1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2044
Book Chapter: Verse
1501 Neh 7:39 | 39 De priesters: de kinderen van Jedaja, van het huis
1502 Neh 7:40 | 40 De kinderen van Immer, duizend twee
1503 Neh 7:41 | 41 De kinderen van Pashur, duizend, tweehonderd
1504 Neh 7:42 | 42 De kinderen van Harim, duizend en zeventien; ~
1505 Neh 7:43 | 43 De Levieten: de kinderen van Jesua, van Kadmiel,
1506 Neh 7:43 | Jesua, van Kadmiel, van de kinderen van Hodeva, vier en zeventig; ~
1507 Neh 7:44 | 44 De zangers: de kinderen van Asaf, honderd acht en
1508 Neh 7:45 | 45 De poortiers: de kinderen van Sallum, de kinderen
1509 Neh 7:45 | kinderen van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van
1510 Neh 7:45 | de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de kinderen
1511 Neh 7:45 | kinderen van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen van
1512 Neh 7:45 | de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, de kinderen
1513 Neh 7:45 | kinderen van Hatita, de kinderen van Sobai, honderd acht
1514 Neh 7:46 | 46 De Nethinim: de kinderen van Ziha, de kinderen van
1515 Neh 7:46 | de kinderen van Ziha, de kinderen van Hasufa, de kinderen
1516 Neh 7:46 | kinderen van Hasufa, de kinderen van Tabbaoth; ~
1517 Neh 7:47 | 47 De kinderen van Keros, de kinderen van
1518 Neh 7:47 | De kinderen van Keros, de kinderen van Sia, de kinderen van
1519 Neh 7:47 | de kinderen van Sia, de kinderen van Padon; ~
1520 Neh 7:48 | 48 De kinderen van Lebana, de kinderen
1521 Neh 7:48 | kinderen van Lebana, de kinderen van Hagaba, de kinderen
1522 Neh 7:48 | kinderen van Hagaba, de kinderen van Salmai; ~
1523 Neh 7:49 | 49 De kinderen van Hanan, de kinderen van
1524 Neh 7:49 | De kinderen van Hanan, de kinderen van Giddel, de kinderen
1525 Neh 7:49 | kinderen van Giddel, de kinderen van Gahar; ~
1526 Neh 7:50 | 50 De kinderen van Reaja, de kinderen van
1527 Neh 7:50 | De kinderen van Reaja, de kinderen van Rezin, de kinderen van
1528 Neh 7:50 | de kinderen van Rezin, de kinderen van Nekoda; ~
1529 Neh 7:51 | 51 De kinderen van Gazzam, de kinderen
1530 Neh 7:51 | kinderen van Gazzam, de kinderen van Uzza, de kinderen van
1531 Neh 7:51 | de kinderen van Uzza, de kinderen van Paseah; ~
1532 Neh 7:52 | 52 De kinderen van Bezai, de kinderen van
1533 Neh 7:52 | De kinderen van Bezai, de kinderen van Meunim, de kinderen
1534 Neh 7:52 | kinderen van Meunim, de kinderen van Nefussim; ~
1535 Neh 7:53 | 53 De kinderen van Bakbuk, de kinderen
1536 Neh 7:53 | kinderen van Bakbuk, de kinderen van Hakufa, de kinderen
1537 Neh 7:53 | kinderen van Hakufa, de kinderen van Harhur; ~
1538 Neh 7:54 | 54 De kinderen van Bazlith, de kinderen
1539 Neh 7:54 | kinderen van Bazlith, de kinderen van Mehida, de kinderen
1540 Neh 7:54 | kinderen van Mehida, de kinderen van Harsa; ~
1541 Neh 7:55 | 55 De kinderen van Barkos, de kinderen
1542 Neh 7:55 | kinderen van Barkos, de kinderen van Sisera, de kinderen
1543 Neh 7:55 | kinderen van Sisera, de kinderen van Thamah; ~
1544 Neh 7:56 | 56 De kinderen van Neziah, de kinderen
1545 Neh 7:56 | kinderen van Neziah, de kinderen van Hatifa; ~
1546 Neh 7:57 | 57 De kinderen der knechten van Salomo;
1547 Neh 7:57 | knechten van Salomo; de kinderen van Sotai, de kinderen van
1548 Neh 7:57 | de kinderen van Sotai, de kinderen van Sofereth, de kinderen
1549 Neh 7:57 | kinderen van Sofereth, de kinderen van Perida; ~
1550 Neh 7:58 | 58 De kinderen van Jaela, de kinderen van
1551 Neh 7:58 | De kinderen van Jaela, de kinderen van Darkon, de kinderen
1552 Neh 7:58 | kinderen van Darkon, de kinderen van Giddel; ~
1553 Neh 7:59 | 59 De kinderen van Sefatja, de kinderen
1554 Neh 7:59 | kinderen van Sefatja, de kinderen van Hattil, de kinderen
1555 Neh 7:59 | kinderen van Hattil, de kinderen van Pochereth van Zebaim,
1556 Neh 7:59 | Pochereth van Zebaim, de kinderen van Amon; ~
1557 Neh 7:60 | 60 Al de Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo,
1558 Neh 7:62 | 62 De kinderen van Delaja, de kinderen
1559 Neh 7:62 | kinderen van Delaja, de kinderen van Tobia, de kinderen van
1560 Neh 7:62 | de kinderen van Tobia, de kinderen van Nekoda, zeshonderd twee
1561 Neh 7:63 | En van de priesteren, de kinderen van Habaja, de kinderen
1562 Neh 7:63 | kinderen van Habaja, de kinderen van Koz, de kinderen van
1563 Neh 7:63 | de kinderen van Koz, de kinderen van Barzillai, die een vrouw
1564 Neh 8:1 | zevende maand aankwam, en de kinderen Israels in hun steden waren, ~
1565 Neh 8:15 | Mozes geboden had, dat de kinderen Israels in loofhutten zouden
1566 Neh 8:18 | die loofhutten; want de kinderen Israels hadden alzo niet
