Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
ziba 16
zibeon 8
zibja 4
zich 1976
zichri 12
zichzelf 11
zichzelve 10
Frequency    [«  »]
2140 toen
2077 heeren
2044 kinderen
1976 zich
1948 huis
1859 wij
1852 waren

Bijbel

IntraText - Concordances

zich

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1976

     Book Chapter: Verse
1 Gen 2:25 | vrouw; en zij schaamden zich niet. ~ 2 Gen 3:7 | vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten. ~ 3 Gen 3:8 | des daags. Toen verborg zich Adam en zijn vrouw voor 4 Gen 3:24 | lemmer eens zwaards, dat zich omkeerde, om te bewaren 5 Gen 4:19 | 19 En Lamech nam zich twee vrouwen; de naam van 6 Gen 6:2 | schoon waren, en zij namen zich vrouwen uit allen, die zij 7 Gen 6:4 | mensen ingegaan waren, en zich kinderen gewonnen hadden; 8 Gen 7:21 | 21 En alle vlees, dat zich op de aarde roerde, gaf 9 Gen 8:8 | Daarna liet hij een duif van zich uit, om te zien, of de wateren 10 Gen 8:9 | haar, en bracht haar tot zich in de ark. ~ 11 Gen 8:19 | al het gevogelte, al wat zich op de aarde roert, naar 12 Gen 9:2 | gevogelte des hemels; in al wat zich op den aardbodem roert, 13 Gen 9:3 | 3 Al wat zich roert, dat levend is, zij 14 Gen 9:21 | dronken; en hij ontblootte zich in het midden zijner tent. ~ 15 Gen 11:29 | En Abram en Nahor namen zich vrouwen; de naam van Abrams 16 Gen 13:11 | 11 Zo koos Lot voor zich de ganse vlakte der Jordaan, 17 Gen 14:3 | 3 Deze allen voegden zich samen in het dal Siddim, 18 Gen 14:15 | 15 En hij verdeelde zich tegen hen des nachts, hij 19 Gen 17:2 | de deur der tent, en boog zich ter aarde. ~ 20 Gen 17:6 | 6 En Abraham haastte zich naar de tent tot Sara, en 21 Gen 18:1 | op hun tegemoet, en boog zich met het aangezicht ter aarde. ~ 22 Gen 18:4 | 4 Eer zij zich te slapen legden, zo hebben 23 Gen 18:6 | hij sloot de deur achter zich toe; ~ 24 Gen 18:10 | hand uit, en deden Lot tot zich inkomen in het huis, en 25 Gen 18:27 | 27 En Abraham maakte zich deszelven morgens vroeg 26 Gen 20:16 | 16 En zij ging en zette zich tegenover, afgaande zo verre, 27 Gen 21:3 | twee van zijn jongeren met zich, en Izak zijn zoon; en hij 28 Gen 21:3 | het brandoffer, en maakte zich op, en ging naar de plaats, 29 Gen 21:19 | jongeren, en zij maakten zich op, en zij gingen samen 30 Gen 22:7 | stond Abraham op, en boog zich neder voor het volk des 31 Gen 22:12 | 12 Toen boog zich Abraham neder voor het aangezicht 32 Gen 23:10 | zijn hand; en hij maakte zich op, en toog heen naar Mesopotamie, 33 Gen 23:18 | mijn heer! en zij haastte zich en liet haar kruik neder 34 Gen 23:20 | 20 En zij haastte zich, en goot haar kruik uit 35 Gen 23:21 | 21 En de man ontzette zich over haar, stilzwijgende, 36 Gen 23:46 | 46 Zo haastte zij zich en liet haar kruik van zich 37 Gen 23:46 | zich en liet haar kruik van zich neder, en zeide: Drink gij, 38 Gen 23:52 | woorden hoorde, zo boog hij zich ter aarde voor den HEERE. ~ 39 Gen 23:61 | 61 En Rebekka maakte zich op met haar jonge dochteren, 40 Gen 23:65 | zij den sluier, en bedekte zich. ~ 41 Gen 23:85 | gaat naar Assur; hij heeft zich nedergeslagen voor het aangezicht 42 Gen 23:87 | zuster van Laban, den Syrier, zich ter vrouw nam. ~ 43 Gen 23:88 | onvruchtbaar; en de HEERE liet zich van hem verbidden, zodat 44 Gen 23:89 | 22 En de kinderen stieten zich samen in haar lichaam. Toen 45 Gen 23:90 | buik, en twee natien zullen zich uit uw ingewand van een 46 Gen 24:17 | van daar, en hij legerde zich in het dal van Gerar, en 47 Gen 25:15 | grootsten zoon, die zij bij zich in huis had, en zij trok 48 Gen 25:29 | dienen, en natien zullen zich voor u nederbuigen; wees 49 Gen 25:29 | zonen uwer moeder zullen zich voor u nederbuigen! Vervloekt 50 Gen 25:42 | uw broeder Ezau troost zich over u, dat hij u doden 51 Gen 26:6 | Paddan-Aram weggezonden had om zich van daar een vrouw te nemen; 52 Gen 26:9 | Ezau tot Ismael, en nam zich tot een vrouw boven zijn 53 Gen 26:11 | zijn hoofdpeluw, en legde zich te slapen te dierzelver 54 Gen 27:34 | een zoon, en zeide: Nu zal zich ditmaal mijn man bij mij 55 Gen 27:72 | 37 Toen nam zich Jakob roeden van groen populierenhout, 56 Gen 28:17 | 17 Toen maakte zich Jakob op, en laadde zijn 57 Gen 28:20 | 20 En Jakob ontstal zich aan het hart van Laban, 58 Gen 28:21 | zijne was, en hij maakte zich op, en voer over de rivier, 59 Gen 28:23 | nam hij zijn broeders met zich, en jaagde hem achterna, 60 Gen 30:3 | aangezicht