1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2044
Book Chapter: Verse
501 Deu 6:7 | 7 En gij zult ze uw kinderen inscherpen, en daarvan spreken,
502 Deu 9:2 | Een groot en lang volk, kinderen der Enakieten; die gij kent,
503 Deu 9:2 | voor het aangezicht der kinderen van Enak? ~
504 Deu 10:6 | 6 (En de kinderen Israels reisden van Beeroth-Bene-jaakan
505 Deu 11:2 | dat ik niet spreek met uw kinderen, die het niet weten, en
506 Deu 11:19 | 19 En leert die uw kinderen, sprekende daarvan, als
507 Deu 11:21 | dagen, en de dagen uwer kinderen, in het land, dat de HEERE
508 Deu 12:25 | eten; opdat het u, en uw kinderen na u, welga, als gij zult
509 Deu 12:28 | gebiede, opdat het u, en uw kinderen na u, welga tot in eeuwigheid,
510 Deu 14:1 | 1 Gijlieden zijt kinderen des HEEREN, uws Gods; gij
511 Deu 21:5 | zullen de priesters, de kinderen van Levi, toetreden; want
512 Deu 23:8 | 8 Aangaande de kinderen, die hun zullen geboren
513 Deu 24:7 | uit zijn broederen, uit de kinderen Israels, en drijft gewin
514 Deu 24:16 | niet gedood worden voor de kinderen, en de kinderen zullen niet
515 Deu 24:16 | voor de kinderen, en de kinderen zullen niet gedood worden
516 Deu 29:1 | geboden heeft te maken met de kinderen Israels, in het land van
517 Deu 29:22 | het navolgend geslacht, uw kinderen, die na ulieden opstaan
518 Deu 29:29 | zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te
519 Deu 30:2 | heden gebiede, gij en uw kinderen, met uw ganse hart en met
520 Deu 31:12 | mannen, en de vrouwen, en de kinderen, en uw vreemdelingen, die
521 Deu 31:13 | 13 En dat hun kinderen, die het niet geweten hebben,
522 Deu 31:19 | dit lied, en leert het den kinderen Israels; legt het in hun
523 Deu 31:19 | ten getuige zij tegen de kinderen Israels. ~
524 Deu 31:22 | dage, en hij leerde het den kinderen Israels. ~
525 Deu 31:23 | goeden moed, want gij zult de kinderen Israels inbrengen in het
526 Deu 32:5 | verdorven; het zijn Zijn kinderen niet; de schandvlek is hun;
527 Deu 32:8 | uitdeelde, toen Hij Adams kinderen vaneen scheidde, heeft Hij
528 Deu 32:8 | gesteld naar het getal der kinderen Israels. ~
529 Deu 32:20 | gans verkeerd geslacht, kinderen, in welke geen trouw is. ~
530 Deu 32:46 | ulieden betuige, dat gij ze uw kinderen gebieden zult, dat zij waarnemen
531 Deu 32:49 | land Kanaan, dat Ik den kinderen Israels tot een bezitting
532 Deu 32:51 | hebt, in het midden der kinderen Israels, aan het twistwater
533 Deu 32:51 | geheiligd hebt in het midden der kinderen Israels. ~
534 Deu 32:52 | in het land, dat Ik den kinderen Israels geven zal. ~ ~ ~
535 Deu 33:1 | welken Mozes, de man Gods, de kinderen Israels gezegend heeft,
536 Deu 34:8 | 8 En de kinderen Israels beweenden Mozes,
537 Deu 34:9 | hem gelegd; zo hoorden de kinderen Israels naar hem, en deden
538 Joz 1:2 | het land, dat Ik hun, den kinderen Israels, geve. ~
539 Joz 1:14 | Laat uw vrouwen, uw kleine kinderen, en uw vee blijven in het
540 Joz 2:2 | hier mannen gekomen van de kinderen Israels, om dit land te
541 Joz 3:1 | de Jordaan, hij en al de kinderen Israels; en zij vernachtten
542 Joz 3:9 | Toen zeide Jozua tot de kinderen Israels: Nadert herwaarts,
543 Joz 4:4 | had doen bestellen van de kinderen Israels, uit elken stam
544 Joz 4:5 | getal der stammen van de kinderen Israels; ~
545 Joz 4:6 | onder ulieden; wanneer uw kinderen morgen vragen zullen, zeggende:
546 Joz 4:7 | zo zullen deze stenen den kinderen Israels ter gedachtenis
547 Joz 4:8 | 8 De kinderen Israels nu deden alzo, gelijk
548 Joz 4:8 | getal der stammen van de kinderen Israels; en zij brachten
549 Joz 4:12 | 12 En de kinderen van Ruben, en de kinderen
550 Joz 4:12 | kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, mitsgaders de halve
551 Joz 4:12 | voor het aangezicht der kinderen Israels, gelijk als Mozes
552 Joz 4:21 | 21 En hij sprak tot de kinderen Israels, zeggende: Wanneer
553 Joz 4:21 | Israels, zeggende: Wanneer uw kinderen morgen hun vaderen vragen
554 Joz 4:22 | 22 Zo zult gij het uw kinderen te kennen geven, zeggende:
555 Joz 5:1 | voor het aangezicht der kinderen Israels, totdat wij daardoor
556 Joz 5:1 | voor het aangezicht der kinderen Israels. ~
557 Joz 5:2 | messen, en besnijd wederom de kinderen Israels ten tweeden maal. ~
558 Joz 5:3 | stenen messen, en besneed de kinderen Israels op den heuvel der
559 Joz 5:6 | 6 Want de kinderen Israels wandelden veertig
560 Joz 5:10 | 10 Terwijl de kinderen Israels te Gilgal gelegerd
561 Joz 5:12 | koren gegeten hadden; en de kinderen Israels hadden geen Manna
562 Joz 6:1 | voor het aangezicht van de kinderen Israels; er ging niemand
563 Joz 7:1 | 1 Maar de kinderen Israels overtraden door
