1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1859
Book Chapter: Verse
501 1Kro 15:13 | een scheur gedaan, omdat wij Hem niet gezocht hebben
502 1Kro 16:35 | ons van de heidenen, dat wij Uw heiligen Naam loven,
503 1Kro 16:35 | heiligen Naam loven, en dat wij ons Uws lofs roemen. ~
504 1Kro 17:20 | behalve Gij, naar alles, wat wij met onze oren gehoord hebben. ~
505 1Kro 30:13 | 13 Nu dan, onze God, wij danken U, en loven den Naam
506 1Kro 30:14 | en wat is mijn volk, dat wij de macht zouden verkregen
507 1Kro 30:14 | Want het is alles van U, en wij geven het U uit Uw hand. ~
508 1Kro 30:15 | 15 Want wij zijn vreemdelingen en bijwoners
509 1Kro 30:16 | God, al deze menigte, die wij bereid hebben om U een huis
510 2Kro 2:16 | 16 En wij zullen hout houwen uit den
511 2Kro 7:37 | hunner gevangenis, zeggende: Wij hebben gezondigd, verkeerdelijk
512 2Kro 11:4 | opgelegd heeft, lichter, en wij zullen u dienen. ~
513 2Kro 11:9 | Wat raadt gijlieden, dat wij dit volk antwoorden zullen,
514 2Kro 11:16 | zeggende: Wat deel hebben wij aan David? Ja, geen erve
515 2Kro 11:16 | David? Ja, geen erve hebben wij aan den zoon van Isai; een
516 2Kro 14:10 | de HEERE is onze God, en wij hebben Hem niet verlaten;
517 2Kro 14:11 | avond te doen branden; want wij nemen waar de wacht des
518 2Kro 15:7 | voor ons aangezicht; want wij hebben den HEERE, onzen
519 2Kro 15:7 | HEERE, onzen God, gezocht, wij hebben Hem gezocht, en Hij
520 2Kro 15:11 | o HEERE, onze God! Want wij steunen op U, en in Uw Naam
521 2Kro 15:11 | op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen tegen deze menigte;
