Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
toemeten 1
toemuren 1
toemuurt 1
toen 2140
toenam 4
toenemen 7
toenoemen 1
Frequency    [«  »]
2273 koning
2262 over
2206 zoon
2140 toen
2077 heeren
2044 kinderen
1976 zich

Bijbel

IntraText - Concordances

toen

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2140

     Book Chapter: Verse
1501 2Kro 23:25| 12 Toen nu Athalia hoorde de stem 1502 2Kro 23:26| dat men lofzingen zou; toen verscheurde Athalia haar 1503 2Kro 24:1 | Joas was zeven jaren oud, toen hij koning werd, en hij 1504 2Kro 24:10| 10 Toen verblijdden zich alle oversten 1505 2Kro 24:15| honderd en dertig jaren oud, toen hij stierf. ~ 1506 2Kro 24:17| zich neder voor den koning; toen hoorde de koning naar hen. ~ 1507 2Kro 24:18| de bossen en de afgoden; toen was een grote toornigheid 1508 2Kro 24:25| 25 En toen zij van hem getogen waren ( 1509 2Kro 25:10| 10 Toen scheidde Amazia die af, 1510 2Kro 25:15| 15 Toen ontstak de toorn des HEEREN 1511 2Kro 25:16| waarom zouden zij u slaan? Toen hield de profeet op, en 1512 2Kro 25:27| hij vluchtte naar Lachis. Toen zonden zij hem na tot Lachis, 1513 2Kro 26:1 | 1 Toen nam het ganse volk van Juda 1514 2Kro 26:3 | Zestien jaren was Uzzia oud, toen hij koning werd, en hij 1515 2Kro 26:19| 19 Toen werd Uzzia toornig, en het 1516 2Kro 27:1 | vijf en twintig jaren oud, toen hij koning werd, en hij 1517 2Kro 27:8 | vijf en twintig jaren oud, toen hij koning werd; en hij 1518 2Kro 28:1 | Achaz was twintig jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde 1519 2Kro 28:12| 12 Toen maakten zich mannen op van 1520 2Kro 28:14| 14 Toen lieten de toegerusten de 1521 2Kro 29:12| 12 Toen maakten zich de Levieten 1522 2Kro 29:20| 20 Toen maakte zich de koning Jehizkia 1523 2Kro 30:15| 15 Toen slachtten zij het pascha, 1524 2Kro 30:27| 27 Toen stonden de Levietische priesteren 1525 2Kro 31:5 | 5 Toen nu dat woord uitbrak, brachten 1526 2Kro 31:8 | 8 Toen nu Jehizkia en de vorsten 1527 2Kro 31:11| 11 Toen zeide Jehizkia, dat men 1528 2Kro 33:13| Jeruzalem, in zijn koninkrijk. Toen erkende Manasse, dat de 1529 2Kro 34:1 | Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde 1530 2Kro 34:3 | achtste jaar zijner regering, toen hij nog een jongeling was, 1531 2Kro 34:22| 22 Toen ging Hilkia henen, en die 1532 2Kro 34:29| 29 Toen zond de koning henen, en 1533 2Kro 35:20| 20 Na dit alles, toen Josia het huis toebereid 1534 2Kro 35:21| 21 Toen zond hij boden tot hem, 1535 2Kro 35:23| schoten den koning Josia. Toen zeide de koning tot zijn 1536 2Kro 36:20| 20 Na dit alles, toen Josia het huis toebereid 1537 2Kro 36:21| 21 Toen zond hij boden tot hem, 1538 2Kro 36:23| schoten den koning Josia. Toen zeide de koning tot zijn 1539 2Kro 37:1 | 1 Toen nam het volk des lands Joahaz, 1540 Ezra 1:5 | 5 Toen maakten zich op de hoofden 1541 Ezra 3:1 | 1 Toen nu de zevende maand aankwam, 1542 Ezra 3:9 | 9 Toen stond Jesua, zijn zonen 1543 Ezra 4:1 | 1 Toen nu de wederpartijders van 1544 Ezra 4:9 | 9 Toen Rehum, de kanselier, en 1545 Ezra 4:23| 23 Toen, van dat het afschrift des 1546 Ezra 4:24| 24 Toen hield het werk op van het 1547 Ezra 5:2 | 2 Toen maakten zich op Zerubbabel, 1548 Ezra 5:4 | 4 Toen zeiden wij aldus tot hen, 1549 Ezra 5:9 | 9 Toen hebben wij denzelven oudsten 1550 Ezra 5:16| 16 Toen kwam dezelve Sesbazar; hij 1551 Ezra 5:16| Jeruzalem woont; en er is van toen af tot nu toe gebouwd, doch 1552 Ezra 6:1 | 1 Toen gaf de koning Darius bevel; 1553 Ezra 6:13| 13 Toen deden Thathnai, de landvoogd 1554 Ezra 8:15| legerden ons aldaar drie dagen; toen lette ik op het volk en 1555 Ezra 8:21| 21 Toen riep ik aldaar een vasten 1556 Ezra 8:24| 24 Toen scheidde ik twaalf uit van 1557 Ezra 8:30| 30 Toen ontvingen de priesters en 1558 Ezra 9:4 | 4 Toen verzamelden zich tot mij 1559 Ezra 