1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2077
Book Chapter: Verse
1 Gen 4:16 | uit van het aangezicht des HEEREN; en hij woonde in het land
2 Gen 4:26 | Toen begon men den naam des HEEREN aan te roepen. ~ ~
3 Gen 6:8 | vond genade in de ogen des HEEREN. ~
4 Gen 10:9 | voor het aangezicht des HEEREN; daarom wordt gezegd: Gelijk
5 Gen 10:9 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
6 Gen 12:8 | altaar, en riep den naam des HEEREN aan. ~
7 Gen 13:4 | heeft aldaar den Naam des HEEREN aangeroepen. ~
8 Gen 13:10 | was zij als de hof des HEEREN, als Egypteland, als gij
9 Gen 14:25 | geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een gezicht,
10 Gen 14:28 | 4 En ziet, het woord des HEEREN was tot hem, zeggende: Deze
11 Gen 15:7 | 7 En de Engel des HEEREN vond haar aan een waterfontein
12 Gen 15:9 | Toen zeide de Engel des HEEREN tot haar: Keer weder tot
13 Gen 15:10 | Voorts zeide de Engel des HEEREN tot haar: Ik zal uw zaad
14 Gen 15:11 | 11 Ook zeide des HEEREN Engel tot haar: Zie, gij
15 Gen 15:13 | zij noemde den Naam des HEEREN, Die tot haar sprak: Gij,
16 Gen 17:19 | bevelen, en zij den weg des HEEREN houden, om te doen gerechtigheid
17 Gen 17:22 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
18 Gen 18:13 | voor het aangezicht des HEEREN, en de HEERE ons uitgezonden
19 Gen 18:16 | dochteren, om de verschoning des HEEREN over hem; en zij brachten
20 Gen 18:27 | voor het aangezicht des HEEREN gestaan had. ~
21 Gen 20:33 | riep aldaar den Naam des HEEREN, des eeuwigen Gods, aan. ~
22 Gen 21:11 | 11 Maar de Engel des HEEREN riep tot hem van den hemel
23 Gen 21:14 | gezegd wordt: Op den berg des HEEREN zal het voorzien worden! ~
24 Gen 21:15 | 15 Toen riep de Engel des HEEREN tot Abraham ten tweeden
25 Gen 23:31 | Kom in, gij, gezegende des HEEREN! waarom zoudt gij buiten
26 Gen 24:25 | altaar, en riep den Naam des HEEREN aan. En hij sloeg aldaar
27 Gen 24:29 | zijt nu de gezegende des HEEREN! ~
28 Gen 25:7 | voor het aangezicht des HEEREN, voor mijn dood.
29 Gen 35:7 | van Juda, was kwaad in des HEEREN ogen; daarom doodde hem
30 Gen 35:10 | En het was kwaad in des HEEREN ogen, wat hij deed; daarom
31 Gen 36:5 | Jozefs wil; ja, de zegen des HEEREN was in alles, wat hij had,
32 Exo 3:2 | 2 En de Engel des HEEREN verscheen hem in een vuurvlam
33 Exo 4:14 | Toen ontstak de toorn des HEEREN over Mozes, en Hij zeide:
34 Exo 4:28 | kennen al de woorden des HEEREN, Die hem gezonden had, en
35 Exo 6:29 | voor het aangezicht des HEEREN: Zie, ik ben onbesneden
36 Exo 9:3 | 3 Zie, de hand des HEEREN zal zijn over uw vee, dat
37 Exo 9:20 | onder Farao's knechten des HEEREN woord vreesde, die deed
38 Exo 9:21 | hart niet zette tot des HEEREN woord, die liet zijn knechten
39 Exo 9:29 | gij weet, dat de aarde des HEEREN is! ~
40 Exo 10:9 | wij hebben een feest des HEEREN. ~
41 Exo 12:11 | met haast eten; het is des HEEREN pascha. ~
42 Exo 12:41 | geschied, dat al de heiren des HEEREN uit Egypteland gegaan zijn. ~
43 Exo 12:42 | heeft; deze is de nacht des HEEREN, die op het vlijtigst moet
44 Exo 13:9 | uw ogen, opdat de wet des HEEREN in uw mond zij, omdat u
45 Exo 13:12 | de mannetjes zullen des HEEREN zijn. ~
46 Exo 14:13 | vast, en ziet het heil des HEEREN, dat Hij heden aan ulieden
47 Exo 15:26 | met ernst naar de stem des HEEREN uws Gods horen zult, en
48 Exo 16:3 | gestorven waren door de hand des HEEREN, toen wij bij de vleespotten
49 Exo 16:7 | morgen, dan zult gij des HEEREN heerlijkheid zien, dewijl
50 Exo 16:9 | voor het aangezicht des HEEREN, want Hij heeft uw murmureringen
51 Exo 16:10 | ziet, de heerlijkheid des HEEREN verscheen in de wolk. ~
52 Exo 16:23 | rust, de heilige sabbat des HEEREN! wat gij bakken zoudt, bakt
53 Exo 16:25 | het is heden de sabbat des HEEREN; gij zult het heden op het
54 Exo 16:33 | voor het aangezicht des HEEREN, tot bewaring voor uw geslachten. ~
55 Exo 17:1 | woestijn Sin, op het bevel des HEEREN, en zij legerden zich te
56 Exo 17:16 | de hand op den troon des HEEREN is, zo zal de oorlog des
57 Exo 17:16 | is, zo zal de oorlog des HEEREN tegen Amalek zijn, van geslacht
58 Exo 20:7 | 7 Gij zult den Naam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk
59 Exo 20:10 | zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen
60 Exo 22:11 | 11 Zo zal des HEEREN eed tussen hen beiden zijn,
61 Exo 23:17 | voor het aangezicht des Heeren HEEREN verschijnen. ~
62 Exo 23:17 | het aangezicht des Heeren HEEREN verschijnen. ~
63 Exo 23:19 | zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult
