1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1976
Book Chapter: Verse
501 1Sa 4:14 | dezer beroerte? Toen haastte zich die man, en hij kwam en
502 1Sa 4:19 | haar man, zo kromde zij zich, en baarde; want haar weeen
503 1Sa 5:8 | heen, en verzamelden tot zich al de vorsten der Filistijnen,
504 1Sa 6:13 | zij de ark en verblijdden zich, als zij die zagen. ~
505 1Sa 7:7 | dat de kinderen Israels zich vergaderd hadden te Mizpa,
506 1Sa 8:3 | wegen; maar zij neigden zich tot de gierigheid, en namen
507 1Sa 8:4 | 4 Toen vergaderden zich alle oudsten van Israel,
508 1Sa 8:11 | zonen nemen, dat hij hen zich stelle tot zijn wagen, en
509 1Sa 8:12 | 12 En dat hij hen zich stelle tot oversten der
510 1Sa 9:8 | en zeide: Zie, er vindt zich in mijn hand het vierendeel
511 1Sa 10:22 | dan zeide: Ziet, hij heeft zich tussen de vaten verstoken. ~
512 1Sa 10:23 | van daar, en hij stelde zich in het midden des volks;
513 1Sa 11:15 | HEEREN; en Saul verheugde zich aldaar gans zeer, met al
514 1Sa 12:22 | HEERE beliefd heeft, ulieden Zich tot een volk te maken. ~
515 1Sa 13:2 | 2 Toen verkoos zich Saul drie duizend mannen
516 1Sa 13:5 | zij togen op, en legerden zich te Michmas, tegen het oosten
517 1Sa 13:6 | was benauwd), zo verborg zich het volk in de spelonken,
518 1Sa 13:11 | zeide: Omdat ik zag, dat zich het volk van mij verstrooide,
519 1Sa 13:14 | bestaan. De HEERE heeft Zich een man gezocht naar Zijn
520 1Sa 13:15 | 15 Toen maakte zich Samuel op, en hij ging op
521 1Sa 13:17 | hopen; de ene hoop keerde zich op den weg naar Ofra, naar
522 1Sa 13:18 | 18 En een hoop keerde zich naar den weg van Beth-horon;
523 1Sa 13:18 | Beth-horon; en een hoop keerde zich naar den weg der landpale,
524 1Sa 14:11 | 11 Toen zij beiden zich aan der Filistijnen bezetting
525 1Sa 14:11 | holen uitgegaan, waarin zij zich verstoken hadden. ~
526 1Sa 14:21 | rondom; dezen nu vervoegden zich ook met de Israelieten,
527 1Sa 14:22 | alle mannen van Israel, die zich verstoken hadden in het
528 1Sa 14:32 | 32 Toen maakte zich het volk aan den buit, en
529 1Sa 14:33 | Zie, het volk verzondigt zich aan den HEERE, etende met
530 1Sa 14:47 | Filistijnen; en overal, waar hij zich wendde, oefende hij straf. ~
531 1Sa 14:52 | die vergaderde hij tot zich. ~ ~ ~
532 1Sa 15:2 | Israel gedaan heeft, hoe hij zich tegen hem gesteld heeft
533 1Sa 15:11 | gemaakt heb, dewijl hij zich van achter Mij afgekeerd
534 1Sa 15:12 | 12 Daarna maakte zich Samuel des morgens vroeg
535 1Sa 15:12 | gekomen, en zie, hij heeft zich een pilaar gesteld; daarna
536 1Sa 15:27 | 27 Als zich Samuel omkeerde om weg te
537 1Sa 17:1 | strijde, en verzamelden zich te Socho, dat in Juda is;
538 1Sa 17:1 | Juda is; en zij legerden zich tussen Socho en tussen Azeka,
539 1Sa 17:2 | mannen van Israel verzamelden zich, en legerden zich in het
540 1Sa 17:2 | verzamelden zich, en legerden zich in het eikendal; en stelden
541 1Sa 17:11 | hoorden, zo ontzetten zij zich, en vreesden zeer. ~
542 1Sa 17:16 | avonds. Alzo stelde hij zich daar veertig dagen lang. ~
543 1Sa 17:20 | 20 Toen maakte zich David des morgens vroeg
544 1Sa 17:22 | David nu liet de vaten van zich, onder de hand van den bewaarder
545 1Sa 17:30 | 30 En hij wendde zich af van dien naar een anderen
546 1Sa 17:39 | verzocht; en David legde ze van zich. ~
547 1Sa 17:40 | in zijn hand, en hij koos zich vijf gladde stenen uit de
548 1Sa 17:48 | geschiedde, toen de Filistijn zich opmaakte, en heenging, en
549 1Sa 17:52 | 52 Toen maakten zich de mannen van Israel en
550 1Sa 18:5 | Saul hem zond; hij gedroeg zich voorzichtiglijk, en Saul
551 1Sa 18:11 | spitten; maar David wendde zich tweemaal van zijn aangezicht
552 1Sa 18:13 | Daarom deed hem Saul van zich weg, en hij zette hem zich
553 1Sa 18:13 | zich weg, en hij zette hem zich tot een overste van duizend;
554 1Sa 18:14 | 14 En David gedroeg zich voorzichtiglijk op al zijn
555 1Sa 18:15 | Toen nu Saul zag, dat hij zich zeer voorzichtiglijk gedroeg,
556 1Sa 18:25 | der Filistijnen, opdat men zich wreke aan des konings vijanden.
