1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1976
Book Chapter: Verse
1001 Neh 12:29 | want de zangers hadden zich dorpen gebouwd rondom Jeruzalem. ~
1002 Neh 12:42 | Elam, en Ezer; ook lieten zich de zangers horen, met Jizrahja,
1003 Neh 13:22 | tot de Levieten, dat zij zich zouden reinigen, en de poorten
1004 Neh 13:23 | Moabietische vrouwen bij zich hadden doen wonen. ~
1005 Est 3 | stierven, had Mordechai ze zich tot een dochter aangenomen. ~
1006 Est 7 | van Mordechai, (die hij zich ter dochter genomen had)
1007 Est 16:2 | waren, neigden en bogen zich neder voor Haman; want de
1008 Est 16:2 | bevolen; maar Mordechai neigde zich niet, en boog zich niet
1009 Est 16:2 | neigde zich niet, en boog zich niet neder. ~
1010 Est 16:5 | Haman zag, dat Mordechai zich niet neigde, noch zich voor
1011 Est 16:5 | Mordechai zich niet neigde, noch zich voor hem nederboog, zo werd
1012 Est 17:2 | waren, neigden en bogen zich neder voor Haman; want de
1013 Est 17:2 | bevolen; maar Mordechai neigde zich niet, en boog zich niet
1014 Est 17:2 | neigde zich niet, en boog zich niet neder. ~
1015 Est 17:5 | Haman zag, dat Mordechai zich niet neigde, noch zich voor
1016 Est 17:5 | Mordechai zich niet neigde, noch zich voor hem nederboog, zo werd
1017 Est 28:2 | dat hij niet opstond, noch zich voor hem bewoog, zo werd
1018 Est 28:3 | 10 Doch Haman bedwong zich, en hij kwam tot zijn huis;
1019 Est 49:4 | die in elke stad waren, zich te vergaderen, en voor hun
1020 Est 49:6 | zijn tegen dien dag, om zich te wreken aan hun vijanden. ~
1021 Est 50:2 | Want de Joden vergaderden zich in hun steden, in al de
1022 Est 52:14 | Bevestigden de Joden, en namen op zich en op hun zaad, en op allen,
1023 Est 52:14 | hun zaad, en op allen, die zich tot hen vervoegen zouden,
1024 Job 1:6 | kinderen Gods kwamen, om zich voor den HEERE te stellen,
1025 Job 1:20 | viel op de aarde, en boog zich neder; ~
1026 Job 2:1 | kinderen Gods kwamen, om zich voor den HEERE te stellen,
1027 Job 2:1 | midden van hen kwam, om zich voor den HEERE te stellen. ~
1028 Job 2:8 | 8 En hij nam zich een potscherf, om zich daarmede
1029 Job 2:8 | nam zich een potscherf, om zich daarmede te schrabben, en
1030 Job 3:6 | donkerheid neme hem in; dat hij zich niet verheuge onder de dagen
1031 Job 3:14 | raadsheren der aarde, die voor zich woeste plaatsen bebouwden; ~
1032 Job 3:22 | tot opspringens toe, en zich verheugen, als zij het graf
1033 Job 4:2 | verdrietig zijn? Nochtans wie zal zich van woorden kunnen onthouden? ~
1034 Job 5:7 | spranken der vurige kolen zich verheffen tot vliegen. ~
1035 Job 6:4 | verschrikkingen Gods rusten zich tegen mij. ~
1036 Job 6:16 | en in dewelke de sneeuw zich verbergt. ~
1037 Job 6:18 | gangen haars wegs wenden zich ter zijde af; zij lopen
1038 Job 8:11 | 11 Verheft zich de bieze zonder slijk? Groeit
1039 Job 8:15 | zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar
1040 Job 9:4 | sterk van kracht; wie heeft zich tegen Hem verhard, en vrede
1041 Job 10:16 | 16 Want zij verheft zich; gelijk een felle leeuw
1042 Job 12:11 | gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt? ~
1043 Job 14:7 | er verwachting, dat hij zich nog zal veranderen, en zijn
1044 Job 14:13 | verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij een
1045 Job 15:25 | den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan. ~
1046 Job 15:29 | en hun volmaaktheid zal zich niet uitbreiden op de aarde. ~
1047 Job 16:5 | beweging mijner lippen zou zich inhouden. ~
1048 Job 16:10 | kinnebakken; zij vervullen zich te zamen aan mij. ~
1049 Job 16:12 | verpletterd; en Hij heeft mij Zich tot een doelwit opgericht. ~
1050 Job 17:8 | zijn, en de onschuldige zal zich tegen den huichelaar opmaken; ~
1051 Job 19:11 | mij ontstoken, en mij bij Zich geacht als Zijn vijanden. ~
1052 Job 19:12 | haar weg gebaand, en hebben zich gelegerd rondom mijn tent. ~
1053 Job 20:27 | openbaren, en de aarde zal zich tegen hem opmaken. ~
1054 Job 21:12 | harp, en zij verblijden zich op het geluid des orgels. ~
1055 Job 21:21 | Want wat lust zou hij na zich aan zijn huis hebben, als
1056 Job 21:33 | hem zoet, en hij trekt na zich alle mensen; en dergenen,
1057 Job 23:9 | ik Hem niet; bedekt Hij Zich ter rechterhand, zo zie
1058 Job 24:4 | weg; te zamen versteken zich de ellendigen des lands. ~
1059 Job 24:5 | uit tot hun werk, makende zich vroeg op ten roof; het vlakke
1060 Job 24:16 | doorgraaft hij de huizen, die zij zich des daags afgetekend hadden;
