1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2077
Book Chapter: Verse
501 Joz 15:13 | Juda, naar den mond des HEEREN tot Jozua, de stad van Arba,
502 Joz 17:4 | haar, naar den mond des HEEREN, een erfdeel in het midden
503 Joz 18:6 | voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods. ~
504 Joz 18:7 | maar het priesterdom des HEEREN is hun erfdeel. Gad nu,
505 Joz 18:7 | hun Mozes, de knecht des HEEREN, gegeven heeft. ~
506 Joz 18:8 | voor het aangezicht des HEEREN, te Silo. ~
507 Joz 18:10 | voor het aangezicht des HEEREN. En Jozua deelde aldaar
508 Joz 19:50 | 50 Naar den mond des HEEREN gaven zij hem die stad,
509 Joz 19:51 | voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van de tent
510 Joz 21:3 | erfdeel, naar den mond des HEEREN, deze steden en de voorsteden
511 Joz 23:2 | wat u Mozes, de knecht des HEEREN, geboden heeft; en gij zijt
512 Joz 23:4 | hetwelk u Mozes, de knecht des HEEREN, gegeven heeft op gene zijde
513 Joz 23:5 | die u Mozes, de knecht des HEEREN, geboden heeft, dat gij
514 Joz 23:9 | waren, naar den mond des HEEREN, door den dienst van Mozes. ~
515 Joz 23:16 | spreekt de ganse gemeente des HEEREN: Wat overtreding is dit,
516 Joz 23:17 | plaag in de vergadering des HEEREN geweest is? ~
517 Joz 23:19 | land van de bezitting des HEEREN, waar de tabernakel des
518 Joz 23:19 | waar de tabernakel des HEEREN woont, en neemt bezitting
519 Joz 23:27 | opdat wij den dienst des HEEREN voor Zijn aangezicht dienen
520 Joz 23:28 | gedaante van het altaar des HEEREN, hetwelk onze vaderen gemaakt
521 Joz 23:31 | verlost uit de hand des HEEREN. ~
522 Joz 24:16 | Wanneer gij het verbond des HEEREN, uws Gods, overtreedt, dat
523 Joz 24:16 | nederbuigt, zo zal de toorn des HEEREN over u ontsteken, en gij
524 Joz 25:26 | die bij het heiligdom des HEEREN was. ~
525 Joz 25:27 | gehoord al de redenen des HEEREN, die Hij tot ons gesproken
526 Joz 25:29 | zoon van Nun, de knecht des HEEREN, stierf, oud zijnde honderd
527 Joz 25:31 | en die al het werk des HEEREN wisten, hetwelk Hij aan
528 Ric 2:1 | 1 En een Engel des HEEREN kwam opwaarts van Gilgal
529 Ric 2:4 | geschiedde, als de Engel des HEEREN deze woorden tot alle kinderen
530 Ric 2:7 | hadden al dat grote werk des HEEREN, dat Hij aan Israel gedaan
531 Ric 2:8 | zoon van Nun, de knecht des HEEREN, gestorven was, honderd
532 Ric 2:11 | kwaad was in de ogen des HEEREN, en zij dienden de Baals. ~
533 Ric 2:14 | 14 Zo ontstak des HEEREN toorn tegen Israel, en Hij
534 Ric 2:15 | uittogen, was de hand des HEEREN tegen hen, ten kwade, gelijk
535 Ric 2:17 | horende de geboden des HEEREN; alzo deden zij niet. ~
536 Ric 2:20 | Daarom ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel, dat Hij zeide:
537 Ric 2:22 | verzoeke, of zij den weg des HEEREN zullen houden, om daarin
538 Ric 3:4 | wiste, of zij de geboden des HEEREN zouden horen, die Hij hun
539 Ric 3:7 | kwaad was in de ogen des HEEREN, en vergaten den HEERE,
540 Ric 3:8 | Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel; en Hij verkocht
541 Ric 3:10 | 10 En de Geest des HEEREN was over hem, en hij richtte
542 Ric 3:12 | kwaad was in de ogen des HEEREN; toen sterkte de HEERE Eglon,
543 Ric 3:12 | kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
544 Ric 4:1 | kwaad was in de ogen des HEEREN, als Ehud gestorven was. ~
545 Ric 4:29 | vervloten van het aangezicht des HEEREN; zelfs Sinai van het aangezicht
546 Ric 4:29 | Sinai van het aangezicht des HEEREN, des Gods van Israel. ~
547 Ric 4:35 | van de gerechtigheid des HEEREN, van de gerechtigheden,
548 Ric 4:35 | in Israel; toen ging des HEEREN volk af tot de poorten. ~
549 Ric 4:47 | Meroz, zegt de Engel des HEEREN, vloekt haar inwoners geduriglijk;
550 Ric 4:47 | gekomen zijn tot de hulp des HEEREN, tot de hulp des HEEREN,
551 Ric 4:47 | HEEREN, tot de hulp des HEEREN, met de helden. ~
552 Ric 5:1 | kwaad was in de ogen des HEEREN; zo gaf hen de HEERE in
553 Ric 5:11 | Toen kwam een Engel des HEEREN, en zette Zich onder den
554 Ric 5:12 | verscheen hem de Engel des HEEREN, en zeide tot hem: De HEERE
555 Ric 5:21 | 21 En de Engel des HEEREN stak het uiterste van den
556 Ric 5:21 | koeken. En de Engel des HEEREN bekwam uit zijn ogen. ~
557 Ric 5:22 | Gideon, dat het een Engel des HEEREN was; en Gideon zeide: Ach,
