: Wijsheid is beter
1706 Hoo 3:4 | 4 Toen ik een weinigje van hen
1707 Hoo 8:10 | borsten zijn als torens. Toen was ik in Zijn ogen als
1708 Jes 6:1 | 1 In het jaar, toen de koning Uzzia stierf,
1709 Jes 6:5 | 5 Toen zeide ik: Wee mij, want
1710 Jes 6:8 | zal voor Ons henengaan? Toen zeide ik: Zie, hier ben
1711 Jes 6:9 | 9 Toen zeide Hij: Ga henen, en
1712 Jes 6:11 | 11 Toen zeide ik: Hoe lang, Heere?
1713 Jes 7:13 | 13 Toen zeide hij: Hoort gijlieden
1714 Jes 8:2 | 2 Toen nam ik mij getrouwe getuigen,
1715 Jes 9:4 | 4 Toen de ganse strijd dergenen,
1716 Jes 11:16 | Israel geschiedde ten dage, toen het uit Egypteland optoog. ~ ~ ~ ~ ~
1717 Jes 14:28 | 28 In het jaar, toen de koning Achaz stierf,
1718 Jes 16:13 | Moab gesproken heeft, van toen af. ~
1719 Jes 20:1 | 1 In het jaar, toen Tartan naar Asdod kwam,
1720 Jes 20:1 | van Assyrie gezonden had, toen hij krijg voerde tegen Asdod,
1721 Jes 20:3 | 3 Toen zeide de HEERE: Gelijk als
1722 Jes 21:9 | mannen, en een paar ruiters! Toen antwoordde hij, en zeide:
1723 Jes 36:3 | 3 Toen ging tot hem uit Eljakim,
1724 Jes 36:11 | 11 Toen zeide Eljakim, en Sebna,
1725 Jes 36:22 | 22 Toen kwam Eljakim, de zoon van
1726 Jes 37:9 | om tegen u te strijden; toen hij zulks hoorde, zo zond
1727 Jes 37:21 | 21 Toen zond Jesaja, de zoon van
1728 Jes 37:36 | 36 Toen voer de engel des HEEREN
1729 Jes 37:36 | vijf en tachtig duizend. En toen zij zich des morgens vroeg
1730 Jes 38:2 | 2 Toen keerde Hizkia zijn aangezicht
1731 Jes 38:4 | 4 Toen geschiedde het woord des
1732 Jes 38:9 | Hizkia, koning van Juda, toen hij ziek geweest en van
1733 Jes 39:3 | 3 Toen kwam de profeet Jesaja tot
1734 Jes 39:5 | 5 Toen zeide Jesaja tot Hizkia:
1735 Jes 43:4 | 4 Van toen af, dat gij kostelijk zijt
1736 Jes 44:8 | vreest niet; heb Ik het u van toen af niet doen horen en verkondigd?
1737 Jes 45:21 | ouds her? Wie heeft dat van toen af verkondigd? Ben Ik het
1738 Jes 48:3 | dingen heb Ik verkondigd van toen af, en uit Mijn mond zijn
1739 Jes 48:5 | Daarom heb Ik het u van toen af verkondigd, eer dat het
1740 Jes 48:7 | zij geschapen, en niet van toen af, en voor dezen dag hebt
1741 Jes 48:8 | ze niet geweten, ook van toen af is uw oor niet geopend
1742 Jes 48:21 | Zij hadden geen dorst, toen Hij hen leidde door de woeste
1743 Jes 51:2 | heeft; want Ik riep hem, toen hij nog alleen was, en Ik
1744 Jes 53:7 | Als dezelve geeist werd, toen werd Hij verdrukt; doch
1745 Jes 54:9 | als de wateren van Noach, toen Ik zwoer, dat de wateren
1746 Jes 65:3 | 3 Toen Gij vreselijke dingen deedt,
1747 Jer 1:6 | 6 Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE!
1748 Jer 2:2 | liefde uwer ondertrouw, toen gij Mij nawandeldet in de
1749 Jer 2:7 | goede er van te eten; maar toen gij daarin kwaamt, verontreinigdet
1750 Jer 4:10 | 10 Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE!