64 Exo 24:3 | het volk al de woorden des HEEREN, en al de rechten, toen
65 Exo 24:4 | beschreef al de woorden des HEEREN, en hij maakte zich des
66 Exo 24:16 | 16 En de heerlijkheid des HEEREN woonde op den berg Sinai,
67 Exo 24:17 | aanzien der heerlijkheid des HEEREN was als een verterend vuur,
68 Exo 27:21 | voor het aangezicht des HEEREN; dit zal een eeuwige inzetting
69 Exo 28:12 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
70 Exo 28:29 | voor het aangezicht des HEEREN geduriglijk. ~
71 Exo 28:30 | voor het aangezicht des HEEREN ingaan zal; alzo zal Aaron
72 Exo 28:30 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
73 Exo 28:35 | voor het aangezicht des HEEREN, ingaat, en als hij uitgaat,
74 Exo 28:36 | graveert: De HEILIGHEID DES HEEREN!
75 Exo 28:38 | voor het aangezicht des HEEREN aangenaam te maken. ~
76 Exo 29:11 | voor het aangezicht des HEEREN, voor de deur van de tent
77 Exo 29:23 | voor het aangezicht des HEEREN zijn zal; ~
78 Exo 29:24 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
79 Exo 29:25 | voor het aangezicht des HEEREN; het is een vuuroffer den
80 Exo 29:26 | voor het aangezicht des HEEREN; en het zal u ten dele zijn. ~
81 Exo 29:42 | voor het aangezicht des HEEREN; aldaar zal Ik met ulieden
82 Exo 30:8 | voor het aangezicht des HEEREN, bij uw geslachten. ~
83 Exo 30:14 | daarboven, zal het hefoffer des HEEREN geven. ~
84 Exo 30:15 | als gij het hefoffer des HEEREN geeft om voor uw zielen
85 Exo 30:16 | voor het aangezicht des HEEREN, om voor uw zielen verzoening
86 Exo 31:15 | rust, een heiligheid des HEEREN! Wie op de sabbatdag arbeid
87 Exo 32:11 | aanbad het aangezicht des HEEREN zijns Gods, en hij zeide:
88 Exo 33:11 | aanbad het aangezicht des HEEREN zijns Gods, en hij zeide:
89 Exo 34:19 | gaan, en zal den Naam des HEEREN uitroepen voor uw aangezicht;
90 Exo 34:28 | Hij riep uit den Naam des HEEREN. ~
91 Exo 34:33 | welks midden gij zijt, des HEEREN werk zien zal, dat het schrikkelijk
92 Exo 34:37 | een anderen god; want des HEEREN Naam is Ijveraar! een ijverig
93 Exo 34:46 | voor het aangezicht des Heeren HEEREN, den God van Israel. ~
94 Exo 34:46 | het aangezicht des Heeren HEEREN, den God van Israel. ~
95 Exo 34:47 | voor het aangezicht des HEEREN uws Gods, driemaal in het
96 Exo 34:49 | zult gij in het huis des HEEREN uws Gods brengen. Gij zult
97 Exo 34:57 | voor het aangezicht des HEEREN kwam, om met Hem te spreken,
98 Exo 35:5 | brengen, ten hefoffer des HEEREN: goud, en zilver, en koper; ~
99 Exo 35:21 | maakte, die brachten des HEEREN hefoffer tot het werk van
100 Exo 35:24 | brachten het ten hefoffer des HEEREN; en allen, bij welke sittimhout
101 Exo 39:30 | zegelgravering: De HEILIGHEID DES HEEREN. ~
102 Exo 40:23 | voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als de HEERE aan
103 Exo 40:25 | voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als de HEERE aan
104 Exo 40:34 | en de heerlijkheid des HEEREN vervulde den tabernakel. ~
105 Exo 40:35 | en de heerlijkheid des HEEREN den tabernakel vervulde. ~
106 Exo 40:38 | 38 Want de wolk des HEEREN was op den tabernakel bij
107 Lev 1:3 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
108 Lev 1:5 | voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aaron,
109 Lev 1:11 | voor het aangezicht des HEEREN; en de zonen van Aaron,
110 Lev 2:3 | heiligheden van de vuurofferen des HEEREN. ~
111 Lev 2:10 | heiligheden van de vuurofferen des HEEREN. ~
112 Lev 3:1 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
113 Lev 3:7 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
114 Lev 3:12 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
115 Lev 3:16 | liefelijken reuk; alle vet zal des HEEREN zijn. ~
116 Lev 4:2 | afdwaling van enige geboden des HEEREN, dat niet zou gedaan worden,
117 Lev 4:4 | voor het aangezicht des HEEREN; en hij zal zijn hand op
118 Lev 4:4 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
119 Lev 4:6 | voor het aangezicht des HEEREN, voor den voorhang van het
120 Lev 4:7 | voor het aangezicht des HEEREN, dat in de tent der samenkomst
121 Lev 4:13 | enige van allen geboden des HEEREN, dat niet zoude gedaan worden,
122 Lev 4:15 | voor het aangezicht des HEEREN; en hij zal den var slachten
123 Lev 4:15 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
124 Lev 4:17 | voor het aangezicht des HEEREN, voor den voorhang. ~
125 Lev 4:18 | voor het aangezicht des HEEREN is, dat in de tent der samenkomst
126 Lev 4:22 | tegen een van de geboden des HEEREN zijns Gods, door afdwaling,
127 Lev 4:24 | voor het aangezicht des HEEREN; het is een zondoffer. ~