564 Joz 7:1 | toorn des HEEREN tegen de kinderen Israels. ~
565 Joz 7:12 | 12 Daarom zullen de kinderen Israels niet kunnen bestaan
566 Joz 7:23 | ze tot Jozua en tot al de kinderen Israels; en zij stortten
567 Joz 8:31 | de knecht des HEEREN, den kinderen Israels geboden had, achtereenvolgens
568 Joz 8:32 | voor het aangezicht der kinderen Israels. ~
569 Joz 8:35 | de vrouwen, en de kleine kinderen, en de vreemdelingen, die
570 Joz 9:17 | 17 Want toen de kinderen Israels voorttogen, zo kwamen
571 Joz 9:18 | 18 En de kinderen Israels sloegen ze niet,
572 Joz 9:26 | verloste hen van de hand der kinderen Israels, dat zij hen niet
573 Joz 10:4 | heeft met Jozua en met de kinderen Israels. ~
574 Joz 10:11 | hagelstenen stierven, dan die de kinderen Israels met het zwaard doodden. ~
575 Joz 10:12 | Amorieten voor het aangezicht de kinderen Israels overgaf, en zeide
576 Joz 10:20 | geschiedde, toen Jozua en de kinderen Israels geeindigd hadden
577 Joz 10:21 | niemand had zijn tong tegen de kinderen Israels geroerd. ~
578 Joz 11:14 | en het vee, roofden de kinderen Israels voor zich; alleenlijk
579 Joz 11:19 | die vrede maakte met de kinderen Israels, behalve de Hevieten,
580 Joz 11:22 | Enakieten over in het land der kinderen Israels; alleenlijk bleven
581 Joz 12:1 | koningen des lands, die de kinderen Israels geslagen hebben,
582 Joz 12:2 | Jabbok, de landpale der kinderen Ammons; ~
583 Joz 12:6 | knecht des HEEREN, en de kinderen Israels sloegen hen, en
584 Joz 12:7 | die Jozua sloeg, en de kinderen Israels, aan deze zijde
585 Joz 13:6 | verdrijven van het aangezicht der kinderen Israels; alleenlijk maak,
586 Joz 13:10 | tot aan de landpale der kinderen Ammons; ~
587 Joz 13:13 | 13 Doch de kinderen Israels verdreven de Gezurieten
588 Joz 13:15 | gaf Mozes aan den stam der kinderen van Ruben, naar hun huisgezinnen, ~
589 Joz 13:22 | 22 Daartoe hebben de kinderen Israels met het zwaard gedood
590 Joz 13:23 | 23 De landpale nu der kinderen van Ruben was de Jordaan,
591 Joz 13:23 | dat is het erfdeel der kinderen van Ruben, naar hun huisgezinnen,
592 Joz 13:24 | den stam van Gad, aan de kinderen van Gad, naar hun huisgezinnen,
593 Joz 13:25 | Gilead, en het halve land der kinderen Ammons, tot Aroer toe, die
594 Joz 13:28 | 28 Dit is het erfdeel der kinderen van Gad, naar hun huisgezinnen:
595 Joz 13:29 | aan den halven stam der kinderen van Manasse bleef, naar
596 Joz 13:31 | Og in Bazan, waren van de kinderen van Machir, den zoon van
597 Joz 13:31 | Manasse, namelijk de helft der kinderen van Machir, naar hun huisgezinnen. ~
598 Joz 14:1 | 1 Dit is nu hetgeen de kinderen Israels geerfd hebben in
599 Joz 14:1 | vaderen van de stammen der kinderen Israels, hun hebben doen
600 Joz 14:4 | 4 Want de kinderen van Jozef waren twee stammen,
601 Joz 14:5 | geboden had, alzo deden de kinderen Israels, en zij deelden
602 Joz 14:6 | 6 Toen naderden de kinderen van Juda tot Jozua, te Gilgal,
603 Joz 14:9 | getreden heeft, u en uw kinderen ten erfdeel zal zijn in
604 Joz 15:1 | het lot voor den stam der kinderen van Juda, naar hun huisgezinnen,
605 Joz 15:12 | Dit is de landpale der kinderen van Juda rondom heen, naar
606 Joz 15:13 | gegeven in het midden der kinderen van Juda, naar den mond
607 Joz 15:20 | erfdeel van den stam der kinderen van Juda, naar hun huisgezinnen. ~
608 Joz 15:21 | uiterste van den stam der kinderen van Juda, tot de landpale
609 Joz 15:63 | 63 Maar de kinderen van Juda konden de Jebusieten,
610 Joz 15:63 | woonden de Jebusieten bij de kinderen van Juda te Jeruzalem, tot
611 Joz 16:1 | Daarna kwam het lot der kinderen van Jozef uit: van de Jordaan
612 Joz 16:4 | hebben hun erfdeel bekomen de kinderen van Jozef, Manasse en Efraim. ~
613 Joz 16:5 | 5 De landpale nu der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen,
614 Joz 16:8 | erfdeel van den stam der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen. ~
615 Joz 16:9 | afgezonderd waren voor de kinderen van Efraim, waren in het
616 Joz 16:9 | midden van het erfdeel der kinderen van Manasse, al die steden
617 Joz 17:2 | Ook hadden de overgebleven kinderen van Manasse een lot, naar
618 Joz 17:2 | huisgezinnen; te weten de kinderen van Abiezer, en de kinderen
619 Joz 17:2 | kinderen van Abiezer, en de kinderen van Helek, en de kinderen
620 Joz 17:2 | kinderen van Helek, en de kinderen van Asriel, en de kinderen
621 Joz 17:2 | kinderen van Asriel, en de kinderen van Sechem, en de kinderen
622 Joz 17:2 | kinderen van Sechem, en de kinderen van Hefer, en de kinderen
623 Joz 17:2 | kinderen van Hefer, en de kinderen van Semida. Dit zijn de
