Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
wies 21
wiesen 10
wiest 2
wij 1859
wijd 25
wijde 4
wijden 1
Frequency    [«  »]
2044 kinderen
1976 zich
1948 huis
1859 wij
1852 waren
1817 deze
1816 tegen

Bijbel

IntraText - Concordances

wij

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1859

     Book Chapter: Verse
1001 Matt 21:26 | Uit de mensen: zo vrezen wij de schare; want zij houden 1002 Matt 21:27 | Jezus antwoordende, zeiden: Wij weten het niet. En Hij zeide 1003 Matt 22:16 | Herodianen, zeggende: Meester! wij weten, dat Gij waarachtig 1004 Matt 23:30 | 30 En zegt: Indien wij in de tijden onzer vaderen 1005 Matt 23:30 | onzer vaderen waren geweest, wij zouden met hen geen gemeenschap 1006 Matt 25:37 | zeggende: Heere! wanneer hebben wij U hongerig gezien, en gespijzigd, 1007 Matt 25:38 | 38 En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien, 1008 Matt 25:39 | 39 En wanneer hebben wij U krank gezien, of in de 1009 Matt 25:44 | zeggende: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, 1010 Matt 26:17 | Hem: Waar wilt Gij, dat wij U bereiden het pascha te 1011 Matt 26:65 | God gelasterd, wat hebben wij nog getuigen van node? Ziet, 1012 Matt 27:42 | afkome van het kruis, en wij zullen Hem geloven. ~ 1013 Matt 27:63 | 63 Zeggende: Heer, wij zijn indachtig, dat deze 1014 Matt 28:13 | hebben Hem gestolen, als wij sliepen. ~ 1015 Matt 28:14 | worden van den stadhouder, wij zullen hem tevreden stellen, 1016 Mark 1:24 | Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U te doen, Gij Jezus 1017 Mark 2:12 | verheerlijkten God, zeggende: Wij hebben nooit zulks gezien! ~ 1018 Mark 4:30 | Hij zeide: Waarbij zullen wij het Koninkrijk Gods vergelijken, 1019 Mark 4:30 | met wat gelijkenis zullen wij hetzelve vergelijken? ~ 1020 Mark 4:38 | bekommert het U niet, dat wij vergaan? ~ 1021 Mark 5:9 | Mijn naam is Legio; want wij zijn velen. ~ 1022 Mark 5:12 | ons in die zwijnen, opdat wij in dezelve mogen varen. ~ 1023 Mark 6:37 | zij zeiden tot Hem: Zullen wij heengaan, en kopen voor 1024 Mark 8:16 | zeggende: Het is, omdat wij geen broden hebben. ~ 1025 Mark 9:5 | Rabbi, het is goed, dat wij hier zijn, en laat ons drie 1026 Mark 9:28 | discipelen alleen: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen? ~ 1027 Mark 9:38 | Hem, zeggende: Meester! wij hebben een gezien, die de 1028 Mark 9:38 | welke ons niet volgt; en wij hebben het hem verboden, 1029 Mark 10:28 | tot Hem te zeggen: Zie, wij hebben alles verlaten, en 1030 Mark 10:33 | 33 Zeggende: Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, 1031 Mark 10:35 | Zebedeus, zeggende: Meester! wij wilden wel, dat Gij ons 1032 Mark 10:35 | dat Gij ons deedt, zo wat wij begeren zullen. ~ 1033 Mark 10:37 | zeiden tot Hem: Geef ons, dat wij mogen zitten, de een aan 1034 Mark 10:39 | 39 En zij zeiden tot Hem: Wij kunnen. Doch Jezus zeide 1035 Mark 11:31 | onder zich, zeggende: Indien wij zeggen: Uit den hemel, zo 1036 Mark 11:32 | 32 Maar indien wij zeggen: Uit de mensen; zo 1037 Mark 11:32 | Uit de mensen; zo vrezen wij het volk; want zij hielden 1038 Mark 11:33 | antwoordende, zeiden zij tot Jezus: Wij weten het niet. En Jezus, 1039 Mark 12:14 | zeiden tot Hem: Meester, wij weten, dat Gij waarachtig 1040 Mark 12:14 | te geven, of niet? Zullen wij geven, of niet geven? ~ 1041 Mark 14:12 | Hem: Waar wilt Gij, dat wij heengaan, en bereiden, dat 1042 Mark 14:58 | 58 Wij hebben Hem horen zeggen: 1043 Mark 14:63 | klederen, zeide: Wat hebben wij nog getuigen van node? ~ 1044 Mark 15:32 | af van het kruis, opdat wij het zien en geloven mogen. 