522 2Kro 19:3 | zal mijn volk zijn, en wij zullen met u zijn in dezen
523 2Kro 19:5 | hij zeide tot hen: Zullen wij tegen Ramoth in Gilead ten
524 2Kro 19:6 | profeet des HEEREN, dat wij van hem vragen mochten? ~
525 2Kro 19:14 | koning tot hem: Micha, zullen wij naar Ramoth in Gilead ten
526 2Kro 21:9 | pestilentie, of honger, wij zullen voor dit huis, en
527 2Kro 21:9 | Naam in dit huis is; en wij zullen uit onze benauwdheid
528 2Kro 21:12 | die tegen ons komt, en wij weten niet, wat wij doen
529 2Kro 21:12 | en wij weten niet, wat wij doen zullen; maar onze ogen
530 2Kro 28:13 | tot onze schulden, hoewel wij vele schulden hebben, en
531 2Kro 29:18 | koning Hizkia, en zeiden: Wij hebben het gehele huis des
532 2Kro 29:19 | weggeworpen had, hebben wij bereid en geheiligd; en
533 Ezra 4:2 | met ulieden bouwen, want wij zullen uw God zoeken, gelijk
534 Ezra 4:2 | gelijk gijlieden ook hebben wij Hem geofferd sinds de dagen
535 Ezra 4:3 | betaamt niet, dat gijlieden en wij onzen God een huis bouwen;
536 Ezra 4:3 | God een huis bouwen; maar wij alleen zullen het den HEERE,
537 Ezra 4:14 | 14 Nu, omdat wij salaris uit het paleis trekken,
538 Ezra 4:14 | oneer te zien, daarom hebben wij gezonden, en dit den koning
539 Ezra 4:16 | 16 Wij maken dan de koning bekend,
540 Ezra 5:4 | 4 Toen zeiden wij aldus tot hen, en welke
541 Ezra 5:8 | Den koning zij bekend, dat wij getogen zijn naar het landschap
542 Ezra 5:9 | 9 Toen hebben wij denzelven oudsten gevraagd,
543 Ezra 5:10 | 10 Wijders hebben wij hun ook hun namen afgevraagd,
544 Ezra 5:10 | hun namen afgevraagd, dat wij ze u bekend maakten; dat
545 Ezra 5:10 | ze u bekend maakten; dat wij mochten overschrijven de
546 Ezra 5:11 | wedergegeven, zeggende: Wij zijn knechten van den God
547 Ezra 7:24 | 24 Ook laten wij ulieden weten, aangaande
548 Ezra 8:15 | rivier, gaande naar Ahava, en wij legerden ons aldaar drie
549 Ezra 8:21 | aan de rivier Ahava, opdat wij ons verootmoedigden voor
550 Ezra 8:22 | vijand, op den weg; omdat wij tot den koning hadden gesproken,
551 Ezra 8:23 | 23 Alzo vastten wij; en verzochten zulks van
552 Ezra 8:31 | 31 Alzo verreisden wij van de rivier Ahava, op
553 Ezra 8:32 | 32 En wij kwamen te Jeruzalem; en
554 Ezra 8:32 | kwamen te Jeruzalem; en wij bleven aldaar drie dagen. ~
555 Ezra 9:7 | dagen onzer vaderen af zijn wij in grote schuld tot op dezen
556 Ezra 9:7 | schuld tot op dezen dag; en wij zijn om onze ongerechtigheden
557 Ezra 9:7 | ongerechtigheden overgegeven, wij, onze koningen en onze priesters,
558 Ezra 9:9 | 9 Want wij zijn knechten; doch in onze
559 Ezra 9:10 | 10 En nu, wat zullen wij zeggen, o onze God! na dezen?
560 Ezra 9:10 | onze God! na dezen? Want wij hebben Uw geboden verlaten, ~
561 Ezra 9:13 | onze God! belet hebt, dat wij niet te onder zijn vanwege
562 Ezra 9:14 | 14 Zullen wij nu wederkeren, om Uw geboden
563 Ezra 9:15 | zijt rechtvaardig; want wij zijn overgelaten ter ontkoming,
564 Ezra 9:15 | het is te dezen dage. Zie, wij zijn voor Uw aangezicht
565 Ezra 10:2 | Elam, en zeide tot Ezra: Wij hebben overtreden tegen
566 Ezra 10:2 | overtreden tegen onzen God, en wij hebben vreemde vrouwen van
567 Ezra 10:3 | maken met onze God, dat wij al die vrouwen, en wat van
568 Ezra 10:4 | deze zaak komt u toe; en wij zullen met u zijn; wees
569 Ezra 10:14 | derzelver rechters; totdat wij van ons afwenden de hittigheid
570 Neh 1:6 | der kinderen Israels, die wij tegen U gezondigd hebben;
571 Neh 1:6 | ik en mijns vaders huis, wij hebben gezondigd. ~
572 Neh 1:7 | 7 Wij hebben het ganselijk tegen
573 Neh 1:7 | ganselijk tegen U verdorven; en wij hebben niet gehouden de
574 Neh 2:17 | ziet de ellende, waarin wij zijn, dat Jeruzalem woest
575 Neh 2:17 | Jeruzalems muur opbouwen; opdat wij niet meer een versmaadheid
576 Neh 2:18 | zij: Laat ons op zijn, dat wij bouwen; en zij sterkten
577 Neh 2:20 | het ons doen gelukken, en wij, Zijn knechten, zullen ons
578 Neh 4:1 | Sanballat gehoord had, dat wij den muur bouwden, zo ontstak
579 Neh 4:4 | 4 Hoor, o onze God! dat wij zeer veracht zijn, en keer
580 Neh 4:6 | 6 Doch wij bouwden den muur, zodat
581 Neh 4:9 | 9 Maar wij baden tot onzen God, en
582 Neh 4:10 | des stofs is veel, zodat wij aan den muur niet zullen
583 Neh 4:11 | weten, noch zien, totdat wij in het midden van hen komen,
584 Neh 4:11 | slaan hen dood; alzo zullen wij het werk doen ophouden. ~
585 Neh 4:15 | gemaakt had, zo keerden wij allen weder tot den muur,
586 Neh 4:19 | werk is groot en wijd; en wij zijn op den muur afgezonderd,
587 Neh 4:21 | 21 Alzo waren wij doende aan het werk; en
588 Neh 4:23 | wacht, die achter mij waren, wij trokken onze klederen niet
589 Neh 5:2 | zonen, en onze dochteren, wij zijn velen; daarom hebben