557 1Sa 18:27 | 27 Toen maakte zich David op, en hij en zijn
558 1Sa 18:29 | 29 Toen vreesde zich Saul nog meer voor David;
559 1Sa 20:3 | dit niet wete, opdat hij zich niet bekommere; en zekerlijk,
560 1Sa 20:24 | 24 David nu verborg zich in het veld; en als het
561 1Sa 20:25 | 25 Toen zich de koning gezet had op zijn
562 1Sa 20:41 | aangezicht ter aarde, en hij boog zich driemaal; en zij kusten
563 1Sa 21:4 | is heilig brood, wanneer zich de jongelingen slechts van
564 1Sa 21:10 | 10 En David maakte zich op, en vluchtte te dien
565 1Sa 22:18 | de priesters. Toen wendde zich Doeg, de Edomiet, en hij
566 1Sa 23:13 | 13 Toen maakte zich David en zijn mannen op,
567 1Sa 23:16 | 16 Toen maakte zich Jonathan, de zoon van Saul,
568 1Sa 23:19 | naar Gibea, zeggende: Heeft zich niet David bij ons verborgen
569 1Sa 23:24 | 24 Toen maakten zij zich op, en zij gingen naar Zif
570 1Sa 23:26 | Het geschiedde nu, dat zich David haastte, om te ontgaan
571 1Sa 23:28 | 28 Toen keerde zich Saul van David na te jagen,
572 1Sa 24:8 | tegen Saul. En Saul maakte zich op uit de spelonk, en ging
573 1Sa 24:9 | 9 Daarna maakte zich David ook op, en ging uit
574 1Sa 24:9 | koning! Toen zag Saul achter zich om, en David boog zich met
575 1Sa 24:9 | achter zich om, en David boog zich met het aangezicht ter aarde
576 1Sa 24:9 | aangezicht ter aarde en neigde zich. ~
577 1Sa 25:1 | en gans Israel vergaderde zich, en zij bedreven rouw over
578 1Sa 25:1 | te Rama. En David maakte zich op, en toog af naar de woestijn
579 1Sa 25:10 | heden vele knechten, die zich afscheuren, elk van zijn
580 1Sa 25:12 | 12 Toen keerden zich de jongelingen van David
581 1Sa 25:18 | 18 Toen haastte zich Abigail, en nam tweehonderd
582 1Sa 25:23 | David zag, zo haastte zij zich, en kwam van den ezel af,
583 1Sa 25:23 | aangezicht, en zij boog zich ter aarde. ~
584 1Sa 25:39 | Abigail spreken, dat hij ze zich ter vrouwe nam. ~
585 1Sa 25:40 | tot u gezonden, dat hij zich u ter vrouwe neme. ~
586 1Sa 25:41 | stond zij op, en neigde zich met het aangezicht ter aarde,
587 1Sa 25:42 | Abigail nu haastte, en maakte zich op, en zij reed op een ezel,
588 1Sa 26:1 | te Gibea, zeggende: Houdt zich David niet verborgen op
589 1Sa 26:2 | 2 Toen maakte zich Saul op, en toog af naar
590 1Sa 26:3 | 3 En Saul legerde zich op den heuvel van Hachila,
591 1Sa 26:5 | 5 En David maakte zich op, en kwam aan de plaats,
592 1Sa 26:5 | aan de plaats, waar Saul zich gelegerd had, en David bezag
593 1Sa 27:2 | 2 Toen maakte zich David op, en hij ging door,
594 1Sa 27:12 | David, zeggende: Hij heeft zich ten enenmaal stinkende gemaakt
595 1Sa 28:4 | Filistijnen kwamen en vergaderden zich, en zij legerden zich te
596 1Sa 28:4 | vergaderden zich, en zij legerden zich te Sunem; en Saul vergaderde
597 1Sa 28:4 | Israel, en zij legerden zich op Gilboa. ~
598 1Sa 28:8 | 8 En Saul verstelde zich, en trok andere klederen
599 1Sa 28:14 | Samuel was, zo neigde hij zich met het aangezicht ter aarde,
600 1Sa 28:14 | aangezicht ter aarde, en hij boog zich. ~
601 1Sa 28:17 | Want de HEERE heeft voor Zich gedaan, gelijk als Hij door
602 1Sa 28:23 | op van de aarde, en zette zich op het bed. ~
603 1Sa 28:24 | het huis; en zij haastte zich en slachtte het; en zij
604 1Sa 29:1 | de Israelieten legerden zich bij de fontein, die bij
605 1Sa 29:4 | want waarmede zou deze zich bij zijn heer aangenaam
606 1Sa 29:11 | 11 Toen maakte zich David vroeg op, hij en zijn
607 1Sa 30:6 | dochteren; doch David sterkte zich in den HEERE, zijn God. ~
608 1Sa 31:12 | 12 Zo maakten zich op alle strijdbare mannen,
609 2Sa 1:2 | viel hij ter aarde en boog zich neder. ~
610 2Sa 1:7 | 7 Zo zag hij achter zich om, en zag mij, en hij riep
611 2Sa 1:20 | dochters der Filistijnen zich niet verblijden, opdat de
612 2Sa 2:7 | van Juda tot koning over zich gezalfd. ~
613 2Sa 2:14 | Abner zeide tot Joab: Laat zich nu de jongens opmaken, en
614 2Sa 2:14 | En Joab zeide: Laat hen zich opmaken. ~
615 2Sa 2:15 | 15 Toen maakten zich op, en gingen over in getal,
616 2Sa 2:20 | 20 Toen zag Abner achter zich om, en zeide: Zijt gij dit,
617 2Sa 2:25 | van Benjamin verzamelden zich achter Abner, en werden
618 2Sa 3:6 | geschiedde het, dat Abner zich sterkte in het huis van
619 2Sa 3:12 | Toen zond Abner boden voor zich tot David, zeggende: Wiens
620 2Sa 3:22 | een bende, en brachten met zich een groten roof. Abner nu
621 2Sa 3:29 | hebbe, en melaats zij, en zich aan den stok houde, en door
622 2Sa 5:18 | Filistijnen kwamen en verspreidden zich in het dal Refaim. ~
623 2Sa 5:22 | op; en zij verspreidden zich in het dal Refaim. ~
624 2Sa 6:2 | 2 En David maakte zich op, en ging heen met al
625 2Sa 6:10 | ark des HEEREN niet tot zich laten overbrengen in de
626 2Sa 6:20 | Israel verheerlijkt, die zich heden voor de ogen van de
627 2Sa 6:20 | een van de ijdele lieden zich onbeschaamdelijk ontbloot? ~
628 2Sa 7:23 | hetwelk God is heengegaan Zich tot een volk te verlossen,
629 2Sa 7:23 | volk te verlossen, en om Zich een Naam te zetten, en om
630 2Sa 8:11 | van alle heidenen, die hij zich onderworpen had; ~
631 2Sa 8:13 | 13 Ook maakte zich David een naam, als hij
632 2Sa 9:6 | zijn aangezicht, en boog zich neder. En David zeide: Mefiboseth!
