Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
heenzenden 2
heer 325
heere 5967
heeren 2077
heerlijk 22
heerlijke 14
heerlijken 13
Frequency    [«  »]
2262 over
2206 zoon
2140 toen
2077 heeren
2044 kinderen
1976 zich
1948 huis

Bijbel

IntraText - Concordances

heeren

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2077

     Book Chapter: Verse
1 Gen 4:16 | uit van het aangezicht des HEEREN; en hij woonde in het land 2 Gen 4:26 | Toen begon men den naam des HEEREN aan te roepen. ~  ~ 3 Gen 6:8 | vond genade in de ogen des HEEREN. ~ 4 Gen 10:9 | voor het aangezicht des HEEREN; daarom wordt gezegd: Gelijk 5 Gen 10:9 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 6 Gen 12:8 | altaar, en riep den naam des HEEREN aan. ~ 7 Gen 13:4 | heeft aldaar den Naam des HEEREN aangeroepen. ~ 8 Gen 13:10 | was zij als de hof des HEEREN, als Egypteland, als gij 9 Gen 14:25 | geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een gezicht, 10 Gen 14:28 | 4 En ziet, het woord des HEEREN was tot hem, zeggende: Deze 11 Gen 15:7 | 7 En de Engel des HEEREN vond haar aan een waterfontein 12 Gen 15:9 | Toen zeide de Engel des HEEREN tot haar: Keer weder tot 13 Gen 15:10 | Voorts zeide de Engel des HEEREN tot haar: Ik zal uw zaad 14 Gen 15:11 | 11 Ook zeide des HEEREN Engel tot haar: Zie, gij 15 Gen 15:13 | zij noemde den Naam des HEEREN, Die tot haar sprak: Gij, 16 Gen 17:19 | bevelen, en zij den weg des HEEREN houden, om te doen gerechtigheid 17 Gen 17:22 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 18 Gen 18:13 | voor het aangezicht des HEEREN, en de HEERE ons uitgezonden 19 Gen 18:16 | dochteren, om de verschoning des HEEREN over hem; en zij brachten 20 Gen 18:27 | voor het aangezicht des HEEREN gestaan had. ~ 21 Gen 20:33 | riep aldaar den Naam des HEEREN, des eeuwigen Gods, aan. ~ 22 Gen 21:11 | 11 Maar de Engel des HEEREN riep tot hem van den hemel 23 Gen 21:14 | gezegd wordt: Op den berg des HEEREN zal het voorzien worden! ~ 24 Gen 21:15 | 15 Toen riep de Engel des HEEREN tot Abraham ten tweeden 25 Gen 23:31 | Kom in, gij, gezegende des HEEREN! waarom zoudt gij buiten 26 Gen 24:25 | altaar, en riep den Naam des HEEREN aan. En hij sloeg aldaar 27 Gen 24:29 | zijt nu de gezegende des HEEREN! ~ 28 Gen 25:7 | voor het aangezicht des HEEREN, voor mijn dood. 29 Gen 35:7 | van Juda, was kwaad in des HEEREN ogen; daarom doodde hem 30 Gen 35:10 | En het was kwaad in des HEEREN ogen, wat hij deed; daarom 31 Gen 36:5 | Jozefs wil; ja, de zegen des HEEREN was in alles, wat hij had, 32 Exo 3:2 | 2 En de Engel des HEEREN verscheen hem in een vuurvlam 33 Exo 4:14 | Toen ontstak de toorn des HEEREN over Mozes, en Hij zeide: 34 Exo 4:28 | kennen al de woorden des HEEREN, Die hem gezonden had, en 35 Exo 6:29 | voor het aangezicht des HEEREN: Zie, ik ben onbesneden 36 Exo 9:3 | 3 Zie, de hand des HEEREN zal zijn over uw vee, dat 37 Exo 9:20 | onder Farao's knechten des HEEREN woord vreesde, die deed 38 Exo 9:21 | hart niet zette tot des HEEREN woord, die liet zijn knechten 39 Exo 9:29 | gij weet, dat de aarde des HEEREN is! ~ 40 Exo 10:9 | wij hebben een feest des HEEREN. ~ 41 Exo 12:11 | met haast eten; het is des HEEREN pascha. ~ 42 Exo 12:41 | geschied, dat al de heiren des HEEREN uit Egypteland gegaan zijn. ~ 43 Exo 12:42 | heeft; deze is de nacht des HEEREN, die op het vlijtigst moet 44 Exo 13:9 | uw ogen, opdat de wet des HEEREN in uw mond zij, omdat u 45 Exo 13:12 | de mannetjes zullen des HEEREN zijn. ~ 46 Exo 14:13 | vast, en ziet het heil des HEEREN, dat Hij heden aan ulieden 47 Exo 15:26 | met ernst naar de stem des HEEREN uws Gods horen zult, en 48 Exo 16:3 | gestorven waren door de hand des HEEREN, toen wij bij de vleespotten 49 Exo 16:7 | morgen, dan zult gij des HEEREN heerlijkheid zien, dewijl 50 Exo 16:9 | voor het aangezicht des HEEREN, want Hij heeft uw murmureringen 51 Exo 16:10 | ziet, de heerlijkheid des HEEREN verscheen in de wolk. ~ 52 Exo 16:23 | rust, de heilige sabbat des HEEREN! wat gij bakken zoudt, bakt 53 Exo 16:25 | het is heden de sabbat des HEEREN; gij zult het heden op het 54 Exo 16:33 | voor het aangezicht des HEEREN, tot bewaring voor uw geslachten. ~ 55 Exo 17:1 | woestijn Sin, op het bevel des HEEREN, en zij legerden zich te 56 Exo 17:16 | de hand op den troon des HEEREN is, zo zal de oorlog des 57 Exo 17:16 | is, zo zal de oorlog des HEEREN tegen Amalek zijn, van geslacht 58 Exo 20:7 | 7 Gij zult den Naam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk 59 Exo 20:10 | zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen 60 Exo 22:11 | 11 Zo zal des HEEREN eed tussen hen beiden zijn, 