1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2044
Book Chapter: Verse
1001 1Kro 2:3 | 3 De kinderen van Juda zijn: Er, en Onan,
1002 1Kro 2:5 | 5 De kinderen van Perez waren Hezron en
1003 1Kro 2:6 | 6 En de kinderen van Zerah waren Zimri, en
1004 1Kro 2:7 | 7 En de kinderen van Charmi waren Achan,
1005 1Kro 2:8 | 8 De kinderen van Ethan nu waren Azaria. ~
1006 1Kro 2:9 | 9 En de kinderen van Hezron, die hem geboren
1007 1Kro 2:10 | Nahesson, den vorst der kinderen van Juda; ~
1008 1Kro 2:16 | waren Zeruja en Abigail. De kinderen nu van Zeruja waren Abisai,
1009 1Kro 2:18 | de zoon van Hezron, gewon kinderen uit Azuba, zijn vrouw, en
1010 1Kro 2:25 | 25 De kinderen van Jerahmeel nu, den eerstgeborene
1011 1Kro 2:27 | 27 En de kinderen van Ram, den eerstgeborene
1012 1Kro 2:28 | 28 En de kinderen van Onam waren Sammai en
1013 1Kro 2:28 | waren Sammai en Jada. En de kinderen van Sammai: Nadab en Abisur. ~
1014 1Kro 2:30 | 30 En de kinderen van Nadab waren Seled en
1015 1Kro 2:30 | en Seled stierf zonder kinderen. ~
1016 1Kro 2:31 | 31 En de kinderen van Appaim waren Jisei;
1017 1Kro 2:31 | Appaim waren Jisei; en de kinderen van Jisei waren Sesan; en
1018 1Kro 2:31 | Jisei waren Sesan; en de kinderen van Sesan, Achlai. ~
1019 1Kro 2:32 | 32 En de kinderen van Jada, den broeder van
1020 1Kro 2:32 | Jether is gestorven zonder kinderen. ~
1021 1Kro 2:33 | 33 De kinderen van Jonathan nu waren Peleth
1022 1Kro 2:33 | Peleth en Zaza. Dit waren de kinderen van Jerahmeel. ~
1023 1Kro 2:42 | 42 De kinderen van Kaleb nu, den broeder
1024 1Kro 2:42 | de vader van Zif), en de kinderen van Maresa, den vader van
1025 1Kro 2:43 | 43 De kinderen van Hebron nu waren Korah,
1026 1Kro 2:45 | 45 De kinderen van Sammai nu waren Maon;
1027 1Kro 2:47 | 47 De kinderen van Jochdai nu waren Regem,
1028 1Kro 2:50 | 50 Dit waren de kinderen van Kaleb, den zoon van
1029 1Kro 2:52 | 52 De kinderen van Sobal, den vader van
1030 1Kro 2:54 | 54 De kinderen van Salma waren de Bethlehemieten,
1031 1Kro 3:1 | 1 Dezen nu waren de kinderen van David, die hem te Hebron
1032 1Kro 3:9 | zonen van David, behalve de kinderen der bijwijven, en Thamar
1033 1Kro 3:16 | 16 De kinderen van Jojakim nu waren: Jechonia
1034 1Kro 3:17 | 17 En de kinderen van Jechonia waren Assir;
1035 1Kro 3:19 | 19 De kinderen van Pedaja nu waren Zerubbabel
1036 1Kro 3:19 | Zerubbabel en Simei; en de kinderen van Zerubbabel waren Mesullam
1037 1Kro 3:21 | 21 De kinderen van Hananja nu waren Pelatja
1038 1Kro 3:21 | waren Pelatja en Jesaja. De kinderen van Refaja, de kinderen
1039 1Kro 3:21 | kinderen van Refaja, de kinderen van Arnan, de kinderen van
1040 1Kro 3:21 | de kinderen van Arnan, de kinderen van Obadja, de kinderen
1041 1Kro 3:21 | kinderen van Obadja, de kinderen van Sechanja. ~
1042 1Kro 3:22 | 22 De kinderen nu van Sechanja waren Semaja;
1043 1Kro 3:22 | Sechanja waren Semaja; en de kinderen van Semaja waren Hattus,
1044 1Kro 3:23 | 23 En de kinderen van Nearja waren Eljoenai,
1045 1Kro 3:24 | 24 En de kinderen van Eljoenai waren Hodajeva,
1046 1Kro 4:1 | 1 De kinderen van Juda waren Perez, Hezron
1047 1Kro 4:4 | vader van Husah. Dit zijn de kinderen van Hur, den eerstgeborene
1048 1Kro 4:6 | Haahastari. Dit zijn de kinderen van Naara. ~
1049 1Kro 4:7 | 7 En de kinderen van Hela waren Zereth, Jezohar,
1050 1Kro 4:13 | 13 En de kinderen van Kenaz waren Othniel
1051 1Kro 4:13 | Othniel en Seraja; en de kinderen van Othniel, Hathath. ~
1052 1Kro 4:15 | 15 De kinderen van Kaleb nu, den zoon van
1053 1Kro 4:15 | Iru, Ela en Naam; en de kinderen van Ela, te weten Kenaz. ~
1054 1Kro 4:16 | 16 En de kinderen van Jehalelel waren Zif
1055 1Kro 4:17 | 17 En de kinderen van Ezra waren Jether, en
1056 1Kro 4:19 | 19 En de kinderen van de huisvrouw Hodija,
1057 1Kro 4:20 | 20 En de kinderen van Simon nu waren Amnon
1058 1Kro 4:20 | Ben-hanan en Tilon; en de kinderen van Isei waren Zoheth en
1059 1Kro 4:21 | 21 De kinderen van Sela, den zoon van Juda,
1060 1Kro 4:24 | 24 De kinderen van Simeon waren Nemuel
1061 1Kro 4:26 | 26 De kinderen van Misma waren dezen: Hammuel
1062 1Kro 4:27 | broeders hadden niet veel kinderen; en hun ganse huisgezin
1063 1Kro 4:27 | vermenigvuldigd, als van de kinderen van Juda. ~
1064 1Kro 4:42 | uit hen, te weten uit de kinderen van Simeon, vijfhonderd