1045 Luk 1:74 | 74 Dat wij, verlost zijnde uit de hand 1046 Luk 3:8 | niet te zeggen bij uzelven: Wij hebben Abraham tot een vader; 1047 Luk 3:10 | hem, zeggende: Wat zullen wij dan doen? ~ 1048 Luk 3:12 | hem: Meester! wat zullen wij doen? ~ 1049 Luk 3:14 | krijgslieden, zeggende: En wij, wat zullen wij doen? En 1050 Luk 3:14 | zeggende: En wij, wat zullen wij doen? En hij zeide tot hen: 1051 Luk 4:23 | genees Uzelven; al wat wij gehoord hebben, dat in Kapernaum 1052 Luk 4:34 | Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U te doen, Gij Jezus 1053 Luk 5:5 | zeide tot Hem: Meester, wij hebben den gehelen nacht 1054 Luk 5:26 | vervuld met vreze, zeggende: Wij hebben heden ongelofelijke 1055 Luk 7:19 | komen zou, of verwachten wij een anderen? ~ 1056 Luk 7:20 | komen zou, of verwachten wij een anderen? ~ 1057 Luk 7:32 | elkander toeroepen, en zeggen: Wij hebben u op de fluit gespeeld, 1058 Luk 7:32 | en gij hebt niet gedanst; wij hebben u klaagliederen gezongen, 1059 Luk 8:24 | zeggende: Meester, Meester, wij vergaan! en Hij, opgestaan 1060 Luk 9:12 | en spijze vinden; want wij zijn hier in een woeste 1061 Luk 9:13 | te eten. En zij zeiden: Wij hebben niet meer dan vijf 1062 Luk 9:13 | twee vissen; tenzij dan dat wij heengaan en spijs kopen 1063 Luk 9:33 | Meester, het is goed, dat wij hier zijn; en laat ons drie 1064 Luk 9:49 | antwoordde en zeide: Meester! wij hebben een gezien, die in 1065 Luk 9:49 | de duivelen uitwierp, en wij hebben het hem verboden, 1066 Luk 9:54 | zij: Heere, wilt Gij, dat wij zeggen, dat vuur van den 1067 Luk 10:11 | aan ons kleeft, schudden wij af op ulieden; nochtans 1068 Luk 11:4 | ons onze zonden; want ook wij vergeven aan een iegelijk, 1069 Luk 13:26 | gij beginnen te zeggen: Wij hebben in Uw tegenwoordigheid 1070 Luk 17:10 | hetgeen u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten; 1071 Luk 17:10 | onnutte dienstknechten; want wij hebben maar gedaan, hetgeen 1072 Luk 17:10 | hebben maar gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doen. ~ 1073 Luk 18:28 | 28 En Petrus zeide: Zie, wij hebben alles verlaten, en 1074 Luk 18:31 | en zeide tot hen: Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, 1075 Luk 19:14 | hem gezanten na, zeggende: Wij willen niet, dat deze over 1076 Luk 20:5 | onder zich, zeggende: Indien wij zeggen: Uit den Hemel; zo 1077 Luk 20:6 | 6 En indien wij zeggen: Uit de mensen; zo 1078 Luk 20:21 | Hem, zeggende: Meester, wij weten, dat Gij recht spreekt 1079 Luk 22:8 | bereidt ons het pascha, opdat wij het eten mogen. ~ 1080 Luk 22:9 | Hem: Waar wilt Gij, dat wij het bereiden? ~ 1081 Luk 22:49 | zeiden tot Hem: Heere, zullen wij met het zwaard slaan? ~ 1082 Luk 22:71 | En zij zeiden: Wat hebben wij nog getuigenis van node? 1083 Luk 22:71 | getuigenis van node? Want wij zelven hebben het uit Zijn 1084 Luk 23:2 | beschuldigen, zeggende: Wij hebben bevonden, dat Deze 1085 Luk 23:41 | 41 En wij toch rechtvaardiglijk; want 1086 Luk 23:41 | toch rechtvaardiglijk; want wij ontvangen straf, waardig 1087 Luk 23:41 | ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben; maar Deze 1088 Luk 24:21 | 21 En wij hoopten, dat Hij was Degene, 1089 Joha 1:14 | heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid 1090 Joha 1:16 | uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade 1091 Joha 1:22 | hem: Wie zijt gij? opdat wij antwoord geven mogen dengenen, 1092 Joha 1:42 | Simon, en zeide tot hem: Wij hebben gevonden den Messias, 1093 Joha 1:46 | Nathanael en zeide tot hem: Wij hebben Dien gevonden, van 1094 Joha 3:2 | en zeide tot Hem: Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een 1095 Joha 3:11 | Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Wij spreken, wat Wij weten, 1096 Joha 3:11 | zeg Ik u: Wij spreken, wat Wij weten, en getuigen, wat 1097 Joha 3:11 | weten, en getuigen, wat Wij gezien hebben; en gijlieden 1098 Joha 4:22 | aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten; 1099 Joha 4:22 | weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid 1100 Joha 4:42 | En zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om uws 1101 Joha 4:42 | om uws zeggens wil; want wij zelven hebben Hem gehoord, 1102 Joha 6:5 | Filippus: Van waar zullen wij broden kopen, opdat deze 1103 Joha 6:28 | dan tot Hem: Wat zullen wij doen, opdat wij de werken 1104 Joha 6:28 | Wat zullen wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken? ~ 1105 Joha 6:30 | teken doet Gij dan, opdat wij het mogen zien, en U geloven? 