1567 Neh 9:1 | maand verzamelden zich de kinderen Israels met vasten en met
1568 Neh 9:23 | 23 Gij hebt ook hun kinderen vermenigvuldigd, als de
1569 Neh 9:24 | 24 Alzo zijn de kinderen daarin gekomen, en hebben
1570 Neh 10:39 | 39 Want de kinderen Israels en de kinderen van
1571 Neh 10:39 | de kinderen Israels en de kinderen van Levi moeten hefoffer
1572 Neh 11:3 | Levieten, en de Nethinim, en de kinderen der knechten van Salomo). ~
1573 Neh 11:4 | woonden sommigen van de kinderen van Juda, en van de kinderen
1574 Neh 11:4 | kinderen van Juda, en van de kinderen van Benjamin. Van de kinderen
1575 Neh 11:4 | kinderen van Benjamin. Van de kinderen van Juda: Athaja, de zoon
1576 Neh 11:4 | zoon van Mahalaleel, van de kinderen van Perez; ~
1577 Neh 11:6 | 6 Alle kinderen van Perez, die te Jeruzalem
1578 Neh 11:7 | 7 En dit zijn de kinderen van Benjamin: Sallu, de
1579 Neh 11:22 | den zoon van Micha; van de kinderen van Asaf waren de zangers
1580 Neh 11:24 | zoon van Mesezabeel, van de kinderen van Zerah, den zoon van
1581 Neh 11:25 | woonden sommigen van de kinderen van Juda, in Kirjath-Arba
1582 Neh 11:31 | 31 De kinderen van Benjamin nu van Geba
1583 Neh 12:23 | 23 De kinderen van Levi, de hoofden der
1584 Neh 12:28 | 28 Alzo werden de kinderen der zangers verzameld, zo
1585 Neh 12:35 | 35 En van de priesters kinderen met trompetten: Zecharja,
1586 Neh 12:43 | ook waren de vrouwen en de kinderen vrolijk; zodat de vrolijkheid
1587 Neh 12:47 | Levieten heiligden voor de kinderen van Aaron. ~
1588 Neh 13:2 | 2 Omdat zij den kinderen Israels niet waren tegengekomen
1589 Neh 13:16 | sabbat verkochten aan de kinderen van Juda en te Jeruzalem. ~
1590 Neh 13:24 | 24 En hun kinderen spraken half Asdodisch,
1591 Neh 13:28 | 28 Ook was er een van de kinderen van Jojada, den zoon van
1592 Est 16:13 | den oude toe, de kleine kinderen en de vrouwen, op een dag,
1593 Est 17:13 | den oude toe, de kleine kinderen en de vrouwen, op een dag,
1594 Est 49:4 | benauwen zou, de kleine kinderen en de vrouwen, en hun buit
1595 Job 1:5 | zeide: Misschien hebben mijn kinderen gezondigd, en God in hun
1596 Job 1:6 | Er was nu een dag, als de kinderen Gods kwamen, om zich voor
1597 Job 2:1 | Wederom was er een dag, als de kinderen Gods kwamen, om zich voor
1598 Job 8:4 | 4 Indien uw kinderen gezondigd hebben tegen Hem,
1599 Job 14:21 | 21 Zijn kinderen komen tot eer, en hij weet
1600 Job 17:5 | wat aanzegt, ook zijner kinderen ogen zullen versmachten. ~
1601 Job 19:17 | vreemd; en ik smeek om der kinderen mijns buiks wil. ~
1602 Job 19:18 | Ook versmaden mij de jonge kinderen; sta ik op, zo spreken zij
1603 Job 20:10 | 10 Zijn kinderen zullen zoeken den armen
1604 Job 21:11 | 11 Hun jonge kinderen zenden zij uit als een kudde,
1605 Job 21:11 | uit als een kudde, en hun kinderen huppelen. ~
1606 Job 21:19 | geweld weglegt, voor Zijn kinderen, hem vergeldt, dat hij het
1607 Job 27:14 | 14 Indien zijn kinderen vermenigvuldigen, het is
1608 Job 30:8 | 8 Zij waren kinderen der dwazen, en kinderen
1609 Job 30:8 | kinderen der dwazen, en kinderen van geen naam; zij waren
1610 Job 37:7 | vrolijk zongen, en al de kinderen Gods juichten. ~
1611 Job 37:32 | tijd, en den Wagen met zijn kinderen leiden? ~
1612 Job 41:16 | jaren, dat hij zag zijn kinderen, en de kinderen zijner kinderen,
1613 Job 41:16 | zag zijn kinderen, en de kinderen zijner kinderen, tot in
1614 Job 41:16 | kinderen, en de kinderen zijner kinderen, tot in vier geslachten. ~
1615 Psa 17:14 | met Uw verborgen schat; de kinderen worden verzadigd, en zij
1616 Psa 21:11 | verdoen, en hun zaad van de kinderen der mensen. ~
1617 Psa 29:1 | David. Geeft den HEERE, gij kinderen der machtigen! geeft den
1618 Psa 35:12 | 12 Lamed. Komt, gij, kinderen! hoort naar mij! ik zal
1619 Psa 42:15 | opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. ~
1620 Psa 44:1 | opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. ~
1621 Psa 45:1 | opperzangmeester, onder de kinderen van Korach, op Schoschannim. ~
1622 Psa 46:1 | opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. ~
1623 Psa 47:1 | opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. ~
1624 Psa 48:1 | lied, een psalm, voor de kinderen van Korach. ~
1625 Psa 49:1 | opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. ~
1626 Psa 69:9 | onbekend aan mijner moeders kinderen. ~
1627 Psa 72:4 | volks richten; hij zal de kinderen des nooddruftigen verlossen,
1628 Psa 73:15 | zijn aan het geslacht Uwer kinderen. ~
1629 Psa 77:16 | door Uw arm verlost; de kinderen van Jakob en van Jozef.
1630 Psa 78:4 | niet verbergen voor hun kinderen, voor het navolgende geslacht,