1065 1Kro 5:1 | 1 De kinderen van Ruben nu, den eerstgeborene
1066 1Kro 5:1 | eerstgeboorte gegeven aan de kinderen van Jozef, den zoon van
1067 1Kro 5:3 | 3 De kinderen van Ruben, den eerstgeborene
1068 1Kro 5:4 | 4 De kinderen van Joel: zijn zoon Semaja;
1069 1Kro 5:11 | 11 De kinderen van Gad nu woonden tegen
1070 1Kro 5:14 | 14 Dezen zijn de kinderen van Abihail, den zoon van
1071 1Kro 5:18 | 18 Van de kinderen van Ruben, en van de Gadieten,
1072 1Kro 5:23 | 23 De kinderen nu van den halven stam van
1073 1Kro 6:1 | 1 De kinderen van Levi waren Gerson, Kahath
1074 1Kro 6:2 | 2 De kinderen van Kahath nu waren Amram,
1075 1Kro 6:3 | 3 En de kinderen van Amram waren Aaron, en
1076 1Kro 6:3 | en Mozes en Mirjam; en de kinderen van Aaron waren Nadab en
1077 1Kro 6:16 | 16 Zo zijn dan de kinderen van Levi: Gerson, Kahath
1078 1Kro 6:18 | 18 En de kinderen van Kahath waren Amram,
1079 1Kro 6:19 | 19 De kinderen van Merari waren Maheli
1080 1Kro 6:22 | 22 De kinderen van Kahath waren: zijn zoon
1081 1Kro 6:25 | 25 De kinderen van Elkana nu waren Amasia
1082 1Kro 6:29 | 29 De kinderen van Merari waren Maheli;
1083 1Kro 6:44 | 44 Hunne broeders nu, de kinderen van Merari, stonden aan
1084 1Kro 6:50 | 50 Dit nu zijn de kinderen van Aaron: Eleazar, was
1085 1Kro 6:57 | 57 En den kinderen van Aaron gaven zij steden
1086 1Kro 6:61 | 61 Maar de kinderen van Kahath, die overgebleven
1087 1Kro 6:62 | 62 En de kinderen van Gerson, naar hun huisgezinnen,
1088 1Kro 6:63 | 63 De kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen,
1089 1Kro 6:64 | 64 Alzo gaven de kinderen Israels aan de Levieten
1090 1Kro 6:65 | het lot, van den stam der kinderen van Juda, en van den stam
1091 1Kro 6:65 | Juda, en van den stam der kinderen van Simeon, en van den stam
1092 1Kro 6:65 | Simeon, en van den stam der kinderen van Benjamin, deze steden,
1093 1Kro 6:66 | uit de huisgezinnen der kinderen van Kahath, dien gewerden
1094 1Kro 6:70 | huisgezinnen der overige kinderen van Kahath hadden deze steden: ~
1095 1Kro 6:71 | 71 De kinderen van Gerson hadden van de
1096 1Kro 6:77 | 77 De overige kinderen van Merari hadden van den
1097 1Kro 7:1 | 1 De kinderen van Issaschar waren Thola
1098 1Kro 7:2 | 2 De kinderen van Thola nu waren Uzzi,
1099 1Kro 7:3 | 3 En de kinderen van Uzzi waren Jizrahja;
1100 1Kro 7:3 | Uzzi waren Jizrahja; en de kinderen van Jizrahja waren Michael,
1101 1Kro 7:4 | zij hadden vele vrouwen en kinderen. ~
1102 1Kro 7:6 | 6 De kinderen van Benjamin waren Bela,
1103 1Kro 7:7 | 7 En de kinderen van Bela waren Ezbon, en
1104 1Kro 7:8 | 8 De kinderen van Becher nu waren Zemira,
1105 1Kro 7:8 | Alemeth; deze allen waren kinderen van Becher. ~
1106 1Kro 7:10 | 10 De kinderen van Jediael nu waren Bilhan;
1107 1Kro 7:10 | Jediael nu waren Bilhan; en de kinderen van Bilhan waren Jeus en
1108 1Kro 7:11 | 11 Alle dezen waren kinderen van Jediael, tot hoofden
1109 1Kro 7:12 | Daartoe Suppim en Huppim waren kinderen van Ir, en Husim, kinderen
1110 1Kro 7:12 | kinderen van Ir, en Husim, kinderen van Aher. ~
1111 1Kro 7:13 | 13 De kinderen van Nafthali waren Jahziel,
1112 1Kro 7:13 | Guni, en Jezer, en Sallum, kinderen van Bilha. ~
1113 1Kro 7:14 | 14 De kinderen van Manasse waren Asriel,
1114 1Kro 7:17 | 17 De kinderen van Ulam nu waren Bedan;
1115 1Kro 7:17 | waren Bedan; dezen zijn de kinderen van Gilead, den zoon van
1116 1Kro 7:19 | 19 De kinderen van Semida nu waren Ahjan,
1117 1Kro 7:20 | 20 En de kinderen van Efraim waren Suthelah;
1118 1Kro 7:29 | 29 En aan de zijden der kinderen van Manasse was Beth-Sean
1119 1Kro 7:29 | plaatsen. In deze hebben de kinderen van Jozef, den zoon van
1120 1Kro 7:30 | 30 De kinderen van Aser waren Jimna, en
1121 1Kro 7:31 | 31 De kinderen van Beria nu waren Heber
1122 1Kro 7:33 | 33 De kinderen van Jaflet nu waren Pasach,
1123 1Kro 7:33 | en Asvath; dit waren de kinderen van Jaflet. ~
1124 1Kro 7:35 | 35 En de kinderen van zijn broeder Helem waren
1125 1Kro 7:36 | 36 De kinderen van Zofah waren Suah, en
1126 1Kro 7:38 | 38 De kinderen van Jether nu waren Jefunne,
1127 1Kro 7:39 | 39 En de kinderen van Ulla waren Arah, en
1128 1Kro 7:40 | 40 Deze allen waren kinderen van Aser, hoofden der vaderlijke
1129 1Kro 8:3 | 3 Bela nu had deze kinderen: Addar, en Gera, en Abihud, ~
1130 1Kro 8:6 | 6 Dezen nu zijn de kinderen van Ehud; dezen waren hoofden