558 Ric 5:22 | omdat ik een Engel des HEEREN gezien heb van aangezicht
559 Ric 5:34 | 34 Toen toog de Geest des HEEREN Gideon aan, en hij blies
560 Ric 9:6 | kwaad was in de ogen des HEEREN, en dienden de Baals, en
561 Ric 9:7 | Zo ontstak de toorn des HEEREN tegen Israel; en Hij verkocht
562 Ric 10:11 | voor het aangezicht des HEEREN te Mizpa. ~
563 Ric 10:29 | 29 Toen kwam de Geest des HEEREN op Jeftha, dat hij Gilead
564 Ric 10:31 | Ammons wederkom, dat zal des HEEREN zijn, en ik zal het offeren
565 Ric 12:1 | kwaad was in de ogen des HEEREN; zo gaf de HEERE hen in
566 Ric 12:3 | 3 En een Engel des HEEREN verscheen aan deze vrouw,
567 Ric 12:13 | 13 En de Engel des HEEREN zeide tot Manoach: Van alles,
568 Ric 12:15 | Manoach tot den Engel des HEEREN: Laat ons U toch ophouden,
569 Ric 12:16 | 16 Maar de Engel des HEEREN zeide tot Manoach: Indien
570 Ric 12:16 | niet, dat het een Engel des HEEREN was. ~
571 Ric 12:17 | zeide tot den Engel des HEEREN: Wat is Uw naam, opdat wij
572 Ric 12:18 | 18 En de Engel des HEEREN zeide tot hem: Waarom vraagt
573 Ric 12:20 | hemel, zo voer de Engel des HEEREN op in de vlam des altaars.
574 Ric 12:21 | 21 En de Engel des HEEREN verscheen niet meer aan
575 Ric 12:21 | Manoach, dat het een Engel des HEEREN was. ~
576 Ric 12:25 | 25 En de Geest des HEEREN begon hem bij wijlen te
577 Ric 13:6 | 6 Toen werd de Geest des HEEREN vaardig over hem, dat hij
578 Ric 13:19 | 19 Toen werd de Geest des HEEREN vaardig over hem, en hij
579 Ric 14:14 | tegemoet; maar de Geest des HEEREN werd vaardig over hem; en
580 Ric 18:18 | trek nu naar het huis des HEEREN; en er is niemand, die mij
581 Ric 19:23 | voor het aangezicht des HEEREN tot op den avond, en vraagden
582 Ric 19:26 | voor het aangezicht des HEEREN, en vastten dien dag tot
583 Ric 19:26 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
584 Ric 20:19 | Ziet, er is een feest des HEEREN te Silo, van jaar tot jaar,
585 Rut 1:13 | dan u; maar de hand des HEEREN is tegen mij uitgegaan. ~
586 1Sa 1:3 | aldaar waren priesters des HEEREN, Hofni, en Pinehas, de twee
587 1Sa 1:7 | opging tot het huis des HEEREN, zo tergde zij haar alzo;
588 1Sa 1:9 | post van den tempel des HEEREN. ~
589 1Sa 1:12 | voor het aangezicht des HEEREN, zo gaf Eli acht op haar
590 1Sa 1:15 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
591 1Sa 1:19 | voor het aangezicht des HEEREN, en zij keerden weder, en
592 1Sa 1:22 | voor het aangezicht des HEEREN verschijne, en blijve daar
593 1Sa 1:24 | bracht hem in het huis des HEEREN te Silo; en het jongsken
594 1Sa 2:8 | grondvesten des aardrijks zijn des HEEREN, en Hij heeft de wereld
595 1Sa 2:17 | voor het aangezicht des HEEREN; want de lieden verachtten
596 1Sa 2:17 | verachtten het spijsoffer des HEEREN. ~
597 1Sa 2:18 | voor het aangezicht des HEEREN, zijnde een jongeling, omgord
598 1Sa 2:24 | maakt, dat het volk des HEEREN overtreedt. ~
599 1Sa 3:1 | van Eli; en het woord des HEEREN was dierbaar in die dagen;
600 1Sa 3:3 | werd, in den tempel des HEEREN, waar de ark Gods was, ~
601 1Sa 3:7 | nog niet; en het woord des HEEREN was aan hem nog niet geopenbaard. ~
602 1Sa 3:15 | deuren van het huis des HEEREN open; doch Samuel vreesde
603 1Sa 3:20 | was tot een profeet des HEEREN. ~
604 1Sa 3:21 | Silo, door het woord des HEEREN. ~ ~ ~
605 1Sa 4:3 | de ark des verbonds des HEEREN, en laat die in het midden
606 1Sa 4:4 | de ark des verbonds des HEEREN der heirscharen, die tussen
607 1Sa 4:5 | de ark des verbonds des HEEREN in het leger kwam, zo juichte
608 1Sa 4:6 | vernamen zij, dat de ark des HEEREN in het leger gekomen was. ~
609 1Sa 5:3 | gevallen voor de ark des HEEREN. En zij namen Dagon en zetten
610 1Sa 5:4 | gevallen voor de ark des HEEREN; maar het hoofd van Dagon,
611 1Sa 5:6 | 6 Doch de hand des HEEREN was zwaar over die van Asdod,
612 1Sa 5:9 | gedragen, zo was de hand des HEEREN tegen die stad met een zeer
613 1Sa 6:1 | 1 Als nu de ark des HEEREN zeven maanden in het land
614 1Sa 6:2 | zullen wij met de ark des HEEREN doen? Laat ons weten, waarmede
615 1Sa 6:8 | 8 Neemt dan de ark des HEEREN, en zet ze op den wagen,
616 1Sa 6:11 | En zij zetten de ark des HEEREN op den wagen, en het koffertje