128 Lev 4:27 | tegen een van de geboden des HEEREN, dat niet gedaan zou worden,
129 Lev 4:35 | altaar, op de vuurofferen des HEEREN; en de priester zal voor
130 Lev 5:12 | altaar, op de vuurofferen des HEEREN; het is een zondoffer. ~
131 Lev 5:15 | van de heilige dingen des HEEREN, zo zal hij tot zijn schuldoffer
132 Lev 5:17 | een van alle geboden des HEEREN, hetwelk niet zou gedaan
133 Lev 6:7 | voor het aangezicht des HEEREN, en het zal hem vergeven
134 Lev 6:14 | voor het aangezicht des HEEREN offeren, voor aan het altaar. ~
135 Lev 6:18 | geslachten van de vuurofferen des HEEREN; al wat die zal aanroeren,
136 Lev 6:25 | voor het aangezicht des HEEREN geslacht worden; het is
137 Lev 7:20 | het dankoffer, hetwelk des HEEREN is, gegeten zal hebben,
138 Lev 7:21 | dankoffers, hetwelk des HEEREN is, gegeten hebben, zo zal
139 Lev 7:30 | zullen de vuurofferen des HEEREN brengen; het vet aan de
140 Lev 7:30 | voor het aangezicht des HEEREN te bewegen. ~
141 Lev 7:35 | van de vuurofferen des HEEREN; ten dage als Hij hen deed
142 Lev 8:26 | voor het aangezicht des HEEREN was, een ongezuurde koek,
143 Lev 8:27 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
144 Lev 8:29 | voor het aangezicht des HEEREN; zij werd Mozes ten dele
145 Lev 8:35 | dagen, en zult de wacht des HEEREN waarnemen, opdat gij niet
146 Lev 9:2 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
147 Lev 9:4 | voor het aangezicht des HEEREN te offeren; en spijsoffer
148 Lev 9:5 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
149 Lev 9:6 | en de heerlijkheid des HEEREN zal u verschijnen. ~
150 Lev 9:21 | voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als Mozes geboden
151 Lev 9:23 | en de heerlijkheid des HEEREN verscheen al het volk. ~
152 Lev 9:24 | uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde op het altaar
153 Lev 10:1 | voor het aangezicht des HEEREN, hetwelk hij hen niet geboden
154 Lev 10:2 | uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde hen; en zij
155 Lev 10:2 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
156 Lev 10:7 | sterft; want de zalfolie des HEEREN is op u. En zij deden naar
157 Lev 10:12 | dat van de vuurofferen des HEEREN overgebleven is, en eet
158 Lev 10:13 | deel uwer zonen uit des HEEREN vuurofferen is; want alzo
159 Lev 10:15 | voor het aangezicht des HEEREN te bewegen; hetwelk, voor
160 Lev 10:17 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
161 Lev 10:19 | voor het aangezicht des HEEREN geofferd, en zulke dingen
162 Lev 10:19 | geweest zijn in de ogen des HEEREN? ~
163 Lev 12:7 | voor het aangezicht des HEEREN, en zal voor haar verzoening
164 Lev 14:11 | voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van de tent
165 Lev 14:12 | voor het aangezicht des HEEREN bewegen. ~
166 Lev 14:16 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
167 Lev 14:18 | voor het aangezicht des HEEREN.
168 Lev 14:23 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
169 Lev 14:24 | voor het aangezicht des HEEREN bewegen. ~
170 Lev 14:27 | voor het aangezicht des HEEREN.
171 Lev 14:29 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
172 Lev 14:31 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
173 Lev 15:14 | voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van de tent
174 Lev 15:15 | voor het aangezicht des HEEREN, vanwege zijn vloed, verzoening
175 Lev 15:30 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
176 Lev 16:1 | voor het aangezicht des HEEREN, en gestorven waren; ~
177 Lev 16:7 | voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van de tent
178 Lev 16:10 | voor het aangezicht des HEEREN gesteld worden, om door
179 Lev 16:12 | voor het aangezicht des HEEREN, en zijn handen vol reukwerk
180 Lev 16:13 | voor het aangezicht des HEEREN, opdat de nevel des reukwerks
181 Lev 16:18 | voor het aangezicht des HEEREN is, uitkomen, en verzoening
182 Lev 16:30 | voor het aangezicht des HEEREN gereinigd worden. ~
183 Lev 17:4 | voor den tabernakel des HEEREN te offeren; het bloed zal
184 Lev 17:6 | bloed op het altaar des HEEREN, aan de deur van de tent
185 Lev 19:8 | omdat hij het heilige des HEEREN ontheiligd heeft; daarom
186 Lev 19:22 | voor het aangezicht des HEEREN verzoening doen; en hem
187 Lev 21:6 | offeren de vuurofferen des HEEREN, de spijze huns Gods; daarom
188 Lev 21:21 | toetreden om de vuurofferen des HEEREN te offeren; een gebrek is
189 Lev 22:33 | zij; Ik ben de HEERE! ~s HEEREN, welke gijlieden uitroepen
190 Lev 22:34 | zult gij doen; het is des HEEREN sabbat, in al uw woningen. ~
