1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1859
Book Chapter: Verse
1001 Matt 21:26 | Uit de mensen: zo vrezen wij de schare; want zij houden
1002 Matt 21:27 | Jezus antwoordende, zeiden: Wij weten het niet. En Hij zeide
1003 Matt 22:16 | Herodianen, zeggende: Meester! wij weten, dat Gij waarachtig
1004 Matt 23:30 | 30 En zegt: Indien wij in de tijden onzer vaderen
1005 Matt 23:30 | onzer vaderen waren geweest, wij zouden met hen geen gemeenschap
1006 Matt 25:37 | zeggende: Heere! wanneer hebben wij U hongerig gezien, en gespijzigd,
1007 Matt 25:38 | 38 En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien,
1008 Matt 25:39 | 39 En wanneer hebben wij U krank gezien, of in de
1009 Matt 25:44 | zeggende: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig,
1010 Matt 26:17 | Hem: Waar wilt Gij, dat wij U bereiden het pascha te
1011 Matt 26:65 | God gelasterd, wat hebben wij nog getuigen van node? Ziet,
1012 Matt 27:42 | afkome van het kruis, en wij zullen Hem geloven. ~
1013 Matt 27:63 | 63 Zeggende: Heer, wij zijn indachtig, dat deze
1014 Matt 28:13 | hebben Hem gestolen, als wij sliepen. ~
1015 Matt 28:14 | worden van den stadhouder, wij zullen hem tevreden stellen,
1016 Mark 1:24 | Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U te doen, Gij Jezus
1017 Mark 2:12 | verheerlijkten God, zeggende: Wij hebben nooit zulks gezien! ~
1018 Mark 4:30 | Hij zeide: Waarbij zullen wij het Koninkrijk Gods vergelijken,
1019 Mark 4:30 | met wat gelijkenis zullen wij hetzelve vergelijken? ~
1020 Mark 4:38 | bekommert het U niet, dat wij vergaan? ~
1021 Mark 5:9 | Mijn naam is Legio; want wij zijn velen. ~
1022 Mark 5:12 | ons in die zwijnen, opdat wij in dezelve mogen varen. ~
1023 Mark 6:37 | zij zeiden tot Hem: Zullen wij heengaan, en kopen voor
1024 Mark 8:16 | zeggende: Het is, omdat wij geen broden hebben. ~
1025 Mark 9:5 | Rabbi, het is goed, dat wij hier zijn, en laat ons drie
1026 Mark 9:28 | discipelen alleen: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? ~
1027 Mark 9:38 | Hem, zeggende: Meester! wij hebben een gezien, die de
1028 Mark 9:38 | welke ons niet volgt; en wij hebben het hem verboden,
1029 Mark 10:28 | tot Hem te zeggen: Zie, wij hebben alles verlaten, en
1030 Mark 10:33 | 33 Zeggende: Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem,
1031 Mark 10:35 | Zebedeus, zeggende: Meester! wij wilden wel, dat Gij ons
1032 Mark 10:35 | dat Gij ons deedt, zo wat wij begeren zullen. ~
1033 Mark 10:37 | zeiden tot Hem: Geef ons, dat wij mogen zitten, de een aan
1034 Mark 10:39 | 39 En zij zeiden tot Hem: Wij kunnen. Doch Jezus zeide
1035 Mark 11:31 | onder zich, zeggende: Indien wij zeggen: Uit den hemel, zo
1036 Mark 11:32 | 32 Maar indien wij zeggen: Uit de mensen; zo
1037 Mark 11:32 | Uit de mensen; zo vrezen wij het volk; want zij hielden
1038 Mark 11:33 | antwoordende, zeiden zij tot Jezus: Wij weten het niet. En Jezus,
1039 Mark 12:14 | zeiden tot Hem: Meester, wij weten, dat Gij waarachtig
1040 Mark 12:14 | te geven, of niet? Zullen wij geven, of niet geven? ~
1041 Mark 14:12 | Hem: Waar wilt Gij, dat wij heengaan, en bereiden, dat
1042 Mark 14:58 | 58 Wij hebben Hem horen zeggen:
1043 Mark 14:63 | klederen, zeide: Wat hebben wij nog getuigen van node? ~
1044 Mark 15:32 | af van het kruis, opdat wij het zien en geloven mogen.
1045 Luk 1:74 | 74 Dat wij, verlost zijnde uit de hand
1046 Luk 3:8 | niet te zeggen bij uzelven: Wij hebben Abraham tot een vader;
1047 Luk 3:10 | hem, zeggende: Wat zullen wij dan doen? ~
1048 Luk 3:12 | hem: Meester! wat zullen wij doen? ~
1049 Luk 3:14 | krijgslieden, zeggende: En wij, wat zullen wij doen? En
1050 Luk 3:14 | zeggende: En wij, wat zullen wij doen? En hij zeide tot hen:
1051 Luk 4:23 | genees Uzelven; al wat wij gehoord hebben, dat in Kapernaum
1052 Luk 4:34 | Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U te doen, Gij Jezus
1053 Luk 5:5 | zeide tot Hem: Meester, wij hebben den gehelen nacht
1054 Luk 5:26 | vervuld met vreze, zeggende: Wij hebben heden ongelofelijke
1055 Luk 7:19 | komen zou, of verwachten wij een anderen? ~
1056 Luk 7:20 | komen zou, of verwachten wij een anderen? ~
1057 Luk 7:32 | elkander toeroepen, en zeggen: Wij hebben u op de fluit gespeeld,
1058 Luk 7:32 | en gij hebt niet gedanst; wij hebben u klaagliederen gezongen,
1059 Luk 8:24 | zeggende: Meester, Meester, wij vergaan! en Hij, opgestaan
1060 Luk 9:12 | en spijze vinden; want wij zijn hier in een woeste
1061 Luk 9:13 | te eten. En zij zeiden: Wij hebben niet meer dan vijf