1631 Psa 78:5 | geboden heeft, dat zij ze hun kinderen zouden bekend maken; ~
1632 Psa 78:6 | geslacht die weten zou, de kinderen, die geboren zouden worden;
1633 Psa 78:6 | opstaan, en vertellen ze hun kinderen; ~
1634 Psa 78:9 | 9 (De kinderen van Efraim, gewapende boogschutters,
1635 Psa 79:11 | komen; behoud overig de kinderen des doods, naar de grootheid
1636 Psa 82:6 | goden; en gij zijt allen kinderen des Allerhoogsten; ~
1637 Psa 83:9 | hen gevoegd; zij zijn den kinderen van Lot tot een arm geweest.
1638 Psa 84:1 | Gittith; een psalm, voor de kinderen van Korach. ~
1639 Psa 85:1 | opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. ~
1640 Psa 87:1 | psalm, een lied voor de kinderen van Korach. Zijn grondslag
1641 Psa 88:1 | lied, een psalm voor de kinderen van Korach, voor den opperzangmeester,
1642 Psa 89:7 | den HEERE gelijk, onder de kinderen der sterken? ~
1643 Psa 89:31 | 31 Indien zijn kinderen Mijn wet verlaten, en in
1644 Psa 90:16 | Uw heerlijkheid over hun kinderen. ~
1645 Psa 102:21 | horen, om los te maken de kinderen des doods; ~
1646 Psa 102:29 | 29 De kinderen Uwer knechten zullen wonen,
1647 Psa 103:7 | wegen bekend gemaakt, den kinderen Israels Zijn daden. ~
1648 Psa 103:13 | een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt Zich de HEERE
1649 Psa 105:6 | Abraham, Zijn knecht, gij kinderen van Jakob, Zijn uitverkorene! ~
1650 Psa 107:8 | Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. ~
1651 Psa 107:15 | Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen; ~
1652 Psa 107:21 | Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. ~
1653 Psa 107:31 | Zijn wonderwerken voor de kinderen der mensen. ~
1654 Psa 109:9 | 9 Dat zijn kinderen wezen worden, en zijn vrouw
1655 Psa 109:10 | 10 En dat zijn kinderen hier en daar omzwerven,
1656 Psa 113:9 | huisgezin, een blijde moeder van kinderen. Hallelujah! ~
1657 Psa 115:14 | over ulieden en over uw kinderen. ~
1658 Psa 127:3 | 3Ziet, de kinderen zijn een erfdeel des HEEREN;
1659 Psa 128:3 | de zijden van uw huis; uw kinderen als olijfplanten rondom
1660 Psa 137:7 | 7HEERE! gedenk aan de kinderen van Edom, aan den dag van
1661 Psa 147:13 | poorten sterk; Hij zegent uw kinderen binnen in u. ~
1662 Psa 148:14 | Zijner gunstgenoten, der kinderen Israels, des volks, dat
1663 Psa 149:2 | hem gemaakt heeft; dat de kinderen Sions zich verheugen over
1664 Spre 4:1 | 1 Hoort, gij kinderen! de tucht des vaders, en
1665 Spre 5:7 | 7 Nu dan, gij kinderen! hoort naar mij, en wijkt
1666 Spre 7:24 | 24 Nu dan, kinderen, hoort naar mij, en luistert
1667 Spre 8:32 | 32 Nu dan, kinderen! hoort naar Mij; want welgelukzalig
1668 Spre 13:22 | goede zal zijner kinders kinderen doen erven; maar het vermogen
1669 Spre 14:26 | vertrouwen, en Hij zal Zijn kinderen een Toevlucht wezen. ~
1670 Spre 17:6 | de kindskinderen, en der kinderen sieraad zijn hun vaderen. ~
1671 Spre 20:7 | welgelukzalig zijn zijn kinderen na hem. ~
1672 Spre 31:28 | 28 Koph. Haar kinderen staan op, en roemen haar
1673 Pred 1:13 | bezigheid heeft God den kinderen der mensen gegeven,
1674 Pred 2:3 | ik zou zien wat den kinderen der mensen het best ware,
1675 Pred 2:7 | knechten en maagden, en ik had kinderen des huizes; ook had ik een
1676 Pred 3:10 | de bezigheid, die God den kinderen der mensen gegeven heeft,
1677 Pred 3:19 | 19 Want wat den kinderen der mensen wedervaart, dat
1678 Pred 3:21 | merkt, dat de adem van de kinderen der mensen opvaart naar
1679 Pred 6:3 | Indien een man honderd kinderen gewon, en vele jaren leefde,
1680 Pred 8:11 | daarom is het hart van de kinderen der mensen in hen vol om
1681 Pred 9:12 | die, alzo worden de kinderen der mensen verstrikt, ter
1682 Hoo 1:6 | zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen
1683 Jes 1:2 | de HEERE spreekt: Ik heb kinderen groot gemaakt en verhoogd;
1684 Jes 1:4 | boosdoeners, de verdervende kinderen! Zij hebben den HEERE verlaten,
1685 Jes 2:6 | de Filistijnen, en aan de kinderen der vreemden tonen
1686 Jes 3:4 | stellen tot hun vorsten, en kinderen zullen over hen heersen; ~
1687 Jes 3:12 | drijvers Mijns volks zijn kinderen, en vrouwen heersen over
1688 Jes 8:18 | 18 Ziet, ik en de kinderen, die mij de HEERE gegeven
1689 Jes 11:14 | handen slaan, en de kinderen Ammons zullen hun gehoorzaam
1690 Jes 13:18 | des buiks; hun oog zal de kinderen niet verschonen. ~
1691 Jes 14:21 | Maakt de slachting voor zijn kinderen gereed, om hunner vaderen
1692 Jes 17:3 | gelijk de heerlijkheid der kinderen Israels, spreekt de HEERE
1693 Jes 17:9 | verlaten hebben, om der kinderen Israels wil, hoewel daar
1694 Jes 27:12 | een bij een, o gij kinderen Israels! ~