1131 1Kro 8:8 | 8 En Saharaim gewon kinderen in het land van Moab (nadat
1132 1Kro 8:12 | 12 De kinderen van Elpaal nu waren Eber,
1133 1Kro 8:16 | en Jispa, en Joha waren kinderen van Beria. ~
1134 1Kro 8:18 | en Jizlia en Jobab, de kinderen van Elpaal. ~
1135 1Kro 8:21 | Beraja, en Simrath waren kinderen van Simei. ~
1136 1Kro 8:35 | 35 De kinderen van Micha nu waren Pithon,
1137 1Kro 8:40 | vijftig. Al dezen waren van de kinderen van Benjamin. ~ ~ ~
1138 1Kro 9:3 | Jeruzalem woonden van de kinderen van Juda, en van de kinderen
1139 1Kro 9:3 | kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin, en van de
1140 1Kro 9:3 | van Benjamin, en van de kinderen van Efraim en Manasse; ~
1141 1Kro 9:4 | den zoon van Bani, van de kinderen van Perez, den zoon van
1142 1Kro 9:5 | de eerstgeborene, en zijn kinderen. ~
1143 1Kro 9:6 | 6 En van de kinderen van Zerah was Jeuel, en
1144 1Kro 9:7 | 7 En van de kinderen van Benjamin waren Sallu,
1145 1Kro 9:14 | zoon van Hasabja, van de kinderen van Merari; ~
1146 1Kro 9:18 | poortiers onder de legers der kinderen van Levi. ~
1147 1Kro 9:32 | 32 En uit de kinderen der Kahathieten, uit hun
1148 1Kro 9:41 | 41 De kinderen van Micha nu waren Pithon,
1149 1Kro 11:31 | van Ribai, van Gibea der kinderen Benjamins; Benaja, de Pirhathoniet; ~
1150 1Kro 11:34 | 34 Van de kinderen van Hasem, den Gizoniet,
1151 1Kro 12:14 | 14 Dezen waren van de kinderen van Gad, hoofden des heirs;
1152 1Kro 12:16 | 16 Er kwamen ook van de kinderen van Benjamin en Juda op
1153 1Kro 12:24 | 24 Van de kinderen van Juda, die rondassen
1154 1Kro 12:25 | 25 Van de kinderen van Simeon, kloeke helden
1155 1Kro 12:26 | 26 Van de kinderen van Levi, vier duizend en
1156 1Kro 12:29 | 29 En van de kinderen van Benjamin, de broederen
1157 1Kro 12:30 | 30 En van de kinderen van Efraim, twintig duizend
1158 1Kro 12:32 | 32 En van de kinderen van Issaschar, die ervaren
1159 1Kro 14:4 | Dit nu zijn de namen der kinderen, die hij te Jeruzalem had:
1160 1Kro 15:4 | 4 En David verzamelde de kinderen van Aaron en de Levieten. ~
1161 1Kro 15:5 | 5 Van de kinderen van Kehath was Uriel overste,
1162 1Kro 15:6 | 6 Van de kinderen van Merari was Asaja overste,
1163 1Kro 15:7 | 7 Van de kinderen van Gersom was Joel overste,
1164 1Kro 15:8 | 8 Uit de kinderen van Elizafan was overste
1165 1Kro 15:9 | 9 Uit de kinderen van Hebron was Eliel overste,
1166 1Kro 15:10 | 10 Uit de kinderen van Uzziel was Amminadab
1167 1Kro 15:15 | 15 En de kinderen der Levieten droegen de
1168 1Kro 16:13 | Israel, Zijn dienaar, gij, kinderen van Jakob, Zijn uitverkorenen! ~
1169 1Kro 17:9 | weder gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid zullen
1170 1Kro 18:11 | de Moabieten, en van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen,
1171 1Kro 19:11 | de Moabieten, en van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen,
1172 1Kro 20:1 | dat Nahas, de koning der kinderen Ammons, stierf, en zijn
1173 1Kro 20:2 | van David in het land der kinderen Ammons tot Hanun kwamen,
1174 1Kro 20:3 | Zo zeiden de vorsten der kinderen Ammons tot Hanun: Eert David
1175 1Kro 20:6 | 6 Toen de kinderen Ammons zagen, dat zij zich
1176 1Kro 20:6 | David, zo zond Hanun en de kinderen Ammons duizend talenten
1177 1Kro 20:7 | Medeba; ook vergaderden de kinderen Ammons uit hun steden, en
1178 1Kro 20:9 | 9 Als de kinderen Ammons uitgetogen waren,
1179 1Kro 20:11 | stelden hen in orde tegen de kinderen Ammons aan. ~
1180 1Kro 20:12 | verlossen; en indien de kinderen Ammons u te sterk worden,
1181 1Kro 20:15 | 15 Toen de kinderen Ammons zagen, dat de Syriers
1182 1Kro 20:19 | en de Syriers wilden de kinderen Ammons niet meer verlossen. ~
1183 1Kro 21:4 | Husathiet, Sippai, die van de kinderen van Rafa was; en zij werdenten
1184 1Kro 24:6 | in verdelingen, naar de kinderen van Levi, Gerson, Kehath
1185 1Kro 24:8 | 8 De kinderen van Ladan waren dezen: Jehiel,
1186 1Kro 24:9 | 9 De kinderen van Simei waren Selomith,
1187 1Kro 24:10 | 10 De kinderen van Simei nu waren Jahath,
1188 1Kro 24:10 | en Beria; dezen waren de kinderen van Simei; vier. ~
1189 1Kro 24:11 | en Beria hadden niet vele kinderen; daarom waren zij in het
1190 1Kro 24:12 | 12 De kinderen van Kehath waren Amram,
1191 1Kro 24:13 | 13 De kinderen van Amram waren Aaron en
1192 1Kro 24:14 | Mozes, den man Gods, zijn kinderen werden genoemd onder den
