Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
kina 1
kind 87
kindeken 31
kinderen 2044
kinderenammons 1
kindergeboorte 1
kinderkens 63
Frequency    [«  »]
2206 zoon
2140 toen
2077 heeren
2044 kinderen
1976 zich
1948 huis
1859 wij

Bijbel

IntraText - Concordances

kinderen

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2044

     Book Chapter: Verse
1 Gen 3:16 | dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uw man zal 2 Gen 6:4 | ingegaan waren, en zich kinderen gewonnen hadden; deze zijn 3 Gen 11:5 | stad en den toren, die de kinderen der mensen bouwden. ~ 4 Gen 14:26 | mij geven, daar ik zonder kinderen heenga en de bezorger van 5 Gen 17:19 | hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zoude 6 Gen 18:38 | Ben-Ammi; deze is de vader der kinderen Ammons, tot op dezen dag. ~  ~ 7 Gen 23:89 | 22 En de kinderen stieten zich samen in haar 8 Gen 27:1 | en ging naar het land der kinderen van het Oosten. ~ 9 Gen 27:36 | zeide tot Jakob: Geef mij kinderen! of indien niet, zo ben 10 Gen 27:61 | Geef mijn vrouwen, en mijn kinderen, om welke ik u gediend heb, 11 Gen 29:22 | dienstmaagden, en zijn elf kinderen, en hij toog over het veer 12 Gen 29:32 | 32 Daarom eten de kinderen Israels de verrukte zenuw 13 Gen 30:1 | hem. Toen verdeelde hij de kinderen onder Lea, en onder Rachel, 14 Gen 30:2 | de dienstmaagden en haar kinderen vooraan; en Lea en haar 15 Gen 30:2 | vooraan; en Lea en haar kinderen meer achterwaarts; maar 16 Gen 30:5 | en zag die vrouwen en die kinderen, en zeide: Wie zijn deze 17 Gen 30:5 | bij u? En hij zeide: De kinderen, die God aan uw knecht genadiglijk 18 Gen 30:6 | dienstmaagden toe, zij en haar kinderen, en zij bogen zich neder. ~ 19 Gen 30:7 | Lea trad ook toe, met haar kinderen, en zij bogen zich neder; 20 Gen 30:13 | Mijn heer weet, dat deze kinderen teder zijn, en dat ik zogende 21 Gen 30:14 | en naar den gang dezer kinderen, totdat ik bij mijn heer 22 Gen 31:29 | vermogen, en al hun kleine kinderen, en hun vrouwen, voerden 23 Gen 33:31 | koning regeerde over de kinderen Israels. ~ 24 Gen 38:36 | hen: Gij berooft mij van kinderen! Jozef is er niet, en Simeon 25 Gen 39:14 | mij aangaande, als ik van kinderen beroofd ben, zo ben ik beroofd! ~ 26 Gen 42:5 | Jakob hun vader, en hun kinderen, en hun vrouwen, op de wagenen, 27 Gen 46:8 | vaders; alleen hun kleine kinderen, en hun schapen, en hun 28 Gen 46:21 | niet! Ik zal u en uw kleine kinderen onderhouden. Zo troostte 29 Gen 46:23 | En Jozef zag van Efraim kinderen, van het derde gelid; ook 30 Exo 1:7 | 7 Zo werden de kinderen Israels vruchtbaar en wiesen 31 Exo 1:9 | volk: Ziet, het volk der kinderen Israels is veel, ja, machtiger 32 Exo 1:12 | verdrietig waren vanwege de kinderen Israels. ~ 33 Exo 1:13 | de Egyptenaars deden de kinderen Israels dienen met hardigheid. ~ 34 Exo 2:23 | Egypte gestorven was, dat de kinderen Israels zuchtten en schreeuwden 35 Exo 2:25 | 25 En God zag de kinderen Israels aan, en God kende 36 Exo 3:9 | nu, zie, het geschrei der kinderen Israels is tot Mij gekomen; 37 Exo 3:10 | opdat gij Mijn volk (de kinderen Israels) uit Egypte voert. ~ 38 Exo 3:11 | Farao zou gaan; en dat ik de kinderen Israels uit Egypte zou voeren? ~ 39 Exo 3:13 | Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: 40 Exo 3:14 | Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israels zeggen: Ik ZAL ZIJN 41 Exo 3:15 | Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israels zeggen: De HEERE, 42 Exo 4:29 | verzamelden al de oudsten der kinderen Israels. ~ 43 Exo 4:31 | hoorden, dat de HEERE de kinderen Israels bezocht, en dat 44 Exo 5:14 | 14 En de ambtlieden der kinderen Israels, die Farao's aandrijvers 45 Exo 5:15 | gingen de ambtlieden der kinderen Israels, en schreeuwden 46 Exo 5:19 | zagen de ambtlieden der kinderen Israels, dat het kwalijk 47 Exo 6:4 | Ik gehoord het gekerm der kinderen Israels, die de Egyptenaars 48 Exo 6:5 | 5 Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! 49 Exo 6:8 | Mozes sprak alzo tot de kinderen Israels; doch zij hoorden 50 Exo 6:10 | koning van Egypte, dat hij de kinderen Israels uit zijn land trekken 51 Exo 6:11 | HEERE, zeggende: Zie, de kinderen Israels hebben naar mij 52 Exo 6:12 | en gaf hun bevel aan de kinderen Israels, en aan Farao, den 53 Exo 6:12 | koning van Egypte, om de kinderen Israels uit Egypteland te 54 Exo 6:25 | de HEERE zeide: Leidt de kinderen Israels uit Egypteland, 55 Exo 6:26 | Egypte, spraken, opdat zij de kinderen Israels uit Egypte leidden; 56 Exo 7:2 | Farao spreken, dat hij de kinderen Israels uit zijn land trekken 57 Exo 7:4 | Mijn heiren, Mijn volk, de kinderen Israels, uit Egypteland, 58 Exo 7:5 | Egypte uitstrekke, en de kinderen