1695 Jes 29:23 | 23 Want als hij zijn kinderen, het werk Mijner handen,
1696 Jes 30:1 | 1 Wee den kinderen, die afvallen, spreekt de
1697 Jes 30:9 | het zijn leugenachtige kinderen; kinderen, die des HEEREN
1698 Jes 30:9 | leugenachtige kinderen; kinderen, die des HEEREN wet niet
1699 Jes 31:6 | tot Hem, van Denwelken de kinderen Israels diep afgeweken zijn. ~
1700 Jes 37:3 | en der lastering; want de kinderen zijn gekomen tot aan de
1701 Jes 37:12 | en Haran, en Rezef, en de kinderen van Eden, die in Telasser
1702 Jes 38:19 | heden doe; de vader zal den kinderen Uw waarheid bekend maken. ~
1703 Jes 45:11 | dingen gevraagd; van Mijn kinderen, zoudt gij Mij van het werk
1704 Jes 47:8 | zitten, noch de beroving van kinderen kennen. ~
1705 Jes 47:9 | een dag, de beroving van kinderen en weduwschap; volkomenlijk
1706 Jes 49:20 | 20 Nog zullen de kinderen, waarvan gij beroofd waart,
1707 Jes 49:21 | gegenereerd, aangezien ik van kinderen beroofd en eenzaam was?
1708 Jes 49:25 | zal Ik twisten, en uw kinderen zal Ik verlossen. ~
1709 Jes 51:18 | Er is niemand van al de kinderen, die zij gebaard heeft,
1710 Jes 51:18 | leidt; en niemand van al de kinderen, die zij opgevoed heeft,
1711 Jes 51:20 | 20 Uw kinderen zijn in bezwijming gevallen,
1712 Jes 54:1 | barensnood gehad hebt! want de kinderen der eenzame zijn meer, dan
1713 Jes 54:1 | eenzame zijn meer, dan de kinderen der getrouwde, zegt de HEERE. ~
1714 Jes 54:13 | 13 En al uw kinderen zullen van den HEERE geleerd
1715 Jes 54:13 | geleerd zijn, en de vrede uwer kinderen zal groot zijn. ~
1716 Jes 58:3 | gijlieden hier toe, gij kinderen der guichelares! gij overspelig
1717 Jes 58:4 | lang uit? Zijt gij niet kinderen der overtreding, een zaad
1718 Jes 58:5 | groenen boom; slachtende de kinderen aan de beken, onder de hoeken
1719 Jes 61:9 | Tarsis vooreerst, om uw kinderen van verre te brengen, hun
1720 Jes 61:14 | buigende, tot u komen de kinderen dergenen, die u onderdrukt
1721 Jes 63:5 | jonkvrouw trouwt, alzo zullen uw kinderen u trouwen; en gelijk de
1722 Jes 64:8 | Zij zijn immers Mijn volk, kinderen, die niet liegen zullen?
1723 Jes 67:20 | de HEERE, gelijk als de kinderen Israels het spijsoffer in
1724 Jer 2:16 | 16 Ook hebben u de kinderen van Nof en Tachpanhes den
1725 Jer 2:30 | Tevergeefs heb Ik uw kinderen geslagen; zij hebben de
1726 Jer 3:14 | Bekeert u, gij afkerige kinderen! spreekt de HEERE, want
1727 Jer 3:19 | wel: Hoe zal Ik u onder de kinderen zetten, en u geven het gewenste
1728 Jer 3:21 | geween en smekingen der kinderen Israels, omdat zij hun weg
1729 Jer 3:22 | Keert weder, gij afkerige kinderen! Ik zal uw afkeringen genezen.
1730 Jer 4:22 | zij niet; het zijn zotte kinderen, en zij zijn niet verstandig;
1731 Jer 5:7 | over zulks u vergeven? Uw kinderen verlaten Mij, en zweren
1732 Jer 6:1 | Vlucht met hopen, gij kinderen van Benjamin! uit het midden
1733 Jer 6:21 | stoten te zamen vaders en kinderen, de nabuur en zijn metgezel,
1734 Jer 7:18 | 18 De kinderen lezen hout op, en de vaders
1735 Jer 7:30 | 30 Want de kinderen van Juda hebben gedaan,
1736 Jer 9:26 | en over Edom, en over de kinderen Ammons, en over Moab, en
1737 Jer 10:20 | zelen zijn verscheurd; mijn kinderen zijn van mij uitgegaan,
1738 Jer 13:14 | ander, zo de vaders als de kinderen te zamen, spreekt de HEERE;
1739 Jer 15:7 | lands; Ik heb Mijn volk van kinderen beroofd en verdaan; zij
1740 Jer 16:14 | als de HEERE leeft, Die de kinderen Israels uit Egypteland heeft
1741 Jer 16:15 | als de HEERE leeft, Die de kinderen Israels heeft opgevoerd
1742 Jer 17:2 | 2 Gelijk hun kinderen hunner altaren gedenken,
1743 Jer 17:19 | en sta in de poort van de kinderen des volks, door dewelke
1744 Jer 18:21 | en laat hun vrouwen van kinderen beroofd en weduwen worden,
1745 Jer 23:7 | als de HEERE leeft, Die de kinderen Israels uit Egypteland heeft
1746 Jer 25:21 | Edom, en Moab, en den kinderen Ammons; ~
1747 Jer 26:23 | lichaam in de graven van de kinderen des volks. ~
1748 Jer 27:3 | Moab, en tot den koning der kinderen Ammons, en tot den koning
1749 Jer 31:15 | Rachel weent over haar kinderen; zij weigert zich te laten
1750 Jer 31:15 | laten troosten over haar kinderen, omdat zij niet zijn. ~
1751 Jer 31:17 | spreekt de HEERE; want uw kinderen zullen wederkomen tot hun
1752 Jer 31:29 | druiven gegeten, en der kinderen tanden zijn stomp geworden. ~
1753 Jer 32:18 | vergeldt in den schoot hunner kinderen na hen; Gij grote, Gij geweldige
1754 Jer 32:30 | 30 Want de kinderen Israels en de kinderen van
1755 Jer 32:30 | de kinderen Israels en de kinderen van Juda hebben van hun