1061 Job 24:18 | deel op de aarde; hij wendt zich niet tot den weg der wijngaarden. ~
1062 Job 26:11 | hemels sidderen, en ontzetten zich voor Zijn schelden. ~
1063 Job 27:7 | als de goddeloze, en die zich tegen mij opmaakt, als de
1064 Job 27:10 | 10 Zal hij zich verlustigen in den Almachtige?
1065 Job 28:5 | het brood voort, en onder zich wordt zij veranderd, alsof
1066 Job 29:8 | zagen mij, en verstaken zich, en de stokouden rezen op
1067 Job 29:10 | stem der vorsten verstak zich, en hun tong kleefde aan
1068 Job 29:20 | en mijn boog veranderde zich in mijn hand. ~
1069 Job 30:7 | netelen vergaderden zij zich. ~
1070 Job 30:10 | gruwel aan mij, zij maken zich verre van mij, ja, zij onthouden
1071 Job 30:14 | de verwoesting rollen zij zich aan. ~
1072 Job 30:16 | 16 Daarom stort zich nu mijn ziel in mij uit;
1073 Job 31:10 | ander malen, en anderen zich over haar krommen! ~
1074 Job 32:15 | zij hebben de woorden van zich verzet. ~
1075 Job 34:14 | en zijn adem zou Hij tot Zich vergaderen; ~
1076 Job 34:22 | werkers der ongerechtigheid zich verbergen mochten. ~
1077 Job 36:10 | tucht, en zegt, dat zij zich van de ongerechtigheid bekeren
1078 Job 36:45 | 12 Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad
1079 Job 37:11 | verder, en hier zal hij zich stellen tegen den hoogmoed
1080 Job 37:24 | wordt, en de oostenwind zich verstrooit op de aarde? ~
1081 Job 37:30 | met een steen verbergen zich de wateren, en het vlakke
1082 Job 38:6 | 6 Als zij zich krommen, haar jongen met
1083 Job 38:19 | 19 Zij verhardt zich tegen haar jongen, alsof
1084 Job 38:21 | het tijd is, verheft zij zich in de hoogte; zij belacht
1085 Job 38:30 | naar uw bevel, dat de arend zich omhoog verheft, en dat hij
1086 Job 39:18 | geweld aan, en verhaast zich niet; hij vertrouwt, dat
1087 Job 40:1 | zou; wie is dan hij, die zich voor Mijn aangezicht stellen
1088 Job 40:8 | aan elkander, zij vatten zich samen, dat zij zich niet
1089 Job 40:8 | vatten zich samen, dat zij zich niet scheiden. ~
1090 Job 40:16 | doorbrekingen wille ontzondigen zij zich. ~
1091 Job 40:21 | scherpe scherven; hij spreidt zich op het puntachtige, als
1092 Job 40:23 | 23 Achter zich verlicht hij het pad; men
1093 Psa 2:2 | koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen
1094 Psa 3:7 | tienduizenden des volks, die zich rondom tegen mij zetten. ~
1095 Psa 4:4 | 4Weet toch, dat de HEERE Zich een gunstgenoot heeft afgezonderd;
1096 Psa 7:13 | 13 Indien hij zich niet bekeert, zo zal Hij
1097 Psa 9:20 | op, HEERE, laat de mens zich niet versterken; laat de
1098 Psa 10:8 | onschuldige; zijn ogen verbergen zich tegen den arme. ~
1099 Psa 10:10 | Hij duikt neder, hij buigt zich; en de arme hoop valt in
1100 Psa 10:14 | hand geve; op U verlaat zich de arme, Gij zijt geweest
1101 Psa 13:5 | overmocht; mijn tegenpartijders zich verheugen, wanneer ik zou
1102 Psa 13:6 | goedertierenheid; mijn hart zal zich verheugen in Uw heil; ik
1103 Psa 14:7 | doen wederkeren, dan zal zich Jakob verheugen, Israel
1104 Psa 16:9 | verblijd, en mijn eer verheugt zich; ook zal mijn vlees zeker
1105 Psa 17:10 | Met hun vet besluiten zij zich, met hun mond spreken zij
1106 Psa 18:8 | gronden der bergen beroerden zich en daverden, omdat Hij ontstoken
1107 Psa 18:45 | gehoorzaamd; vreemden hebben zich mij geveinsdelijk onderworpen. ~
1108 Psa 20:9 | 9 Zij hebben zich gekromd, en zijn gevallen;
1109 Psa 22:15 | al mijn beenderen hebben zich vaneen gescheiden; mijn
1110 Psa 22:19 | delen mijn klederen onder zich, en werpen het lot over
1111 Psa 22:28 | zullen het gedenken, en zich tot den HEERE bekeren; en
1112 Psa 25:17 | benauwdheden mijns harten hebben zich wijd uitgestrekt; voer mij
1113 Psa 33:12 | HEERE is; het volk, dat Hij Zich ten erve verkoren heeft. ~
1114 Psa 34:12 | HEERE is; het volk, dat Hij Zich ten erve verkoren heeft. ~
1115 Psa 35:3 | 3 Beth. Mijn ziel zal zich beroemen in den HEERE; de
1116 Psa 35:8 | Engel des HEEREN legert Zich rondom degenen, die Hem
1117 Psa 36:9 | 9 Zo zal mijn ziel zich verheugen in den HEERE;
1118 Psa 36:15 | verblijd, en verzamelden zich; zij verzamelden zich tot
1119 Psa 36:15 | verzamelden zich; zij verzamelden zich tot mij als geslagenen,
1120 Psa 36:19 | 19 Laat hen zich niet verblijden over mij,
1121 Psa 36:24 | HEERE, mijn God! en laat hen zich over mij niet verblijden. ~
1122 Psa 36:26 | zamen schaamrood worden, die zich in mijn kwaad verblijden;
1123 Psa 36:26 | schande bekleed worden, die zich tegen mij groot maken. ~
1124 Psa 37:5 | op zijn leger; hij stelt zich op een weg, die niet goed