61 Exo 23:17 | voor het aangezicht des Heeren HEEREN verschijnen. ~ 62 Exo 23:17 | het aangezicht des Heeren HEEREN verschijnen. ~ 63 Exo 23:19 | zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult 64 Exo 24:3 | het volk al de woorden des HEEREN, en al de rechten, toen 65 Exo 24:4 | beschreef al de woorden des HEEREN, en hij maakte zich des 66 Exo 24:16 | 16 En de heerlijkheid des HEEREN woonde op den berg Sinai, 67 Exo 24:17 | aanzien der heerlijkheid des HEEREN was als een verterend vuur, 68 Exo 27:21 | voor het aangezicht des HEEREN; dit zal een eeuwige inzetting 69 Exo 28:12 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 70 Exo 28:29 | voor het aangezicht des HEEREN geduriglijk. ~ 71 Exo 28:30 | voor het aangezicht des HEEREN ingaan zal; alzo zal Aaron 72 Exo 28:30 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 73 Exo 28:35 | voor het aangezicht des HEEREN, ingaat, en als hij uitgaat, 74 Exo 28:36 | graveert: De HEILIGHEID DES HEEREN! 75 Exo 28:38 | voor het aangezicht des HEEREN aangenaam te maken. ~ 76 Exo 29:11 | voor het aangezicht des HEEREN, voor de deur van de tent 77 Exo 29:23 | voor het aangezicht des HEEREN zijn zal; ~ 78 Exo 29:24 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 79 Exo 29:25 | voor het aangezicht des HEEREN; het is een vuuroffer den 80 Exo 29:26 | voor het aangezicht des HEEREN; en het zal u ten dele zijn. ~ 81 Exo 29:42 | voor het aangezicht des HEEREN; aldaar zal Ik met ulieden 82 Exo 30:8 | voor het aangezicht des HEEREN, bij uw geslachten. ~ 83 Exo 30:14 | daarboven, zal het hefoffer des HEEREN geven. ~ 84 Exo 30:15 | als gij het hefoffer des HEEREN geeft om voor uw zielen 85 Exo 30:16 | voor het aangezicht des HEEREN, om voor uw zielen verzoening 86 Exo 31:15 | rust, een heiligheid des HEEREN! Wie op de sabbatdag arbeid 87 Exo 32:11 | aanbad het aangezicht des HEEREN zijns Gods, en hij zeide: 88 Exo 33:11 | aanbad het aangezicht des HEEREN zijns Gods, en hij zeide: 89 Exo 34:19 | gaan, en zal den Naam des HEEREN uitroepen voor uw aangezicht; 90 Exo 34:28 | Hij riep uit den Naam des HEEREN. ~ 91 Exo 34:33 | welks midden gij zijt, des HEEREN werk zien zal, dat het schrikkelijk 92 Exo 34:37 | een anderen god; want des HEEREN Naam is Ijveraar! een ijverig 93 Exo 34:46 | voor het aangezicht des Heeren HEEREN, den God van Israel. ~ 94 Exo 34:46 | het aangezicht des Heeren HEEREN, den God van Israel. ~ 95 Exo 34:47 | voor het aangezicht des HEEREN uws Gods, driemaal in het 96 Exo 34:49 | zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult 97 Exo 34:57 | voor het aangezicht des HEEREN kwam, om met Hem te spreken, 98 Exo 35:5 | brengen, ten hefoffer des HEEREN: goud, en zilver, en koper; ~ 99 Exo 35:21 | maakte, die brachten des HEEREN hefoffer tot het werk van 100 Exo 35:24 | brachten het ten hefoffer des HEEREN; en allen, bij welke sittimhout 101 Exo 39:30 | zegelgravering: De HEILIGHEID DES HEEREN. ~ 102 Exo 40:23 | voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als de HEERE aan 103 Exo 40:25 | voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als de HEERE aan 104 Exo 40:34 | en de heerlijkheid des HEEREN vervulde den tabernakel. ~ 105 Exo 40:35 | en de heerlijkheid des HEEREN den tabernakel vervulde. ~ 106 Exo 40:38 | 38 Want de wolk des HEEREN was op den tabernakel bij 107 Lev 1:3 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 108 Lev 1:5 | voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aaron, 109 Lev 1:11 | voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aaron, 110 Lev 2:3 | heiligheden van de vuurofferen des HEEREN. ~ 111 Lev 2:10 | heiligheden van de vuurofferen des HEEREN. ~ 112 Lev 3:1 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 113 Lev 3:7 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 114 Lev 3:12 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 115 Lev 3:16 | liefelijken reuk; alle vet zal des HEEREN zijn. ~ 116 Lev 4:2 | afdwaling van enige geboden des HEEREN, dat niet zou gedaan worden, 117 Lev 4:4 | voor het aangezicht des HEEREN; en hij zal zijn hand op 118 Lev 4:4 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 119 Lev 4:6 | voor het aangezicht des HEEREN, voor den voorhang van het 120 Lev 4:7 | voor het aangezicht des HEEREN, dat in de tent der samenkomst 121 Lev 4:13 | enige van allen geboden des HEEREN, dat niet zoude gedaan worden, 122 Lev 4:15 | voor het aangezicht des HEEREN; en hij zal den var slachten 123 Lev 4:15 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 124 Lev 4:17 | voor het aangezicht des HEEREN, voor den voorhang. ~ 125 Lev 4:18 | voor het aangezicht des