Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
kina 1
kind 87
kindeken 31
kinderen 2044
kinderenammons 1
kindergeboorte 1
kinderkens 63
Frequency    [«  »]
2206 zoon
2140 toen
2077 heeren
2044 kinderen
1976 zich
1948 huis
1859 wij

Bijbel

IntraText - Concordances

kinderen

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2044

     Book Chapter: Verse
501 Deu 6:7 | 7 En gij zult ze uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken, 502 Deu 9:2 | Een groot en lang volk, kinderen der Enakieten; die gij kent, 503 Deu 9:2 | voor het aangezicht der kinderen van Enak? ~ 504 Deu 10:6 | 6 (En de kinderen Israels reisden van Beeroth-Bene-jaakan 505 Deu 11:2 | dat ik niet spreek met uw kinderen, die het niet weten, en 506 Deu 11:19 | 19 En leert die uw kinderen, sprekende daarvan, als 507 Deu 11:21 | dagen, en de dagen uwer kinderen, in het land, dat de HEERE 508 Deu 12:25 | eten; opdat het u, en uw kinderen na u, welga, als gij zult 509 Deu 12:28 | gebiede, opdat het u, en uw kinderen na u, welga tot in eeuwigheid, 510 Deu 14:1 | 1 Gijlieden zijt kinderen des HEEREN, uws Gods; gij 511 Deu 21:5 | zullen de priesters, de kinderen van Levi, toetreden; want 512 Deu 23:8 | 8 Aangaande de kinderen, die hun zullen geboren 513 Deu 24:7 | uit zijn broederen, uit de kinderen Israels, en drijft gewin 514 Deu 24:16 | niet gedood worden voor de kinderen, en de kinderen zullen niet 515 Deu 24:16 | voor de kinderen, en de kinderen zullen niet gedood worden 516 Deu 29:1 | geboden heeft te maken met de kinderen Israels, in het land van 517 Deu 29:22 | het navolgend geslacht, uw kinderen, die na ulieden opstaan 518 Deu 29:29 | zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te 519 Deu 30:2 | heden gebiede, gij en uw kinderen, met uw ganse hart en met 520 Deu 31:12 | mannen, en de vrouwen, en de kinderen, en uw vreemdelingen, die 521 Deu 31:13 | 13 En dat hun kinderen, die het niet geweten hebben, 522 Deu 31:19 | dit lied, en leert het den kinderen Israels; legt het in hun 523 Deu 31:19 | ten getuige zij tegen de kinderen Israels. ~ 524 Deu 31:22 | dage, en hij leerde het den kinderen Israels. ~ 525 Deu 31:23 | goeden moed, want gij zult de kinderen Israels inbrengen in het 526 Deu 32:5 | verdorven; het zijn Zijn kinderen niet; de schandvlek is hun; 527 Deu 32:8 | uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneen scheidde, heeft Hij 528 Deu 32:8 | gesteld naar het getal der kinderen Israels. ~ 529 Deu 32:20 | gans verkeerd geslacht, kinderen, in welke geen trouw is. ~ 530 Deu 32:46 | ulieden betuige, dat gij ze uw kinderen gebieden zult, dat zij waarnemen 531 Deu 32:49 | land Kanaan, dat Ik den kinderen Israels tot een bezitting 532 Deu 32:51 | hebt, in het midden der kinderen Israels, aan het twistwater 533 Deu 32:51 | geheiligd hebt in het midden der kinderen Israels. ~ 534 Deu 32:52 | in het land, dat Ik den kinderen Israels geven zal. ~  ~  ~ 535 Deu 33:1 | welken Mozes, de man Gods, de kinderen Israels gezegend heeft, 536 Deu 34:8 | 8 En de kinderen Israels beweenden Mozes, 537 Deu 34:9 | hem gelegd; zo hoorden de kinderen Israels naar hem, en deden 538 Joz 1:2 | het land, dat Ik hun, den kinderen Israels, geve. ~ 539 Joz 1:14 | Laat uw vrouwen, uw kleine kinderen, en uw vee blijven in het 540 Joz 2:2 | hier mannen gekomen van de kinderen Israels, om dit land te 541 Joz 3:1 | de Jordaan, hij en al de kinderen Israels; en zij vernachtten 542 Joz 3:9 | Toen zeide Jozua tot de kinderen Israels: Nadert herwaarts, 543 Joz 4:4 | had doen bestellen van de kinderen Israels, uit elken stam 544 Joz 4:5 | getal der stammen van de kinderen Israels; ~ 545 Joz 4:6 | onder ulieden; wanneer uw kinderen morgen vragen zullen, zeggende: 546 Joz 4:7 | zo zullen deze stenen den kinderen Israels ter gedachtenis 547 Joz 4:8 | 8 De kinderen Israels nu deden alzo, gelijk 548 Joz 4:8 | getal der stammen van de kinderen Israels; en zij brachten 549 Joz 4:12 | 12 En de kinderen van Ruben, en de kinderen 550 Joz 4:12 | kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, mitsgaders de halve 551 Joz 4:12 | voor het aangezicht der kinderen Israels, gelijk als Mozes 552 Joz 4:21 | 21 En hij sprak tot de kinderen Israels, zeggende: Wanneer 553 Joz 4:21 | Israels, zeggende: Wanneer uw kinderen morgen hun vaderen vragen 554 Joz 4:22 | 22 Zo zult gij het uw kinderen te kennen geven, zeggende: 555 Joz 5:1 | voor het aangezicht der kinderen Israels, totdat wij daardoor 556 Joz 5:1 | voor het aangezicht der kinderen Israels. ~ 557 Joz 5:2 | messen, en besnijd wederom de kinderen Israels ten tweeden maal. ~ 558 Joz 5:3 | stenen messen, en besneed de kinderen Israels op den heuvel der 559 Joz 5:6 | 6 Want de kinderen