heen, en hij boog zich zeven malen ter aarde, totdat 61 Gen 30:6 | haar kinderen, en zij bogen zich neder. ~ 62 Gen 30:7 | haar kinderen, en zij bogen zich neder; en daarna trad Jozef 63 Gen 30:7 | en Rachel, en zij bogen zich neder. ~ 64 Gen 30:17 | en bouwde een huis voor zich, en maakte hutten voor zijn 65 Gen 30:18 | Paddan-Aram; en hij legerde zich in het gezicht der stad. ~ 66 Gen 31:30 | weinig volks in getal; zo zij zich tegen mij verzamelen, zo 67 Gen 34:7 | kwamen rondom, en bogen zich neder voor mijn schoof. ~ 68 Gen 34:9 | maan en elf sterren bogen zich voor mij neder. ~ 69 Gen 34:35 | al zijn dochteren maakten zich op, om hem te troosten; 70 Gen 34:35 | troosten; maar hij weigerde zich te laten troosten, en zeide: 71 Gen 35:12 | van Juda; daarna troostte zich Juda, en ging op tot zijn 72 Gen 35:14 | van haar weduwschap van zich af, en zij bedekte zich 73 Gen 35:14 | zich af, en zij bedekte zich met een sluier, en bewond 74 Gen 35:14 | met een sluier, en bewond zich, en zette zich aan den ingang 75 Gen 35:14 | en bewond zich, en zette zich aan den ingang der twee 76 Gen 35:19 | 19 En zij maakte zich op, en ging heen, en legde 77 Gen 35:19 | en legde haar sluier van zich af, en zij trok aan de klederen 78 Gen 35:23 | Juda: Zij neme het voor zich, opdat wij misschien niet 79 Gen 36:16 | zij legde zijn kleed bij zich, totdat zijn heer in zijn 80 Gen 38:6 | broederen kwamen, en bogen zich voor hem, met de aangezichten 81 Gen 38:7 | hij hen; maar hij hield zich vreemd jegens hen, en sprak 82 Gen 38:24 | 24 Toen wendde hij zich om, van hen af, en weende; 83 Gen 39:15 | Benjamin; en zij maakten zich op, en togen af naar Egypte, 84 Gen 39:26 | in het huis, en zij bogen zich voor hem ter aarde. ~ 85 Gen 39:28 | neigden het hoofd en bogen zich neder. ~ 86 Gen 39:30 | 30 En Jozef haastte zich; want zijn ingewand ontstak 87 Gen 39:33 | jonkheid; dies verwonderden zich de mannen onder elkander. ~ 88 Gen 41:1 | 1 Toen kon zich Jozef niet bedwingen voor 89 Gen 41:1 | niemand bij hem, als Jozef zich aan zijn broederen bekend 90 Gen 42:5 | 5 Toen maakte zich Jakob op van Ber-seba; en 91 Gen 42:7 | zijn zaad bracht hij met zich in Egypte. ~ 92 Gen 42:29 | tegemoet naar Gosen; en als hij zich aan hem vertoonde, zo viel 93 Gen 43:27 | land Gosen; en zij stelden zich tot bezitters daarin, en 94 Gen 43:31 | zwoer hem. En Israel boog zich ten hoofde van het bed. ~  ~  ~ 95 Gen 44:1 | hij zijn twee zonen met zich, Manasse en Efraim! ~ 96 Gen 44:2 | komt tot u! Zo versterkte zich Israel, en zat op het bed. ~ 97 Gen 44:10 | hij deed hen naderen tot zich; toen kuste hij hen, en 98 Gen 44:12 | zijn knieen; en hij boog zich voor zijn aangezicht neder 99 Gen 45:8 | vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen. 100 Gen 45:9 | opgeklommen, mijn zoon! Hij kromt zich, hij legt zich neder als 101 Gen 45:9 | Hij kromt zich, hij legt zich neder als een leeuw, en 102 Exo 1:10 | krijg voorvalt, dat het zich ook niet vervoege tot onze 103 Exo 2:4 | 4 En zijn zuster stelde zich van verre, om te weten, 104 Exo 2:5 | dochter van Farao ging af, om zich te wassen in de rivier; 105 Exo 3:4 | Toen de HEERE zag, dat hij zich daarheen wendde, om te bezien, 106 Exo 5:9 | daaraan te doen hebben, en zich niet vergapen aan leugenachtige 107 Exo 5:12 | 12 Toen verstrooide zich het volk in het ganse land 108 Exo 6:19 | nam Jochebed, zijn moei, zich tot huisvrouw, en zij baarde 109 Exo 6:22 | 22 En Aaron nam zich tot een vrouw Eliseba, dochter 110 Exo 6:24 | zoon van Aaron, nam voor zich een van de dochteren van 111 Exo 7:23 | 23 En Farao keerde zich om, en ging naar zijn huis; 112 Exo 9:34 | ophielden, zo verzondigde hij zich verder, en hij verzwaarde 113 Exo 10:6 | dezen dag. En hij keerde zich om, en ging uit van Farao. ~ 114 Exo 10:14 | ganse Egypteland, en lieten zich neder aan al de palen der 115 Exo 11:8 | knechten tot mij afkomen, en zich voor mij neigen, zeggende: 116 Exo 12:27 | huizen bevrijdde! Toen boog zich het volk en neigde zich. ~ 117 Exo 12:27 | zich het volk en neigde zich. ~ 118 Exo 12:39 | konden, noch ook tering voor zich bereiden. ~ 119 Exo 13:15 | het geschiedde, toen Farao zich verhardde ons te laten trekken, 120 Exo 13:19 | beenderen van Jozef met zich; want hij had met een zwaren 121 Exo 13:20 | Sukkoth; en zij legerden zich in Etham, aan het einde 122 Exo 14:2 | dat zij wederkeren, en zich legeren voor Pi-Hachiroth, 123 Exo 