Israels uit het midden van 59 Exo 9:4 | sterve van al wat van de kinderen Israels is. ~ 60 Exo 9:6 | stierf; maar van het vee der kinderen Israels stierf niet een. ~ 61 Exo 9:26 | het land Gosen, waar de kinderen Israels waren, daar was 62 Exo 9:35 | hart verstokt, dat hij de kinderen Israels niet trekken liet, 63 Exo 10:2 | opdat gij voor de oren uwer kinderen en uwer kindskinderen moogt 64 Exo 10:10 | gelijk ik u en uw kleine kinderen zal trekken laten: ziet 65 Exo 10:20 | Farao's hart, dat hij de kinderen Israels niet liet trekken. ~ 66 Exo 10:23 | drie dagen; maar bij al de kinderen Israels was het licht in 67 Exo 11:7 | 7 Maar bij alle kinderen Israels zal niet een hond 68 Exo 11:10 | Farao's hart, dat hij de kinderen Israels uit zijn land niet 69 Exo 12:24 | inzetting voor u en voor uw kinderen, tot in eeuwigheid. ~ 70 Exo 12:26 | zal geschieden, wanneer uw kinderen tot u zullen zeggen: Wat 71 Exo 12:27 | Die voor de huizen der kinderen Israels voorbijging in Egypte, 72 Exo 12:28 | 28 En de kinderen Israels gingen en deden 73 Exo 12:31 | volk, zo gijlieden als de kinderen van Israel; en gaat heen, 74 Exo 12:35 | 35 De kinderen Israels nu hadden gedaan 75 Exo 12:37 | 37 Alzo reisden de kinderen Israels uit van Rameses 76 Exo 12:40 | tijd nu der woning, die de kinderen Israels in Egypte gewoond 77 Exo 12:42 | gehouden worden, van al de kinderen Israels, onder hun geslachten. ~ 78 Exo 12:50 | 50 En alle kinderen Israels deden het; gelijk 79 Exo 12:51 | zelfden dage, dat de HEERE de kinderen Israels uit Egypteland leidde, 80 Exo 13:2 | baarmoeder opent onder de kinderen Israels, van mensen en van 81 Exo 13:18 | woestijn der Schelfzee. De kinderen Israels nu togen bij vijven 82 Exo 13:19 | had met een zwaren eed de kinderen Israels bezworen, zeggende: 83 Exo 14:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, dat zij wederkeren, 84 Exo 14:3 | Farao dan zal zeggen van de kinderen Israels: Zij zijn verward 85 Exo 14:8 | koning van Egypte, dat hij de kinderen Israels najaagde; doch de 86 Exo 14:8 | Israels najaagde; doch de kinderen Israels waren door een hoge 87 Exo 14:10 | gekomen was, zo hieven de kinderen Israels hun ogen op, en 88 Exo 14:10 | vreesden zeer; toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE. ~ 89 Exo 14:15 | roept gij tot Mij? Zeg den kinderen Israels, dat zij voorttrekken. ~ 90 Exo 14:16 | en klief dezelve, dat de kinderen Israels door het midden 91 Exo 14:22 | 22 En de kinderen Israels zijn ingegaan in 92 Exo 14:29 | 29 Maar de kinderen Israels gingen op het droge, 93 Exo 15:1 | 1 Toen zong Mozes en de kinderen Israels de HEERE dit lied, 94 Exo 15:19 | doen wederkeren; maar de kinderen Israels zijn op het droge 95 Exo 16:1 | de ganse vergadering der kinderen Israels in de woestijn Sin, 96 Exo 16:2 | de ganse vergadering der kinderen Israels murmureerde tegen 97 Exo 16:3 | 3 En de kinderen Israels zeiden tot hen: 98 Exo 16:6 | Mozes en Aaron tot al de kinderen Israels: Aan den avond, 99 Exo 16:9 | de ganse vergadering der kinderen Israels: Nadert voor het 100 Exo 16:10 | de ganse vergadering der kinderen Israels sprak, en zij zich 101 Exo 16:12 | heb de murmureringen der kinderen Israels gehoord; spreek 102 Exo 16:15 | 15 Toen het de kinderen Israels zagen, zo zeiden 103 Exo 16:17 | 17 En de kinderen Israels deden alzo, en verzamelden, 104 Exo 16:35 | 35 En de kinderen Israels aten Man veertig 105 Exo 17:1 | ganse vergadering van de kinderen Israels, naar hun dagreizen, 106 Exo 17:3 | opdat gij mij, en mijn kinderen, en mijn vee, van dorst 107 Exo 17:7 | Meriba, om de twist der kinderen Israels, en omdat zij den 108 Exo 19:1 | maand, na het uittrekken der kinderen Israels uit Egypteland, 109 Exo 19:3 | van Jakob spreken, en den kinderen Israels verkondigen: ~ 110 Exo 19:6 | woorden, die gij tot de kinderen Israels spreken zult. ~ 111 Exo 20:5 | der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het 112 Exo 20:22 | Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israels zeggen: Gij hebt 113 Exo 21:4 | zo zal de vrouw en haar kinderen haars heren zijn, en hij 114 Exo 21:5 | heer, mijn vrouw en mijn kinderen lief, ik wil niet vrij uitgaan; ~ 115 Exo 22:24 | vrouwen zullen weduwen, en uw kinderen zullen wezen worden. 