1125 Psa 38:11 | aarde erfelijk bezitten, en zich verlustigen over groten
1126 Psa 38:21 | de rechtvaardige ontfermt zich, en geeft. ~
1127 Psa 38:26 | gansen dag ontfermt hij zich, en leent; en zijn zaad
1128 Psa 38:35 | gewelddrijvende goddeloze, die zich uitbreidde als een groene
1129 Psa 39:17 | 17 Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden!
1130 Psa 39:17 | wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken. ~
1131 Psa 40:7 | weet niet, wie het naar zich nemen zal. ~
1132 Psa 41:2 | lang verwacht; en Hij heeft Zich tot mij geneigd, en mijn
1133 Psa 42:2 | Welgelukzalig is hij, die zich verstandiglijk gedraagt
1134 Psa 42:7 | valsheid; zijn hart vergadert zich onrecht; gaat hij uit naar
1135 Psa 42:21 | mijn God! mijn ziel buigt zich neder in mij, daarom gedenk
1136 Psa 44:11 | haters beroven ons voor zich. ~
1137 Psa 46:7 | de koninkrijken bewogen zich; Hij verhief Zijn stem,
1138 Psa 48:12 | laat de dochteren van Juda zich verheugen, om Uwer oordelen
1139 Psa 51:10 | horen; dat de beenderen zich verheugen, die Gij verbrijzeld
1140 Psa 51:15 | leren; en de zondaars zullen zich tot U bekeren. ~
1141 Psa 53:7 | doen wederkeren, dan zal zich Jakob verheugen, Israel
1142 Psa 54:2 | gezegd hadden: Verbergt zich David niet bij ons? ~
1143 Psa 55:13 | is mijn hater niet, die zich tegen mij groot maakt, anders
1144 Psa 56:7 | rotten samen, zij versteken zich, zij passen op mijn hielen;
1145 Psa 58:11 | 11 De rechtvaardige zal zich verblijden, als hij de wraak
1146 Psa 59:4 | ziel lagen; sterken rotten zich tegen mij; zonder mijn overtreding,
1147 Psa 59:5 | 5 Zij lopen en bereiden zich zonder mijn misdaad; waak
1148 Psa 63:12 | 12 Maar de koning zal zich in God verblijden; een iegelijk,
1149 Psa 63:12 | die bij Hem zweert, zal zich beroemen; want de mond der
1150 Psa 64:9 | ieder, die hen ziet, zal zich wegpakken. ~
1151 Psa 64:11 | 11 De rechtvaardige zal zich verblijden in den HEERE,
1152 Psa 64:11 | oprechten van hart zullen zich beroemen. ~
1153 Psa 66:3 | grootheid Uwer sterkte zullen zich Uw vijanden geveinsdelijk
1154 Psa 67:5 | 5De natien zullen zich verblijden en juichen, omdat
1155 Psa 68:4 | de rechtvaardigen zullen zich verblijden; zij zullen van
1156 Psa 68:31 | der volken; en dien, die zich onderwerpt met stukken zilvers;
1157 Psa 68:32 | uit Egypte; Morenland zal zich haasten zijn handen tot
1158 Psa 69:33 | gezien hebbende, zullen zich verblijden; en gij, die
1159 Psa 72:11 | Ja, alle koningen zullen zich voor hem nederbuigen, alle
1160 Psa 73:10 | 10 Daarom keert zich Zijn volk hiertoe, als hun
1161 Psa 80:7 | onze vijanden spotten onder zich. ~
1162 Psa 81:16 | den HEERE haten, zouden zich Hem geveinsdelijk onderworpen
1163 Psa 83:4 | Uw volk, en beraadslagen zich tegen Uw verborgenen. ~
1164 Psa 83:9 | 9 Ook heeft zich Assur bij hen gevoegd; zij
1165 Psa 84:4 | de zwaluw een nest voor zich, waar zij haar jongen legt,
1166 Psa 85:7 | levend maken, opdat Uw volk zich in U verblijde? ~
1167 Psa 86:9 | zullen komen, en zullen zich voor Uw aanschijn nederbuigen,
1168 Psa 89:10 | zee; wanneer haar baren zich verheffen, zo stilt Gij
1169 Psa 89:17 | 17 Zij zullen zich den gansen dag verheugen
1170 Psa 93:1 | bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord. Ook is de wereld
1171 Psa 94:4 | werkers der ongerechtigheid zich beroemen? ~
1172 Psa 94:16 | de boosdoeners? Wie zal zich voor mij stellen tegen de
1173 Psa 94:20 | 20 Zou zich de stoel der schadelijkheden
1174 Psa 94:21 | 21 Zij rotten zich samen tegen de ziel des
1175 Psa 96:11 | 11 Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde
1176 Psa 96:11 | verblijden, en de aarde zich verheuge, dat de zee bruise
1177 Psa 97:1 | regeert, de aarde verheuge zich; dat veel eilanden zich
1178 Psa 97:1 | zich; dat veel eilanden zich verblijden. ~
1179 Psa 97:7 | die de beelden dienen, die zich op afgoden beroemen; buigt
1180 Psa 97:8 | heeft gehoord, en het heeft zich verblijd, en de dochteren
1181 Psa 97:8 | dochteren van Juda hebben zich verheugd vanwege Uw oordelen,
1182 Psa 99:1 | cherubim; de aarde bewege zich. ~
1183 Psa 102:18 | 18 Zich gewend zal hebben tot het
1184 Psa 103:13 | 13 Gelijk zich een vader ontfermt over
1185 Psa 103:13 | over de kinderen, ontfermt Zich de HEERE over degenen, die
1186 Psa 104:2 | 2 Hij bedekt Zich met het licht, als met een
1187 Psa 104:7 | vloden zij, zij haastten zich weg voor de stem Uws donders. ~
1188 Psa 104:22 | zon opgaande, maken zij zich weg, en liggen neder in