14:6 | aan, en nam zijn volk met zich. ~ 124 Exo 14:9 | achterhaalden hen, daar zij zich gelegerd hadden aan de zee; 125 Exo 15:27 | palmbomen; en zij legerden zich aldaar aan de wateren. ~  ~ 126 Exo 16:10 | kinderen Israels sprak, en zij zich naar de woestijn keerden, 127 Exo 17:1 | HEEREN, en zij legerden zich te Rafidim. Daar nu was 128 Exo 18:5 | den berg Gods, waar hij zich gelegerd had, ~ 129 Exo 18:7 | schoonvader tegemoet, en hij boog zich, en kuste hem; en zij vraagden 130 Exo 18:9 | 9 Jethro nu verheugde zich over al het goede, hetwelk 131 Exo 19:2 | woestijn Sinai, en zij legerden zich in de woestijn; Israel nu 132 Exo 19:2 | woestijn; Israel nu legerde zich aldaar tegenover dien berg. ~ 133 Exo 19:22 | die tot den HEERE naderen, zich heiligen, dat de HEERE niet 134 Exo 21:10 | 10 Indien hij voor zich een andere neemt, zo zal 135 Exo 24:2 | 2 En dat Mozes alleen zich nadere tot den HEERE, maar 136 Exo 24:4 | des HEEREN, en hij maakte zich des morgens vroeg op, en 137 Exo 24:13 | 13 Toen maakte zich Mozes op, met Jozua, zijn 138 Exo 25:2 | Van alle man, wiens hart zich vrijwillig bewegen zal, 139 Exo 30:19 | Dat Aaron en zijn zonen zich daaruit wassen, hun handen 140 Exo 30:20 | zullen gaan, zo zullen zij zich met water wassen, opdat 141 Exo 31:17 | den zevenden dag gerust en Zich verkwikt heeft. ~ 142 Exo 32:1 | te komen, zo verzamelde zich het volk tot Aaron, en zij 143 Exo 32:8 | geboden had, zij hebben zich een gegoten kalf gemaakt; 144 Exo 32:8 | kalf gemaakt; en zij hebben zich voor hetzelve gebogen, en 145 Exo 32:15 | 15 En Mozes wendde zich om, en klom van den berg 146 Exo 32:26 | tot mij! Toen verzamelden zich tot hem al de zonen van 147 Exo 32:31 | zonde gezondigd, dat zij zich gouden goden gemaakt hebben. 148 Exo 33:1 | te komen, zo verzamelde zich het volk tot Aaron, en zij 149 Exo 33:8 | geboden had, zij hebben zich een gegoten kalf gemaakt; 150 Exo 33:8 | kalf gemaakt; en zij hebben zich voor hetzelve gebogen, en 151 Exo 33:15 | 15 En Mozes wendde zich om, en klom van den berg 152 Exo 33:26 | tot mij! Toen verzamelden zich tot hem al de zonen van 153 Exo 33:31 | zonde gezondigd, dat zij zich gouden goden gemaakt hebben. 154 Exo 34:4 | deed zijn versiersel aan zich. ~ 155 Exo 34:7 | nam de tent, en spande ze zich buiten het leger, ver van 156 Exo 34:8 | op, en een ieder stelde zich in de deur zijner tent; 157 Exo 34:10 | het volk op, en zij bogen zich, een ieder in de deur zijner 158 Exo 34:28 | nederwaarts in een wolk, en stelde Zich aldaar bij hem; en Hij riep 159 Exo 34:31 | 8 Mozes nu haastte zich en neigde het hoofd ter 160 Exo 34:31 | hoofd ter aarde, en hij boog zich. ~ 161 Exo 40:32 | naderden, zo wiesen zij zich, gelijk als de HEERE aan 162 Lev 5:19 | een schuldoffer; hij heeft zich voorzeker schuldig gemaakt 163 Lev 11:44 | enig kruipend gedierte, dat zich op de aarde roert. ~ 164 Lev 11:46 | van alle levende ziel, die zich roert in de wateren, en 165 Lev 13:33 | 33 Zo zal hij zich scheren laten; maar de schurftheid 166 Lev 14:8 | zijn haar afscheren, en zich in het water afwassen, zo 167 Lev 15:3 | zijn vlees van zijn vloed zich verstopt, dat is zijn onreinigheid. ~ 168 Lev 15:5 | zijn klederen wassen, en zich met water baden, en zal 169 Lev 15:6 | zijn klederen wassen, en zich met water baden, en zal 170 Lev 15:7 | zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein 171 Lev 15:8 | klederen wassen, en zal zich met water baden, en onrein 172 Lev 15:10 | zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein 173 Lev 15:11 | zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein 174 Lev 15:13 | reiniging zeven dagen voor zich tellen, en zijn klederen 175 Lev 15:14 | achtsten dag zal hij voor zich twee tortelduiven of twee 176 Lev 15:18 | hebben; daarom zullen zij zich met water baden, en onrein 177 Lev 15:21 | zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein 178 Lev 15:22 | zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein 179 Lev 15:27 | zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein 180 Lev 15:28 | wordt, dan zal zij voor zich zeven dagen tellen, daarna 181 Lev 15:29 | achtsten dag zal zij voor zich twee tortelduiven, of twee 182 Lev 16:4 | een linnen gordel zal hij zich gorden, en met een linnen 183 Lev 16:6 | zijn, offeren, en zal voor zich en voor zijn huis verzoening 184 Lev 16:22 | 22 Alzo zal die bok op zich al hun ongerechtigheden 185 Lev 16:24 | volks bereiden, en voor zich en voor het volk verzoening 186 Lev 17:15 | zijn klederen wassen, en zich met water baden, en onrein 187 Lev 20:6 | Wanneer er een ziel is, die zich tot de waarzeggers en tot 188 Lev 20:27 | Als nu een man en vrouw in zich een waarzeggenden geest 189 Lev 21:1 | een dode zal een priester zich niet verontreinigen onder 190 Lev 21:3 | heeft; over die zal hij zich verontreinigen. ~ 191 Lev 21:4 | 4 Hij zal zich niet verontreinigen over 192 Lev 21:4 | overste onder zijn volken, om zich te ontheiligen. ~ 193 Lev 21:11 | over zijn moeder zal hij zich niet verontreinigen. ~ 194 Lev 22:2 | tot zijn zonen, dat zij zich van de heilige dingen der 195 Lev 24:39 | bij u zal verarmd zijn, en zich aan u verkocht zal hebben, 196 Lev 24:47 | verarmd zal zijn, dat hij zich aan den vreemdeling, den 197 Lev 24:48 | 48 Nadat hij zich zal verkocht hebben, zal 198 Lev 24:50 | van dat jaar af, dat hij zich aan hem verkocht heeft tot 199 Lev 25:32 | die daarin zullen wonen, zich daarover ontzetten zullen. ~ 200 Lev 25:46 | HEERE gegeven heeft, tussen Zich en tussen de kinderen Israels, 201 Lev 26:8 | uw schatting, zo zal hij zich voor het aangezicht des 202 Num 1:50 | bedienen, en zij zullen zich rondom den tabernakel legeren. ~ 203 Num 1:51 | en wanneer de tabernakel zich legeren zal, zullen de Levieten 204 Num 1:52 | kinderen Israels zullen zich legeren, een iegelijk bij 205 Num 1:53 | Maar de Levieten zullen zich legeren rondom den tabernakel 206 Num 2:2 | kinderen Israels zullen zich legeren, een ieder onder 207 Num 2:2 | der samenkomst zullen zij zich legeren. ~ 208 Num 2:3 | 3 Die zich nu legeren zullen oostwaarts 209 Num 2:5 | 5 En nevens zal zich legeren de stam van Issaschar; 210 Num 2:12 | 12 En nevens hem zal zich legeren de stam van Simeon; 211 Num 2:17 | de legers; gelijk als zij zich legeren zullen, alzo zullen 212 Num 2:27 | 27 En nevens hem zal zich legeren de stam van Aser; 213 Num 2:34 | geboden had, zo legerden zij zich naar hun banieren, en zo 214 Num 3:23 | geslachten der Gersonieten zullen zich legeren achter den tabernakel, 215 Num 3:29 | zonen van Kahath zullen zich legeren aan de zijde des 216 Num 3:35 | van Abihail; zij zullen zich legeren aan de zijde des 217 Num 3:38 | 38 Die nu zich legeren zullen voor den 218 Num 5:7 | dien geven, aan wien hij zich verschuldigd heeft. ~ 219 Num 5:13 | zal verborgen zijn, en zij zich verheeld zal hebben, zijnde 220 Num 6:2 | Wanneer een man of een vrouw zich afgescheiden zal hebben, 221 Num 6:2 | gelofte eens Nazireers, om zich den HEERE af te zonderen; ~ 222 Num 6:3 | en sterken drank zal hij zich afzonderen; wijnedik, en 223 Num 6:5 | vervuld zullen zijn, die hij zich den HEERE zal afgezonderd 224 Num 6:6 | 6 Al de dagen, die hij zich de HEERE zal afgezonderd 225 Num 6:7 | zijn zuster, om hen zal hij zich niet verontreinigen, als 226 Num 8:7 | hun klederen wassen, en zich reinigen. ~ 227 Num 8:21 | de Levieten ontzondigden zich, en wiesen hun klederen, 228 Num 9:17 | wolk bleef, daar legerden zich de kinderen Israels. ~ 229 Num 9:18 | HEEREN mond legerden zij zich; al de dagen, in dewelke 230 Num 9:18 | tabernakel bleef, legerden zij zich. ~ 231 Num 9:20 | des HEEREN legerden zij zich, en naar den mond des HEEREN 232 Num 9:22 | blijvende daarop, zo legerden zich de kinderen Israels, en 233 Num 9:23 | des HEEREN legerden zij zich, en naar den mond des HEEREN 234 Num 11:1 | geschiedde, als het volk zich was beklagende, dat het 235 Num 11:16 | samenkomst, en zij zullen zich daar bij u stellen. ~ 236 Num 11:30 | 30 Daarna verzamelde zich Mozes tot het leger, hij 237 Num 11:32 | 32 Toen maakte zich het volk op, dien gehelen 238 Num 11:32 | en zij spreidden ze voor zich van elkander rondom het 239 Num 12:16 | Hazeroth, en zij legerden zich in de woestijn van Paran. ~  ~  ~  ~ 240 Num 14:1 | 1 Toen verhief zich de gehele vergadering, en 241 Num 14:35 | vergadering dergenen, die zich tegen Mij verzameld hebben, 242 Num 15:38 | en zeg tot hen: Dat zij zich snoertjes maken aan de hoeken 243 Num 16:1 | zoon van Levi, nam tot zich zo Dathan als Abiram, zonen 244 Num 16:3 | 3 En zij vergaderden zich tegen Mozes, en tegen Aaron, 245 Num 16:5 | heilige is, dien Hij tot Zich zal doen naderen; en wien 246 Num 16:5 | hebben, dien zal Hij tot Zich doen naderen. ~ 247 Num 16:9 | afgescheiden, om ulieden tot Zich te doen naderen; om den 248 Num 16:42 | geschiedde, als de