1106 Joha 6:42 | Jozef, Wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Deze dan: 1107 Joha 6:68 | Heere, tot Wien zullen wij heengaan? Gij hebt de woorden 1108 Joha 6:69 | 69 En wij hebben geloofd en bekend, 1109 Joha 7:27 | 27 Doch van Dezen weten wij, van waar Hij is; maar de 1110 Joha 7:35 | Waar zal Deze heengaan, dat wij Hem niet zullen vinden? 1111 Joha 8:33 | 33 Zij antwoordden Hem: Wij zijn Abrahams zaad, en hebben 1112 Joha 8:41 | Zij zeiden dan tot Hem: Wij zijn niet geboren uit hoererij; 1113 Joha 8:41 | niet geboren uit hoererij; wij hebben een Vader, namelijk 1114 Joha 8:48 | en zeiden tot Hem: Zeggen wij niet wel, dat Gij een Samaritaan 1115 Joha 8:52 | zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat Gij den duivel hebt. 1116 Joha 9:20 | antwoordden hun en zeiden: Wij weten, dat deze onze zoon 1117 Joha 9:21 | Maar hoe hij nu ziet, weten wij niet; of wie zijn ogen geopend 1118 Joha 9:21 | ogen geopend heeft, weten wij niet; hij heeft zijn ouderdom, 1119 Joha 9:24 | tot hem: Geef God de eer; wij weten, dat deze Mens een 1120 Joha 9:28 | zijt Zijn discipel; maar wij zijn discipelen van Mozes. ~ 1121 Joha 9:29 | 29 Wij weten, dat God tot Mozes 1122 Joha 9:29 | heeft; maar Dezen weten wij niet, van waar Hij is. ~ 1123 Joha 9:31 | 31 En wij weten, dat God de zondaars 1124 Joha 9:40 | en zeiden tot Hem: Zijn wij dan ook blind? ~ 1125 Joha 9:41 | hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; zo blijft dan uw zonde. ~  ~  ~  1126 Joha 10:33 | antwoordden Hem, zeggende: Wij stenigen U niet over enig 1127 Joha 11:16 | Laat ons ook gaan, opdat wij met Hem sterven. ~ 1128 Joha 11:47 | raad, en zeiden: Wat zullen wij doen? want deze Mens doet 1129 Joha 11:48 | 48 Indien wij Hem alzo laten geworden, 1130 Joha 12:21 | baden hem, zeggende: Heer, wij wilden Jezus wel zien. ~ 1131 Joha 12:34 | De schare antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, 1132 Joha 13:29 | Jezus zeide: Koop, hetgeen wij van node hebben tot het 1133 Joha 14:5 | Thomas zeide tot Hem: Heere, wij weten niet, waar Gij heengaat; 1134 Joha 14:5 | heengaat; en hoe kunnen wij den weg weten? ~ 1135 Joha 14:23 | Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen, en 1136 Joha 16:18 | zegt: Een kleinen tijd? Wij weten niet, wat Hij zegt. ~ 1137 Joha 16:30 | 30 Nu weten wij, dat Gij alle dingen weet, 1138 Joha 16:30 | iemand vrage. Hierom geloven wij, dat Gij van God uitgegaan 1139 Joha 17:11 | zij een zijn, gelijk als Wij. ~ 1140 Joha 17:22 | zij een zijn, gelijk als Wij Een zijn; ~ 1141 Joha 18:30 | kwaaddoener ware, zo zouden wij Hem u niet overgeleverd 1142 Joha 19:7 | De Joden antwoordden hem: Wij hebben een wet, en naar 1143 Joha 19:15 | overpriesters antwoordden: Wij hebben geen koning, dan 1144 Joha 20:2 | weggenomen uit het graf, en wij weten niet, waar zij Hem 1145 Joha 20:25 | discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben den Heere gezien. 1146 Joha 21:3 | vissen. Zij zeiden tot hem: Wij gaan ook met u. Zij gingen 1147 Joha 21:24 | dingen geschreven heeft; en wij weten, dat zijn getuigenis 1148 Hand 2:8 | 8 En hoe horen wij hen een iegelijk in onze 1149 Hand 2:8 | onze eigen taal, in welke wij geboren zijn? ~ 1150 Hand 2:11 | Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze talen 1151 Hand 2:32 | heeft God opgewekt; waarvan wij allen getuigen zijn. ~ 1152 Hand 2:37 | andere apostelen: Wat zullen wij doen mannen broeders? ~ 1153 Hand 3:12 | gij zo sterk op ons, alsof wij door onze eigen kracht of 1154 Hand 3:15 | heeft uit de doden; waarvan wij getuigen zijn. ~ 1155 Hand 4:9 | 9 Alzo wij heden rechterlijk onderzocht 1156 Hand 4:12 | gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden. ~ 1157 Hand 4:16 | 16 Zeggende: Wat zullen wij dezen mensen doen? Want 1158 Hand 4:16 | die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen. ~ 1159 Hand 4:20 | 20 Want wij kunnen niet laten te spreken, 1160 Hand 4:20 | laten te spreken, hetgeen wij gezien en gehoord hebben. ~ 1161 Hand 5:33 | dat gij hier gekomen zijt. Wij zijn dan allen nu hier tegenwoordig 1162 Hand 5:39 | 39 En wij zijn getuigen van al hetgeen 1163 Hand 5:47 | ontvangen hebben, gelijk als ook wij? ~ 1164 Hand 6:12 | ook deze zes broeders, en wij zijn in des man huis ingegaan. ~ 1165 Hand 7:32 | 32 En