Israels wandelden veertig 560 Joz 5:10 | 10 Terwijl de kinderen Israels te Gilgal gelegerd 561 Joz 5:12 | koren gegeten hadden; en de kinderen Israels hadden geen Manna 562 Joz 6:1 | voor het aangezicht van de kinderen Israels; er ging niemand 563 Joz 7:1 | 1 Maar de kinderen Israels overtraden door 564 Joz 7:1 | toorn des HEEREN tegen de kinderen Israels. ~ 565 Joz 7:12 | 12 Daarom zullen de kinderen Israels niet kunnen bestaan 566 Joz 7:23 | ze tot Jozua en tot al de kinderen Israels; en zij stortten 567 Joz 8:31 | de knecht des HEEREN, den kinderen Israels geboden had, achtereenvolgens 568 Joz 8:32 | voor het aangezicht der kinderen Israels. ~ 569 Joz 8:35 | de vrouwen, en de kleine kinderen, en de vreemdelingen, die 570 Joz 9:17 | 17 Want toen de kinderen Israels voorttogen, zo kwamen 571 Joz 9:18 | 18 En de kinderen Israels sloegen ze niet, 572 Joz 9:26 | verloste hen van de hand der kinderen Israels, dat zij hen niet 573 Joz 10:4 | heeft met Jozua en met de kinderen Israels. ~ 574 Joz 10:11 | hagelstenen stierven, dan die de kinderen Israels met het zwaard doodden. ~ 575 Joz 10:12 | Amorieten voor het aangezicht de kinderen Israels overgaf, en zeide 576 Joz 10:20 | geschiedde, toen Jozua en de kinderen Israels geeindigd hadden 577 Joz 10:21 | niemand had zijn tong tegen de kinderen Israels geroerd. ~ 578 Joz 11:14 | en het vee, roofden de kinderen Israels voor zich; alleenlijk 579 Joz 11:19 | die vrede maakte met de kinderen Israels, behalve de Hevieten, 580 Joz 11:22 | Enakieten over in het land der kinderen Israels; alleenlijk bleven 581 Joz 12:1 | koningen des lands, die de kinderen Israels geslagen hebben, 582 Joz 12:2 | Jabbok, de landpale der kinderen Ammons; ~ 583 Joz 12:6 | knecht des HEEREN, en de kinderen Israels sloegen hen, en 584 Joz 12:7 | die Jozua sloeg, en de kinderen Israels, aan deze zijde 585 Joz 13:6 | verdrijven van het aangezicht der kinderen Israels; alleenlijk maak, 586 Joz 13:10 | tot aan de landpale der kinderen Ammons; ~ 587 Joz 13:13 | 13 Doch de kinderen Israels verdreven de Gezurieten 588 Joz 13:15 | gaf Mozes aan den stam der kinderen van Ruben, naar hun huisgezinnen, ~ 589 Joz 13:22 | 22 Daartoe hebben de kinderen Israels met het zwaard gedood 590 Joz 13:23 | 23 De landpale nu der kinderen van Ruben was de Jordaan, 591 Joz 13:23 | dat is het erfdeel der kinderen van Ruben, naar hun huisgezinnen, 592 Joz 13:24 | den stam van Gad, aan de kinderen van Gad, naar hun huisgezinnen, 593 Joz 13:25 | Gilead, en het halve land der kinderen Ammons, tot Aroer toe, die 594 Joz 13:28 | 28 Dit is het erfdeel der kinderen van Gad, naar hun huisgezinnen: 595 Joz 13:29 | aan den halven stam der kinderen van Manasse bleef, naar 596 Joz 13:31 | Og in Bazan, waren van de kinderen van Machir, den zoon van 597 Joz 13:31 | Manasse, namelijk de helft der kinderen van Machir, naar hun huisgezinnen. ~ 598 Joz 14:1 | 1 Dit is nu hetgeen de kinderen Israels geerfd hebben in 599 Joz 14:1 | vaderen van de stammen der kinderen Israels, hun hebben doen 600 Joz 14:4 | 4 Want de kinderen van Jozef waren twee stammen, 601 Joz 14:5 | geboden had, alzo deden de kinderen Israels, en zij deelden 602 Joz 14:6 | 6 Toen naderden de kinderen van Juda tot Jozua, te Gilgal, 603 Joz 14:9 | getreden heeft, u en uw kinderen ten erfdeel zal zijn in 604 Joz 15:1 | het lot voor den stam der kinderen van Juda, naar hun huisgezinnen, 605 Joz 15:12 | Dit is de landpale der kinderen van Juda rondom heen, naar 606 Joz 15:13 | gegeven in het midden der kinderen van Juda, naar den mond 607 Joz 15:20 | erfdeel van den stam der kinderen van Juda, naar hun huisgezinnen. ~ 608 Joz 15:21 | uiterste van den stam der kinderen van Juda, tot de landpale 609 Joz 15:63 | 63 Maar de kinderen van Juda konden de Jebusieten, 610 Joz 15:63 | woonden de Jebusieten bij de kinderen van Juda te Jeruzalem, tot 611 Joz 16:1 | Daarna kwam het lot der kinderen van Jozef uit: van de Jordaan 612 Joz 16:4 | hebben hun erfdeel bekomen de kinderen van Jozef, Manasse en Efraim. ~ 613 Joz 16:5 | 5 De landpale nu der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen, 614 Joz 16:8 | erfdeel van den stam der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen. ~ 615 Joz 16:9 | afgezonderd waren voor de kinderen van Efraim, waren in het 616 Joz 16:9 | midden van het erfdeel der kinderen van Manasse, al die steden 617 Joz 17:2 | Ook hadden de overgebleven kinderen van Manasse een lot, naar 618 Joz 17:2 | huisgezinnen; te weten de kinderen van Abiezer, en de kinderen 619 Joz 17:2 | kinderen van Abiezer, en de kinderen van Helek, en de kinderen 620 Joz 17:2 | kinderen van Helek, en de kinderen van Asriel, en de kinderen 621 Joz 17:2 | kinderen van