10:2 | 2 Toen antwoordde Sechanja, de 1560 Ezra 10:5 | 5 Toen stond Ezra op, en deed de 1561 Ezra 10:9 | 9 Toen verzamelden zich alle mannen 1562 Ezra 10:10| 10 Toen stond Ezra, de priester, 1563 Neh 2:1 | 1 Toen geschiedde het in de maand 1564 Neh 2:2 | treurigheid des harten. Toen vreesde ik gans zeer. ~ 1565 Neh 2:4 | mij: Wat verzoekt gij nu? Toen bad ik tot God van den hemel. ~ 1566 Neh 2:6 | 6 Toen zeide de koning tot mij, 1567 Neh 2:9 | 9 Toen kwam ik tot de landvoogden 1568 Neh 2:10 | 10 Toen nu Sanballat, de Horoniet, 1569 Neh 2:15 | 15 Toen ging ik op, des nachts, 1570 Neh 2:17 | 17 Toen zeide ik tot hen: Gijlieden 1571 Neh 2:18 | hij tot mij gesproken had. Toen zeiden zij: Laat ons op 1572 Neh 2:20 | 20 Toen gaf ik hun tot antwoord, 1573 Neh 4:10 | 10 Toen zeide Juda: De kracht der 1574 Neh 5:6 | 6 Toen ik nu hun geroep en deze 1575 Neh 5:8 | aan ons verkocht worden? Toen zwegen zij, en vonden geen 1576 Neh 5:12 | 12 Toen zeiden zij: Wij zullen het 1577 Neh 6:5 | 5 Toen zond Sanballat tot mij op 1578 Neh 8:13 | 13 Toen ging al het volk henen om 1579 Neh 12:31 | 31 Toen deed ik de vorsten van Juda 1580 Neh 13:12 | 12 Toen bracht gans Juda de tienden 1581 Neh 13:20 | 20 Toen vernachtten de kramers, 1582 Est 1:5 | 5 Toen nu die dagen vervuld waren, 1583 Est 1:10 | 10 Op den zevenden dag, toen des konings hart vrolijk 1584 Est 1:12 | kamerlingen haar aangezegd was. Toen werd de koning zeer verbolgen, 1585 Est 1:13 | 13 Toen zeide de koning tot de wijzen, 1586 Est 1:16 | 16 Toen zeide Memuchan voor het 1587 Est 2:1 | Na deze geschiedenissen, toen de grimmigheid van den koning 1588 Est 2:2 | 2 Toen zeiden de jongelingen des 1589 Est 3:1 | 8 Het geschiedde nu, toen het woord des konings en 1590 Est 3:1 | zijn wet ruchtbaar was, en toen vele jonge dochters samenvergaderd 1591 Est 10:1 | 18 Toen maakte de koning een groten 1592 Est 11:1 | 19 Toen ten anderen male maagden 1593 Est 13 | van Mordechai, gelijk als toen zij bij hem opgevoed werd. ~ 1594 Est 16:3 | 3 Toen zeiden de knechten des konings, 1595 Est 16:4 | 4 Het geschiedde nu, toen zij dit van dag tot dag 1596 Est 16:5 | 5 Toen Haman zag, dat Mordechai 1597 Est 16:10 | 10 Toen trok de koning zijn ring 1598 Est 16:12 | 12 Toen werden de schrijvers des 1599 Est 17:3 | 3 Toen zeiden de knechten des konings, 1600 Est 17:4 | 4 Het geschiedde nu, toen zij dit van dag tot dag 1601 Est 17:5 | 5 Toen Haman zag, dat Mordechai 1602 Est 17:10 | 10 Toen trok de koning zijn ring 1603 Est 17:12 | 12 Toen werden de schrijvers des 1604 Est 19:1 | 2 En het geschiedde, toen de koning de koningin ~ 1605 Est 22:1 | 3 Toen zeide de koning tot haar: 1606 Est 24:1 | 5 Toen zeide de koning: Doet Haman 1607 Est 27:1 | 7 Toen antwoordde ~ 1608 Est 28:2 | 9 Toen ging Haman ten zelfden dage 1609 Est 28:2 | vrolijk en goedsmoeds; maar toen Haman Mordechai zag in de 1610 Est 29:2 | 14 Toen zeide zijn huisvrouw Zeres 1611 Est 30:3 | 3 Toen zeide de koning: Wat eer 1612 Est 30:4 | 4 Toen zeide de koning: Wie is 1613 Est 30:5 | Haman staat in het voorhof. Toen zeide de koning: Dat hij 1614 Est 30:6 | koning een welbehagen heeft? Toen zeide Haman in zijn hart: 1615 Est 30:10 | 10 Toen zeide de koning tot Haman: 1616 Est 30:13 | wat hem wedervaren was. Toen zeiden hem zijn wijzen, 1617 Est 30:14 | 14 Toen zij nog met hem spraken, 1618 Est 32:1 | 1 Toen de koning met Haman gekomen 1619 Est 35:1 | 3 Toen antwoordde de koningin ~ 1620 Est 36:2 | 5 Toen sprak de koning Ahasveros, 1621 Est 38 | vijand, is deze boze Haman! Toen verschrikte Haman voor het 1622 Est 39:1 | 8 Toen de koning wederkwam uit 1623 Est 40 | Toen zeide de koning: Zou hij 1624 Est 40:1 | huis, vijftig ellen hoog. Toen zeide de koning: Hang hem 1625 Est 46 | Toen rees ~ 1626 Est 47:3 | 7 Toen zeide de koning Ahasveros 1627 Est 