590 Neh 5:2 | zijn velen; daarom hebben wij koren opgenomen, opdat wij
591 Neh 5:2 | wij koren opgenomen, opdat wij eten en leven. ~
592 Neh 5:3 | Ook waren er, die zeiden: Wij verpanden onze akkers, en
593 Neh 5:3 | wijngaarden, en onze huizen, opdat wij in dezen honger koren mogen
594 Neh 5:4 | Desgelijks waren er, die zeiden: Wij hebben geld ontleend tot
595 Neh 5:5 | als hun kinderen; en ziet, wij onderwerpen onze zonen en
596 Neh 5:8 | 8 En ik zeide tot hen: Wij hebben onze broederen, de
597 Neh 5:10 | en mijn jongens, vorderen wij ook geld en koren van hen?
598 Neh 5:12 | 12 Toen zeiden zij: Wij zullen het wedergeven, en
599 Neh 5:12 | en van hen niets zoeken; wij zullen alzo doen, als gij
600 Neh 5:16 | dezes muurs verbeterd, en wij hebben geen land gekocht;
601 Neh 9:33 | trouwelijk gehandeld, maar wij hebben goddelooslijk gehandeld. ~
602 Neh 9:36 | 36 Zie, wij zijn heden knechten; ja,
603 Neh 9:36 | te eten, zie, daarin zijn wij knechten. ~
604 Neh 9:37 | hun welgevallen; alzo zijn wij in grote benauwdheid. ~
605 Neh 9:38 | 38 En in dit alles maken wij een vast verbond en schrijven
606 Neh 10:30 | 30 En dat wij onze dochteren niet zouden
607 Neh 10:31 | ten verkoop brengen, dat wij op den sabbat, of op een
608 Neh 10:31 | niet zouden nemen; en dat wij het zevende jaar zouden
609 Neh 10:32 | 32 Voorts zetten wij ons geboden op, ons opleggende
610 Neh 10:34 | 34 Ook wierpen wij de loten, onder de priesters,
611 Neh 10:35 | 35 Dat wij ook de eerstelingen onzes
612 Neh 10:36 | wet geschreven is; en dat wij de eerstgeborenen onzer
613 Neh 10:37 | 37 En dat wij de eerstelingen onzes deegs,
614 Neh 10:39 | poortiers, en de zangers; dat wij alzo het huis onzes Gods
615 Neh 13:27 | 27 Zouden wij dan naar ulieden horen,
616 Est 36:1 | 4 Want wij zijn verkocht, ik en mijn
617 Est 36:1 | dode en ombrenge. Indien wij nog tot knechten en tot
618 Job 2:10 | zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen,
619 Job 4:2 | 2 Zo wij een woord opnemen tegen
620 Job 5:27 | 27 Zie dit, wij hebben het doorzocht, het
621 Job 8:9 | 9 Want wij zijn van gisteren en weten
622 Job 9:32 | dien ik antwoorden zou, zo wij te zamen in het gericht
623 Job 15:9 | 9 Wat weet gij, dat wij niet weten? Wat verstaat
624 Job 18:2 | Merkt op, en daarna zullen wij spreken. ~
625 Job 18:3 | 3 Waarom worden wij geacht als beesten, en zijn
626 Job 19:28 | zeggen: Waarom vervolgen wij hem? Nademaal de wortel
627 Job 21:14 | kennis Uwer wegen hebben wij geen lust. ~
628 Job 21:15 | Wat is de Almachtige, dat wij Hem zouden dienen? En wat
629 Job 21:15 | dienen? En wat baat zullen wij hebben, dat wij Hem aanlopen
630 Job 21:15 | baat zullen wij hebben, dat wij Hem aanlopen zouden? ~
631 Job 26:14 | klein stukje der zaak hebben wij van Hem gehoord? Wie zou
632 Job 28:22 | zeggen: Haar gerucht hebben wij met onze oren gehoord. ~
633 Job 31:31 | niet hebben gezegd: Och, of wij van zijn vlees hadden, wij
634 Job 31:31 | wij van zijn vlees hadden, wij zouden niet verzadigd worden; ~
635 Job 32:13 | 13 Opdat gij niet zegt: Wij hebben de wijsheid gevonden;
636 Job 36:26 | 26 Zie, God is groot, en wij begrijpen het niet; er is
637 Job 36:38 | Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet. ~
638 Job 36:52 | 19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want
639 Job 36:52 | Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk
640 Job 36:56 | Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot
641 Job 37:35 | u zeggen: Zie, hier zijn wij? ~
642 Psa 12:5 | 5Die daar zeggen: Wij zullen de overhand hebben
643 Psa 20:6 | 6 Wij zullen juichen over Uw heil,
644 Psa 20:8 | en die van paarden; maar wij zullen vermelden van den
645 Psa 20:9 | en zijn gevallen; maar wij zijn gerezen en staande
646 Psa 21:14 | in Uw sterkte; zo zullen wij zingen, en Uw macht met
647 Psa 33:21 | is in Hem verblijd, omdat wij op den Naam Zijner heiligheid
648 Psa 33:22 | zij over ons; gelijk als wij op U hopen. ~
649 Psa 34:21 | is in Hem verblijd, omdat wij op den Naam Zijner heiligheid
650 Psa 34:22 | zij over ons; gelijk als wij op U hopen. ~
651 Psa 36:25 | ziel! laat hen niet zeggen: Wij hebben hem verslonden! ~
652 Psa 37:10 | levens; in Uw licht zien wij het licht. ~
653 Psa 44:2 | 2 O God! wij hebben het met onze oren
654 Psa 44:6 | 6 Door U zullen wij onze wederpartijders met
655 Psa 44:6 | stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden, die tegen ons
656 Psa 44:9 | 9 In God roemen wij den gansen dag, en Uw Naam
657 Psa 44:9 | gansen dag, en Uw Naam zullen wij loven in eeuwigheid. Sela. ~
658 Psa 44:18 | overkomen, nochtans hebben wij U niet vergeten, noch valselijk
659 Psa 44:21 | 21 Zo wij den Naam onzes Gods hadden