HEEREN is, dat in de tent der samenkomst 126 Lev 4:22 | tegen een van de geboden des HEEREN zijns Gods, door afdwaling, 127 Lev 4:24 | voor het aangezicht des HEEREN; het is een zondoffer. ~ 128 Lev 4:27 | tegen een van de geboden des HEEREN, dat niet gedaan zou worden, 129 Lev 4:35 | altaar, op de vuurofferen des HEEREN; en de priester zal voor 130 Lev 5:12 | altaar, op de vuurofferen des HEEREN; het is een zondoffer. ~ 131 Lev 5:15 | van de heilige dingen des HEEREN, zo zal hij tot zijn schuldoffer 132 Lev 5:17 | een van alle geboden des HEEREN, hetwelk niet zou gedaan 133 Lev 6:7 | voor het aangezicht des HEEREN, en het zal hem vergeven 134 Lev 6:14 | voor het aangezicht des HEEREN offeren, voor aan het altaar. ~ 135 Lev 6:18 | geslachten van de vuurofferen des HEEREN; al wat die zal aanroeren, 136 Lev 6:25 | voor het aangezicht des HEEREN geslacht worden; het is 137 Lev 7:20 | het dankoffer, hetwelk des HEEREN is, gegeten zal hebben, 138 Lev 7:21 | dankoffers, hetwelk des HEEREN is, gegeten hebben, zo zal 139 Lev 7:30 | zullen de vuurofferen des HEEREN brengen; het vet aan de 140 Lev 7:30 | voor het aangezicht des HEEREN te bewegen. ~ 141 Lev 7:35 | van de vuurofferen des HEEREN; ten dage als Hij hen deed 142 Lev 8:26 | voor het aangezicht des HEEREN was, een ongezuurde koek, 143 Lev 8:27 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 144 Lev 8:29 | voor het aangezicht des HEEREN; zij werd Mozes ten dele 145 Lev 8:35 | dagen, en zult de wacht des HEEREN waarnemen, opdat gij niet 146 Lev 9:2 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 147 Lev 9:4 | voor het aangezicht des HEEREN te offeren; en spijsoffer 148 Lev 9:5 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 149 Lev 9:6 | en de heerlijkheid des HEEREN zal u verschijnen. ~ 150 Lev 9:21 | voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als Mozes geboden 151 Lev 9:23 | en de heerlijkheid des HEEREN verscheen al het volk. ~ 152 Lev 9:24 | uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde op het altaar 153 Lev 10:1 | voor het aangezicht des HEEREN, hetwelk hij hen niet geboden 154 Lev 10:2 | uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde hen; en zij 155 Lev 10:2 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 156 Lev 10:7 | sterft; want de zalfolie des HEEREN is op u. En zij deden naar 157 Lev 10:12 | dat van de vuurofferen des HEEREN overgebleven is, en eet 158 Lev 10:13 | deel uwer zonen uit des HEEREN vuurofferen is; want alzo 159 Lev 10:15 | voor het aangezicht des HEEREN te bewegen; hetwelk, voor 160 Lev 10:17 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 161 Lev 10:19 | voor het aangezicht des HEEREN geofferd, en zulke dingen 162 Lev 10:19 | geweest zijn in de ogen des HEEREN? ~ 163 Lev 12:7 | voor het aangezicht des HEEREN, en zal voor haar verzoening 164 Lev 14:11 | voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van de tent 165 Lev 14:12 | voor het aangezicht des HEEREN bewegen. ~ 166 Lev 14:16 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 167 Lev 14:18 | voor het aangezicht des HEEREN. 168 Lev 14:23 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 169 Lev 14:24 | voor het aangezicht des HEEREN bewegen. ~ 170 Lev 14:27 | voor het aangezicht des HEEREN. 171 Lev 14:29 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 172 Lev 14:31 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 173 Lev 15:14 | voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van de tent 174 Lev 15:15 | voor het aangezicht des HEEREN, vanwege zijn vloed, verzoening 175 Lev 15:30 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 176 Lev 16:1 | voor het aangezicht des HEEREN, en gestorven waren; ~ 177 Lev 16:7 | voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van de tent 178 Lev 16:10 | voor het aangezicht des HEEREN gesteld worden, om door 179 Lev 16:12 | voor het aangezicht des HEEREN, en zijn handen vol reukwerk 180 Lev 16:13 | voor het aangezicht des HEEREN, opdat de nevel des reukwerks 181 Lev 16:18 | voor het aangezicht des HEEREN is, uitkomen, en verzoening 182 Lev 16:30 | voor het aangezicht des HEEREN gereinigd worden. ~ 183 Lev 17:4 | voor den tabernakel des HEEREN te offeren; het bloed zal 184 Lev 17:6 | bloed op het altaar des HEEREN, aan de deur van de tent 185 Lev 19:8 | omdat hij het heilige des HEEREN ontheiligd heeft; daarom 186 Lev 19:22 | voor het aangezicht des HEEREN verzoening doen; en hem 187 Lev 21:6 | offeren de vuurofferen des HEEREN, de spijze huns Gods; daarom 188 Lev 21:21 | toetreden om de vuurofferen des HEEREN te offeren; een gebrek is 189 Lev 22:33 | zij; Ik ben