1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2077
Book Chapter: Verse
1001 1Kro 13:6 | ophaalde de ark Gods, des HEEREN, Die tussen de cherubim
1002 1Kro 13:10 | Toen ontstak de toorn des HEEREN over Uza, en Hij sloeg hem,
1003 1Kro 15:3 | Jeruzalem, om de ark des HEEREN op te halen aan haar plaats,
1004 1Kro 15:12 | broeders, dat gij de ark des HEEREN, des Gods van Israel, opbrengt,
1005 1Kro 15:14 | Levieten, om de ark des HEEREN, des Gods van Israel, op
1006 1Kro 15:15 | geboden had naar het woord des HEEREN. ~
1007 1Kro 15:25 | de ark des verbonds des HEEREN op te halen, uit het huis
1008 1Kro 15:26 | de ark des verbonds des HEEREN droegen, dat zij zeven varren
1009 1Kro 15:28 | de ark des verbonds des HEEREN op, met gejuich, en met
1010 1Kro 15:29 | de ark des verbonds des HEEREN tot aan de stad Davids gekomen
1011 1Kro 16:2 | het volk in den Naam des HEEREN. ~
1012 1Kro 16:4 | hij stelde voor de ark des HEEREN sommigen uit de Levieten
1013 1Kro 16:33 | voor het aangezicht des HEEREN, omdat Hij komt, om de aarde
1014 1Kro 16:37 | de ark des verbonds des HEEREN, Asaf en zijn broederen,
1015 1Kro 16:39 | voor den tabernakel des HEEREN op de hoogte, welke te Gibeon
1016 1Kro 16:40 | geschreven staat in de wet des HEEREN, die Hij Israel geboden
1017 1Kro 17:1 | de ark des verbonds des HEEREN onder gordijnen. ~
1018 1Kro 17:16 | voor het aangezicht des HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik,
1019 1Kro 22:12 | drie dagen het zwaard des HEEREN, dat is, de pestilentie
1020 1Kro 22:12 | een verdervenden engel des HEEREN in al de landpalen van Israel?
1021 1Kro 22:13 | mij toch in de hand des HEEREN vallen; want Zijn barmhartigheden
1022 1Kro 22:15 | uw hand af. De engel des HEEREN nu stond bij den dorsvloer
1023 1Kro 22:16 | zo zag hij den engel des HEEREN, staande tussen de aarde
1024 1Kro 22:18 | Toen zeide de engel des HEEREN tot Gad, dat hij David zeggen
1025 1Kro 22:19 | dat hij in den Naam des HEEREN gesproken had. ~
1026 1Kro 22:29 | 29 Want de tabernakel des HEEREN, dien Mozes in de woestijn
1027 1Kro 22:30 | zwaard van den engel des HEEREN. ~ ~
1028 1Kro 23:1 | Hier zal het huis Gods des HEEREN zijn, en hier zal het altaar
1029 1Kro 23:7 | in mijn hart den Naam des HEEREN, mijns Gods, een huis te
1030 1Kro 23:8 | 8 Doch het woord des HEEREN geschiedde tot mij, zeggende:
1031 1Kro 23:11 | zijn, en zult het huis des HEEREN, uws Gods, bouwen, gelijk
1032 1Kro 23:12 | te onderhouden de wet des HEEREN, uws Gods. ~
1033 1Kro 23:14 | verdrukking voor het huis des HEEREN bereid honderd duizend talenten
1034 1Kro 23:18 | voor het aangezicht des HEEREN, envoor het aangezicht Zijns
1035 1Kro 23:19 | bouwt het heiligdom Gods des HEEREN; dat men de ark des verbonds
1036 1Kro 23:19 | de ark des verbonds des HEEREN en de heilige vaten Gods
1037 1Kro 23:19 | brenge, dat den Naam des HEEREN zal gebouwd worden. ~ ~
1038 1Kro 24:4 | het werk van het huis des HEEREN aan te drijven; en zes duizend
1039 1Kro 24:5 | vier duizend lofzangers des HEEREN, met instrumenten, die ik
1040 1Kro 24:13 | voor het aangezicht des HEEREN, om Hem te dienen en om
1041 1Kro 24:24 | dienst van het huis des HEEREN van twintig jaren oud en
1042 1Kro 24:28 | dienst van het huis des HEEREN, over de voorhoven, en over
1043 1Kro 24:31 | offeren der brandofferen des HEEREN, op de sabbatten, op de
1044 1Kro 24:31 | voor het aangezicht des HEEREN; ~
1045 1Kro 24:32 | dienst van het huis des HEEREN. ~ ~
1046 1Kro 25:19 | te gaan in het huis des HEEREN, naar hun ordening door
1047 1Kro 26:6 | gezang van het huis des HEEREN, op cimbalen, luiten, en
1048 1Kro 26:7 | waren in het gezang des HEEREN, allen meesters, was tweehonderd
1049 1Kro 27:12 | te dienen in het huis des HEEREN. ~
1050 1Kro 27:22 | schatten van het huis des HEEREN. ~
1051 1Kro 27:27 | geheiligd, om het huis des HEEREN te onderhouden. ~
1052 1Kro 27:30 | westen, over al het werk des HEEREN, en tot den dienst des konings. ~
1053 1Kro 29:2 | de ark des verbonds des HEEREN te bouwen, en voor de voetbank
1054 1Kro 29:5 | stoel des koninkrijks des HEEREN over Israel. ~
1055 1Kro 29:8 | Israel, de gemeente des HEEREN, en voor de oren onzes Gods,
1056 1Kro 29:8 | zoekt al de geboden des HEEREN, uws Gods; opdat gijlieden
1057 1Kro 29:12 | voorhoven van het huis des HEEREN, en van alle kameren rondom;
1058 1Kro 29:13 | dienst van het huis des HEEREN, en van alle vaten van den
1059 1Kro 29:13 | dienst van het huis des HEEREN. ~
1060 1Kro 29:18 | de ark des verbonds des HEEREN overdekken. ~
1061 1Kro 29:19 | gegeven van de hand des HEEREN, te weten al de werken dezes
1062 1Kro 29:20 | dienst van het huis des HEEREN zult volbracht hebben. ~
1063 1Kro 30:8 | den schat van het huis des HEEREN, onder de hand van Jehiel,