1756 Jer 32:30 | was in Mijn ogen; want de kinderen Israels hebben Mij door
1757 Jer 32:32 | Om al de boosheid der kinderen Israels en der kinderen
1758 Jer 32:32 | kinderen Israels en der kinderen van Juda, die zij gedaan
1759 Jer 32:39 | ten goede, mitsgaders hun kinderen na hen. ~
1760 Jer 35:5 | 5 En ik zette den kinderen van het huis der Rechabieten
1761 Jer 35:6 | drinken, gij, noch uw kinderen, tot in eeuwigheid. ~
1762 Jer 35:14 | van Rechab, die hij zijn kinderen geboden heeft, dat zij geen
1763 Jer 35:16 | 16 Dewijl dan de kinderen van Jonadab, den zoon van
1764 Jer 40:11 | die in Moab, en onder de kinderen Ammons, en in Edom, en die
1765 Jer 40:14 | dat Baalis, de koning der kinderen Ammons, Ismael, den zoon
1766 Jer 41:10 | over te gaan tot de kinderen Ammons. ~
1767 Jer 41:15 | mannen, en hij toog tot de kinderen Ammons. ~
1768 Jer 47:3 | vaders zien niet om naar de kinderen, vanwege de slappigheid
1769 Jer 48:4 | is verbroken; haar kleine kinderen hebben een gekrijt laten
1770 Jer 48:45 | Moab en den schedel der kinderen van het gedruis verteerd. ~
1771 Jer 49:1 | 1 Tegen de kinderen Ammons zegt de HEERE alzo:
1772 Jer 49:1 | alzo: Heeft dan Israel geen kinderen? Heeft hij geen erfgenaam?
1773 Jer 49:2 | HEERE, dat Ik over Rabba der kinderen Ammons een krijgsgeschrei
1774 Jer 49:6 | zal Ik de gevangenis der kinderen Ammons wenden, spreekt de
1775 Jer 49:28 | tegen Kedar, en verstoort de kinderen van het oosten. ~
1776 Jer 50:4 | spreekt de HEERE, zullen de kinderen Israels komen, zij en de
1777 Jer 50:4 | Israels komen, zij en de kinderen van Juda te zamen; wandelende
1778 Jer 50:33 | HEERE der heirscharen: De kinderen Israels en de kinderen van
1779 Jer 50:33 | De kinderen Israels en de kinderen van Juda zijn te zamen verdrukt
1780 Klaa 1:16 | verre van mij is; mijn kinderen zijn verwoest, omdat de
1781 Klaa 1:20 | heeft mij het zwaard van kinderen beroofd, van binnen is als
1782 Klaa 1:112| Beth. De kostelijke kinderen Sions, tegen fijn goud geschat,
1783 Klaa 1:120| barmhartige vrouwen hebben haar kinderen gekookt; zij zijn haar tot
1784 Eze 2:3 | Mensenkind! Ik zend u tot de kinderen Israels, tot de rebellerende
1785 Eze 2:4 | 4 En deze kinderen zijn hard van aangezicht,
1786 Eze 3:11 | de weggevoerden, tot de kinderen uws volks, en spreek tot
1787 Eze 4:13 | HEERE zeide: Alzo zullen de kinderen Israels hun brood onrein
1788 Eze 5:10 | Daarom zullen de vaders de kinderen eten in het midden van u,
1789 Eze 5:10 | het midden van u, en de kinderen zullen hun vaderen eten;
1790 Eze 5:17 | boos gedierte, die u van kinderen beroven zullen, zal Ik over
1791 Eze 6:5 | zal de dode lichamen der kinderen Israels voor het aangezicht
1792 Eze 14:15 | te gaan, hetwelk dat van kinderen berove, zodat het woest
1793 Eze 16:21 | 21 Dat gij Mijn kinderen geslacht hebt, en hebt ze
1794 Eze 16:26 | hebt ook gehoereerd met de kinderen van Egypte, uw naburen,
1795 Eze 16:28 | hebt gij gehoereerd met de kinderen van Assur, omdat gij onverzadelijk
1796 Eze 16:36 | en na het bloed uwer kinderen, dat gij hun gegeven hebt; ~
1797 Eze 16:45 | van haar man en van haar kinderen; en gij zijt de zuster uwer
1798 Eze 16:45 | mannen en van haar kinderen; uw moeder was een Hethietische,
1799 Eze 18:2 | gegeten, en de tanden der kinderen zijn stomp geworden? ~
1800 Eze 20:18 | Maar Ik zeide tot hun kinderen in de woestijn: Wandelt
1801 Eze 20:21 | 21 Maar die kinderen waren ook wederspannig tegen
1802 Eze 20:31 | offeren uwer gaven, met uw kinderen door het vuur te doen doorgaan,
1803 Eze 21:20 | inkomen zal tegen Rabba der kinderen Ammons, of tegen Juda, tot
1804 Eze 21:28 | zegt de Heere HEERE, van de kinderen Ammons, en van hun smading;
1805 Eze 23:7 | die allen de keure der kinderen van Assur waren; en met
1806 Eze 23:9 | boelen over, in de hand der kinderen van Assur, op dewelke zij
1807 Eze 23:12 | Zij werd verliefd op de kinderen van Assur, de vorsten en
1808 Eze 23:15 | naar de gelijkenis der kinderen van Babel, van Chaldea,
1809 Eze 23:17 | 17 De kinderen van Babel nu kwamen tot
1810 Eze 23:23 | 23 De kinderen van Babel en alle Chaldeen,
1811 Eze 23:23 | en Soa, en Koa, en alle kinderen van Assur met hen; gewenste
1812 Eze 23:37 | daartoe hebben zij ook haar kinderen, die zij Mij gebaard
1813 Eze 23:39 | 39 Want als zij hun kinderen hun drekgoden geslacht hadden,
1814 Eze 25:2 | zet uw aangezicht tegen de kinderen Ammons, en profeteer tegen
1815 Eze 25:3 | 3 En zeg tot de kinderen Ammons: Hoort des Heeren
1816 Eze 25:5 | een kemelstal maken, en de kinderen Ammons tot een schaapskooi;
1817 Eze 25:10 | oosten, met het land der kinderen Ammons, hetwelk Ik ter bezitting