116 Exo 24:5 | zond de jongelingen van de kinderen Israels, die brandofferen 117 Exo 24:11 | de afgezonderden van de kinderen Israels; maar zij aten en 118 Exo 24:17 | diens bergs, in de ogen der kinderen Israels. ~ 119 Exo 25:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, dat zij voor Mij 120 Exo 25:22 | Ik u gebieden zal aan de kinderen Israels. ~ 121 Exo 27:20 | 20 Gij nu zult de kinderen Israels gebieden, dat zij 122 Exo 27:21 | hun geslachten, vanwege de kinderen Israels. ~  ~ 123 Exo 28:1 | naderen uit het midden der kinderen Israels, om Mij het priesterambt 124 Exo 28:12 | ter gedachtenis voor de kinderen Israels; en Aaron zal hun 125 Exo 28:30 | zal Aaron dat gericht der kinderen Israels geduriglijk op zijn 126 Exo 28:38 | heilige dingen, welke de kinderen Israels zullen geheiligd 127 Exo 29:28 | eeuwige inzetting vanwege de kinderen Israels; want het is een 128 Exo 29:28 | het hefoffer vanwege de kinderen Israels zal zijn van hun 129 Exo 29:43 | daar zal Ik komen tot de kinderen Israels; opdat zij geheiligd 130 Exo 29:45 | Ik zal in het midden der kinderen Israels wonen, en Ik zal 131 Exo 30:12 | 12 Als gij de som van de kinderen Israels opnemen zult, naar 132 Exo 30:16 | der verzoeningen van de kinderen Israels nemen, en zult het 133 Exo 30:16 | samenkomst; en het zal den kinderen Israels ter gedachtenis 134 Exo 30:31 | 31 En gij zult tot de kinderen Israels spreken, zeggende: 135 Exo 31:13 | 13 Gij nu, spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Gij zult 136 Exo 31:16 | 16 Dat dan de kinderen Israels de sabbat houden, 137 Exo 31:17 | tussen Mij en tussen de kinderen Israels een teken in eeuwigheid 138 Exo 32:20 | het water, en deed het den kinderen Israels drinken. ~ 139 Exo 33:20 | het water, en deed het den kinderen Israels drinken. ~ 140 Exo 34:5 | Mozes gezegd: Zeg tot de kinderen Israels: Gij zijt een hardnekkig 141 Exo 34:6 | 6 De kinderen Israels dan beroofden zichzelven 142 Exo 34:30 | ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, 143 Exo 34:53 | 30 Als nu Aaron en al de kinderen Israels Mozes aanzagen, 144 Exo 34:55 | 32 En daarna traden al de kinderen Israels toe; en hij gebood 145 Exo 34:57 | was, zo sprak hij tot de kinderen Israels, wat hem geboden 146 Exo 34:58 | 35 Zo zagen dan de kinderen Israels het aangezicht van 147 Exo 35:1 | de ganse vergadering der kinderen Israels verzamelen, en zeide 148 Exo 35:4 | de ganse vergadering der kinderen Israels, zeggende: Dit is 149 Exo 35:20 | de ganse vergadering der kinderen Israels uit van voor het 150 Exo 35:29 | van Mozes; dat brachten de kinderen Israels tot een vrijwillig 151 Exo 35:30 | Daarna zeide Mozes tot de kinderen Israels: Ziet, de HEERE 152 Exo 36:3 | ganse hefoffer, hetwelk de kinderen Israels gebracht hadden, 153 Exo 39:7 | der gedachtenis voor de kinderen Israels, gelijk de HEERE 154 Exo 39:32 | samenkomst voleind; en de kinderen Israels hadden het gemaakt 155 Exo 39:42 | geboden had, alzo hadden de kinderen Israels het ganse werk gemaakt. ~ 156 Exo 40:36 | tabernakel, zo reisden de kinderen Israels voort in al hun 157 Lev 1:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: 158 Lev 4:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Als een 159 Lev 7:23 | 23 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Geen 160 Lev 7:29 | 29 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Wie zijn 161 Lev 7:34 | hefschouder heb Ik van de kinderen Israels uit hun dankofferen 162 Lev 7:34 | inzetting gegeven, van de kinderen Israels. ~ 163 Lev 7:36 | Hetwelk de HEERE hun van de kinderen Israels te geven geboden 164 Lev 7:38 | heeft, ten dage als Hij den kinderen Israels gebood, dat zij 165 Lev 9:3 | 3 Daarna spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Neemt 166 Lev 10:11 | 11 En om den kinderen Israels te leren al de inzettingen, 167 Lev 10:14 | zij uit de dankofferen der kinderen Israels gegeven. ~ 168 Lev 11:2 | 2 Spreekt tot de kinderen Israels, zeggende: Dit is 169 Lev 12:2 | 2Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Wanneer 170 Lev 15:2 | 2 Spreekt tot de kinderen Israels, en zegt tot hen: 171 Lev 15:31 | 31 Alzo zult gij de kinderen Israels afzonderen van hun 172 Lev 16:5 | En aan de vergadering der kinderen Israels zal hij nemen twee 173 Lev 16:16 | vanwege de onreinigheden der kinderen Israels, en vanwege hun 174 Lev 16:19 | van de onreinigheden der kinderen Israels. ~ 175 Lev 16:21 | de ongerechtigheden der kinderen Israels, en al hun overtredingen, 176 Lev 16:34 | inzetting zijn, om voor de kinderen Israels van al hun zonden, 177 Lev 17:2 | zijn zonen, en tot al de kinderen Israels, en zeg tot hen: 178 Lev 17:5 | 5 Opdat, wanneer de kinderen Israels hun slachtofferen 179 Lev 17:12 | 12 Daarom heb Ik tot de kinderen Israels gezegd: Geen ziel 180 Lev 17:13 | 13 Een ieder ook van de kinderen Israels en van de vreemdelingen, 181 Lev 17:14 | ziel; daarom heb Ik tot de kinderen Israels gezegd: Gij zult 182 Lev 18:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels en zeg tot hen: 183 Lev 19:2 | de ganse vergadering der kinderen Israels, en zeg tot hen: 184 Lev 19:18 | toorn behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult 185 Lev 20:2 | 2 Gij zult ook tot de kinderen Israels zeggen: Een ieder 186 Lev 20:2 | zeggen: Een ieder uit de kinderen Israels, of uit de vreemdelingen, 187 Lev 20:17 | zij voor de ogen van de kinderen huns volks uitgeroeid worden; 188 Lev 20:20 | hun zonde dragen; zonder kinderen zullen zij sterven. ~ 189 Lev 20:21 | ontdekt; zij zullen zonder kinderen zijn. ~ 190 Lev 21:24 | zijn zonen, en tot al de kinderen Israels. ~ 191 Lev 22:2 | van de heilige dingen der kinderen Israels, die zij Mij heiligen, 192 Lev 22:3 | de heilige dingen, die de kinderen Israels den HEERE heiligen, 193 Lev 22:15 | ontheiligen de heilige dingen der kinderen Israels, die zij den HEERE 194 Lev 22:18 | zijn zonen, en tot al de kinderen Israels, en zeg tot hen: 195 Lev 22:32 | opdat Ik in het midden der kinderen Israels geheiligd worde; 196 Lev 22:41 | 10 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: 197 Lev 22:55 | 24 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: In de 198 Lev 22:65 | 34 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Op den 199 Lev 22:74 | geslachten weten, dat Ik de kinderen Israels in loofhutten heb 200 Lev 22:75 | hoogtijden des HEEREN tot de kinderen Israels uitgesproken. ~ 201 Lev 23:2 | 2 Gebied den kinderen Israels, dat zij tot u brengen 202 Lev 23:8 | HEEREN toerichten, vanwege de kinderen Israels, tot een eeuwig 203 Lev 23:10 | die, in het midden der kinderen Israels, de zoon van een 204 Lev 23:15 | 15 En tot de kinderen Israels zult gij spreken, 205 Lev 23:23 | 23 En Mozes zeide tot de kinderen Israels, dat zij den vloeker 206 Lev 23:23 | stenen stenigen zouden. En de kinderen Israels deden, gelijk als 207 Lev 24:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: 208 Lev 24:33 | bezitting in het midden van de kinderen Israels. ~ 209 Lev 24:41 | van u uitgaan, hij en zijn kinderen met hem, en hij zal tot 210 Lev 24:45 | zult ze ook kopen van de kinderen der bijwoners, die bij u 211 Lev 24:46 | over hen stellen voor uw kinderen na u, opdat zij de bezitting 212 Lev 24:46 | maar over uw broeders, de kinderen Israels, een iegelijk over 213 Lev 24:54 | jubeljaar uitgaan, hij en zijn kinderen met hem. ~ 214 Lev 24:55 | 55 Want de kinderen Israels zijn Mij tot dienstknechten; 215 Lev 25:46 | tussen Zich en tussen de kinderen Israels, op den berg Sinai, 216 Lev 26:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: 217 Lev 26:34 | Mozes geboden heeft, aan de kinderen Israels, op den berg Sinai. ~ 218 Num 1:2 | de gehele vergadering der kinderen Israels, naar hun geslachten, 219 Num 1:10 | 10 Van de kinderen van Jozef: van Efraim, Elisama, 220 Num 1:52 | 52 En de kinderen Israels zullen zich legeren, 221 Num 1:53 | over de vergadering van de kinderen Israels zij; daarom zullen 222 Num 1:54 | 54 Zo deden de kinderen Israels; naar alles, wat 223 Num 2:2 | 2 De kinderen Israels zullen zich legeren, 224 Num 2:32 | zijn de getelden van de kinderen Israels, naar het huis hunner 225 Num 2:34 | 34 En de kinderen Israels deden naar alles, 226 Num 3:4 | brachten, en hadden geen kinderen, doch Eleazar en Ithamar 227 Num 3:8 | samenkomst, en de wacht der kinderen Israels waarnemen, om den 228 Num 3:9 | zijn hem gegeven uit de kinderen Israels. ~ 229 Num 3:12 | Levieten uit het midden van de kinderen Israels genomen, in plaats 230 Num 3:12 | baarmoeder opent, uit de kinderen Israels; en de Levieten 231 Num 3:38 | heiligdoms, voor de wacht der kinderen Israels; en de vreemde die 232 Num 3:40 | wat mannelijk is onder de kinderen Israels, van een maand oud 233 Num 3:41 | eerstgeborenen onder de kinderen Israels, en de beesten der 234 Num 3:41 | eerstgeborenen onder de beesten der kinderen Israels. ~ 235 Num 3:42 | eerstgeborenen onder de kinderen Israels. ~ 236 Num 3:45 | alle eerstgeboorte onder de kinderen Israels, en de beesten der 237 Num 3:46 | de eerstgeborenen van de kinderen Israels; ~ 238 Num 3:50 | de eerstgeborenen van de kinderen Israels nam hij dat geld, 239 Num 5:2 | 2 Gebied den kinderen Israels, dat zij uit het 240 Num 5:4 | 4 En de kinderen Israels deden alzo, en zonden 241 Num 5:4 | gesproken had, alzo deden de kinderen Israels. ~ 242 Num 5:6 | 6 Spreek tot de kinderen Israels: wanneer een man 243 Num 5:9 | alle geheiligde dingen der kinderen Israels, welke zij tot den 244 Num 5:12 | 12 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: 245 Num 6:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: 246 Num 6:23 | Alzo zult gijlieden de kinderen Israels zegenen, zeggende 247 Num 6:27 | zullen zij Mijn Naam op de kinderen Israels leggen; en Ik zal 248 Num 7:30 | dag offerde de overste der kinderen van Ruben, Elizur, de zoon 249 Num 7:36 | offerde