1064 1Kro 30:22 | voor het aangezicht des HEEREN met grote vreugde; en zij
1065 1Kro 30:23 | Salomo op den troon des HEEREN, als koning in zijns vaders
1066 2Kro 1:3 | die Mozes, de knecht des HEEREN, in de woestijn gemaakt
1067 2Kro 1:5 | voor den tabernakel des HEEREN; Salomo nu en de gemeente
1068 2Kro 1:6 | voor het aangezicht des HEEREN, op het koperen altaar,
1069 2Kro 2:1 | dacht voor den Naam des HEEREN een huis te bouwen, en een
1070 2Kro 2:4 | een huis voor den Naam des HEEREN, mijns Gods, bouwen, om
1071 2Kro 2:4 | de gezette hoogtijden des HEEREN, onzes Gods; hetwelk voor
1072 2Kro 3:1 | Salomo begon het huis des HEEREN te bouwen te Jeruzalem,
1073 2Kro 4:16 | Salomo, voor het huis des HEEREN, van gepolijst koper. ~
1074 2Kro 5:1 | Salomo aan het huis des HEEREN maakte. Daarna bracht Salomo
1075 2Kro 5:2 | de ark des verbonds des HEEREN op te brengen uit de stad
1076 2Kro 5:7 | de ark des verbonds des HEEREN tot haar plaats, tot de
1077 2Kro 5:13 | werd, namelijk het huis des HEEREN. ~
1078 2Kro 5:14 | want de heerlijkheid des HEEREN had het huis Gods vervuld. ~ ~ ~
1079 2Kro 6:1 | Salomo aan het huis des HEEREN maakte. Daarna bracht Salomo
1080 2Kro 6:2 | de ark des verbonds des HEEREN op te brengen uit de stad
1081 2Kro 6:7 | de ark des verbonds des HEEREN tot haar plaats, tot de
1082 2Kro 6:13 | werd, namelijk het huis des HEEREN. ~
1083 2Kro 6:14 | want de heerlijkheid des HEEREN had het huis Gods vervuld. ~ ~
1084 2Kro 7:7 | huis te bouwen den Naam des HEEREN, des Gods van Israel. ~
1085 2Kro 7:10 | huis gebouwd den Naam des HEEREN, des Gods van Israel. ~
1086 2Kro 7:11 | waarin het verbond des HEEREN is, hetwelk Hij maakte met
1087 2Kro 7:12 | stond voor het altaar des HEEREN, tegenover de ganse gemeente
1088 2Kro 8:1 | en de heerlijkheid des HEEREN vervulde het huis. ~
1089 2Kro 8:2 | niet ingaan in het huis des HEEREN; want de heerlijkheid des
1090 2Kro 8:2 | want de heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN
1091 2Kro 8:2 | HEEREN had het huis des HEEREN vervuld. ~
1092 2Kro 8:3 | en de heerlijkheid des HEEREN over het huis, zo bukten
1093 2Kro 8:4 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
1094 2Kro 8:6 | muzikale instrumenten des HEEREN, die de koning David gemaakt
1095 2Kro 8:7 | hetwelk voor het huis des HEEREN was, dewijl hij daar de
1096 2Kro 8:11 | volbracht Salomo het huis des HEEREN, en het huis des konings;
1097 2Kro 8:11 | was, om in het huis des HEEREN en in zijn huis te maken,
1098 2Kro 9:1 | dewelke Salomo het huis des HEEREN en zijn huis gebouwd had, ~
1099 2Kro 9:11 | tot dewelke de ark des HEEREN gekomen is. ~
1100 2Kro 9:12 | brandofferen op het altaar des HEEREN, hetwelk hij voor het voorhuis
1101 2Kro 9:16 | grondlegging van het huis des HEEREN, en tot het volbrengen van
1102 2Kro 9:16 | hetzelve, dat het huis des HEEREN volmaakt werd. ~
1103 2Kro 10:4 | hij opging in het huis des HEEREN, zo was in haar geen geest
1104 2Kro 10:11 | gangen tot het huis des HEEREN en tot het huis des konings,
1105 2Kro 12:2 | 2 Doch het woord des HEEREN geschiedde tot Semaja, den
1106 2Kro 12:4 | zij hoorden de woorden des HEEREN, en zij keerden weder van
1107 2Kro 12:14 | van het priesterdom des HEEREN te mogen bedienen. ~
1108 2Kro 13:1 | was, dat hij de wet des HEEREN verliet, en gans Israel
1109 2Kro 13:7 | geschiedde het woord des HEEREN tot Semaja, zeggende: Zij
1110 2Kro 13:9 | schatten van het huis des HEEREN en de schatten van het huis
1111 2Kro 13:11 | de koning in het huis des HEEREN ging, dat de trawanten kwamen,
1112 2Kro 13:12 | verootmoedigde, keerde de toorn des HEEREN van hem af, opdat Hij hem
1113 2Kro 14:8 | tegen het koninkrijk des HEEREN, hetwelk in de hand is der
1114 2Kro 14:9 | gij niet de priesteren des HEEREN, de zonen van Aaron, en
1115 2Kro 14:11 | nemen waar de wacht des HEEREN, onzes Gods; maar gij hebt
1116 2Kro 15:2 | recht was in de ogen des HEEREN, zijns Gods. ~
1117 2Kro 15:14 | want de verschrikking des HEEREN was over hen; en zij beroofden
1118 2Kro 16:8 | vernieuwde het altaar des HEEREN, dat voor het voorhuis des
1119 2Kro 16:8 | dat voor het voorhuis des HEEREN was. ~
1120 2Kro 17:2 | schatten van het huis des HEEREN en van het huis des konings,
1121 2Kro 18:6 | verhief zich in de wegen des HEEREN; en hij nam verder de hoogten
1122 2Kro 18:9 | Juda, en het wetboek des HEEREN was bij hen; en zij gingen
1123 2Kro 18:10 | En een verschrikking des HEEREN werd over alle koninkrijken
1124 2Kro 19:4 | heden naar het woord des HEEREN. ~
1125 2Kro 19:6 | niet nog een profeet des HEEREN, dat wij van hem vragen
1126 2Kro 19:15 | waarheid, in den Naam des HEEREN? ~
1127 2Kro 19:18 | Daarom hoort het woord des HEEREN: Ik zag den HEERE, zittende
1128 2Kro 19:20 | voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik zal hem overreden.