633 2Sa 9:8 | 8 Toen boog hij zich, en zeide: Wat is uw knecht,
634 2Sa 10:6 | kinderen Ammons zagen, dat zij zich bij David stinkende gemaakt
635 2Sa 10:15 | waren, zo vergaderden zij zich weder te zamen. ~
636 2Sa 11:2 | zag van het dak een vrouw, zich wassende; deze vrouw nu
637 2Sa 11:4 | hij bij haar, (zij nu had zich van haar onreinigheid gezuiverd),
638 2Sa 11:9 | 9 Maar Uria legde zich neder voor de deur van des
639 2Sa 11:13 | hij in den avond uit, om zich neder te leggen op zijn
640 2Sa 12:17 | 17 Toen maakten zich de oudsten van zijn huis
641 2Sa 12:20 | aarde, en wies en zalfde zich, en veranderde zijn kleding,
642 2Sa 13:6 | 6 Amnon dan legde zich, en maakte zich krank. Toen
643 2Sa 13:6 | dan legde zich, en maakte zich krank. Toen nu de koning
644 2Sa 13:31 | zijn klederen, en legde zich neder ter aarde; desgelijks
645 2Sa 13:39 | te trekken; want hij had zich getroost over Amnon, dat
646 2Sa 14:4 | ter aarde was gevallen, en zich nedergebogen had, zo zeide
647 2Sa 14:14 | den verstotene niet van Zich verstote. ~
648 2Sa 14:22 | aangezicht ter aarde, en boog zich, en dankte den koning; en
649 2Sa 14:23 | 23 Alzo maakte zich Joab op, en toog naar Gesur;
650 2Sa 14:31 | 31 Toen maakte zich Joab op en kwam tot Absalom
651 2Sa 14:33 | tot den koning in, en boog zich voor hem op zijn aangezicht
652 2Sa 15:1 | geschiedde daarna, dat Absalom zich liet bereiden wagenen en
653 2Sa 15:2 | 2 Ook maakte zich Absalom des morgens vroeg
654 2Sa 15:2 | ten gerichte te komen, tot zich riep, en zeide: Uit welke
655 2Sa 15:5 | als iemand naderde, om zich voor hem te buigen, zo reikte
656 2Sa 15:9 | in vrede. Alzo maakte hij zich op, en ging naar Hebron. ~
657 2Sa 15:31 | Achitofel is onder degenen, die zich met Absalom hebben verbonden.
658 2Sa 16:14 | zijnde; en hij verkwikte zich aldaar. ~
659 2Sa 17:9 | 9 Zie, nu heeft hij zich verstoken in een der holen,
660 2Sa 17:13 | 13 En indien hij zich in een stad zal begeven,
661 2Sa 17:17 | David aan; want zij mochten zich niet zien laten, dat zij
662 2Sa 17:22 | 22 Toen maakte zich David op, en al het volk,
663 2Sa 17:23 | hij den ezel, en maakte zich op, en toog naar zijn huis
664 2Sa 17:23 | aan zijn huis, en verhing zich. Alzo stierf hij, en werd
665 2Sa 17:26 | Israel nu en Absalom legerden zich in het land van Gilead. ~
666 2Sa 18:18 | genomen, en in zijn leven voor zich opgericht een pilaar, die
667 2Sa 18:21 | gezien hebt; en Cuschi boog zich voor Joab, en liep heen. ~
668 2Sa 18:28 | koning Vrede! En hij boog zich voor den koning met het
669 2Sa 19:3 | stad, gelijk als het volk zich wegsteelt, dat beschaamd
670 2Sa 19:8 | stond de koning op, en zette zich in de poort. En zij lieten
671 2Sa 19:9 | stammen van Israel, was onder zich twistende, zeggende: De
672 2Sa 19:16 | van Bahurim was, haastte zich, en kwam af met de mannen
673 2Sa 19:19 | uitging, dat het de koning zich ter harte zoude nemen. ~
674 2Sa 20:6 | misschien vaste steden voor zich vinde, en zich aan onze
675 2Sa 20:6 | steden voor zich vinde, en zich aan onze ogen onttrekke. ~
676 2Sa 20:10 | 10 En Amasa hoedde zich niet voor het zwaard, dat
677 2Sa 20:14 | Berim; en zij verzamelden zich, en kwamen hem ook na. ~
678 2Sa 20:22 | bazuin, en zij verstrooiden zich van de stad, een iegelijk
679 2Sa 21:10 | zak, en spande dien voor zich uit op een rotssteen, van
680 2Sa 22:8 | fondamenten des hemels beroerden zich, en daverden, omdat Hij
681 2Sa 22:12 | zette duisternis rondom Zich tot tenten, een samenbinding
682 2Sa 22:45 | 45 Vreemden hebben zich mij geveinsdelijk onderworpen;
683 2Sa 22:46 | zijn vervallen, en hebben zich aangegord uit hun sloten. ~
684 2Sa 23:7 | zal aantasten, voorziet zich met ijzer en het hout ener
685 2Sa 23:8 | was Adino, de Ezniet, die zich stelde tegen achthonderd,
686 2Sa 23:12 | 12 Zo stelde hij zich in het midden van dat stuk,
687 2Sa 23:13 | hoop der Filistijnen had zich gelegerd in het dal Rafaim. ~
688 2Sa 24:5 | de Jordaan, en legerden zich bij Aroer, ter rechterhand
689 2Sa 24:20 | koning en zijn knechten tot zich overkomen; zo ging Arauna
690 2Sa 24:20 | ging Arauna uit, en boog zich voor den koning met zijn
691 1Kon 1:5 | zoon van Haggith, verhief zich, zeggende: Ik zal koning
692 1Kon 1:5 | koning zijn; en hij bereidde zich wagenen en ruiteren, en
693 1Kon 1:16| neigde het hoofd en boog zich neder voor den koning; en
694 1Kon 1:23| aangezicht des konings, en boog zich voor den koning op zijn
695 1Kon 1:31| 31 Toen neigde zich Bathseba met het aangezicht
696 1Kon 1:31| aangezicht ter aarde, en boog zich neder voor den koning, en
697 1Kon 1:40| met pijpen, en verblijdde zich met grote blijdschap, zodat
698 1Kon 1:53| altaar; en hij kwam, en boog zich neder voor den koning Salomo.