624 Joz 17:2 | Dit zijn de mannelijke kinderen van Manasse, den zoon van
625 Joz 17:6 | Gilead hadden de overgebleven kinderen van Manasse. ~
626 Joz 17:8 | landpale van Manasse, hadden de kinderen van Efraim. ~
627 Joz 17:12 | 12 En de kinderen van Manasse konden de inwoners
628 Joz 17:13 | En het geschiedde, als de kinderen Israels sterk werden, zo
629 Joz 17:14 | 14 Toen spraken de kinderen van Jozef tot Jozua, zeggende:
630 Joz 17:16 | 16 Toen zeiden de kinderen van Jozef: Dat gebergte
631 Joz 18:1 | ganse vergadering van de kinderen Israels verzamelde zich
632 Joz 18:2 | er bleven over onder de kinderen Israels, aan dewelken zij
633 Joz 18:3 | 3 En Jozua zeide tot de kinderen Israels: Hoe lang houdt
634 Joz 18:10 | Jozua deelde aldaar den kinderen Israels het land, naar hun
635 Joz 18:11 | het lot van den stam der kinderen van Benjamin kwam op, naar
636 Joz 18:11 | hun lot ging uit tussen de kinderen van Juda, en tussen de kinderen
637 Joz 18:11 | kinderen van Juda, en tussen de kinderen van Jozef. ~
638 Joz 18:14 | Kirjath-Jearim), een stad der kinderen van Juda. Dit is de hoek
639 Joz 18:20 | Dit is het erfdeel der kinderen van Benjamin, in hun landpalen
640 Joz 18:21 | steden nu van den stam der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen,
641 Joz 18:28 | Dit is het erfdeel der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen. ~ ~ ~ ~
642 Joz 19:1 | Simeon, voor den stam der kinderen van Simeon, naar hun huisgezinnen;
643 Joz 19:1 | midden van het erfdeel der kinderen van Juda. ~
644 Joz 19:8 | erfdeel van den stam der kinderen van Simeon, naar hun huisgezinnen. ~
645 Joz 19:9 | 9 Het erfdeel der kinderen van Simeon is onder het
646 Joz 19:9 | Simeon is onder het snoer der kinderen van Juda; want het erfdeel
647 Joz 19:9 | Juda; want het erfdeel der kinderen van Juda was te groot voor
648 Joz 19:9 | voor hen; daarom erfden de kinderen van Simeon in het midden
649 Joz 19:10 | het derde lot op voor de kinderen van Zebulon, naar hun huisgezinnen;
650 Joz 19:16 | 16 Dit is het erfdeel der kinderen van Zebulon, naar hun huisgezinnen;
651 Joz 19:17 | voor Issaschar, voor de kinderen van Issaschar, naar hun
652 Joz 19:23 | erfdeel van den stam der kinderen van Issaschar, naar hun
653 Joz 19:24 | vijfde lot voor den stam der kinderen van Aser uit, naar hun huisgezinnen. ~
654 Joz 19:31 | erfdeel van den stam der kinderen van Aser, naar hun huisgezinnen,
655 Joz 19:32 | zesde lot ging uit voor de kinderen van Nafthali, voor de kinderen
656 Joz 19:32 | kinderen van Nafthali, voor de kinderen van Nafthali, naar hun huisgezinnen. ~
657 Joz 19:39 | erfdeel van den stam der kinderen van Nafthali, naar hun huisgezinnen,
658 Joz 19:40 | ging uit voor den stam der kinderen van Dan, naar hun huisgezinnen. ~
659 Joz 19:47 | 47 Doch de landpale der kinderen van Dan was hun klein uitgekomen;
660 Joz 19:47 | uitgekomen; daarom togen de kinderen van Dan op, en krijgden
661 Joz 19:48 | erfdeel van de stam der kinderen van Dan, naar hun huisgezinnen,
662 Joz 19:49 | zijn landpale, zo gaven de kinderen Israels aan Jozua, den zoon
663 Joz 19:51 | stammen, door het lot aan de kinderen Israels erfelijk uitdeelden
664 Joz 20:2 | 2Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Geeft
665 Joz 20:9 | bestemd waren voor al de kinderen Israels, en voor den vreemdeling,
666 Joz 21:1 | vaderen van de stammen der kinderen Israels; ~
667 Joz 21:3 | 3 Daarom gaven de kinderen Israels aan de Levieten
668 Joz 21:4 | Kahathieten; en voor de kinderen van Aaron, den priester,
669 Joz 21:5 | 5 En aan de overgebleven kinderen van Kahath vielen, bij het
670 Joz 21:6 | 6 En aan den kinderen van Gerson, van de huisgezinnen
671 Joz 21:7 | 7 Aan de kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen,
672 Joz 21:8 | 8 Alzo gaven de kinderen Israels aan de Levieten
673 Joz 21:9 | gaven zij van den stam der kinderen van Juda, en van den stam
674 Joz 21:9 | Juda, en van den stam der kinderen van Simeon, deze steden,
675 Joz 21:10 | 10 Dat zij waren van de kinderen van Aaron, van de huisgezinnen
676 Joz 21:10 | der Kahathieten, uit de kinderen van Levi; want het eerste
677 Joz 21:13 | 13 Alzo gaven zij aan de kinderen van den priester Aaron de
678 Joz 21:19 | 19 Al de steden der kinderen van Aaron, de priesteren,
679 Joz 21:20 | 20 De huisgezinnen nu der kinderen van Kahath, de Levieten,
680 Joz 21:20 | overgebleven waren van de kinderen van Kahath, die hadden de
681 Joz 21:26 | huisgezinnen van de overige kinderen van Kahath zijn tien, met
682 Joz 21:27 | 27 En aan de kinderen van Gerson, van de huisgezinnen
683 Joz 22:7 | de huisgezinnen nu van de kinderen van Merari, van de overige