49:2 | 9 Toen werden des konings schrijvers 1628 Est 50:1 | dertienden dag derzelve, toen des konings woord en zijn 1629 Est 51:1 | 13 Toen zeide ~ 1630 Est 52:1 | 14 Toen zeide de koning, dat men 1631 Job 1:7 | 7 Toen zeide de HEERE tot den satan; 1632 Job 1:9 | 9 Toen antwoordde de satan den 1633 Job 1:20 | 20 Toen stond Job op, en scheurde 1634 Job 2:2 | 2 Toen zeide de HEERE tot den satan: 1635 Job 2:4 | 4 Toen antwoordde de satan den 1636 Job 2:7 | 7 Toen ging de satan uit van het 1637 Job 2:9 | 9 Toen zeide zijn huisvrouw tot 1638 Job 2:12 | 12 En toen zij hun ogen van verre ophieven, 1639 Job 4:1 | 1 Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, 1640 Job 4:15 | 15 Toen ging voorbij mijn aangezicht 1641 Job 8:1 | 1 Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, 1642 Job 11:1 | 1 Toen antwoordde Zofar, de Naamathiet, 1643 Job 15:1 | 1 Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, 1644 Job 18:1 | 1 Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, 1645 Job 20:1 | 1 Toen antwoordde Zofar, de Naamathiet, 1646 Job 22:1 | 1 Toen antwoordde Elifaz, de Themaniet, 1647 Job 28:27 | 27 Toen zag Hij haar, en vertelde 1648 Job 29:2 | maanden, gelijk in de dagen, toen God mij bewaarde! ~ 1649 Job 29:3 | 3 Toen Hij Zijn lamp deed schijnen 1650 Job 29:4 | de dagen mijner jonkheid, toen Gods verborgenheid over 1651 Job 29:5 | 5 Toen de Almachtige nog met mij 1652 Job 29:6 | 6 Toen ik mijn gangen wies in boter, 1653 Job 29:7 | 7 Toen ik uitging naar de poort 1654 Job 29:7 | naar de poort door de stad, toen ik mijn stoel op de straat 1655 Job 30:26 | 26 Nochtans toen ik het goede verwachtte, 1656 Job 30:26 | verwachtte, zo kwam het kwade; toen ik hoopte naar het licht, 1657 Job 31:20 | mij niet gezegend hebben, toen hij van de vellen mijner 1658 Job 32:1 | 1 Toen hielden de drie mannen op 1659 Job 37:4 | 4 Waar waart gij, toen Ik de aarde grondde? Geef 1660 Job 37:7 | 7 Toen de morgensterren te zamen 1661 Job 37:8 | met deuren toegesloten, toen zij uitbrak, en uit de baarmoeder 1662 Job 37:9 | 9 Toen Ik de wolk tot haar kleding 1663 Job 37:10 | 10 Toen Ik voor haar met Mijn besluit 1664 Job 37:21 | weet het, want gij waart toen geboren, en uw dagen zijn 1665 Job 38:36 | 36 Toen antwoordde Job den HEERE, 1666 Job 41:1 | 1 Toen antwoordde Job den HEERE, 1667 Job 41:9 | 9 Toen gingen Elifaz, de Themaniet, 1668 Job 41:10 | wendde de gevangenis van Job, toen hij gebeden had voor zijn 1669 Psa 18:8 | 8 Toen daverde en beefde de aarde, 1670 Psa 18:43 | 43 Toen vergruisde ik hen als stof 1671 Psa 30:8 | goedgunstigheid vastgezet; maar toen Gij Uw aangezicht verborgt, 1672 Psa 32:3 | 3 Toen ik zweeg, werden mijn beenderen 1673 Psa 40:4 | ontbrandde in mijn overdenking; toen sprak ik met mijn tong: ~ 1674 Psa 41:8 | 8 Toen zeide ik: Zie, ik kom; in 1675 Psa 51:2 | 2 Toen de profeet Nathan tot hem 1676 Psa 59:1 | opperzangmeester, Altascheth; toen Saul gezonden had, die zijn 1677 Psa 68:8 | 8 O God! toen Gij voor het aangezicht 1678 Psa 68:8 | aangezicht Uws volks uittoogt, toen Gij daarhenen tradt in de 1679 Psa 73:22 | 22 Toen was ik onvernuftig, en wist 1680 Psa 78:29 | 29 Toen aten zij, en werden zeer 1681 Psa 78:42 | Zijn hand, aan den dag, toen Hij hen van den wederpartijder 1682 Psa 78:65 | 65 Toen ontwaakte de Heere, als 1683 Psa 89:20 | 20 Toen hebt Gij in een gezicht 1684 Psa 93:2 | 2Van toen af is Uw troon bevestigd, 1685 Psa 106:12 | 12 Toen geloofden zij aan Zijn woorden; 1686 Psa 106:15 | 15 Toen gaf Hij hun hun begeerte; 1687 Psa 106:30 | 30 Toen stond Pinehas op, en hij 1688 Psa 126:2 | en onze tong met gejuich; toen zeide men onder de heidenen: 1689 Psa 139:16 | geformeerd zouden worden, toen nog geen van die was. ~ 1690 Spre 8:22| wegs, voor Zijn werken, van toen aan. ~ 1691 Spre 8:27| 27      