Asriel, en de kinderen van Sechem, en de kinderen 622 Joz 17:2 | kinderen van Sechem, en de kinderen van Hefer, en de kinderen 623 Joz 17:2 | kinderen van Hefer, en de kinderen van Semida. Dit zijn de 624 Joz 17:2 | Dit zijn de mannelijke kinderen van Manasse, den zoon van 625 Joz 17:6 | Gilead hadden de overgebleven kinderen van Manasse. ~ 626 Joz 17:8 | landpale van Manasse, hadden de kinderen van Efraim. ~ 627 Joz 17:12 | 12 En de kinderen van Manasse konden de inwoners 628 Joz 17:13 | En het geschiedde, als de kinderen Israels sterk werden, zo 629 Joz 17:14 | 14 Toen spraken de kinderen van Jozef tot Jozua, zeggende: 630 Joz 17:16 | 16 Toen zeiden de kinderen van Jozef: Dat gebergte 631 Joz 18:1 | ganse vergadering van de kinderen Israels verzamelde zich 632 Joz 18:2 | er bleven over onder de kinderen Israels, aan dewelken zij 633 Joz 18:3 | 3 En Jozua zeide tot de kinderen Israels: Hoe lang houdt 634 Joz 18:10 | Jozua deelde aldaar den kinderen Israels het land, naar hun 635 Joz 18:11 | het lot van den stam der kinderen van Benjamin kwam op, naar 636 Joz 18:11 | hun lot ging uit tussen de kinderen van Juda, en tussen de kinderen 637 Joz 18:11 | kinderen van Juda, en tussen de kinderen van Jozef. ~ 638 Joz 18:14 | Kirjath-Jearim), een stad der kinderen van Juda. Dit is de hoek 639 Joz 18:20 | Dit is het erfdeel der kinderen van Benjamin, in hun landpalen 640 Joz 18:21 | steden nu van den stam der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen, 641 Joz 18:28 | Dit is het erfdeel der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen. ~  ~  ~ ~ 642 Joz 19:1 | Simeon, voor den stam der kinderen van Simeon, naar hun huisgezinnen; 643 Joz 19:1 | midden van het erfdeel der kinderen van Juda. ~ 644 Joz 19:8 | erfdeel van den stam der kinderen van Simeon, naar hun huisgezinnen. ~ 645 Joz 19:9 | 9 Het erfdeel der kinderen van Simeon is onder het 646 Joz 19:9 | Simeon is onder het snoer der kinderen van Juda; want het erfdeel 647 Joz 19:9 | Juda; want het erfdeel der kinderen van Juda was te groot voor 648 Joz 19:9 | voor hen; daarom erfden de kinderen van Simeon in het midden 649 Joz 19:10 | het derde lot op voor de kinderen van Zebulon, naar hun huisgezinnen; 650 Joz 19:16 | 16 Dit is het erfdeel der kinderen van Zebulon, naar hun huisgezinnen; 651 Joz 19:17 | voor Issaschar, voor de kinderen van Issaschar, naar hun 652 Joz 19:23 | erfdeel van den stam der kinderen van Issaschar, naar hun 653 Joz 19:24 | vijfde lot voor den stam der kinderen van Aser uit, naar hun huisgezinnen. ~ 654 Joz 19:31 | erfdeel van den stam der kinderen van Aser, naar hun huisgezinnen, 655 Joz 19:32 | zesde lot ging uit voor de kinderen van Nafthali, voor de kinderen 656 Joz 19:32 | kinderen van Nafthali, voor de kinderen van Nafthali, naar hun huisgezinnen. ~ 657 Joz 19:39 | erfdeel van den stam der kinderen van Nafthali, naar hun huisgezinnen, 658 Joz 19:40 | ging uit voor den stam der kinderen van Dan, naar hun huisgezinnen. ~ 659 Joz 19:47 | 47 Doch de landpale der kinderen van Dan was hun klein uitgekomen; 660 Joz 19:47 | uitgekomen; daarom togen de kinderen van Dan op, en krijgden 661 Joz 19:48 | erfdeel van de stam der kinderen van Dan, naar hun huisgezinnen, 662 Joz 19:49 | zijn landpale, zo gaven de kinderen Israels aan Jozua, den zoon 663 Joz 19:51 | stammen, door het lot aan de kinderen Israels erfelijk uitdeelden 664 Joz 20:2 | 2Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Geeft 665 Joz 20:9 | bestemd waren voor al de kinderen Israels, en voor den vreemdeling, 666 Joz 21:1 | vaderen van de stammen der kinderen Israels; ~ 667 Joz 21:3 | 3 Daarom gaven de kinderen Israels aan de Levieten 668 Joz 21:4 | Kahathieten; en voor de kinderen van Aaron, den priester, 669 Joz 21:5 | 5 En aan de overgebleven kinderen van Kahath vielen, bij het 670 Joz 21:6 | 6 En aan den kinderen van Gerson, van de huisgezinnen 671 Joz 21:7 | 7 Aan de kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen, 672 Joz 21:8 | 8 Alzo gaven de kinderen Israels aan de Levieten 673 Joz 21:9 | gaven zij van den stam der kinderen van Juda, en van den stam 674 Joz 21:9 | Juda, en van den stam der kinderen van Simeon, deze steden, 675 Joz 21:10 | 10 Dat zij waren van de kinderen van Aaron, van de huisgezinnen 676 Joz 21:10 | der Kahathieten, uit de kinderen van Levi; want het eerste 677 Joz 21:13 | 13 Alzo gaven zij aan de kinderen van den priester Aaron de 678 Joz 21:19 | 19 Al de steden der kinderen van Aaron, de priesteren, 679 Joz 21:20 | 20 De huisgezinnen nu der kinderen van Kahath, de Levieten, 680 Joz 21:20 | overgebleven waren van de kinderen van Kahath, die hadden de 681 Joz 21:26 | huisgezinnen van de overige kinderen van