684 Joz 22:13 | die steden waren van de kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen,
685 Joz 22:14 | midden van de erfenis der kinderen Israels, waren acht en veertig
686 Joz 23:9 | 9 Alzo keerden de kinderen van Ruben, en de kinderen
687 Joz 23:9 | kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam
688 Joz 23:9 | wederom, en togen van de kinderen Israels, van Silo, dat in
689 Joz 23:10 | Kanaan zijn, zo bouwden de kinderen van Ruben, en de kinderen
690 Joz 23:10 | kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam
691 Joz 23:11 | 11 En de kinderen Israels hoorden zeggen:
692 Joz 23:11 | hoorden zeggen: Ziet, de kinderen van Ruben, en de kinderen
693 Joz 23:11 | kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam
694 Joz 23:11 | Jordaan, aan de zijde der kinderen Israels. ~
695 Joz 23:12 | 12 Als de kinderen Israels dit hoorden, zo
696 Joz 23:12 | de ganse vergadering der kinderen Israels te Silo, dat zij
697 Joz 23:13 | 13 En de kinderen Israels zonden aan de kinderen
698 Joz 23:13 | kinderen Israels zonden aan de kinderen van Ruben, en aan de kinderen
699 Joz 23:13 | kinderen van Ruben, en aan de kinderen van Gad, en aan den halven
700 Joz 23:15 | 15 Toen zij tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen
701 Joz 23:15 | kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad, en tot den halven
702 Joz 23:21 | 21 Toen antwoordden de kinderen van Ruben, en de kinderen
703 Joz 23:21 | kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de halve stam
704 Joz 23:24 | zeggende: Morgen mochten uw kinderen tot onze kinderen spreken,
705 Joz 23:24 | mochten uw kinderen tot onze kinderen spreken, zeggende: Wat hebt
706 Joz 23:25 | gezet tussen ulieden, gij, kinderen van Ruben, en gij, kinderen
707 Joz 23:25 | kinderen van Ruben, en gij, kinderen van Gad! gij hebt geen deel
708 Joz 23:25 | den HEERE. Zo mochten uw kinderen onze kinderen doen ophouden,
709 Joz 23:25 | mochten uw kinderen onze kinderen doen ophouden, dat zij den
710 Joz 23:27 | onze dankofferen; en dat uw kinderen tot onze kinderen morgen
711 Joz 23:27 | dat uw kinderen tot onze kinderen morgen niet zeggen: Gijlieden
712 Joz 23:30 | woorden hoorden, die de kinderen van Ruben, en de kinderen
713 Joz 23:30 | kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en de kinderen
714 Joz 23:30 | kinderen van Gad, en de kinderen van Manasse gesproken hadden,
715 Joz 23:31 | priester Eleazar, zeide tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen
716 Joz 23:31 | kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad, en tot de kinderen
717 Joz 23:31 | kinderen van Gad, en tot de kinderen van Manasse: Heden weten
718 Joz 23:31 | toen hebt gijlieden de kinderen Israel verlost uit de hand
719 Joz 23:32 | wederom met de oversten van de kinderen van Ruben, en van de kinderen
720 Joz 23:32 | kinderen van Ruben, en van de kinderen van Gad, uit het land Gilead,
721 Joz 23:32 | het land Kanaan, tot de kinderen Israel; en zij brachten
722 Joz 23:33 | was goed in de ogen van de kinderen Israels, en de kinderen
723 Joz 23:33 | kinderen Israels, en de kinderen Israels loofden God, en
724 Joz 23:33 | te verderven, waarin de kinderen van Ruben en de kinderen
725 Joz 23:33 | kinderen van Ruben en de kinderen van Gad woonden. ~
726 Joz 23:34 | 34 En de kinderen van Ruben en de kinderen
727 Joz 23:34 | kinderen van Ruben en de kinderen van Gad noemden dat altaar:
728 Joz 25:4 | bezitten; maar Jakob en zijn kinderen togen af in Egypte. ~
729 Joz 25:32 | beenderen van Jozef, die de kinderen Israel uit Egypte opgebracht
730 Joz 25:32 | Jakob gekocht had van de kinderen van Hemor, den vader van
731 Joz 25:32 | gelds, want zij waren aan de kinderen van Jozef ter erfenis geworden. ~
732 Ric 1:1 | den dood van Jozua, dat de kinderen Israels den HEERE vraagden,
733 Ric 1:8 | 8 Want de kinderen van Juda hadden tegen Jeruzalem
734 Ric 1:9 | 9 En daarna waren de kinderen van Juda afgetogen, om te
735 Ric 1:16 | 16 De kinderen van den Keniet, den schoonvader
736 Ric 1:16 | uit de Palmstad op, met de kinderen van Juda, naar de woestijn
737 Ric 1:21 | 21 Doch de kinderen van Benjamin hebben de Jebusieten,
738 Ric 1:21 | Jebusieten woonden met de kinderen van Benjamin te Jeruzalem,
739 Ric 1:34 | de Amorieten drongen de kinderen van Dan in het gebergte;
740 Ric 2:4 | HEEREN deze woorden tot alle kinderen Israels gesproken had, zo
741 Ric 2:6 | laten gaan, zo waren de kinderen Israels heengegaan, een
742 Ric 2:11 | 11 Toen deden de kinderen Israels, dat kwaad was in
743 Ric 3:2 | opdat de geslachten der kinderen Israels die wisten, opdat
744 Ric 3:5 | 5 Als nu de kinderen Israels woonden in het midden