vergadering zich verzamelde tegen Mozes en 249 Num 16:42 | tegen Mozes en Aaron, en zich wendde naar de tent der 250 Num 20:2 | vergadering; toen vergaderden zij zich tegen Mozes en tegen Aaron. ~ 251 Num 21:10 | Israels, en zij legerden zich te Oboth. ~ 252 Num 21:11 | zij van Oboth, en legerden zich aan de heuvelen van Abarim 253 Num 21:12 | reisden zij, en legerden zich bij de beek Zered. ~ 254 Num 21:13 | reisden zij, en legerden zich aan deze zijde van de Arnon, 255 Num 21:15 | den afloop der beken, die zich naar de gelegenheid van 256 Num 21:33 | 33 Toen wendden zij zich en trokken op den weg van 257 Num 22:1 | van Israel, en legerden zich in de vlakken velden van 258 Num 22:22 | Engel des HEEREN stelde Zich in den weg, hem tot een 259 Num 22:27 | HEEREN zag, zo legde zij zich neder onder Bileam; en de 260 Num 22:31 | neigde hij het hoofd en boog zich op zijn aangezicht. ~ 261 Num 23:24 | een oude leeuw, en het zal zich verheffen als een leeuw; 262 Num 23:24 | verheffen als een leeuw; het zal zich niet neerleggen, totdat 263 Num 24:6 | Gelijk de beken breiden zij zich uit, als de hoven aan de 264 Num 24:9 | 9 Hij heeft zich gekromd, hij heeft zich 265 Num 24:9 | zich gekromd, hij heeft zich nedergelegd, gelijk een 266 Num 25:2 | en het volk at, en boog zich voor haar goden. ~ 267 Num 25:3 | 3 Als nu Israel zich koppelde aan Baal-Peor, 268 Num 25:5 | iedere dode zijn mannen, die zich aan Baal-Peor gekoppeld 269 Num 27:3 | vergadering dergenen, die zich tegen den HEERE vergaderd 270 Num 30:3 | gelofte zal beloofd hebben, en zich met een verbintenis in het 271 Num 31:3 | het volk, zeggende: Dat zich mannen uit u ten strijde 272 Num 31:71 | tot onze huizen, totdat zich de kinderen Israels tot 273 Num 32:5 | verreisd waren, zo legerden zij zich te Sukkoth. ~ 274 Num 32:6 | van Sukkoth, en legerden zich in Etham, hetwelk aan het 275 Num 32:7 | Baal-Sefon is, en zij legerden zich voor Migdol. ~ 276 Num 32:8 | woestijn Etham, en legerden zich in Mara. ~ 277 Num 32:9 | palmbomen, en zij legerden zich aldaar. 278 Num 32:10 | verreisden van Elim, en legerden zich aan de Schelfzee. ~ 279 Num 32:11 | de Schelfzee, en legerden zich in de woestijn Sin. ~ 280 Num 32:12 | woestijn Sin, en zij legerden zich in Dofka. ~ 281 Num 32:13 | verreisden van Dofka, en legerden zich in Aluz. ~ 282 Num 32:14 | verreisden van Aluz, en legerden zich in Rafidim; doch daar was 283 Num 32:15 | van Rafidim, en legerden zich in de woestijn van Sinai. ~ 284 Num 32:16 | woestijn van Sinai, en legerden zich in Kibroth-Thaava. ~ 285 Num 32:17 | Kibroth-Thaava, en legerden zich in Hazeroth. ~ 286 Num 32:18 | van Hazeroth, en legerden zich in Rithma. 287 Num 32:19 | van Rithma, en legerden zich in Rimmon-Perez. ~ 288 Num 32:20 | Rimmon-Perez, en legerden zich in Libna. ~ 289 Num 32:21 | verreisden van Libna, en legerden zich in Rissa. ~ 290 Num 32:22 | verreisden van Rissa, en legerden zich in Kehelatha. 291 Num 32:23 | van Kehelatha, en legerden zich in het gebergte van Safer. ~ 292 Num 32:24 | gebergte Safer, en legerden zich in Harada. ~ 293 Num 32:25 | van Harada, en legerden zich in Makheloth. ~ 294 Num 32:26 | van Makheloth, en legerden zich in Tachath. ~ 295 Num 32:27 | van Tachath, en legerden zich in Tharah. ~ 296 Num 32:28 | van Tharah, en legerden zich in Mithka. ~ 297 Num 32:29 | van Mithka, en legerden zich in Hasmona. ~ 298 Num 32:30 | van Hasmona, en legerden zich in Moseroth. ~ 299 Num 32:31 | van Moseroth, en legerden zich in Bene-Jaakan. ~ 300 Num 32:32 | Bene-Jaakan, en legerden zich in Hor-Gidgad. ~ 301 Num 32:33 | Hor-gidgad, en legerden zich in Jotbatha. ~ 302 Num 32:34 | van Jotbatha, en legerden zich in Abrona. 303 Num 32:35 | van Abrona, en legerden zich in Ezeon-Geber. ~ 304 Num 32:36 | Ezeon-Geber, en legerden zich in de woestijn Zin, dat 305 Num 32:37 | verreisden van Kades, en legerden zich aan den berg Hor, aan het 306 Num 32:41 | den berg Hor, en legerden zich in Zalmona. ~ 307 Num 32:42 | van Zalmona, en legerden zich in Funon. ~ 308 Num 32:43 | verreisden van Funon, en legerden zich in Oboth. ~ 309 Num 32:44 | verreisden van Oboth, en legerden zich aan de heuvelen van Abarim, 310 Num 32:45 | van Abarim, en legerden zich in Dibon-Gad. ~ 311 Num 32:46 | van Dibon-Gad, en legerden zich in Almon-Diblathaim. ~ 312 Num 32:47 | Almon-Diblathaim, en legerden zich in de bergen Abarim, tegen 313 Num 32:48 | bergen Abarim, en legerden