de HEERE! ~s HEEREN, welke gijlieden uitroepen 190 Lev 22:34 | zult gij doen; het is des HEEREN sabbat, in al uw woningen. ~ 191 Lev 22:35 | de gezette hoogtijden des HEEREN, de heilige samenroepingen, 192 Lev 22:36 | tussen twee avonden is des HEEREN pascha. ~ 193 Lev 22:37 | de ongezuurde broden des HEEREN; zeven dagen zult gij ongezuurde 194 Lev 22:42 | voor het aangezicht des HEEREN bewegen, opdat het voor 195 Lev 22:51 | voor het aangezicht des HEEREN, met de twee lammeren bewegen; 196 Lev 22:59 | voor het aangezicht des HEEREN uws Gods. ~ 197 Lev 22:68 | de gezette hoogtijden des HEEREN, welke gij zult uitroepen 198 Lev 22:69 | Behalve de sabbatten des HEEREN, en behalve uw gaven, en 199 Lev 22:70 | ingegaderd hebben, zult gij des HEEREN feest zeven dagen vieren; 200 Lev 22:71 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeven dagen vrolijk 201 Lev 22:75 | de gezette hoogtijden des HEEREN tot de kinderen Israels 202 Lev 23:3 | voor het aangezicht des HEEREN gedurig toerichten, van 203 Lev 23:4 | voor het aangezicht des HEEREN gedurig toerichten. ~ 204 Lev 23:6 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 205 Lev 23:8 | voor het aangezicht des HEEREN toerichten, vanwege de kinderen 206 Lev 23:9 | heiligheden uit de vuurofferen des HEEREN, een eeuwige inzetting. ~ 207 Lev 23:12 | opdat hem, naar den mond des HEEREN, verklaring geschieden zou. ~ 208 Lev 23:16 | 16 En wie den Naam des HEEREN gelasterd zal hebben, zal 209 Lev 26:2 | schatting zullen de zielen des HEEREN zijn. ~ 210 Lev 26:26 | of klein vee, het is des HEEREN. ~ 211 Lev 26:30 | van het geboomte, zijn des HEEREN; zij zijn den HEERE heilig. ~ 212 Num 3:4 | voor het aangezicht des HEEREN, als zij vreemd vuur voor 213 Num 3:4 | voor het aangezicht des HEEREN in de woestijn van Sinai 214 Num 3:16 | telde hen naar het bevel des HEEREN, gelijk hem geboden was. ~ 215 Num 3:39 | Aaron, op het bevel des HEEREN, naar hun geslachten, geteld 216 Num 3:51 | zonen, naar het bevel des HEEREN, gelijk als de HEERE Mozes 217 Num 4:37 | hebben, naar het bevel des HEEREN, door de hand van Mozes. ~ 218 Num 4:41 | telden, naar het bevel des HEEREN. ~ 219 Num 4:45 | hebben, naar het bevel des HEEREN, door de hand van Mozes. ~ 220 Num 4:49 | hen, naar het bevel des HEEREN, door de hand van Mozes, 221 Num 5:16 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 222 Num 5:18 | voor het aangezicht des HEEREN stellen, en zal het hoofd 223 Num 5:25 | voor het aangezicht des HEEREN bewegen, en zal dat op het 224 Num 5:30 | voor het aangezicht des HEEREN stelle, en de priester aan 225 Num 6:16 | voor het aangezicht des HEEREN brengen, en zal zijn zondoffer 226 Num 6:20 | voor het aan gezicht des HEEREN; het is een heilig ding 227 Num 7:3 | voor het aangezicht des HEEREN, zes overdekte wagens, en 228 Num 8:10 | voor het aangezicht des HEEREN doen naderen; en de kinderen 229 Num 8:11 | voor het aangezicht des HEEREN, vanwege de kinderen Israels; 230 Num 8:11 | zijn, om den dienst des HEEREN te bedienen. ~ 231 Num 8:21 | voor het aangezicht des HEEREN; en Aaron deed verzoening 232 Num 9:7 | dat wij de offerande des HEEREN op zijn gezetten tijd niet 233 Num 9:13 | hij heeft de offerande des HEEREN op zijn gezetten tijd niet 234 Num 9:18 | 18 Naar den mond des HEEREN, verreisden de kinderen 235 Num 9:18 | kinderen Israels, en naar des HEEREN mond legerden zij zich; 236 Num 9:19 | kinderen Israels de wacht des HEEREN waar, en verreisden niet. ~ 237 Num 9:20 | tabernakel was, naar den mond des HEEREN legerden zij zich, en naar 238 Num 9:20 | zich, en naar den mond des HEEREN verreisden zij. ~ 239 Num 9:23 | 23 Naar den mond des HEEREN legerden zij zich, en naar 240 Num 9:23 | zich, en naar den mond des HEEREN verreisden zij; zij namen 241 Num 9:23 | zij namen de wacht des HEEREN waar, naar den mond des 242 Num 9:23 | waar, naar den mond des HEEREN, door de hand van Mozes. ~  ~ 243 Num 10:9 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en gij zult van 244 Num 10:13 | vooreerst op, naar den mond des HEEREN, door de hand van Mozes. ~ 245 Num 10:33 | dagreizen van den berg des HEEREN; en de ark des verbonds 246 Num 10:33 | de ark des verbonds des HEEREN reisde voor hun aangezicht 247 Num 10:34 | 34 En de wolk des HEEREN was des daags over hen, 248 Num 11:1 | kwaad was in de oren des HEEREN; want de HEERE hoorde het, 249 Num 11:1 | ontstak, en het vuur des HEEREN onder hen ontbrandde, en 250 Num 11:3 | Thab-era, omdat het vuur des HEEREN onder hen gebrand had. ~ 251 Num 11:10 | zijner hut; en de toorn des HEEREN ontstak zeer; ook was het 252 Num 11:18 | gij hebt voor de oren