617 1Sa 6:15 | Levieten namen de ark des HEEREN af en het koffertje, dat
618 1Sa 6:18 | denwelken zij de ark des HEEREN nedergesteld hadden, die
619 1Sa 6:19 | omdat zij in de ark des HEEREN gezien hadden; ja, Hij sloeg
620 1Sa 6:21 | Filistijnen hebben de ark des HEEREN wedergebracht; komt af,
621 1Sa 7:1 | Kirjath-Jearim, en haalden de ark des HEEREN op, en zij brachten ze in
622 1Sa 7:1 | Eleazar, dat hij de ark des HEEREN bewaarde. ~
623 1Sa 7:2 | dien dag af, dat de ark des Heeren te Kirjath-Jearim bleef,
624 1Sa 7:6 | voor het aangezicht des HEEREN; en zij vastten te dien
625 1Sa 7:13 | Israel; want de hand des HEEREN was tegen de Filistijnen
626 1Sa 8:10 | zeide al de woorden des HEEREN het volk aan, hetwelk een
627 1Sa 8:21 | dezelve voor de oren des HEEREN. ~
628 1Sa 10:6 | 6 En de Geest des HEEREN zal vaardig worden over
629 1Sa 10:10 | tegemoet; en de Geest des HEEREN werd vaardig over hem, en
630 1Sa 10:19 | voor het aangezicht des HEEREN, naar uw stammen en naar
631 1Sa 10:25 | voor het aangezicht des HEEREN. Toen liet Samuel het ganse
632 1Sa 11:7 | Toen viel de vreze des HEEREN op het volk, en zij gingen
633 1Sa 11:15 | voor het aangezicht des HEEREN te Gilgal; en zij offerden
634 1Sa 11:15 | voor het aangezicht des HEEREN; en Saul verheugde zich
635 1Sa 12:7 | voor het aangezicht des HEEREN, over al de gerechtigheden
636 1Sa 12:7 | al de gerechtigheden des HEEREN, die Hij aan u en aan uw
637 1Sa 12:14 | stem horen, en den mond des HEEREN niet wederspannig zijt,
638 1Sa 12:15 | zo gij naar de stem des HEEREN niet zult horen, maar den
639 1Sa 12:15 | horen, maar den mond des HEEREN wederspannig zijn, zo zal
640 1Sa 12:15 | zijn, zo zal de hand des HEEREN, tegen u zijn, als tegen
641 1Sa 12:17 | dat gij voor de ogen des HEEREN gedaan hebt, dat gij een
642 1Sa 13:12 | ik heb het aangezicht des HEEREN niet ernstelijk aangebeden,
643 1Sa 14:3 | van Eli, was priester des HEEREN, te Silo, dragende den efod;
644 1Sa 15:1 | stem van de woorden des HEEREN. ~
645 1Sa 15:10 | geschiedde het woord des HEEREN tot Samuel, zeggende: ~
646 1Sa 15:13 | gij den HEERE! Ik heb des HEEREN woord bevestigd. ~
647 1Sa 15:19 | hebt gij naar de stem des HEEREN niet gehoord, maar zijt
648 1Sa 15:19 | kwaad was in de ogen des HEEREN? ~
649 1Sa 15:20 | immers naar de stem des HEEREN gehoord, en heb gewandeld
650 1Sa 15:22 | gehoorzamen van de stem des HEEREN? Zie, gehoorzamen is beter
651 1Sa 15:23 | beeldendienst. Omdat gij des HEEREN woord verworpen hebt, zo
652 1Sa 15:24 | gezondigd, omdat ik des HEEREN bevel en uw woorden overtreden
653 1Sa 15:26 | omdat gij het woord des HEEREN verworpen hebt, zo heeft
654 1Sa 15:33 | voor het aangezicht des HEEREN te Gilgal. ~
655 1Sa 16:13 | broederen. En de Geest des HEEREN werd vaardig over David
656 1Sa 16:14 | 14 En de Geest des HEEREN week van Saul; en een boze
657 1Sa 17:47 | verlost; want de krijg is des HEEREN, Die zal ulieden in onze
658 1Sa 18:17 | zoon, en voer den krijg des HEEREN. Want Saul zeide: Dat mijn
659 1Sa 19:9 | 9 Doch de boze geest des HEEREN was over Saul, en hij zat
660 1Sa 20:8 | knecht in een verbond des HEEREN met u gebracht; maar is
661 1Sa 20:14 | niet de weldadigheid des HEEREN aan mij doen, dat ik niet
662 1Sa 20:42 | wij beiden in den Naam des HEEREN gezworen Hebben, zeggende:
663 1Sa 21:6 | voor het aangezicht des HEEREN weggenomen waren, dat men
664 1Sa 21:7 | voor het aangezicht des HEEREN, en zijn naam was Doeg,
665 1Sa 22:17 | en doodt de priesters des HEEREN, omdat hun hand ook met
666 1Sa 22:17 | om op de priesters des HEEREN aan te vallen. ~
667 1Sa 22:21 | dat Saul de priesteren des HEEREN gedood had. ~
668 1Sa 23:18 | voor het aangezicht des HEEREN; en David bleef in het woud,
669 1Sa 24:7 | mijn heer, den gezalfde des HEEREN, dat ik mijn hand tegen
670 1Sa 24:7 | want hij is de gezalfde des HEEREN! ~
671 1Sa 24:11 | want hij is de gezalfde des HEEREN. ~
672 1Sa 25:28 | mijn heer de oorlogen des HEEREN oorloogt, en geen kwaad
673 1Sa 26:9 | hand aan den gezalfde des HEEREN gelegd, en is onschuldig
674 1Sa 26:11 | legge aan den gezalfde des HEEREN! zo neem toch nu de spies,
675 1Sa 26:12 | was een diepe slaap des HEEREN op hen gevallen. ~
676 1Sa 26:16 | uw heer, den gezalfde des HEEREN, geen wacht gehouden hebt!