191 Lev 22:35 | de gezette hoogtijden des HEEREN, de heilige samenroepingen,
192 Lev 22:36 | tussen twee avonden is des HEEREN pascha. ~
193 Lev 22:37 | de ongezuurde broden des HEEREN; zeven dagen zult gij ongezuurde
194 Lev 22:42 | voor het aangezicht des HEEREN bewegen, opdat het voor
195 Lev 22:51 | voor het aangezicht des HEEREN, met de twee lammeren bewegen;
196 Lev 22:59 | voor het aangezicht des HEEREN uws Gods. ~
197 Lev 22:68 | de gezette hoogtijden des HEEREN, welke gij zult uitroepen
198 Lev 22:69 | Behalve de sabbatten des HEEREN, en behalve uw gaven, en
199 Lev 22:70 | ingegaderd hebben, zult gij des HEEREN feest zeven dagen vieren;
200 Lev 22:71 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeven dagen vrolijk
201 Lev 22:75 | de gezette hoogtijden des HEEREN tot de kinderen Israels
202 Lev 23:3 | voor het aangezicht des HEEREN gedurig toerichten, van
203 Lev 23:4 | voor het aangezicht des HEEREN gedurig toerichten. ~
204 Lev 23:6 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
205 Lev 23:8 | voor het aangezicht des HEEREN toerichten, vanwege de kinderen
206 Lev 23:9 | heiligheden uit de vuurofferen des HEEREN, een eeuwige inzetting. ~
207 Lev 23:12 | opdat hem, naar den mond des HEEREN, verklaring geschieden zou. ~
208 Lev 23:16 | 16 En wie den Naam des HEEREN gelasterd zal hebben, zal
209 Lev 26:2 | schatting zullen de zielen des HEEREN zijn. ~
210 Lev 26:26 | of klein vee, het is des HEEREN. ~
211 Lev 26:30 | van het geboomte, zijn des HEEREN; zij zijn den HEERE heilig. ~
212 Num 3:4 | voor het aangezicht des HEEREN, als zij vreemd vuur voor
213 Num 3:4 | voor het aangezicht des HEEREN in de woestijn van Sinai
214 Num 3:16 | telde hen naar het bevel des HEEREN, gelijk hem geboden was. ~
215 Num 3:39 | Aaron, op het bevel des HEEREN, naar hun geslachten, geteld
216 Num 3:51 | zonen, naar het bevel des HEEREN, gelijk als de HEERE Mozes
217 Num 4:37 | hebben, naar het bevel des HEEREN, door de hand van Mozes. ~
218 Num 4:41 | telden, naar het bevel des HEEREN. ~
219 Num 4:45 | hebben, naar het bevel des HEEREN, door de hand van Mozes. ~
220 Num 4:49 | hen, naar het bevel des HEEREN, door de hand van Mozes,
221 Num 5:16 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
222 Num 5:18 | voor het aangezicht des HEEREN stellen, en zal het hoofd
223 Num 5:25 | voor het aangezicht des HEEREN bewegen, en zal dat op het
224 Num 5:30 | voor het aangezicht des HEEREN stelle, en de priester aan
225 Num 6:16 | voor het aangezicht des HEEREN brengen, en zal zijn zondoffer
226 Num 6:20 | voor het aan gezicht des HEEREN; het is een heilig ding
227 Num 7:3 | voor het aangezicht des HEEREN, zes overdekte wagens, en
228 Num 8:10 | voor het aangezicht des HEEREN doen naderen; en de kinderen
229 Num 8:11 | voor het aangezicht des HEEREN, vanwege de kinderen Israels;
230 Num 8:11 | zijn, om den dienst des HEEREN te bedienen. ~
231 Num 8:21 | voor het aangezicht des HEEREN; en Aaron deed verzoening
232 Num 9:7 | dat wij de offerande des HEEREN op zijn gezetten tijd niet
233 Num 9:13 | hij heeft de offerande des HEEREN op zijn gezetten tijd niet
234 Num 9:18 | 18 Naar den mond des HEEREN, verreisden de kinderen
235 Num 9:18 | kinderen Israels, en naar des HEEREN mond legerden zij zich;
236 Num 9:19 | kinderen Israels de wacht des HEEREN waar, en verreisden niet. ~
237 Num 9:20 | tabernakel was, naar den mond des HEEREN legerden zij zich, en naar
238 Num 9:20 | zich, en naar den mond des HEEREN verreisden zij. ~
239 Num 9:23 | 23 Naar den mond des HEEREN legerden zij zich, en naar
240 Num 9:23 | zich, en naar den mond des HEEREN verreisden zij; zij namen
241 Num 9:23 | zij namen de wacht des HEEREN waar, naar den mond des
242 Num 9:23 | waar, naar den mond des HEEREN, door de hand van Mozes. ~ ~
243 Num 10:9 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en gij zult van
244 Num 10:13 | vooreerst op, naar den mond des HEEREN, door de hand van Mozes. ~
245 Num 10:33 | dagreizen van den berg des HEEREN; en de ark des verbonds
246 Num 10:33 | de ark des verbonds des HEEREN reisde voor hun aangezicht
247 Num 10:34 | 34 En de wolk des HEEREN was des daags over hen,
248 Num 11:1 | kwaad was in de oren des HEEREN; want de HEERE hoorde het,
249 Num 11:1 | ontstak, en het vuur des HEEREN onder hen ontbrandde, en
250 Num 11:3 | Thab-era, omdat het vuur des HEEREN onder hen gebrand had. ~
251 Num 11:10 | zijner hut; en de toorn des HEEREN ontstak zeer; ook was het
252 Num 11:18 | gij hebt voor de oren des HEEREN geweend, zeggende: Wie zal
253 Num 11:23 | zeide tot Mozes: Zou dan des HEEREN hand verkort zijn? Gij zult