den overste der kinderen van Simeon, Selumiel, de 250 Num 7:42 | dag offerde de overste der kinderen van Gad, Eljasaf, den zoon 251 Num 7:48 | dag offerde de overste der kinderen van Efraim, Elisama, den 252 Num 7:54 | dag offerde de overste der kinderen van Manasse, Gamaliel, de 253 Num 7:60 | dag offerde de overste der kinderen van Benjamin, Abidan, de 254 Num 7:66 | dag offerde de overste der kinderen van Dan, Ahiezer, de zoon 255 Num 7:72 | dag offerde de overste der kinderen van Aser, Pagiel, de zoon 256 Num 7:78 | dag offerde de overste der kinderen van Nafthali, Ahira, de 257 Num 8:6 | Levieten uit het midden van de kinderen Israels, en reinig hen. ~ 258 Num 8:9 | de gehele vergadering der kinderen Israels doen verzamelen. ~ 259 Num 8:10 | HEEREN doen naderen; en de kinderen Israels zullen hun handen 260 Num 8:11 | aangezicht des HEEREN, vanwege de kinderen Israels; opdat zij zijn, 261 Num 8:14 | Levieten uit het midden van de kinderen Israels uitscheiden, opdat 262 Num 8:16 | gegeven uit het midden van de kinderen Israels; voor de opening 263 Num 8:16 | eerstgeborenen van een ieder uit de kinderen Israels, heb Ik ze Mij genomen. ~ 264 Num 8:17 | alle eerstgeborene onder de kinderen Israels is Mijn, onder de 265 Num 8:18 | eerstgeborenen onder de kinderen Israels. ~ 266 Num 8:19 | gegeven, uit het midden van de kinderen Israels, om den dienst van 267 Num 8:19 | Israels, om den dienst van de kinderen Israels in de tent der samenkomst 268 Num 8:19 | bedienen, en om voor de kinderen Israels verzoening te doen, 269 Num 8:19 | geen plage zij onder de kinderen Israels, als de kinderen 270 Num 8:19 | kinderen Israels, als de kinderen Israels tot het heiligdom 271 Num 8:20 | de ganse vergadering der kinderen Israels, aan de Levieten, 272 Num 8:20 | de Levieten, zo deden de kinderen Israels aan hen. ~ 273 Num 9:2 | 2 Dat de kinderen Israels het pascha houden 274 Num 9:4 | 4 Mozes dan sprak tot de kinderen Israels, dat zij het pascha 275 Num 9:5 | geboden had, alzo deden de kinderen Israels. ~ 276 Num 9:7 | offeren, in het midden van de kinderen Israels? ~ 277 Num 9:10 | 10 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Wanneer 278 Num 9:17 | verreisden ook daarna de kinderen Israels; en in de plaats, 279 Num 9:17 | bleef, daar legerden zich de kinderen Israels. ~ 280 Num 9:18 | des HEEREN, verreisden de kinderen Israels, en naar des HEEREN 281 Num 9:19 | tabernakel verbleef, zo namen de kinderen Israels de wacht des HEEREN 282 Num 9:22 | daarop, zo legerden zich de kinderen Israels, en verreisden niet; 283 Num 10:12 | 12 En de kinderen Israels togen op, naar hun 284 Num 10:14 | banier van het leger der kinderen van Juda, naar hun heiren; 285 Num 10:15 | het heir van den stam der kinderen van Issaschar was Nethaneel, 286 Num 10:16 | het heir van den stam der kinderen van Zebulon was Eliab, de 287 Num 10:19 | het heir van den stam der kinderen van Simeon was Selumiel, 288 Num 10:20 | het heir van den stam der kinderen van Gad was Eljasaf, de 289 Num 10:22 | banier van het leger der kinderen van Efraim, naar hun heiren; 290 Num 10:23 | het heir van den stam der kinderen van Manasse was Gamaliel, 291 Num 10:24 | het heir van den stam der kinderen van Benjamin was Abidan, 292 Num 10:25 | banier van het leger der kinderen van Dan, samensluitende 293 Num 10:26 | het heir van den stam der kinderen van Aser was Pagiel, de 294 Num 10:27 | het heir van den stam der kinderen van Nafthali was Ahira, 295 Num 10:28 | Dit waren de tochten der kinderen Israels, naar hun heiren, 296 Num 11:4 | daarom zo weenden ook de kinderen Israels wederom, en zeiden: 297 Num 13:2 | verspieden, hetwelk Ik den kinderen Israels geven zal; van elken 298 Num 13:3 | mannen waren hoofden der kinderen Israels. ~ 299 Num 13:22 | Ahiman, Sesai en Talmai, kinderen van Enak; Hebron nu was 300 Num 13:24 | oorzake van den tros, dien de kinderen Israels van daar afgesneden 301 Num 13:26 | de gehele vergadering der kinderen Israels, in de woestijn 302 Num 13:28 | en ook hebben wij daar kinderen van Enak gezien. ~ 303 Num 13:32 | verspied hadden, aan de kinderen Israels, zeggende: Dat land, 304 Num 13:33 | de reuzen gezien, en de kinderen van Enak, van de reuzen; 305 Num 14:2 | 2 En al de kinderen Israels murmureerden tegen 306 Num 14:5 | gemeente der vergadering van de kinderen Israels. ~ 307 Num 14:7 | de ganse vergadering der kinderen Israels, zeggende: Het land, 308 Num 14:10 | der samenkomst, voor al de kinderen Israels. ~ 309 Num 14:18 | ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, in het derde en in het 310 Num 14:27 | de murmureringen van de kinderen Israels, waarmede zij tegen 311 Num 14:33 | 33 En uw kinderen zullen gaan weiden