1751 Jer 11:5 | als het is te dezen dage. Toen antwoordde ik en zeide:
1752 Jer 11:18 | gegeven, dat ik het wete; toen hebt Gij mij hun handelingen
1753 Jer 13:3 | 3 Toen geschiedde des HEEREN woord
1754 Jer 13:8 | 8 Toen geschiedde des HEEREN woord
1755 Jer 14:13 | 13 Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE!
1756 Jer 18:4 | hand des pottenbakkers; toen maakte hij daarvan weder
1757 Jer 18:5 | 5 Toen geschiedde des HEEREN woord
1758 Jer 18:18 | 18 Toen zeiden zij: Komt aan, laat
1759 Jer 19:14 | 14 Toen nu Jeremia van Tofeth kwam,
1760 Jer 20:3 | gevangenis voortbracht; toen zeide Jeremia tot hem: De
1761 Jer 21:3 | 3 Toen zeide Jeremia tot hen: Zo
1762 Jer 22:15 | gedaan, en het ging hem toen wel? ~
1763 Jer 22:16 | en nooddruftigen gericht, toen ging het hem wel; is dat
1764 Jer 24:4 | 4 Toen geschiedde des HEEREN woord
1765 Jer 26:11 | 11 Toen spraken de priesters en
1766 Jer 26:16 | 16 Toen zeiden de vorsten en al
1767 Jer 28:5 | 5 Toen sprak de profeet Jeremia
1768 Jer 28:10 | 10 Toen nam de profeet Hananja het
1769 Jer 32:2 | konings van Babel belegerde toen Jeruzalem, en de profeet
1770 Jer 32:8 | lossing, koop het voor u. Toen merkte ik, dat het des HEEREN
1771 Jer 32:26 | 26 Toen geschiedde des HEEREN woord
1772 Jer 35:3 | 3 Toen nam ik Jaazanja, den zoon
1773 Jer 35:12 | 12 Toen geschiedde des HEEREN woord
1774 Jer 36:4 | 4 Toen riep Jeremia Baruch, den
1775 Jer 36:14 | 14 Toen zonden al de vorsten Jehudi,
1776 Jer 36:19 | 19 Toen zeiden de vorsten tot Baruch:
1777 Jer 36:21 | 21 Toen zond de koning Jehudi, om
1778 Jer 36:27 | 27 Toen geschiedde des HEEREN woord
1779 Jer 37:6 | 6 Toen geschiedde des HEEREN woord
1780 Jer 37:21 | 21 Toen gaf de koning Zedekia bevel;
1781 Jer 38:6 | 6 Toen namen zij Jeremia en wierpen
1782 Jer 38:7 | een der kamerlingen, die toen in des konings huis was,
1783 Jer 38:10 | 10 Toen gebood de koning den Moorman
1784 Jer 38:14 | 14 Toen zond de koning Zedekia henen,
1785 Jer 38:16 | 16 Toen zwoer de koning Zedekia
1786 Jer 38:24 | 24 Toen zeide Zedekia tot Jeremia:
1787 Jer 40:7 | 7 Toen nu alle oversten der heiren,
1788 Jer 41:11 | 11 Toen nu Johanan, de zoon van
1789 Jer 41:16 | 16 Toen nam Johanan, de zoon van
1790 Jer 42:1 | 1 Toen traden toe alle oversten
1791 Jer 42:5 | 5 Toen zeiden zij tot Jeremia:
1792 Jer 42:8 | 8 Toen riep hij Johanan, den zoon
1793 Jer 43:8 | 8 Toen geschiedde des HEEREN woord
1794 Jer 44:15 | 15 Toen antwoordden aan Jeremia
1795 Jer 44:17 | de straten van Jeruzalem; toen werden wij met brood verzadigd,
1796 Jer 44:18 | 18 Maar van toen af, dat wij opgehouden hebben
1797 Jer 44:20 | 20 Toen sprak Jeremia tot al het
1798 Jer 52:7 | 7 Toen werd de stad doorgebroken,
1799 Klaa 1:25| achterwaarts getrokken, toen de vijand kwam, en Hij is
1800 Klaa 1:62| 18 Vau. Toen zeide ik: Mijn sterkte is