1129 2Kro 19:23 | wat weg is de Geest des HEEREN van mij doorgegaan, om u
1130 2Kro 20:2 | u van het aangezicht des HEEREN grote toornigheid. ~
1131 2Kro 20:7 | dan, de verschrikking des HEEREN zij op ulieden; neemt waar,
1132 2Kro 20:8 | Israel, over het gericht des HEEREN, en over rechtsgeschillen,
1133 2Kro 20:9 | Doet alzo in de vreze des HEEREN, met getrouwheid en met
1134 2Kro 20:11 | over u in alle zaak des HEEREN; en Zebadja, de zoon van
1135 2Kro 21:5 | Jeruzalem, in het huis des HEEREN, voor het nieuwe voorhof. ~
1136 2Kro 21:13 | voor het aangezicht des HEEREN, ook hun kinderkens, hun
1137 2Kro 21:14 | 14 Toen kwam de Geest des HEEREN in het midden der gemeente,
1138 2Kro 21:17 | staat en ziet het heil des HEEREN met u, o Juda en Jeruzalem!
1139 2Kro 21:18 | voor het aangezicht des HEEREN, aanbiddende den HEERE. ~
1140 2Kro 21:28 | trompetten, tot het huis des HEEREN. ~
1141 2Kro 21:32 | recht was in de ogen des HEEREN. ~
1142 2Kro 22:6 | kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
1143 2Kro 22:26 | kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
1144 2Kro 23:4 | kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk het huis van Achab;
1145 2Kro 23:18 | voorhoven zijn van het huis des HEEREN. ~
1146 2Kro 23:19 | niemand kome in het huis des HEEREN, dan de priesteren en de
1147 2Kro 23:19 | het volk zal de wacht des HEEREN waarnemen. ~
1148 2Kro 23:25 | het volk in het huis des HEEREN. ~
1149 2Kro 23:27 | zult ze in het huis des HEEREN niet doden. ~
1150 2Kro 23:31 | de ambten in het huis des HEEREN, onder de hand der Levietische
1151 2Kro 23:31 | die David in het huis des HEEREN afgedeeld had, om de brandofferen
1152 2Kro 23:31 | om de brandofferen des HEEREN te offeren, gelijk in de
1153 2Kro 23:32 | poorten van het huis des HEEREN, opdat niemand, in enig
1154 2Kro 23:33 | koning van het huis des HEEREN af, en zij kwamen door het
1155 2Kro 24:2 | recht was in de ogen des HEEREN, al de dagen van den priester
1156 2Kro 24:4 | van Joas was, het huis des HEEREN te vernieuwen. ~
1157 2Kro 24:6 | van Mozes, den knecht des HEEREN, en van de gemeente van
1158 2Kro 24:7 | dingen van het huis des HEEREN besteed aan de Baals. ~
1159 2Kro 24:8 | de poort van het huis des HEEREN. ~
1160 2Kro 24:12 | dienst van het huis des HEEREN verzorgden; en zij huurden
1161 2Kro 24:12 | timmerlieden, om het huis des HEEREN te vernieuwen, mitsgaders
1162 2Kro 24:12 | en koper, om het huis des HEEREN te beteren. ~
1163 2Kro 24:14 | maakte voor het huis des HEEREN, vaten om te dienen en te
1164 2Kro 24:14 | brandofferen in het huis des HEEREN al de dagen van Jojada. ~
1165 2Kro 24:18 | verlieten zij het huis des HEEREN, des Gods hunner vaderen,
1166 2Kro 24:20 | overtreedt gij de geboden des HEEREN? Daarom zult gij niet voorspoedig
1167 2Kro 24:21 | voorhof van het huis des HEEREN. ~
1168 2Kro 25:2 | recht was in de ogen des HEEREN, doch niet met een volkomen
1169 2Kro 25:15 | Toen ontstak de toorn des HEEREN tegen Amazia; en Hij zond
1170 2Kro 26:4 | recht was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vader
1171 2Kro 26:16 | hij ging in den tempel des HEEREN, om te roken op het reukaltaar. ~
1172 2Kro 26:17 | ging hem na, en met hem des HEEREN priesters, tachtig kloeke
1173 2Kro 26:19 | priesteren in het huis des HEEREN, van boven het reukaltaar. ~
1174 2Kro 26:21 | hij was van het huis des HEEREN afgesneden; Jotham nu, zijn
1175 2Kro 27:2 | recht was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vader
1176 2Kro 27:2 | dat hij in den tempel des HEEREN niet ging; en het volkverdierf
1177 2Kro 27:3 | poorten aan het huis des HEEREN; hij bouwde ook veel aan
1178 2Kro 27:6 | voor het aangezicht des HEEREN, zijns Gods. ~
1179 2Kro 28:1 | recht was in de ogen des HEEREN, gelijk zijn vader David; ~
1180 2Kro 28:9 | Aldaar nu was een profeet des HEEREN, wiens naam was Oded; die
1181 2Kro 28:9 | door de grimmigheid des HEEREN, des Gods uwer vaderen,
1182 2Kro 28:11 | hebt; want de hitte van des HEEREN toorn is over u. ~
1183 2Kro 28:21 | een deel van het huis des HEEREN, en van het huis des konings
1184 2Kro 28:24 | deuren van het huis des HEEREN toe; daartoe maakte hij
1185 2Kro 29:2 | recht was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vader
1186 2Kro 29:3 | deuren van het huis des HEEREN open, en beterde ze. ~
1187 2Kro 29:5 | en heiligt het huis des HEEREN, des Gods uwer vaderen,
1188 2Kro 29:6 | kwaad was in de ogen des HEEREN, onzes Gods, en hebben Hem
1189 2Kro 29:6 | aangezichten van den tabernakel des HEEREN omgewend, en hebben den
1190 2Kro 29:8 | Daarom is een grote toorn des HEEREN over Juda en Jeruzalem geweest;
1191 2Kro 29:15 | konings, door de woorden des HEEREN, om het huis des HEEREN
1192 2Kro 29:15 | HEEREN, om het huis des HEEREN te reinigen. ~
1193 2Kro 29:16 | gingen binnen in het huis des HEEREN, om dat te reinigen, en
1194 2Kro 29:16 | voorhof van het huis des HEEREN al de onreinigheid, die
1195 2Kro 29:16 | die zij in den tempel des HEEREN vonden; en de Levieten namen
1196 2Kro 29:17 | zij in het voorhuis des HEEREN, en heiligden het huis des