745 Ric 3:7 | 7 En de kinderen Israels deden, dat kwaad
746 Ric 3:8 | koning van Mesopotamie; en de kinderen Israels dienden Cuschan
747 Ric 3:9 | 9 Zo riepen de kinderen Israels tot den HEERE; en
748 Ric 3:9 | en de HEERE verwekte de kinderen Israels een verlosser, die
749 Ric 3:12 | 12 Maar de kinderen Israels voeren voort te
750 Ric 3:13 | hij vergaderde tot zich de kinderen Ammons en de Amalekieten
751 Ric 3:14 | 14 En de kinderen Israels dienden Eglon, koning
752 Ric 3:15 | 15 Toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE, en
753 Ric 3:15 | man, die links was. En de kinderen Israels zonden door zijn
754 Ric 3:27 | gebergte van Efraim; en de kinderen Israels togen met hem af
755 Ric 4:1 | 1 Maar de kinderen Israels voeren voort te
756 Ric 4:3 | 3 Toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE; want
757 Ric 4:3 | ijzeren wagenen, en hij had de kinderen Israels met geweld onderdrukt,
758 Ric 4:5 | gebergte van Efraim; en de kinderen Israels gingen op tot haar
759 Ric 4:6 | tien duizend man, van de kinderen van Nafthali, en van de
760 Ric 4:6 | van Nafthali, en van de kinderen van Zebulon? ~
761 Ric 4:11 | afgezonderd van Kain, uit de kinderen van Hobab, Mozes schoonvader;
762 Ric 4:23 | voor het aangezicht der kinderen Israels. ~
763 Ric 4:24 | 24 En de hand der kinderen Israels ging steeds voort,
764 Ric 5:1 | 1 Maar de kinderen Israels deden, dat kwaad
765 Ric 5:2 | Israel, maakten zich de kinderen Israels, vanwege de Midianieten,
766 Ric 5:6 | Midianieten. Toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE. ~
767 Ric 5:7 | En het geschiedde, als de kinderen Israels tot den HEERE riepen,
768 Ric 5:8 | een profeet was, tot de kinderen Israels; die zeide tot hen:
769 Ric 5:33 | nu, en Amalekieten, en de kinderen van het oosten, waren samenvergaderd,
770 Ric 6:12 | en Amalekieten, en al de kinderen van het oosten, lagen in
771 Ric 7:10 | van het ganse leger der kinderen van het oosten; en de gevallenen
772 Ric 7:28 | voor het aangezicht der kinderen Israels, en hieven hun hoofd
773 Ric 7:33 | Gideon gestorven was, dat de kinderen Israels zich omkeerden,
774 Ric 7:34 | 34 En de kinderen Israels dachten niet aan
775 Ric 9:6 | 6 Toen voeren de kinderen Israels voort te doen, dat
776 Ric 9:6 | van Moab, en de goden der kinderen Ammons, mitsgaders de goden
777 Ric 9:7 | Filistijnen, en in de hand der kinderen Ammons. ~
778 Ric 9:8 | onderdrukten en vertraden de kinderen Israels in datzelve jaar;
779 Ric 9:8 | onderdrukten zij al de kinderen Israels, die aan gene zijde
780 Ric 9:9 | 9 Daartoe togen de kinderen Ammons over de Jordaan,
781 Ric 9:10 | 10 Toen riepen de kinderen Israels tot den HEERE, zeggende:
782 Ric 9:11 | Maar de HEERE zeide tot de kinderen Israels: Heb Ik u niet van
783 Ric 9:11 | de Amorieten, en van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen, ~
784 Ric 9:15 | 15 Maar de kinderen Israels zeiden tot den HEERE:
785 Ric 9:17 | 17 En de kinderen Ammons werden bijeengeroepen,
786 Ric 9:17 | Gilead; daarentegen werden de kinderen Israels vergaderd, en legerden
787 Ric 9:18 | zal te strijden tegen de kinderen Ammons? die zal tot een
788 Ric 10:4 | na enige dagen, dat de kinderen Ammons tegen Israel krijgden. ~
789 Ric 10:5 | Zo geschiedde het, als de kinderen Ammons tegen Israel krijgden,
790 Ric 10:6 | opdat wij strijden tegen de kinderen Ammons. ~
791 Ric 10:8 | met ons trekt, en tegen de kinderen Ammons strijdt; en gij zult
792 Ric 10:9 | om te strijden tegen de kinderen Ammons, en de HEERE hen
793 Ric 10:12 | boden tot den koning der kinderen Ammons, zeggende: Wat hebben
794 Ric 10:13 | 13 En de koning der kinderen Ammons zeide tot de boden
795 Ric 10:14 | boden tot den koning der kinderen Ammons. ~
796 Ric 10:15 | Moabieten, en het land der kinderen Ammons niet genomen; ~
797 Ric 10:27 | richte heden tussen de kinderen Israels en tussen de kinderen
798 Ric 10:27 | kinderen Israels en tussen de kinderen Ammons! ~
799 Ric 10:28 | 28 Maar de koning der kinderen Ammons hoorde niet naar
800 Ric 10:29 | Gilead trok hij door tot de kinderen Ammons. ~
801 Ric 10:30 | en zeide: Indien Gij de kinderen Ammons ganselijk in mijn
802 Ric 10:31 | als ik met vrede van de kinderen Ammons wederkom, dat zal
803 Ric 10:32 | trok Jeftha door naar de kinderen Ammons, om tegen hen te
804 Ric 10:33 | groten slag. Alzo werden de kinderen Ammons ten ondergebracht
805 Ric 10:33 | voor het aangezicht der kinderen Israels. ~
806 Ric 10:36 | van uw vijanden, van de kinderen Ammons.
807 Ric 11:1 | om te strijden tegen de kinderen Ammons, en hebt ons niet
808 Ric 11:2 | waren zeer twistig met de kinderen Ammons; en ik heb ulieden