254 Num 11:24 | en sprak de woorden des HEEREN tot het volk; en hij verzamelde
255 Num 11:29 | Och of al dat volk des HEEREN profeten waren, dat de HEERE
256 Num 11:33 | zo ontstak de toorn des HEEREN tegen het volk, en de HEERE
257 Num 12:8 | woorden; en de gelijkenis des HEEREN aanschouwt hij; waarom dan
258 Num 12:9 | 9 Zo ontstak des HEEREN toorn tegen hen, en Hij
259 Num 13:3 | Paran, naar den mond des HEEREN; al die mannen waren hoofden
260 Num 14:10 | Maar de heerlijkheid des HEEREN verscheen in de tent der
261 Num 14:17 | laat toch de kracht des HEEREN groot worden, gelijk als
262 Num 14:21 | met de heerlijkheid des HEEREN vervuld worden! ~
263 Num 14:37 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
264 Num 14:41 | overtreedt gij alzo het bevel des HEEREN? Want dat zal geen voorspoed
265 Num 14:44 | de ark des verbonds des HEEREN en Mozes scheidden niet
266 Num 15:15 | de vreemdeling voor des HEEREN aangezicht zijn. ~
267 Num 15:25 | voor het aangezicht des HEEREN, over hun afdwaling. ~
268 Num 15:28 | voor het aangezicht des HEEREN, doende de verzoening over
269 Num 15:31 | zij heeft het woord des HEEREN veracht en Zijn gebod vernietigd;
270 Num 15:39 | en aan al de geboden des HEEREN gedenkt, en die doet; en
271 Num 16:3 | gijlieden u over de gemeente des HEEREN? ~
272 Num 16:7 | voor het aangezicht des HEEREN; en het zal geschieden,
273 Num 16:9 | naderen; om den dienst van des HEEREN tabernakel te bedienen,
274 Num 16:16 | voor het aangezicht des HEEREN; gij, en zij, ook Aaron,
275 Num 16:17 | voor het aangezicht des HEEREN, een ieder zijn wierookvat,
276 Num 16:19 | verscheen de heerlijkheid des HEEREN aan deze ganse vergadering. ~
277 Num 16:38 | voor het aangezicht des HEEREN, daarom zijn zij heilig;
278 Num 16:40 | voor het aangezicht des HEEREN; opdat hij niet worde als
279 Num 16:41 | zeggende: Gijlieden hebt des HEEREN volk gedood! ~
280 Num 16:42 | en de heerlijkheid des HEEREN verscheen. ~
281 Num 16:46 | voor het aangezicht des HEEREN uitgegaan, de plaag heeft
282 Num 17:7 | voor het aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis. ~
283 Num 17:9 | voor het aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen Israels;
284 Num 17:13 | nadert tot den tabernakel des HEEREN, zal sterven; zullen wij
285 Num 18:7 | voor het aangezicht des HEEREN, in de tent der getuigenis. ~
286 Num 18:9 | voor het aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen Israels;
287 Num 18:13 | nadert tot den tabernakel des HEEREN, zal sterven; zullen wij
288 Num 18:32 | voor het aangezicht des HEEREN, voor u en voor uw zaad
289 Num 18:39 | daarvan een hefoffer des HEEREN offeren, de tienden van
290 Num 18:41 | gij ook een hefoffer des HEEREN offeren van al uw tienden,
291 Num 18:41 | en gij zult daarvan des HEEREN hefoffer geven aan den priester
292 Num 18:42 | zult gij alle hefoffer des HEEREN offeren; van al het beste
293 Num 19:19 | voor het aangezicht des HEEREN, voor u en voor uw zaad
294 Num 19:26 | daarvan een hefoffer des HEEREN offeren, de tienden van
295 Num 19:28 | gij ook een hefoffer des HEEREN offeren van al uw tienden,
296 Num 19:28 | en gij zult daarvan des HEEREN hefoffer geven aan den priester
297 Num 19:29 | zult gij alle hefoffer des HEEREN offeren; van al het beste
298 Num 20:3 | voor het aangezicht des HEEREN den geest gaven! ~
299 Num 20:4 | gijlieden de gemeente des HEEREN in deze woestijn gebracht,
300 Num 20:6 | en de heerlijkheid des HEEREN verscheen hun. ~
301 Num 20:9 | voor het aangezicht des HEEREN, gelijk als Hij hem geboden
302 Num 21:14 | boek van de oorlogen des HEEREN: Tegen Waheb, in een wervelwind,
303 Num 22:18 | vermocht ik niet het bevel des HEEREN mijns Gods te overtreden,
304 Num 22:22 | 22 Doch de toorn des HEEREN werd ontstoken, omdat hij
305 Num 22:22 | heentoog; en de Engel des HEEREN stelde Zich in den weg,
306 Num 22:23 | ezelin nu zag den Engel des HEEREN staande in den weg, met
307 Num 22:24 | 24 Maar de Engel des HEEREN stond in een pad der wijngaarden,
308 Num 22:25 | de ezelin den Engel des HEEREN zag, zo klemde hij zichzelve
309 Num 22:26 | 26 Toen ging de Engel des HEEREN noch verder, en Hij stond
310 Num 22:27 | de ezelin den Engel des HEEREN zag, zo legde zij zich neder
311 Num 22:31 | zodat hij den Engel des HEEREN zag, staande in den weg,
312 Num 22:32 | Toen zeide de Engel des HEEREN tot hem: Waarom hebt gij
313 Num 22:34 | Bileam tot den Engel des HEEREN: Ik heb gezondigd, want
314 Num 22:35 | 35 De Engel des HEEREN nu zeide tot Bileam: Ga
315 Num 24:1 | goed was in de ogen des HEEREN, dat hij Israel zegende,