699 1Kon 2:19| haar tegemoet, en boog zich voor haar; daarna zat hij
700 1Kon 2:28| Joab kwam (want Joab had zich gewend achter Adonia, hoewel
701 1Kon 2:28| achter Adonia, hoewel hij zich niet had gewend achter Absalom),
702 1Kon 2:40| 40 Toen maakte zich Simei op, en zadelde zijn
703 1Kon 3:1 | 1 En Salomo verzwagerde zich met Farao, den koning van
704 1Kon 5:7 | Salomo gehoord had, dat hij zich zeer verblijdde, en zeide:
705 1Kon 6:6 | inkortingen gemaakt, opdat zij zich niet hielden in de wanden
706 1Kon 8:2 | mannen van Israel verzamelden zich tot den koning Salomo, in
707 1Kon 8:33| gezondigd zullen hebben, en zich tot U bekeren, en Uw Naam
708 1Kon 8:35| belijden, en van hun zonden zich bekeren zullen, als Gij
709 1Kon 8:47| brengen zullen, dat zij zich bekeren, en tot U smeken
710 1Kon 8:48| 48 En zij zich tot U bekeren, met hun ganse
711 1Kon 8:50| gevangen houden, opdat zij zich hunner ontfermen; ~
712 1Kon 8:58| 58 Neigende tot Zich ons hart, om in al Zijn
713 1Kon 9:8 | hetzelve zal voorbijgaan, zal zich ontzetten en fluiten; men
714 1Kon 9:9 | uitgevoerd had, en hebben zich aan andere goden gehouden,
715 1Kon 9:9 | andere goden gehouden, en zich voor dezelve nedergebogen,
716 1Kon 11:9 | 9 Daarom vertoornde Zich de HEERE tegen Salomo, omdat
717 1Kon 11:18| 18 En zij maakten zich op van Midian, en kwamen
718 1Kon 11:29| op den weg vond, en hij zich een nieuw kleed aangedaan
719 1Kon 11:33| dat zij Mij verlaten, en zich nedergebogen hebben voor
720 1Kon 11:40| doden; maar Jerobeam maakte zich op, en vlood in Egypte,
721 1Kon 12:18| koning Rehabeam vervloekte zich om op een wagen te klimmen,
722 1Kon 13:4 | dat hij ze niet weder tot zich trekken kon. ~
723 1Kon 13:33| deze geschiedenis keerde zich Jerobeam niet van zijn bozen
724 1Kon 14:4 | huisvrouw deed alzo, en maakte zich op, en ging naar Silo, en
725 1Kon 14:5 | als zij inkomt, dat zij zich vreemd aanstellen zal. ~
726 1Kon 14:14| 14 Doch de HEERE zal Zich een koning verwekken over
727 1Kon 14:17| 17 Toen maakte zich Jerobeams vrouw op, en ging
728 1Kon 14:23| 23 Want ook zij bouwden zich hoogten, en opgerichte beelden,
729 1Kon 16:9 | als hij te Thirza was, zich dronken drinkende in het
730 1Kon 16:15| Thirza; en het volk had zich gelegerd tegen Gibbethon,
731 1Kon 16:16| 16 Het volk nu, dat zich gelegerd had, hoorde zeggen:
732 1Kon 16:18| konings, en verbrandde boven zich het huis des konings met
733 1Kon 16:31| en diende Baal, en boog zich voor hem. ~
734 1Kon 17:10| 10 Toen maakte hij zich op, en ging naar Zarfath.
735 1Kon 17:21| 21 En hij mat zich driemaal uit over dat kind,
736 1Kon 18:2 | 2 En Elia ging heen, om zich aan Achab te vertonen. En
737 1Kon 18:6 | zij deelden het land onder zich, dat zij het doortogen;
738 1Kon 18:23| varren geve, en dat zij voor zich den enen var kiezen, en
739 1Kon 18:28| wijze, totdat zij bloed over zich uitstortten. ~
740 1Kon 18:42| hoogte van Karmel, en breidde zich uit voorwaarts ter aarde;
741 1Kon 19:3 | hij dat zag, maakte hij zich op, en ging heen, om zijns
742 1Kon 19:5 | 5 En hij legde zich neder, en sliep onder een
743 1Kon 19:6 | hij, en dronk, en legde zich wederom neder. ~
744 1Kon 19:18| duizend, alle knieen, die zich niet gebogen hebben voor
745 1Kon 19:19| twaalf juk runderen voor zich henen, en hij was bij het
746 1Kon 20:11| zeide: Spreekt tot hem: Die zich aangordt, beroeme zich niet,
747 1Kon 20:11| Die zich aangordt, beroeme zich niet, als die zich los maakt. ~
748 1Kon 20:11| beroeme zich niet, als die zich los maakt. ~
749 1Kon 20:16| middag. Benhadad nu dronk zich dronken in de tenten, hij
750 1Kon 20:27| kinderen Israels legerden zich tegenover hen, als twee
751 1Kon 20:38| den weg; en hij verstelde zich met as boven zijn ogen. ~
752 1Kon 20:41| 41 Toen haastte hij zich, en deed de as af van zijn
753 1Kon 21:4 | niet geven. En hij legde zich neder op zijn bed, en keerde
754 1Kon 21:13| zonen Belials, en zetten zich tegenover hem; en de mannen
755 1Kon 21:29| Hebt gij gezien, dat Achab zich vernedert voor Mijn aangezicht?