809 Ric 11:3 | hand, en toog door tot de kinderen Ammons, en de HEERE gaf
810 Ric 12:1 | 1 En de kinderen Israels voeren voort te
811 Ric 13:16 | niet lief; gij hebt den kinderen mijns volks een raadsel
812 Ric 13:17 | verklaarde dat raadsel den kinderen haars volks. ~
813 Ric 17:2 | 2 Zo zonden de kinderen van Dan uit hun geslacht
814 Ric 17:16 | zeshonderd mannen, die van de kinderen van Dan waren, met hun krijgswapenen
815 Ric 17:22 | en zij achterhaalden de kinderen van Dan. ~
816 Ric 17:23 | 23 En zij riepen de kinderen van Dan na; dewelke hun
817 Ric 17:25 | 25 Maar de kinderen van Dan zeiden tot hem:
818 Ric 17:26 | 26 Alzo gingen de kinderen van Dan huns weegs; en Micha,
819 Ric 17:30 | 30 En de kinderen van Dan richtten voor zich
820 Ric 18:12 | stad, die niet is van de kinderen Israels; maar wij zullen
821 Ric 18:16 | lieden dezer plaats waren kinderen van Jemini. ~
822 Ric 18:22 | stad (mannen, die Belials kinderen waren) het huis, kloppende
823 Ric 18:30 | van dien dag af, dat de kinderen Israels uit Egypteland zijn
824 Ric 19:1 | 1 Toen togen al de kinderen Israels uit, en de vergadering
825 Ric 19:3 | 3 (De kinderen Benjamins nu hoorden, dat
826 Ric 19:3 | Benjamins nu hoorden, dat de kinderen Israels opgetogen naar Mizpa.)
827 Ric 19:3 | opgetogen naar Mizpa.) En de kinderen Israels zeiden: Spreekt,
828 Ric 19:7 | 7 Ziet, gij allen zijt kinderen Israels, geeft hier voor
829 Ric 19:13 | geeft nu die mannen, die kinderen Belials, die te Gibea zijn,
830 Ric 19:13 | Israel wegdoen. Doch de kinderen van Benjamin wilden niet
831 Ric 19:13 | stem van hun broederen, de kinderen Israels.
832 Ric 19:14 | 14 Maar de kinderen van Benjamin verzamelden
833 Ric 19:14 | trekken ten strijde tegen de kinderen Israels. ~
834 Ric 19:15 | 15 En de kinderen van Benjamin werden te dien
835 Ric 19:18 | 18 En de kinderen Israels maakten zich op,
836 Ric 19:18 | optrekken ten strijde tegen de kinderen van Benjamin? En de HEERE
837 Ric 19:19 | 19 Alzo maakten zich de kinderen Israels in den morgenstond
838 Ric 19:21 | 21 Toen togen de kinderen van Benjamin uit van Gibea,
839 Ric 19:23 | 23 En de kinderen Israels togen op, en weenden
840 Ric 19:23 | genaken ten strijde tegen de kinderen van Benjamin, mijn broeder?
841 Ric 19:24 | 24 Zo naderden de kinderen Israels tot de kinderen
842 Ric 19:24 | kinderen Israels tot de kinderen van Benjamin, des anderen
843 Ric 19:25 | tweeden dag, en velden van de kinderen Israels nog achttien duizend
844 Ric 19:26 | 26 Toen togen alle kinderen Israels en al het volk op,
845 Ric 19:27 | 27 En de kinderen Israels vraagden den HEERE,
846 Ric 19:28 | uittrekken ten strijde tegen de kinderen van Benjamin, mijn broeder,
847 Ric 19:30 | 30 En de kinderen Israels togen op, aan den
848 Ric 19:30 | den derden dag, tegen de kinderen van Benjamin; en zij schikten
849 Ric 19:31 | 31 Toen togen de kinderen van Benjamin uit, het volk
850 Ric 19:32 | 32 Toen zeiden de kinderen van Benjamin: Zij zijn voor
851 Ric 19:32 | geslagen, als te voren; maar de kinderen Israels zeiden: Laat ons
852 Ric 19:35 | Israels aangezicht; dat de kinderen Israels op dien dag van
853 Ric 19:36 | 36 En de kinderen van Benjamin zagen, dat
854 Ric 19:48 | Israel keerden weder tot de kinderen van Benjamin, en sloegen
855 Ric 20:5 | 5 En de kinderen Israels zeiden: Wie is er,
856 Ric 20:6 | 6 En het berouwde den kinderen Israels over Benjamin, hun
857 Ric 20:13 | vergadering heen, en sprak tot de kinderen van Benjamin, die in den
858 Ric 20:18 | dochteren kunnen geven; want de kinderen Israels hebben gezworen,
859 Ric 20:20 | 20 En zij geboden den kinderen van Benjamin, zeggende:
860 Ric 20:23 | 23 En de kinderen van Benjamin deden alzo,
861 Ric 20:24 | 24 Ook togen de kinderen Israels te dier tijd van
862 1Sa 1:2 | Peninna. Peninna nu had kinderen, maar Hanna had geen kinderen. ~
863 1Sa 1:2 | kinderen, maar Hanna had geen kinderen. ~
864 1Sa 2:5 | heeft gebaard, en die vele kinderen had, krachteloos is geworden. ~
865 1Sa 2:12 | Doch de zonen van Eli waren kinderen Belials; zij kenden den
866 1Sa 2:28 | al de vuurofferen van de kinderen Israels. ~
867 1Sa 7:4 | 4 De kinderen Israels nu deden de Baals
868 1Sa 7:6 | Alzo richtte Samuel de kinderen Israels te Mizpa. ~
869 1Sa 7:7 | Filistijnen hoorden, dat de kinderen Israels zich vergaderd hadden
870 1Sa 7:7 | op tegen Israel. Als de kinderen Israels dat hoorden, zo
871 1Sa 7:8 | 8 En de kinderen Israels zeiden tot Samuel:
872 1Sa 9:2 | schoner man dan hij onder de kinderen Israels; van zijn schouderen
873 1Sa 10:18 | 18 En hij zeide tot de kinderen Israels: Alzo heeft de HEERE,
874 1Sa 10:27 | 27 Doch de kinderen Belials zeiden: Wat zou