Kahath zijn tien, met 682 Joz 21:27 | 27 En aan de kinderen van Gerson, van de huisgezinnen 683 Joz 22:7 | de huisgezinnen nu van de kinderen van Merari, van de overige 684 Joz 22:13 | die steden waren van de kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen, 685 Joz 22:14 | midden van de erfenis der kinderen Israels, waren acht en veertig 686 Joz 23:9 | 9 Alzo keerden de kinderen van Ruben, en de kinderen 687 Joz 23:9 | kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam 688 Joz 23:9 | wederom, en togen van de kinderen Israels, van Silo, dat in 689 Joz 23:10 | Kanaan zijn, zo bouwden de kinderen van Ruben, en de kinderen 690 Joz 23:10 | kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam 691 Joz 23:11 | 11 En de kinderen Israels hoorden zeggen: 692 Joz 23:11 | hoorden zeggen: Ziet, de kinderen van Ruben, en de kinderen 693 Joz 23:11 | kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam 694 Joz 23:11 | Jordaan, aan de zijde der kinderen Israels. ~ 695 Joz 23:12 | 12 Als de kinderen Israels dit hoorden, zo 696 Joz 23:12 | de ganse vergadering der kinderen Israels te Silo, dat zij 697 Joz 23:13 | 13 En de kinderen Israels zonden aan de kinderen 698 Joz 23:13 | kinderen Israels zonden aan de kinderen van Ruben, en aan de kinderen 699 Joz 23:13 | kinderen van Ruben, en aan de kinderen van Gad, en aan den halven 700 Joz 23:15 | 15 Toen zij tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen 701 Joz 23:15 | kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad, en tot den halven 702 Joz 23:21 | 21 Toen antwoordden de kinderen van Ruben, en de kinderen 703 Joz 23:21 | kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam 704 Joz 23:24 | zeggende: Morgen mochten uw kinderen tot onze kinderen spreken, 705 Joz 23:24 | mochten uw kinderen tot onze kinderen spreken, zeggende: Wat hebt 706 Joz 23:25 | gezet tussen ulieden, gij, kinderen van Ruben, en gij, kinderen 707 Joz 23:25 | kinderen van Ruben, en gij, kinderen van Gad! gij hebt geen deel 708 Joz 23:25 | den HEERE. Zo mochten uw kinderen onze kinderen doen ophouden, 709 Joz 23:25 | mochten uw kinderen onze kinderen doen ophouden, dat zij den 710 Joz 23:27 | onze dankofferen; en dat uw kinderen tot onze kinderen morgen 711 Joz 23:27 | dat uw kinderen tot onze kinderen morgen niet zeggen: Gijlieden 712 Joz 23:30 | woorden hoorden, die de kinderen van Ruben, en de kinderen 713 Joz 23:30 | kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de kinderen 714 Joz 23:30 | kinderen van Gad, en de kinderen van Manasse gesproken hadden, 715 Joz 23:31 | priester Eleazar, zeide tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen 716 Joz 23:31 | kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad, en tot de kinderen 717 Joz 23:31 | kinderen van Gad, en tot de kinderen van Manasse: Heden weten 718 Joz 23:31 | toen hebt gijlieden de kinderen Israel verlost uit de hand 719 Joz 23:32 | wederom met de oversten van de kinderen van Ruben, en van de kinderen 720 Joz 23:32 | kinderen van Ruben, en van de kinderen van Gad, uit het land Gilead, 721 Joz 23:32 | het land Kanaan, tot de kinderen Israel; en zij brachten 722 Joz 23:33 | was goed in de ogen van de kinderen Israels, en de kinderen 723 Joz 23:33 | kinderen Israels, en de kinderen Israels loofden God, en 724 Joz 23:33 | te verderven, waarin de kinderen van Ruben en de kinderen 725 Joz 23:33 | kinderen van Ruben en de kinderen van Gad woonden. ~ 726 Joz 23:34 | 34 En de kinderen van Ruben en de kinderen 727 Joz 23:34 | kinderen van Ruben en de kinderen van Gad noemden dat altaar: 728 Joz 25:4 | bezitten; maar Jakob en zijn kinderen togen af in Egypte. ~ 729 Joz 25:32 | beenderen van Jozef, die de kinderen Israel uit Egypte opgebracht 730 Joz 25:32 | Jakob gekocht had van de kinderen van Hemor, den vader van 731 Joz 25:32 | gelds, want zij waren aan de kinderen van Jozef ter erfenis geworden. ~ 732 Ric 1:1 | den dood van Jozua, dat de kinderen Israels den HEERE vraagden, 733 Ric 1:8 | 8 Want de kinderen van Juda hadden tegen Jeruzalem 734 Ric 1:9 | 9 En daarna waren de kinderen van Juda afgetogen, om te 735 Ric 1:16 | 16 De kinderen van den Keniet, den schoonvader 736 Ric 1:16 | uit de Palmstad op, met de kinderen van Juda, naar de woestijn 737 Ric 1:21 | 21 Doch de kinderen van Benjamin hebben de Jebusieten, 738 Ric 1:21 | Jebusieten woonden met de kinderen van Benjamin te Jeruzalem, 739 Ric 1:34 | de Amorieten drongen de kinderen van Dan in het gebergte; 740 Ric 2:4 | HEEREN deze woorden tot alle kinderen Israels gesproken had, zo 741 Ric 2:6 | laten gaan, zo waren de kinderen Israels heengegaan, een 742 Ric 2:11 | 11 Toen deden de kinderen Israels, dat kwaad was in 743 Ric 3:2 | opdat de geslachten der kinderen Israels die wisten, opdat 744 Ric 3:5 | 5 Als nu de kinderen Israels woonden in het midden 745 Ric 3:7 | 7 En de kinderen Israels deden, dat kwaad 746 Ric 3:8 | koning van Mesopotamie; en de kinderen Israels dienden Cuschan 747 Ric 3:9 | 9 Zo riepen de kinderen Israels tot den HEERE; en 748 Ric 3:9 | en de HEERE verwekte de kinderen Israels een verlosser, die 749 Ric 3:12 | 12 Maar de kinderen Israels voeren voort te 750 Ric 3:13 | hij vergaderde tot zich de kinderen Ammons en de Amalekieten 751 Ric 3:14 | 14 En de kinderen Israels dienden Eglon, koning 752 Ric 3:15 | 15 Toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE, en 753 Ric 3:15 | man, die links was. En de kinderen Israels zonden door zijn 754 Ric 3:27 | gebergte van Efraim; en de kinderen Israels togen met hem af 755 Ric 4:1 | 1 Maar de kinderen Israels voeren voort te 756 Ric 4:3 | 3 Toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE; want 757 Ric 4:3 | ijzeren wagenen, en hij had de kinderen Israels met geweld onderdrukt, 758 Ric 4:5 | gebergte van Efraim; en de kinderen Israels gingen op tot haar 759 Ric 4:6 | tien duizend man, van de kinderen van Nafthali, en van de 760 Ric 4:6 | van Nafthali, en van de kinderen van Zebulon? ~ 761 Ric 4:11 | afgezonderd van Kain, uit de kinderen van Hobab, Mozes schoonvader; 762 Ric 4:23 | voor het aangezicht der kinderen Israels. ~ 763 Ric 4:24 | 24 En de hand der kinderen Israels ging steeds voort, 764 Ric 5:1 | 1 Maar de kinderen Israels deden, dat kwaad 765 Ric 5:2 | Israel, maakten zich de kinderen Israels, vanwege de Midianieten, 766 Ric 5:6 | Midianieten. Toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE. ~ 767 Ric 5:7 | En het geschiedde, als de kinderen Israels tot den HEERE riepen, 768 Ric 5:8 | een profeet was, tot de kinderen Israels; die zeide tot hen: 769 Ric 5:33 | nu, en Amalekieten, en de kinderen van het oosten, waren samenvergaderd, 770 Ric 6:12 | en Amalekieten, en al de kinderen van het oosten, lagen in 771 Ric 7:10 | van het ganse leger der kinderen van het oosten; en de gevallenen 772 Ric 7:28 | voor het aangezicht der kinderen Israels, en hieven hun hoofd 773 Ric 7:33 | Gideon gestorven was, dat de kinderen Israels zich omkeerden, 774 Ric 7:34 | 34 En de kinderen Israels dachten niet aan 775 Ric 9:6 | 6 Toen voeren de kinderen Israels voort te doen, dat 776 Ric 9:6 | van Moab, en de goden der kinderen Ammons, mitsgaders de goden 777 Ric 9:7 | Filistijnen, en in de hand der kinderen Ammons. ~ 778 Ric 9:8 | onderdrukten en vertraden de kinderen Israels in datzelve jaar; 779 Ric 9:8 | onderdrukten zij al de kinderen Israels, die aan gene zijde 780 Ric 9:9 | 9 Daartoe togen de kinderen Ammons over de Jordaan, 781 Ric 9:10 | 10 Toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE, zeggende: 782 Ric 9:11 | Maar de HEERE zeide tot de kinderen Israels: Heb Ik u niet van 783 Ric 9:11 | de Amorieten, en van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen, ~ 784 Ric 9:15 | 15 Maar de kinderen Israels zeiden tot den HEERE: 785 Ric 9:17 | 17 En de kinderen Ammons werden bijeengeroepen, 786 Ric 9:17 | Gilead; daarentegen werden de kinderen Israels vergaderd, en legerden 787 Ric 9:18 | zal te strijden tegen de kinderen Ammons? die zal tot een 788 Ric 10:4 | na enige dagen, dat de kinderen Ammons tegen Israel krijgden. ~ 789 Ric 10:5 | Zo geschiedde het, als de kinderen Ammons tegen Israel krijgden, 790 Ric 10:6 | opdat wij strijden tegen de kinderen Ammons. ~ 791 Ric 10:8 | met ons trekt, en tegen de kinderen Ammons strijdt; en gij zult 792 Ric 10:9 | om te strijden tegen de kinderen Ammons, en de HEERE hen 793 Ric 10:12 | boden tot den koning der kinderen Ammons, zeggende: Wat hebben 794 Ric 10:13 | 13 En de koning der kinderen Ammons zeide tot de boden 795 Ric 10:14 | boden tot den koning der kinderen Ammons. ~ 796 Ric 10:15 | Moabieten, en het land der kinderen Ammons niet genomen; ~ 797 Ric 10:27 | richte heden tussen de kinderen Israels en tussen de kinderen 798 Ric 10:27 | kinderen Israels en tussen de kinderen Ammons! ~ 799 Ric 10:28 | 28 Maar de koning der kinderen Ammons hoorde niet naar 800 Ric 10:29 | Gilead trok hij door tot de kinderen Ammons. ~ 801 Ric 10:30 | en zeide: Indien Gij de kinderen Ammons ganselijk in mijn 802 Ric 10:31 | als ik met vrede van de kinderen Ammons wederkom, dat zal 803 Ric 10:32 | trok Jeftha door naar de kinderen Ammons, om tegen hen te 804 Ric 10:33 | groten slag. Alzo werden de kinderen Ammons ten ondergebracht 805 Ric 10:33 | voor het aangezicht der kinderen Israels. ~ 806 Ric 10:36 | van uw vijanden, van de kinderen Ammons. 