677 1Sa 26:19 | voor het aangezicht des HEEREN, dewijl zij mij heden verstoten,
678 1Sa 26:19 | blijven in het erfdeel des HEEREN, zeggende: Ga heen, dien
679 1Sa 26:20 | voor het aangezicht des HEEREN; want de koning van Israel
680 1Sa 26:23 | uitsteken, aan den gezalfde des HEEREN. ~
681 1Sa 26:24 | mijn ziel in de ogen des HEEREN groot geacht, en Hij verlosse
682 1Sa 28:18 | als gij naar de stem des HEEREN niet gehoord hebt, en de
683 1Sa 30:26 | den buit der vijanden des HEEREN. ~
684 2Sa 1:12 | zoon, en over het volk des HEEREN, en over het huis Israels,
685 2Sa 1:14 | strekken, om den gezalfde des HEEREN te verderven. ~
686 2Sa 1:16 | ik heb den gezalfde des HEEREN gedood. ~
687 2Sa 5:3 | voor het aangezicht des HEEREN; en zij zalfden David tot
688 2Sa 6:5 | voor het aangezicht des HEEREN, met allerlei snarenspel
689 2Sa 6:7 | Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Uza, en God sloeg
690 2Sa 6:9 | zeide: Hoe zal de ark des HEEREN tot mij komen? ~
691 2Sa 6:10 | David dan wilde de ark des HEEREN niet tot zich laten overbrengen
692 2Sa 6:11 | 11 En de ark des HEEREN bleef in het huis van Obed-Edom,
693 2Sa 6:13 | als zij, die de ark des HEEREN droegen, zes treden voortgetreden
694 2Sa 6:14 | voor het aangezicht des HEEREN; en David was omgord met
695 2Sa 6:15 | huis Israels de ark des HEEREN op, met gejuich en met geluid
696 2Sa 6:16 | geschiedde, als de ark des HEEREN in de stad Davids kwam,
697 2Sa 6:16 | voor het aangezicht des HEEREN, verachtte zij hem in haar
698 2Sa 6:17 | 17 Toen zij nu de ark des HEEREN inbrachten, stelden zij
699 2Sa 6:17 | offerde brandofferen voor des HEEREN aangezicht, en dankofferen. ~
700 2Sa 6:18 | het volk in den Naam des HEEREN der heirscharen. ~
701 2Sa 6:21 | Voor het aangezicht des HEEREN, Die mij verkoren heeft
702 2Sa 6:21 | voorganger over het volk des HEEREN, over Israel; ja, ik zal
703 2Sa 6:21 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
704 2Sa 7:4 | nacht, dat het woord des HEEREN tot Nathan geschiedde, zeggende: ~
705 2Sa 7:18 | voor het aangezicht des HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik,
706 2Sa 11:27 | was kwaad in de ogen des HEEREN. ~ ~
707 2Sa 12:9 | hebt gij dan het woord des HEEREN veracht, doende wat kwaad
708 2Sa 12:14 | deze zaak de vijanden des HEEREN grotelijks hebt doen lasteren,
709 2Sa 12:20 | en ging in het huis des HEEREN, en bad aan; daarna kwam
710 2Sa 12:25 | zijn naam Jedid-Jah, om des HEEREN wil. ~
711 2Sa 15:25 | genade zal vinden in des HEEREN ogen, zo zal Hij mij wederhalen,
712 2Sa 19:21 | hij toch den gezalfde des HEEREN gevloekt heeft. ~
713 2Sa 20:19 | zoudt gij het erfdeel des HEEREN verslinden? ~
714 2Sa 21:1 | zocht het aangezicht des HEEREN. En de HEERE zeide: Het
715 2Sa 21:3 | dat gij het erfdeel des HEEREN zegent? ~
716 2Sa 21:6 | Sauls, o, gij verkorene des HEEREN! En de koning zeide: Ik
717 2Sa 21:7 | van Saul, om den eed des HEEREN, die tussen hen was, tussen
718 2Sa 21:9 | voor het aangezicht des HEEREN; en die zeven vielen tegelijk;
719 2Sa 22:16 | ontdekt, door het schelden des HEEREN, van het geblaas des winds
720 2Sa 22:22 | 22 Want ik heb des HEEREN wegen gehouden, en ben van
721 2Sa 22:31 | is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij is een
722 2Sa 23:2 | 2 De Geest des HEEREN heeft door mij gesproken,
723 2Sa 24:1 | 1 En de toorn des HEEREN voer voort te ontsteken
724 2Sa 24:11 | geschiedde het woord des HEEREN tot den profeet Gad, Davids
725 2Sa 24:14 | ons toch in de hand des HEEREN vallen, want Zijn barmhartigheden
726 2Sa 24:16 | hand nu af. De engel des HEEREN nu was bij den dorsvloer
727 1Kon 2:3 | En neem waar de wacht des HEEREN, uws Gods, om te wandelen
728 1Kon 2:26 | doden, omdat gij de ark des Heeren HEEREN voor het aangezicht
729 1Kon 2:26 | omdat gij de ark des Heeren HEEREN voor het aangezicht van
730 1Kon 2:27 | verdreef Abjathar, dat hij des HEEREN priester niet ware, om te
731 1Kon 2:27 | vervullen het woord des HEEREN, hetwelk Hij over het huis
732 1Kon 2:28 | vluchtte Joab tot de tent des HEEREN, en vatte de hoornen des
733 1Kon 2:29 | dat Joab tot de tent des HEEREN gevloden was, en zie, hij
734 1Kon 2:30 | Benaja kwam tot de tent des HEEREN, en zeide tot hem: Zo zegt
735 1Kon 2:43 | dan hebt gij den eed des HEEREN niet gehouden, en het gebod,
736 1Kon 2:45 | voor het aangezicht des HEEREN tot in eeuwigheid. ~
737 1Kon 3:1 | zijn huis en het huis des HEEREN, en den muur van Jeruzalem
738 1Kon 3:2 | geen huis was den Naam des HEEREN gebouwd, tot die dagen toe. ~
739 1Kon 3:10 | was goed in de ogen des HEEREN, dat Salomo deze zaak begeerd
740 1Kon 3:15 | de ark des verbonds des HEEREN, en offerde brandofferen,
741 1Kon 5:3 | vader David den Naam des HEEREN, zijns Gods, geen huis kon