316 Num 24:13 | zo kan ik het bevel des HEEREN niet overtreden, doende
317 Num 25:3 | Baal-Peor, ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel. ~
318 Num 25:4 | zal de hittigheid van des HEEREN toorn gekeerd worden van
319 Num 26:61 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
320 Num 27:5 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
321 Num 27:17 | opdat de vergadering des HEEREN niet zij als schapen, die
322 Num 27:21 | voor het aangezicht des HEEREN; naar zijn mond zullen zij
323 Num 31:3 | Midianieten zijn, om de wraak des HEEREN te doen aan de Midianieten. ~
324 Num 31:16 | onder de vergadering des HEEREN. ~
325 Num 31:29 | geven tot een heffing des HEEREN. ~
326 Num 31:30 | wacht van de tabernakel des HEEREN waarnemen. ~
327 Num 31:41 | schatting van de heffing des HEEREN, gelijk als de HEERE Mozes
328 Num 31:47 | wacht van den tabernakel des HEEREN waarnamen, gelijk als de
329 Num 31:50 | hebben wij een offerande des HEEREN gebracht, een ieder wat
330 Num 31:50 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
331 Num 31:54 | voor het aangezicht des HEEREN. ~ ~dden machtig veel;
332 Num 31:63 | Toen ontstak de toorn des HEEREN te dien dage, en Hij zwoer,
333 Num 31:66 | 13 Alzo ontstak des HEEREN toorn tegen Israel, en Hij
334 Num 31:66 | kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
335 Num 31:67 | om de hittigheid van des HEEREN toorn tegen Israel te vermeerderen. ~
336 Num 31:73 | voor het aangezicht des HEEREN zult toerusten ten strijde, ~
337 Num 31:74 | voor het aangezicht des HEEREN, totdat Hij Zijn vijanden
338 Num 31:75 | voor het aangezicht des HEEREN ten ondergebracht zij; zo
339 Num 31:75 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
340 Num 31:80 | voor het aangezicht des HEEREN tot den strijd, gelijk als
341 Num 31:82 | voor het aangezicht des HEEREN, als het land voor uw aangezicht
342 Num 31:85 | voor het aangezicht des HEEREN naar het land Kanaan; en
343 Num 32:2 | reizen, naar den mond des HEEREN; en dit zijn hun reizen,
344 Num 32:38 | berg Hor, naar den mond des HEEREN, en stierf aldaar, in het
345 Num 35:5 | kinderen Israels, naar des HEEREN mond, zeggende: De stam
346 Deu 1:26 | maar gij waart den mond des HEEREN uws Gods, wederspannig. ~
347 Deu 1:43 | maar waart den mond des HEEREN wederspannig, en handeldet
348 Deu 1:45 | voor het aangezicht des HEEREN, zo verhoorde de HEERE uw
349 Deu 2:15 | 15 Zo was ook de hand des HEEREN tegen hen, om hen uit het
350 Deu 4:10 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, aan Horeb stondt,
351 Deu 4:23 | dat gij het verbond des HEEREN, uws Gods, hetwelk Hij met
352 Deu 4:25 | kwaad is in de ogen des HEEREN, uws Gods, om Hem tot toorn
353 Deu 5:5 | HEERE en tussen u, om u des HEEREN woord aan te zeggen; want
354 Deu 5:11 | 11 Gij zult den Naam des HEEREN, uws Gods, niet ijdellijk
355 Deu 5:14 | zevende dag is de sabbat des HEEREN, uws Gods; dan zult gij
356 Deu 5:25 | voortvoeren de stem des HEEREN, onzes Gods, langer te horen,
357 Deu 6:15 | van u; dat de toorn des HEEREN, uws Gods, tegen u niet
358 Deu 6:17 | Gij zult de geboden des HEEREN, uws Gods, vlijtig houden,
359 Deu 6:18 | en goed is in de ogen des HEEREN; opdat het u welga, en dat
360 Deu 6:25 | voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, gelijk Hij
361 Deu 7:4 | dienen; en de toorn des HEEREN zou tegen ulieden ontsteken,
362 Deu 8:3 | leeft van alles, wat uit des HEEREN mond uitgaat. ~
363 Deu 8:6 | En houdt de geboden des HEEREN, uws Gods, om in Zijn wegen
364 Deu 8:20 | vergaan, omdat gij de stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam
365 Deu 9:18 | voor het aangezicht des HEEREN, als in het eerst, veertig
366 Deu 9:18 | doende dat kwaad is in des HEEREN ogen, om Hem tot toorn te
367 Deu 9:23 | zo waart gij den mond des HEEREN, uws Gods, wederspannig,
368 Deu 9:25 | wierp mij neder voor des HEEREN aangezicht, die veertig
369 Deu 10:8 | de ark des verbonds des HEEREN te dragen, om voor het aangezicht
370 Deu 10:8 | voor het aangezicht des HEEREN te staan, om Hem te dienen,
371 Deu 10:13 | te houden de geboden des HEEREN, en Zijn inzettingen, die
372 Deu 10:14 | 14 Ziet, des HEEREN, uws Gods, is de hemel,
373 Deu 11:2 | en de onderwijzing des HEEREN, uws Gods, niet gezien hebben.
374 Deu 11:7 | hebben al dit grote werk des HEEREN, dat Hij gedaan heeft. ~
375 Deu 11:12 | God, bezorgt; de ogen des HEEREN, uws Gods, zijn gedurig
376 Deu 11:17 | 17 Dat de toorn des HEEREN tegen ulieden ontsteke,
377 Deu 11:27 | zult naar de geboden des HEEREN, uws Gods, die ik u heden