1189 Psa 104:31 | eeuwigheid; de HEERE verblijde Zich in Zijn werken. ~
1190 Psa 105:3 | HEERE zoeken, verblijde zich. ~
1191 Psa 106:17 | 17 De aarde deed zich open, en verslond Dathan,
1192 Psa 106:19 | bij Horeb, en zij bogen zich voor een gegoten beeld. ~
1193 Psa 106:28 | 28 Ook hebben zij zich gekoppeld aan Baal-Peor,
1194 Psa 106:35 | 35 Maar zij vermengden zich met de heidenen, en leerden
1195 Psa 106:39 | 39 En zij ontreinigden zich door hun werken, en zij
1196 Psa 109:19 | een kleed, waarmede hij zich bedekt, en tot een gordel,
1197 Psa 109:19 | een gordel, waarmede hij zich steeds omgordt. ~
1198 Psa 109:23 | een schaduw, wanneer zij zich neigt; ik worde omgedreven
1199 Psa 109:28 | maar zegen Gij; laat hen zich opmaken, maar dat zij beschaamd
1200 Psa 109:28 | beschaamd worden; doch dat zich Uw knecht verblijde. ~
1201 Psa 109:29 | zij met hun beschaamdheid zich bedekken, als met een mantel. ~
1202 Psa 112:5 | Teth. Wel dien man, die zich ontfermt en uitleent; Jod.
1203 Psa 112:10 | zal het zien, en hij zal zich vertoornen; Schin. hij zal
1204 Psa 119:74 | zullen mij aanzien, en zich verblijden, omdat ik op
1205 Psa 125:5 | 5Maar die zich neigen tot hun kromme wegen,
1206 Psa 135:4 | 4 Want de HEERE heeft Zich Jakob verkoren, Israel tot
1207 Psa 140:9 | voornemen niet; zij zouden zich verheffen. Sela. ~
1208 Psa 149:2 | 2Dat Israel zich verblijde in Dengene, Die
1209 Psa 149:2 | heeft; dat de kinderen Sions zich verheugen over hun Koning. ~
1210 Spre 1:16| ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten. ~
1211 Spre 1:18| eigen bloed, en versteken zich tegen hun zielen. ~
1212 Spre 1:22| beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en
1213 Spre 1:31| de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen. ~
1214 Spre 2:14| zijn in het kwaad doen, zich verheugen in de verkeerdheden
1215 Spre 3:35| zotten neemt schande op zich. ~ ~
1216 Spre 4:25| rechtuit zien, en uw oogleden zich recht voor u heen houden. ~
1217 Spre 5:10| 10 Opdat de vreemden zich niet verzadigen van uw vermogen,
1218 Spre 5:16| 16 Laat uw fonteinen zich buiten verspreiden, en de
1219 Spre 6:18| gedachten smeedt; voeten, die zich haasten, om tot kwaad te
1220 Spre 7:23| doorsneed; gelijk een vogel zich haast naar den strik, en
1221 Spre 9:4 | Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts! Tot de verstandeloze
1222 Spre 9:7 | spotter tuchtigt, behaalt zich schande; en die den goddeloze
1223 Spre 9:16| Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts; en tot den verstandeloze
1224 Spre 12:9 | 9 Beter is, die zich gering acht, en een knecht
1225 Spre 12:14| mensen handen zal hij tot zich wederbrengen. ~
1226 Spre 13:5 | maar de goddeloze maakt zich stinkende, en doet zich
1227 Spre 13:5 | zich stinkende, en doet zich schaamte aan. ~
1228 Spre 13:9 | licht der rechtvaardigen zal zich verblijden; maar de lamp
1229 Spre 14:10| droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap
1230 Spre 14:18| de kloekzinnigen zullen zich met wetenschap kronen. ~
1231 Spre 14:21| veracht, zondigt; maar die zich der nederigen ontfermt,
1232 Spre 14:31| deszelfs Maker; maar die zich des nooddruftigen ontfermt,
1233 Spre 15:28| des rechtvaardigen bedenkt zich, om te antwoorden; maar
1234 Spre 16:26| zichzelven; want zijn mond buigt zich voor hem. ~
1235 Spre 17:5 | smaadt deszelfs Maker; die zich verblijdt in het verderf,
1236 Spre 17:8 | gesteente; waarhenen het zich zal wenden, zal het wel
1237 Spre 17:14| verlaat den twist, eer hij zich vermengt. ~
1238 Spre 17:18| verstandeloos mens klapt in de hand, zich borg stellende bij zijn
1239 Spre 17:21| de vader des dwazen zal zich niet verblijden. ~
1240 Spre 18:1 | 1 Die zich afzondert, tracht naar wat
1241 Spre 18:1 | begeerlijks; hij vermengt zich in alle bestendige wijsheid. ~
1242 Spre 18:2 | maar daarin, dat zijn hart zich ontdekt. ~
1243 Spre 18:9 | 9 Ook die zich slap aanstelt in zijn werk,
1244 Spre 18:12| verbreking zal des mensen hart zich verheffen; en de nederigheid
1245 Spre 18:24| die vrienden heeft, heeft zich vriendelijk te houden; want
1246 Spre 19:3 | verkeren; en zijn hart zal zich tegen den HEERE vergrammen. ~
1247 Spre 19:17| 17 Die zich des armen ontfermt, leent
1248 Spre 20:2 | eens jongen leeuws; die zich tegen hem vergramt, zondigt
1249 Spre 20:3 | maar ieder dwaas zal er zich in mengen. ~
1250 Spre 20:11| ook door zijn handelingen zich bekend maken, of zijn werk
1251 Spre 20:14| weggegaan is, dan zal hij zich beroemen. ~