807 Ric 11:1 | om te strijden tegen de kinderen Ammons, en hebt ons niet 808 Ric 11:2 | waren zeer twistig met de kinderen Ammons; en ik heb ulieden 809 Ric 11:3 | hand, en toog door tot de kinderen Ammons, en de HEERE gaf 810 Ric 12:1 | 1 En de kinderen Israels voeren voort te 811 Ric 13:16 | niet lief; gij hebt den kinderen mijns volks een raadsel 812 Ric 13:17 | verklaarde dat raadsel den kinderen haars volks. ~ 813 Ric 17:2 | 2 Zo zonden de kinderen van Dan uit hun geslacht 814 Ric 17:16 | zeshonderd mannen, die van de kinderen van Dan waren, met hun krijgswapenen 815 Ric 17:22 | en zij achterhaalden de kinderen van Dan. ~ 816 Ric 17:23 | 23 En zij riepen de kinderen van Dan na; dewelke hun 817 Ric 17:25 | 25 Maar de kinderen van Dan zeiden tot hem: 818 Ric 17:26 | 26 Alzo gingen de kinderen van Dan huns weegs; en Micha, 819 Ric 17:30 | 30 En de kinderen van Dan richtten voor zich 820 Ric 18:12 | stad, die niet is van de kinderen Israels; maar wij zullen 821 Ric 18:16 | lieden dezer plaats waren kinderen van Jemini. ~ 822 Ric 18:22 | stad (mannen, die Belials kinderen waren) het huis, kloppende 823 Ric 18:30 | van dien dag af, dat de kinderen Israels uit Egypteland zijn 824 Ric 19:1 | 1 Toen togen al de kinderen Israels uit, en de vergadering 825 Ric 19:3 | 3 (De kinderen Benjamins nu hoorden, dat 826 Ric 19:3 | Benjamins nu hoorden, dat de kinderen Israels opgetogen naar Mizpa.) 827 Ric 19:3 | opgetogen naar Mizpa.) En de kinderen Israels zeiden: Spreekt, 828 Ric 19:7 | 7 Ziet, gij allen zijt kinderen Israels, geeft hier voor 829 Ric 19:13 | geeft nu die mannen, die kinderen Belials, die te Gibea zijn, 830 Ric 19:13 | Israel wegdoen. Doch de kinderen van Benjamin wilden niet 831 Ric 19:13 | stem van hun broederen, de kinderen Israels. 832 Ric 19:14 | 14 Maar de kinderen van Benjamin verzamelden 833 Ric 19:14 | trekken ten strijde tegen de kinderen Israels. ~ 834 Ric 19:15 | 15 En de kinderen van Benjamin werden te dien 835 Ric 19:18 | 18 En de kinderen Israels maakten zich op, 836 Ric 19:18 | optrekken ten strijde tegen de kinderen van Benjamin? En de HEERE 837 Ric 19:19 | 19 Alzo maakten zich de kinderen Israels in den morgenstond 838 Ric 19:21 | 21 Toen togen de kinderen van Benjamin uit van Gibea, 839 Ric 19:23 | 23 En de kinderen Israels togen op, en weenden 840 Ric 19:23 | genaken ten strijde tegen de kinderen van Benjamin, mijn broeder? 841 Ric 19:24 | 24 Zo naderden de kinderen Israels tot de kinderen 842 Ric 19:24 | kinderen Israels tot de kinderen van Benjamin, des anderen 843 Ric 19:25 | tweeden dag, en velden van de kinderen Israels nog achttien duizend 844 Ric 19:26 | 26 Toen togen alle kinderen Israels en al het volk op, 845 Ric 19:27 | 27 En de kinderen Israels vraagden den HEERE, 846 Ric 19:28 | uittrekken ten strijde tegen de kinderen van Benjamin, mijn broeder, 847 Ric 19:30 | 30 En de kinderen Israels togen op, aan den 848 Ric 19:30 | den derden dag, tegen de kinderen van Benjamin; en zij schikten 849 Ric 19:31 | 31 Toen togen de kinderen van Benjamin uit, het volk 850 Ric 19:32 | 32 Toen zeiden de kinderen van Benjamin: Zij zijn voor 851 Ric 19:32 | geslagen, als te voren; maar de kinderen Israels zeiden: Laat ons 852 Ric 19:35 | Israels aangezicht; dat de kinderen Israels op dien dag van 853 Ric 19:36 | 36 En de kinderen van Benjamin zagen, dat 854 Ric 19:48 | Israel keerden weder tot de kinderen van Benjamin, en sloegen 855 Ric 20:5 | 5 En de kinderen Israels zeiden: Wie is er, 856 Ric 20:6 | 6 En het berouwde den kinderen Israels over Benjamin, hun 857 Ric 20:13 | vergadering heen, en sprak tot de kinderen van Benjamin, die in den 858 Ric 20:18 | dochteren kunnen geven; want de kinderen Israels hebben gezworen, 859 Ric 20:20 | 20 En zij geboden den kinderen van Benjamin, zeggende: 860 Ric 20:23 | 23 En de kinderen van Benjamin deden alzo, 861 Ric 20:24 | 24 Ook togen de kinderen Israels te dier tijd van 862 1Sa 1:2 | Peninna. Peninna nu had kinderen, maar Hanna had geen kinderen. ~ 863 1Sa 1:2 | kinderen, maar Hanna had geen kinderen. ~ 864 1Sa 2:5 | heeft gebaard, en die vele kinderen had, krachteloos is geworden. ~ 865 1Sa 2:12 | Doch de zonen van Eli waren kinderen Belials; zij kenden den 866 1Sa 2:28 | al de vuurofferen van de kinderen Israels. ~ 867 1Sa 7:4 | 4 De kinderen Israels nu deden de Baals 868 1Sa 7:6 | Alzo richtte Samuel de kinderen Israels te Mizpa. ~ 869 1Sa 7:7 | Filistijnen hoorden, dat de kinderen Israels zich vergaderd hadden 870 1Sa 7:7 | op tegen Israel. Als de kinderen Israels dat hoorden, zo 871 1Sa 7:8 | 8 En de kinderen Israels zeiden tot Samuel: 872 1Sa 9:2 | schoner man dan hij onder de kinderen Israels; van zijn schouderen 873 1Sa 10:18 | 18 En hij zeide tot de kinderen Israels: Alzo heeft de HEERE, 