378 Deu 11:28 | zult naar de geboden des HEEREN, uws Gods, en afwijkt van
379 Deu 12:7 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, eten en vrolijk
380 Deu 12:12 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, gijlieden, en
381 Deu 12:15 | eten, naar den zegen des HEEREN, uws Gods, dien Hij u geeft,
382 Deu 12:18 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, in de plaats,
383 Deu 12:18 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, over alles, waaraan
384 Deu 12:25 | recht is in de ogen des HEEREN. ~
385 Deu 12:27 | bereiden op het altaar des HEEREN, uws Gods; en het bloed
386 Deu 12:27 | slachtofferen zal op het altaar des HEEREN, uws Gods, worden uitgegoten;
387 Deu 12:28 | recht is in de ogen des HEEREN, uws Gods. ~
388 Deu 13:18 | Wanneer gij de stem des HEEREN, uws Gods, zult gehoorzaam
389 Deu 13:18 | recht is in de ogen des HEEREN, uws Gods. ~
390 Deu 14:1 | Gijlieden zijt kinderen des HEEREN, uws Gods; gij zult uzelven
391 Deu 14:23 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, ter plaatse,
392 Deu 14:26 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en weest vrolijk,
393 Deu 15:5 | gij slechts de stem des HEEREN, uws Gods, vlijtiglijk zult
394 Deu 15:20 | Voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zult gij ze jaar
395 Deu 16:11 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, gij, en uw zoon,
396 Deu 16:16 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, verschijnen,
397 Deu 16:16 | voor het aangezicht des HEEREN verschijnen: ~
398 Deu 16:17 | hand, naar den zegen des HEEREN, uws Gods, dien Hij u gegeven
399 Deu 16:21 | geboomte, bij het altaar des HEEREN, uws Gods, dat gij u maken
400 Deu 17:2 | kwaad is in de ogen des HEEREN, uws Gods, overtredende
401 Deu 18:1 | Israel; de vuuroffers des HEEREN en zijn erfdeel zullen zij
402 Deu 18:5 | te dienen in den Naam des HEEREN, hij en zijn zonen, te allen
403 Deu 18:7 | dienen zal in den Naam des HEEREN, zijns Gods, als al zijn
404 Deu 18:7 | voor het aangezicht des HEEREN staan; ~
405 Deu 18:16 | voortvaren te horen de stem des HEEREN, mijns Gods, en ditzelve
406 Deu 18:22 | profeet in den Naam des HEEREN zal hebben gesproken, en
407 Deu 19:17 | voor het aangezicht des HEEREN, voor het aangezicht der
408 Deu 21:5 | te dienen, en om in des HEEREN Naam te zegenen, en naar
409 Deu 21:9 | recht is in de ogen des HEEREN. ~
410 Deu 23:1 | zal in de vergadering des HEEREN niet komen. ~
411 Deu 23:2 | zal in de vergadering des HEEREN komen; zelfs zijn tiende
412 Deu 23:2 | zal in de vergadering des HEEREN niet komen. ~
413 Deu 23:3 | zal in de vergadering des HEEREN komen; zelfs hun tiende
414 Deu 23:3 | zal in de vergadering des HEEREN niet komen tot in eeuwigheid. ~
415 Deu 23:8 | zal in de vergadering des HEEREN komen. ~
416 Deu 23:18 | hondenprijs in het huis des HEEREN, uws Gods, brengen, tot
417 Deu 24:4 | voor het aangezicht des HEEREN; alzo zult gij het land
418 Deu 24:13 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods. ~
419 Deu 26:4 | dien voor het altaar des HEEREN, uws Gods, nederzetten. ~
420 Deu 26:5 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, betuigen en zeggen:
421 Deu 26:10 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, en zult u buigen
422 Deu 26:10 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods; ~
423 Deu 26:13 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeggen: Ik heb
424 Deu 26:14 | dode; ik ben der stem des HEEREN, mijns Gods, gehoorzaam
425 Deu 27:6 | zult gij het altaar des HEEREN, uws Gods, bouwen, en gij
426 Deu 27:7 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods. ~
427 Deu 27:10 | Daarom zult gij der stem des HEEREN, uws Gods, gehoorzaam zijn,
428 Deu 27:15 | gegoten beeld, een gruwel des HEEREN, een werk van 's werkmeesters
429 Deu 28:1 | indien gij der stem des HEEREN, uws Gods, vlijtiglijk zult
430 Deu 28:2 | wanneer gij der stem des HEEREN uws Gods, zult gehoorzaam
431 Deu 28:9 | wanneer gij de geboden des HEEREN, uws Gods, zult houden,
432 Deu 28:10 | zullen zien, dat de Naam des HEEREN over u genoemd is, en zij
433 Deu 28:13 | zult naar de geboden des HEEREN, uws Gods, die ik u heden
434 Deu 28:15 | indien gij de stem des HEEREN, uws Gods, niet zult gehoorzaam
435 Deu 28:45 | omdat gij der stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam
436 Deu 28:62 | omdat gij der stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam
437 Deu 29:10 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods: uw hoofden uwer
438 Deu 29:12 | gaan in het verbond des HEEREN, uws Gods, en in Zijn vloek,