1252 Spre 21:29| Een goddeloos man sterkt zich in zijn aangezicht; maar
1253 Spre 22:3 | ziet het kwaad, en verbergt zich; maar de slechten gaan henen
1254 Spre 22:5 | die zijn ziel bewaart, zal zich verre van die maken. ~
1255 Spre 23:5 | hetgeen niets is? Want het zal zich gewisselijk vleugelen maken
1256 Spre 23:24| vader des rechtvaardigen zal zich zeer verheugen; en die een
1257 Spre 23:24| wijzen zoon gewint, zal zich over hem verblijden. ~
1258 Spre 23:25| 25 Laat uw vader zich verblijden, ook uw moeder;
1259 Spre 23:25| uw moeder; en laat haar zich verheugen, die u gebaard
1260 Spre 23:31| den wijn niet aan, als hij zich rood vertoont, als hij in
1261 Spre 24:17| nederstruikelt, laat uw hart zich niet verheugen; ~
1262 Spre 26:6 | 6 Hij snijdt zich de voeten af, en drinkt
1263 Spre 26:17| De voorbijgaande, die zich vertoornt in een twist,
1264 Spre 26:18| 18 Gelijk een, die zich veinst te razen, die vuursprankelen,
1265 Spre 26:24| Die haat draagt, gelaat zich vreemd met zijn lippen;
1266 Spre 27:12| ziet het kwaad, en verbergt zich; de slechten gaan henen
1267 Spre 27:14| zegent met luider stem, zich des morgens vroeg opmakende,
1268 Spre 27:25| 25 Als het gras zich openbaart, en de grasscheuten
1269 Spre 28:4 | die de wet bewaren, mengen zich in strijd tegen hen. ~
1270 Spre 28:8 | vergadert dat voor dengene, die zich des armen ontfermt. ~
1271 Spre 28:18| behouden worden; maar die zich verkeerdelijk gedraagt in
1272 Spre 28:22| 22 Die zich haast naar goed, is een
1273 Spre 28:28| goddelozen opkomen, verbergt zich de mens; maar als zij omkomen,
1274 Spre 29:2 | groot worden, verblijdt zich het volk; maar als de goddeloze
1275 Spre 29:9 | een dwaas man in rechten zich begeven hebbende, hetzij
1276 Spre 30:21| Om drie dingen ontroert zich de aarde, ja, om vier, die
1277 Spre 30:27| nochtans gaan zij allen uit, zich verdelende in hopen. ~
1278 Spre 31:22| Mem. Zij maakt voor zich tapijtsieraad; haar kleding
1279 Pred 1:13| mensen gegeven, om zich daarin te bekommeren. ~
1280 Pred 2:25| er van eten, of wie zou zich daartoe haasten, meer dan
1281 Pred 3:12| beters voor henlieden is, dan zich te verblijden, en goed te
1282 Pred 3:22| beters is, dan dat de mens zich verblijde in zijn werken,
1283 Pred 4:16| de nakomelingen zullen zich ook over hem niet verblijden;
1284 Pred 5:18| zijn deel te nemen, en om zich te verheugen van zijn
1285 Pred 11:8 | jaren heeft, en verblijdt zich in die allen, zo laat hem
1286 Pred 11:9 | uw jeugd, en laat uw hart zich vermaken in de dagen uwer
1287 Hoo 1:7 | zou ik zijn als een, die zich bedekt bij de kudden Uwer
1288 Hoo 3:9 | De koning Salomo heeft zich een koets gemaakt van het
1289 Hoo 7:12 | bloeit, de jonge druifjes zich opendoen, de granaatappelbomen
1290 Jes 1:4 | gelasterd, zij hebben zich vervreemd, wijkende achterwaarts. ~
1291 Jes 2:8 | hunner handen buigen zij zich neder, voor hetgeen hun
1292 Jes 2:9 | 9 Daar bukt zich de gemene man, en de aanzienlijke
1293 Jes 2:9 | aanzienlijke man vernedert zich; daarom zult Gij het hun
1294 Jes 2:19 | Zijner majesteit, wanneer Hij Zich opmaken zal, om de
1295 Jes 2:20 | gouden afgoden, welke zij zich gemaakt hadden, om zich
1296 Jes 2:20 | zich gemaakt hadden, om zich daarvoor neder te buigen,
1297 Jes 2:21 | Zijner majesteit, wanneer Hij Zich opmaken zal, om de
1298 Jes 3:13 | 13 De HEERE stelt Zich om te pleiten, en Hij staat,
1299 Jes 3:16 | dat de dochteren van Sion zich verheffen, en gaan met uitgestrekten
1300 Jes 5:11 | Wee dengenen, die, zich vroeg opmakende in den morgenstond,
1301 Jes 5:25 | straten. Om dit alles keert zich Zijn toorn niet af, maar
1302 Jes 6:4 | Zodat de posten der dorpels zich bewogen van de stem des
1303 Jes 6:10 | met zijn hart versta, noch zich bekere, en Hij het
1304 Jes 7:2 | rusten op Efraim, zo bewoog zich zijn hart en het hart zijns
1305 Jes 9:2 | Uw aangezicht, gelijk men zich verblijdt in den oogst,
1306 Jes 9:11 | dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand
1307 Jes 9:12 | Want dit volk keert zich niet tot Dien, Die het slaat,
1308 Jes 9:16 | 16 Daarom zal zich de Heere niet verblijden
1309 Jes 9:16 | en hunner weduwen zal Hij zich niet ontfermen, want zij
1310 Jes 9:16 | dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand
1311 Jes 9:17 | struiken des wouds, die zich verheven hebben als de verheffing
1312 Jes 9:20 | dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand
1313 Jes 10:4 | 4 Dat elkeen zich niet zou buigen onder de
1314 Jes 10:4 | dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand
1315 Jes 10:15 | 15 Zal een bijl zich beroemen tegen dien, die
1316 Jes 11:8 | En een zoogkind zal zich vermaken over het hol van
1317 Jes 13:18 | verpletteren, en zij zullen zich niet ontfermen over de vrucht
1318 Jes 14:1 | 1 Want de HEERE zal Zich over Jakob ontfermen, en
1319 Jes 14:1 | zetten; en de vreemdeling zal zich tot hen vervoegen, en zij
1320 Jes 14:8 | 8 Ook verheugen zich de dennen over u, en de
1321 Jes 19:14 | doen, gelijk een dronkaard zich om en om wentelt in
1322 Jes 19:22 | en genezen; en zij zullen zich tot den HEERE bekeren, en
1323 Jes 19:22 | HEERE bekeren, en Hij zal Zich van hen verbidden laten,
1324 Jes 22:7 | zijn, en dat de ruiters zich gewisselijk zullen zetten
1325 Jes 22:14 | HEERE der heirscharen heeft Zich voor mijn oren geopenbaard,
1326 Jes 22:16 | uithouwt, die een woning voor zich op een rotssteen laat aftekenen? ~
1327 Jes 27:11 | het gemaakt heeft, Zich deszelven niet ontfermen,
1328 Jes 28:20 | korter zijn, dan dat men zich daarop uitstrekken kunne;
1329 Jes 28:20 | zal te smal wezen, als men zich daaronder voegt. ~
1330 Jes 28:21 | 21 Want de HEERE zal Zich opmaken, gelijk op den berg
1331 Jes 29:14 | zijner verstandigen zal zich verbergen. ~
1332 Jes 29:15 | 15 Wee dengenen, die zich diep versteken willen voor
1333 Jes 29:19 | behoeftigen onder de mensen zullen zich in de Heilige Israels verheugen. ~
1334 Jes 30:1 | maar niet uit Mij, en om zich met een bedekking te bedekken,
1335 Jes 30:2 | vragen Mijn mond niet; om zich te sterken met de macht
1336 Jes 30:18 | verhoogd worden, opdat Hij Zich over ulieden ontferme, want
1337 Jes 31:2 | niet terug; maar Hij zal Zich opmaken tegen het huis der
1338 Jes 31:4 | stem niet, en vernedert zich niet vanwege hun veelheid;
1339 Jes 33:9 | kweelt; de Libanon schaamt zich, hij verwelkt; Saron is
1340 Jes 34:14 | ook zal het nachtgedierte zich aldaar nederzetten,
1341 Jes 34:14 | zal een rustplaats voor zich vinden. ~
1342 Jes 35:1 | zijn, en de wildernis zal zich verheugen, en zal bloeien
1343 Jes 35:2 | Zij zal lustig bloeien, en zich verheugen, ja, met verheuging,
1344 Jes 37:1 | zijn klederen, en bedekte zich met een zak, en ging in
1345 Jes 37:36 | tachtig duizend. En toen zij zich des morgens vroeg opmaakten,
1346 Jes 37:38 | huis van Nisroch, zijn god, zich nederboog, dat Adramelech
1347 Jes 38:14 | duif; mijn ogen verhieven zich omhoog; o HEERE! ik word
1348 Jes 39:2 | 2 En Hizkia verblijdde zich over hen, en hij toonde
1349 Jes 40:20 | niet verrotte; hij zoekt zich een wijzen werkmeester,
1350 Jes 42:17 | 17 Maar die zich op gesneden beelden verlaten,
1351 Jes 44:5 | ben des HEEREN; en die zal zich noemen met den naam van
1352 Jes 44:5 | schrijven: Ik ben des HEEREN, en zich toenoemen met den naam
1353 Jes 44:11 | zijn uit de mensen; dat zij zich altemaal vergaderen, dat
1354 Jes 44:14 | 14 Als hij zich cederen afhouwt, zo neemt
1355 Jes 44:14 | een eik, en hij versterkt zich onder de bomen des wouds;
1356 Jes 44:15 | hij daarvan, en warmt er zich bij; ook ontsteekt hij het,
1357 Jes 44:15 | een god van, en buigt zich daarvoor, hij maakt er een
1358 Jes 44:17 | er voor neder, en buigt zich, en bidt het aan, en zegt:
1359 Jes 44:20 | 20 Hij voedt zich met as, het bedrogen hart
1360 Jes 44:23 | heeft Jakob verlost, en Zich heerlijk gemaakt in Israel. ~
1361 Jes 45:8 | gerechtigheid; en de aarde opene zich, en dat allerlei heil uitwasse,
1362 Jes 45:14 | overkomen; en zij zullen zich voor u buigen, zij zullen
1363 Jes 45:15 | Voorwaar, Gij zijt een God, Die Zich verborgen houdt, de God
1364 Jes 45:25 | gerechtvaardigd worden en zich beroemen, het ganse zaad
1365 Jes 46:6 | knielen neder, ook buigen zij zich daarvoor. ~
1366 Jes 49:5 | nu zegt de HEERE, Die Mij Zich van moeders buik af tot
1367 Jes 49:5 | wederbrengen zou; maar Israel zal zich niet verzamelen laten;
1368 Jes 49:7 | ook vorsten, en zij zullen zich voor U buigen; om des HEEREN
1369 Jes 49:13 | volk vertroost, en Hij zal Zich over Zijn ellendigen ontfermen. ~
1370 Jes 49:15 | zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over den zoon
1371 Jes 49:17 | 17 Uw zonen zullen zich haasten; maar uw verstoorders
1372 Jes 49:18 | zie, alle deze vergaderen zich, zij komen tot u; Zo waarachtig
1373 Jes 49:19 | die u verslonden, zullen zich verre van u maken. ~
1374 Jes 49:23 | zoogvrouwen; zij zullen zich voor u buigen met het aangezicht
1375 Jes 51:13 | benauwers, wanneer hij zich bereidt om te verderven?
1376 Jes 52:14 | 14 Gelijk als velen zich over u ontzet hebben, alzo