1062 Luk 9:13 | twee vissen; tenzij dan dat wij heengaan en spijs kopen
1063 Luk 9:33 | Meester, het is goed, dat wij hier zijn; en laat ons drie
1064 Luk 9:49 | antwoordde en zeide: Meester! wij hebben een gezien, die in
1065 Luk 9:49 | de duivelen uitwierp, en wij hebben het hem verboden,
1066 Luk 9:54 | zij: Heere, wilt Gij, dat wij zeggen, dat vuur van den
1067 Luk 10:11 | aan ons kleeft, schudden wij af op ulieden; nochtans
1068 Luk 11:4 | ons onze zonden; want ook wij vergeven aan een iegelijk,
1069 Luk 13:26 | gij beginnen te zeggen: Wij hebben in Uw tegenwoordigheid
1070 Luk 17:10 | hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten;
1071 Luk 17:10 | onnutte dienstknechten; want wij hebben maar gedaan, hetgeen
1072 Luk 17:10 | hebben maar gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doen. ~
1073 Luk 18:28 | 28 En Petrus zeide: Zie, wij hebben alles verlaten, en
1074 Luk 18:31 | en zeide tot hen: Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem,
1075 Luk 19:14 | hem gezanten na, zeggende: Wij willen niet, dat deze over
1076 Luk 20:5 | onder zich, zeggende: Indien wij zeggen: Uit den Hemel; zo
1077 Luk 20:6 | 6 En indien wij zeggen: Uit de mensen; zo
1078 Luk 20:21 | Hem, zeggende: Meester, wij weten, dat Gij recht spreekt
1079 Luk 22:8 | bereidt ons het pascha, opdat wij het eten mogen. ~
1080 Luk 22:9 | Hem: Waar wilt Gij, dat wij het bereiden? ~
1081 Luk 22:49 | zeiden tot Hem: Heere, zullen wij met het zwaard slaan? ~
1082 Luk 22:71 | En zij zeiden: Wat hebben wij nog getuigenis van node?
1083 Luk 22:71 | getuigenis van node? Want wij zelven hebben het uit Zijn
1084 Luk 23:2 | beschuldigen, zeggende: Wij hebben bevonden, dat Deze
1085 Luk 23:41 | 41 En wij toch rechtvaardiglijk; want
1086 Luk 23:41 | toch rechtvaardiglijk; want wij ontvangen straf, waardig
1087 Luk 23:41 | ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben; maar Deze
1088 Luk 24:21 | 21 En wij hoopten, dat Hij was Degene,
1089 Joha 1:14 | heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid
1090 Joha 1:16 | uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade
1091 Joha 1:22 | hem: Wie zijt gij? opdat wij antwoord geven mogen dengenen,
1092 Joha 1:42 | Simon, en zeide tot hem: Wij hebben gevonden den Messias,
1093 Joha 1:46 | Nathanael en zeide tot hem: Wij hebben Dien gevonden, van
1094 Joha 3:2 | en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een
1095 Joha 3:11 | Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Wij spreken, wat Wij weten,
1096 Joha 3:11 | zeg Ik u: Wij spreken, wat Wij weten, en getuigen, wat
1097 Joha 3:11 | weten, en getuigen, wat Wij gezien hebben; en gijlieden
1098 Joha 4:22 | aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten;
1099 Joha 4:22 | weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid
1100 Joha 4:42 | En zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om uws
1101 Joha 4:42 | om uws zeggens wil; want wij zelven hebben Hem gehoord,
1102 Joha 6:5 | Filippus: Van waar zullen wij broden kopen, opdat deze
1103 Joha 6:28 | dan tot Hem: Wat zullen wij doen, opdat wij de werken
1104 Joha 6:28 | Wat zullen wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken? ~
1105 Joha 6:30 | teken doet Gij dan, opdat wij het mogen zien, en U geloven?
1106 Joha 6:42 | Jozef, Wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Deze dan:
1107 Joha 6:68 | Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden
1108 Joha 6:69 | 69 En wij hebben geloofd en bekend,
1109 Joha 7:27 | 27 Doch van Dezen weten wij, van waar Hij is; maar de
1110 Joha 7:35 | Waar zal Deze heengaan, dat wij Hem niet zullen vinden?
1111 Joha 8:33 | 33 Zij antwoordden Hem: Wij zijn Abrahams zaad, en hebben
1112 Joha 8:41 | Zij zeiden dan tot Hem: Wij zijn niet geboren uit hoererij;
1113 Joha 8:41 | niet geboren uit hoererij; wij hebben een Vader, namelijk
1114 Joha 8:48 | en zeiden tot Hem: Zeggen wij niet wel, dat Gij een Samaritaan
1115 Joha 8:52 | zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat Gij den duivel hebt.
1116 Joha 9:20 | antwoordden hun en zeiden: Wij weten, dat deze onze zoon
1117 Joha 9:21 | Maar hoe hij nu ziet, weten wij niet; of wie zijn ogen geopend
1118 Joha 9:21 | ogen geopend heeft, weten wij niet; hij heeft zijn ouderdom,
1119 Joha 9:24 | tot hem: Geef God de eer; wij weten, dat deze Mens een
1120 Joha 9:28 | zijt Zijn discipel; maar wij zijn discipelen van Mozes. ~
1121 Joha 9:29 | 29 Wij weten, dat God tot Mozes
1122 Joha 9:29 | heeft; maar Dezen weten wij niet, van waar Hij is. ~