1818 Eze 25:10 | zal overgeven; opdat der kinderen Ammons onder de heidenen
1819 Eze 27:11 | 11 De kinderen van Arvad en uw heir waren
1820 Eze 27:15 | 15 De kinderen van Dedan waren uw kooplieden;
1821 Eze 30:5 | gemengde hoop, en Cub, en de kinderen van het land des verbonds
1822 Eze 33:2 | Mensenkind! spreek tot de kinderen uws volks, en zeg tot hen:
1823 Eze 33:12 | o mensenkind! zeg tot de kinderen uws volks: De gerechtigheid
1824 Eze 33:17 | 17 Nog zeggen de kinderen uws volks: De weg des Heeren
1825 Eze 33:30 | En gij, o mensenkind! de kinderen uws volks spreken steeds
1826 Eze 35:5 | vijandschap hebt, en hebt de kinderen Israels doen wegvloeien
1827 Eze 37:16 | daarop: Voor Juda, en voor de kinderen Israels, zijn metgezellen;
1828 Eze 37:18 | 18 En wanneer de kinderen uws volks tot u zullen spreken,
1829 Eze 37:21 | Heere HEERE: Ziet, Ik zal de kinderen Israels halen uit het midden
1830 Eze 37:25 | zullen zij wonen, zij en hun kinderen, en hun kindskinderen
1831 Eze 40:46 | altaars waarnemen; dat zijn de kinderen van Zadok, die uit de kinderen
1832 Eze 40:46 | kinderen van Zadok, die uit de kinderen van Levi tot den HEERE
1833 Eze 43:7 | wonen zal in het midden der kinderen Israels, in eeuwigheid;
1834 Eze 44:9 | vreemde, die in het midden der kinderen Israels is. ~
1835 Eze 44:15 | Levietische priesters, de kinderen van Zadok, die de wacht
1836 Eze 44:15 | hebben waargenomen, als de kinderen Israels van Mij afdwaalden,
1837 Eze 47:22 | midden van u verkeren, die kinderen in het midden van u
1838 Eze 47:22 | een inboorling onder de kinderen Israels; zij zullen met
1839 Eze 48:11 | die geheiligd zijn uit de kinderen van Zadok, die Mijn wacht
1840 Eze 48:11 | gedwaald hebben, als de kinderen Israels dwaalden; gelijk
1841 Dan 1:3 | voorbrengen zou enigen uit de kinderen Israels, te weten, uit het
1842 Dan 1:6 | dezelve nu waren uit de kinderen van Juda: Daniel, Hananja,
1843 Dan 5:21 | En hij werd van de kinderen der mensen verstoten, en
1844 Dan 6:25 | kuil der leeuwen hen, hun kinderen, en hun vrouwen; en
1845 Dan 11:41 | de eerstelingen der kinderen Ammons. ~
1846 Dan 12:1 | grote vorst, die voor de kinderen uws volks staat, als het
1847 Hos 1:2 | vrouw der hoererijen, en kinderen der hoererijen; want het
1848 Hos 1:10 | Nochtans zal het getal der kinderen Israels zijn als het zand
1849 Hos 1:10 | gezegd zal worden: Gij zijt kinderen des levenden Gods. ~
1850 Hos 1:11 | 11 En de kinderen van Juda, en de kinderen
1851 Hos 1:11 | kinderen van Juda, en de kinderen Israels zullen samenvergaderd
1852 Hos 2:3 | 3 En Mij harer kinderen niet ontferme, omdat zij
1853 Hos 2:3 | niet ontferme, omdat zij kinderen der hoererijen zijn. ~
1854 Hos 3:1 | doet; gelijk de HEERE de kinderen Israels bemint, maar zij
1855 Hos 3:4 | 4 Want de kinderen Israels zullen vele dagen
1856 Hos 3:5 | Daarna zullen zich de kinderen Israels bekeren, en zoeken
1857 Hos 4:1 | Hoort des HEEREN woord, gij kinderen Israels! want de HEERE heeft
1858 Hos 4:6 | vergeten hebt, zal Ik ook uw kinderen vergeten. ~
1859 Hos 5:7 | want zij hebben vreemde kinderen gewonnen; nu zal hen de
1860 Hos 9:12 | 12 Ofschoon zij hun kinderen mochten groot maken, Ik
1861 Hos 9:13 | woonplaats; maar Efraim zal zijn kinderen moeten uitbrengen tot den
1862 Hos 10:9 | strijd te Gibea, tegen de kinderen der verkeerdheid, zal ze
1863 Hos 11:10 | brullen zal, dan zullen de kinderen van de zee af al bevende
1864 Joe 1:3 | 3 Vertelt uw kinderen daarvan, en laat het uw
1865 Joe 1:3 | daarvan, en laat het uw kinderen hun kinderen vertellen,
1866 Joe 1:3 | laat het uw kinderen hun kinderen vertellen, en derzelver
1867 Joe 1:3 | vertellen, en derzelver kinderen aan een ander geslacht. ~
1868 Joe 2:23 | 23 En gij, kinderen van Sion! verheugt u en
1869 Joe 3:6 | 6 En gij hebt de kinderen van Juda en de kinderen
1870 Joe 3:6 | kinderen van Juda en de kinderen van Jeruzalem verkocht aan
1871 Joe 3:6 | Jeruzalem verkocht aan de kinderen der Grieken, opdat gij hen
1872 Joe 3:8 | verkopen in de hand der kinderen van Juda, die ze verkopen
1873 Joe 3:16 | volks, en de Sterkte der kinderen Israels zijn. ~
1874 Joe 3:19 | het geweld, gedaan aan de kinderen van Juda, in welker land
1875 Amos 1:13 | Om drie overtredingen der kinderen Ammons, en om vier zal Ik
1876 Amos 2:11 | Nazireen; is dit niet alzo, gij kinderen Israels? spreekt de HEERE. ~
1877 Amos 3:1 | tegen ulieden spreekt, gij kinderen van Israel! namelijk tegen
1878 Amos 3:12 | muil redt, alzo zullen de kinderen Israels gered worden, die
1879 Amos 4:5 | hebt gij het gaarne, gij kinderen Israels! spreekt de Heere