zich in de vlakke velden der 314 Num 32:49 | 49 En zij legerden zich aan de Jordaan van Beth-Jesimoth, 315 Deu 1:24 | 24 Die keerden zich, en togen op naar het gebergte, 316 Deu 1:37 | 37 Ook vertoornde zich de HEERE op mij om uwentwil, 317 Deu 3:26 | Doch de HEERE verstoorde zich zeer om uwentwille over 318 Deu 4:21 | 21 Ook vertoornde Zich de HEERE over mij, om ulieder 319 Deu 4:34 | verzocht heeft te gaan, om Zich een volk uit het midden 320 Deu 8:14 | 14 Uw hart zich alsdan verheffe, dat gij 321 Deu 9:8 | den HEERE zeer, dat Hij Zich tegen u vertoornde, om u 322 Deu 9:12 | geboden had; zij hebben zich een gegoten beeld gemaakt. ~ 323 Deu 9:20 | 20 Ook vertoornde Zich de HEERE zeer tegen Aaron, 324 Deu 13:17 | hand kleven, opdat de HEERE Zich wende van de hitte Zijns 325 Deu 13:17 | geve barmhartigheid, en Zich uwer erbarme, en u vermenigvuldige, 326 Deu 17:3 | dient andere goden, en buigt zich voor die, of voor de zon, 327 Deu 17:16 | 16 Maar hij zal voor zich de paarden niet vermenigvuldigen, 328 Deu 17:17 | 17 Ook zal hij voor zich de vrouwen niet vermenigvuldigen, 329 Deu 17:17 | afwijke; hij zal ook voor zich geen zilver en goud zeer 330 Deu 17:18 | koninkrijks zal zitten, zo zal hij zich een dubbel van deze wet 331 Deu 17:20 | 20 Dat zijn hart zich niet verheffe boven zijn 332 Deu 20:7 | heeft, en haar niet tot zich heeft genomen? Die ga henen 333 Deu 21:13 | kleed harer gevangenis van zich afleggen, en in uw huis 334 Deu 23:11 | zal geschieden, dat hij zich tegen het naken van den 335 Deu 24:3 | laatste man, die ze voor zich tot een vrouw genomen heeft, 336 Deu 25:5 | haar ingaan en nemen haar zich ter vrouw, en doen haar 337 Deu 28:55 | eten zal, omdat hij voor zich niets heeft overgehouden; 338 Deu 28:56 | aarde te zetten, omdat zij zich wellustig en teder hield; 339 Deu 28:63 | geschieden, gelijk als de HEERE Zich over ulieden verblijdde, 340 Deu 28:63 | vermenigvuldigende, alzo zal Zich de HEERE over u verblijden, 341 Deu 29:26 | andere goden gediend en zich voor die gebogen hebben; 342 Deu 30:3 | uw gevangenis wenden, en Zich uwer ontfermen; en Hij zal 343 Deu 30:9 | HEERE zal wederkeren, om Zich over u te verblijden ten 344 Deu 30:9 | ten goede, gelijk als Hij Zich over uw vaderen verblijd 345 Deu 30:17 | 17 Maar indien uw hart zich zal afwenden, en gij niet 346 Deu 31:14 | en Jozua, en zij stelden zich in de tent der samenkomst. ~ 347 Deu 31:18 | gedaan heeft; want het heeft zich gewend tot andere goden. ~ 348 Deu 31:20 | vet worden; dan zal het zich wenden tot andere goden, 349 Deu 32:27 | dat niet hun tegenpartijen zich vreemd mochten houden; dat 350 Deu 33:5 | als de hoofden des volks zich vergaderden, samen met de 351 Deu 33:21 | 21 En hij heeft zich van het eerste voorzien, 352 Deu 33:29 | hoogheid; daarom zullen zich uw vijanden geveinsdelijk 353 Joz 3:1 | 1 Jozua dan maakte zich des morgens vroeg op, en 354 Joz 4:8 | en zij brachten ze met zich over naar het nachtleger, 355 Joz 4:19 | opgeklommen; en zij legerden zich te Gilgal, aan het oosteinde 356 Joz 5:3 | 3 Toen maakte zich Jozua stenen messen, en 357 Joz 6:5 | dan zal de stadsmuur onder zich vallen, en het volk zal 358 Joz 6:5 | een iegelijk tegenover zich. ~ 359 Joz 6:15 | den zevenden dag, dat zij zich vroeg opmaakten, met het 360 Joz 6:20 | gejuich; en de muur viel onder zich, en het volk klom in de 361 Joz 6:20 | stad, een ieder tegenover zich, en zij namen de stad in. ~ 362 Joz 6:26 | aangezicht des HEEREN, die zich opmaken en deze stad Jericho 363 Joz 7:16 | 16 Toen maakte zich Jozua des morgens vroeg 364 Joz 7:26 | op dezen dag. Alzo keerde Zich de HEERE van de hittigheid 365 Joz 8:3 | 3 Toen maakte zich Jozua op, en al het krijgsvolk, 366 Joz 8:10 | 10 En Jozua maakte zich des morgens vroeg op, en 367 Joz 8:11 | de stad, en zij legerden zich tegen het noorden van Ai; 368 Joz 8:14 | haastten zij en maakten zich vroeg op, en de mannen der 369 Joz 8:19 | namen ze in, en zij haastten zich, en staken de stad aan met 370 Joz 8:20 | 20 Als de mannen van Ai zich achterom keerden, zo zagen 371 Joz 8:20 | woestijn vluchtte, keerde zich tegen degenen, die hen najoegen. ~ 372 Joz 8:21 | stad opging, zo keerden zij zich om, en sloegen de mannen 373 Joz 8:24 | vernield waren; zo keerde zich gans Israel naar Ai, en 374 Joz 9:2 | 2 Zo vergaderden zij zich samen, om tegen Jozua en 375 Joz 9:4 | gingen heen, en veinsden zich gezanten te zijn, en zij 376 