756 1Kon 21:29| aangezicht? Daarom dewijl hij zich vernedert voor Mijn aangezicht,
757 1Kon 22:11| de zoon van Kenaana, had zich ijzeren horens gemaakt;
758 1Kon 22:30| klederen aan. Alzo verstelde zich de koning van Israel, en
759 1Kon 22:32| van Israel, en zij keerden zich naar hem, om te strijden;
760 1Kon 22:33| Israel niet was, dat zij zich van achter hem afkeerden. ~
761 1Kon 22:54| hij diende Baal, en boog zich voor hem, en vertoornde
762 2Kon 1:13| vijftigen op, en kwam en boog zich op zijn knieen, voor Elia,
763 2Kon 2:15| kwamen hem tegemoet, en bogen zich voor hem neder ter aarde. ~
764 2Kon 2:24| 24 En hij keerde zich achterom, en hij zag ze,
765 2Kon 3:22| 22 En toen zij zich des morgens vroeg opmaakten,
766 2Kon 3:23| koningen hebben voorzeker zich met het zwaard verdorven,
767 2Kon 3:24| van Israel kwamen, maakten zich de Israelieten op, en sloegen
768 2Kon 3:26| te sterk was, nam hij tot zich zevenhonderd mannen, die
769 2Kon 4:1 | mijn beide kinderen voor zich tot knechten te nemen. ~
770 2Kon 4:5 | hem, en sloot de deur voor zich en voor haar zonen toe;
771 2Kon 4:11| die opperkamer, en legde zich daar neder. ~
772 2Kon 4:34| En hij klom op, en legde zich neder op het kind, en leggende
773 2Kon 4:34| op zijn handen, breidde zich over hem uit. En het vlees
774 2Kon 4:35| klom weder op, en breidde zich over hem uit; en de jongen
775 2Kon 4:37| voor zijn voeten, en boog zich ter aarde, en zij nam haar
776 2Kon 5:12| rein worden? Zo wendde hij zich, en toog weg met grimmigheid. ~
777 2Kon 5:14| Zo klom hij af, en doopte zich in de Jordaan zevenmaal,
778 2Kon 5:18| van Rimmon zal gaan, om zich daar neder te buigen, en
779 2Kon 5:26| mijn hart mede, als die man zich omkeerde van op zijn wagen
780 2Kon 6:8 | Israel, en beraadslaagde zich met zijn knechten, zeggende:
781 2Kon 6:10| gewaarschuwd had, en wachtte zich aldaar, niet eenmaal, noch
782 2Kon 7:7 | 7 Derhalve hadden zij zich opgemaakt, en waren in de
783 2Kon 7:12| uit het leger gegaan, om zich in het veld te versteken,
784 2Kon 8:2 | 2 En de vrouw had zich opgemaakt, en had gedaan
785 2Kon 8:20| maakten een koning over zich. ~
786 2Kon 8:21| wagenen met hem; en hij maakte zich des nachts op, en sloeg
787 2Kon 8:29| koning wederom, opdat hij zich te Jizreel helen liet van
788 2Kon 9:13| 13 Toen haastten zij zich, en een iegelijk nam zijn
789 2Kon 9:15| wedergekeerd, opdat hij zich te Jizreel helen liet van
790 2Kon 9:24| hart uitging; en hij kromde zich in zijn wagen. ~
791 2Kon 10:12| 12 En hij maakte zich op, en toog heen en ging
792 2Kon 10:15| hand, en hij deed hem tot zich op den wagen klimmen. ~
793 2Kon 10:24| brandofferen te doen, bestelde zich Jehu daarbuiten tachtig
794 2Kon 11:1 | dood was, zo maakte zij zich op, en bracht al het koninklijke
795 2Kon 11:4 | trawanten, en hij bracht hen tot zich, in het huis des HEEREN;
796 2Kon 12:5 | Zullen de priesters tot zich nemen, een ieder van zijn
797 2Kon 13:5 | Zullen de priesters tot zich nemen, een ieder van zijn
798 2Kon 14:15| en pijlen. En hij nam tot zich een boog en pijlen. ~
799 2Kon 14:23| hun genadig, en ontfermde Zich hunner, en wendde Zich tot
800 2Kon 14:23| ontfermde Zich hunner, en wendde Zich tot hen, om Zijns verbonds
801 2Kon 17:7 | den koning van Israel, die zich tegen mij opmaken. ~
802 2Kon 18:7 | den koning van Israel, die zich tegen mij opmaken. ~
803 2Kon 19:9 | God, bemanteld; en hadden zich hoogten gebouwd in al hun
804 2Kon 19:10| 10 En zij hadden zich staande beelden opgericht
805 2Kon 19:16| HEEREN, huns Gods, en maakten zich gegoten beelden, twee kalveren;
806 2Kon 19:16| maakten bossen, en bogen zich voor alle heir des hemels,
807 2Kon 19:17| vogelgeschrei acht, en verkochten zich, om te doen dat kwaad was
808 2Kon 19:18| 18 Daarom vertoornde zich de HEERE zeer over Israel,
809 2Kon 19:32| zij den HEERE, en maakten zich van hun geringsten priesteren
810 2Kon 21:1 | zijn klederen, en bedekte zich met een zak, en ging in
811 2Kon 21:35| tachtig duizend. En toen zij zich des morgens vroeg opmaakten,
812 2Kon 21:37| huis van Nisroch, zijn god, zich nederboog, dat Adramelech
813 2Kon 23:3 | Israel, gemaakt had, en boog zich neder voor het heir des
814 2Kon 23:21| gediend had, en hij boog zich voor die neder. ~
815 2Kon 25:16| 16 En als Josia zich omkeerde, zag hij de graven,
816 2Kon 25:25| koning zijns gelijke, die zich tot den HEERE, met zijn