1880 Amos 9:7 | gijlieden Mij niet als de kinderen der Moren, o kinderen Israels?
1881 Amos 9:7 | de kinderen der Moren, o kinderen Israels? spreekt de HEERE.
1882 Oba 1:12 | verblijd hebben over de kinderen van Juda, ten dage huns
1883 Oba 1:20 | weggevoerden van dit heir der kinderen Israels, hetgeen der Kanaanieten
1884 Mic 5:2 | broederen zich bekeren met de kinderen Israels. ~
1885 Nah 3:10 | gevangenis; ook zijn haar kinderen op het hoofd van alle straten
1886 Zep 1:8 | over de vorsten, en over de kinderen des konings, en over allen,
1887 Zep 2:8 | en de scheldwoorden der kinderen Ammons, waarmede zij Mijn
1888 Zep 2:9 | zekerlijk zijn als Sodom, en de kinderen Ammons als Gomorra, een
1889 Zac 9:13 | gevuld hebben; en Ik uw kinderen, o Sion! zal verwekt hebben
1890 Zac 9:13 | verwekt hebben tegen uw kinderen, o Griekenland! en u gesteld
1891 Zac 10:7 | als van den wijn; en hun kinderen zullen het zien, en zich
1892 Zac 10:9 | zij zullen leven met hun kinderen, en wederkeren. ~
1893 Mal 3:3 | reinigende, en Hij zal de kinderen van Levi reinigen, en Hij
1894 Mal 3:6 | veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jakobs! niet verteerd. ~
1895 Mal 4:6 | hart der vaderen tot de kinderen wederbrengen, en het hart
1896 Mal 4:6 | wederbrengen, en het hart der kinderen tot hun vaderen; opdat Ik
1897 Matt 2:16 | heeft omgebracht al de kinderen, die binnen Bethlehem, en
1898 Matt 2:18 | gekerm; Rachel beweende haar kinderen, en wilde niet vertroost
1899 Matt 2:32 | uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken. ~
1900 Matt 5:9 | vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden. ~
1901 Matt 5:45 | 45 Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in
1902 Matt 7:11 | die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel
1903 Matt 8:12 | 12 En de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen
1904 Matt 10:21 | de vader het kind, en de kinderen zullen opstaan tegen de
1905 Matt 11:19 | gerechtvaardigd geworden van Haar kinderen. ~
1906 Matt 13:38 | en het goede zaad zijn de kinderen des Koninkrijks; en het
1907 Matt 13:38 | en het onkruid zijn de kinderen des bozen; ~
1908 Matt 14:21 | mannen, zonder de vrouwen en kinderen. ~
1909 Matt 15:26 | betamelijk het brood der kinderen te nemen, en den hondekens
1910 Matt 15:38 | mannen, zonder de vrouwen en kinderen. ~
1911 Matt 18:25 | verkopen, en zijn vrouw en kinderen, en al wat hij had, en dat
1912 Matt 19:29 | of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijns Naams
1913 Matt 21:15 | wonderheden, die Hij deed, en de kinderen, roepende in den tempel,
1914 Matt 21:16 | gelezen: Uit de mond der jonge kinderen en der zuigelingen hebt
1915 Matt 22:24 | Indien iemand sterft, geen kinderen hebbende, zo zal zijn broeder
1916 Matt 23:31 | gij tegen uzelven, dat gij kinderen zijt dergenen, die de profeten
1917 Matt 23:37 | hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen,
1918 Matt 27:9 | des Gewaardeerden van de kinderen Israels, Denwelken zij gewaardeerd
1919 Matt 27:25 | kome over ons, en over onze kinderen. ~
1920 Mark 3:28 | u, dat al de zonden den kinderen der mensen zullen vergeven
1921 Mark 7:27 | tot haar: Laat eerst de kinderen verzadigd worden; want het
1922 Mark 7:27 | betamelijk dat men het brood der kinderen neme, en den hondekens voor
1923 Mark 7:28 | tafel van de kruimkens der kinderen. ~
1924 Mark 10:24 | antwoordende, zeide tot hen: Kinderen! Hoe zwaar is het, dat degenen,
1925 Mark 10:29 | of moeder, of vrouw, of kinderen, of akkers, om Mijnentwil
1926 Mark 10:30 | zusters, en moeders, en kinderen, en akkers, met de vervolgingen,
1927 Mark 12:19 | vrouw achterlaat, en geen kinderen nalaat, dat zijn broeder
1928 Mark 13:12 | de vader het kind; en de kinderen zullen opstaan tegen de
1929 Luk 1:16 | 16 En hij zal velen der kinderen Israels bekeren tot den
1930 Luk 1:17 | harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot
1931 Luk 3:8 | uit deze stenen Abraham kinderen kan verwekken. ~
1932 Luk 6:35 | groot zijn, en gij zult kinderen des Allerhoogsten zijn;
1933 Luk 7:32 | 32 Zij zijn gelijk aan de kinderen, die op de markt zitten,
1934 Luk 7:35 | gerechtvaardigd geworden van al haar kinderen. ~
1935 Luk 11:7 | is nu gesloten, en mijn kinderen zijn met mij in de slaapkamer;
1936 Luk 11:13 | die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel
1937 Luk 13:34 | hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen,
1938 Luk 14:26 | en moeder, en vrouw, en kinderen, en broeders, en zusters,
1939 Luk 16:8 | voorzichtiglijk gedaan had; want de kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger,