1193 1Kro 24:15 | 15 De kinderen van Mozes waren Gersom en
1194 1Kro 24:16 | 16 Van de kinderen van Gersom was Sebuel het
1195 1Kro 24:17 | 17 De kinderen van Eliezer nu waren dezen:
1196 1Kro 24:17 | Eliezer had geen andere kinderen, maar de kinderen van Rehabja
1197 1Kro 24:17 | andere kinderen, maar de kinderen van Rehabja vermeerderden
1198 1Kro 24:18 | 18 Van de kinderen van Jizhar was Selomith
1199 1Kro 24:19 | 19 Aangaande de kinderen van Hebron: Jeria was het
1200 1Kro 24:20 | 20 Aangaande de kinderen van Uzziel: Micha was het
1201 1Kro 24:21 | 21 De kinderen van Merari waren Maheli
1202 1Kro 24:21 | waren Maheli en Musi; de kinderen van Maheli waren Eleazar
1203 1Kro 24:22 | zonen, maar dochters; en de kinderen van Kis, haar broeders,
1204 1Kro 24:23 | 23 De kinderen van Musi waren Maheli, en
1205 1Kro 24:24 | 24 Dit zijn de kinderen van Levi, naar het huis
1206 1Kro 24:27 | woorden van David werden de kinderen van Levi geteld, van twintig
1207 1Kro 25:1 | 1 Aangaande nu de kinderen van Aaron, dit waren hun
1208 1Kro 25:2 | vaders, en zij hadden geen kinderen. En Eleazar en Ithamar bedienden
1209 1Kro 25:3 | verdeelde hen, en Zadok uit de kinderen van Eleazar, en Abimelech
1210 1Kro 25:3 | Eleazar, en Abimelech uit de kinderen van Ithamar, naar hun ambt
1211 1Kro 25:4 | 4 En van de kinderen van Eleazar werden meer
1212 1Kro 25:4 | hoofden der mannen, dan van de kinderen van Ithamar, als zij hen
1213 1Kro 25:4 | zij hen afdeelden; van de kinderen van Eleazar waren zestien
1214 1Kro 25:4 | vaderlijke huizen, maar van de kinderen van Ithamar, naar hun vaderlijke
1215 1Kro 25:5 | oversten Gods waren uit de kinderen van Eleazar en van de kinderen
1216 1Kro 25:5 | kinderen van Eleazar en van de kinderen van Ithamar. ~
1217 1Kro 25:20 | 20 Van de overige kinderen van Levi nu, was van de
1218 1Kro 25:20 | van Levi nu, was van de kinderen van Amram Subael, van de
1219 1Kro 25:20 | van Amram Subael, van de kinderen van Subael was Jechdeja. ~
1220 1Kro 25:21 | Aangaande Rehabja: van de kinderen van Rehabja was Jissia het
1221 1Kro 25:22 | Jizharieten was Selomoth; van de kinderen van Selomoth was Jahath. ~
1222 1Kro 25:23 | 23 En van de kinderen van Hebron was Jeria de
1223 1Kro 25:24 | 24 Van de kinderen van Uzziel was Micha; van
1224 1Kro 25:24 | Uzziel was Micha; van de kinderen van Micha was Samir; ~
1225 1Kro 25:25 | Micha was Jissia; van de kinderen van Jissia was Zecharja. ~
1226 1Kro 25:26 | 26 De kinderen van Merari waren Maheli
1227 1Kro 25:26 | waren Maheli en Musi. De kinderen van Jaazia waren Beno. ~
1228 1Kro 25:27 | 27 De kinderen van Merari van Jaazia waren
1229 1Kro 25:28 | Eleazar; en die had geen kinderen. ~
1230 1Kro 25:29 | 29 Aangaande Kis: de kinderen van Kis waren Jerahmeel. ~
1231 1Kro 25:30 | 30 En de kinderen van Musi waren Maheli, en
1232 1Kro 25:30 | Jerimoth. Dezen zijn de kinderen der Levieten, naar hun vaderlijke
1233 1Kro 26:1 | af tot den dienst, van de kinderen van Asaf, en van Heman,
1234 1Kro 26:2 | 2 Van de kinderen van Asaf waren Zakkur, en
1235 1Kro 26:2 | en Nethanja, en Asarela, kinderen van Asaf; aan de hand van
1236 1Kro 26:3 | 3 Aangaande Jeduthun: de kinderen van Jeduthun waren Gedalja,
1237 1Kro 26:4 | 4 Aangaande Heman: de kinderen van Heman waren Bukkia,
1238 1Kro 26:5 | 5 Deze allen waren kinderen van Heman, den ziener des
1239 1Kro 27:1 | de zoon van Kore, van de kinderen van Asaf. ~
1240 1Kro 27:2 | 2 Meselemja nu had kinderen; Zecharja was de eerstgeborene,
1241 1Kro 27:4 | 4 Obed-Edom had ook kinderen: Semaja was de eerstgeborene,
1242 1Kro 27:6 | werden zijn zoon Semaja kinderen geboren, heersende over
1243 1Kro 27:7 | 7 De kinderen van Semaja waren Othni,
1244 1Kro 27:8 | Deze allen waren uit de kinderen van Obed-Edom; zij, en hun
1245 1Kro 27:8 | van Obed-Edom; zij, en hun kinderen, en hun broeders, kloeke
1246 1Kro 27:9 | 9 Meselemja nu had kinderen en broeders, kloeke lieden,
1247 1Kro 27:10 | 10 En Hosa, uit de kinderen van Merari, had zonen; Simri
1248 1Kro 27:11 | Zecharja de vierde; al de kinderen en broederen van Hosa waren
1249 1Kro 27:15 | het zuiden; en voor zijn kinderen het huis der schatkameren. ~
1250 1Kro 27:19 | verdelingen der poortiers van de kinderen der Korahieten, en der kinderen
1251 1Kro 27:19 | kinderen der Korahieten, en der kinderen van Merari. ~