742 1Kon 6:1 | maand), dat hij het huis des HEEREN bouwde. ~
743 1Kon 6:11 | geschiedde het woord des HEEREN tot Salomo, zeggende: ~
744 1Kon 6:19 | de ark des verbonds des HEEREN daar te zetten. ~
745 1Kon 6:37 | de grond van het huis des HEEREN gelegd, in de maand Ziv; ~
746 1Kon 7:12 | voorhof, van het huis des HEEREN, en met het voorhuis van
747 1Kon 7:40 | maakte voor het huis des HEEREN; ~
748 1Kon 7:45 | Salomo tot het huis des HEEREN maakte, alle van gepolijst
749 1Kon 7:48 | vaten, die voor het huis des HEEREN waren; het gouden altaar,
750 1Kon 7:51 | Salomo aan het huis des HEEREN maakte. Daarna bracht Salomo
751 1Kon 7:51 | schatten van het huis des HEEREN. ~ ~
752 1Kon 8:1 | de ark des verbonds des HEEREN op te brengen uit de stad
753 1Kon 8:4 | zij brachten de ark des HEEREN en de tent der samenkomst
754 1Kon 8:6 | de ark des verbonds des HEEREN tot haar plaats, tot de
755 1Kon 8:10 | dat een wolk het huis des HEEREN vervulde. ~
756 1Kon 8:11 | want de heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN
757 1Kon 8:11 | HEEREN had het huis des HEEREN vervuld. ~
758 1Kon 8:20 | huis gebouwd den Naam des HEEREN, des Gods van Israel. ~
759 1Kon 8:21 | waarin het verbond des HEEREN is, hetwelk Hij met onze
760 1Kon 8:22 | stond voor het altaar des HEEREN, tegenover de ganse gemeente
761 1Kon 8:54 | van voor het altaar des HEEREN opstond, van het knielen
762 1Kon 8:62 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
763 1Kon 8:63 | hebben zij het huis des HEEREN ingewijd, de koning en al
764 1Kon 8:64 | voorhofs, dat voor het huis des HEEREN was, omdat hij aldaar het
765 1Kon 8:64 | voor het aangezicht des HEEREN was, was te klein, om de
766 1Kon 8:65 | voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, zeven dagen
767 1Kon 9:1 | had te bouwen het huis des HEEREN en het huis des konings,
768 1Kon 9:10 | gebouwd had, het huis des HEEREN en het huis des konings; ~
769 1Kon 9:15 | opkomen, om het huis des HEEREN te bouwen, en zijn huis,
770 1Kon 9:25 | voor het aangezicht des HEEREN was, als hij het huis volmaakt
771 1Kon 10:1 | aangaande den Naam des HEEREN, kwam zij, om hem met raadselen
772 1Kon 10:5 | henen opging in het huis des HEEREN, zo was in haar geen geest
773 1Kon 10:12 | steunselen voor het huis des HEEREN, en voor het huis des konings,
774 1Kon 11:6 | kwaad was in de ogen des HEEREN; en volhardde niet den HEERE
775 1Kon 12:24 | zij hoorden het woord des HEEREN, en keerden weder, om weg
776 1Kon 12:24 | trekken naar het woord des HEEREN. ~
777 1Kon 12:27 | te doen in het huis des HEEREN te Jeruzalem, zo zal het
778 1Kon 13:1 | Juda, door het woord des HEEREN tot Beth-El; en Jerobeam
779 1Kon 13:2 | altaar, door het woord des HEEREN, en zeide: Altaar, altaar,
780 1Kon 13:5 | had, door het woord des HEEREN. ~
781 1Kon 13:6 | toch het aangezicht des HEEREN, uws Gods, ernstelijk, en
782 1Kon 13:6 | Gods het aangezicht des HEEREN ernstelijk; en de hand des
783 1Kon 13:17 | geschied door het woord des HEEREN: Gij zult aldaar noch brood
784 1Kon 13:18 | gesproken door het woord des HEEREN, zeggende: Breng hem weder
785 1Kon 13:20 | zaten, dat het woord des HEEREN geschiedde tot den profeet,
786 1Kon 13:21 | Daarom dat gij den mond des HEEREN zijt wederspannig geweest,
787 1Kon 13:26 | man Gods, die den mond des HEEREN wederspannig is geweest;
788 1Kon 13:26 | heeft, naar het woord des HEEREN, dat Hij tot hem gesproken
789 1Kon 13:32 | die hij door het woord des HEEREN uitgeroepen heeft tegen
790 1Kon 14:18 | hem; naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door
791 1Kon 14:22 | kwaad was in de ogen des HEEREN, en zij verwekten Hem tot
792 1Kon 14:26 | schatten van het huis des HEEREN, en de schatten van het
793 1Kon 14:28 | de koning in het huis des HEEREN ging, dat de trawanten dezelve
794 1Kon 15:5 | recht was in de ogen des HEEREN, en niet geweken was van
795 1Kon 15:11 | recht was in de ogen des HEEREN, gelijk zijn vader David. ~
796 1Kon 15:15 | hij bracht in het huis des HEEREN de geheiligde dingen zijns
797 1Kon 15:18 | schatten van het huis des HEEREN, en de schatten van het
798 1Kon 15:26 | kwaad was in de ogen des HEEREN, en wandelde in den weg
799 1Kon 15:29 | had, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door
800 1Kon 15:34 | kwaad was in de ogen des HEEREN, en wandelde in den weg
801 1Kon 16:1 | geschiedde het woord des HEEREN tot Jehu, den zoon van Hanani,
802 1Kon 16:7 | geschiedde ook het woord des HEEREN, door den dienst van den
803 1Kon 16:7 | gedaan had in de ogen des HEEREN, Hem tot toorn verwekkende
804 1Kon 16:12 | Baesa, naar het woord des HEEREN, dat Hij over Baesa gesproken
805 1Kon 16:19 | kwaad was in de ogen des HEEREN, wandelende in den weg van
806 1Kon 16:25 | kwaad was in de ogen des HEEREN; ja, hij deed erger dan