439 Deu 29:15 | voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, staat; en met
440 Deu 29:20 | vergeven; maar alsdan zal des HEEREN toorn en ijver roken over
441 Deu 29:25 | Omdat zij het verbond des HEEREN, des Gods hunner vaderen,
442 Deu 29:27 | 27 Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen dit land,
443 Deu 30:8 | bekeren, en der stemme des HEEREN gehoorzaam zijn, en gij
444 Deu 30:10 | Wanneer gij der stemme des HEEREN, uws Gods, zult gehoorzaam
445 Deu 31:9 | de ark des verbonds des HEEREN droegen, en aan alle oudsten
446 Deu 31:11 | voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, in de plaats,
447 Deu 31:25 | de ark des verbonds des HEEREN droegen, zeggende: ~
448 Deu 31:26 | de ark des verbonds des HEEREN, uws Gods, dat het aldaar
449 Deu 31:29 | kwaad is in de ogen des HEEREN, om Hem door het werk uwer
450 Deu 32:3 | Want ik zal den Naam des HEEREN uitroepen; geeft onzen God
451 Deu 32:9 | 9 Want des HEEREN deel is Zijn volk, Jakob
452 Deu 33:12 | zeide hij: De beminde des HEEREN, hij zal zeker bij Hem wonen.
453 Deu 33:21 | verrichtte de gerechtigheid des HEEREN, en zijn gerichten met Israel. ~
454 Deu 33:23 | en vol van den zegen des HEEREN; bezit erfelijk het westen
455 Deu 34:5 | stierf Mozes, de knecht des HEEREN, aldaar in het land van
456 Deu 34:5 | land van Moab, naar des HEEREN mond. ~
457 Joz 1:1 | van Mozes, den knecht des HEEREN, dat de HEERE tot Jozua,
458 Joz 1:13 | hetwelk Mozes, de knecht des HEEREN, ulieden geboden heeft,
459 Joz 1:15 | dat Mozes, de knecht des HEEREN, ulieden gegeven heeft,
460 Joz 3:3 | de ark des verbonds des HEEREN, uws Gods, ziet, en de Levietische
461 Joz 3:9 | en hoort de woorden des HEEREN, uws Gods. ~
462 Joz 3:17 | de ark des verbonds des HEEREN droegen, stonden steevast
463 Joz 4:5 | Gaat over voor de ark des HEEREN, uws Gods, midden in de
464 Joz 4:7 | de ark des verbonds des HEEREN; als zij toog door de Jordaan,
465 Joz 4:11 | gaan, toen ging de ark des HEEREN over, en de priesters voor
466 Joz 4:13 | voor het aangezicht des HEEREN ten strijde, naar de vlakke
467 Joz 4:18 | de ark des verbonds des HEEREN droegen, uit het midden
468 Joz 4:24 | volken der aarde de hand des HEEREN kennen zouden, dat zij sterk
469 Joz 5:6 | gegaan waren; die de stem des HEEREN niet gehoorzaam geweest
470 Joz 5:14 | de Vorst van het heir des HEEREN: Ik ben nu gekomen! Toen
471 Joz 5:15 | de Vorst van het heir des HEEREN tot Jozua: Trek uw schoenen
472 Joz 6:6 | dragen, voor de ark des HEEREN. ~
473 Joz 6:7 | ga door voor de ark des HEEREN. ~
474 Joz 6:8 | voor het aangezicht des HEEREN; zij trokken door en bliezen
475 Joz 6:8 | de ark des verbonds des HEEREN volgde hen na; ~
476 Joz 6:11 | 11 En hij deed de ark des HEEREN rondom de stad gaan, omringende
477 Joz 6:12 | priesters droegen de ark des HEEREN. ~
478 Joz 6:13 | ramsbazuinen voor de ark des HEEREN, gingen voort, en bliezen
479 Joz 6:13 | achtertocht volgde de ark des HEEREN na, terwijl men ging en
480 Joz 6:19 | zijn; tot den schat des HEEREN zullen zij komen. ~
481 Joz 6:24 | den schat van het huis des HEEREN. ~
482 Joz 6:26 | voor het aangezicht des HEEREN, die zich opmaken en deze
483 Joz 7:1 | Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen de kinderen Israels. ~
484 Joz 7:6 | ter aarde, voor de ark des HEEREN, tot den avond toe, hij
485 Joz 7:15 | omdat hij het verbond des HEEREN overtreden heeft, en omdat
486 Joz 7:23 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
487 Joz 8:8 | aansteken; naar het woord des HEEREN zult gijlieden doen; ziet,
488 Joz 8:27 | stad, naar het woord des HEEREN, dat Hij Jozua geboden had. ~
489 Joz 8:31 | als Mozes, de knecht des HEEREN, den kinderen Israels geboden
490 Joz 8:33 | de ark des verbonds des HEEREN droegen, zo vreemdelingen
491 Joz 8:33 | als Mozes, de knecht des HEEREN, bevolen had; om het volk
492 Joz 9:9 | gekomen, om den Naam des HEEREN, uws Gods; want wij hebben
493 Joz 9:14 | vraagden het den mond des HEEREN niet. ~
494 Joz 9:27 | en dat tot het altaar des HEEREN, tot dezen dag toe, aan
495 Joz 11:12 | als Mozes, de knecht des HEEREN geboden had. ~
496 Joz 12:6 | 6 Mozes, de knecht des HEEREN, en de kinderen Israels
497 Joz 12:6 | en Mozes, de knecht des HEEREN, gaf aan de Rubenieten en
498 Joz 13:8 | als Mozes, de knecht des HEEREN, hun gegeven had: ~
499 Joz 13:14 | De vuurofferen Gods, des HEEREN van Israel, zijn zijne erfenis,
500 Joz 14:7 | toen Mozes, de knecht des HEEREN, mij uitgezonden heeft van
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2077 |