660 Psa 44:23 | Maar om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij
661 Psa 44:23 | wij den gansen dag gedood; wij worden geacht als slachtschapen. ~
662 Psa 46:3 | 3 Daarom zullen wij niet vrezen, al veranderde
663 Psa 48:9 | 9 Gelijk wij gehoord hadden, alzo hebben
664 Psa 48:9 | gehoord hadden, alzo hebben wij gezien in de stad des HEEREN
665 Psa 48:10 | 10 O God! wij gedenken Uwer weldadigheid,
666 Psa 55:15 | 15 Wij, die te zamen in zoetigheid
667 Psa 55:15 | heimelijk raadpleegden; wij wandelden in gezelschap
668 Psa 60:14 | 14 In God zullen wij kloeke daden doen, en Hij
669 Psa 65:5 | hij wone in Uw voorhoven; wij zullen verzadigd worden
670 Psa 66:6 | door de rivier; daar hebben wij ons in Hem verblijd. ~
671 Psa 66:12 | op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in
672 Psa 74:9 | 9 Wij zien onze tekenen niet;
673 Psa 75:2 | 2 Wij loven U, o God; wij loven,
674 Psa 75:2 | 2 Wij loven U, o God; wij loven, dat Uw Naam nabij
675 Psa 78:3 | 3 Die wij gehoord hebben en weten
676 Psa 78:4 | 4 Wij zullen het niet verbergen
677 Psa 79:4 | 4 Wij zijn onzen naburen een smaadheid
678 Psa 79:8 | barmhartigheden ons voorkomen; want wij zijn zeer dun geworden. ~
679 Psa 79:13 | 13 Zo zullen wij, Uw volk en de schapen Uwer
680 Psa 79:13 | van geslacht tot geslacht; wij zullen Uw roem vertellen. ~
681 Psa 80:4 | aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden. ~
682 Psa 80:8 | aangezicht lichten; zo zullen wij verlost worden. ~
683 Psa 80:19 | 19 Zo zullen wij van U niet terugkeren; behoud
684 Psa 80:19 | in het leven, zo zullen wij Uw Naam aanroepen. ~
685 Psa 80:20 | aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden. ~ ~ ~
686 Psa 90:7 | 7 Want wij vergaan door Uw toorn; en
687 Psa 90:7 | door Uw grimmigheid worden wij verschrikt. ~
688 Psa 90:9 | henen door Uw verbolgenheid; wij brengen onze jaren door
689 Psa 90:10 | zijn zeventig jaren, of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig
690 Psa 90:10 | snellijk afgesneden, en wij vliegen daarheen. ~
691 Psa 90:12 | alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen. ~
692 Psa 90:14 | goedertierenheid, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn
693 Psa 90:15 | naar de jaren, in dewelke wij het kwaad gezien hebben. ~
694 Psa 95:7 | Want Hij is onze God, en wij zijn het volk Zijner weide,
695 Psa 100:3 | heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen
696 Psa 103:14 | Want Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde,
697 Psa 103:14 | zijn, gedachtig zijnde, dat wij stof zijn. ~
698 Psa 106:6 | 6 Wij hebben gezondigd, mitsgaders
699 Psa 106:6 | mitsgaders onze vaderen, wij hebben verkeerdelijk gedaan;
700 Psa 106:6 | hebben verkeerdelijk gedaan; wij hebben goddelooslijk gehandeld. ~
701 Psa 106:47 | ons uit de heidenen, opdat wij den Naam Uwer heiligheid
702 Psa 108:14 | 14 In God zullen wij kloeke daden doen, en Hij
703 Psa 115:18 | 18 Maar wij zullen den HEERE loven van
704 Psa 118:26 | in den Naam des HEEREN! Wij zegenen ulieden uit het
705 Psa 122:1 | degenen, die tot mij zeggen: Wij zullen in het huis des HEEREN
706 Psa 123:3 | zijt ons genadig, want wij zijn der verachting veel
707 Psa 124:7 | de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen. ~
708 Psa 126:1 | Sions wederbracht, waren wij gelijk degenen, die dromen. ~
709 Psa 126:3 | bij ons gedaan; dies zijn wij verblijd. ~
710 Psa 129:8 | zegen des HEEREN zij bij u! Wij zegenen ulieden in den Naam
711 Psa 132:6 | 6 Ziet, wij hebben van haar gehoord
712 Psa 132:6 | haar gehoord in Efratha; wij hebben haar gevonden in
713 Psa 132:7 | 7 Wij zullen in Zijn woningen
714 Psa 132:7 | in Zijn woningen ingaan, wij zullen ons nederbuigen voor
715 Psa 137:1 | rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij
716 Psa 137:1 | daar zaten wij, ook weenden wij, als wij gedachten aan Sion. ~
717 Psa 137:1 | wij, ook weenden wij, als wij gedachten aan Sion. ~
718 Psa 137:4 | 4Wij zeiden: Hoe zouden wij een lied des HEEREN zingen
719 Spre 1:13 | Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen
720 Spre 1:13 | vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen. ~
721 Spre 1:14 | midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel
722 Spre 24:12 | Wanneer gij zegt: Ziet, wij weten dat niet; zal Hij,
723 Hoo 1:4 | 4 Trek mij, wij zullen U nalopen! De Koning
724 Hoo 1:4 | gebracht in Zijn binnenkameren; wij zullen ons verheugen en
725 Hoo 1:4 | verheugen en in U verblijden; wij zullen Uw uitnemende liefde
726 Hoo 1:11 | 11 Wij zullen u gouden spangen
727 Hoo 6:1 | aangezicht gewend, opdat wij Hem met u zoeken? ~
728 Hoo 6:13 | Keer weder, keer weder, dat wij u mogen aanzien. Wat ziet