Toen Hij de hemelen bereidde, 1692 Spre 8:27| hemelen bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel over het 1693 Spre 8:28| 28      Toen Hij de opperwolken van boven 1694 Spre 8:28| opperwolken van boven vestigde; toen Hij de fonteinen des afgronds 1695 Spre 8:29| 29      Toen Hij der zee haar perk zette, 1696 Spre 8:29| niet zouden overtreden; toen Hij de grondvesten der aarde 1697 Spre 8:30| 30      Toen was Ik een voedsterling 1698 Pred 2:11| 11      Toen wendde ik mij tot al mijn 1699 Pred 2:13| 13      Toen zag ik, dat de wijsheid 1700 Pred 2:14| wandelt in de duisternis. Toen bemerkte ik ook, dat enerlei 1701 Pred 2:15| bejegenen; waarom heb ik dan toen meer naar wijsheid gestaan? 1702 Pred 2:15| meer naar wijsheid gestaan? Toen sprak ik in mijn hart, dat      1703 Pred 8:9 | Dit alles heb ik gezien, toen ik mijn hart begaf tot alle 1704 Pred 8:17| 17      Toen zag ik alle werk Gods, dat 1705 Pred 9:16| 16      Toen zeide ik: Wijsheid is beter 1706 Hoo 3:4 | 4      Toen ik een weinigje van hen 1707 Hoo 8:10 | borsten zijn als torens. Toen was ik in Zijn ogen als 1708 Jes 6:1 | 1      In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, 1709 Jes 6:5 | 5      Toen zeide ik: Wee mij, want 1710 Jes 6:8 | zal voor Ons henengaan? Toen zeide ik: Zie, hier ben 1711 Jes 6:9 | 9      Toen zeide Hij: Ga henen, en 1712 Jes 6:11 | 11      Toen zeide ik: Hoe lang, Heere? 1713 Jes 7:13 | 13      Toen zeide hij: Hoort gijlieden 1714 Jes 8:2 | 2      Toen nam ik mij getrouwe getuigen, 1715 Jes 9:4 | 4      Toen de ganse strijd dergenen, 1716 Jes 11:16 | Israel geschiedde ten dage, toen het uit Egypteland optoog. ~  ~  ~  ~ ~ 1717 Jes 14:28 | 28      In het jaar, toen de koning Achaz stierf, 1718 Jes 16:13 | Moab gesproken heeft, van toen af. ~ 1719 Jes 20:1 | 1   In het jaar, toen Tartan naar Asdod kwam, 1720 Jes 20:1 | van Assyrie gezonden had, toen hij krijg voerde tegen Asdod, 1721 Jes 20:3 | 3   Toen zeide de HEERE: Gelijk als 1722 Jes 21:9 | mannen, en een paar ruiters! Toen antwoordde hij, en zeide: 1723 Jes 36:3 | 3      Toen ging tot hem uit Eljakim, 1724 Jes 36:11 | 11      Toen zeide Eljakim, en Sebna, 1725 Jes 36:22 | 22      Toen kwam Eljakim, de zoon van 1726 Jes 37:9 | om tegen u te strijden; toen hij zulks hoorde, zo zond 1727 Jes 37:21 | 21      Toen zond Jesaja, de zoon van 1728 Jes 37:36 | 36      Toen voer de engel des HEEREN 1729 Jes 37:36 | vijf en tachtig duizend. En toen zij zich des morgens vroeg 1730 Jes 38:2 | 2      Toen keerde Hizkia zijn aangezicht 1731 Jes 38:4 | 4      Toen geschiedde het woord des 1732 Jes 38:9 | Hizkia, koning van Juda, toen hij ziek geweest en van 1733 Jes 39:3 | 3   Toen kwam de profeet Jesaja tot 1734 Jes 39:5 | 5   Toen zeide Jesaja tot Hizkia: 1735 Jes 43:4 | 4      Van toen af, dat gij kostelijk zijt 1736 Jes 44:8 | vreest niet; heb Ik het u van toen af niet doen horen en verkondigd? 1737 Jes 45:21 | ouds her? Wie heeft dat van toen af verkondigd? Ben Ik het 1738 Jes 48:3 | dingen heb Ik verkondigd van toen af, en uit Mijn mond zijn 1739 Jes 48:5 | Daarom heb Ik het u van toen af verkondigd, eer dat het 1740 Jes 48:7 | zij geschapen, en niet van toen af, en voor dezen dag hebt 1741 Jes 48:8 | ze niet geweten, ook van toen af is uw oor niet geopend 1742 Jes 48:21 | Zij hadden geen dorst, toen Hij hen leidde door de woeste 1743 Jes 51:2 | heeft; want Ik riep hem, toen hij nog alleen was, en Ik 1744 Jes 53:7 | Als dezelve geeist werd, toen werd Hij verdrukt; doch 1745 Jes 54:9 | als de wateren van Noach, toen Ik zwoer, dat de wateren 1746 Jes 65:3 | 3      Toen Gij vreselijke dingen deedt, 1747 Jer 1:6 | 6      Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! 