des HEEREN geweend, zeggende: Wie zal 253 Num 11:23 | zeide tot Mozes: Zou dan des HEEREN hand verkort zijn? Gij zult 254 Num 11:24 | en sprak de woorden des HEEREN tot het volk; en hij verzamelde 255 Num 11:29 | Och of al dat volk des HEEREN profeten waren, dat de HEERE 256 Num 11:33 | zo ontstak de toorn des HEEREN tegen het volk, en de HEERE 257 Num 12:8 | woorden; en de gelijkenis des HEEREN aanschouwt hij; waarom dan 258 Num 12:9 | 9 Zo ontstak des HEEREN toorn tegen hen, en Hij 259 Num 13:3 | Paran, naar den mond des HEEREN; al die mannen waren hoofden 260 Num 14:10 | Maar de heerlijkheid des HEEREN verscheen in de tent der 261 Num 14:17 | laat toch de kracht des HEEREN groot worden, gelijk als 262 Num 14:21 | met de heerlijkheid des HEEREN vervuld worden! ~ 263 Num 14:37 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 264 Num 14:41 | overtreedt gij alzo het bevel des HEEREN? Want dat zal geen voorspoed 265 Num 14:44 | de ark des verbonds des HEEREN en Mozes scheidden niet 266 Num 15:15 | de vreemdeling voor des HEEREN aangezicht zijn. ~ 267 Num 15:25 | voor het aangezicht des HEEREN, over hun afdwaling. ~ 268 Num 15:28 | voor het aangezicht des HEEREN, doende de verzoening over 269 Num 15:31 | zij heeft het woord des HEEREN veracht en Zijn gebod vernietigd; 270 Num 15:39 | en aan al de geboden des HEEREN gedenkt, en die doet; en 271 Num 16:3 | gijlieden u over de gemeente des HEEREN? ~ 272 Num 16:7 | voor het aangezicht des HEEREN; en het zal geschieden, 273 Num 16:9 | naderen; om den dienst van des HEEREN tabernakel te bedienen, 274 Num 16:16 | voor het aangezicht des HEEREN; gij, en zij, ook Aaron, 275 Num 16:17 | voor het aangezicht des HEEREN, een ieder zijn wierookvat, 276 Num 16:19 | verscheen de heerlijkheid des HEEREN aan deze ganse vergadering. ~ 277 Num 16:38 | voor het aangezicht des HEEREN, daarom zijn zij heilig; 278 Num 16:40 | voor het aangezicht des HEEREN; opdat hij niet worde als 279 Num 16:41 | zeggende: Gijlieden hebt des HEEREN volk gedood! ~ 280 Num 16:42 | en de heerlijkheid des HEEREN verscheen. ~ 281 Num 16:46 | voor het aangezicht des HEEREN uitgegaan, de plaag heeft 282 Num 17:7 | voor het aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis. ~ 283 Num 17:9 | voor het aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen Israels; 284 Num 17:13 | nadert tot den tabernakel des HEEREN, zal sterven; zullen wij 285 Num 18:7 | voor het aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis. ~ 286 Num 18:9 | voor het aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen Israels; 287 Num 18:13 | nadert tot den tabernakel des HEEREN, zal sterven; zullen wij 288 Num 18:32 | voor het aangezicht des HEEREN, voor u en voor uw zaad 289 Num 18:39 | daarvan een hefoffer des HEEREN offeren, de tienden van 290 Num 18:41 | gij ook een hefoffer des HEEREN offeren van al uw tienden, 291 Num 18:41 | en gij zult daarvan des HEEREN hefoffer geven aan den priester 292 Num 18:42 | zult gij alle hefoffer des HEEREN offeren; van al het beste 293 Num 19:19 | voor het aangezicht des HEEREN, voor u en voor uw zaad 294 Num 19:26 | daarvan een hefoffer des HEEREN offeren, de tienden van 295 Num 19:28 | gij ook een hefoffer des HEEREN offeren van al uw tienden, 296 Num 19:28 | en gij zult daarvan des HEEREN hefoffer geven aan den priester 297 Num 19:29 | zult gij alle hefoffer des HEEREN offeren; van al het beste 298 Num 20:3 | voor het aangezicht des HEEREN den geest gaven! ~ 299 Num 20:4 | gijlieden de gemeente des HEEREN in deze woestijn gebracht, 300 Num 20:6 | en de heerlijkheid des HEEREN verscheen hun. ~ 301 Num 20:9 | voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als Hij hem geboden 302 Num 21:14 | boek van de oorlogen des HEEREN: Tegen Waheb, in een wervelwind, 303 Num 22:18 | vermocht ik niet het bevel des HEEREN mijns Gods te overtreden, 304 Num 22:22 | 22 Doch de toorn des HEEREN werd ontstoken, omdat hij 305 Num 22:22 | heentoog; en de Engel des HEEREN stelde Zich in den weg, 306 Num 22:23 | ezelin nu zag den Engel des HEEREN staande in den weg, met 307 Num 22:24 | 24 Maar de Engel des HEEREN stond in een pad der wijngaarden, 308 Num 22:25 | de ezelin den Engel des HEEREN zag, zo klemde hij zichzelve 309 Num 22:26 | 26 Toen ging de Engel des HEEREN noch verder, en Hij stond 310 Num 22:27 | de ezelin den Engel des HEEREN zag, zo legde zij zich neder 311 Num 22:31 | zodat hij den Engel des HEEREN zag, staande in den weg, 312 Num 22:32 | Toen zeide de Engel des HEEREN tot hem: Waarom hebt gij 313 Num 22:34 | Bileam tot den Engel des HEEREN: Ik heb gezondigd, want 314 Num 22:35 | 35 De