1801 Eze 1:4 | 4 Toen zag ik, en ziet, een stormwind
1802 Eze 2:9 | 9 Toen zag ik, en ziet, er was
1803 Eze 3:2 | 2 Toen opende ik mijn mond, en
1804 Eze 3:3 | deze rol, die Ik u geef. Toen at ik, en het was in mijn
1805 Eze 3:12 | 12 Toen nam de Geest mij op, en
1806 Eze 3:14 | 14 Toen hief de Geest mij op, en
1807 Eze 3:24 | 24 Toen kwam de Geest in mij, en
1808 Eze 4:14 | 14 Toen zeide ik: Ach, Heere, HEERE,
1809 Eze 8:2 | 2 Toen zag ik, en ziet, een gelijkenis,
1810 Eze 8:7 | de deur van het voorhof. Toen zag ik, en ziet, er was
1811 Eze 8:9 | 9 Toen zeide Hij tot mij: Ga in,
1812 Eze 8:12 | 12 Toen zeide Hij tot mij: Hebt
1813 Eze 8:17 | 17 Toen zeide Hij tot mij: Hebt
1814 Eze 9:9 | 9 Toen zeide Hij tot mij: De ongerechtigheid
1815 Eze 10:4 | 4 Toen hief zich de heerlijkheid
1816 Eze 10:7 | 7 Toen stak een cherub zijn hand
1817 Eze 10:9 | 9 Toen zag ik, en ziet, vier raderen
1818 Eze 10:18 | 18 Toen ging de heerlijkheid des
1819 Eze 11:1 | 1 Toen hief mij de Geest op, en
1820 Eze 11:13 | zoon van Benaja, stierf. Toen viel ik neder op mijn aangezicht,
1821 Eze 11:14 | 14 Toen geschiedde het woord des
1822 Eze 11:22 | 22 Toen hieven de cherubs hun vleugelen
1823 Eze 14:2 | 2 Toen geschiedde des HEEREN woord
1824 Eze 15:5 | 5 Ziet, toen het geheel was, werd het
1825 Eze 16:4 | niet met water gewassen, toen Ik u aanschouwde; gij waart
1826 Eze 16:5 | van uw ziel, ten dage, toen gij geboren waart. ~
1827 Eze 19:8 | 8 Toen begaven zich de volken tegen
1828 Eze 20:2 | 2 Toen geschiedde des HEEREN woord
1829 Eze 21:13 | beproeving was, wat was het toen? Zou er dan ook geen versmadende
1830 Eze 23:13 | 13 Toen zag Ik, dat zij verontreinigd
1831 Eze 23:14 | hoererijen nog meer toe; want toen zij geschilderde mannen
1832 Eze 23:18 | ontdekte haar schaamte; toen werd Mijn ziel van haar
1833 Eze 23:43 | 43 Toen zeide Ik van deze, die van
1834 Eze 33:23 | 23 Toen geschiedde des HEEREN woord
1835 Eze 36:17 | zij in hun land woonden, toen verontreinigden zij datzelve
1836 Eze 37:4 | 4 Toen zeide Hij tot mij: Profeteer
1837 Eze 37:7 | 7 Toen profeteerde ik, gelijk mij
1838 Eze 37:10 | als Hij mij bevolen had. Toen kwam de geest in hen, en
1839 Eze 37:11 | 11 Toen zeide Hij tot mij: Mensenkind!
1840 Eze 39:26 | tegen Mij hebben overtreden, toen zij in hun land zeker woonden,
1841 Eze 40:6 | 6 Toen kwam hij tot de poort, welke
1842 Eze 40:9 | 9 Toen mat hij het andere voorhuis
1843 Eze 40:13 | 13 Toen mat hij de poort van het
1844 Eze 40:48 | 48 Toen bracht hij mij tot het voorhuis
1845 Eze 42:13 | 13 Toen zeide hij tot mij: De kameren
1846 Eze 43:1 | 1 Toen leidde hij mij tot de poort,
1847 Eze 43:3 | gezicht, dat ik gezien had, toen ik kwam, om de stad te verderven;
1848 Eze 44:1 | 1 Toen deed hij mij wederkeren
1849 Eze 44:4 | huis des HEEREN vervuld; toen viel ik op mijn aangezicht. ~
1850 Eze 46:21 | 21 Toen bracht hij mij in het buitenste