1252 1Kro 27:21 | 21 Van de kinderen van Ladan, kinderen van
1253 1Kro 27:21 | Van de kinderen van Ladan, kinderen van den Gersonieten Ladan;
1254 1Kro 27:22 | 22 De kinderen van Jehieli waren Zetham
1255 1Kro 28:1 | 1 Dit nu zijn de kinderen Israels naar hun getal,
1256 1Kro 28:3 | 3 Hij was uit de kinderen van Perez, het hoofd van
1257 1Kro 28:10 | Helez, de Peloniet, uit de kinderen van Efraim; in zijn verdeling
1258 1Kro 28:14 | de Pirhathoniet, van de kinderen van Efraim; in zijn verdeling
1259 1Kro 28:20 | 20 Over de kinderen van Efraim was Hosea, de
1260 1Kro 29:8 | land erfelijk bezit, en uw kinderen na u tot in eeuwigheid doet
1261 2Kro 5:2 | oversten der vaderen onder de kinderen Israels, te Jeruzalem, om
1262 2Kro 5:10 | een verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij uit Egypte
1263 2Kro 6:2 | oversten der vaderen onder de kinderen Israels, te Jeruzalem, om
1264 2Kro 6:10 | een verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij uit Egypte
1265 2Kro 7:11 | hetwelk Hij maakte met de kinderen Israels. ~
1266 2Kro 7:30 | alleen kent het hart van de kinderen der mensen. ~
1267 2Kro 8:3 | 3 En als al de kinderen Israels dat vuur zagen afdalen,
1268 2Kro 9:2 | gegeven had, bouwde, en de kinderen Israels aldaar deed wonen. ~
1269 2Kro 9:8 | 8 Uit hun kinderen, die na hen in het land
1270 2Kro 9:8 | overgebleven waren, welke de kinderen Israels niet verdaan hadden,
1271 2Kro 9:9 | 9 Doch uit de kinderen Israels, die Salomo niet
1272 2Kro 11:17 | 17 Doch aangaande de kinderen van Israel, die in de steden
1273 2Kro 11:18 | de schatting was; en de kinderen Israels stenigden hem met
1274 2Kro 14:7 | hebben zich ijdele mannen, kinderen Belials, tot hem vergaderd,
1275 2Kro 14:12 | alarmgeklank te maken; o kinderen Israels, strijdt niet tegen
1276 2Kro 14:16 | 16 En de kinderen Israels vloden voor het
1277 2Kro 14:18 | 18 Alzo werden de kinderen Israels vernederd te dier
1278 2Kro 14:18 | vernederd te dier tijd; maar de kinderen van Juda werden machtig,
1279 2Kro 21:1 | geschiedde nu na dezen, dat de kinderen Moabs, en de kinderen Ammons,
1280 2Kro 21:1 | de kinderen Moabs, en de kinderen Ammons, en het hen anderen
1281 2Kro 21:10 | 10 En nu, zie de kinderen Ammons, en Moab, en die
1282 2Kro 21:19 | 19 En de Levieten uit de kinderen der Kahathieten, en uit
1283 2Kro 21:19 | der Kahathieten, en uit de kinderen der Korahieten, stonden
1284 2Kro 21:22 | HEERE achterlagen tegen de kinderen Ammons, Moab, en die van
1285 2Kro 21:23 | 23 Want de kinderen Ammons en Moab stonden op
1286 2Kro 22:14 | plage aan uw volk, en aan uw kinderen, en aan uw vrouwen, en aan
1287 2Kro 22:17 | gevonden werd, zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen; zodat
1288 2Kro 22:34 | plage aan uw volk, en aan uw kinderen, en aan uw vrouwen, en aan
1289 2Kro 22:37 | gevonden werd, zelfs ook zijn kinderen, en zijn vrouwen; zodat
1290 2Kro 25:4 | 4 Doch hun kinderen doodde hij niet, maar hij
1291 2Kro 25:4 | zullen niet sterven om de kinderen, en de kinderen zullen niet
1292 2Kro 25:4 | sterven om de kinderen, en de kinderen zullen niet sterven om de
1293 2Kro 25:7 | niet met Israel, met alle kinderen van Efraim. ~
1294 2Kro 25:11 | Zoutdal, en sloeg van de kinderen van Seir tien duizend. ~
1295 2Kro 25:12 | 12 Daartoe vingen de kinderen van Juda tien duizend levend,
1296 2Kro 25:14 | en dat hij de goden der kinderen van Seir medegebracht had,
1297 2Kro 27:5 | ook tegen den koning der kinderen Ammons, en had de overhand
1298 2Kro 27:5 | overhand over hen, zodat de kinderen Ammons in datzelfde jaar
1299 2Kro 27:5 | gerst; dit brachten hem de kinderen Ammons wederom, ook in het
1300 2Kro 28:3 | voor het aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting
1301 2Kro 28:8 | 8 En de kinderen Israels voerden van hun
1302 2Kro 28:10 | Daartoe denkt gij nu de kinderen van Juda en Jeruzalem u
1303 2Kro 28:12 | mannen op van de hoofden der kinderen van Efraim, Azaria, de zoon
1304 2Kro 29:12 | zoon van Azarja, van de kinderen der Kahathieten; en van
1305 2Kro 29:12 | der Kahathieten; en van de kinderen van Merari, Kis, de zoon
1306 2Kro 29:13 | 13 En van de kinderen van Elizafan, Simri en Jeiel;
1307 2Kro 29:13 | Simri en Jeiel; en van de kinderen van Asaf, Zecharja en Mattanja; ~