Engel des HEEREN nu zeide tot Bileam: Ga 315 Num 24:1 | goed was in de ogen des HEEREN, dat hij Israel zegende, 316 Num 24:13 | zo kan ik het bevel des HEEREN niet overtreden, doende 317 Num 25:3 | Baal-Peor, ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel. ~ 318 Num 25:4 | zal de hittigheid van des HEEREN toorn gekeerd worden van 319 Num 26:61 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 320 Num 27:5 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 321 Num 27:17 | opdat de vergadering des HEEREN niet zij als schapen, die 322 Num 27:21 | voor het aangezicht des HEEREN; naar zijn mond zullen zij 323 Num 31:3 | Midianieten zijn, om de wraak des HEEREN te doen aan de Midianieten. ~ 324 Num 31:16 | onder de vergadering des HEEREN. ~ 325 Num 31:29 | geven tot een heffing des HEEREN. ~ 326 Num 31:30 | wacht van de tabernakel des HEEREN waarnemen. ~ 327 Num 31:41 | schatting van de heffing des HEEREN, gelijk als de HEERE Mozes 328 Num 31:47 | wacht van den tabernakel des HEEREN waarnamen, gelijk als de 329 Num 31:50 | hebben wij een offerande des HEEREN gebracht, een ieder wat 330 Num 31:50 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 331 Num 31:54 | voor het aangezicht des HEEREN. ~  ~dden machtig veel; 332 Num 31:63 | Toen ontstak de toorn des HEEREN te dien dage, en Hij zwoer, 333 Num 31:66 | 13 Alzo ontstak des HEEREN toorn tegen Israel, en Hij 334 Num 31:66 | kwaad was in de ogen des HEEREN. ~ 335 Num 31:67 | om de hittigheid van des HEEREN toorn tegen Israel te vermeerderen. ~ 336 Num 31:73 | voor het aangezicht des HEEREN zult toerusten ten strijde, ~ 337 Num 31:74 | voor het aangezicht des HEEREN, totdat Hij Zijn vijanden 338 Num 31:75 | voor het aangezicht des HEEREN ten ondergebracht zij; zo 339 Num 31:75 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 340 Num 31:80 | voor het aangezicht des HEEREN tot den strijd, gelijk als 341 Num 31:82 | voor het aangezicht des HEEREN, als het land voor uw aangezicht 342 Num 31:85 | voor het aangezicht des HEEREN naar het land Kanaan; en 343 Num 32:2 | reizen, naar den mond des HEEREN; en dit zijn hun reizen, 344 Num 32:38 | berg Hor, naar den mond des HEEREN, en stierf aldaar, in het 345 Num 35:5 | kinderen Israels, naar des HEEREN mond, zeggende: De stam 346 Deu 1:26 | maar gij waart den mond des HEEREN uws Gods, wederspannig. ~ 347 Deu 1:43 | maar waart den mond des HEEREN wederspannig, en handeldet 348 Deu 1:45 | voor het aangezicht des HEEREN, zo verhoorde de HEERE uw 349 Deu 2:15 | 15 Zo was ook de hand des HEEREN tegen hen, om hen uit het 350 Deu 4:10 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, aan Horeb stondt, 351 Deu 4:23 | dat gij het verbond des HEEREN, uws Gods, hetwelk Hij met 352 Deu 4:25 | kwaad is in de ogen des HEEREN, uws Gods, om Hem tot toorn 353 Deu 5:5 | HEERE en tussen u, om u des HEEREN woord aan te zeggen; want 354 Deu 5:11 | 11 Gij zult den Naam des HEEREN, uws Gods, niet ijdellijk 355 Deu 5:14 | zevende dag is de sabbat des HEEREN, uws Gods; dan zult gij 356 Deu 5:25 | voortvoeren de stem des HEEREN, onzes Gods, langer te horen, 357 Deu 6:15 | van u; dat de toorn des HEEREN, uws Gods, tegen u niet 358 Deu 6:17 | Gij zult de geboden des HEEREN, uws Gods, vlijtig houden, 359 Deu 6:18 | en goed is in de ogen des HEEREN; opdat het u welga, en dat 360 Deu 6:25 | voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, gelijk Hij 361 Deu 7:4 | dienen; en de toorn des HEEREN zou tegen ulieden ontsteken, 362 Deu 8:3 | leeft van alles, wat uit des HEEREN mond uitgaat. ~ 363 Deu 8:6 | En houdt de geboden des HEEREN, uws Gods, om in Zijn wegen 364 Deu 8:20 | vergaan, omdat gij de stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam 365 Deu 9:18 | voor het aangezicht des HEEREN, als in het eerst, veertig 366 Deu 9:18 | doende dat kwaad is in des HEEREN ogen, om Hem tot toorn te 367 Deu 9:23 | zo waart gij den mond des HEEREN, uws Gods, wederspannig, 368 Deu 9:25 | wierp mij neder voor des HEEREN aangezicht, die veertig 369 Deu 10:8 | de ark des verbonds des HEEREN te dragen, om voor het aangezicht 370 Deu 10:8 | voor het aangezicht des HEEREN te staan, om Hem te dienen, 371 Deu 10:13 | te houden de geboden des HEEREN, en Zijn inzettingen, die 372 Deu 10:14 | 14 Ziet, des HEEREN, uws Gods, is de hemel, 373 Deu 11:2 | en de onderwijzing des HEEREN, uws Gods, niet gezien hebben. 