1123 Joha 9:31 | 31 En wij weten, dat God de zondaars
1124 Joha 9:40 | en zeiden tot Hem: Zijn wij dan ook blind? ~
1125 Joha 9:41 | hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; zo blijft dan uw zonde. ~ ~ ~
1126 Joha 10:33 | antwoordden Hem, zeggende: Wij stenigen U niet over enig
1127 Joha 11:16 | Laat ons ook gaan, opdat wij met Hem sterven. ~
1128 Joha 11:47 | raad, en zeiden: Wat zullen wij doen? want deze Mens doet
1129 Joha 11:48 | 48 Indien wij Hem alzo laten geworden,
1130 Joha 12:21 | baden hem, zeggende: Heer, wij wilden Jezus wel zien. ~
1131 Joha 12:34 | De schare antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord,
1132 Joha 13:29 | Jezus zeide: Koop, hetgeen wij van node hebben tot het
1133 Joha 14:5 | Thomas zeide tot Hem: Heere, wij weten niet, waar Gij heengaat;
1134 Joha 14:5 | heengaat; en hoe kunnen wij den weg weten? ~
1135 Joha 14:23 | Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen, en
1136 Joha 16:18 | zegt: Een kleinen tijd? Wij weten niet, wat Hij zegt. ~
1137 Joha 16:30 | 30 Nu weten wij, dat Gij alle dingen weet,
1138 Joha 16:30 | iemand vrage. Hierom geloven wij, dat Gij van God uitgegaan
1139 Joha 17:11 | zij een zijn, gelijk als Wij. ~
1140 Joha 17:22 | zij een zijn, gelijk als Wij Een zijn; ~
1141 Joha 18:30 | kwaaddoener ware, zo zouden wij Hem u niet overgeleverd
1142 Joha 19:7 | De Joden antwoordden hem: Wij hebben een wet, en naar
1143 Joha 19:15 | overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning, dan
1144 Joha 20:2 | weggenomen uit het graf, en wij weten niet, waar zij Hem
1145 Joha 20:25 | discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben den Heere gezien.
1146 Joha 21:3 | vissen. Zij zeiden tot hem: Wij gaan ook met u. Zij gingen
1147 Joha 21:24 | dingen geschreven heeft; en wij weten, dat zijn getuigenis
1148 Hand 2:8 | 8 En hoe horen wij hen een iegelijk in onze
1149 Hand 2:8 | onze eigen taal, in welke wij geboren zijn? ~
1150 Hand 2:11 | Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze talen
1151 Hand 2:32 | heeft God opgewekt; waarvan wij allen getuigen zijn. ~
1152 Hand 2:37 | andere apostelen: Wat zullen wij doen mannen broeders? ~
1153 Hand 3:12 | gij zo sterk op ons, alsof wij door onze eigen kracht of
1154 Hand 3:15 | heeft uit de doden; waarvan wij getuigen zijn. ~
1155 Hand 4:9 | 9 Alzo wij heden rechterlijk onderzocht
1156 Hand 4:12 | gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden. ~
1157 Hand 4:16 | 16 Zeggende: Wat zullen wij dezen mensen doen? Want
1158 Hand 4:16 | die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen. ~
1159 Hand 4:20 | 20 Want wij kunnen niet laten te spreken,
1160 Hand 4:20 | laten te spreken, hetgeen wij gezien en gehoord hebben. ~
1161 Hand 5:33 | dat gij hier gekomen zijt. Wij zijn dan allen nu hier tegenwoordig
1162 Hand 5:39 | 39 En wij zijn getuigen van al hetgeen
1163 Hand 5:47 | ontvangen hebben, gelijk als ook wij? ~
1164 Hand 6:12 | ook deze zes broeders, en wij zijn in des man huis ingegaan. ~
1165 Hand 7:32 | 32 En wij verkondigen u de belofte,
1166 Hand 7:46 | waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen. ~
1167 Hand 8:15 | waarom doet gij deze dingen? Wij zijn ook mensen van gelijke
1168 Hand 8:22 | blijven in het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen
1169 Hand 9:10 | hetwelk noch onze vaders, noch wij hebben kunnen dragen? ~
1170 Hand 9:11 | 11 Maar wij geloven, door de genade
1171 Hand 9:24 | 24 Nademaal wij gehoord hebben, dat sommigen,
1172 Hand 9:24 | wet onderhouden; welken wij dat niet bevolen hadden; ~
1173 Hand 9:27 | 27 Wij hebben dan Judas en Silas
1174 Hand 9:36 | broeders in elke stad, in welke wij het Woord des Heeren verkondigd
1175 Hand 10:10 | gezicht gezien had, zo zochten wij terstond naar Macedonie
1176 Hand 10:11 | afgevaren zijnde, liepen wij recht naar Samothrace, en
1177 Hand 10:12 | Macedonie, een kolonie. En wij onthielden ons in die stad
1178 Hand 10:13 | den dag des sabbats gingen wij buiten de stad aan de rivier,
1179 Hand 10:13 | nedergezeten zijnde, spraken wij tot de vrouwen, die samengekomen
1180 Hand 10:16 | 16 En het geschiedde, als wij tot het gebed heengingen,
1181 Hand 10:21 | nemen noch te doen, alzo wij Romeinen zijn. ~
1182 Hand 10:28 | uzelven geen kwaad; want wij zijn allen hier. ~
1183 Hand 11:19 | Areopagus, zeggende: Kunnen wij niet weten, welke deze nieuwe
1184 Hand 11:20 | vreemde dingen voor onze oren; wij willen dan weten, wat toch
1185 Hand 11:28 | 28 Want in Hem leven wij, en bewegen ons, en zijn