875 1Sa 11:8 | hen te Bezek; en van de kinderen Israels waren driehonderd
876 1Sa 12:12 | Nahas, de koning van de kinderen Ammons, tegen u kwam, zo
877 1Sa 14:18 | was te dien dage bij de kinderen Israels. ~
878 1Sa 14:47 | tegen Moab, en tegen de kinderen Ammons, en tegen Edom, en
879 1Sa 15:3 | tot de vrouw toe, van de kinderen tot de zuigelingen, van
880 1Sa 15:6 | barmhartigheid gedaan aan al de kinderen Israels, toen zij uit Egypte
881 1Sa 15:33 | zwaard de vrouwen van haar kinderen beroofd heeft, alzo zal
882 1Sa 15:33 | alzo zal uw moeder van haar kinderen beroofd worden onder de
883 1Sa 17:53 | 53 Daarna keerden de kinderen Israels om, van het hittig
884 1Sa 22:19 | man tot de vrouw, van de kinderen tot de zuigelingen, zelfs
885 1Sa 26:16 | HEERE leeft, gijlieden zijt kinderen des doods, die over uw heer,
886 1Sa 30:22 | iegelijk zijn vrouw en zijn kinderen; laat hen die heenleiden,
887 2Sa 1:18 | gezegd had, dat men den kinderen van Juda den boog zou leren;
888 2Sa 2:25 | 25 En de kinderen van Benjamin verzamelden
889 2Sa 3:34 | voor het aangezicht van kinderen der verkeerdheid. Toen weende
890 2Sa 4:2 | den Beerothiet, van de kinderen van Benjamin; want ook Beeroth
891 2Sa 7:6 | van dien dag af, dat Ik de kinderen Israels uit Egypte opvoerde,
892 2Sa 7:7 | Overal, waar Ik met al de kinderen Israels heb gewandeld, heb
893 2Sa 7:10 | weder gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid zullen
894 2Sa 8:12 | en van Moab, en van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen,
895 2Sa 10:1 | daarna, dat de koning der kinderen Ammons stierf, en zijn zoon
896 2Sa 10:2 | kwamen in het land van de kinderen Ammons. ~
897 2Sa 10:3 | Toen zeiden de vorsten der kinderen Ammons tot hun heer Hanun:
898 2Sa 10:6 | 6 Toen nu de kinderen Ammons zagen, dat zij zich
899 2Sa 10:6 | gemaakt hadden, zonden de kinderen Ammons heen, en huurden
900 2Sa 10:8 | 8 En de kinderen Ammons togen uit, en stelden
901 2Sa 10:10 | in orde stelde tegen de kinderen Ammons aan. ~
902 2Sa 10:11 | komen verlossen; en zo de kinderen Ammons u te sterk zullen
903 2Sa 10:14 | 14 Als de kinderen Ammons zagen, dat de Syriers
904 2Sa 10:14 | Joab keerde weder van de kinderen Ammons, en kwam te Jeruzalem. ~
905 2Sa 10:19 | en de Syriers vreesden de kinderen Ammons meer te verlossen. ~ ~ ~
906 2Sa 11:1 | Israel henenzond, dat zij de kinderen Ammons verderven, en Rabba
907 2Sa 12:3 | was bij hem, en bij zijn kinderen tegelijk; het at van zijn
908 2Sa 12:9 | gij met het zwaard van de kinderen Ammons doodgeslagen. ~
909 2Sa 12:26 | krijgde tegen Rabba der kinderen Ammons; en hij nam de koninklijke
910 2Sa 12:31 | hij aan alle steden der kinderen Ammons. Daarna keerde David,
911 2Sa 15:22 | al zijn mannen, en al de kinderen die met hem waren. ~
912 2Sa 17:27 | van Nahas, van Rabba der kinderen Ammons, en Machir, de zoon
913 2Sa 21:2 | Gibeonieten nu waren niet van de kinderen Israels, maar van het overblijfsel
914 2Sa 21:2 | overblijfsel der Amorieten; en de kinderen Israels hadden hun gezworen,
915 2Sa 21:2 | slaan in zijn ijver voor de kinderen van Israel en Juda.) ~
916 2Sa 21:16 | En Isbi Benob, die van de kinderen van Rafa was, en het gewicht
917 2Sa 21:18 | Husathiet, Saf, die van de kinderen van Rafa was. ~
918 2Sa 23:29 | van Ribai, van Gibea der kinderen Benjamins; ~
919 1Kon 6:1 | jaar, na den uitgang der kinderen Israels uit Egypte, in het
920 1Kon 8:1 | oversten der vaderen, onder de kinderen Israels, tot den koning
921 1Kon 8:9 | een verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij uit Egypteland
922 1Kon 8:39 | alleen kent het hart van alle kinderen der mensen; ~
923 1Kon 8:63 | ingewijd, de koning en al de kinderen Israels. ~
924 1Kon 9:6 | afkeren zult, gij en uw kinderen, van Mij na te volgen, en
925 1Kon 9:20 | Jebusieten, die niet waren van de kinderen Israels; ~
926 1Kon 9:21 | 21 Hun kinderen, die na hen in het land
927 1Kon 9:21 | overgebleven waren, die de kinderen Israels niet hadden kunnen
928 1Kon 9:22 | 22 Doch van de kinderen Israels maakte Salomo geen
929 1Kon 11:2 | HEERE gezegd had tot de kinderen Israels: Gijlieden zult
930 1Kon 11:7 | Molech, het verfoeisel der kinderen Ammons. ~
931 1Kon 11:33 | en Milchom, den god der kinderen Ammons; en niet gewandeld
932 1Kon 12:17 | 17 Doch aangaande de kinderen van Israel, die in de steden
933 1Kon 12:24 | strijden tegen uw broederen, de kinderen Israels; een ieder kere
934 1Kon 12:33 | verdacht had; zo maakte hij den kinderen Israels een feest, en offerde
935 1Kon 14:24 | HEERE van het aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting
936 1Kon 18:20 | Zo zond Achab onder alle kinderen Israels, en verzamelde de
937 1Kon 18:31 | getal der stammen van de kinderen Jakobs, tot welke het woord
938 1Kon 19:10 | der heirscharen; want de kinderen Israels hebben Uw verbond
939 1Kon 19:14 | der heirscharen; want de kinderen Israels hebben Uw verbond
940 1Kon 20:3 | daartoe uw vrouwen en uw beste kinderen, die zijn mijn. ~
941 1Kon 20:5 | goud, en uw vrouwen, en uw kinderen zult gij mij geven; ~
942 1Kon 20:7 | mijn vrouwen, en om mijn kinderen, en om mijn zilver, en om
943 1Kon 20:15 | telde hij al het volk, al de kinderen Israels, zeven duizend. ~
944 1Kon 20:27 | 27 De kinderen Israels werden ook gemonsterd,
945 1Kon 20:27 | trokken hun tegemoet; en de kinderen Israels legerden zich tegenover
946 1Kon 20:29 | de strijd aanging; en de kinderen Israels sloegen van de Syriers
947 1Kon 21:26 | voor het aangezicht van de kinderen Israels uit de bezitting
948 2Kon 2:15 | 15 Als nu de kinderen der profeten, die tegenover
949 2Kon 2:24 | dezelve twee en veertig kinderen. ~
950 2Kon 4:1 | schuldheer gekomen, om mijn beide kinderen voor zich tot knechten te
951 2Kon 6:1 | 1 En de kinderen der profeten zeiden tot
952 2Kon 8:12 | weet, wat kwaad gij den kinderen Israels doen zult; gij zult
953 2Kon 8:12 | zwaard doden, en hun jonge kinderen verpletteren, en hun zwangere
954 2Kon 14:5 | Syriers uitkwamen; en de kinderen Israels woonden in hun tenten,
955 2Kon 15:6 | 6 Doch de kinderen der doodslagers doodde hij
956 2Kon 15:6 | De vaders zullen voor de kinderen niet gedood worden, en de
957 2Kon 15:6 | niet gedood worden, en de kinderen zullen voor de vaders niet
958 2Kon 16:25 | hem vijftig mannen van de kinderen der Gileadieten; alzo doodde
959 2Kon 17:3 | heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels verdreven had. ~
960 2Kon 18:3 | heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels verdreven had. ~
961 2Kon 19:7 | het was geschied, dat de kinderen Israels gezondigd hadden
962 2Kon 19:8 | voor het aangezicht der kinderen Israels verdreven had, en
963 2Kon 19:9 | 9 En de kinderen Israels hadden de zaken,
964 2Kon 19:22 | 22 Alzo wandelden de kinderen Israels in alle zonden van
965 2Kon 19:24 | Samaria, in de plaats der kinderen Israels; en zij namen Samaria
966 2Kon 19:34 | HEERE geboden heeft aan de kinderen van Jakob, dien Hij den
967 2Kon 19:41 | gesneden beelden; ook doen hun kinderen en hun kindskinderen, gelijk
968 2Kon 20:4 | Mozes gemaakt had, omdat de kinderen Israels tot die dagen toe
969 2Kon 21:3 | en der lastering; want de kinderen zijn gekomen tot aan de
970 2Kon 21:12 | en Haran, en Rezef, en de kinderen van Eden, die in Telasser
971 2Kon 23:2 | voor het aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting
972 2Kon 23:9 | voor het aangezicht der kinderen Israels verdelgd had. ~
973 2Kon 25:6 | daarvan op de graven der kinderen des volks. ~
974 2Kon 25:10 | Thofeth, dat in het dal der kinderen van Hinnom is, opdat niemand
975 2Kon 25:13 | Milchom, den gruwel der kinderen Ammons, gebouwd had, verontreinigde
976 2Kon 26:2 | Moabieten, en de benden der kinderen Ammons, en zond hen tegen
977 1Kro 1:5 | 5 De kinderen van Jafeth waren Gomer,
978 1Kro 1:6 | 6 En de kinderen van Gomer waren Askenaz,
979 1Kro 1:7 | 7 En de kinderen van Javan waren Elisa en
980 1Kro 1:8 | 8 De kinderen van Cham waren Cusch en
981 1Kro 1:9 | 9 En de kinderen van Cusch waren Seba, en
982 1Kro 1:9 | Raema, en Sabtecha; en de kinderen van Raema waren Scheba en
983 1Kro 1:17 | 17 De kinderen van Sem waren Elam, en Assur,
984 1Kro 1:28 | 28 De kinderen van Abraham waren Izak en
985 1Kro 1:31 | en Kedma; deze zijn de kinderen van Ismael. ~
986 1Kro 1:32 | 32 De kinderen nu van Ketura, Abrahams
987 1Kro 1:32 | en Isbak, en Suah. En de kinderen van Joksan waren Scheba
988 1Kro 1:33 | 33 De kinderen van Midian nu waren Efa,
989 1Kro 1:35 | 35 En de kinderen van Ezau: Elifaz, Rehuel,
990 1Kro 1:36 | 36 De kinderen van Elifaz waren Theman,
991 1Kro 1:37 | 37 De kinderen van Rehuel waren Nahath,
992 1Kro 1:38 | 38 De kinderen van Seir nu waren Lotan,
993 1Kro 1:39 | 39 De kinderen van Lotan nu waren Hori
994 1Kro 1:40 | 40 De kinderen van Sobal waren Aljan, en
995 1Kro 1:40 | Ebal, Sefi en Onam; en de kinderen van Zibeon waren Aja en
996 1Kro 1:41 | 41 De kinderen van Ana waren Dison; en
997 1Kro 1:42 | 42 De kinderen van Ezer waren Bilhan, en
998 1Kro 1:42 | en Zaavan, en Jaakan. De kinderen van Disan waren Uz en Aran. ~
999 1Kro 1:43 | koning regeerde over de kinderen Israels: Bela, de zoon van
1000 1Kro 2:1 | 1 Dezen zijn de kinderen van Israel: Ruben, Simeon,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2044 |