1197 2Kro 29:17 | en heiligden het huis des HEEREN in acht dagen; en op den
1198 2Kro 29:18 | hebben het gehele huis des HEEREN gereinigd, mitsgaders het
1199 2Kro 29:19 | zijn voor het altaar des HEEREN. ~
1200 2Kro 29:20 | ging op in het huis des HEEREN. ~
1201 2Kro 29:21 | zij die op het altaar des HEEREN zouden offeren. ~
1202 2Kro 29:25 | Levieten in het huis des HEEREN, met cimbalen, met luiten
1203 2Kro 29:25 | gebod was van de hand des HEEREN, door de hand Zijner profeten. ~
1204 2Kro 29:27 | begon, begon het gezang des HEEREN met de trompetten en met
1205 2Kro 29:31 | lofofferen tot het huis des HEEREN; en de gemeente bracht slachtofferen
1206 2Kro 29:35 | dienst van het huis des HEEREN besteld. ~
1207 2Kro 30:1 | zouden komen tot het huis des HEEREN te Jeruzalem, om den HEERE,
1208 2Kro 30:12 | deden, naar het woord des HEEREN. ~
1209 2Kro 30:15 | gebracht in het huis des HEEREN. ~
1210 2Kro 30:21 | luidende instrumenten des HEEREN. ~
1211 2Kro 30:22 | hadden in de goede kennis des HEEREN; en zij aten de offeranden
1212 2Kro 31:2 | poort van de legers des HEEREN; ~
1213 2Kro 31:3 | geschreven is in de wet des HEEREN. ~
1214 2Kro 31:4 | mochten worden in de wet des HEEREN. ~
1215 2Kro 31:10 | begonnen heeft tot het huis des HEEREN te brengen, is er te eten
1216 2Kro 31:11 | kameren aan het huis des HEEREN bereiden zou; en zij bereidden
1217 2Kro 31:14 | Gods, om het hefoffer des HEEREN en het allerheiligste uit
1218 2Kro 31:16 | allen, die in het huis des HEEREN gingen, tot het dagelijkse
1219 2Kro 31:20 | voor het aangezicht des HEEREN, zijns Gods. ~
1220 2Kro 32:26 | de grote toornigheid des HEEREN over hen niet kwam in de
1221 2Kro 33:2 | kwaad was in de ogen des HEEREN, naar de gruwelen der heidenen,
1222 2Kro 33:4 | altaren in het huis des HEEREN, van hetwelk de HEERE gezegd
1223 2Kro 33:5 | voorhoven van het huis des HEEREN. ~
1224 2Kro 33:6 | veel kwaads in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken. ~
1225 2Kro 33:12 | bad hij het aangezicht des HEEREN, zijns Gods, ernstelijk
1226 2Kro 33:15 | gelijkenis uit het huis des HEEREN weg, mitsgaders al de altaren,
1227 2Kro 33:15 | den berg van het huis des HEEREN, en te Jeruzalem; en hij
1228 2Kro 33:16 | hij richtte het altaar des HEEREN toe, en offerde daarop dankofferen
1229 2Kro 33:22 | kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk als zijn vader Manasse
1230 2Kro 33:23 | voor het aangezicht des HEEREN, gelijk Manasse, zijn vader,
1231 2Kro 34:2 | recht was in de ogen des HEEREN, en wandelde in de wegen
1232 2Kro 34:8 | kanselier, om het huis des HEEREN, zijns Gods, te verbeteren. ~
1233 2Kro 34:10 | waren over het huis des HEEREN, en deze gaven dat dengenen,
1234 2Kro 34:10 | arbeidden aan het huis des HEEREN, om het huis te vermaken
1235 2Kro 34:14 | uitnamen, dat in het huis des HEEREN gebracht was, vond de priester
1236 2Kro 34:14 | priester Hilkia het wetboek des HEEREN, gegeven door de hand van
1237 2Kro 34:15 | gevonden in het huis des HEEREN. En Hilkia gaf Safan dat
1238 2Kro 34:17 | samengestort, dat in het huis des HEEREN gevonden is, en hebben het
1239 2Kro 34:21 | want de grimmigheid des HEEREN is groot, die over ons uitgegoten
1240 2Kro 34:21 | hebben gehouden het woord des HEEREN, om te doen naar al hetgeen
1241 2Kro 34:30 | ging op in het huis des HEEREN, en al de mannen van Juda
1242 2Kro 34:30 | verbonds, dat in het huis des HEEREN gevonden was. ~
1243 2Kro 34:31 | maakte een verbond voor des HEEREN aangezicht, om den HEERE
1244 2Kro 35:2 | dienst van het huis des HEEREN. ~
1245 2Kro 35:6 | doende naar het woord des HEEREN, door de hand van Mozes. ~
1246 2Kro 35:16 | werd de ganse dienst des HEEREN op denzelfden dag beschikt,
1247 2Kro 35:16 | brandofferen op het altaar des HEEREN te offeren, naar het gebod
1248 2Kro 35:26 | geschreven is in de wet des HEEREN; ~
1249 2Kro 36:2 | dienst van het huis des HEEREN. ~
1250 2Kro 36:6 | doende naar het woord des HEEREN, door de hand van Mozes. ~
1251 2Kro 36:16 | werd de ganse dienst des HEEREN op denzelfden dag beschikt,
1252 2Kro 36:16 | brandofferen op het altaar des HEEREN te offeren, naar het gebod
1253 2Kro 36:26 | geschreven is in de wet des HEEREN; ~
1254 2Kro 37:5 | kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns Gods. ~
1255 2Kro 37:7 | de vaten van het huis des HEEREN naar Babel, en stelde ze
1256 2Kro 37:9 | kwaad was in de ogen des HEEREN. ~
1257 2Kro 37:10 | kostelijke vaten van het huis des HEEREN; en hij maakte zijn broeder
1258 2Kro 37:12 | kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns Gods; hij verootmoedigde
1259 2Kro 37:12 | sprekende uit den mond des HEEREN. ~
1260 2Kro 37:14 | verontreinigden het huis des HEEREN, dat Hij geheiligd had te
1261 2Kro 37:16 | totdat de grimmigheid des HEEREN tegen Zijn volk opging,
1262 2Kro 37:18 | schatten van het huis des HEEREN, en de schatten des konings
1263 2Kro 37:21 | 21 Opdat het woord des HEEREN vervuld wierd, door den
1264 2Kro 37:22 | volbracht wierd het woord des HEEREN, door den mond van Jeremia,