1308 2Kro 29:14 | 14 En van de kinderen van Heman, Jehiel en Simei;
1309 2Kro 29:14 | Jehiel en Simei; en van de kinderen van Jeduthun, Semaja en
1310 2Kro 30:6 | konings, zeggende: Gij, kinderen Israels, bekeert u tot den
1311 2Kro 30:9 | zullen uw broederen en uw kinderen barmhartigheid vinden voor
1312 2Kro 30:21 | 21 Zo hielden de kinderen Israels, die te Jeruzalem
1313 2Kro 31:1 | hadden; daarna keerden al de kinderen Israels weder, een ieder
1314 2Kro 31:5 | woord uitbrak, brachten de kinderen Israels vele eerstelingen
1315 2Kro 31:6 | 6 En de kinderen van Israel en Juda, die
1316 2Kro 31:19 | 19 Ook waren onder de kinderen van Aaron, de priesteren,
1317 2Kro 33:2 | voor het aangezicht der kinderen Israels uit de bezitting
1318 2Kro 33:9 | voor het aangezicht der kinderen Israels verdelgd had. ~
1319 2Kro 34:12 | Obadja, Levieten van de kinderen van Merari, mitsgaders Zacharia
1320 2Kro 34:12 | Zacharia en Mesullam, van de kinderen der Kohathieten, om het
1321 2Kro 34:33 | uit alle landen, die der kinderen Israels waren, en maakte
1322 2Kro 35:17 | 17 En de kinderen Israels, die er gevonden
1323 2Kro 36:17 | 17 En de kinderen Israels, die er gevonden
1324 Ezra 2:1 | 1 Dit zijn de kinderen van dat landschap, die optogen
1325 Ezra 2:3 | 3 De kinderen van Paros, twee duizend
1326 Ezra 2:4 | 4 De kinderen van Sefatja, driehonderd
1327 Ezra 2:5 | 5 De kinderen van Arach, zevenhonderd
1328 Ezra 2:6 | 6 De kinderen van Pahath-Moab, van de
1329 Ezra 2:6 | van Pahath-Moab, van de kinderen van Jesua-Joab, twee duizend
1330 Ezra 2:7 | 7 De kinderen van Elam, duizend tweehonderd
1331 Ezra 2:8 | 8 De kinderen van Zatthu, negenhonderd
1332 Ezra 2:9 | 9 De kinderen van Zakkai, zevenhonderd
1333 Ezra 2:10 | 10 De kinderen van Bani, zeshonderd twee
1334 Ezra 2:11 | 11 De kinderen van Bebai, zeshonderd drie
1335 Ezra 2:12 | 12 De kinderen van Azgad, duizend tweehonderd
1336 Ezra 2:13 | 13 De kinderen van Adonikam, zeshonderd
1337 Ezra 2:14 | 14 De kinderen van Bigvai, twee duizend
1338 Ezra 2:15 | 15 De kinderen van Adin, vierhonderd vier
1339 Ezra 2:16 | 16 De kinderen van Ater, van Hizkia, acht
1340 Ezra 2:17 | 17 De kinderen van Bezai, driehonderd drie
1341 Ezra 2:18 | 18 De kinderen van Jora, honderd en twaalf. ~
1342 Ezra 2:19 | 19 De kinderen van Hasum, tweehonderd drie
1343 Ezra 2:20 | 20 De kinderen van Gibbar, vijf en negentig. ~
1344 Ezra 2:21 | 21 De kinderen van Bethlehem, honderd drie
1345 Ezra 2:24 | 24 De kinderen van Azmaveth, twee en veertig. ~
1346 Ezra 2:25 | 25 De kinderen van Kirjath-Arim, Cefira
1347 Ezra 2:26 | 26 De kinderen van Rama en Gaba, zeshonderd
1348 Ezra 2:29 | 29 De kinderen van Nebo, twee en vijftig. ~
1349 Ezra 2:30 | 30 De kinderen van Magbis, honderd zes
1350 Ezra 2:31 | 31 De kinderen van den anderen Elam, duizend
1351 Ezra 2:32 | 32 De kinderen van Harim, driehonderd en
1352 Ezra 2:33 | 33 De kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd
1353 Ezra 2:34 | 34 De kinderen van Jericho, driehonderd
1354 Ezra 2:35 | 35 De kinderen van Senaa, drie duizend
1355 Ezra 2:36 | 36 De priesters. De kinderen van Jedaja, van het huis
1356 Ezra 2:37 | 37 De kinderen van Immer, duizend twee
1357 Ezra 2:38 | 38 De kinderen van Pashur, duizend tweehonderd
1358 Ezra 2:39 | 39 De kinderen van Harim, duizend en zeventien. ~
1359 Ezra 2:40 | 40 De Levieten. De kinderen van Jesua en Kadmiel, van
1360 Ezra 2:40 | Jesua en Kadmiel, van de kinderen van Hodavja, vier en zeventig. ~
1361 Ezra 2:41 | 41 De zangers. De kinderen van Asaf honderd acht en
1362 Ezra 2:42 | 42 De kinderen der poortiers. De kinderen
1363 Ezra 2:42 | kinderen der poortiers. De kinderen van Sallum, de kinderen
1364 Ezra 2:42 | kinderen van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van
1365 Ezra 2:42 | de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de kinderen
1366 Ezra 2:42 | kinderen van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen van
1367 Ezra 2:42 | de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, de kinderen
1368 Ezra 2:42 | kinderen van Hatita, de kinderen van Sobai; deze allen waren
1369 Ezra 2:43 | 43 De Nethinim. De kinderen van Ziha, de kinderen van
1370 Ezra 2:43 | De kinderen van Ziha, de kinderen van Hasufa, de kinderen
1371 Ezra 2:43 | kinderen van Hasufa, de kinderen van Tabbaoth; ~
1372 Ezra 2:44 | 44 De kinderen van Keros, de kinderen van