in deze 312 Num 14:39 | sprak deze woorden tot al de kinderen Israels. Toen treurde het 313 Num 15:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: 314 Num 15:18 | 18 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: 315 Num 15:25 | ganse vergadering van de kinderen Israels, en het zal hun 316 Num 15:26 | de ganse vergadering der kinderen Israels vergeven worden, 317 Num 15:29 | 29 Den inboorling der kinderen Israels, en den vreemdeling, 318 Num 15:32 | 32 Als nu de kinderen Israels in de woestijn waren, 319 Num 15:38 | 38 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: 320 Num 16:2 | en vijftig mannen uit de kinderen Israels, oversten der vergadering, 321 Num 16:7 | is te veel voor u, gij, kinderen van Levi! ~ 322 Num 16:8 | Korach: Hoort toch, gij, kinderen van Levi! ~ 323 Num 16:10 | en al uw broederen, de kinderen van Levi, met u, heeft doen 324 Num 16:38 | heilig; en zij zullen den kinderen Israels tot een teken zijn. ~ 325 Num 16:40 | Ter nagedachtenis voor de kinderen Israels, opdat niemand vreemds, 326 Num 16:41 | de ganse vergadering der kinderen Israels tegen Mozes en tegen 327 Num 17:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en neem van hen 328 Num 17:5 | de murmureringen van de kinderen Israels tegen Mij, welke 329 Num 17:6 | 6 Mozes dan sprak tot de kinderen Israels, en al hun oversten 330 Num 17:9 | aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen Israels; en zij zagen het, 331 Num 17:10 | teken voor de wederspannige kinderen; alzo zult gij een einde 332 Num 17:12 | 12 Toen spraken de kinderen Israels tot Mozes, zeggende: 333 Num 18:2 | 2 Spreek tot de kinderen Israels, en neem van hen 334 Num 18:5 | de murmureringen van de kinderen Israels tegen Mij, welke 335 Num 18:6 | 6 Mozes dan sprak tot de kinderen Israels, en al hun oversten 336 Num 18:9 | aangezicht des HEEREN, tot al de kinderen Israels; en zij zagen het, 337 Num 18:10 | teken voor de wederspannige kinderen; alzo zult gij een einde 338 Num 18:12 | 12 Toen spraken de kinderen Israels tot Mozes, zeggende: 339 Num 18:18 | verbolgenheid meer zij over de kinderen Israels. ~ 340 Num 18:19 | Levieten, uit het midden der kinderen Israels genomen; zij zijn 341 Num 18:21 | alle heilige dingen van de kinderen Israels heb Ik ze u gegeven, 342 Num 18:24 | met alle beweegofferen der kinderen Israels; Ik heb ze aan u 343 Num 18:32 | der heilige dingen, die de kinderen Israels den HEERE zullen 344 Num 18:33 | erfenis, in het midden van de kinderen Israels. ~ 345 Num 18:34 | 21 En zie, aan de kinderen van Levi heb Ik alle tienden 346 Num 18:35 | 22 En de kinderen Israels zullen niet meer 347 Num 18:36 | en in het midden van de kinderen Israels zullen zij geen 348 Num 18:37 | 24 Want de tienden der kinderen Israels, die zij den HEERE 349 Num 18:37 | zullen in het midden van de kinderen Israels geen erfenis erven. ~ 350 Num 18:39 | zeggen: Wanneer gij van de kinderen Israels de tienden zult 351 Num 18:41 | tienden, die gij van de kinderen Israels zult hebben ontvangen; 352 Num 18:45 | de heilige dingen van de kinderen Israels niet ontheiligen, 353 Num 19:5 | verbolgenheid meer zij over de kinderen Israels. ~ 354 Num 19:6 | Levieten, uit het midden der kinderen Israels genomen; zij zijn 355 Num 19:8 | alle heilige dingen van de kinderen Israels heb Ik ze u gegeven, 356 Num 19:11 | met alle beweegofferen der kinderen Israels; Ik heb ze aan u 357 Num 19:19 | der heilige dingen, die de kinderen Israels den HEERE zullen 358 Num 19:20 | erfenis, in het midden van de kinderen Israels. ~ 359 Num 19:21 | 21 En zie, aan de kinderen van Levi heb Ik alle tienden 360 Num 19:22 | 22 En de kinderen Israels zullen niet meer 361 Num 19:23 | en in het midden van de kinderen Israels zullen zij geen 362 Num 19:24 | 24 Want de tienden der kinderen Israels, die zij den HEERE 363 Num 19:24 | zullen in het midden van de kinderen Israels geen erfenis erven. ~ 364 Num 19:26 | zeggen: Wanneer gij van de kinderen Israels de tienden zult 365 Num 19:28 | tienden, die gij van de kinderen Israels zult hebben ontvangen; 366 Num 19:32 | de heilige dingen van de kinderen Israels niet ontheiligen, 367 Num 20:1 | 1 Als de kinderen Israels, de ganse vergadering, 368 Num 20:12 | heiligdet voor de ogen der kinderen van Israel, daarom zult 369 Num 20:13 | wateren van Meriba, daar de kinderen Israels met den HEERE om 370 Num 20:19 | 19 Toen zeiden de kinderen Israels tot hem: Wij zullen 371 Num 20:22 | reisden zij van Kades; en de kinderen Israels kwamen, de ganse 372 Num 20:24 | land, hetwelk Ik aan de kinderen Israels gegeven heb, omdat 373 Num 21:10 | 10 Toen verreisden de kinderen Israels, en zij legerden 374 Num 21:24 | de Jabbok toe, tot aan de kinderen Ammons; want de landpale 375 Num 21:24 | Ammons; want de landpale der kinderen Ammons was vast. ~ 376 Num 22:1 | 1 Daarna reisden de kinderen van Israel, en legerden 377 Num 22:3 | voor het aangezicht van de kinderen Israels. 