1265 Ezra 1:1 | volbracht wierd het woord des HEEREN, uit den mond van Jeremia,
1266 Ezra 1:3 | en hij bouwe het huis des HEEREN, des Gods van Israel; Hij
1267 Ezra 1:5 | om te bouwen het huis des HEEREN, die te Jeruzalem woont. ~
1268 Ezra 1:7 | de vaten van het huis des HEEREN, die Nebukadnezar uit Jeruzalem
1269 Ezra 2:68 | zij kwamen ten huize des HEEREN, die te Jeruzalem woont,
1270 Ezra 3:5 | alle gezette hoogtijden des HEEREN, die geheiligd waren; ook
1271 Ezra 3:6 | grond van den tempel des HEEREN was niet gelegd. ~
1272 Ezra 3:8 | nemen over het werk van des HEEREN huis. ~
1273 Ezra 3:10 | bouwlieden den grond van des HEEREN tempel legden, zo stelden
1274 Ezra 3:11 | grondlegging van het huis des HEEREN. ~
1275 Ezra 7:6 | gaf hem, naar de hand des HEEREN, zijns Gods, over hem, al
1276 Ezra 7:10 | hart gericht, om de wet des HEEREN te zoeken en te doen, en
1277 Ezra 7:11 | woorden der geboden des HEEREN, en Zijn inzettingen over
1278 Ezra 7:27 | te versieren het huis des HEEREN, dat te Jeruzalem is. ~
1279 Ezra 7:28 | gesterkt, naar de hand des HEEREN, mijns Gods, over mij, en
1280 Ezra 8:29 | Jeruzalem, in de kameren van des HEEREN huis. ~
1281 Ezra 10:3 | uitgaan, naar den raad des HEEREN, en dergenen, die beven
1282 Neh 3:5 | niet tot den dienst huns Heeren. ~
1283 Neh 8:11 | want de blijdschap des HEEREN, die is uw sterkte. ~
1284 Neh 9:3 | lazen zij in het wetboek des HEEREN, huns Gods, een vierendeel
1285 Neh 10:29 | zouden doen al de geboden des HEEREN, onzes Heeren, en Zijn rechten
1286 Neh 10:29 | geboden des HEEREN, onzes Heeren, en Zijn rechten en Zijn
1287 Neh 10:34 | branden op het altaar des HEEREN, onzes Gods, gelijk het
1288 Neh 10:35 | zouden brengen ten huize des HEEREN; ~
1289 Job 1:12 | uit van het aangezicht des HEEREN. ~
1290 Job 1:21 | heeft genomen; de Naam des HEEREN zij geloofd! ~
1291 Job 2:7 | uit van het aangezicht des HEEREN, en sloeg Job met boze zweren,
1292 Job 12:9 | alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet? ~
1293 Job 28:28 | gezegd: Zie, de vreze des HEEREN is de wijsheid, en van het
1294 Psa 1:2 | 2Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn
1295 Psa 3:9 | 9Het heil is des HEEREN; Uw zegen is over Uw volk.
1296 Psa 7:18 | gerechtigheid, en den Naam des HEEREN, des Allerhoogsten, psalmzingen. ~ ~
1297 Psa 11:4 | paleis Zijner heiligheid, des HEEREN troon is in den hemel; Zijn
1298 Psa 12:7 | 7De redenen des HEEREN zijn reine redenen, zilver,
1299 Psa 18:1 | van David, de knecht des HEEREN, die de woorden dezes lieds
1300 Psa 18:22 | 22 Want ik heb des HEEREN wegen gehouden, en ben van
1301 Psa 18:31 | is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd; Hij is een
1302 Psa 19:8 | 8 De wet des HEEREN is volmaakt, bekerende de
1303 Psa 19:8 | ziel; de getuigenis des HEEREN is gewis, den slechten wijsheid
1304 Psa 19:9 | 9 De bevelen des HEEREN zijn recht, verblijdende
1305 Psa 19:9 | het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende
1306 Psa 19:10 | 10 De vreze des HEEREN is rein, bestaande tot in
1307 Psa 19:10 | eeuwigheid, de rechten des HEEREN zijn waarheid, samen zijn
1308 Psa 20:8 | vermelden van den Naam des HEEREN, onzes Gods. ~
1309 Psa 22:29 | Want het koninkrijk is des HEEREN, en Hij heerst onder de
1310 Psa 23:6 | en ik zal in het huis des HEEREN blijven in lengte van dagen ~ ~
1311 Psa 24:1 | van David. De aarde is des HEEREN, mitsgaders haar volheid,
1312 Psa 24:3 | klimmen op den berg des HEEREN, en wie zal staan in de
1313 Psa 25:10 | 10 Caph. Alle paden des HEEREN zijn goedertierenheid en
1314 Psa 25:14 | Samech. De verborgenheid des HEEREN is voor degenen, die Hem
1315 Psa 27:4 | mocht wonen in het huis des HEEREN, om de liefelijkheid des
1316 Psa 27:4 | om de liefelijkheid des HEEREN te aanschouwen, en te onderzoeken
1317 Psa 27:13 | geloofd, dat ik het goede des HEEREN zou zien in het land der
1318 Psa 28:5 | niet letten op de daden des HEEREN, noch op het werk Zijner
1319 Psa 29:3 | 3 De stem des HEEREN is op de wateren, de God
1320 Psa 29:4 | 4 De stem des HEEREN is met kracht, de stem des
1321 Psa 29:4 | met kracht, de stem des HEEREN is met heerlijkheid. ~
1322 Psa 29:5 | 5 De stem des HEEREN breekt de cederen; ja, de
1323 Psa 29:7 | 7 De stem des HEEREN houwt er vlammen vuurs uit. ~