807 1Kon 16:30 | kwaad was in de ogen des HEEREN, meer dan allen, die voor
808 1Kon 16:34 | gesteld; naar het woord des HEEREN, dat Hij door den dienst
809 1Kon 17:2 | geschiedde het woord des HEEREN tot hem, zeggende: ~
810 1Kon 17:5 | deed naar het woord des HEEREN; want hij ging en woonde
811 1Kon 17:8 | geschiedde het woord des HEEREN tot hem, zeggende: ~
812 1Kon 17:16 | niet, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door
813 1Kon 17:24 | zijt, en dat het woord des HEEREN in uw mond waarheid is. ~ ~ ~
814 1Kon 18:1 | dagen, dat het woord des HEEREN geschiedde tot Elia, in
815 1Kon 18:4 | als Izebel de profeten des HEEREN uitroeide, dat Obadja honderd
816 1Kon 18:12 | weggegaan zijn, dat de Geest des HEEREN u wegnam, ik weet niet waarheen;
817 1Kon 18:13 | als Izebel de profeten des HEEREN doodde? Dat ik van de profeten
818 1Kon 18:13 | Dat ik van de profeten des HEEREN honderd man heb verborgen,
819 1Kon 18:18 | gijlieden de geboden des HEEREN verlaten hebt en de Baals
820 1Kon 18:22 | ben alleen een profeet des HEEREN overgebleven, en de profeten
821 1Kon 18:24 | en ik zal den Naam des HEEREN aanroepen; en de God, Die
822 1Kon 18:30 | hij heelde het altaar des HEEREN, dat verbroken was. ~
823 1Kon 18:31 | tot welke het woord des HEEREN geschied was, zeggende:
824 1Kon 18:32 | het altaar in den Naam des HEEREN; daarna maakte hij een groeve
825 1Kon 18:38 | 38 Toen viel het vuur de HEEREN, en verteerde dat brandoffer,
826 1Kon 18:46 | 46 En de hand des HEEREN was over Elia, en hij gordde
827 1Kon 19:7 | 7 En de engel des HEEREN kwam ten anderen male weder,
828 1Kon 19:9 | en ziet, het woord des HEEREN geschiedde tot hem, en zeide
829 1Kon 19:11 | voor het aangezicht des HEEREN. En ziet, de HEERE ging
830 1Kon 20:35 | naaste, door het woord des HEEREN: Sla mij toch. En de man
831 1Kon 20:36 | Daarom dat gij de stem des HEEREN niet gehoorzaam zijt geweest,
832 1Kon 21:17 | 17 Doch het woord des HEEREN geschiedde tot Elia, den
833 1Kon 21:20 | kwaad is in de ogen des HEEREN. ~
834 1Kon 21:25 | kwaad is in de ogen des HEEREN, dewijl Izebel, zijn huisvrouw,
835 1Kon 21:28 | 28 En het woord des HEEREN geschiedde tot Elia, den
836 1Kon 22:5 | heden naar het woord des HEEREN. ~
837 1Kon 22:7 | niet nog een profeet des HEEREN, dat wij het van hem vragen
838 1Kon 22:16 | waarheid, in den Naam des HEEREN? ~
839 1Kon 22:19 | Daarom hoort het woord des HEEREN: Ik zag den HEERE, zittende
840 1Kon 22:21 | voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik zal hem overreden.
841 1Kon 22:24 | wat weg is de geest des HEEREN van mij doorgegaan, om u
842 1Kon 22:38 | wiesen, naar het woord des HEEREN,, dat Hij gesproken had. ~
843 1Kon 22:43 | recht was in de ogen des HEEREN. ~
844 1Kon 22:53 | kwaad was in de ogen des HEEREN; want hij wandelde in den
845 2Kon 1:3 | 3 Maar de Engel des HEEREN sprak tot Elia, den Thisbiet:
846 2Kon 1:15 | Toen sprak de Engel des HEEREN tot Elia: Ga af met hem;
847 2Kon 1:17 | hij, naar het woord des HEEREN, dat Elia gesproken had;
848 2Kon 2:16 | niet misschien de Geest des HEEREN hem opgenomen, en op een
849 2Kon 2:24 | vloekte hen, in den Naam des HEEREN. Toen kwamen twee beren
850 2Kon 3:2 | kwaad was in de ogen des HEEREN, doch niet gelijk zijn vader
851 2Kon 3:11 | Is hier geen profeet des HEEREN, dat wij door hem den HEERE
852 2Kon 3:12 | 12 En Josafat zeide: Des HEEREN woord is bij hem. Zo togen
853 2Kon 3:15 | speelde, dat de hand des HEEREN op hem kwam. ~
854 2Kon 3:18 | dat slecht in de ogen des HEEREN, Hij zal ook de Moabieten
855 2Kon 4:44 | over, naar het woord des HEEREN. ~ ~
856 2Kon 5:11 | en staan, en den Naam des HEEREN, Zijns Gods, aanroepen,
857 2Kon 7:1 | Elisa: Hoort het woord des HEEREN; zo zegt de HEERE: Morgen
858 2Kon 7:16 | sikkel, naar het woord des HEEREN. ~
859 2Kon 8:18 | kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
860 2Kon 8:27 | kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk het huis van Achab;
861 2Kon 9:6 | koning over het volk des HEEREN, over Israel. ~
862 2Kon 9:7 | bloed van alle knechten des HEEREN, wreke van de hand van Izebel. ~
863 2Kon 9:26 | land, naar het woord des HEEREN. ~
864 2Kon 9:36 | zeide: Dit is het woord des HEEREN, dat Hij gesproken heeft
865 2Kon 10:10 | niets van het woord des HEEREN, hetwelk de HEERE tegen
866 2Kon 10:17 | had, naar het woord des HEEREN, dat Hij tot Elia gesproken
867 2Kon 10:31 | te wandelen in de wet des HEEREN, des Gods van Israel, met
868 2Kon 11:3 | verstoken in het huis des HEEREN zes jaren; en Athalia regeerde
869 2Kon 11:4 | tot zich, in het huis des HEEREN; en hij maakte een verbond
870 2Kon 11:4 | beedigde hen in het huis des HEEREN, en hij toonde hun den zoon
871 2Kon 11:7 | de wacht van het huis des HEEREN waarnemen bij den koning. ~