817 2Kon 25:26| 26 Nochtans keerde zich de HEERE van den brand Zijns
818 2Kon 26:1 | jaren; daarna keerde hij zich om, en rebelleerde tegen
819 2Kon 27:1 | zijn ganse heir, en legerde zich tegen haar; en zij bouwden
820 2Kon 27:26| 26 Toen maakte zich al het volk op, van de minste
821 1Kro 2:7 | beroerder van Israel, die zich aan het verbannene vergreep. ~
822 1Kro 2:19| Azuba gestorven was, zo nam zich Kaleb Efrath, die baarde
823 1Kro 5:1 | doch niet alzo, dat hij zich in het geslachtsregister
824 1Kro 5:20| in den krijg, zo liet Hij Zich van hen verbidden, dewijl
825 1Kro 10:12| 12 Zo maakten zich alle strijdbare mannen op,
826 1Kro 11:1 | 1 Toen vergaderde zich gans Israel tot David naar
827 1Kro 11:10| helden, die David had, die zich dapper bij hem gedragen
828 1Kro 11:14| 14 En zij stelden zich in het midden van dat stuk,
829 1Kro 11:15| leger der Filistijnen had zich gelegerd in het dal Refaim. ~
830 1Kro 12:8 | 8 Ook scheidden zich van de Gadieten af tot David,
831 1Kro 12:38| Al deze krijgslieden, die zich in slagorde konden houden,
832 1Kro 13:13| liet David de ark niet tot zich brengen in de stad Davids,
833 1Kro 14:9 | kwamen, zo spreidden zij zich uit in de laagte van Refaim. ~
834 1Kro 14:13| voort, en zij verspreidden zich in dat dal. ~
835 1Kro 15:1 | 1 En David maakte zich huizen in zijn stad; en
836 1Kro 15:14| 14 Zo heiligden zich dan de priesters en Levieten,
837 1Kro 15:16| harpen, en cimbalen, dat zij zich zouden doen horen, verheffende
838 1Kro 15:19| Heman, Asaf en Ethan, lieten zich horen met koperen cimbalen; ~
839 1Kro 16:5 | met harpen; en Asaf liet zich horen met cimbalen; ~
840 1Kro 16:10| Naam Zijner heiligheid; dat zich het hart dergenen, die den
841 1Kro 16:31| 31 Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde
842 1Kro 16:31| verblijden, en de aarde verheuge zich, en dat men onder de heidenen
843 1Kro 16:42| cimbalen voor degenen, die zich lieten horen, en met instrumenten
844 1Kro 16:43| zijn huis; en David keerde zich, om zijn huis te gaan zegenen. ~ ~
845 1Kro 17:21| hetwelk God heengegaan is Zich tot een volk te verlossen,
846 1Kro 20:6 | kinderen Ammons zagen, dat zij zich stinkende gemaakt hadden
847 1Kro 20:6 | duizend talenten zilvers, om zich wagenen en ruiters te huren
848 1Kro 20:7 | 7 Zodat zij zich huurden twee en dertig duizend
849 1Kro 20:7 | volk kwamen en legerden zich voor Medeba; ook vergaderden
850 1Kro 22:20| 20 Toen zich Ornan wendde, zo zag hij
851 1Kro 22:20| bij hem waren, verstaken zich; en Ornan dorste tarwe. ~
852 1Kro 22:21| uit den dorsvloer, en boog zich neder voor David, met het
853 1Kro 30:9 | koning David verblijdde zich ook met grote blijdschap. ~
854 1Kro 30:17| bevonden wordt, gezien, dat het zich jegens U vrijwillig gedragen
855 1Kro 30:20| het hoofd, en zij bogen zich neder voor den HEERE, en
856 2Kro 3:13| dezer cherubim spreidden zich uit twintig ellen; en zij
857 2Kro 4:6 | was, opdat de priesters zich daarin zouden wassen. ~
858 2Kro 5:3 | mannen van Israel verzamelden zich tot de koning op het feest,
859 2Kro 5:11| gevonden werden, hadden zich geheiligd, zonder de verdelingen
860 2Kro 6:3 | mannen van Israel verzamelden zich tot de koning op het feest,
861 2Kro 6:11| gevonden werden, hadden zich geheiligd, zonder de verdelingen
862 2Kro 7:24| gezondigd zullen hebben, en zich bekeren, en Uw Naam belijden,
863 2Kro 7:26| belijden, en van hun zonden zich bekeren zullen, als Gij
864 2Kro 7:37| brengen zullen, dat zij zich bekeren, en tot U smeken
865 2Kro 7:38| 38 En zij zich tot U bekeren, met hun ganse
866 2Kro 8:14| Mijn Naam genoemd wordt, zich verootmoedigt en bidt, en
867 2Kro 8:14| Mijn aangezicht zoeken, en zich bekeren van hun boze wegen;
868 2Kro 8:21| geweest zijn, daarover zal zich een ieder, die voorbijgaat,
869 2Kro 8:22| uitgevoerd had, en hebben zich aan andere goden gehouden,
870 2Kro 8:22| andere goden gehouden, en zich voor dezelve nedergebogen,
871 2Kro 11:18| koning Rehabeam verkloekte zich, om op een wagen te klimmen,
872 2Kro 12:13| ganse Israel waren, stelden zich bij hem uit al hun landpalen. ~
873 2Kro 12:15| 15 En hij had zich priesteren gesteld voor
874 2Kro 12:18| 18 En Rehabeam nam zich, benevens Mahalath, de dochter
875 2Kro 13:6 | 6 Toen verootmoedigden zich de oversten van Israel en
876 2Kro 13:7 | nu de HEERE zag, dat zij zich verootmoedigden, geschiedde
877 2Kro 13:7 | Semaja, zeggende: Zij hebben zich verootmoedigd, Ik zal hen