874 1Sa 10:27 | 27 Doch de kinderen Belials zeiden: Wat zou 875 1Sa 11:8 | hen te Bezek; en van de kinderen Israels waren driehonderd 876 1Sa 12:12 | Nahas, de koning van de kinderen Ammons, tegen u kwam, zo 877 1Sa 14:18 | was te dien dage bij de kinderen Israels. ~ 878 1Sa 14:47 | tegen Moab, en tegen de kinderen Ammons, en tegen Edom, en 879 1Sa 15:3 | tot de vrouw toe, van de kinderen tot de zuigelingen, van 880 1Sa 15:6 | barmhartigheid gedaan aan al de kinderen Israels, toen zij uit Egypte 881 1Sa 15:33 | zwaard de vrouwen van haar kinderen beroofd heeft, alzo zal 882 1Sa 15:33 | alzo zal uw moeder van haar kinderen beroofd worden onder de 883 1Sa 17:53 | 53 Daarna keerden de kinderen Israels om, van het hittig 884 1Sa 22:19 | man tot de vrouw, van de kinderen tot de zuigelingen, zelfs 885 1Sa 26:16 | HEERE leeft, gijlieden zijt kinderen des doods, die over uw heer, 886 1Sa 30:22 | iegelijk zijn vrouw en zijn kinderen; laat hen die heenleiden, 887 2Sa 1:18 | gezegd had, dat men den kinderen van Juda den boog zou leren; 888 2Sa 2:25 | 25 En de kinderen van Benjamin verzamelden 889 2Sa 3:34 | voor het aangezicht van kinderen der verkeerdheid. Toen weende 890 2Sa 4:2 | den Beerothiet, van de kinderen van Benjamin; want ook Beeroth 891 2Sa 7:6 | van dien dag af, dat Ik de kinderen Israels uit Egypte opvoerde, 892 2Sa 7:7 | Overal, waar Ik met al de kinderen Israels heb gewandeld, heb 893 2Sa 7:10 | weder gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid zullen 894 2Sa 8:12 | en van Moab, en van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen, 895 2Sa 10:1 | daarna, dat de koning der kinderen Ammons stierf, en zijn zoon 896 2Sa 10:2 | kwamen in het land van de kinderen Ammons. ~ 897 2Sa 10:3 | Toen zeiden de vorsten der kinderen Ammons tot hun heer Hanun: 898 2Sa 10:6 | 6 Toen nu de kinderen Ammons zagen, dat zij zich 899 2Sa 10:6 | gemaakt hadden, zonden de kinderen Ammons heen, en huurden 900 2Sa 10:8 | 8 En de kinderen Ammons togen uit, en stelden 901 2Sa 10:10 | in orde stelde tegen de kinderen Ammons aan. ~ 902 2Sa 10:11 | komen verlossen; en zo de kinderen Ammons u te sterk zullen 903 2Sa 10:14 | 14 Als de kinderen Ammons zagen, dat de Syriers 904 2Sa 10:14 | Joab keerde weder van de kinderen Ammons, en kwam te Jeruzalem. ~ 905 2Sa 10:19 | en de Syriers vreesden de kinderen Ammons meer te verlossen. ~  ~  ~  906 2Sa 11:1 | Israel henenzond, dat zij de kinderen Ammons verderven, en Rabba 907 2Sa 12:3 | was bij hem, en bij zijn kinderen tegelijk; het at van zijn 908 2Sa 12:9 | gij met het zwaard van de kinderen Ammons doodgeslagen. ~ 909 2Sa 12:26 | krijgde tegen Rabba der kinderen Ammons; en hij nam de koninklijke 910 2Sa 12:31 | hij aan alle steden der kinderen Ammons. Daarna keerde David, 911 2Sa 15:22 | al zijn mannen, en al de kinderen die met hem waren. ~ 912 2Sa 17:27 | van Nahas, van Rabba der kinderen Ammons, en Machir, de zoon 913 2Sa 21:2 | Gibeonieten nu waren niet van de kinderen Israels, maar van het overblijfsel 914 2Sa 21:2 | overblijfsel der Amorieten; en de kinderen Israels hadden hun gezworen, 915 2Sa 21:2 | slaan in zijn ijver voor de kinderen van Israel en Juda.) ~ 916 2Sa 21:16 | En Isbi Benob, die van de kinderen van Rafa was, en het gewicht 917 2Sa 21:18 | Husathiet, Saf, die van de kinderen van Rafa was. ~ 918 2Sa 23:29 | van Ribai, van Gibea der kinderen Benjamins; ~ 919 1Kon 6:1 | jaar, na den uitgang der kinderen Israels uit Egypte, in het 920 1Kon 8:1 | oversten der vaderen, onder de kinderen Israels, tot den koning 921 1Kon 8:9 | een verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij uit Egypteland 922 1Kon 8:39 | alleen kent het hart van alle kinderen der mensen; ~ 923 1Kon 8:63 | ingewijd, de koning en al de kinderen Israels. ~ 924 1Kon 9:6 | afkeren zult, gij en uw kinderen, van Mij na te volgen, en 925 1Kon 9:20 | Jebusieten, die niet waren van de kinderen Israels; ~ 926 1Kon 9:21 | 21 Hun kinderen, die na hen in het land 927 1Kon 9:21 | overgebleven waren, die de kinderen Israels niet hadden kunnen 928 1Kon 9:22 | 22 Doch van de kinderen Israels maakte Salomo geen 929 1Kon 11:2 | HEERE gezegd had tot de kinderen Israels: Gijlieden zult 930 1Kon 11:7 | Molech, het verfoeisel der kinderen Ammons. ~ 931 1Kon 11:33 | en Milchom, den god der kinderen Ammons; en niet gewandeld 932 1Kon 12:17 | 17 Doch aangaande de kinderen van Israel, die in de steden 933 1Kon 12:24 | strijden tegen uw broederen, de kinderen Israels; een ieder kere 934 1Kon 12:33 | verdacht had; zo maakte hij den kinderen Israels een feest, en offerde 935 1Kon 14:24 | HEERE van het aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting 936 1Kon 18:20 | Zo zond Achab