wij verkondigen u de belofte, 1166 Hand 7:46 | waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen. ~ 1167 Hand 8:15 | waarom doet gij deze dingen? Wij zijn ook mensen van gelijke 1168 Hand 8:22 | blijven in het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen 1169 Hand 9:10 | hetwelk noch onze vaders, noch wij hebben kunnen dragen? ~ 1170 Hand 9:11 | 11 Maar wij geloven, door de genade 1171 Hand 9:24 | 24 Nademaal wij gehoord hebben, dat sommigen, 1172 Hand 9:24 | wet onderhouden; welken wij dat niet bevolen hadden; ~ 1173 Hand 9:27 | 27 Wij hebben dan Judas en Silas 1174 Hand 9:36 | broeders in elke stad, in welke wij het Woord des Heeren verkondigd 1175 Hand 10:10 | gezicht gezien had, zo zochten wij terstond naar Macedonie 1176 Hand 10:11 | afgevaren zijnde, liepen wij recht naar Samothrace, en 1177 Hand 10:12 | Macedonie, een kolonie. En wij onthielden ons in die stad 1178 Hand 10:13 | den dag des sabbats gingen wij buiten de stad aan de rivier, 1179 Hand 10:13 | nedergezeten zijnde, spraken wij tot de vrouwen, die samengekomen 1180 Hand 10:16 | 16 En het geschiedde, als wij tot het gebed heengingen, 1181 Hand 10:21 | nemen noch te doen, alzo wij Romeinen zijn. ~ 1182 Hand 10:28 | uzelven geen kwaad; want wij zijn allen hier. ~ 1183 Hand 11:19 | Areopagus, zeggende: Kunnen wij niet weten, welke deze nieuwe 1184 Hand 11:20 | vreemde dingen voor onze oren; wij willen dan weten, wat toch 1185 Hand 11:28 | 28 Want in Hem leven wij, en bewegen ons, en zijn 1186 Hand 11:28 | en bewegen ons, en zijn wij; gelijk ook enigen van uw 1187 Hand 11:28 | poeten gezegd hebben: Want wij zijn ook Zijn geslacht. ~ 1188 Hand 11:29 | 29 Wij dan, zijnde Gods geslacht, 1189 Hand 11:32 | daarmede; en sommigen zeiden: Wij zullen u wederom hiervan 1190 Hand 13:2 | En zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet gehoord, 1191 Hand 13:13 | geesten hadden, zeggende: Wij bezweren u bij Jezus, Dien 1192 Hand 13:25 | zeide: Mannen, gij weet, dat wij uit dit gewin onze welvaart 1193 Hand 13:27 | 27 En wij zijn niet alleen in gevaar, 1194 Hand 13:40 | 40 Want wij staan in gevaar, dat wij 1195 Hand 13:40 | wij staan in gevaar, dat wij van oproer zullen verklaagd 1196 Hand 13:40 | geen oorzaak is, waardoor wij reden zullen kunnen geven 1197 Hand 14:6 | 6 Wij nu scheepten af van Filippi 1198 Hand 14:6 | bij hen te Troas, alwaar wij ons zeven dagen onthielden. ~ 1199 Hand 14:13 | 13 Maar wij, vooruit naar het schip 1200 Hand 14:13 | voeren af naar Assus, waar wij Paulus zouden innemen; want 1201 Hand 14:14 | bij ons gevoegd had, namen wij hem in, en kwamen te Mitylene. ~ 1202 Hand 14:15 | afgescheept zijnde, kwamen wij den volgenden dag tegen 1203 Hand 14:15 | des anderen daags legden wij aan te Samos, en bleven 1204 Hand 14:15 | en den dag daaraan kwamen wij te Milete. ~ 1205 Hand 15:1 | als het geschiedde, dat wij van hen gescheiden en afgevaren 1206 Hand 15:1 | afgevaren waren, zo liepen wij rechtuit en kwamen te Kos, 1207 Hand 15:2 | Fenicie overvoer, gingen wij er in en voeren af. ~ 1208 Hand 15:3 | 3 En als wij Cyprus in het gezicht gekregen, 1209 Hand 15:3 | hand gelaten hadden, voeren wij naar Syrie, en kwamen aan 1210 Hand 15:4 | gevonden hebbende, bleven wij daar zeven dagen; dewelke 1211 Hand 15:5 | Toen het nu geschiedde, dat wij deze dagen doorgebracht 1212 Hand 15:5 | doorgebracht hadden, gingen wij uit, en reisden voort; en 1213 Hand 15:5 | oever nederknielende, hebben wij gebeden. ~ 1214 Hand 15:6 | 6 En als wij elkander gegroet hadden, 1215 Hand 15:6 | elkander gegroet hadden, gingen wij in het schip; maar zijlieden 1216 Hand 15:7 | 7 Wij nu, de scheepvaart volbracht 1217 Hand 15:8 | anderen daags, Paulus en wij, die met hem waren, gingen 1218 Hand 15:8 | was van de zeven), bleven wij bij hem. ~ 1219 Hand 15:10 | 10 En als wij daar vele dagen gebleven 1220 Hand 15:12 | 12 Als wij nu dit hoorden, baden beiden 1221 Hand 15:12 | dit hoorden, baden beiden wij en die van die plaats waren, 1222 Hand 15:14 | niet liet afraden, hielden wij ons tevreden, zeggende: 1223 Hand 15:15 | En na die dagen maakten wij ons gereed, en gingen op 