878 2Kro 13:12| 12 En als hij zich verootmoedigde, keerde de
879 2Kro 13:13| 13 Zo versterkte zich de koning Rehabeam in Jeruzalem,
880 2Kro 14:4 | 4 En Abia maakte zich op van boven den berg Zemaraim,
881 2Kro 14:7 | 7 Daartoe hebben zich ijdele mannen, kinderen
882 2Kro 14:7 | hem vergaderd, en hebben zich sterk gemaakt tegen Rehabeam,
883 2Kro 14:7 | teder van hart, dat hij zich tegen hen niet kon versterken. ~
884 2Kro 14:21| 21 Zo versterkte zich Abia; en hij nam zich veertien
885 2Kro 14:21| versterkte zich Abia; en hij nam zich veertien vrouwen, en gewon
886 2Kro 16:4 | 4 Maar als zij zich in hun nood bekeerden tot
887 2Kro 16:8 | profeet Oded, sterkte hij zich, en hij deed weg de verfoeiselen
888 2Kro 16:10| 10 En zij vergaderden zich te Jeruzalem, in de derde
889 2Kro 17:9 | doorlopen de ganse aarde, om Zich sterk te bewijzen aan degenen,
890 2Kro 17:14| zijn graf, dat hij voor zich gegraven had in de stad
891 2Kro 18:1 | zijn plaats, en hij sterkte zich tegen Israel. ~
892 2Kro 18:6 | 6 En zijn hart verhief zich in de wegen des HEEREN;
893 2Kro 18:16| de zoon van Zichri, die zich vrijwillig den HEERE overgegeven
894 2Kro 19:1 | overvloed; en hij verzwagerde zich aan Achab. ~
895 2Kro 19:10| de zoon van Kenaana, had zich ijzeren hoornen gemaakt,
896 2Kro 19:29| klederen aan. Alzo verstelde zich de koning van Israel, en
897 2Kro 19:34| de koning van Israel deed zich met den wagen staande houden
898 2Kro 21:6 | en sterkte, zodat niemand zich tegen U stellen kan. ~
899 2Kro 21:18| 18 Toen neigde zich Josafat met het aangezicht
900 2Kro 21:20| 20 En zij maakten zich des morgens vroeg op, en
901 2Kro 21:21| 21 Hij nu beraadslaagde zich met het volk, en hij stelde
902 2Kro 21:24| gekomen was, wendden zij zich naar de menigte; en ziet,
903 2Kro 21:25| gereedschap, en namen voor zich weg, totdat zij niet meer
904 2Kro 21:26| vierden dag vergaderden zij zich in het dal van Beracha,
905 2Kro 21:35| na dezen vergezelschapte zich Josafat, de koning van Juda,
906 2Kro 21:36| 36 En hij vergezelschapte zich met hem, om schepen te maken,
907 2Kro 22:4 | vaders opgekomen was, en zich versterkt had, zo doodde
908 2Kro 22:8 | Juda, en zij maakten over zich een koning. ~
909 2Kro 22:9 | wagenen met hem; en hij maakte zich des nachts op, en sloeg
910 2Kro 22:24| vaders opgekomen was, en zich versterkt had, zo doodde
911 2Kro 22:28| Juda, en zij maakten over zich een koning. ~
912 2Kro 22:29| wagenen met hem; en hij maakte zich des nachts op, en sloeg
913 2Kro 23:6 | 6 En hij keerde weder om zich te laten genezen te Jizreel;
914 2Kro 23:10| dood was, zo maakte zij zich op, en bracht al het koninklijke
915 2Kro 23:14| zevende jaar versterkte zich Jojada, en nam de oversten
916 2Kro 23:14| den zoon van Zichri, met zich in een verbond. ~
917 2Kro 23:29| maakte een verbond tussen zich, en tussen al het volk,
918 2Kro 24:10| 10 Toen verblijdden zich alle oversten en al het
919 2Kro 24:17| vorsten van Juda, en bogen zich neder voor den koning; toen
920 2Kro 25:11| 11 Amazia nu sterkte zich, en leidde zijn volk uit,
921 2Kro 25:14| medegebracht had, dat hij die zich tot goden stelde, en zich
922 2Kro 25:14| zich tot goden stelde, en zich voor dezelve neder boog
923 2Kro 26:5 | 5 Want hij begaf zich om God te zoeken, in de
924 2Kro 26:8 | Egypte, want hij sterkte zich ten hoogste. ~
925 2Kro 26:13| die met strijdbare kracht zich ten oorlog oefenden, om
926 2Kro 26:16| sterk geworden was, verhief zich zijn hart tot verdervens
927 2Kro 27:2 | ging; en het volkverdierf zich nog. ~
928 2Kro 27:6 | 6Alzo versterkte zich Jotham; want hij richtte
929 2Kro 28:12| 12 Toen maakten zich mannen op van de hoofden
930 2Kro 28:15| uitgedrukt zijn, maakten zich op, en grepen de gevangenen,
931 2Kro 28:24| toe; daartoe maakte hij zich altaren in alle hoeken van
932 2Kro 29:12| 12 Toen maakten zich de Levieten op, Mahath,
933 2Kro 29:15| broederen, en heiligden zich, en kwamen, naar het gebod
934 2Kro 29:20| 20 Toen maakte zich de koning Jehizkia vroeg
935 2Kro 29:28| De ganse gemeente nu boog zich neder, als men het gezang
936 2Kro 29:29| gevonden waren, en bogen zich neder. ~
937 2Kro 29:30| neigden hun hoofden, en bogen zich neder. ~
938 2Kro 29:34| totdat de andere priesters zich geheiligd hadden; want de
939 2Kro 29:34| waren rechter van hart, om zich te heiligen, dan de priesteren. ~
940 2Kro 29:36| al het volk verblijdden zich over hetgeen God het volk