Joz 10:6 | het gebergte wonen, hebben zich tegen ons vergaderd. ~ 377 Joz 10:13 | maan bleef staan, totdat zich het volk aan zijn vijanden 378 Joz 10:16 | waren gevloden, en hadden zich verborgen in de spelonk 379 Joz 11:5 | vergaderd, en kwamen en legerden zich samen aan de wateren van 380 Joz 11:14 | de kinderen Israels voor zich; alleenlijk sloegen zij 381 Joz 15:10 | Daarna zal deze landpale zich omkeren Baala tegen het 382 Joz 16:6 | en deze landpale keert zich om tegen het oosten naar 383 Joz 18:1 | kinderen Israels verzamelde zich te Silo, en zij richtten 384 Joz 18:4 | ik ze heenzende, en zij zich opmaken, en het land doorwandelen, 385 Joz 18:8 | 8 Toen maakten zich die mannen op, en gingen 386 Joz 18:14 | landpale strekt en keert zich om, naar den westhoek zuidwaarts 387 Joz 18:17 | 17 En strekt zich van het noorden, en gaat 388 Joz 19:12 | 12 En zij wendt zich van Sarid oostwaarts tegen 389 Joz 19:14 | 14 En deze landpale keert zich om tegen het noorden naar 390 Joz 19:27 | 27 En wendt zich tegen den opgang der zon 391 Joz 19:29 | 29 En deze landpale wendt zich naar Rama, en tot aan de 392 Joz 19:34 | 34 En deze landpale wendt zich westwaarts naar Asnoth-Thabor, 393 Joz 20:4 | stad; dan zullenzij hem tot zich in de stad nemen, en hem 394 Joz 23:18 | tegen den HEERE, zo zal Hij Zich morgen grotelijks vertoornen 395 Joz 25:1 | ambtlieden; en zij stelden zich voor het aangezicht van 396 Joz 25:9 | 9 Ook maakt zich Balak op, de zoon van Zippor, 397 Joz 25:20 | dienen zult, zo zal Hij Zich omkeren, en Hij zal u kwaad 398 Ric 2:12 | rondom hen waren, en bogen zich voor die, en zij verwekten 399 Ric 2:17 | andere goden na, en bogen zich voor die; haast weken zij 400 Ric 2:19 | goden, dezelve dienende, en zich voor die buigende; zij lieten 401 Ric 3:6 | 6 Zo namen zij zich derzelver dochters tot vrouwen, 402 Ric 3:13 | 13 En hij vergaderde tot zich de kinderen Ammons en de 403 Ric 3:16 | 16 En Ehud maakte zich een zwaard, dat twee scherpten 404 Ric 3:20 | opperzaal, die hij voor zich alleen had; zo zeide Ehud: 405 Ric 3:23 | deuren der opperzaal voor zich toe, en deed ze in het slot. ~ 406 Ric 4:9 | vrouw. Alzo maakte Debora zich op, en toog met Barak naar 407 Ric 4:11 | Heber nu, de Keniet, had zich afgezonderd van Kain, uit 408 Ric 4:26 | Israel, van dat het volk zich gewillig heeft aangeboden. ~ 409 Ric 4:33 | wetgevers van Israel, die zich gewillig aangeboden hebben 410 Ric 4:41 | Dan, waarom onthield hij zich in schepen! Aser zat aan 411 Ric 4:51 | Tussen haar voeten kromde hij zich, viel henen, lag daar neder; 412 Ric 4:51 | tussen haar voeten kromde hij zich; hij viel; alwaar hij zich 413 Ric 4:51 | zich; hij viel; alwaar hij zich kromde, daar lag hij geheel 414 Ric 5:2 | werd over Israel, maakten zich de kinderen Israels, vanwege 415 Ric 5:4 | 4 En zij legerden zich tegen hen, en verdierven 416 Ric 5:11 | Engel des HEEREN, en zette Zich onder den eik, die te Ofra 417 Ric 5:14 | 14 Toen keerde zich de HEERE tot hem, en zeide: 418 Ric 5:33 | trokken over, en legerden zich in het dal van Jizreel. ~ 419 Ric 6:1 | hem was; en zij legerden zich aan de fontein van Harod; 420 Ric 6:2 | hun hand zou geven; opdat zich Israel niet tegen Mij beroeme, 421 Ric 6:3 | die kere weder, en spoede zich naar het gebergte van Gilead! 422 Ric 6:13 | geroost gerstebrood wentelde zich in het leger der Midianieten, 423 Ric 7:33 | dat de kinderen Israels zich omkeerden, en de Baals nahoereerden; 424 Ric 7:33 | nahoereerden; en zij stelden zich Baal-Berith tot een God. ~ 425 Ric 8:3 | woorden; en hun hart neigde zich naar Abimelech; want zij 426 Ric 8:5 | overgelaten, want hij had zich verstoken. ~ 427 Ric 8:6 | 6 Toen vergaderden zich alle burgers van Sichem, 428 Ric 8:8 | heen, om een koning over zich te zalven, en zij zeiden 429 Ric 8:26 | burgeren van Sichem verlieten zich op hem. ~ 430 Ric 8:34 | 34 Abimelech dan maakte zich op, en al het volk, dat 431 Ric 8:43 | uit de stad, zo maakte hij zich tegen hen op, en sloeg hen. ~ 432 Ric 8:47 | burgeren des torens van Sichem zich verzameld hadden. ~ 433 Ric 8:50 | naar Thebez, en hij legerde zich tegen Thebez, en nam haar 434 Ric 8:51 | de stad, en sloten voor zich toe; en zij klommen op het 435 Ric 9:17 | bijeengeroepen, en legerden zich in Gilead; daarentegen werden 436 Ric 9:17 | Israels vergaderd, en legerden zich te Mizpa. ~ 437 Ric 10:3 | ijdele mannen vergaderden zich tot Jeftha, en