1224 Hand 15:16 | ouden discipel, bij dewelken wij zouden te huis liggen. ~ 1225 Hand 15:17 | 17 En als wij te Jeruzalem gekomen waren, 1226 Hand 15:23 | 23 Doe dan hetgeen wij u zeggen: Wij hebben vier 1227 Hand 15:23 | dan hetgeen wij u zeggen: Wij hebben vier mannen, die 1228 Hand 15:25 | heidenen, die geloven, hebben wij geschreven en goed gevonden, 1229 Hand 17:9 | op, en streden, zeggende: Wij vinden geen kwaad in dezen 1230 Hand 17:14 | ouderlingen, en zeiden: Wij hebben ons zelven met vervloeking 1231 Hand 17:14 | zullen nuttigen, totdat wij Paulus zullen gedood hebben. ~ 1232 Hand 17:15 | nemen van zijn zaken; en wij zijn bereid hem om te brengen, 1233 Hand 18:3 | 3 Dat wij grote vrede door u bekomen, 1234 Hand 18:3 | machtigste Felix, nemen wij ganselijk en overal met 1235 Hand 18:5 | 5 Want wij hebben dezen man bevonden 1236 Hand 18:6 | tempel te ontheiligen, welken wij ook gegrepen hebben, en 1237 Hand 18:8 | verstaan al hetgeen, waarvan wij hem beschuldigen. ~ 1238 Hand 20:14 | 14 En als wij allen ter aarde nedergevallen 1239 Hand 21:1 | als het besloten was, dat wij naar Italie zouden afvaren, 1240 Hand 21:2 | schip gegaan zijnde, alzo wij de plaatsen langs Azie bevaren 1241 Hand 21:2 | Azie bevaren zouden, voeren wij af; en Aristarchus, de Macedonier 1242 Hand 21:3 | des anderen daags kwamen wij aan te Sidon. En Julius, 1243 Hand 21:4 | afgevaren zijnde, voeren wij onder Cyprus heen, omdat 1244 Hand 21:5 | doorgevaren zijnde, kwamen wij aan te Myra in Lycie. ~ 1245 Hand 21:7 | 7 En als wij vele dagen langzaam voortvoeren, 1246 Hand 21:7 | niet toeliet, zo voeren wij onder Kreta heen, tegenover 1247 Hand 21:8 | voorbij zeilende, kwamen wij in een zekere plaats genaamd 1248 Hand 21:15 | den wind opzeilen, gaven wij het op, en dreven heen. ~ 1249 Hand 21:16 | genaamd Klauda, konden wij nauwelijks de boot machtig 1250 Hand 21:18 | 18 En alzo wij van het onweder geweldiglijk 1251 Hand 21:19 | En den derden dag wierpen wij met onze eigen handen het 1252 Hand 21:26 | 26 Doch wij moeten op een zeker eiland 1253 Hand 21:27 | nacht gekomen was, alzo wij in de Adriatische zee herwaarts 1254 Hand 21:37 | 37 Wij waren nu in het schip in 1255 Hand 22:10 | eerden met veel eer, en als wij vertrekken zouden, bestelden 1256 Hand 22:11 | En na drie maanden voeren wij af in een schip van Alexandrie, 1257 Hand 22:12 | 12 En als wij te Syrakuse aangekomen waren, 1258 Hand 22:12 | aangekomen waren, bleven wij aldaar drie dagen; ~ 1259 Hand 22:13 | 13 Van waar wij omvoeren, en kwamen aan 1260 Hand 22:13 | de wind zuid werd, kwamen wij den tweeden dag te Puteoli; ~ 1261 Hand 22:14 | 14 Alwaar wij broeders vonden, en werden 1262 Hand 22:14 | blijven; en alzo gingen wij naar Rome. ~ 1263 Hand 22:16 | 16 En toen wij te Rome gekomen waren, gaf 1264 Hand 22:21 | Maar zij zeiden tot hem: Wij hebben noch brieven u aangaande 1265 Hand 22:22 | 22 Maar wij begeren wel van u te horen, 1266 Rom 1:5 | 5 (Door Welken wij hebben ontvangen genade 1267 Rom 2:2 | 2 En wij weten, dat het oordeel Gods 1268 Rom 3:5 | gerechtigheid bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig, 1269 Rom 3:8 | 8 En zeggen wij niet liever (gelijk wij 1270 Rom 3:8 | wij niet liever (gelijk wij gelasterd worden, en gelijk 1271 Rom 3:8 | gelijk sommigen zeggen, dat wij zeggen): Laat ons het kwade 1272 Rom 3:9 | 9 Wat dan? Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet; 1273 Rom 3:9 | uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben te voren beschuldigd 1274 Rom 3:19 | 19 Wij weten nu, dat al wat de 1275 Rom 3:28 | 28 Wij besluiten dan, dat de mens 1276 Rom 3:31 | 31 Doen wij dan de wet te niet door 1277 Rom 3:31 | geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de wet. ~  ~  ~  1278 Rom 4:1 | 1 Wat zullen wij dan zeggen, dat Abraham, 1279 Rom 4:9 | ook over de voorhuid? Want wij zeggen, dat Abraham het 1280 Rom 5:1 | 1 Wij dan, gerechtvaardigd zijnde 1281 Rom 5:2 | 2 Door Welken wij ook de toeleiding hebben 1282 Rom 5:2 | tot deze genade, in welke wij staan, en roemen in de hoop 1283 Rom 5:3 | niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, 1284 