374 Deu 11:7 | hebben al dit grote werk des HEEREN, dat Hij gedaan heeft. ~ 375 Deu 11:12 | God, bezorgt; de ogen des HEEREN, uws Gods, zijn gedurig 376 Deu 11:17 | 17 Dat de toorn des HEEREN tegen ulieden ontsteke, 377 Deu 11:27 | zult naar de geboden des HEEREN, uws Gods, die ik u heden 378 Deu 11:28 | zult naar de geboden des HEEREN, uws Gods, en afwijkt van 379 Deu 12:7 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, eten en vrolijk 380 Deu 12:12 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, gijlieden, en 381 Deu 12:15 | eten, naar den zegen des HEEREN, uws Gods, dien Hij u geeft, 382 Deu 12:18 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, in de plaats, 383 Deu 12:18 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, over alles, waaraan 384 Deu 12:25 | recht is in de ogen des HEEREN. ~ 385 Deu 12:27 | bereiden op het altaar des HEEREN, uws Gods; en het bloed 386 Deu 12:27 | slachtofferen zal op het altaar des HEEREN, uws Gods, worden uitgegoten; 387 Deu 12:28 | recht is in de ogen des HEEREN, uws Gods. ~ 388 Deu 13:18 | Wanneer gij de stem des HEEREN, uws Gods, zult gehoorzaam 389 Deu 13:18 | recht is in de ogen des HEEREN, uws Gods. ~ 390 Deu 14:1 | Gijlieden zijt kinderen des HEEREN, uws Gods; gij zult uzelven 391 Deu 14:23 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, ter plaatse, 392 Deu 14:26 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en weest vrolijk, 393 Deu 15:5 | gij slechts de stem des HEEREN, uws Gods, vlijtiglijk zult 394 Deu 15:20 | Voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zult gij ze jaar 395 Deu 16:11 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, gij, en uw zoon, 396 Deu 16:16 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, verschijnen, 397 Deu 16:16 | voor het aangezicht des HEEREN verschijnen: ~ 398 Deu 16:17 | hand, naar den zegen des HEEREN, uws Gods, dien Hij u gegeven 399 Deu 16:21 | geboomte, bij het altaar des HEEREN, uws Gods, dat gij u maken 400 Deu 17:2 | kwaad is in de ogen des HEEREN, uws Gods, overtredende 401 Deu 18:1 | Israel; de vuuroffers des HEEREN en zijn erfdeel zullen zij 402 Deu 18:5 | te dienen in den Naam des HEEREN, hij en zijn zonen, te allen 403 Deu 18:7 | dienen zal in den Naam des HEEREN, zijns Gods, als al zijn 404 Deu 18:7 | voor het aangezicht des HEEREN staan; ~ 405 Deu 18:16 | voortvaren te horen de stem des HEEREN, mijns Gods, en ditzelve 406 Deu 18:22 | profeet in den Naam des HEEREN zal hebben gesproken, en 407 Deu 19:17 | voor het aangezicht des HEEREN, voor het aangezicht der 408 Deu 21:5 | te dienen, en om in des HEEREN Naam te zegenen, en naar 409 Deu 21:9 | recht is in de ogen des HEEREN. ~ 410 Deu 23:1 | zal in de vergadering des HEEREN niet komen. ~ 411 Deu 23:2 | zal in de vergadering des HEEREN komen; zelfs zijn tiende 412 Deu 23:2 | zal in de vergadering des HEEREN niet komen. ~ 413 Deu 23:3 | zal in de vergadering des HEEREN komen; zelfs hun tiende 414 Deu 23:3 | zal in de vergadering des HEEREN niet komen tot in eeuwigheid. ~ 415 Deu 23:8 | zal in de vergadering des HEEREN komen. ~ 416 Deu 23:18 | hondenprijs in het huis des HEEREN, uws Gods, brengen, tot 417 Deu 24:4 | voor het aangezicht des HEEREN; alzo zult gij het land 418 Deu 24:13 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods. ~ 419 Deu 26:4 | dien voor het altaar des HEEREN, uws Gods, nederzetten. ~ 420 Deu 26:5 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, betuigen en zeggen: 421 Deu 26:10 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en zult u buigen 422 Deu 26:10 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods; ~ 423 Deu 26:13 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeggen: Ik heb 424 Deu 26:14 | dode; ik ben der stem des HEEREN, mijns Gods, gehoorzaam 425 Deu 27:6 | zult gij het altaar des HEEREN, uws Gods, bouwen, en gij 426 Deu 27:7 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods. ~ 427 Deu 27:10 | Daarom zult gij der stem des HEEREN, uws Gods, gehoorzaam zijn, 428 Deu 27:15 | gegoten beeld, een gruwel des HEEREN, een werk van 's werkmeesters 429 Deu 28:1 | indien gij der stem des HEEREN, uws Gods, vlijtiglijk zult 430 Deu 28:2 | wanneer gij der stem des HEEREN uws Gods, zult gehoorzaam 431 Deu 28:9 | wanneer gij de geboden des HEEREN, uws Gods, zult houden, 432 Deu 28:10 | zullen zien, dat de Naam des HEEREN over u genoemd is, en zij 433 Deu 28:13 | zult naar de geboden des HEEREN, uws Gods, die ik u heden 434 Deu 28:15 | indien gij de stem des HEEREN, uws Gods, niet zult gehoorzaam 435 Deu 28:45 | omdat gij der stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam 436 Deu 28:62 | omdat gij der stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam 437 Deu 29:10 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods: uw hoofden uwer 438 Deu 29:12 | gaan in het verbond des HEEREN, uws Gods, en