1940 Luk 16:8 | zijn voorzichtiger, dan de kinderen des lichts, in hun geslacht. ~
1941 Luk 18:29 | of broeders, of vrouw, of kinderen, om het Koninkrijk Gods; ~
1942 Luk 19:44 | grond nederwerpen, en uw kinderen in u; en zij zullen in u
1943 Luk 20:28 | heeft, en hij sterft zonder kinderen, dat zijn broeder de vrouw
1944 Luk 20:29 | vrouw, en hij stierf zonder kinderen. ~
1945 Luk 20:30 | en ook deze stierf zonder kinderen. ~
1946 Luk 20:31 | de zeven, en hebben geen kinderen nagelaten, en zijn gestorven. ~
1947 Luk 20:34 | antwoordende, zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw trouwen, en worden
1948 Luk 20:36 | engelen gelijk; en zij zijn kinderen Gods, dewijl zij kinderen
1949 Luk 20:36 | kinderen Gods, dewijl zij kinderen der opstanding zijn. ~
1950 Luk 23:28 | over uzelven, en over uw kinderen. ~
1951 Joha 1:12 | heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk
1952 Joha 4:12 | daaruit gedronken, en zijn kinderen en zijn vee? ~
1953 Joha 8:39 | hen: Indien gij Abrahams kinderen waart, zo zoudt gij de werken
1954 Joha 11:52 | volk, maar opdat Hij ook de kinderen Gods, die verstrooid waren,
1955 Joha 12:36 | in het Licht, opdat gij kinderen des Lichts moogt zijn. Deze
1956 Hand 2:39 | komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre
1957 Hand 3:25 | 25 Gijlieden zijt kinderen der profeten, en des verbonds,
1958 Hand 5:36 | dat Hij gezonden heeft den kinderen Israels, verkondigende vrede
1959 Hand 7:26 | 26 Mannen broeders, kinderen van het geslacht Abrahams,
1960 Hand 7:32 | vervuld heeft aan ons, hun kinderen, als Hij Jezus verwekt heeft. ~
1961 Hand 15:5 | ons allen met vrouwen en kinderen tot buiten de stad; en aan
1962 Hand 15:21 | afvallen, zeggende: dat zij de kinderen niet zouden besnijden, noch
1963 Rom 8:14 | geleid worden, die zijn kinderen Gods. ~
1964 Rom 8:15 | Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen:
1965 Rom 8:16 | met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. ~
1966 Rom 8:17 | 17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen,
1967 Rom 8:19 | verwacht de openbaring der kinderen Gods. ~
1968 Rom 8:21 | vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. ~
1969 Rom 8:23 | verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing
1970 Rom 9:4 | welker is de aanneming tot kinderen, en de heerlijkheid, en
1971 Rom 9:7 | zaad zijn, zijn zij allen kinderen; maar: In Izaak zal u het
1972 Rom 9:8 | 8 Dat is, niet de kinderen des vleses, die zijn kinderen
1973 Rom 9:8 | kinderen des vleses, die zijn kinderen Gods; maar de kinderen der
1974 Rom 9:8 | zijn kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis worden voor
1975 Rom 9:11 | 11 Want als de kinderen nog niet geboren waren,
1976 Rom 9:26 | niet, aldaar zullen zij kinderen des levenden Gods genaamd
1977 Rom 9:27 | Israel: Al ware het getal der kinderen Israels gelijk het zand
1978 1Kor 3:1 | vleselijken, als tot jonge kinderen in Christus. ~
1979 1Kor 4:14 | beschamen, maar als mijn lieve kinderen vermaan ik u. ~
1980 1Kor 7:14 | man; want anders waren uw kinderen onrein, maar nu zijn zij
1981 1Kor 14:20 | 20 Broeders, wordt geen kinderen in het verstand, maar zijt
1982 1Kor 14:20 | het verstand, maar zijt kinderen in de boosheid, en wordt
1983 2Kor 3:7 | is geweest, alzo dat de kinderen Israels het aangezicht van
1984 2Kor 3:13 | aangezicht legde, opdat de kinderen Israels niet zouden sterk
1985 2Kor 6:13 | ik spreek als tot mijn kinderen) zo wordt gij ook uitgebreid. ~
1986 2Kor 12:14 | het uwe, maar u; want de kinderen moeten niet schatten vergaderen
1987 2Kor 12:14 | maar de ouders voor de kinderen. ~
1988 Gal 3:7 | het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. ~
1989 Gal 3:26 | 26 Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in
1990 Gal 4:3 | 3 Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar
1991 Gal 4:5 | opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. ~
1992 Gal 4:6 | 6 En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest
1993 Gal 4:25 | en dienstbaar is met haar kinderen. ~
1994 Gal 4:27 | barensnood hebt, want de kinderen der eenzame zijn veel meer,
1995 Gal 4:28 | Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izak was. ~
1996 Gal 4:31 | broeders, wij zijn niet kinderen der dienstmaagd, maar der
1997 Efez 1:5 | heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus, in
1998 Efez 2:2 | geest, die nu werkt in de kinderen der ongehoorzaamheid; ~
1999 Efez 2:3 | en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de
2000 Efez 3:5 | Welke in andere eeuwen den kinderen der mensen niet is bekend
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2044 |