729 Hoo 8:8 | 8 Wij hebben een kleine zuster,
730 Hoo 8:8 | borsten heeft; wat zullen wij onze zuster doen in dien
731 Hoo 8:9 | Zo zij een muur is, wij zullen een paleis van zilver
732 Hoo 8:9 | en zo zij een deur is, wij zullen haar rondom bezetten
733 Jes 1:9 | gelaten, als Sodom zouden wij geworden zijn; wij zouden
734 Jes 1:9 | zouden wij geworden zijn; wij zouden Gomorra gelijk zijn
735 Jes 2:3 | lere van Zijn wegen, en dat wij wandelen in Zijn paden;
736 Jes 4:1 | zeggende: Ons brood zullen wij eten, en met onze klederen
737 Jes 4:1 | met onze klederen zullen wij bekleed zijn, laat ons alleenlijk
738 Jes 5:19 | Zijn werk bespoedige, opdat wij het zien; en laat naderen
739 Jes 5:19 | Heiligen van Israel, dat wij het vernemen! ~
740 Jes 9:9 | uitgehouwen stenen zullen wij wederom bouwen; de wilde
741 Jes 9:9 | vijgebomen zijn afgehouwen, maar wij zullen ze in cederen veranderen; ~
742 Jes 14:10 | ook krank geworden, gelijk wij, gij zijt ons gelijk geworden. ~
743 Jes 16:6 | 6 Wij hebben gehoord de hovaardij
744 Jes 20:6 | het gegaan dien, op welken wij zagen, werwaarts wij henenvloden
745 Jes 20:6 | welken wij zagen, werwaarts wij henenvloden om hulp, om
746 Jes 20:6 | van Assyrie; hoe zullen wij dan ontkomen? ~ ~
747 Jes 22:13 | want morgen zullen wij sterven. ~
748 Jes 24:16 | uiterste einde der aarde horen wij psalmen, tot verheerlijking
749 Jes 25:9 | Ziet, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht, en
750 Jes 25:9 | maken. Deze is de HEERE, wij hebben Hem verwacht, wij
751 Jes 25:9 | wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen
752 Jes 26:1 | worden in het land van Juda; Wij hebben een sterke stad,
753 Jes 26:8 | 8 Wij hebben ook in den weg Uwer
754 Jes 26:13 | doch door U alleen gedenken wij Uws Naams. ~
755 Jes 26:17 | in haar weeen, alzo zijn wij geweest, o HEERE! vanwege
756 Jes 26:18 | 18 Wij waren bevrucht, wij hadden
757 Jes 26:18 | Wij waren bevrucht, wij hadden de smarten, maar
758 Jes 26:18 | hadden de smarten, maar wij hebben niet dan wind gebaard;
759 Jes 26:18 | hebben niet dan wind gebaard; wij deden het land geen behoudenis
760 Jes 28:15 | Omdat gijlieden zegt: Wij hebben een verbond met den
761 Jes 28:15 | gemaakt, en met de hel hebben wij een voorzichtig verdrag
762 Jes 28:15 | tot ons niet komen; want wij hebben de leugen ons tot
763 Jes 28:15 | onder de valsheid hebben wij ons verborgen. ~
764 Jes 30:16 | maar op paarden zullen wij vlieden; daarom zult gij
765 Jes 30:16 | Op snelle paarden zullen wij rijden; daarom zullen uw
766 Jes 33:2 | HEERE, wees ons genadig, wij hebben op U gewacht; wees
767 Jes 36:7 | Maar zo gij tot mij zegt: Wij vertrouwen op den HEERE,
768 Jes 36:11 | knechten in het Syrisch, want wij verstaan het wel; en spreek
769 Jes 38:20 | verlossen; daarom zullen wij op mijn snarenspel spelen;
770 Jes 41:22 | die geweest zijn, opdat wij het ter harte nemen, en
771 Jes 41:23 | hierna komen zullen, opdat wij weten, dat gij goden zijt;
772 Jes 41:23 | goed, en doet kwaad, dat wij verbaasd staan, en te zamen
773 Jes 41:26 | van den beginne aan, dat wij het weten mogen, of van
774 Jes 41:26 | mogen, of van te voren, dat wij zeggen mogen: Hij is rechtvaardig;
775 Jes 42:24 | de HEERE, Hij, tegen Wien wij gezondigd hebben? Want zij
776 Jes 46:5 | en Mij vergelijken, dat wij elkander gelijken zouden? ~
777 Jes 51:23 | zeiden: Buig u neder, dat wij over u gaan; en gij legdet
778 Jes 53:2 | gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er
779 Jes 53:2 | geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben.
780 Jes 53:3 | Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht. ~
781 Jes 53:4 | heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd,
782 Jes 53:6 | 6 Wij dwaalden allen als schapen,
783 Jes 53:6 | dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk
784 Jes 57:12 | zij: ik zal wijn halen, en wij zullen sterken drank zuipen;
785 Jes 59:3 | Zeggende: Waarom vasten wij, en Gij ziet het niet aan,
786 Jes 59:3 | niet aan, waarom kwellen wij onze ziel, en Gij weet het
787 Jes 60:9 | gerechtigheid achterhaalt ons niet; wij wachten op het licht, maar
788 Jes 60:9 | op een groten glans, maar wij wandelen in donkerheden. ~
789 Jes 60:10 | 10 Wij tasten naar den wand, gelijk
790 Jes 60:10 | geen ogen hebben, tasten wij; wij stoten ons op den middag,
791 Jes 60:10 | ogen hebben, tasten wij; wij stoten ons op den middag,
792 Jes 60:10 | middag, als in de schemering, wij zijn in woeste plaatsen
793 Jes 60:11 | 11 Wij brommen allen gelijk als
794 Jes 60:11 | gelijk als de beren, en wij kirren doorgaans gelijk
795 Jes 60:11 | doorgaans gelijk de duiven; wij wachten naar recht, maar
796 Jes 60:12 | ongerechtigheden kennen wij; ~