1748 Jer 2:2 | liefde uwer ondertrouw, toen gij Mij nawandeldet in de      1749 Jer 2:7 | goede er van te eten; maar toen gij daarin kwaamt, verontreinigdet 1750 Jer 4:10 | 10      Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! 1751 Jer 11:5 | als het is te dezen dage. Toen antwoordde ik en zeide:      1752 Jer 11:18 | gegeven, dat ik het wete; toen hebt Gij mij hun handelingen 1753 Jer 13:3 | 3      Toen geschiedde des HEEREN woord 1754 Jer 13:8 | 8      Toen geschiedde des HEEREN woord 1755 Jer 14:13 | 13      Toen zeide ik: Ach, Heere HEERE! 1756 Jer 18:4 | hand des pottenbakkers; toen maakte hij daarvan weder 1757 Jer 18:5 | 5      Toen geschiedde des HEEREN woord 1758 Jer 18:18 | 18      Toen zeiden zij: Komt aan, laat 1759 Jer 19:14 | 14      Toen nu Jeremia van Tofeth kwam, 1760 Jer 20:3 | gevangenis voortbracht; toen zeide Jeremia tot hem: De 1761 Jer 21:3 | 3      Toen zeide Jeremia tot hen: Zo 1762 Jer 22:15 | gedaan, en het ging hem toen wel? ~ 1763 Jer 22:16 | en nooddruftigen gericht, toen ging het hem wel; is dat 1764 Jer 24:4 | 4      Toen geschiedde des HEEREN woord 1765 Jer 26:11 | 11      Toen spraken de priesters en 1766 Jer 26:16 | 16      Toen zeiden de vorsten en al 1767 Jer 28:5 | 5      Toen sprak de profeet Jeremia 1768 Jer 28:10 | 10      Toen nam de profeet Hananja het 1769 Jer 32:2 | konings van Babel belegerde toen Jeruzalem, en de profeet 1770 Jer 32:8 | lossing, koop het voor u. Toen merkte ik, dat het des HEEREN 1771 Jer 32:26 | 26      Toen geschiedde des HEEREN woord 1772 Jer 35:3 | 3      Toen nam ik Jaazanja, den zoon 1773 Jer 35:12 | 12      Toen geschiedde des HEEREN woord 1774 Jer 36:4 | 4      Toen riep Jeremia Baruch, den 1775 Jer 36:14 | 14      Toen zonden al de vorsten Jehudi, 1776 Jer 36:19 | 19      Toen zeiden de vorsten tot Baruch: 1777 Jer 36:21 | 21      Toen zond de koning Jehudi, om 1778 Jer 36:27 | 27      Toen geschiedde des HEEREN woord 1779 Jer 37:6 | 6      Toen geschiedde des HEEREN woord 1780 Jer 37:21 | 21      Toen gaf de koning Zedekia bevel; 1781 Jer 38:6 | 6      Toen namen zij Jeremia en wierpen 1782 Jer 38:7 | een der kamerlingen, die toen in des konings huis was, 1783 Jer 38:10 | 10      Toen gebood de koning den Moorman 1784 Jer 38:14 | 14      Toen zond de koning Zedekia henen, 1785 Jer 38:16 | 16      Toen zwoer de koning Zedekia 1786 Jer 38:24 | 24      Toen zeide Zedekia tot Jeremia: 1787 Jer 40:7 | 7      Toen nu alle oversten der heiren, 1788 Jer 41:11 | 11      Toen nu Johanan, de zoon van 1789 Jer 41:16 | 16      Toen nam Johanan, de zoon van 1790 Jer 42:1 | 1      Toen traden toe alle oversten 1791 Jer 42:5 | 5      Toen zeiden zij tot Jeremia: 1792 Jer 42:8 | 8      Toen riep hij Johanan, den zoon 1793 Jer 43:8 | 8      Toen geschiedde des HEEREN woord 1794 Jer 44:15 | 15      Toen antwoordden aan Jeremia 1795 Jer 44:17 | de straten van Jeruzalem; toen werden wij met brood verzadigd, 1796 Jer 44:18 | 18      Maar van toen af, dat wij opgehouden hebben 1797 Jer 44:20 | 20      Toen sprak Jeremia tot al het 1798 Jer 52:7 | 7      Toen werd de stad doorgebroken, 1799 Klaa 1:25| achterwaarts getrokken, toen de vijand kwam, en Hij is 1800 Klaa 1:62| 18      Vau. Toen zeide ik: Mijn sterkte is 1801 Eze 1:4 | 4      Toen zag ik, en ziet, een stormwind 1802 Eze 2:9 | 9      Toen zag ik, en ziet, er was 1803 Eze 3:2 | 2      Toen opende ik mijn mond, en 1804 Eze 3:3 | deze rol, die Ik u geef. Toen at ik, en het was in mijn 1805 Eze 3:12 | 12      Toen nam de Geest mij op, en 1806 Eze 3:14 | 14      Toen hief de Geest mij op, en 1807 Eze 3:24 | 24      Toen kwam de Geest in mij, en 1808 Eze 4:14 | 14      Toen zeide ik: Ach, Heere, HEERE, 1809 Eze 8:2 | 2      Toen zag ik, en ziet, een gelijkenis, 1810 Eze 8:7 | de deur van het voorhof. Toen zag ik, en ziet, er was 1811 Eze 8:9 | 9      Toen zeide Hij tot mij: Ga in, 1812 Eze 8:12 | 12      