1373 Ezra 2:44 | De kinderen van Keros, de kinderen van Siaha, de kinderen van
1374 Ezra 2:44 | de kinderen van Siaha, de kinderen van Padon; ~
1375 Ezra 2:45 | 45 De kinderen van Lebana, de kinderen
1376 Ezra 2:45 | kinderen van Lebana, de kinderen van Hagaba, de kinderen
1377 Ezra 2:45 | kinderen van Hagaba, de kinderen van Akkub; ~
1378 Ezra 2:46 | 46 De kinderen van Hagab, de kinderen van
1379 Ezra 2:46 | De kinderen van Hagab, de kinderen van Samlai, de kinderen
1380 Ezra 2:46 | kinderen van Samlai, de kinderen van Hanan; ~
1381 Ezra 2:47 | 47 De kinderen van Giddel, de kinderen
1382 Ezra 2:47 | kinderen van Giddel, de kinderen van Gahar, de kinderen van
1383 Ezra 2:47 | de kinderen van Gahar, de kinderen van Reaja; ~
1384 Ezra 2:48 | 48 De kinderen van Rezin, de kinderen van
1385 Ezra 2:48 | De kinderen van Rezin, de kinderen van Nekoda, de kinderen
1386 Ezra 2:48 | kinderen van Nekoda, de kinderen van Gazzam; ~
1387 Ezra 2:49 | 49 De kinderen van Uza, de zonen van Paeah,
1388 Ezra 2:49 | de zonen van Paeah, de kinderen van Bezai; ~
1389 Ezra 2:50 | 50 De kinderen van Asna, de kinderen der
1390 Ezra 2:50 | De kinderen van Asna, de kinderen der Mehunim, de kinderen
1391 Ezra 2:50 | kinderen der Mehunim, de kinderen der Nefusim; ~
1392 Ezra 2:51 | 51 De kinderen van Bakbuk, de kinderen
1393 Ezra 2:51 | kinderen van Bakbuk, de kinderen van Hakufa, de kinderen
1394 Ezra 2:51 | kinderen van Hakufa, de kinderen van Harhur; ~
1395 Ezra 2:52 | 52 De kinderen van Bazluth, de kinderen
1396 Ezra 2:52 | kinderen van Bazluth, de kinderen van Mehida, de kinderen
1397 Ezra 2:52 | kinderen van Mehida, de kinderen van Harsa; ~
1398 Ezra 2:53 | 53 De kinderen van Barkos, de kinderen
1399 Ezra 2:53 | kinderen van Barkos, de kinderen van Sisera, de kinderen
1400 Ezra 2:53 | kinderen van Sisera, de kinderen van Thamah; ~
1401 Ezra 2:54 | 54 De kinderen van Neziah, de kinderen
1402 Ezra 2:54 | kinderen van Neziah, de kinderen van Hatifa. ~
1403 Ezra 2:55 | 55 De kinderen der knechten van Salomo.
1404 Ezra 2:55 | knechten van Salomo. De kinderen van Sotai, de kinderen van
1405 Ezra 2:55 | De kinderen van Sotai, de kinderen van Sofereth, de kinderen
1406 Ezra 2:55 | kinderen van Sofereth, de kinderen van Peruda; ~
1407 Ezra 2:56 | 56 De kinderen van Jaala, de kinderen van
1408 Ezra 2:56 | De kinderen van Jaala, de kinderen van Darkon, de kinderen
1409 Ezra 2:56 | kinderen van Darkon, de kinderen van Giddel; ~
1410 Ezra 2:57 | 57 De kinderen van Sefatja, de kinderen
1411 Ezra 2:57 | kinderen van Sefatja, de kinderen van Hattil, de kinderen
1412 Ezra 2:57 | kinderen van Hattil, de kinderen van Pocheret-Hazebaim, de
1413 Ezra 2:57 | van Pocheret-Hazebaim, de kinderen van Ami. ~
1414 Ezra 2:58 | 58 Al de Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo,
1415 Ezra 2:60 | 60 De kinderen van Delaja, de kinderen
1416 Ezra 2:60 | kinderen van Delaja, de kinderen van Tobia, de kinderen van
1417 Ezra 2:60 | de kinderen van Tobia, de kinderen van Nekoda, zeshonderd twee
1418 Ezra 2:61 | 61 En van de kinderen der priesteren, de kinderen
1419 Ezra 2:61 | kinderen der priesteren, de kinderen van Habaja, de kinderen
1420 Ezra 2:61 | kinderen van Habaja, de kinderen van Koz, de kinderen van
1421 Ezra 2:61 | de kinderen van Koz, de kinderen van Barzillai, die van de
1422 Ezra 3:1 | zevende maand aankwam, en de kinderen Israels in de steden waren,
1423 Ezra 3:9 | Kadmiel met zijn zonen, kinderen van Juda, als een man, om
1424 Ezra 4:1 | Benjamin hoorden, dat de kinderen der gevangenis den HEERE,
1425 Ezra 6:10 | leven des konings en zijner kinderen. ~
1426 Ezra 6:16 | 16 En de kinderen Israels, de priesteren en
1427 Ezra 6:16 | Levieten, en de overige kinderen der gevangenis deden de
1428 Ezra 6:19 | 19 Ook hielden de kinderen der gevangenis het pascha,
1429 Ezra 6:20 | slachtten het pascha voor alle kinderen der gevangenis, en voor
1430 Ezra 6:21 | 21 Alzo aten de kinderen Israels, die uit de gevangenis
1431 Ezra 7:7 | 7 Ook sommigen van de kinderen Israels, en van de priesteren
1432 Ezra 7:23 | koninkrijk des konings en zijner kinderen? ~
1433 Ezra 8:2 | 2 Van de kinderen van Pinehas, Gersom; van
1434 Ezra 8:2 | Pinehas, Gersom; van de kinderen van Ithamar, Daniel; van
1435 Ezra 8:2 | Ithamar, Daniel; van de kinderen van David, Hattus. ~