1377 Jes 53:4 | heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten
1378 Jes 53:10 | krank gemaakt; als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld
1379 Jes 54:15 | 15 Ziet, zij zullen zich zekerlijk vergaderen, doch
1380 Jes 54:15 | doch niet uit Mij; wie zich tegen u vergaderen zal,
1381 Jes 55:2 | ziel in vettigheid zich verlustigen. ~
1382 Jes 55:7 | gedachten; en hij bekere zich tot den HEERE, zo zal Hij
1383 Jes 55:7 | tot den HEERE, zo zal Hij Zich Zijner ontfermen, en tot
1384 Jes 56:2 | ziel in vettigheid zich verlustigen. ~
1385 Jes 56:7 | gedachten; en hij bekere zich tot den HEERE, zo zal Hij
1386 Jes 56:7 | tot den HEERE, zo zal Hij Zich Zijner ontfermen, en tot
1387 Jes 57:3 | En de vreemde, die zich tot den HEERE gevoegd heeft,
1388 Jes 57:6 | En de vreemden, die zich tot den HEERE voegen, om
1389 Jes 57:11 | kunnen; zij allen keren zich naar hun weg, elkeen naar
1390 Jes 59:5 | en een zak en as onder zich spreide? Zoudt gij
1391 Jes 60:4 | waarheid in het gericht zich begeeft; zij vertrouwen
1392 Jes 60:8 | maken zij verkeerd voor zich zelven, al wie daarop gaat,
1393 Jes 60:15 | van het boze wijkt, stelt zich tot een roof; en de HEERE
1394 Jes 60:16 | niemand was, zo ontzette Hij Zich, omdat er geen voorbidder
1395 Jes 60:20 | namelijk voor hen, die zich bekeren van de overtreding
1396 Jes 61:14 | 14 Ook zullen, zich buigende, tot u komen de
1397 Jes 61:14 | gelasterd hebben zullen zich nederbuigen aan de planten
1398 Jes 62:10 | HEERE, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft
1399 Jes 62:10 | gelijk een bruidegom zich met priesterlijk sieraad
1400 Jes 62:10 | versiert, en als een bruid zich versiert met haar gereedschap. ~
1401 Jes 64:12 | aangezichten kliefde opdat Hij Zich een eeuwigen Naam maakte? ~
1402 Jes 64:15 | barmhartigheden? Zij houden zich tegen mij in. ~
1403 Jes 65:7 | die Uw Naam aanroept, die zich opwekt, dat hij U aangrijpe;
1404 Jes 66:16 | 16 Zodat, wie zich zegenen zal op aarde, die
1405 Jes 66:16 | zegenen zal op aarde, die zal zich zegenen in den God der waarheid;
1406 Jer 1:14 | mij: Van het noorden zal zich dit kwaad opdoen over alle
1407 Jer 1:16 | anderen goden gerookt, en zich gebogen hebben voor de werken
1408 Jer 3:7 | tot Mij; maar zij bekeerde zich niet. Dit zag de trouweloze,
1409 Jer 3:10 | zelfs in dit alles heeft zich haar trouweloze zuster Juda
1410 Jer 4:2 | gerechtigheid; zo zullen zich de heidenen in Hem zegenen,
1411 Jer 4:2 | heidenen in Hem zegenen, en zich in Hem beroemen. ~
1412 Jer 4:9 | en de priesters zullen zich ontzetten, en de profeten
1413 Jer 4:9 | ontzetten, en de profeten zich verwonderen. ~
1414 Jer 5:3 | steenrots, zij hebben geweigerd zich te bekeren. ~
1415 Jer 5:9 | HEERE. Of zou Mijn ziel zich niet wreken aan zulk een
1416 Jer 5:22 | gaan; ofschoon haar golven zich bewegen, zo zullen zij toch
1417 Jer 5:26 | ieder van hen loert, gelijk zich de vogelvangers schikken;
1418 Jer 5:29 | de HEERE; zou Mijn ziel zich niet wreken aan zulk een
1419 Jer 6:4 | wee ons! want de dag heeft zich gewend, want de avondschaduwen
1420 Jer 6:4 | de avondschaduwen neigen zich. ~
1421 Jer 6:15 | hebben? Ja, zij schamen zich in het minste niet, weten
1422 Jer 6:21 | stellen; en daaraan zullen zich stoten te zamen vaders en
1423 Jer 8:2 | hebben, en voor dewelke zij zich nedergebogen hebben; zij
1424 Jer 8:6 | gedaan? Een ieder keert zich om in zijn loop, gelijk
1425 Jer 8:12 | hebben? Ja, zij schamen zich in het minste niet, en weten
1426 Jer 9:5 | leugen spreken, zij maken zich moede met verkeerdelijk
1427 Jer 9:9 | de HEERE; zou Mijn ziel zich niet wreken aan zulk een
1428 Jer 9:23 | HEERE: Een wijze beroeme zich niet in zijn wijsheid, en
1429 Jer 9:23 | wijsheid, en de sterke beroeme zich niet in zijn sterkheid;
1430 Jer 9:23 | sterkheid; een rijke beroeme zich niet in zijn rijkdom; ~
1431 Jer 9:24 | 24 Maar die zich beroemt, beroeme zich hierin,
1432 Jer 9:24 | die zich beroemt, beroeme zich hierin, dat hij verstaat,
1433 Jer 10:2 | tekenen des hemels, dewijl zich de heidenen voor dezelve
1434 Jer 11:17 | van Juda, die zij onder zich bedrijven, om Mij te
1435 Jer 12:13 | doornen gemaaid; zij hebben zich gepijnigd, maar niet gevorderd;
1436 Jer 13:10 | die te dienen, en voor die zich neder te buigen; dat
1437 Jer 13:16 | maakt, en eer uw voeten zich stoten aan de schemerende
1438 Jer 16:11 | nagewandeld, en die gediend, en zich voor die nedergebogen;
1439 Jer 16:20 | 20 Zal een mens zich goden maken? Zij zijn toch