Toen zeide Hij tot mij: Hebt 1813 Eze 8:17 | 17      Toen zeide Hij tot mij: Hebt 1814 Eze 9:9 | 9      Toen zeide Hij tot mij: De ongerechtigheid 1815 Eze 10:4 | 4      Toen hief zich de heerlijkheid 1816 Eze 10:7 | 7      Toen stak een cherub zijn hand 1817 Eze 10:9 | 9      Toen zag ik, en ziet, vier raderen 1818 Eze 10:18 | 18      Toen ging de heerlijkheid des 1819 Eze 11:1 | 1      Toen hief mij de Geest op, en 1820 Eze 11:13 | zoon van Benaja, stierf. Toen viel ik neder op mijn aangezicht, 1821 Eze 11:14 | 14      Toen geschiedde het woord des 1822 Eze 11:22 | 22      Toen hieven de cherubs hun vleugelen 1823 Eze 14:2 | 2      Toen geschiedde des HEEREN woord 1824 Eze 15:5 | 5   Ziet, toen het geheel was, werd het 1825 Eze 16:4 | niet met water gewassen, toen Ik u aanschouwde; gij waart 1826 Eze 16:5 | van uw ziel, ten dage, toen gij geboren waart. ~ 1827 Eze 19:8 | 8      Toen begaven zich de volken tegen 1828 Eze 20:2 | 2      Toen geschiedde des HEEREN woord 1829 Eze 21:13 | beproeving was, wat was het toen? Zou er dan ook geen versmadende 1830 Eze 23:13 | 13      Toen zag Ik, dat zij verontreinigd 1831 Eze 23:14 | hoererijen nog meer toe; want toen zij geschilderde mannen 1832 Eze 23:18 | ontdekte haar schaamte; toen werd Mijn ziel van haar 1833 Eze 23:43 | 43      Toen zeide Ik van deze, die van 1834 Eze 33:23 | 23      Toen geschiedde des HEEREN woord 1835 Eze 36:17 | zij in hun land woonden, toen verontreinigden zij datzelve 1836 Eze 37:4 | 4      Toen zeide Hij tot mij: Profeteer 1837 Eze 37:7 | 7      Toen profeteerde ik, gelijk mij 1838 Eze 37:10 | als Hij mij bevolen had. Toen kwam de geest in hen, en 1839 Eze 37:11 | 11      Toen zeide Hij tot mij: Mensenkind! 1840 Eze 39:26 | tegen Mij hebben overtreden, toen zij in hun land zeker woonden, 1841 Eze 40:6 | 6      Toen kwam hij tot de poort, welke 1842 Eze 40:9 | 9      Toen mat hij het andere voorhuis 1843 Eze 40:13 | 13      Toen mat hij de poort van het 1844 Eze 40:48 | 48      Toen bracht hij mij tot het voorhuis 1845 Eze 42:13 | 13      Toen zeide hij tot mij: De kameren 1846 Eze 43:1 | 1      Toen leidde hij mij tot de poort, 1847 Eze 43:3 | gezicht, dat ik gezien had, toen ik kwam, om de stad te verderven; 1848 Eze 44:1 | 1      Toen deed hij mij wederkeren 1849 Eze 44:4 | huis des HEEREN vervuld; toen viel ik op mijn      aangezicht. ~ 1850 Eze 46:21 | 21      Toen bracht hij mij in het buitenste 1851 Eze 47:4 | 4      Toen mat hij nog duizend ellen, 1852 Eze 47:6 | het gezien, mensenkind? Toen voerde hij mij, en bracht 1853 Eze 47:8 | 8      Toen zeide hij tot mij: Deze 1854 Dan 1:11 | 11      Toen zeide Daniel tot Melzar, 1855 Dan 1:14 | 14      Toen hoorde hij hen in deze zaak, 1856 Dan 1:16 | 16      Toen geschiedde het, dat Melzar 1857 Dan 2:2 | 2      Toen zeide de koning, dat men 1858 Dan 2:4 | 4      Toen spraken de Chaldeen, tot 1859 Dan 2:14 | 14      Toen bracht Daniel een raad en 1860 Dan 2:15 | wege zo verhaast worden? Toen gaf Arioch aan Daniel de 1861 Dan 2:17 | 17      Toen ging Daniel naar zijn huis, 1862 Dan 2:19 | 19      Toen werd aan Daniel in een nachtgezicht 1863 Dan 2:19 | verborgenheid geopenbaard; toen loofde Daniel den God des 1864 Dan 2:25 | 25      Toen bracht Arioch met haast 1865 Dan 2:35 | 35      Toen werden te zamen vermaald 1866 Dan 2:46 | 46      Toen viel de koning Nebukadnezar 1867 Dan 2:48 | 48      Toen maakte de koning Daniel 1868 Dan 2:49 | 49      Toen verzocht Daniel van den 1869 Dan 3:3 | 3      Toen verzamelden zich de stadhouders, 1870 Dan 3:13 | 13      Toen zeide Nebukadnezar in toorn 1871 Dan 3:13 | Abed-nego voorbrengen zou; toen werden die mannen voor den 1872 Dan 3:19 | 19      Toen werd Nebukadnezar vol grimmigheid, 1873 Dan 3:21 | 21      Toen werden die mannen gebonden 1874 Dan 3:24 | 24      