797 Jes 64:17 | verstokt Gij ons hart, dat wij U niet vrezen? Keer weder
798 Jes 64:19 | 19 Wij zijn geworden als die, over
799 Jes 65:3 | vreselijke dingen deedt, die wij niet verwachtten; Gij kwaamt
800 Jes 65:5 | Gij waart verbolgen, omdat wij gezondigd hebben; in dezelve
801 Jes 65:5 | de eeuwigheid, opdat wij behouden wierden. ~
802 Jes 65:6 | 6 Doch wij allen zijn als een onreine,
803 Jes 65:6 | een wegwerpelijk kleed; en wij allen vallen af als een
804 Jes 65:8 | HEERE! Gij zijt onze Vader; wij zijn leem, en Gij zijt onze
805 Jes 65:8 | zijt onze pottenbakker, en wij allen zijn Uwer handen werk. ~
806 Jes 65:9 | ongerechtigheid; zie, aanschouw toch, wij allen zijn Uw volk. ~
807 Jer 2:31 | Waarom zegt dan Mijn volk: Wij zijn heren, wij zullen
808 Jer 2:31 | Mijn volk: Wij zijn heren, wij zullen niet meer tot
809 Jer 3:22 | genezen. Zie, hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij
810 Jer 3:22 | genezen. Zie, hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt
811 Jer 3:25 | 25 Wij liggen in onze schaamte,
812 Jer 3:25 | schande overdekt ons, want wij hebben tegen den HEERE,
813 Jer 3:25 | HEERE, onzen God, gezondigd, wij en onze vaderen, van onze
814 Jer 3:25 | tot op dezen dag; en wij zijn der stem des HEEREN,
815 Jer 4:13 | dan arenden; wee ons, want wij zijn verwoest! ~
816 Jer 5:12 | zal geen kwaad overkomen, wij zullen noch zwaard noch
817 Jer 6:16 | ziel; maar zij zeggen: Wij zullen daarin niet wandelen. ~
818 Jer 6:17 | bazuin; maar zij zeggen: Wij zullen niet luisteren. ~
819 Jer 6:24 | 24 Wij hebben zijn gerucht gehoord,
820 Jer 7:10 | Naam genoemd is, en zeggen: Wij zijn verlost, om al deze
821 Jer 8:8 | 8 Hoe zegt gij dan: Wij zijn wijs en de wet des
822 Jer 8:14 | 14 Waarom blijven wij zitten? Verzamelt u, en
823 Jer 8:14 | gallewater gedrenkt, omdat wij tegen den HEERE gezondigd
824 Jer 8:20 | zomer is ten einde; nog zijn wij niet verlost. ~
825 Jer 9:19 | gehoord uit Sion: Hoe zijn wij verstoord! wij zijn zeer
826 Jer 9:19 | Hoe zijn wij verstoord! wij zijn zeer beschaamd, omdat
827 Jer 9:19 | zijn zeer beschaamd, omdat wij het land hebben verlaten,
828 Jer 13:12 | zij tot u zeggen: Weten wij niet zeer wel, dat alle
829 Jer 14:7 | afkeringen zijn menigvuldig, wij hebben tegen U gezondigd. ~
830 Jer 14:9 | midden van ons, o HEERE! en wij zijn naar Uw Naam genoemd,
831 Jer 14:20 | 20 HEERE! wij kennen onze goddeloosheid,
832 Jer 14:20 | vaderen ongerechtigheid, want wij hebben tegen U gezondigd. ~
833 Jer 14:22 | onze God? Daarom zullen wij op U wachten, want Gij
834 Jer 15:2 | zeggen: Waarhenen zullen wij uitgaan? dat gij tot hen
835 Jer 16:10 | welke is onze zonde, die wij tegen den HEERE, onzen God,
836 Jer 18:12 | Het is buiten hoop; maar wij zullen naar onze gedachten
837 Jer 18:12 | onze gedachten wandelen, en wij zullen doen, een iegelijk
838 Jer 20:10 | Geef ons te kennen, en wij zullen het te kennen geven;
839 Jer 20:10 | overreed worden, dan zullen wij hem overmogen, en onze wraak
840 Jer 26:19 | tegen hen gesproken had? Wij dan doen een groot kwaad
841 Jer 30:5 | Want zo zegt de HEERE: Wij horen een stem der verschrikking;
842 Jer 35:6 | 6 Maar zij zeiden: Wij zullen geen wijn drinken;
843 Jer 35:8 | 8 Zo hebben wij der stemme van Jonadab,
844 Jer 35:8 | ons geboden heeft; zodat wij geen wijn drinken al onze
845 Jer 35:8 | wijn drinken al onze dagen, wij, onze vrouwen, onze
846 Jer 35:9 | 9 En dat wij geen huizen bouwen tot onze
847 Jer 35:9 | onze woning; ook hebben wij geen wijngaard, noch veld,
848 Jer 35:10 | 10 En wij hebben in tenten gewoond;
849 Jer 35:10 | tenten gewoond; alzo hebben wij gehoord en gedaan naar alles,
850 Jer 35:11 | naar dit land optoog, dat wij zeiden: Komt, en laat ons
851 Jer 35:11 | heir der Syriers; alzo zijn wij te Jeruzalem gebleven. ~
852 Jer 36:16 | Baruch: Voorzeker zullen wij al deze woorden den koning
853 Jer 38:25 | voor ons, zo zullen wij u niet doden; en wat heeft
854 Jer 41:8 | zeiden: Dood ons niet, want wij hebben verborgen schatten
855 Jer 42:2 | ganse overblijfsel; want wij zijn weinigen van velen
856 Jer 42:3 | bekend make den weg, dien wij zullen ingaan, en de zaak,
857 Jer 42:3 | ingaan, en de zaak, die wij zullen doen. ~
858 Jer 42:5 | en gewis Getuige: indien wij niet naar alle woord, met
859 Jer 42:6 | Hetzij dan goed of kwaad, wij zullen der stem des HEEREN,
860 Jer 42:6 | onzes Gods, tot Welken wij u zenden, gehoorzaam zijn;
861 Jer 42:6 | opdat het ons welga, wanneer wij der stem des HEEREN,
862 Jer 42:13 | zo gijlieden zult zeggen: Wij zullen in dit land niet
863 Jer 42:14 | Zeggende: Neen, maar wij zullen gaan in Egypteland,
864 Jer 42:14 | gaan in Egypteland, alwaar wij geen krijg zullen zien,