Rom 5:6 | 6 Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is 1285 Rom 5:8 | voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren. ~ 1286 Rom 5:9 | door Zijn bloed, zullen wij door Hem behouden worden 1287 Rom 5:10 | 10 Want indien wij, vijanden zijnde, met God 1288 Rom 5:10 | Zoons, veel meer zullen wij, verzoend zijnde, behouden 1289 Rom 5:11 | niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in God, door 1290 Rom 5:11 | Jezus Christus, door Welken wij nu de verzoening gekregen 1291 Rom 6:1 | 1 Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in 1292 Rom 6:1 | zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat 1293 Rom 6:2 | 2 Dat zij verre. Wij, die der zonde gestorven 1294 Rom 6:2 | gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven? ~ 1295 Rom 6:3 | gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt 1296 Rom 6:3 | Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? ~ 1297 Rom 6:4 | 4 Wij zijn dan met Hem begraven, 1298 Rom 6:4 | heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwigheid des levens 1299 Rom 6:5 | 5 Want indien wij met Hem een plant geworden 1300 Rom 6:5 | gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking 1301 Rom 6:6 | niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen. ~ 1302 Rom 6:8 | 8 Indien wij nu met Christus gestorven 1303 Rom 6:8 | gestorven zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen 1304 Rom 6:8 | zijn, zo geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven; ~ 1305 Rom 6:15 | 15 Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet 1306 Rom 6:15 | Zullen wij zondigen, omdat wij niet zijn onder de wet, 1307 Rom 7:4 | doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden. ~ 1308 Rom 7:5 | 5 Want toen wij in het vlees waren, wrochten 1309 Rom 7:6 | 6 Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, 1310 Rom 7:6 | vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder 1311 Rom 7:6 | gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren; alzo dat 1312 Rom 7:6 | gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwigheid des 1313 Rom 7:7 | 7 Wat zullen wij dan zeggen? Is de wet zonde? 1314 Rom 7:14 | 14 Want wij weten, dat de wet geestelijk 1315 Rom 8:12 | 12 Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan 1316 Rom 8:15 | tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader! ~ 1317 Rom 8:16 | getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. ~ 1318 Rom 8:17 | 17 En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij 1319 Rom 8:17 | wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen 1320 Rom 8:17 | medeerfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat 1321 Rom 8:17 | anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt 1322 Rom 8:22 | 22 Want wij weten, dat het ganse schepsel 1323 Rom 8:23 | niet alleen dit, maar ook wij zelven, die de eerstelingen 1324 Rom 8:23 | eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, zeg ik, zuchten 1325 Rom 8:24 | 24 Want wij zijn in hope zalig geworden. 1326 Rom 8:25 | 25 Maar indien wij hopen, hetgeen wij niet 1327 Rom 8:25 | indien wij hopen, hetgeen wij niet zien, zo verwachten 1328 Rom 8:25 | niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid. ~ 1329 Rom 8:26 | zwakheden mede te hulp; want wij weten niet, wat wij bidden 1330 Rom 8:26 | want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het 1331 Rom 8:28 | 28 En wij weten, dat dengenen, die 1332 Rom 8:31 | 31 Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? 