1436 Ezra 8:3 | 3 Van de kinderen van Sechanja, van de kinderen
1437 Ezra 8:3 | kinderen van Sechanja, van de kinderen van Paros, Zacharja; en
1438 Ezra 8:4 | 4 Van de kinderen van Pahath-Moab, Eljehoenai,
1439 Ezra 8:5 | 5 Van de kinderen van Sechanja, de zoon van
1440 Ezra 8:6 | 6 En van de kinderen van Adin, Ebed, de zoon
1441 Ezra 8:7 | 7 En van de kinderen van Elam, Jesaja, de zoon
1442 Ezra 8:8 | 8 En van de kinderen van Sefatja, Zebadja, de
1443 Ezra 8:9 | 9 En van de kinderen van Joab, Obadja, de zoon
1444 Ezra 8:10 | 10 En van de kinderen van Selomith, de zoon van
1445 Ezra 8:11 | 11 En van de kinderen van Babai, Zacharja, de
1446 Ezra 8:12 | 12 En van de kinderen van Azgad, Johanan, de zoon
1447 Ezra 8:13 | 13 En van de laatste kinderen van Adonikam, welker namen
1448 Ezra 8:14 | 14 En van de kinderen van Bigvai, Uthai en Zabbud;
1449 Ezra 8:15 | vond aldaar geen van de kinderen van Levi. ~
1450 Ezra 8:18 | man van verstand, van de kinderen van Mahli, den zoon van
1451 Ezra 8:19 | en met hem Jesaja, van de kinderen van Merari, met zijn broederen,
1452 Ezra 9:12 | goede des lands eet, en uw kinderen doet erven tot in eeuwigheid. ~
1453 Ezra 10:1 | van mannen, en vrouwen, en kinderen; want het volk weende met
1454 Ezra 10:7 | en Jeruzalem, aan al de kinderen der gevangenis, dat zij
1455 Ezra 10:16 | 16 En de kinderen der gevangenis deden alzo;
1456 Ezra 10:20 | 20 En van de kinderen van Immer: Hanani en Zebadja. ~
1457 Ezra 10:21 | 21 En van de kinderen van Harim: Maaseja, en Elia,
1458 Ezra 10:22 | 22 En van de kinderen van Pashur: Eljoenai, Maaseja,
1459 Ezra 10:25 | 25 En van Israel: van de kinderen van Paros: Ramja, en Jezia,
1460 Ezra 10:26 | 26 En van de kinderen van Elam: Mattanja, Zacharja,
1461 Ezra 10:27 | 27 En van de kinderen van Zatthu: Eljoenai, Eljasib,
1462 Ezra 10:28 | 28 En van de kinderen van Bebai: Johanan, Hananja,
1463 Ezra 10:29 | 29 En van de kinderen van Bani: Mesullam, Malluch
1464 Ezra 10:30 | 30 En van de kinderen van Pahath-Moab: Adna, en
1465 Ezra 10:31 | 31 En van de kinderen van Harim: Eliezer, Jissia,
1466 Ezra 10:33 | 33 Van de kinderen van Hasum: Mathnai, Mattata,
1467 Ezra 10:34 | 34 Van de kinderen van Bani: Maadai, Amram,
1468 Ezra 10:43 | 43 Van de kinderen van Nebo: Jeiel, Mattithja,
1469 Ezra 10:44 | hadden vrouwen, waarbij zij kinderen gekregen hadden. ~
1470 Neh 1:6 | bid, dag en nacht, voor de kinderen Israels, Uw knechten; en
1471 Neh 1:6 | belijdenis over de zonden der kinderen Israels, die wij tegen U
1472 Neh 2:10 | goeds te zoeken voor de kinderen Israels. ~
1473 Neh 3:3 | De Vispoort nu bouwden de kinderen van Senaa; zij zolderden
1474 Neh 5:5 | vlees onzer broederen, onze kinderen zijn als hun kinderen; en
1475 Neh 5:5 | onze kinderen zijn als hun kinderen; en ziet, wij onderwerpen
1476 Neh 7:6 | 6 Dit zijn de kinderen van dat landschap, die optogen
1477 Neh 7:8 | 8 De kinderen van Parhos waren twee duizend,
1478 Neh 7:9 | 9 De kinderen van Sefatja, driehonderd
1479 Neh 7:10 | 10 De kinderen van Arach, zeshonderd twee
1480 Neh 7:11 | 11 De kinderen van Pahath-Moab, van de
1481 Neh 7:11 | van Pahath-Moab, van de kinderen van Jesua en Joab, twee
1482 Neh 7:12 | 12 De kinderen van Elam, duizend, tweehonderd
1483 Neh 7:13 | 13 De kinderen van Zatthu, achthonderd
1484 Neh 7:14 | 14 De kinderen van Zakkai, zevenhonderd
1485 Neh 7:15 | 15 De kinderen van Binnui, zeshonderd acht
1486 Neh 7:16 | 16 De kinderen van Bebai, zeshonderd acht
1487 Neh 7:17 | 17 De kinderen van Azgad, twee duizend,
1488 Neh 7:18 | 18 De kinderen van Adonikam, zeshonderd
1489 Neh 7:19 | 19 De kinderen van Bigvai, twee duizend,
1490 Neh 7:20 | 20 De kinderen van Adin, zeshonderd vijf
1491 Neh 7:21 | 21 De kinderen van Ater, van Hizkia, acht
1492 Neh 7:22 | 22 De kinderen van Hassum, driehonderd
1493 Neh 7:23 | 23 De kinderen van Bezai, driehonderd vier
1494 Neh 7:24 | 24 De kinderen van Harif, honderd en twaalf; ~
1495 Neh 7:25 | 25 De kinderen van Gibeon, vijf en negentig; ~
1496 Neh 7:34 | 34 De kinderen des anderen Elams, duizend,
1497 Neh 7:35 | 35 De kinderen van Harim, driehonderd en
1498 Neh 7:36 | 36 De kinderen van Jericho, driehonderd
1499 Neh 7:37 | 37 De kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd
1500 Neh 7:38 | 38 De kinderen van Senaa, drie duizend,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2044 |