865 Jer 42:14 | hongeren, en daar zullen wij blijven; ~
866 Jer 42:20 | maak het ons bekend, en wij zullen het doen. ~
867 Jer 44:16 | HEEREN Naam gesproken hebt, wij zullen naar u niet horen. ~
868 Jer 44:17 | 17 Maar wij zullen ganselijk doen al
869 Jer 44:17 | drankofferen offerende, gelijk als wij gedaan hebben, wij
870 Jer 44:17 | gelijk als wij gedaan hebben, wij en onze vaders, onze
871 Jer 44:17 | van Jeruzalem; toen werden wij met brood verzadigd, en
872 Jer 44:18 | Maar van toen af, dat wij opgehouden hebben aan Melecheth
873 Jer 44:18 | drankofferen te offeren, hebben wij van alles gebrek gehad,
874 Jer 44:19 | 19 Ook wanneer wij aan Melecheth des hemels
875 Jer 44:19 | drankofferen offeren, maken wij haar gebeelde koeken, om
876 Jer 44:19 | af te beelden, en offeren wij haar drankofferen,
877 Jer 44:25 | vervuld, zeggende: Wij zullen onze geloften, die
878 Jer 44:25 | zullen onze geloften, die wij beloofd hebben, ganselijk
879 Jer 48:14 | Hoe zult gij zeggen: Wij zijn helden en dappere mannen
880 Jer 48:29 | 29 Wij hebben Moabs hovaardij gehoord (
881 Jer 50:7 | wederpartijders zeiden: Wij zullen geen schuld hebben;
882 Jer 51:9 | 9 Wij hebben Babel gemeesterd,
883 Jer 51:51 | 51 Gij moogt zeggen: Wij zijn beschaamd geworden,
884 Jer 51:51 | beschaamd geworden, want wij hebben versmaadheid gehoord,
885 Klaa 1:38 | met de tanden, zij zeggen: Wij hebben haar verslonden;
886 Klaa 1:38 | dit is immers de dag, dien wij verwacht hebben, wij
887 Klaa 1:38 | dien wij verwacht hebben, wij hebben hem gevonden,
888 Klaa 1:38 | hebben hem gevonden, wij hebben hem gezien. ~
889 Klaa 1:66 | goedertierenheden des HEEREN, dat wij niet vernield zijn, dat
890 Klaa 1:86 | 42 Nun. Wij hebben overtreden, en wij
891 Klaa 1:86 | Wij hebben overtreden, en wij zijn wederspannig geweest,
892 Klaa 1:127| ziende naar onze ijdele hulp; wij gaapten met ons gapen op
893 Klaa 1:128| onze gangen nagespeurd, dat wij op onze straten niet gaan
894 Klaa 1:130| hun groeven; van welken wij zeiden: Wij zullen onder
895 Klaa 1:130| van welken wij zeiden: Wij zullen onder zijn schaduw
896 Klaa 2:3 | 3 Wij zijn wezen zonder vader,
897 Klaa 2:4 | 4 Ons water moeten wij voor geld drinken; ons hout
898 Klaa 2:5 | 5 Wij lijden vervolging op onze
899 Klaa 2:5 | vervolging op onze halzen; zijn wij woede, men laat ons geen
900 Klaa 2:6 | 6 Wij hebben den Egyptenaar de
901 Klaa 2:7 | gezondigd, en zijn niet meer, en wij dragen hun ongerechtigheden. ~
902 Klaa 2:9 | 9 Wij moeten ons brood met gevaar
903 Klaa 2:16 | afgevallen; o wee nu onzer, dat wij zo gezondigd hebben! ~
904 Klaa 2:21 | bekeer ons tot U, zo zullen wij bekeerd zijn; vernieuw onze
905 Eze 11:3 | deze stad zou de pot, en wij het vlees zijn. ~
906 Eze 20:32 | geschieden, dat gij zegt: Wij zullen als de heidenen en
907 Eze 21:10 | het een glinster hebbe; of wij dan zullen vrolijk zijn?
908 Eze 33:10 | onze zonden op ons zijn, en wij in dezelve versmachten,
909 Eze 33:10 | versmachten, hoe zouden wij dan leven? ~
910 Eze 35:10 | zullen mij geworden, en wij zullen ze erfelijk bezitten,
911 Eze 37:11 | verwachting is verloren, wij zijn afgesneden. ~
912 Dan 2:4 | knechten den droom, zo zullen wij de uitlegging te kennen
913 Dan 2:7 | knechten den droom, dan zullen wij de uitlegging te kennen
914 Dan 2:23 | bekend gemaakt hebt, wat wij van U verzocht hebben, want
915 Dan 2:36 | zijn uitlegging nu zullen wij voor de koning zeggen. ~
916 Dan 3:16 | den koning Nebukadnezar: Wij hebben niet nodig u op deze
917 Dan 3:17 | zo zijn, onze God, Dien wij eren, is machtig ons te
918 Dan 3:18 | zij bekend, o koning! dat wij uw goden niet zullen eren,
919 Dan 3:24 | zijn raadsheren: Hebben wij niet drie mannen in het
920 Dan 6:6 | Toen zeiden die mannen: Wij zullen tegen dezen Daniel
921 Dan 6:6 | gelegenheid vinden, tenzij wij tegen hem iets vinden in
922 Dan 9:5 | 5 Wij hebben gezondigd, en hebben
923 Dan 9:6 | 6 En wij hebben niet gehoord naar
924 Dan 9:8 | en bij onze vaders, omdat wij tegen U gezondigd hebben. ~
925 Dan 9:9 | en vergevingen, alhoewel wij tegen Hem gerebelleerd hebben. ~
926 Dan 9:10 | 10 En wij hebben der stem des HEEREN,
927 Dan 9:10 | Gods, niet gehoorzaamd, dat wij in Zijn wetten wandelen
928 Dan 9:11 | den knecht Gods, dewijl wij tegen Hem gezondigd hebben. ~
929 Dan 9:13 | kwaad over ons gekomen; en wij smeekten het aangezicht
930 Dan 9:14 | gedaan heeft, dewijl wij Zijner stem niet gehoorzaamden. ~
931 Dan 9:15 | gelijk hij is te dezen dage; wij hebben gezondigd, wij
932 Dan 9:15 | dage; wij hebben gezondigd, wij zijn goddeloos geweest. ~
933 Dan 9:18 | Uw Naam genoemd is; want wij werpen onze smekingen voor
934 Hos 6:2 | Hij ons doen verrijzen, en wij zullen voor Zijn aangezicht