1186 Hand 11:28 | en bewegen ons, en zijn wij; gelijk ook enigen van uw
1187 Hand 11:28 | poeten gezegd hebben: Want wij zijn ook Zijn geslacht. ~
1188 Hand 11:29 | 29 Wij dan, zijnde Gods geslacht,
1189 Hand 11:32 | daarmede; en sommigen zeiden: Wij zullen u wederom hiervan
1190 Hand 13:2 | En zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet gehoord,
1191 Hand 13:13 | geesten hadden, zeggende: Wij bezweren u bij Jezus, Dien
1192 Hand 13:25 | zeide: Mannen, gij weet, dat wij uit dit gewin onze welvaart
1193 Hand 13:27 | 27 En wij zijn niet alleen in gevaar,
1194 Hand 13:40 | 40 Want wij staan in gevaar, dat wij
1195 Hand 13:40 | wij staan in gevaar, dat wij van oproer zullen verklaagd
1196 Hand 13:40 | geen oorzaak is, waardoor wij reden zullen kunnen geven
1197 Hand 14:6 | 6 Wij nu scheepten af van Filippi
1198 Hand 14:6 | bij hen te Troas, alwaar wij ons zeven dagen onthielden. ~
1199 Hand 14:13 | 13 Maar wij, vooruit naar het schip
1200 Hand 14:13 | voeren af naar Assus, waar wij Paulus zouden innemen; want
1201 Hand 14:14 | bij ons gevoegd had, namen wij hem in, en kwamen te Mitylene. ~
1202 Hand 14:15 | afgescheept zijnde, kwamen wij den volgenden dag tegen
1203 Hand 14:15 | des anderen daags legden wij aan te Samos, en bleven
1204 Hand 14:15 | en den dag daaraan kwamen wij te Milete. ~
1205 Hand 15:1 | als het geschiedde, dat wij van hen gescheiden en afgevaren
1206 Hand 15:1 | afgevaren waren, zo liepen wij rechtuit en kwamen te Kos,
1207 Hand 15:2 | Fenicie overvoer, gingen wij er in en voeren af. ~
1208 Hand 15:3 | 3 En als wij Cyprus in het gezicht gekregen,
1209 Hand 15:3 | hand gelaten hadden, voeren wij naar Syrie, en kwamen aan
1210 Hand 15:4 | gevonden hebbende, bleven wij daar zeven dagen; dewelke
1211 Hand 15:5 | Toen het nu geschiedde, dat wij deze dagen doorgebracht
1212 Hand 15:5 | doorgebracht hadden, gingen wij uit, en reisden voort; en
1213 Hand 15:5 | oever nederknielende, hebben wij gebeden. ~
1214 Hand 15:6 | 6 En als wij elkander gegroet hadden,
1215 Hand 15:6 | elkander gegroet hadden, gingen wij in het schip; maar zijlieden
1216 Hand 15:7 | 7 Wij nu, de scheepvaart volbracht
1217 Hand 15:8 | anderen daags, Paulus en wij, die met hem waren, gingen
1218 Hand 15:8 | was van de zeven), bleven wij bij hem. ~
1219 Hand 15:10 | 10 En als wij daar vele dagen gebleven
1220 Hand 15:12 | 12 Als wij nu dit hoorden, baden beiden
1221 Hand 15:12 | dit hoorden, baden beiden wij en die van die plaats waren,
1222 Hand 15:14 | niet liet afraden, hielden wij ons tevreden, zeggende:
1223 Hand 15:15 | En na die dagen maakten wij ons gereed, en gingen op
1224 Hand 15:16 | ouden discipel, bij dewelken wij zouden te huis liggen. ~
1225 Hand 15:17 | 17 En als wij te Jeruzalem gekomen waren,
1226 Hand 15:23 | 23 Doe dan hetgeen wij u zeggen: Wij hebben vier
1227 Hand 15:23 | dan hetgeen wij u zeggen: Wij hebben vier mannen, die
1228 Hand 15:25 | heidenen, die geloven, hebben wij geschreven en goed gevonden,
1229 Hand 17:9 | op, en streden, zeggende: Wij vinden geen kwaad in dezen
1230 Hand 17:14 | ouderlingen, en zeiden: Wij hebben ons zelven met vervloeking
1231 Hand 17:14 | zullen nuttigen, totdat wij Paulus zullen gedood hebben. ~
1232 Hand 17:15 | nemen van zijn zaken; en wij zijn bereid hem om te brengen,
1233 Hand 18:3 | 3 Dat wij grote vrede door u bekomen,
1234 Hand 18:3 | machtigste Felix, nemen wij ganselijk en overal met
1235 Hand 18:5 | 5 Want wij hebben dezen man bevonden
1236 Hand 18:6 | tempel te ontheiligen, welken wij ook gegrepen hebben, en
1237 Hand 18:8 | verstaan al hetgeen, waarvan wij hem beschuldigen. ~
1238 Hand 20:14 | 14 En als wij allen ter aarde nedergevallen
1239 Hand 21:1 | als het besloten was, dat wij naar Italie zouden afvaren,
1240 Hand 21:2 | schip gegaan zijnde, alzo wij de plaatsen langs Azie bevaren
1241 Hand 21:2 | Azie bevaren zouden, voeren wij af; en Aristarchus, de Macedonier
1242 Hand 21:3 | des anderen daags kwamen wij aan te Sidon. En Julius,
1243 Hand 21:4 | afgevaren zijnde, voeren wij onder Cyprus heen, omdat
1244 Hand 21:5 | doorgevaren zijnde, kwamen wij aan te Myra in Lycie. ~
1245 Hand 21:7 | 7 En als wij vele dagen langzaam voortvoeren,
1246 Hand 21:7 | niet toeliet, zo voeren wij onder Kreta heen, tegenover
1247 Hand 21:8 | voorbij zeilende, kwamen wij in een zekere plaats genaamd
1248 Hand 21:15 | den wind opzeilen, gaven wij het op, en dreven heen. ~
1249 Hand 21:16 | genaamd Klauda, konden wij nauwelijks de boot machtig