1324 Psa 29:8 | 8 De stem des HEEREN doet de woestijn beven;
1325 Psa 29:9 | 9 De stem des HEEREN doet de hinden jongen werpen,
1326 Psa 33:4 | 4 Want des HEEREN woord is recht, en al Zijn
1327 Psa 33:5 | de goedertierenheid des HEEREN. ~
1328 Psa 33:6 | 6 Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt,
1329 Psa 33:11 | 11 Maar de raad des HEEREN bestaat in eeuwigheid, de
1330 Psa 33:18 | 18 Ziet, des HEEREN oog is over degenen, die
1331 Psa 34:4 | 4 Want des HEEREN woord is recht, en al Zijn
1332 Psa 34:5 | de goedertierenheid des HEEREN. ~
1333 Psa 34:6 | 6 Door het Woord des HEEREN zijn de hemelen gemaakt,
1334 Psa 34:11 | 11 Maar de raad des HEEREN bestaat in eeuwigheid, de
1335 Psa 34:18 | 18 Ziet, des HEEREN oog is over degenen, die
1336 Psa 35:8 | 8 Cheth. De Engel des HEEREN legert Zich rondom degenen,
1337 Psa 35:12 | hoort naar mij! ik zal u des HEEREN vreze leren. ~
1338 Psa 35:16 | 16 Ain. De ogen des HEEREN zijn op de rechtvaardigen,
1339 Psa 35:17 | 17 Pe. Het aangezicht des HEEREN is tegen degenen, die kwaad
1340 Psa 36:5 | den wind, en de Engel des HEEREN drijve hen weg. ~
1341 Psa 36:6 | slibberig; en de Engel des HEEREN vervolge hen. ~
1342 Psa 37:1 | van David, den knecht des HEEREN, voor den opperzangmeester. ~
1343 Psa 38:20 | vergaan, en de vijanden des HEEREN zullen verdwijnen, als het
1344 Psa 46:9 | aanschouwt de daden des HEEREN, Die verwoestingen op aarde
1345 Psa 48:9 | wij gezien in de stad des HEEREN der heirscharen, in de stad
1346 Psa 71:16 | heengaan in de mogendheden des Heeren HEEREN; ik zal Uw gerechtigheid
1347 Psa 71:16 | de mogendheden des Heeren HEEREN; ik zal Uw gerechtigheid
1348 Psa 75:9 | 9 Want in des HEEREN hand is een beker, en de
1349 Psa 77:12 | 12 Ik zal de daden des HEEREN gedenken; ja, ik zal gedenken
1350 Psa 78:4 | vertellende de loffelijkheden des HEEREN, en Zijn sterkheid, en Zijn
1351 Psa 84:3 | verlangen, naar de voorhoven des HEEREN; mijn hart en mijn vlees
1352 Psa 89:2 | de goedertierenheid des HEEREN eeuwiglijk zingen; ik zal
1353 Psa 90:17 | En de liefelijkheid des HEEREN, onzes Gods; zij over ons;
1354 Psa 92:14 | 14 Die in het huis des HEEREN geplant zijn, dien zal gegeven
1355 Psa 96:13 | Voor het aangezicht des HEEREN; want Hij komt, want Hij
1356 Psa 97:5 | was voor het aanschijn des HEEREN, voor het aanschijn des
1357 Psa 97:5 | voor het aanschijn des HEEREN der ganse aarde. ~
1358 Psa 97:10 | 10 Gij liefhebbers des HEEREN! haat het kwade; Hij bewaart
1359 Psa 98:6 | aangezicht des Konings, des HEEREN. ~
1360 Psa 98:9 | 9Voor het aangezicht des HEEREN, want Hij komt, om de aarde
1361 Psa 101:8 | verdelgen, om uit de stad des HEEREN alle werkers der ongerechtigheid
1362 Psa 102:1 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
1363 Psa 102:16 | de heidenen den Naam des HEEREN vrezen, en alle koningen
1364 Psa 102:22 | 22 Opdat men den Naam des HEEREN vertelle te Sion, en Zijn
1365 Psa 103:17 | de goedertierenheid des HEEREN is van eeuwigheid en tot
1366 Psa 104:16 | 16 De bomen des HEEREN worden verzadigd, de cederbomen
1367 Psa 104:31 | 31 De heerlijkheid des HEEREN zij tot in der eeuwigheid;
1368 Psa 105:19 | kwam, heeft hem de rede des HEEREN doorlouterd. ~
1369 Psa 106:2 | Wie zal de mogendheden des HEEREN uitspreken, al Zijn lof
1370 Psa 106:16 | en Aaron, den heilige des HEEREN. ~
1371 Psa 106:25 | tenten; naar de stem des HEEREN hoorden zij niet. ~
1372 Psa 106:40 | 40 Dies is de toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk,
1373 Psa 107:2 | Dat zulks de bevrijden des HEEREN zeggen, die Hij van de hand
1374 Psa 107:24 | 24 Die zien de werken des HEEREN, en Zijn wonderwerken in
1375 Psa 107:43 | de goedertierenheden des HEEREN. ~ ~ ~ ~
1376 Psa 111:2 | 2 Gimel. De werken des HEEREN zijn groot; Daleth. zij
1377 Psa 111:10 | 10 Resch. De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid;
1378 Psa 113:1 | Looft, gij knechten des HEEREN! looft den Naam des HEEREN. ~
1379 Psa 113:1 | HEEREN! looft den Naam des HEEREN. ~
1380 Psa 113:2 | 2De Naam des HEEREN zij geprezen, van nu aan
1381 Psa 113:3 | nedergang, zij de Naam des HEEREN geloofd. ~
1382 Psa 114:7 | voor het aangezicht des Heeren, voor het aangezicht van
1383 Psa 115:16 | den hemel, de hemel is des HEEREN; maar de aarde heeft Hij