1333 Rom 8:36 | Want om Uwentwil worden wij den gansen dag gedood; wij 1334 Rom 8:36 | wij den gansen dag gedood; wij zijn geacht als schapen 1335 Rom 8:37 | 37 Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars, door 1336 Rom 9:14 | 14 Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid 1337 Rom 9:29 | had overgelaten, zo waren wij als Sodom geworden, en Gomorra 1338 Rom 9:30 | 30 Wat zullen wij dan zeggen? Dat de heidenen, 1339 Rom 10:8 | Woord des geloofs, hetwelk wij prediken. ~ 1340 Rom 12:4 | 4 Want gelijk wij in een lichaam vele leden 1341 Rom 12:5 | 5 Alzo zijn wij velen een lichaam in Christus, 1342 Rom 12:5 | Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden. ~ 1343 Rom 13:11 | dit zeg ik te meer, dewijl wij de gelegenheid des tijds 1344 Rom 13:11 | dat het de ure is, dat wij nu uit den slaap opwaken; 1345 Rom 13:11 | is ons nu nader, dan toen wij eerst geloofd hebben. ~ 1346 Rom 14:8 | 8 Want hetzij dat wij leven, wij leven den Heere; 1347 Rom 14:8 | Want hetzij dat wij leven, wij leven den Heere; hetzij 1348 Rom 14:8 | leven den Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven den 1349 Rom 14:8 | hetzij dat wij sterven, wij sterven den Heere. Hetzij 1350 Rom 14:8 | den Heere. Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, 1351 Rom 14:8 | dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren. ~ 1352 Rom 14:8 | hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren. ~ 1353 Rom 14:10 | veracht gij uw broeder? Want wij zullen allen voor den rechterstoel 1354 Rom 15:1 | 1 Maar wij, die sterk zijn, zijn schuldig 1355 Rom 15:4 | voren geschreven, opdat wij, door lijdzaamheid en vertroosting 1356 1Kor 1:23 | 23 Doch wij prediken Christus, den Gekruisigde, 1357 1Kor 1:24 | Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods, 1358 1Kor 2:6 | 6 En wij spreken wijsheid onder de 1359 1Kor 2:7 | 7 Maar wij spreken de wijsheid Gods, 1360 1Kor 2:12 | 12 Doch wij hebben niet ontvangen den 1361 1Kor 2:12 | Geest, Die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen, 1362 1Kor 2:13 | 13 Dewelke wij ook spreken, niet met woorden, 1363 1Kor 2:16 | Hem zou onderrichten? Maar wij hebben den zin van Christus. ~  ~ 1364 1Kor 3:9 | 9 Want wij zijn Gods medearbeiders; 1365 1Kor 4:8 | gij heerstet, opdat ook wij met u heersen mochten! ~ 1366 1Kor 4:9 | den dood verwezen; want wij zijn een schouwspel geworden 1367 1Kor 4:10 | 10 Wij zijn dwazen om Christus' 1368 1Kor 4:10 | zijt wijzen in Christus; wij zijn zwakken, maar gij sterken; 1369 1Kor 4:10 | gij zijt heerlijken, maar wij verachten. ~ 1370 1Kor 4:11 | tegenwoordige ure lijden wij honger, en lijden wij dorst, 1371 1Kor 4:11 | lijden wij honger, en lijden wij dorst, en zijn naakt, en 1372 1Kor 4:12 | werkende met onze eigen handen; wij worden gescholden, en wij 1373 1Kor 4:12 | wij worden gescholden, en wij zegenen; wij worden vervolgd, 1374 1Kor 4:12 | gescholden, en wij zegenen; wij worden vervolgd, en wij 1375 1Kor 4:12 | wij worden vervolgd, en wij verdragen; ~ 1376 1Kor 4:13 | 13 Wij worden gelasterd, en wij 1377 1Kor 4:13 | Wij worden gelasterd, en wij bidden; wij zijn geworden 1378 1Kor 4:13 | gelasterd, en wij bidden; wij zijn geworden als uitvaagsels 1379 1Kor 6:3 | 3 Weet gij niet, dat wij de engelen oordelen zullen? 1380 1Kor 8:1 | den afgoden geofferd zijn, wij weten, dat wij allen te 1381 1Kor 8:1 | geofferd zijn, wij weten, dat wij allen te zamen kennis hebben. 1382 1Kor 8:4 | den afgoden geofferd zijn, wij weten, dat een afgod niets 1383 1Kor 8:6 | 6 Nochtans hebben wij maar een God, den Vader, 1384 1Kor 8:6 | Welken alle dingen zijn, en wij tot Hem; en maar een Heere, 1385 1Kor 8:6 | Welken alle dingen zijn, en wij door Hem. ~ 1386 1Kor 8:8 | aangenaam; want hetzij dat wij eten, wij hebben geen overvloed; 1387 1Kor 8:8 | want hetzij dat wij eten, wij hebben geen overvloed; en 1388 1Kor 8:8 | overvloed; en hetzij dat wij niet eten, wij hebben geen 1389 1Kor 8:8 | hetzij dat wij niet eten, wij hebben geen gebrek. ~ 1390 1Kor 9:4 | 4 Hebben wij niet macht, om te eten en 1391 1Kor 9:5 | 5 Hebben wij niet macht, om een vrouw, 1392 1Kor 9:11 | 11 Indien wij ulieden het geestelijke 1393 1Kor 9:11 | is het een grote zaak, zo wij het uwe, dat lichamelijk 1394 1Kor 9:12 | zijn, waarom niet veel meer wij? Doch wij hebben deze macht 1395 1Kor 9:12 | niet veel meer wij? Doch wij hebben deze macht niet gebruikt, 1396 1Kor 9:12 | macht niet gebruikt, maar wij verdragen het al, opdat 1397 1Kor 9:12 | verdragen het al, opdat wij niet enige verhindering 1398 1Kor 9:25 | kroon zouden ontvangen, maar wij een onverderfelijke. ~ 1399 1Kor 10:6 | ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad 1400 1Kor 10:16 | drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is 