935 Hos 6:3 | 3 Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen,
936 Hos 6:3 | Dan zullen wij kennen, wij zullen vervolgen, om den
937 Hos 8:2 | tot Mij roepen: Mijn God! wij, Israel, kennen U. ~
938 Hos 10:3 | Want nu zullen zij zeggen: Wij hebben geen koning; want
939 Hos 10:3 | hebben geen koning; want wij hebben den HEERE niet gevreesd;
940 Hos 14:3 | geef het goede, zo zullen wij betalen de varren onzer
941 Hos 14:4 | Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet rijden op paarden,
942 Amos 4:1 | Brengt aan, opdat wij drinken. ~
943 Amos 6:13 | ding; gij, die zegt: Hebben wij ons niet door onze sterkte
944 Amos 8:5 | nieuwe maan overgaan, dat wij leeftocht mogen verkopen?
945 Amos 8:5 | verkopen? en de sabbat, dat wij koren mogen openen? verkleinende
946 Amos 8:6 | 6 Dat wij de armen voor geld mogen
947 Amos 8:6 | paar schoenen; dan zullen wij het kaf van het koren verkopen. ~
948 Oba 1:1 | de Heere HEERE van Edom: Wij hebben een gerucht gehoord
949 Jona 1:6 | God aan ons gedenken, dat wij niet vergaan. ~
950 Jona 1:7 | ons loten werpen, opdat wij mogen weten, om wiens wil
951 Jona 1:11 | zij tot hem: Wat zullen wij u doen, opdat de zee stil
952 Jona 3:9 | hittigheid Zijns toorns, dat wij niet vergingen! ~
953 Mic 2:4 | klacht klagen, en zeggen: Wij zijn ten enenmale verwoest;
954 Mic 4:2 | lere van Zijn wegen, en wij in Zijn paden wandelen;
955 Mic 4:5 | den naam zijns gods; maar wij zullen wandelen in den Naam
956 Mic 5:4 | paleizen zal treden, zo zullen wij tegen hem stellen zeven
957 Zac 1:11 | mirten stond, en zeiden: Wij hebben het land doorwandeld,
958 Zac 8:23 | Joodsen man, zeggende: Wij zullen met ulieden gaan,
959 Zac 8:23 | zullen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord, dat God
960 Mal 1:4 | Ofschoon Edom zeide: Wij zijn verarmd, doch wij zullen
961 Mal 1:4 | Wij zijn verarmd, doch wij zullen de woeste plaatsen
962 Mal 1:6 | zegt: Waarmede verachten wij Uw Naam? ~
963 Mal 1:7 | Waarmede verontreinigen wij U? Daarmede, dat gij zegt:
964 Mal 2:10 | 10 Hebben wij niet allen een Vader? Heeft
965 Mal 2:10 | geschapen? Waarom handelen wij dan trouwelooslijk de een
966 Mal 2:17 | gij: Waarmede vermoeien wij Hem? Daarmede, dat gij zegt:
967 Mal 3:7 | gij zegt: Waarin zullen wij wederkeren? ~
968 Mal 3:8 | en zegt: Waarin beroven wij U? In de tienden en het
969 Mal 3:13 | maar gij zegt: Wat hebben wij tegen U gesproken?
970 Mal 3:14 | wat nuttigheid is het, dat wij Zijn wacht waarnemen, en
971 Mal 3:14 | wacht waarnemen, en dat wij in het zwart gaan, voor
972 Mal 3:15 | 15 En nu, wij achten de hoogmoedigen gelukzalig;
973 Matt 2:2 | geboren Koning der Joden? want wij hebben gezien Zijn ster
974 Matt 2:32 | niet bij uzelven te zeggen: Wij hebben Abraham tot een vader;
975 Matt 6:12 | onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. ~
976 Matt 6:31 | bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij
977 Matt 6:31 | wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen
978 Matt 6:31 | drinken, of waarmede zullen wij ons kleden? ~
979 Matt 7:22 | zeggen: Heere, Heere! hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd,
980 Matt 8:25 | zeggende: Heere, behoed ons, wij vergaan! ~
981 Matt 8:29 | Gij Zone Gods! wat hebben wij met U te doen? Zijt Gij
982 Matt 8:31 | uitwerpt, laat ons toe, dat wij in die kudde zwijnen varen. ~
983 Matt 9:14 | zeggende: Waarom vasten wij en de Farizeen veel, en
984 Matt 11:3 | komen zou, of verwachten wij een anderen? ~
985 Matt 11:17 | 17 En zeggen: Wij hebben u op de fluit gespeeld,
986 Matt 11:17 | en gij hebt niet gedanst; wij hebben u klaagliederen gezongen,
987 Matt 12:38 | Farizeen, zeggende: Meester! wij willen van U wel een teken
988 Matt 13:28 | tot hem: Wilt gij dan, dat wij heengaan en datzelve vergaderen? ~
989 Matt 14:17 | Doch zij zeiden tot Hem: Wij hebben hier niet, dan vijf
990 Matt 15:33 | tot Hem: Van waar zullen wij zovele broden in de woestijn
991 Matt 15:33 | de woestijn bekomen, dat wij zulk een grote schare zouden
992 Matt 16:7 | zeggende: Het is omdat wij geen broden mede genomen
993 Matt 17:4 | Heere! het is goed, dat wij hier zijn; zo Gij wilt,
994 Matt 17:19 | en zeiden: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? ~
995 Matt 17:27 | 27 Maar opdat wij hun geen aanstoot geven,
996 Matt 19:27 | en zeide tot Hem: Zie, wij hebben alles verlaten, en
997 Matt 20:18 | 18 Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem,
998 Matt 20:22 | worde? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen. ~
999 Matt 21:25 | zichzelven en zeiden: Indien wij zeggen: Uit de hemel; zo
1000 Matt 21:26 | 26 En indien wij zeggen: Uit de mensen: zo
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1859 |