872 2Kon 11:10 | waren, die in het huis des HEEREN geweest waren. ~
873 2Kon 11:13 | het volk in het huis des HEEREN. ~
874 2Kon 11:15 | Laat ze in het huis des HEEREN niet gedood worden. ~
875 2Kon 11:18 | de ambten in het huis des HEEREN. ~
876 2Kon 11:19 | koning af uit het huis des HEEREN, en kwamen door den weg
877 2Kon 12:2 | recht was in de ogen des HEEREN, al zijn dagen, in dewelke
878 2Kon 12:4 | zal worden in het huis des HEEREN, te weten het geld desgenen,
879 2Kon 12:4 | brengen in het huis des HEEREN, ~
880 2Kon 12:9 | iemand inkwam in het huis des HEEREN; en de priesters, die den
881 2Kon 12:9 | geld, dat ten huize des HEEREN gebracht werd. ~
882 2Kon 12:10 | geld, dat in het huis des HEEREN gevonden werd. ~
883 2Kon 12:11 | waren over het huis des HEEREN; en zij besteedden het uit
884 2Kon 12:11 | bouwlieden, die het huis des HEEREN vermaakten; ~
885 2Kon 12:12 | breuken van het huis des HEEREN te verbeteren, en voor al
886 2Kon 12:13 | gemaakt voor het huis des HEEREN zilveren schalen, gaffelen,
887 2Kon 12:13 | geld, dat ten huize des HEEREN gebracht werd. ~
888 2Kon 12:14 | verbeterden daarmede het huis des HEEREN. ~
889 2Kon 12:16 | zondofferen werd ten huize des HEEREN niet gebracht; het was voor
890 2Kon 12:18 | schatten van het huis des HEEREN, en van het huis des konings,
891 2Kon 13:2 | recht was in de ogen des HEEREN, al zijn dagen, in dewelke
892 2Kon 13:4 | zal worden in het huis des HEEREN, te weten het geld desgenen,
893 2Kon 13:4 | brengen in het huis des HEEREN, ~
894 2Kon 13:9 | iemand inkwam in het huis des HEEREN; en de priesters, die den
895 2Kon 13:9 | geld, dat ten huize des HEEREN gebracht werd. ~
896 2Kon 13:10 | geld, dat in het huis des HEEREN gevonden werd. ~
897 2Kon 13:11 | waren over het huis des HEEREN; en zij besteedden het uit
898 2Kon 13:11 | bouwlieden, die het huis des HEEREN vermaakten; ~
899 2Kon 13:12 | breuken van het huis des HEEREN te verbeteren, en voor al
900 2Kon 13:13 | gemaakt voor het huis des HEEREN zilveren schalen, gaffelen,
901 2Kon 13:13 | geld, dat ten huize des HEEREN gebracht werd. ~
902 2Kon 13:14 | verbeterden daarmede het huis des HEEREN. ~
903 2Kon 13:16 | zondofferen werd ten huize des HEEREN niet gebracht; het was voor
904 2Kon 13:18 | schatten van het huis des HEEREN, en van het huis des konings,
905 2Kon 14:2 | kwaad was in de ogen des HEEREN; want hij wandelde na de
906 2Kon 14:3 | 3 Daarom ontstak des HEEREN toorn tegen Israel; en Hij
907 2Kon 14:4 | 4 Doch Joahaz bad des HEEREN aangezicht ernstelijk aan;
908 2Kon 14:11 | kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van al
909 2Kon 14:17 | pijl der verlossing des HEEREN, en een pijl der verlossing
910 2Kon 15:3 | recht was in de ogen des HEEREN, nochtans niet als zijn
911 2Kon 15:14 | gevonden werden in het huis des HEEREN, en in de schatten van des
912 2Kon 15:24 | kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet van alle
913 2Kon 15:25 | veld; naar het woord des HEEREN, des Gods van Israel, dat
914 2Kon 16:3 | recht was in de ogen des HEEREN, naar al wat zijn vader
915 2Kon 16:9 | kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk als zijn vaderen
916 2Kon 16:12 | 12 Dit was het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had tot
917 2Kon 16:18 | kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week al zijn dagen
918 2Kon 16:24 | kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van de
919 2Kon 16:28 | kwaad was in de ogen des HEEREN; hij week niet af van de
920 2Kon 16:34 | recht was in de ogen des HEEREN; naar alles, wat zijn vader
921 2Kon 16:35 | hoge poort aan het huis des HEEREN. ~
922 2Kon 17:2 | recht was in de ogen des HEEREN zijns Gods, als zijn vader
923 2Kon 17:8 | goud, dat in het huis des HEEREN, en in de schatten van het
924 2Kon 17:14 | voor het aangezicht des HEEREN was, dat bracht hij van
925 2Kon 17:14 | van tussen het huis des HEEREN, en hij zette het aan de
926 2Kon 17:18 | hij weg van het huis des HEEREN, vanwege den koning van
927 2Kon 18:2 | recht was in de ogen des HEEREN zijns Gods, als zijn vader
928 2Kon 18:8 | goud, dat in het huis des HEEREN, en in de schatten van het
929 2Kon 18:14 | voor het aangezicht des HEEREN was, dat bracht hij van
930 2Kon 18:14 | van tussen het huis des HEEREN, en hij zette het aan de
931 2Kon 18:18 | hij weg van het huis des HEEREN, vanwege den koning van
932 2Kon 19:2 | kwaad was in de ogen des HEEREN; evenwel niet, als de koningen
933 2Kon 19:16 | verlieten al de geboden des HEEREN, huns Gods, en maakten zich
934 2Kon 19:17 | kwaad was in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken. ~
935 2Kon 19:19 | hield Juda de geboden des HEEREN, huns Gods, niet; maar zij
936 2Kon 20:3 | recht was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vader