378 Num 22:5 | rivier is, in het land der kinderen zijns volks, om hem te roepen, 379 Num 24:17 | Moabieten verslaan, en zal al de kinderen van Seth verstoren. ~ 380 Num 25:6 | En ziet, een man uit de kinderen Israels kwam, en bracht 381 Num 25:6 | de ganse vergadering der kinderen Israels, toen zij weenden 382 Num 25:8 | werd de plaag van over de kinderen Israels opgehouden. ~ 383 Num 25:11 | grimmigheid van over de kinderen Israels afgewend, dewijl 384 Num 25:11 | midden derzelve, zodat Ik de kinderen Israels in Mijn ijver niet 385 Num 25:13 | verzoening gedaan heeft voor de kinderen Israels. ~ 386 Num 26:2 | de gehele vergadering der kinderen Israels op, van twintig 387 Num 26:4 | Mozes geboden had, en den kinderen Israels, die uit Egypteland 388 Num 26:11 | 11 Maar de kinderen van Korach stierven niet. ~ 389 Num 26:62 | werden niet geteld onder de kinderen Israels, omdat hun geen 390 Num 26:62 | erfenis gegeven werd onder de kinderen Israels. ~ 391 Num 26:63 | Eleazar, den priester, die de kinderen Israels telden in de vlakke 392 Num 26:64 | den priester, als zij de kinderen Israels telden in de woestijn 393 Num 27:8 | 8 En tot de kinderen Israels zult gij spreken, 394 Num 27:11 | erfelijk bezitte. Dit zal den kinderen Israels tot een inzetting 395 Num 27:12 | dat land, hetwelk Ik den kinderen Israels gegeven heb. ~ 396 Num 27:20 | de ganse vergadering der kinderen Israels. ~ 397 Num 27:21 | zij ingaan, hij, en al de kinderen Israels met hem, en de ganse 398 Num 28:2 | 2 Gebied den kinderen Israels, en zeg tot hen: 399 Num 29:40 | 40 En Mozes sprak tot de kinderen Israels naar al wat de HEERE 400 Num 30:1 | hoofden der stammen van de kinderen Israels, zeggende: Dit is 401 Num 31:2 | 2 Neem de wraak der kinderen Israels van de Midianieten; 402 Num 31:9 | 9 Maar de kinderen Israels namen de vrouwen 403 Num 31:12 | en tot de vergadering der kinderen Israels, in het leger, in 404 Num 31:16 | den raad van Bileam, den kinderen Israels, om oorzake der 405 Num 31:18 | 18 Doch al de kinderen van vrouwelijk geslacht, 406 Num 31:30 | 30 Maar van de helft der kinderen Israels zult gij een gevangene 407 Num 31:42 | 42 En van de helft der kinderen Israels, welke Mozes afgedeeld 408 Num 31:47 | 47 Van die helft der kinderen Israels nam Mozes een gevangene 409 Num 31:54 | ter gedachtenis voor de kinderen Israels, voor het aangezicht 410 Num 31:55 | 2 Zo kwamen de kinderen van Gad en de kinderen van 411 Num 31:55 | de kinderen van Gad en de kinderen van Ruben, en spraken tot 412 Num 31:59 | Maar Mozes zeide tot de kinderen van Gad en tot de kinderen 413 Num 31:59 | kinderen van Gad en tot de kinderen van Ruben: Zullen uw broeders 414 Num 31:60 | toch zult gij het hart der kinderen Israels breken, dat zij 415 Num 31:62 | braken zij het hart der kinderen Israels, dat zij niet gingen 416 Num 31:69 | vee, en steden voor onze kinderen. ~ 417 Num 31:70 | voor het aangezicht der kinderen Israels, totdat wij hen 418 Num 31:70 | gebracht hebben; en onze kinderen zullen blijven in de vaste 419 Num 31:71 | onze huizen, totdat zich de kinderen Israels tot erfelijke bezitters 420 Num 31:77 | Bouwt uw steden voor uw kinderen, en kooien voor uw schapen; 421 Num 31:78 | 25 Toen spraken de kinderen van Gad en de kinderen van 422 Num 31:78 | de kinderen van Gad en de kinderen van Ruben tot Mozes, zeggende: 423 Num 31:79 | 26 Onze kinderen, onze vrouwen, onze have 424 Num 31:81 | vaderen van de stammen der kinderen Israels; ~ 425 Num 31:82 | zeide tot hen: Indien de kinderen van Gad, en de kinderen 426 Num 31:82 | kinderen van Gad, en de kinderen van Ruben, met ulieden over 427 Num 31:84 | 31 En de kinderen van Gad en de kinderen van 428 Num 31:84 | de kinderen van Gad en de kinderen van Ruben antwoordden, zeggende: 429 Num 31:86 | gaf Mozes hunlieden, den kinderen van Gad, en de kinderen 430 Num 31:86 | kinderen van Gad, en de kinderen van Ruben, en den halven 431 Num 31:87 | 34 En de kinderen van Gad bouwden Dibon, en 432 Num 31:90 | 37 En de kinderen van Ruben bouwden Hezbon, 433 Num 31:92 | 39 En de kinderen van Machir, den zoon van 434 Num 32:1 | 1 Dit zijn de reizen der kinderen Israels, die uit Egypteland 435 Num 32:3 | van het pascha, togen de kinderen Israels uit door een hoge 436 Num 32:5 | 5 Als de kinderen Israels van Rameses verreisd 437 Num 32:38 | jaar na den uittocht van de kinderen Israels uit Egypteland, 438 Num 32:40 | land Kanaan, hoorde, dat de kinderen Israels aankwamen. ~ 439 Num 