Toen ontzette zich de koning 1875 Dan 3:26 | 26      Toen naderde Nebukadnezar tot 1876 Dan 3:26 | gaat uit en komt hier! Toen gingen Sadrach, Mesach en 1877 Dan 3:27 | 27      Toen vergaderden de stadhouders, 1878 Dan 3:30 | 30      Toen maakte de koning Sadrach, 1879 Dan 4:7 | 7      Toen kwamen in de tovenaars, 1880 Dan 4:19 | 19      Toen ontzette zich Daniel, wiens 1881 Dan 4:29 | einde van twaalf maanden, toen hij op het koninklijk paleis 1882 Dan 5:3 | 3      Toen bracht men voor de gouden 1883 Dan 5:6 | 6      Toen veranderde zich de glans 1884 Dan 5:8 | 8      Toen kwamen al de wijzen des 1885 Dan 5:9 | 9      Toen verschrikte de koning Belsazar 1886 Dan 5:13 | 13      Toen werd Daniel voor den koning 1887 Dan 5:17 | 17      Toen antwoordde Daniel, en zeide 1888 Dan 5:20 | 20      Maar toen zich zijn hart verhief, 1889 Dan 5:24 | 24      Toen is dat deel der hand van 1890 Dan 5:29 | 29      Toen beval Belsazar, en zij bekleedden 1891 Dan 6:4 | 4      Toen overtrof deze Daniel die 1892 Dan 6:5 | 5      Toen zochten de vorsten en de 1893 Dan 6:6 | 6      Toen zeiden die mannen: Wij zullen 1894 Dan 6:11 | 11      Toen nu Daniel verstond, dat 1895 Dan 6:12 | 12      Toen kwamen die mannen met hopen, 1896 Dan 6:13 | 13      Toen kwamen zij nader, en spraken 1897 Dan 6:14 | 14      Toen antwoordden zij, en zeiden 1898 Dan 6:15 | 15      Toen de koning deze rede hoorde, 1899 Dan 6:16 | 16      Toen kwamen die mannen met hopen 1900 Dan 6:17 | 17      Toen beval de koning, en zij 1901 Dan 6:19 | 19      Toen ging de koning naar zijn 1902 Dan 6:20 | 20      Toen stond de koning in den vroegen 1903 Dan 6:22 | 22      Toen sprak Daniel tot den koning: 1904 Dan 6:24 | 24      Toen werd de koning bij zichzelven 1905 Dan 6:24 | uit den kuil trekken zou. Toen Daniel uit den kuil opgetrokken 1906 Dan 6:25 | 25      Toen beval de koning, en zij 1907 Dan 6:26 | 26      Toen schreef de koning Darius 1908 Dan 7:1 | zijns hoofds, op zijn leger; toen schreef hij dien droom, 1909 Dan 7:11 | 11      Toen zag ik toe vanwege de stem 1910 Dan 7:19 | 19      Toen wenste ik naar de waarheid 1911 Dan 8:2 | gezicht, (het geschiedde nu, toen ik het zag, dat ik in den 1912 Dan 8:5 | 5      Toen ik dit overlegde, ziet, 1913 Dan 8:8 | zich uitermate groot; maar toen hij sterk geworden was, 1914 Dan 8:15 | En het geschiedde, toen ik dat gezicht zag, ik Daniel, 1915 Dan 8:17 | viel op mijn aangezicht. Toen zeide hij tot mij: Versta, 1916 Dan 8:18 | mijn aangezicht ter aarde; toen roerde hij mij aan, en hij 1917 Dan 8:22 | aan zijn plaats stonden, toen hij verbroken was; vier 1918 Dan 8:27 | 27      Toen werd ik, Daniel, zwak, en 1919 Dan 10:9 | stem Zijner woorden; en toen ik de stem Zijner woorden 1920 Dan 10:11 | alnu tot u gezonden; en toen Hij dat woord      tot mij 1921 Dan 10:12 | 12      Toen zeide Hij tot mij: Vrees 1922 Dan 10:15 | 15      En toen Hij deze woorden met mij 1923 Dan 10:16 | raakte mijn lippen aan, toen deed ik mijn mond open, 1924 Dan 10:18 | 18      Toen raakte mij wederom aan Een, 1925 Dan 10:20 | 20      Toen zeide Hij: Weet gij, waarom 1926 Hos 2:2 | en zette ze als ten dage, toen zij geboren werd; ja, make 1927 Hos 2:6 | mijn vorigen Man,      want toen was mij beter dan nu. ~ 1928 Hos 2:14 | jeugd, en als ten dage, toen zij optoog      uit Egypteland. ~ 1929 Hos 11:1 | Als Israel een kind was, toen heb Ik hem liefgehad, en 1930 Amos 7:3 | 3      Toen berouwde zulks den HEERE; 1931 Amos 7:5 | 5      Toen zeide ik: Heere HEERE! houd 1932 Amos 7:6 | 6      Toen berouwde zulks den HEERE. 