941 2Kro 30:3 | tijd, omdat de priesteren zich niet genoeg geheiligd hadden,
942 2Kro 30:3 | geheiligd hadden, en het volk zich niet verzameld had te Jeruzalem. ~
943 2Kro 30:6 | Izak en Israel, zo zal Hij Zich keren tot de ontkomenen,
944 2Kro 30:11| Evenwel verootmoedigden zich sommigen van Aser, en Manasse,
945 2Kro 30:13| te Jeruzalem verzamelde zich veel volks, om het feest
946 2Kro 30:14| 14 En zij maakten zich op, en namen de altaren
947 2Kro 30:15| beschaamd geworden, en hadden zich geheiligd, en hadden brandofferen
948 2Kro 30:17| was in die gemeente, die zich niet geheiligd hadden; daarom
949 2Kro 30:18| Issaschar en Zebulon, hadden zich niet gereinigd, maar aten
950 2Kro 30:24| de priesteren nu hadden zich in menigte geheiligd. ~
951 2Kro 30:25| gemeente van Juda verblijdde zich, mitsgaders de priesteren
952 2Kro 31:18| gemeente; want zij hadden zich in hun ambt in heiligheid
953 2Kro 32:1 | toog in Juda, en legerde zich tegen de vaste steden, en
954 2Kro 32:1 | steden, en dacht ze tot zich af te scheuren. ~
955 2Kro 32:5 | 5 Zo versterkte hij zich, en bouwde den gehelen muur
956 2Kro 32:6 | en hij vergaderde hen tot zich in de straat der stadspoort,
957 2Kro 32:26| Jehizkia verootmoedigde zich om de verheffing zijns harten,
958 2Kro 32:27| rijkdom en eer; en hij maakte zich schatkameren voor zilver
959 2Kro 32:29| 29 Daartoe had hij zich steden gemaakt, mitsgaders
960 2Kro 33:3 | en maakte bossen, en boog zich neder voor al het heir des
961 2Kro 33:12| ernstelijk aan, en vernederde zich zeer voor het aangezicht
962 2Kro 33:13| En bad Hem; en Hij liet Zich van hem verbidden, en hoorde
963 2Kro 33:19| En zijn gebed, en hoe God Zich van hem heeft laten verbidden,
964 2Kro 33:23| 23 Maar hij vernederde zich niet voor het aangezicht
965 2Kro 33:23| gelijk Manasse, zijn vader, zich vernederd had; maar deze
966 2Kro 35:22| hem; maar hij verstelde zich, om tegen hem te strijden,
967 2Kro 36:22| hem; maar hij verstelde zich, om tegen hem te strijden,
968 2Kro 37:12| Gods; hij verootmoedigde zich niet voor het aangezicht
969 2Kro 37:13| verstokte zijn hart, dat hij zich niet bekeerde tot den HEERE,
970 Ezra 1:5 | 5 Toen maakten zich op de hoofden der vaderen
971 Ezra 3:1 | steden waren, verzamelde zich het volk, als een enig man,
972 Ezra 3:2 | zoon van Jozadak, maakte zich op, en zijn broederen, de
973 Ezra 4:19| gevonden, dat dezelve stad zich van oude tijden af tegen
974 Ezra 5:2 | 2 Toen maakten zich op Zerubbabel, de zoon van
975 Ezra 6:20| priesters en de Levieten hadden zich gereinigd als een enig man;
976 Ezra 6:21| waren, mitsgaders al wie zich van de onreinigheid der
977 Ezra 8:23| van onzen God; en Hij liet zich van ons verbidden. ~
978 Ezra 9:2 | en voor hun zonen, zodat zich vermengd hebben het heilig
979 Ezra 9:4 | 4 Toen verzamelden zich tot mij allen, die voor
980 Ezra 10:1 | belijdenis deed, wenende en zich voor Gods huis nederwerpende,
981 Ezra 10:1 | nederwerpende, verzamelde zich tot hem uit Israel een zeer
982 Ezra 10:7 | der gevangenis, dat zij zich te Jeruzalem zouden verzamelen. ~
983 Ezra 10:9 | 9 Toen verzamelden zich alle mannen van Juda en
984 Ezra 10:14| die vreemde vrouwen bij zich hebben doen wonen, op gezette
985 Ezra 10:16| namen genoemd, scheidden zich af, en zij zaten op den
986 Ezra 10:17| die vreemde vrouwen bij zich hadden doen wonen, tot op
987 Ezra 10:18| die vreemde vrouwen bij zich hadden doen wonen; van de
988 Neh 3:1 | de hogepriester, maakte zich op met zijn broederen, de
989 Neh 8:2 | 2 Zo verzamelde zich al het volk als een enig
990 Neh 8:7 | hunner handen, en neigden zich, en aanbaden den HEERE,
991 Neh 8:14 | anderen daags verzamelden zich de hoofden der vaderen van
992 Neh 8:17 | en haalden ze, en maakten zich loofhutten, een iegelijk
993 Neh 9:1 | dezer maand verzamelden zich de kinderen Israels met
994 Neh 9:2 | het zaad Israels scheidde zich af van alle vreemden. En
995 Neh 9:18 | 18 Zelfs, als zij zich een gegoten kalf gemaakt
996 Neh 9:28 | over hen heersten; als zij zich dan bekeerden, en U aanriepen,
997 Neh 9:35 | gegeven hadt; en zij hebben zich niet bekeerd van hun boze
998 Neh 10:28 | de Nethinim, en al wie zich van de volken der landen
999 Neh 10:29 | 29 Die hielden zich aan hun broederen, hun voortreffelijken,
1000 Neh 11:30 | plaatsen; en zij legerden zich van Ber-seba af tot aan
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1976 |