1250 Hand 21:18 | 18 En alzo wij van het onweder geweldiglijk
1251 Hand 21:19 | En den derden dag wierpen wij met onze eigen handen het
1252 Hand 21:26 | 26 Doch wij moeten op een zeker eiland
1253 Hand 21:27 | nacht gekomen was, alzo wij in de Adriatische zee herwaarts
1254 Hand 21:37 | 37 Wij waren nu in het schip in
1255 Hand 22:10 | eerden met veel eer, en als wij vertrekken zouden, bestelden
1256 Hand 22:11 | En na drie maanden voeren wij af in een schip van Alexandrie,
1257 Hand 22:12 | 12 En als wij te Syrakuse aangekomen waren,
1258 Hand 22:12 | aangekomen waren, bleven wij aldaar drie dagen; ~
1259 Hand 22:13 | 13 Van waar wij omvoeren, en kwamen aan
1260 Hand 22:13 | de wind zuid werd, kwamen wij den tweeden dag te Puteoli; ~
1261 Hand 22:14 | 14 Alwaar wij broeders vonden, en werden
1262 Hand 22:14 | blijven; en alzo gingen wij naar Rome. ~
1263 Hand 22:16 | 16 En toen wij te Rome gekomen waren, gaf
1264 Hand 22:21 | Maar zij zeiden tot hem: Wij hebben noch brieven u aangaande
1265 Hand 22:22 | 22 Maar wij begeren wel van u te horen,
1266 Rom 1:5 | 5 (Door Welken wij hebben ontvangen genade
1267 Rom 2:2 | 2 En wij weten, dat het oordeel Gods
1268 Rom 3:5 | gerechtigheid bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig,
1269 Rom 3:8 | 8 En zeggen wij niet liever (gelijk wij
1270 Rom 3:8 | wij niet liever (gelijk wij gelasterd worden, en gelijk
1271 Rom 3:8 | gelijk sommigen zeggen, dat wij zeggen): Laat ons het kwade
1272 Rom 3:9 | 9 Wat dan? Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet;
1273 Rom 3:9 | uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben te voren beschuldigd
1274 Rom 3:19 | 19 Wij weten nu, dat al wat de
1275 Rom 3:28 | 28 Wij besluiten dan, dat de mens
1276 Rom 3:31 | 31 Doen wij dan de wet te niet door
1277 Rom 3:31 | geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de wet. ~ ~ ~
1278 Rom 4:1 | 1 Wat zullen wij dan zeggen, dat Abraham,
1279 Rom 4:9 | ook over de voorhuid? Want wij zeggen, dat Abraham het
1280 Rom 5:1 | 1 Wij dan, gerechtvaardigd zijnde
1281 Rom 5:2 | 2 Door Welken wij ook de toeleiding hebben
1282 Rom 5:2 | tot deze genade, in welke wij staan, en roemen in de hoop
1283 Rom 5:3 | niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in de verdrukkingen,
1284 Rom 5:6 | 6 Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is
1285 Rom 5:8 | voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren. ~
1286 Rom 5:9 | door Zijn bloed, zullen wij door Hem behouden worden
1287 Rom 5:10 | 10 Want indien wij, vijanden zijnde, met God
1288 Rom 5:10 | Zoons, veel meer zullen wij, verzoend zijnde, behouden
1289 Rom 5:11 | niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in God, door
1290 Rom 5:11 | Jezus Christus, door Welken wij nu de verzoening gekregen
1291 Rom 6:1 | 1 Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in
1292 Rom 6:1 | zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat
1293 Rom 6:2 | 2 Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven
1294 Rom 6:2 | gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven? ~
1295 Rom 6:3 | gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt
1296 Rom 6:3 | Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? ~
1297 Rom 6:4 | 4 Wij zijn dan met Hem begraven,
1298 Rom 6:4 | heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens
1299 Rom 6:5 | 5 Want indien wij met Hem een plant geworden
1300 Rom 6:5 | gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking
1301 Rom 6:6 | niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen. ~
1302 Rom 6:8 | 8 Indien wij nu met Christus gestorven
1303 Rom 6:8 | gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen
1304 Rom 6:8 | zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven; ~
1305 Rom 6:15 | 15 Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet
1306 Rom 6:15 | Zullen wij zondigen, omdat wij niet zijn onder de wet,
1307 Rom 7:4 | doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden. ~
1308 Rom 7:5 | 5 Want toen wij in het vlees waren, wrochten
1309 Rom 7:6 | 6 Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet,
1310 Rom 7:6 | vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder
1311 Rom 7:6 | gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren; alzo dat
1312 Rom 7:6 | gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwigheid des
1313 Rom 7:7 | 7 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde?
1314 Rom 7:14 | 14 Want wij weten, dat de wet geestelijk
1315 Rom 8:12 | 12 Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan
1316 Rom 8:15 | tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader! ~
1317 Rom 8:16 | getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. ~
1318 Rom 8:17 | 17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij
1319 Rom 8:17 | wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen
1320 Rom 8:17 | medeerfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat
1321 Rom 8:17 | anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt
1322 Rom 8:22 | 22 Want wij weten, dat het ganse schepsel
1323 Rom 8:23 | niet alleen dit, maar ook wij zelven, die de eerstelingen
1324 Rom 8:23 | eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, zeg ik, zuchten
1325 Rom 8:24 | 24 Want wij zijn in hope zalig geworden.
1326 Rom 8:25 | 25 Maar indien wij hopen, hetgeen wij niet
1327 Rom 8:25 | indien wij hopen, hetgeen wij niet zien, zo verwachten
1328 Rom 8:25 | niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid. ~
1329 Rom 8:26 | zwakheden mede te hulp; want wij weten niet, wat wij bidden
1330 Rom 8:26 | want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het
1331 Rom 8:28 | 28 En wij weten, dat dengenen, die
1332 Rom 8:31 | 31 Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen?
1333 Rom 8:36 | Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij
1334 Rom 8:36 | wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen
1335 Rom 8:37 | 37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door
1336 Rom 9:14 | 14 Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid
1337 Rom 9:29 | had overgelaten, zo waren wij als Sodom geworden, en Gomorra
1338 Rom 9:30 | 30 Wat zullen wij dan zeggen? Dat de heidenen,
1339 Rom 10:8 | Woord des geloofs, hetwelk wij prediken. ~
1340 Rom 12:4 | 4 Want gelijk wij in een lichaam vele leden
1341 Rom 12:5 | 5 Alzo zijn wij velen een lichaam in Christus,
1342 Rom 12:5 | Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden. ~
1343 Rom 13:11 | dit zeg ik te meer, dewijl wij de gelegenheid des tijds
1344 Rom 13:11 | dat het de ure is, dat wij nu uit den slaap opwaken;
1345 Rom 13:11 | is ons nu nader, dan toen wij eerst geloofd hebben. ~
1346 Rom 14:8 | 8 Want hetzij dat wij leven, wij leven den Heere;
1347 Rom 14:8 | Want hetzij dat wij leven, wij leven den Heere; hetzij
1348 Rom 14:8 | leven den Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven den
1349 Rom 14:8 | hetzij dat wij sterven, wij sterven den Heere. Hetzij
1350 Rom 14:8 | den Heere. Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven,
1351 Rom 14:8 | dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren. ~
1352 Rom 14:8 | hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren. ~
1353 Rom 14:10 | veracht gij uw broeder? Want wij zullen allen voor den rechterstoel
1354 Rom 15:1 | 1 Maar wij, die sterk zijn, zijn schuldig
1355 Rom 15:4 | voren geschreven, opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting
1356 1Kor 1:23 | 23 Doch wij prediken Christus, den Gekruisigde,
1357 1Kor 1:24 | Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods,
1358 1Kor 2:6 | 6 En wij spreken wijsheid onder de
1359 1Kor 2:7 | 7 Maar wij spreken de wijsheid Gods,
1360 1Kor 2:12 | 12 Doch wij hebben niet ontvangen den
1361 1Kor 2:12 | Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen,
1362 1Kor 2:13 | 13 Dewelke wij ook spreken, niet met woorden,
1363 1Kor 2:16 | Hem zou onderrichten? Maar wij hebben den zin van Christus. ~ ~
1364 1Kor 3:9 | 9 Want wij zijn Gods medearbeiders;
1365 1Kor 4:8 | gij heerstet, opdat ook wij met u heersen mochten! ~
1366 1Kor 4:9 | den dood verwezen; want wij zijn een schouwspel geworden
1367 1Kor 4:10 | 10 Wij zijn dwazen om Christus'
1368 1Kor 4:10 | zijt wijzen in Christus; wij zijn zwakken, maar gij sterken;
1369 1Kor 4:10 | gij zijt heerlijken, maar wij verachten. ~
1370 1Kor 4:11 | tegenwoordige ure lijden wij honger, en lijden wij dorst,
1371 1Kor 4:11 | lijden wij honger, en lijden wij dorst, en zijn naakt, en
1372 1Kor 4:12 | werkende met onze eigen handen; wij worden gescholden, en wij
1373 1Kor 4:12 | wij worden gescholden, en wij zegenen; wij worden vervolgd,
1374 1Kor 4:12 | gescholden, en wij zegenen; wij worden vervolgd, en wij
1375 1Kor 4:12 | wij worden vervolgd, en wij verdragen; ~
1376 1Kor 4:13 | 13 Wij worden gelasterd, en wij
1377 1Kor 4:13 | Wij worden gelasterd, en wij bidden; wij zijn geworden
1378 1Kor 4:13 | gelasterd, en wij bidden; wij zijn geworden als uitvaagsels
1379 1Kor 6:3 | 3 Weet gij niet, dat wij de engelen oordelen zullen?