onder alle kinderen Israels, en verzamelde de 937 1Kon 18:31 | getal der stammen van de kinderen Jakobs, tot welke het woord 938 1Kon 19:10 | der heirscharen; want de kinderen Israels hebben Uw verbond 939 1Kon 19:14 | der heirscharen; want de kinderen Israels hebben Uw verbond 940 1Kon 20:3 | daartoe uw vrouwen en uw beste kinderen, die zijn mijn. ~ 941 1Kon 20:5 | goud, en uw vrouwen, en uw kinderen zult gij mij geven; ~ 942 1Kon 20:7 | mijn vrouwen, en om mijn kinderen, en om mijn zilver, en om 943 1Kon 20:15 | telde hij al het volk, al de kinderen Israels, zeven duizend. ~ 944 1Kon 20:27 | 27 De kinderen Israels werden ook gemonsterd, 945 1Kon 20:27 | trokken hun tegemoet; en de kinderen Israels legerden zich tegenover 946 1Kon 20:29 | de strijd aanging; en de kinderen Israels sloegen van de Syriers 947 1Kon 21:26 | voor het aangezicht van de kinderen Israels uit de bezitting 948 2Kon 2:15 | 15 Als nu de kinderen der profeten, die tegenover 949 2Kon 2:24 | dezelve twee en veertig kinderen. ~ 950 2Kon 4:1 | schuldheer gekomen, om mijn beide kinderen voor zich tot knechten te 951 2Kon 6:1 | 1 En de kinderen der profeten zeiden tot 952 2Kon 8:12 | weet, wat kwaad gij den kinderen Israels doen zult; gij zult 953 2Kon 8:12 | zwaard doden, en hun jonge kinderen verpletteren, en hun zwangere 954 2Kon 14:5 | Syriers uitkwamen; en de kinderen Israels woonden in hun tenten, 955 2Kon 15:6 | 6 Doch de kinderen der doodslagers doodde hij 956 2Kon 15:6 | De vaders zullen voor de kinderen niet gedood worden, en de 957 2Kon 15:6 | niet gedood worden, en de kinderen zullen voor de vaders niet 958 2Kon 16:25 | hem vijftig mannen van de kinderen der Gileadieten; alzo doodde 959 2Kon 17:3 | heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels verdreven had. ~ 960 2Kon 18:3 | heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels verdreven had. ~ 961 2Kon 19:7 | het was geschied, dat de kinderen Israels gezondigd hadden 962 2Kon 19:8 | voor het aangezicht der kinderen Israels verdreven had, en 963 2Kon 19:9 | 9 En de kinderen Israels hadden de zaken, 964 2Kon 19:22 | 22 Alzo wandelden de kinderen Israels in alle zonden van 965 2Kon 19:24 | Samaria, in de plaats der kinderen Israels; en zij namen Samaria 966 2Kon 19:34 | HEERE geboden heeft aan de kinderen van Jakob, dien Hij den 967 2Kon 19:41 | gesneden beelden; ook doen hun kinderen en hun kindskinderen, gelijk 968 2Kon 20:4 | Mozes gemaakt had, omdat de kinderen Israels tot die dagen toe 969 2Kon 21:3 | en der lastering; want de kinderen zijn gekomen tot aan de 970 2Kon 21:12 | en Haran, en Rezef, en de kinderen van Eden, die in Telasser 971 2Kon 23:2 | voor het aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting 972 2Kon 23:9 | voor het aangezicht der kinderen Israels verdelgd had. ~ 973 2Kon 25:6 | daarvan op de graven der kinderen des volks. ~ 974 2Kon 25:10 | Thofeth, dat in het dal der kinderen van Hinnom is, opdat niemand 975 2Kon 25:13 | Milchom, den gruwel der kinderen Ammons, gebouwd had, verontreinigde 976 2Kon 26:2 | Moabieten, en de benden der kinderen Ammons, en zond hen tegen 977 1Kro 1:5 | 5 De kinderen van Jafeth waren Gomer, 978 1Kro 1:6 | 6 En de kinderen van Gomer waren Askenaz, 979 1Kro 1:7 | 7 En de kinderen van Javan waren Elisa en 980 1Kro 1:8 | 8 De kinderen van Cham waren Cusch en 981 1Kro 1:9 | 9 En de kinderen van Cusch waren Seba, en 982 1Kro 1:9 | Raema, en Sabtecha; en de kinderen van Raema waren Scheba en 983 1Kro 1:17 | 17 De kinderen van Sem waren Elam, en Assur, 984 1Kro 1:28 | 28 De kinderen van Abraham waren Izak en 985 1Kro 1:31 | en Kedma; deze zijn de kinderen van Ismael. ~ 986 1Kro 1:32 | 32 De kinderen nu van Ketura, Abrahams 987 1Kro 1:32 | en Isbak, en Suah. En de kinderen van Joksan waren Scheba 988 1Kro 1:33 | 33 De kinderen van Midian nu waren Efa, 989 1Kro 1:35 | 35 En de kinderen van Ezau: Elifaz, Rehuel, 990 1Kro 1:36 | 36 De kinderen van Elifaz waren Theman, 991 1Kro 1:37 | 37 De kinderen van Rehuel waren Nahath, 992 1Kro 1:38 | 38 De kinderen van Seir nu waren Lotan, 993 1Kro 1:39 | 39 De kinderen van Lotan nu waren Hori 994 1Kro 1:40 | 40 De kinderen van Sobal waren Aljan, en 995 1Kro 1:40 | Ebal, Sefi en Onam; en de kinderen van Zibeon waren Aja en 996 1Kro 1:41 | 41 De kinderen van Ana waren Dison; en 997 1Kro 1:42 | 42 De kinderen van Ezer waren Bilhan, en 998 1Kro 1:42 | en Zaavan, en Jaakan. De kinderen van Disan waren Uz en Aran. ~ 999 1Kro 1:43 | koning regeerde over de kinderen Israels: Bela, de zoon van 1000 1Kro 2:1 | 1 Dezen zijn de kinderen van Israel: Ruben, Simeon,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2044

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License