1440 Jer 18:8 | Ik zulks gesproken heb, zich van zijn boosheid bekeert,
1441 Jer 18:16 | wie daar voorbijgaat, zal zich ontzetten, en met zijn hoofd
1442 Jer 19:8 | wie voorbij haar gaat, zal zich ontzetten en fluiten over
1443 Jer 21:7 | sparen, noch verschonen, noch zich ontfermen. ~
1444 Jer 22:9 | hebben verlaten, en hebben zich voor andere goden nedergebogen,
1445 Jer 22:14 | opperzalen; en hij houwt zich vensteren uit, en het is
1446 Jer 23:9 | al mijn beenderen bewegen zich; ik ben als een dronken
1447 Jer 23:14 | der boosdoeners, opdat zij zich niet bekeren, een iegelijk
1448 Jer 23:20 | Des HEEREN toorn zal zich niet afwenden, totdat Hij
1449 Jer 23:24 | 24 Zou zich iemand in verborgene plaatsen
1450 Jer 24:7 | God zijn; want zij zullen zich tot Mij met hun ganse hart
1451 Jer 25:14 | Want van hen zullen zich doen dienen, die ook machtige
1452 Jer 26:3 | Misschien zullen zij horen, en zich bekeren, een iegelijk van
1453 Jer 26:10 | des HEEREN; en zij zetten zich bij de deur der nieuwe poort
1454 Jer 27:7 | eigenen lands kome; dan zullen zich machtige volken en grote
1455 Jer 29:26 | man, die onzinnig is, en zich voor een profeet uitgeeft,
1456 Jer 29:27 | Anathothiet, niet gescholden, die zich bij ulieden voor een profeet
1457 Jer 30:8 | zal; en vreemden zullen zich niet meer van hem doen
1458 Jer 30:24 | van des HEEREN toorn zal zich niet afwenden, totdat Hij
1459 Jer 31:9 | rechten weg, waarin zij zich niet zullen stoten; want
1460 Jer 31:13 | 13 Dan zal zich de jonkvrouw verblijden
1461 Jer 31:15 | haar kinderen; zij weigert zich te laten troosten over haar
1462 Jer 31:18 | Ik heb wel gehoord, dat zich Efraim beklaagt, zeggende:
1463 Jer 31:39 | aan den heuvel Gareb, en zich naar Goath omwenden. ~
1464 Jer 34:9 | vrijgaan; zodat niemand zich van hen, van een Jood, zijn
1465 Jer 34:10 | laten vrijgaan, zodat zij zich niet meer van hen zouden
1466 Jer 36:3 | gedenk te doen; opdat zij zich bekeren, een iegelijk van
1467 Jer 36:7 | nedervallen, en zij zullen zich bekeren, een iegelijk van
1468 Jer 37:10 | verwonde mannen over, zo zouden zich die, een iegelijk in zijn
1469 Jer 38:14 | den profeet Jeremia tot zich halen, in den derden ingang,
1470 Jer 41:2 | zoon van Nethanja, maakte zich op, mitsgaders de tien mannen,
1471 Jer 41:14 | gevankelijk had weggevoerd, wendde zich om; en zij keerden zich
1472 Jer 41:14 | zich om; en zij keerden zich en gingen over tot Johanan,
1473 Jer 41:17 | togen henen, en sloegen zich neder te Geruth-Chimham,
1474 Jer 42:12 | barmhartigheid geven, dat hij zich uwer erbarme, en u weder
1475 Jer 44:5 | noch hun oor geneigd, om zich van hun boosheid te bekeren,
1476 Jer 46:7 | een stroom, wiens wateren zich bewegen als de rivieren? ~
1477 Jer 46:8 | en zijn wateren bewegen zich als de rivieren; en hij
1478 Jer 46:10 | een dag der wrake, dat Hij zich wreke van Zijn wederpartijders,
1479 Jer 46:12 | gekrijt; want zij hebben zich gestoten, held tegen held,
1480 Jer 46:21 | kalveren; maar die hebben zich ook gewend, zij zijn te
1481 Jer 48:26 | Maak hem dronken, omdat hij zich groot gemaakt heeft tegen
1482 Jer 48:42 | geen volk zij, omdat hij zich groot gemaakt heeft tegen
1483 Jer 49:5 | zult, een iegelijk voor zich henen, uitgedreven worden,
1484 Jer 49:10 | plaatsen ontdekt, dat hij zich niet zal kunnen versteken;
1485 Jer 49:17 | wie voorbij haar gaat, zal zich ontzetten, en fluiten over
1486 Jer 49:24 | slap geworden, zij heeft zich gewend, om te vluchten,
1487 Jer 49:29 | gereedschap, en hun kemelen voor zich wegnemen; en zij zullen
1488 Jer 50:9 | Babel opbrengen; die zullen zich tegen haar rusten; van daar
1489 Jer 50:13 | aan Babel voorbijgaat, zal zich ontzetten, en fluiten
1490 Jer 50:16 | het verdrukkende zwaard, zich keren, een iegelijk tot
1491 Jer 51:3 | spant, en tegen dien, die zich verheft in zijn pantsier;
1492 Jer 51:55 | van hunlieder geluid zal zich verheffen. ~
1493 Jer 52:4 | ganse heir, en zij legerden zich tegen haar, en zij bouwden
1494 Klaa 1:9 | aan, want de vijand maakt zich groot. ~
1495 Klaa 1:19| gegeven, als zij spijze voor zich zochten, opdat zij
1496 Klaa 1:20| beroerd, mijn hart heeft zich omgekeerd in het binnenste
1497 Klaa 1:26| als een vijand; Hij heeft zich met Zijn rechterhand gesteld
1498 Klaa 1:34| als de verslagenen; als zich hun ziel uitschudt in den
1499 Klaa 1:47| 3 Aleph. Hij heeft Zich immers tegen mij gewend,
1500 Klaa 1:64| terdege aan, en zij bukt zich neder in mij. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1976 |