1380 1Kor 8:1 | den afgoden geofferd zijn, wij weten, dat wij allen te
1381 1Kor 8:1 | geofferd zijn, wij weten, dat wij allen te zamen kennis hebben.
1382 1Kor 8:4 | den afgoden geofferd zijn, wij weten, dat een afgod niets
1383 1Kor 8:6 | 6 Nochtans hebben wij maar een God, den Vader,
1384 1Kor 8:6 | Welken alle dingen zijn, en wij tot Hem; en maar een Heere,
1385 1Kor 8:6 | Welken alle dingen zijn, en wij door Hem. ~
1386 1Kor 8:8 | aangenaam; want hetzij dat wij eten, wij hebben geen overvloed;
1387 1Kor 8:8 | want hetzij dat wij eten, wij hebben geen overvloed; en
1388 1Kor 8:8 | overvloed; en hetzij dat wij niet eten, wij hebben geen
1389 1Kor 8:8 | hetzij dat wij niet eten, wij hebben geen gebrek. ~
1390 1Kor 9:4 | 4 Hebben wij niet macht, om te eten en
1391 1Kor 9:5 | 5 Hebben wij niet macht, om een vrouw,
1392 1Kor 9:11 | 11 Indien wij ulieden het geestelijke
1393 1Kor 9:11 | is het een grote zaak, zo wij het uwe, dat lichamelijk
1394 1Kor 9:12 | zijn, waarom niet veel meer wij? Doch wij hebben deze macht
1395 1Kor 9:12 | niet veel meer wij? Doch wij hebben deze macht niet gebruikt,
1396 1Kor 9:12 | macht niet gebruikt, maar wij verdragen het al, opdat
1397 1Kor 9:12 | verdragen het al, opdat wij niet enige verhindering
1398 1Kor 9:25 | kroon zouden ontvangen, maar wij een onverderfelijke. ~
1399 1Kor 10:6 | ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad
1400 1Kor 10:16 | drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is
1401 1Kor 10:16 | Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet een
1402 1Kor 10:17 | een brood is het, zo zijn wij velen een lichaam, dewijl
1403 1Kor 10:17 | velen een lichaam, dewijl wij allen eens broods deelachtig
1404 1Kor 10:22 | 22 Of tergen wij den Heere? Zijn wij sterker
1405 1Kor 10:22 | tergen wij den Heere? Zijn wij sterker dan Hij? ~
1406 1Kor 11:16 | schijnt twistgierig te zijn, wij hebben zulke gewoonten niet,
1407 1Kor 11:31 | 31 Want indien wij onszelven oordeelden, zo
1408 1Kor 11:31 | onszelven oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden. ~
1409 1Kor 11:32 | 32 Maar als wij geoordeeld worden, zo worden
1410 1Kor 11:32 | geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd,
1411 1Kor 11:32 | Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden
1412 1Kor 12:13 | 13 Want ook wij allen zijn door een Geest
1413 1Kor 12:13 | dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest
1414 1Kor 12:23 | te zijn, denzelven doen wij overvloediger eer aan; en
1415 1Kor 13:9 | 9 Want wij kennen ten dele, en wij
1416 1Kor 13:9 | wij kennen ten dele, en wij profeteren ten dele; ~
1417 1Kor 13:12 | 12 Want wij zien nu door een spiegel
1418 1Kor 13:12 | rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht;
1419 1Kor 15:11 | zijlieden, alzo prediken wij, en alzo hebt gij geloofd. ~
1420 1Kor 15:15 | 15 En zo worden wij ook bevonden valse getuigen
1421 1Kor 15:15 | valse getuigen Gods; want wij hebben van God getuigd,
1422 1Kor 15:19 | 19 Indien wij alleenlijk in dit leven
1423 1Kor 15:19 | Christus zijn hopende, zo zijn wij de ellendigste van alle
1424 1Kor 15:30 | 30 Waarom zijn ook wij alle ure in gevaar? ~
1425 1Kor 15:32 | drinken, want morgen sterven wij. ~
1426 1Kor 15:49 | 49 En gelijkerwijs wij het beeld des aardsen gedragen
1427 1Kor 15:49 | gedragen hebben, alzo zullen wij ook het beeld des hemelsen
1428 1Kor 15:51 | zeg u een verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen,
1429 1Kor 15:51 | niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden; ~
1430 1Kor 15:52 | onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden. ~
1431 2Kor 1:4 | onze verdrukking, opdat wij zouden kunnen vertroosten
1432 2Kor 1:4 | vertroosting, met welke wij zelven van God vertroost
1433 2Kor 1:6 | 6 Doch hetzij dat wij verdrukt worden, het is
1434 2Kor 1:6 | hetzelfde lijden, hetwelk wij ook lijden; hetzij dat wij
1435 2Kor 1:6 | wij ook lijden; hetzij dat wij vertroost worden, het is
1436 2Kor 1:8 | 8 Want wij willen niet, broeders, dat
1437 2Kor 1:8 | in Azie overkomen is, dat wij uitnemend zeer bezwaard