in Zijn vloek, 439 Deu 29:15 | voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, staat; en met 440 Deu 29:20 | vergeven; maar alsdan zal des HEEREN toorn en ijver roken over 441 Deu 29:25 | Omdat zij het verbond des HEEREN, des Gods hunner vaderen, 442 Deu 29:27 | 27 Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen dit land, 443 Deu 30:8 | bekeren, en der stemme des HEEREN gehoorzaam zijn, en gij 444 Deu 30:10 | Wanneer gij der stemme des HEEREN, uws Gods, zult gehoorzaam 445 Deu 31:9 | de ark des verbonds des HEEREN droegen, en aan alle oudsten 446 Deu 31:11 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, in de plaats, 447 Deu 31:25 | de ark des verbonds des HEEREN droegen, zeggende: ~ 448 Deu 31:26 | de ark des verbonds des HEEREN, uws Gods, dat het aldaar 449 Deu 31:29 | kwaad is in de ogen des HEEREN, om Hem door het werk uwer 450 Deu 32:3 | Want ik zal den Naam des HEEREN uitroepen; geeft onzen God 451 Deu 32:9 | 9 Want des HEEREN deel is Zijn volk, Jakob 452 Deu 33:12 | zeide hij: De beminde des HEEREN, hij zal zeker bij Hem wonen. 453 Deu 33:21 | verrichtte de gerechtigheid des HEEREN, en zijn gerichten met Israel. ~ 454 Deu 33:23 | en vol van den zegen des HEEREN; bezit erfelijk het westen 455 Deu 34:5 | stierf Mozes, de knecht des HEEREN, aldaar in het land van 456 Deu 34:5 | land van Moab, naar des HEEREN mond. ~ 457 Joz 1:1 | van Mozes, den knecht des HEEREN, dat de HEERE tot Jozua, 458 Joz 1:13 | hetwelk Mozes, de knecht des HEEREN, ulieden geboden heeft, 459 Joz 1:15 | dat Mozes, de knecht des HEEREN, ulieden gegeven heeft, 460 Joz 3:3 | de ark des verbonds des HEEREN, uws Gods, ziet, en de Levietische 461 Joz 3:9 | en hoort de woorden des HEEREN, uws Gods. ~ 462 Joz 3:17 | de ark des verbonds des HEEREN droegen, stonden steevast 463 Joz 4:5 | Gaat over voor de ark des HEEREN, uws Gods, midden in de 464 Joz 4:7 | de ark des verbonds des HEEREN; als zij toog door de Jordaan, 465 Joz 4:11 | gaan, toen ging de ark des HEEREN over, en de priesters voor 466 Joz 4:13 | voor het aangezicht des HEEREN ten strijde, naar de vlakke 467 Joz 4:18 | de ark des verbonds des HEEREN droegen, uit het midden 468 Joz 4:24 | volken der aarde de hand des HEEREN kennen zouden, dat zij sterk 469 Joz 5:6 | gegaan waren; die de stem des HEEREN niet gehoorzaam geweest 470 Joz 5:14 | de Vorst van het heir des HEEREN: Ik ben nu gekomen! Toen 471 Joz 5:15 | de Vorst van het heir des HEEREN tot Jozua: Trek uw schoenen 472 Joz 6:6 | dragen, voor de ark des HEEREN. ~ 473 Joz 6:7 | ga door voor de ark des HEEREN. ~ 474 Joz 6:8 | voor het aangezicht des HEEREN; zij trokken door en bliezen 475 Joz 6:8 | de ark des verbonds des HEEREN volgde hen na; ~ 476 Joz 6:11 | 11 En hij deed de ark des HEEREN rondom de stad gaan, omringende 477 Joz 6:12 | priesters droegen de ark des HEEREN. ~ 478 Joz 6:13 | ramsbazuinen voor de ark des HEEREN, gingen voort, en bliezen 479 Joz 6:13 | achtertocht volgde de ark des HEEREN na, terwijl men ging en 480 Joz 6:19 | zijn; tot den schat des HEEREN zullen zij komen. ~ 481 Joz 6:24 | den schat van het huis des HEEREN. ~ 482 Joz 6:26 | voor het aangezicht des HEEREN, die zich opmaken en deze 483 Joz 7:1 | Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen de kinderen Israels. ~ 484 Joz 7:6 | ter aarde, voor de ark des HEEREN, tot den avond toe, hij 485 Joz 7:15 | omdat hij het verbond des HEEREN overtreden heeft, en omdat 486 Joz 7:23 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ 487 Joz 8:8 | aansteken; naar het woord des HEEREN zult gijlieden doen; ziet, 488 Joz 8:27 | stad, naar het woord des HEEREN, dat Hij Jozua geboden had. ~ 489 Joz 8:31 | als Mozes, de knecht des HEEREN, den kinderen Israels geboden 490 Joz 8:33 | de ark des verbonds des HEEREN droegen, zo vreemdelingen 491 Joz 8:33 | als Mozes, de knecht des HEEREN, bevolen had; om het volk 492 Joz 9:9 | gekomen, om den Naam des HEEREN, uws Gods; want wij hebben 493 Joz 9:14 | vraagden het den mond des HEEREN niet. ~ 494 Joz 9:27 | en dat tot het altaar des HEEREN, tot dezen dag toe, aan 495 Joz 11:12 | als Mozes, de knecht des HEEREN geboden had. ~ 496 Joz 12:6 | 6 Mozes, de knecht des HEEREN, en de kinderen Israels 497 Joz 12:6 | en Mozes, de knecht des HEEREN, gaf aan de Rubenieten en 498 Joz 13:8 | als Mozes, de knecht des HEEREN, hun gegeven had: ~ 499 Joz 13:14 | De vuurofferen Gods, des HEEREN van Israel, zijn zijne erfenis, 500 Joz 14:7 | toen Mozes, de knecht des HEEREN, mij uitgezonden heeft van


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2077

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License