togen met 438 Ric 10:11 | een hoofd en overste over zich. En Jeftha sprak al zijn 439 Ric 10:18 | Moabieten, en zij legerden zich op gene zijde van de Arnon; 440 Ric 10:20 | zijn volk, en zij legerden zich te Jaza; en hij streed tegen 441 Ric 10:34 | een enig kind; hij had uit zich anders geen zoon of dochter. ~ 442 Ric 12:13 | vrouw gezegd heb, zal zij zich wachten. ~ 443 Ric 14:9 | Filistijnen op, en legerden zich tegen Juda, en breidden 444 Ric 14:9 | tegen Juda, en breidden zich uit in Lechi. ~ 445 Ric 15:2 | stadspoort; doch zij hielden zich den gansen nacht stil, zeggende: 446 Ric 15:23 | 23 Toen verzamelden zich de vorsten der Filistijnen, 447 Ric 15:30 | Filistijnen; en hij boog zich met kracht, en het huis 448 Ric 17:1 | de stam der Danieten voor zich een erfenis om te wonen; 449 Ric 17:12 | zij togen op, en legerden zich bij Kirjath-Jearim, in Juda; 450 Ric 17:21 | 21 Alzo keerden zij zich, en togen voort; en zij 451 Ric 17:21 | het vee, en de bagage voor zich. ~ 452 Ric 17:30 | kinderen van Dan richtten voor zich dat gesneden beeld op; en 453 Ric 17:31 | 31 Alzo stelden zij onder zich het gesneden beeld van Micha, 454 Ric 18:1 | gebergte van Efraim, die zich een vrouw, een bijwijf, 455 Ric 18:3 | 3 En haar man maakte zich op, en toog haar na, om 456 Ric 18:8 | vertoefden, totdat de dag zich neigde; en zij beiden aten 457 Ric 18:9 | 9 Toen maakte de man zich op, om weg te trekken, hij, 458 Ric 18:9 | toch; zie, de dag legert zich, vernacht hier, en laat 459 Ric 18:28 | den ezel, en de man maakte zich op, en toog naar zijn plaats. ~ 460 Ric 19:1 | de vergadering verzamelde zich, als een enig man, van Dan 461 Ric 19:2 | des gansen volks stelden zich al de stammen van Israel 462 Ric 19:5 | burgers van Gibea maakten zich tegen mij op, en omringden 463 Ric 19:8 | 8 Toen maakte zich al het volk op, als een 464 Ric 19:14 | van Benjamin verzamelden zich uit de steden naar Gibea, 465 Ric 19:18 | kinderen Israels maakten zich op, en togen opwaarts ten 466 Ric 19:19 | 19 Alzo maakten zich de kinderen Israels in den 467 Ric 19:19 | morgenstond op, en legerden zich tegen Gibea. ~ 468 Ric 19:22 | Doch het volk versterkte zich, te weten de mannen van 469 Ric 19:33 | 33 Toen maakten zich alle mannen van Israel op 470 Ric 19:39 | 39 Zo keerden zich de mannen van Israel om 471 Ric 19:40 | als nu Benjamin achter zich omzag, ziet, zo ging de 472 Ric 19:41 | mannen van Israel keerden zich om; en de mannen van Benjamin 473 Ric 19:42 | 42 Zo wendden zij zich voor het aangezicht der 474 Ric 19:45 | 45 Toen keerden zij zich, en vloden naar de woestijn, 475 Ric 19:47 | zeshonderd mannen keerden zich, en vloden naar de woestijn, 476 Ric 20:4 | geschiedde des anderen daags, dat zich het volk vroeg opmaakte, 477 Rut 1:4 | 4 Die namen zich Moabietische vrouwen; de 478 Rut 1:6 | 6 Toen maakte zij zich op met haar schoondochters, 479 Rut 2:10 | haar aangezicht, en boog zich ter aarde, en zij zeide 480 Rut 2:23 | 23 Alzo hield zij zich bij de maagden van Boaz, 481 Rut 3:7 | voetdeksel op, en legde zich. ~ 482 Rut 3:8 | die man verschrikte, en om zich greep; en ziet, een vrouw 483 Rut 4:1 | op in de poort, en zette zich aldaar en ziet, de losser, 484 Rut 4:1 | week derwaarts, en zette zich. ~ 485 Rut 4:2 | Zet u hier; en zij zetten zich. ~ 486 1Sa 1:13 | hart; alleenlijk roerden zich haar lippen, maar haar stem 487 1Sa 1:24 | had, bracht zij hem met zich opwaarts, met drie varren, 488 1Sa 2:5 | verzadigd waren, hebben zich verhuurd om brood, en die 489 1Sa 2:14 | dat nam de priester voor zich. Alzo deden zij aan al de 490 1Sa 2:36 | overig zijn, zal komen, om zich voor hem neder te buigen 491 1Sa 3:3 | 3 En Samuel zich ook nedergelegd had, eer 492 1Sa 3:5 | En hij ging heen en legde zich neder. ~ 493 1Sa 3:9 | ging Samuel heen en legde zich aan zijn plaats. ~ 494 1Sa 3:10 | kwam de HEERE, en stelde Zich daar, en riep gelijk de 495 1Sa 3:13 | heeft; want als zijn zonen zich hebben vervloekt gemaakt, 496 1Sa 3:21 | want de HEERE openbaarde Zich aan Samuel te Silo, door 497 1Sa 4:1 | ten strijde, en legerde zich bij Eben-Haezer, maar de 498 1Sa 4:1 | de Filistijnen legerden zich bij Afek. ~ 499 1Sa 4:2 | En de Filistijnen stelden zich in slagorden, om Israel 500 1Sa 4:2 | Israel te ontmoeten; en als zich de strijd uitspreidde, zo


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1976

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License