32:51 | 51 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: 440 Num 33:2 | 2 Gebied den kinderen Israels, en zeg tot hen: 441 Num 33:13 | 13 En Mozes gebood den kinderen Israels, zeggende: Dit is 442 Num 33:14 | 14 Want de stam van de kinderen der Rubenieten, naar het 443 Num 33:14 | vaderen, en de stam van de kinderen der Gadieten, naar het huis 444 Num 33:20 | 20 En van den stam der kinderen van Simeon, Semuel, zoon 445 Num 33:22 | 22 En van den stam der kinderen van Dan, de overste Bukki, 446 Num 33:23 | 23 Van de kinderen van Jozef: van den stam 447 Num 33:23 | Jozef: van den stam der kinderen van Manasse, de overste 448 Num 33:24 | 24 En van den stam der kinderen van Efraim, de overste Kemuel, 449 Num 33:25 | 25 En van den stam der kinderen van Zebulon, de overste 450 Num 33:26 | 26 En van den stam der kinderen van Issaschar, de overste 451 Num 33:27 | 27 En van den stam der kinderen van Aser, de overste Achihud, 452 Num 33:28 | 28 En van den stam der kinderen van Nafthali, de overste 453 Num 33:29 | HEERE geboden heeft, den kinderen Israels de erfenissen uit 454 Num 34:2 | 2 Gebied den kinderen Israels, dat zij van de 455 Num 34:8 | gij van de bezitting der kinderen Israels geven zult, zult 456 Num 34:10 | 10 Spreek tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: 457 Num 34:15 | zes steden zullen voor de kinderen Israels, en voor den vreemdeling, 458 Num 34:34 | wonende in het midden der kinderen Israels. ~  ~ 459 Num 35:1 | vaderen van het geslacht de kinderen van Gilead, den zoon van 460 Num 35:1 | Manasse, uit de geslachten der kinderen van Jozef, traden toe, en 461 Num 35:1 | hoofden van de vaderen der kinderen Israels. ~ 462 Num 35:2 | land door het lot aan de kinderen Israels in erfenis te geven; 463 Num 35:3 | der andere stammen van de kinderen Israels tot vrouwen zouden 464 Num 35:4 | 4 Als ook de kinderen Israels een jubeljaar zullen 465 Num 35:5 | 5 Toen gebood Mozes den kinderen Israels, naar des HEEREN 466 Num 35:5 | mond, zeggende: De stam der kinderen van Jozef spreekt recht. ~ 467 Num 35:7 | Zo zal de erfenis van de kinderen Israels niet omgewend worden 468 Num 35:7 | van stam tot stam; want de kinderen Israels zullen aanhangen, 469 Num 35:8 | erft, van de stammen der kinderen Israels, ter vrouw worden 470 Num 35:8 | stam haars vaders; opdat de kinderen Israels erfelijk bezitten, 471 Num 35:9 | anderen; want de stammen der kinderen Israels zullen aanhangen, 472 Num 35:12 | Onder de geslachten van de kinderen van Manasse, den zoon van 473 Num 35:13 | dienst van Mozes aan de kinderen Israels geboden heeft, in 474 Deu 1:3 | dat Mozes sprak tot de kinderen Israels, naar alles wat 475 Deu 1:28 | toe; ook hebben wij daar kinderen der Enakieten gezien. ~ 476 Deu 1:36 | getreden heeft, en aan zijn kinderen; omdat hij volhard heeft 477 Deu 1:39 | tot een roof zijn; en uw kinderen, die heden noch goed noch 478 Deu 2:4 | landpale uwer broederen, de kinderen van Ezau, die in Seir wonen; 479 Deu 2:8 | waren van onze broederen, de kinderen van Ezau, die in Seir woonden, 480 Deu 2:9 | geven, dewijl Ik aan Lots kinderen Ar ter erfenis gegeven heb. ~ 481 Deu 2:12 | te voren in Seir; maar de kinderen van Ezau verdreven hen uit 482 Deu 2:19 | zult naderen tegenover de kinderen Ammons; beangstig die niet, 483 Deu 2:19 | Ik zal u van het land der kinderen Ammons geen erfenis geven, 484 Deu 2:19 | dewijl Ik het aan Lots kinderen ter erfenis gegeven heb. ~ 485 Deu 2:22 | 22 Gelijk als Hij aan de kinderen van Ezau, die in Seir wonen, 486 Deu 2:29 | 29 Gelijk de kinderen van Ezau, die in Seir wonen, 487 Deu 2:37 | Behalve tot het land van de kinderen Ammons naderdet gij niet, 488 Deu 3:6 | steden, mannen, vrouwen en kinderen. ~ 489 Deu 3:11 | is zij niet te Rabba der kinderen Ammons? Negen ellen is haar 490 Deu 3:16 | Jabbok, de landpale der kinderen Ammons; ~ 491 Deu 3:18 | aangezicht van uw broederen, de kinderen Israels. ~ 492 Deu 4:9 | levens; en gij zult ze aan uw kinderen en uw kindskinderen bekend 493 Deu 4:10 | leven, en zij zullen ze hun kinderen leren; ~ 494 Deu 4:25 | 25 Wanneer gij nu kinderen en kindskinderen gewonnen 495 Deu 4:40 | gebiede, opdat het u en uw kinderen na u welga, en opdat gij 496 Deu 4:44 | nu de wet, die Mozes de kinderen Israels voorstelde: 497 Deu 4:45 | die Mozes sprak tot de kinderen Israels, als zij uit Egypte 498 Deu 4:46 | welken Mozes sloeg, en de kinderen Israels, als zij uit Egypte 499 Deu 5:9 | der vaderen bezoek aan de kinderen, en aan het derde, en aan 500 Deu 5:29 | onderhouden; opdat het hun en hun kinderen welging in eeuwigheid! ~


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2044

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License