1933 Amos 7:8 | En ik zeide: Een paslood. Toen zeide de HEERE: Zie, Ik 1934 Amos 7:10| 10      Toen zond Amazia, de priester 1935 Amos 7:14| 14      Toen antwoordde Amos, en zeide 1936 Amos 8:2 | korf met zomervruchten. Toen zeide de HEERE tot mij: 1937 Oba 1:12 | 12      Toen zoudt gij niet gezien hebben 1938 Jona 1:5 | 5      Toen vreesden de zeelieden, en 1939 Jona 1:8 | 8      Toen zeiden zij tot hem: Verklaar 1940 Jona 1:10| 10      Toen vreesden die mannen met 1941 Jona 1:14| 14      Toen riepen zij tot den HEERE, 1942 Jona 1:15| en wierpen hem in de zee. Toen stond de zee stil van haar 1943 Jona 3:3 | 3      Toen maakte zich Jona op, en 1944 Jona 4:9 | 9      Toen zeide God tot Jona: Is uw 1945 Mic 7:15 | doen zien, als in de dagen, toen gij uit Egypteland uittoogt. ~ 1946 Zac 1:9 | Mijn Heere! wat zijn deze? Toen zeide tot mij de Engel, 1947 Zac 1:10 | 10      Toen antwoordde de Man, Die tussen 1948 Zac 1:12 | 12      Toen antwoordde den Engel des 1949 Zac 1:21 | 21      Toen zeide ik: Wat komen die 1950 Zac 3:4 | 4      Toen antwoordde Hij, en sprak 1951 Zac 3:6 | 6      Toen betuigde de Engel des HEEREN 1952 Zac 4:5 | 5      Toen antwoordde de Engel, Die 1953 Zac 4:6 | 6      Toen antwoordde Hij, en sprak 1954 Zac 4:14 | 14      Toen zeide Hij: Deze zijn de 1955 Zac 5:3 | 3      Toen zeide Hij tot mij: Dit is 1956 Zac 5:10 | 10      Toen zeide ik tot den Engel, 1957 Zac 7:2 | 2      Toen men naar het huis van God 1958 Zac 7:4 | 4      Toen geschiedde het woord des 1959 Zac 7:5 | de priesters, zeggende: Toen gij vasttet en rouwklaagdet, 1960 Zac 7:7 | dienst der vorige profeten, toen Jeruzalem bewoond en gerust 1961 Zac 8:14 | heb ulieden kwaad te doen, toen Mij uw vaderen grotelijks 1962 Zac 11:14 | 14      Toen verbrak ik mijn tweeden 1963 Matt 2:1 | 1 Toen nu Jezus geboren was te 1964 Matt 2:7 | 7 Toen heeft Herodes de wijzen 1965 Matt 2:13| 13 Toen zij nu vertrokken waren, 1966 Matt 2:16| de wijzen bedrogen was, toen werd hij zeer toornig, en 1967 Matt 2:17| 17 Toen is vervuld geworden, hetgeen 1968 Matt 2:19| 19 Toen Herodes nu gestorven was, 1969 Matt 2:28| 5 Toen is tot hem uitgegaan Jeruzalem 1970 Matt 2:36| 13 Toen kwam Jezus van Galilea naar 1971 Matt 2:38| gerechtigheid te vervullen. Toen liet hij van Hem af. ~ 1972 Matt 4:1 | 1 Toen werd Jezus van den Geest 1973 Matt 4:5 | 5 Toen nam Hem de duivel mede naar 1974 Matt 4:10| 10 Toen zeide Jezus tot hem: Ga 1975 Matt 4:11| 11 Toen liet de duivel van Hem af; 1976 Matt 4:17| 17 Van toen aan heeft Jezus begonnen 1977 Matt 8:1 | 1 Toen Hij nu van den berg afgeklommen 1978 Matt 8:26| vreesachtig, gij kleingelovigen? Toen stond Hij op, en bestrafte 1979 Matt 9:6 | de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): 1980 Matt 9:14| 14 Toen kwamen de discipelen van 1981 Matt 9:29| 29 Toen raakte Hij hun ogen aan, 1982 Matt 9:37| 37 Toen zeide Hij tot Zijn discipelen: 1983 Matt 11:1 | 1 En het is geschied, toen Jezus geeindigd had Zijn 1984 Matt 11:20| 20 Toen begon Hij de steden, in 1985 Matt 12:3 | wat David gedaan heeft, toen hem hongerde, en hun, die 1986 Matt 12:13| 13 Toen zeide Hij tot dien mens: 1987 Matt 12:22| 22 Toen werd tot Hem gebracht een 1988 Matt 12:38| 38 Toen antwoordden sommigen der 1989 Matt 13:26| 26 Toen het nu tot kruid opgeschoten 1990 Matt 13:26| en vrucht voortbracht, toen openbaarde zich ook het 1991 Matt 13:36| 36 Toen nu Jezus de scharen van 1992 Matt 15:1 | 1 Toen kwamen tot Jezus enige Schriftgeleerden 1993 Matt 15:12| 12 Toen kwamen Zijn discipelen tot 1994 Matt 15:28| 28 Toen antwoordde Jezus, en zeide 1995 Matt 16:12| 12 Toen verstonden zij, dat Hij 1996 Matt 16:20| 20 Toen verbood Hij Zijn discipelen, 1997 Matt 16:21| 21 Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen 1998 Matt 16:24| 24 Toen zeide Jezus tot Zijn discipelen: 1999 Matt 17:13| 13 Toen verstonden de discipelen 2000 Matt 17:19| 19 Toen kwamen de discipelen tot


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2140

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License