1384 Psa 116:4 | Maar ik riep den Naam des HEEREN aan, zeggende: Och HEERE!
1385 Psa 116:9 | voor het aangezicht des HEEREN, in de landen der levenden. ~
1386 Psa 116:13 | opnemen, en den Naam des HEEREN aanroepen. ~
1387 Psa 116:15 | Kostelijk is in de ogen des HEEREN de dood Zijner gunstgenoten. ~
1388 Psa 116:17 | dankzegging, en den Naam des HEEREN aanroepen. ~
1389 Psa 116:19 | voorhoven van het huis des HEEREN, in het midden van u, o
1390 Psa 117:2 | ons, en de waarheid des HEEREN is in der eeuwigheid! Hallelujah! ~ ~ ~ ~
1391 Psa 118:10 | het is in den Naam des HEEREN, dat ik ze verhouwen heb. ~
1392 Psa 118:11 | het is in den Naam des HEEREN, dat ik ze verhouwen heb. ~
1393 Psa 118:12 | het is in den Naam des HEEREN, dat ik ze verhouwen heb. ~
1394 Psa 118:15 | heils; de rechterhand des HEEREN doet krachtige daden. ~
1395 Psa 118:16 | 16 De rechterhand des HEEREN is verhoogd; de rechterhand
1396 Psa 118:16 | verhoogd; de rechterhand des HEEREN doet krachtige daden. ~
1397 Psa 118:17 | en ik zal de werken des HEEREN vertellen. ~
1398 Psa 118:20 | 20 Dit is de poort des HEEREN, door dewelke de rechtvaardigen
1399 Psa 118:26 | daar komt in den Naam des HEEREN! Wij zegenen ulieden uit
1400 Psa 118:26 | ulieden uit het huis des HEEREN. ~
1401 Psa 119:1 | wandel, die in de wet des HEEREN gaan. ~
1402 Psa 122:1 | Wij zullen in het huis des HEEREN gaan. ~
1403 Psa 122:4 | stammen opgaan, de stammen des HEEREN, tot de getuigenis Israels,
1404 Psa 122:4 | Israels, om den Naam des HEEREN te danken. ~
1405 Psa 122:9 | 9Om des huizes des HEEREN, onzes Gods wil, zal ik
1406 Psa 124:8 | hulp is in den Naam des HEEREN, Die hemel en aarde gemaakt
1407 Psa 127:3 | kinderen zijn een erfdeel des HEEREN; des buiks vrucht is een
1408 Psa 129:8 | niet zeggen: De zegen des HEEREN zij bij u! Wij zegenen ulieden
1409 Psa 129:8 | ulieden in den Naam des HEEREN. ~ ~
1410 Psa 134:1 | HEERE, alle gij knechten des HEEREN! gij, die allen nacht in
1411 Psa 134:1 | allen nacht in het huis des HEEREN staat. ~
1412 Psa 135:1 | Hallelujah! Prijst den Naam des HEEREN, prijst Hem, gij knechten
1413 Psa 135:1 | prijst Hem, gij knechten des HEEREN! ~
1414 Psa 135:2 | die staat in het huis des HEEREN, in de voorhoven van het
1415 Psa 137:4 | zouden wij een lied des HEEREN zingen in een vreemd land? ~
1416 Psa 138:5 | zingen van de wegen des HEEREN, want de heerlijkheid des
1417 Psa 138:5 | want de heerlijkheid des HEEREN is groot. ~
1418 Psa 145:21 | Mijn mond zal den prijs des HEEREN uitspreken, en alle vlees
1419 Psa 148:5 | 5 Dat zij den Naam des HEEREN loven; want als Hij het
1420 Psa 148:13 | 13 Dat zij den Naam des HEEREN loven; want Zijn Naam alleen
1421 Spre 1:7 | 7 De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap;
1422 Spre 1:29 | hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren. ~
1423 Spre 2:5 | Dan zult gij de vreze des HEEREN verstaan, en zult de kennis
1424 Spre 3:11 | zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees niet verdrietig
1425 Spre 3:33 | 33 De vloek des HEEREN is in het huis des goddelozen;
1426 Spre 5:21 | wegen zijn voor de ogen des HEEREN, en Hij weegt al zijne gangen. ~
1427 Spre 8:13 | 13 De vreze des HEEREN is, te haten het kwade,
1428 Spre 9:10 | 10 De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid,
1429 Spre 10:22 | 22 De zegen des HEEREN, die maakt rijk; en Hij
1430 Spre 10:27 | 27 De vreze des HEEREN vermeerdert de dagen; maar
1431 Spre 10:29 | 29 De weg des HEEREN is voor den oprechte sterkte;
1432 Spre 14:26 | 26 In de vreze des HEEREN is een sterk vertrouwen,
1433 Spre 14:27 | 27 De vreze des HEEREN is een springader des levens,
1434 Spre 15:3 | 3 De ogen des HEEREN zijn in alle plaatsen, beschouwende
1435 Spre 15:16 | weinig met de vreze des HEEREN, dan een grote schat, en
1436 Spre 15:33 | 33 De vreze des HEEREN is de tucht der wijsheid;
1437 Spre 16:6 | verzoend; en door de vreze des HEEREN wijkt men af van het kwade. ~
1438 Spre 16:11 | waag en weegschaal zijn des HEEREN; alle weegstenen des zaks
1439 Spre 18:10 | 10 De Naam des HEEREN is een Sterke Toren; de
1440 Spre 19:21 | gedachten; maar de raad des HEEREN, die zal bestaan. ~
1441 Spre 19:23 | 23 De vreze des HEEREN is ten leven; want men zal