1438 2Kor 1:8 | boven onze macht, alzo dat wij zeer in twijfel waren, ook
1439 2Kor 1:9 | 9 Ja, wij hadden al zelven in onszelven
1440 2Kor 1:9 | vonnis des doods, opdat wij niet op onszelven vertrouwen
1441 2Kor 1:10 | en nog verlost; op Welken wij hopen, dat Hij ons ook nog
1442 2Kor 1:12 | getuigenis van ons geweten, dat wij in eenvoudigheid en oprechtheid
1443 2Kor 1:13 | 13 Want wij schrijven u geen andere
1444 2Kor 1:14 | dele ons erkend hebt, dat wij uw roem zijn, gelijk gij
1445 2Kor 1:24 | 24 Niet dat wij heerschappij voeren over
1446 2Kor 1:24 | voeren over uw geloof, maar wij zijn medewerkers uwer blijdschap;
1447 2Kor 2:15 | 15 Want wij zijn Gode een goede reuk
1448 2Kor 2:17 | 17 Want wij dragen niet, gelijk velen,
1449 2Kor 2:17 | tegenwoordigheid Gods, spreken wij het in Christus. ~ ~ ~
1450 2Kor 3:1 | 1 Beginnen wij onszelven wederom u aan
1451 2Kor 3:1 | te prijzen? Of behoeven wij ook, gelijk sommigen, brieven
1452 2Kor 3:4 | zodanig een vertrouwen hebben wij door Christus bij God. ~
1453 2Kor 3:5 | 5 Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn
1454 2Kor 3:12 | 12 Dewijl wij dan zodanige hoop hebben,
1455 2Kor 3:12 | hoop hebben, zo gebruiken wij vele vrijmoedigheid in het
1456 2Kor 3:18 | 18 En wij allen, met ongedekten aangezichte
1457 2Kor 4:1 | 1 Daarom dewijl wij deze bediening hebben, naar
1458 2Kor 4:1 | geschied is, zo vertragen wij niet; ~
1459 2Kor 4:2 | 2 Maar wij hebben verworpen de bedekselen
1460 2Kor 4:5 | 5 Want wij prediken niet onszelven,
1461 2Kor 4:5 | Heere; en onszelven, dat wij uw dienaars zijn om Jezus'
1462 2Kor 4:7 | 7 Maar wij hebben dezen schat in aarden
1463 2Kor 4:11 | 11 Want wij, die leven, worden altijd
1464 2Kor 4:13 | 13 Dewijl wij nu denzelfden Geest des
1465 2Kor 4:13 | ik gesproken; zo geloven wij ook, daarom spreken wij
1466 2Kor 4:13 | wij ook, daarom spreken wij ook; ~
1467 2Kor 4:16 | 16 Daarom vertragen wij niet; maar hoewel onze uitwendige
1468 2Kor 4:18 | 18 Dewijl wij niet aanmerken de dingen,
1469 2Kor 5:1 | 1 Want wij weten, dat, zo ons aardse
1470 2Kor 5:1 | tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben,
1471 2Kor 5:2 | Want ook in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede,
1472 2Kor 5:3 | 3 Zo wij ook bekleed en niet naakt
1473 2Kor 5:4 | 4 Want ook wij, die in dezen tabernakel
1474 2Kor 5:4 | bezwaard zijnde; nademaal wij niet willen ontkleed, maar
1475 2Kor 5:6 | 6 Wij hebben dan altijd goeden
1476 2Kor 5:6 | goeden moed, en weten, dat wij, inwonende in het lichaam,
1477 2Kor 5:7 | 7 (Want wij wandelen door geloof en
1478 2Kor 5:8 | 8 Maar wij hebben goeden moed, en hebben
1479 2Kor 5:9 | 9 Daarom zijn wij ook zeer begerig, hetzij
1480 2Kor 5:10 | 10 Want wij allen moeten geopenbaard
1481 2Kor 5:11 | 11 Wij dan, wetende den schrik
1482 2Kor 5:12 | 12 Want wij prijzen onszelven u niet
1483 2Kor 5:12 | u niet wederom aan, maar wij geven u oorzaak van roem
1484 2Kor 5:13 | 13 Want hetzij dat wij uitzinnig zijn, wij zijn
1485 2Kor 5:13 | dat wij uitzinnig zijn, wij zijn het Gode; hetzij dat
1486 2Kor 5:13 | zijn het Gode; hetzij dat wij gematigd van zinnen zijn,
1487 2Kor 5:13 | gematigd van zinnen zijn, wij zijn het ulieden. ~
1488 2Kor 5:16 | 16 Zo dan, wij kennen van nu aan niemand
1489 2Kor 5:16 | naar het vlees; en indien wij ook Christus naar het vlees
1490 2Kor 5:16 | hebben, nochtans kennen wij Hem nu niet meer naar het
1491 2Kor 5:20 | 20 Zo zijn wij dan gezanten van Christus
1492 2Kor 5:20 | alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege:
1493 2Kor 5:21 | voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid
1494 2Kor 6:1 | 1 En wij, als medearbeidende, bidden
1495 2Kor 6:3 | 3 Wij geven geen aanstoot in enig
1496 2Kor 6:4 | 4 Maar wij, als dienaars van God, maken
1497 2Kor 6:9 | als stervenden, en ziet, wij leven; als getuchtigd, en
1498 2Kor 7:1 | 1 Dewijl wij dan deze beloften hebben,
1499 2Kor 7:2 | 2 Geeft ons plaats; wij hebben niemand verongelijkt,
1500 2Kor 7:2 | hebben niemand verongelijkt, wij hebben niemand verdorven,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1859 |