937 2Kon 20:12 | Daarom dat zij de stem des HEEREN, huns Gods, niet waren gehoorzaam
938 2Kon 20:12 | wat Mozes, de knecht des HEEREN, geboden had, dat hadden
939 2Kon 20:15 | gevonden werd in het huis des HEEREN, en in de schatten van het
940 2Kon 20:16 | deuren van den tempel des HEEREN, en van de posten, die Hizkia,
941 2Kon 21:1 | en ging in het huis des HEEREN. ~
942 2Kon 21:14 | ging hij op in het huis des HEEREN, en Hizkia breidde die uit
943 2Kon 21:14 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
944 2Kon 21:15 | voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: O HEERE, God
945 2Kon 21:35 | nacht, dat de Engel des HEEREN uitvoer, en sloeg in het
946 2Kon 22:4 | gegaan was, dat het woord des HEEREN tot hem geschiedde, zeggende: ~
947 2Kon 22:5 | gij opgaan in het huis des HEEREN; ~
948 2Kon 22:8 | ik den derden dag in des HEEREN huis zal opgaan? ~
949 2Kon 22:16 | Jesaja tot Hizkia: Hoor des HEEREN woord. ~
950 2Kon 22:19 | tot Jesaja: Het woord des HEEREN, dat gij gesproken hebt,
951 2Kon 23:2 | kwaad was in de ogen des HEEREN, naar de gruwelen der heidenen,
952 2Kon 23:4 | altaren in het huis des HEEREN, waarvan de HEERE gezegd
953 2Kon 23:5 | voorhoven van het huis des HEEREN. ~
954 2Kon 23:6 | veel kwaads in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken. ~
955 2Kon 23:16 | kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
956 2Kon 23:20 | kwaad was in de ogen des HEEREN; gelijk als zijn vader Manasse
957 2Kon 23:22 | wandelde niet in den weg des HEEREN. ~
958 2Kon 24:2 | recht was in de ogen des HEEREN; en hij wandelde in al den
959 2Kon 24:3 | Mesullam, zond in het huis des HEEREN, zeggende: ~
960 2Kon 24:4 | opsomme, dat in het huis des HEEREN gebracht is, hetwelk de
961 2Kon 24:5 | besteld zijn over het huis des HEEREN; opdat zij het geven aan
962 2Kon 24:5 | doen, dat in het huis des HEEREN is, om de breuken van het
963 2Kon 24:8 | wetboek in het huis des HEEREN gevonden; en Hilkia gaf
964 2Kon 24:9 | waren over het huis des HEEREN. ~
965 2Kon 24:13 | want de grimmigheid des HEEREN is groot, dewelke tegen
966 2Kon 24:19 | voor het aangezicht des HEEREN vernederd hebt, als gij
967 2Kon 25:2 | ging op in het huis des HEEREN, en met hem alle inwoners
968 2Kon 25:2 | verbonds, dat in het huis des HEEREN gevonden was. ~
969 2Kon 25:3 | maakte een verbond voor des HEEREN aangezicht, om den HEERE
970 2Kon 25:4 | dat zij uit den tempel des HEEREN alle gereedschap, dat voor
971 2Kon 25:6 | het bos uit het huis des HEEREN weg, buiten Jeruzalem, tot
972 2Kon 25:7 | af, die aan het huis des HEEREN waren, alwaar de vrouwen
973 2Kon 25:9 | offerden niet op het altaar des HEEREN te Jeruzalem; maar zij aten
974 2Kon 25:11 | ingang van het huis des HEEREN, tot de kamer van Nathan-Melech,
975 2Kon 25:12 | voorhoven van het huis des HEEREN gemaakt had, brak de koning
976 2Kon 25:16 | dat; naar het woord des HEEREN, dat de man Gods uitgeroepen
977 2Kon 25:24 | priester Hilkia in het huis des HEEREN gevonden had. ~
978 2Kon 25:32 | kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vaderen
979 2Kon 25:37 | kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vaders
980 2Kon 26:2 | verderven, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door
981 2Kon 26:3 | geschiedde dit naar het bevel des HEEREN tegen Juda, dat Hij hen
982 2Kon 26:9 | kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vader
983 2Kon 26:13 | schatten van het huis des HEEREN, en de schatten van het
984 2Kon 26:13 | Israel, in den tempel des HEEREN gemaakt had, gelijk als
985 2Kon 26:19 | kwaad was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat Jojakim
986 2Kon 26:20 | geschiedde, om den toorn des HEEREN tegen Jeruzalem en tegen
987 2Kon 27:9 | verbrandde het huis des HEEREN, en het huis des konings,
988 2Kon 27:13 | pilaren, die in het huis des HEEREN waren, en de stellingen,
989 2Kon 27:13 | zee, die in het huis des HEEREN was; en zij voerden het
990 2Kon 27:16 | Salomo voor het huis des HEEREN gemaakt had; het koper van
991 1Kro 2:3 | was kwaad in de ogen des HEEREN; daarom doodde Hij hem.
992 1Kro 6:31 | gezangs in het huis des HEEREN, nadat de ark tot rust gekomen
993 1Kro 6:32 | totdat Salomo het huis des HEEREN te Jeruzalem bouwde; en
994 1Kro 9:19 | vaders in het leger des HEEREN geweest waren bewaarders
995 1Kro 9:23 | poorten van het huis des HEEREN, in het huis der tent, aan
996 1Kro 10:13 | HEERE, tegen het woord des HEEREN hetwelk hij niet gehouden
997 1Kro 11:3 | voor het aangezicht des HEEREN; en zij zalfden David ten
998 1Kro 11:3 | Israel, naar het woord des HEEREN, door den dienst van Samuel. ~
999 1Kro 11:10 | maken, naar het woord des HEEREN over Israel. ~
1000 1Kro 12:23 | wenden, naar den mond des HEEREN: ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2077 |