1851 Eze 47:4 | 4 Toen mat hij nog duizend ellen,
1852 Eze 47:6 | het gezien, mensenkind? Toen voerde hij mij, en bracht
1853 Eze 47:8 | 8 Toen zeide hij tot mij: Deze
1854 Dan 1:11 | 11 Toen zeide Daniel tot Melzar,
1855 Dan 1:14 | 14 Toen hoorde hij hen in deze zaak,
1856 Dan 1:16 | 16 Toen geschiedde het, dat Melzar
1857 Dan 2:2 | 2 Toen zeide de koning, dat men
1858 Dan 2:4 | 4 Toen spraken de Chaldeen, tot
1859 Dan 2:14 | 14 Toen bracht Daniel een raad en
1860 Dan 2:15 | wege zo verhaast worden? Toen gaf Arioch aan Daniel de
1861 Dan 2:17 | 17 Toen ging Daniel naar zijn huis,
1862 Dan 2:19 | 19 Toen werd aan Daniel in een nachtgezicht
1863 Dan 2:19 | verborgenheid geopenbaard; toen loofde Daniel den God des
1864 Dan 2:25 | 25 Toen bracht Arioch met haast
1865 Dan 2:35 | 35 Toen werden te zamen vermaald
1866 Dan 2:46 | 46 Toen viel de koning Nebukadnezar
1867 Dan 2:48 | 48 Toen maakte de koning Daniel
1868 Dan 2:49 | 49 Toen verzocht Daniel van den
1869 Dan 3:3 | 3 Toen verzamelden zich de stadhouders,
1870 Dan 3:13 | 13 Toen zeide Nebukadnezar in toorn
1871 Dan 3:13 | Abed-nego voorbrengen zou; toen werden die mannen voor den
1872 Dan 3:19 | 19 Toen werd Nebukadnezar vol grimmigheid,
1873 Dan 3:21 | 21 Toen werden die mannen gebonden
1874 Dan 3:24 | 24 Toen ontzette zich de koning
1875 Dan 3:26 | 26 Toen naderde Nebukadnezar tot
1876 Dan 3:26 | gaat uit en komt hier! Toen gingen Sadrach, Mesach en
1877 Dan 3:27 | 27 Toen vergaderden de stadhouders,
1878 Dan 3:30 | 30 Toen maakte de koning Sadrach,
1879 Dan 4:7 | 7 Toen kwamen in de tovenaars,
1880 Dan 4:19 | 19 Toen ontzette zich Daniel, wiens
1881 Dan 4:29 | einde van twaalf maanden, toen hij op het koninklijk paleis
1882 Dan 5:3 | 3 Toen bracht men voor de gouden
1883 Dan 5:6 | 6 Toen veranderde zich de glans
1884 Dan 5:8 | 8 Toen kwamen al de wijzen des
1885 Dan 5:9 | 9 Toen verschrikte de koning Belsazar
1886 Dan 5:13 | 13 Toen werd Daniel voor den koning
1887 Dan 5:17 | 17 Toen antwoordde Daniel, en zeide
1888 Dan 5:20 | 20 Maar toen zich zijn hart verhief,
1889 Dan 5:24 | 24 Toen is dat deel der hand van
1890 Dan 5:29 | 29 Toen beval Belsazar, en zij bekleedden
1891 Dan 6:4 | 4 Toen overtrof deze Daniel die
1892 Dan 6:5 | 5 Toen zochten de vorsten en de
1893 Dan 6:6 | 6 Toen zeiden die mannen: Wij zullen
1894 Dan 6:11 | 11 Toen nu Daniel verstond, dat
1895 Dan 6:12 | 12 Toen kwamen die mannen met hopen,
1896 Dan 6:13 | 13 Toen kwamen zij nader, en spraken
1897 Dan 6:14 | 14 Toen antwoordden zij, en zeiden
1898 Dan 6:15 | 15 Toen de koning deze rede hoorde,
1899 Dan 6:16 | 16 Toen kwamen die mannen met hopen
1900 Dan 6:17 | 17 Toen beval de koning, en zij
1901 Dan 6:19 | 19 Toen ging de koning naar zijn
1902 Dan 6:20 | 20 Toen stond de koning in den vroegen
1903 Dan 6:22 | 22 Toen sprak Daniel tot den koning:
1904 Dan 6:24 | 24 Toen werd de koning bij zichzelven
1905 Dan 6:24 | uit den kuil trekken zou. Toen Daniel uit den kuil opgetrokken
1906 Dan 6:25 | 25 Toen beval de koning, en zij
1907 Dan 6:26 | 26 Toen schreef de koning Darius
1908 Dan 7:1 | zijns hoofds, op zijn leger; toen schreef hij dien droom,
1909 Dan 7:11 | 11 Toen zag ik toe vanwege de stem
1910 Dan 7:19 | 19 Toen wenste ik naar de waarheid
1911 Dan 8:2 | gezicht, (het geschiedde nu, toen ik het zag, dat ik in den
1912 Dan 8:5 | 5 Toen ik dit overlegde, ziet,
1913 Dan 8:8 | zich uitermate groot; maar toen hij sterk geworden was,
1914 Dan 8:15 | En het geschiedde, toen ik dat gezicht zag, ik Daniel,
1915 Dan 8:17 | viel op mijn aangezicht. Toen zeide hij tot mij: Versta,
1916 Dan 8:18 | mijn aangezicht ter aarde; toen roerde hij mij aan, en hij
1917 Dan 8:22 | aan zijn plaats stonden, toen hij verbroken was; vier
1918 Dan 8:27 | 27 Toen werd ik, Daniel, zwak, en
1919 Dan 10:9 | stem Zijner woorden; en toen ik de stem Zijner woorden
1920 Dan 10:11 | alnu tot u gezonden; en toen Hij dat woord tot mij
1921 Dan 10:12 | 12 Toen zeide Hij tot mij: Vrees
1922 Dan 10:15 | 15 En toen Hij deze woorden met mij
1923 Dan 10:16 | raakte mijn lippen aan, toen deed ik mijn mond open,
1924 Dan 10:18 | 18 Toen raakte mij wederom aan Een,
1925 Dan 10:20 | 20 Toen zeide Hij: Weet gij, waarom
1926 Hos 2:2 | en zette ze als ten dage, toen zij geboren werd; ja, make
1927 Hos 2:6 | mijn vorigen Man, want toen was mij beter dan nu. ~
1928 Hos 2:14 | jeugd, en als ten dage, toen zij optoog uit Egypteland. ~
1929 Hos 11:1 | Als Israel een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en
1930 Amos 7:3 | 3 Toen berouwde zulks den HEERE;
1931 Amos 7:5 | 5 Toen zeide ik: Heere HEERE! houd
1932 Amos 7:6 | 6 Toen berouwde zulks den HEERE.
1933 Amos 7:8 | En ik zeide: Een paslood. Toen zeide de HEERE: Zie, Ik
1934 Amos 7:10| 10 Toen zond Amazia, de priester
1935 Amos 7:14| 14 Toen antwoordde Amos, en zeide
1936 Amos 8:2 | korf met zomervruchten. Toen zeide de HEERE tot mij:
1937 Oba 1:12 | 12 Toen zoudt gij niet gezien hebben
1938 Jona 1:5 | 5 Toen vreesden de zeelieden, en
1939 Jona 1:8 | 8 Toen zeiden zij tot hem: Verklaar
1940 Jona 1:10| 10 Toen vreesden die mannen met
1941 Jona 1:14| 14 Toen riepen zij tot den HEERE,
1942 Jona 1:15| en wierpen hem in de zee. Toen stond de zee stil van haar
1943 Jona 3:3 | 3 Toen maakte zich Jona op, en
1944 Jona 4:9 | 9 Toen zeide God tot Jona: Is uw
1945 Mic 7:15 | doen zien, als in de dagen, toen gij uit Egypteland uittoogt. ~
1946 Zac 1:9 | Mijn Heere! wat zijn deze? Toen zeide tot mij de Engel,
1947 Zac 1:10 | 10 Toen antwoordde de Man, Die tussen
1948 Zac 1:12 | 12 Toen antwoordde den Engel des
1949 Zac 1:21 | 21 Toen zeide ik: Wat komen die
1950 Zac 3:4 | 4 Toen antwoordde Hij, en sprak
1951 Zac 3:6 | 6 Toen betuigde de Engel des HEEREN