1442 Spre 20:27 | des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren
1443 Spre 21:1 | konings hart is in de hand des HEEREN als waterbeken. Hij neigt
1444 Spre 21:31 | maar de overwinning is des HEEREN. ~ ~
1445 Spre 22:4 | nederigheid, met de vreze des HEEREN, is rijkdom, en eer, en
1446 Spre 22:12 | 12 De ogen des HEEREN bewaren de wetenschap; maar
1447 Spre 23:17 | allen dage in de vreze des HEEREN. ~
1448 Hoo 8:6 | vurige kolen, vlammen des HEEREN. ~
1449 Jes 1:10 | 10 Hoort des HEEREN woord, gij oversten van
1450 Jes 1:20 | worden; want de mond des HEEREN heeft het gesproken. ~
1451 Jes 2:2 | de berg van het huis des HEEREN zal vastgesteld zijn op
1452 Jes 2:3 | opgaan tot den berg des HEEREN, tot het huis van den God
1453 Jes 2:3 | zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem. ~
1454 Jes 2:5 | wandelen in het licht des HEEREN. ~
1455 Jes 2:10 | vanwege den schrik des HEEREN, en om de heerlijkheid Zijner
1456 Jes 2:12 | 12 Want de dag des HEEREN der heirscharen zal zijn
1457 Jes 2:19 | vanwege den schrik des HEEREN, en vanwege de heerlijkheid
1458 Jes 2:21 | vanwege den schrik des HEEREN, en vanwege de heerlijkheid
1459 Jes 4:2 | 2 Te dien dage zal des HEEREN SPRUIT zijn tot sieraad
1460 Jes 5:12 | aanschouwen het werk des HEEREN niet, en zij zien niet op
1461 Jes 5:24 | zij verwerpen de wet des HEEREN der heirscharen, en de rede
1462 Jes 5:25 | Daarom is de toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk,
1463 Jes 6:8 | Daarna hoorde ik de stem des Heeren, dewelke zeide: Wien zal
1464 Jes 9:6 | eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks
1465 Jes 9:18 | Vanwege de verbolgenheid des HEEREN der heirscharen, zal het
1466 Jes 11:2 | op Hem zal de Geest des HEEREN rusten, de Geest der wijsheid
1467 Jes 11:2 | kennis en der vreze des HEEREN. ~
1468 Jes 11:3 | zal zijn in de vreze des HEEREN; en Hij zal naar het gezicht
1469 Jes 11:9 | aarde zal vol van kennis des HEEREN zijn, gelijk de wateren
1470 Jes 13:6 | gijlieden, want de dag des HEEREN is nabij; hij komt als een
1471 Jes 13:9 | 9 Ziet, de dag des HEEREN komt, gruwelijk, met verbolgenheid
1472 Jes 13:13 | vanwege de verbolgenheid des HEEREN der heirscharen, en vanwege
1473 Jes 14:2 | bezitten in het land des HEEREN tot knechten en tot maagden;
1474 Jes 18:7 | plaats van den Naam des HEEREN der heirscharen, tot den
1475 Jes 19:16 | beweging van de hand des HEEREN der heirscharen, welke Hij
1476 Jes 19:17 | wezen vanwege den raad des HEEREN der heirscharen, dien
1477 Jes 24:14 | vanwege de heerlijkheid des HEEREN zullen zij juichen van de
1478 Jes 24:15 | eilanden der zee den Naam des HEEREN, des Gods van Israel. ~
1479 Jes 25:10 | 10 Want de hand des HEEREN zal op dezen berg rusten;
1480 Jes 26:10 | hij ziet de hoogheid des HEEREN niet aan. ~
1481 Jes 28:13 | Zo zal hun het woord des HEEREN zijn; gebod op gebod, gebod
1482 Jes 28:14 | 14 Daarom, hoort des HEEREN woord, gij bespotters, gij
1483 Jes 30:9 | kinderen; kinderen, die des HEEREN wet niet horen willen. ~
1484 Jes 30:27 | 27 Ziet, de Naam des HEEREN komt van verre, Zijn toorn
1485 Jes 30:29 | komen tot den berg des HEEREN, tot den Rotssteen van Israel. ~
1486 Jes 30:31 | Want door de stem des HEEREN zal Assur te morzel geslagen
1487 Jes 30:33 | brandstapel is veel; de adem des HEEREN zal hem aansteken als
1488 Jes 33:6 | en kennis; de vreze des HEEREN zal zijn schat zijn. ~
1489 Jes 34:2 | Want de verbolgenheid des HEEREN is over al de heidenen,
1490 Jes 34:6 | 6 Het zwaard des HEEREN is vol van bloed, het is
1491 Jes 34:8 | zijn de dag der wraak des HEEREN, een jaar der vergeldingen,
1492 Jes 34:16 | Zoekt in het boek des HEEREN, en leest; niet een van
1493 Jes 35:2 | de heerlijkheid des HEEREN, het sieraad onzes Gods. ~
1494 Jes 35:10 | En de vrijgekochten des HEEREN zullen wederkeren, en tot
1495 Jes 37:1 | en ging in het huis des HEEREN. ~
1496 Jes 37:14 | ging hij op in het huis des HEEREN; en Hizkia breidde die uit
1497 Jes 37:14 | voor het aangezicht des HEEREN. ~
1498 Jes 37:32 | berg Sion; de ijver des HEEREN der heirscharen zal dit
1499 Jes 37:36 | Toen voer de engel des HEEREN uit, en sloeg in het leger
1500 Jes 38:4 | geschiedde het woord des HEEREN tot Jesaja, zeggende: ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2077 |