1952 Zac 4:5 | 5 Toen antwoordde de Engel, Die
1953 Zac 4:6 | 6 Toen antwoordde Hij, en sprak
1954 Zac 4:14 | 14 Toen zeide Hij: Deze zijn de
1955 Zac 5:3 | 3 Toen zeide Hij tot mij: Dit is
1956 Zac 5:10 | 10 Toen zeide ik tot den Engel,
1957 Zac 7:2 | 2 Toen men naar het huis van God
1958 Zac 7:4 | 4 Toen geschiedde het woord des
1959 Zac 7:5 | de priesters, zeggende: Toen gij vasttet en rouwklaagdet,
1960 Zac 7:7 | dienst der vorige profeten, toen Jeruzalem bewoond en gerust
1961 Zac 8:14 | heb ulieden kwaad te doen, toen Mij uw vaderen grotelijks
1962 Zac 11:14 | 14 Toen verbrak ik mijn tweeden
1963 Matt 2:1 | 1 Toen nu Jezus geboren was te
1964 Matt 2:7 | 7 Toen heeft Herodes de wijzen
1965 Matt 2:13| 13 Toen zij nu vertrokken waren,
1966 Matt 2:16| de wijzen bedrogen was, toen werd hij zeer toornig, en
1967 Matt 2:17| 17 Toen is vervuld geworden, hetgeen
1968 Matt 2:19| 19 Toen Herodes nu gestorven was,
1969 Matt 2:28| 5 Toen is tot hem uitgegaan Jeruzalem
1970 Matt 2:36| 13 Toen kwam Jezus van Galilea naar
1971 Matt 2:38| gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij van Hem af. ~
1972 Matt 4:1 | 1 Toen werd Jezus van den Geest
1973 Matt 4:5 | 5 Toen nam Hem de duivel mede naar
1974 Matt 4:10| 10 Toen zeide Jezus tot hem: Ga
1975 Matt 4:11| 11 Toen liet de duivel van Hem af;
1976 Matt 4:17| 17 Van toen aan heeft Jezus begonnen
1977 Matt 8:1 | 1 Toen Hij nu van den berg afgeklommen
1978 Matt 8:26| vreesachtig, gij kleingelovigen? Toen stond Hij op, en bestrafte
1979 Matt 9:6 | de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte):
1980 Matt 9:14| 14 Toen kwamen de discipelen van
1981 Matt 9:29| 29 Toen raakte Hij hun ogen aan,
1982 Matt 9:37| 37 Toen zeide Hij tot Zijn discipelen:
1983 Matt 11:1 | 1 En het is geschied, toen Jezus geeindigd had Zijn
1984 Matt 11:20| 20 Toen begon Hij de steden, in
1985 Matt 12:3 | wat David gedaan heeft, toen hem hongerde, en hun, die
1986 Matt 12:13| 13 Toen zeide Hij tot dien mens:
1987 Matt 12:22| 22 Toen werd tot Hem gebracht een
1988 Matt 12:38| 38 Toen antwoordden sommigen der
1989 Matt 13:26| 26 Toen het nu tot kruid opgeschoten
1990 Matt 13:26| en vrucht voortbracht, toen openbaarde zich ook het
1991 Matt 13:36| 36 Toen nu Jezus de scharen van
1992 Matt 15:1 | 1 Toen kwamen tot Jezus enige Schriftgeleerden
1993 Matt 15:12| 12 Toen kwamen Zijn discipelen tot
1994 Matt 15:28| 28 Toen antwoordde Jezus, en zeide
1995 Matt 16:12| 12 Toen verstonden zij, dat Hij
1996 Matt 16:20| 20 Toen verbood Hij Zijn discipelen,
1997 Matt 16:21| 21 Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen
1998 Matt 16:24| 24 Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen:
1999 Matt 17:13| 13 Toen verstonden de discipelen
2000 Matt 17:19| 19 Toen kwamen de discipelen tot
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2140 |