1401 1Kor 10:16 | Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet een 1402 1Kor 10:17 | een brood is het, zo zijn wij velen een lichaam, dewijl 1403 1Kor 10:17 | velen een lichaam, dewijl wij allen eens broods deelachtig 1404 1Kor 10:22 | 22 Of tergen wij den Heere? Zijn wij sterker 1405 1Kor 10:22 | tergen wij den Heere? Zijn wij sterker dan Hij? ~ 1406 1Kor 11:16 | schijnt twistgierig te zijn, wij hebben zulke gewoonten niet, 1407 1Kor 11:31 | 31 Want indien wij onszelven oordeelden, zo 1408 1Kor 11:31 | onszelven oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden. ~ 1409 1Kor 11:32 | 32 Maar als wij geoordeeld worden, zo worden 1410 1Kor 11:32 | geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, 1411 1Kor 11:32 | Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden 1412 1Kor 12:13 | 13 Want ook wij allen zijn door een Geest 1413 1Kor 12:13 | dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest 1414 1Kor 12:23 | te zijn, denzelven doen wij overvloediger eer aan; en 1415 1Kor 13:9 | 9 Want wij kennen ten dele, en wij 1416 1Kor 13:9 | wij kennen ten dele, en wij profeteren ten dele; ~ 1417 1Kor 13:12 | 12 Want wij zien nu door een spiegel 1418 1Kor 13:12 | rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht; 1419 1Kor 15:11 | zijlieden, alzo prediken wij, en alzo hebt gij geloofd. ~ 1420 1Kor 15:15 | 15 En zo worden wij ook bevonden valse getuigen 1421 1Kor 15:15 | valse getuigen Gods; want wij hebben van God getuigd, 1422 1Kor 15:19 | 19 Indien wij alleenlijk in dit leven 1423 1Kor 15:19 | Christus zijn hopende, zo zijn wij de ellendigste van alle 1424 1Kor 15:30 | 30 Waarom zijn ook wij alle ure in gevaar? ~ 1425 1Kor 15:32 | drinken, want morgen sterven wij. ~ 1426 1Kor 15:49 | 49 En gelijkerwijs wij het beeld des aardsen gedragen 1427 1Kor 15:49 | gedragen hebben, alzo zullen wij ook het beeld des hemelsen 1428 1Kor 15:51 | zeg u een verborgenheid: wij zullen wel niet allen ontslapen, 1429 1Kor 15:51 | niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden; ~ 1430 1Kor 15:52 | onverderfelijk opgewekt worden, en wij zullen veranderd worden. ~ 1431 2Kor 1:4 | onze verdrukking, opdat wij zouden kunnen vertroosten 1432 2Kor 1:4 | vertroosting, met welke wij zelven van God vertroost 1433 2Kor 1:6 | 6 Doch hetzij dat wij verdrukt worden, het is 1434 2Kor 1:6 | hetzelfde lijden, hetwelk wij ook lijden; hetzij dat wij 1435 2Kor 1:6 | wij ook lijden; hetzij dat wij vertroost worden, het is 1436 2Kor 1:8 | 8 Want wij willen niet, broeders, dat 1437 2Kor 1:8 | in Azie overkomen is, dat wij uitnemend zeer bezwaard 1438 2Kor 1:8 | boven onze macht, alzo dat wij zeer in twijfel waren, ook 1439 2Kor 1:9 | 9 Ja, wij hadden al zelven in onszelven 1440 2Kor 1:9 | vonnis des doods, opdat wij niet op onszelven vertrouwen 1441 2Kor 1:10 | en nog verlost; op Welken wij hopen, dat Hij ons ook nog 1442 2Kor 1:12 | getuigenis van ons geweten, dat wij in eenvoudigheid en oprechtheid 1443 2Kor 1:13 | 13 Want wij schrijven u geen andere 1444 2Kor 1:14 | dele ons erkend hebt, dat wij uw roem zijn, gelijk gij 1445 2Kor 1:24 | 24 Niet dat wij heerschappij voeren over 1446 2Kor 1:24 | voeren over uw geloof, maar wij zijn medewerkers uwer blijdschap; 1447 2Kor 2:15 | 15 Want wij zijn Gode een goede reuk 1448 2Kor 2:17 | 17 Want wij dragen niet, gelijk velen, 1449 2Kor 2:17 | tegenwoordigheid Gods, spreken wij het in Christus. ~  ~  ~  1450 2Kor 3:1 | 1 Beginnen wij onszelven wederom u aan 1451 2Kor 3:1 | te prijzen? Of behoeven wij ook, gelijk sommigen, brieven 1452 2Kor 3:4 | zodanig een vertrouwen hebben wij door Christus bij God. ~ 1453 2Kor 3:5 | 5 Niet dat wij van onszelven bekwaam zijn 1454 2Kor 3:12 | 12 Dewijl wij dan zodanige hoop hebben, 1455 2Kor 3:12 | hoop hebben, zo gebruiken wij vele vrijmoedigheid in het 1456 2Kor 3:18 | 18 En wij allen, met ongedekten aangezichte 1457 2Kor 4:1 | 1 Daarom dewijl wij deze bediening hebben, naar 1458 2Kor 4:1 | geschied is, zo vertragen wij niet; ~ 1459 2Kor 4:2 | 2 Maar wij hebben verworpen de bedekselen 1460 2Kor 4:5 | 5 Want wij prediken niet onszelven, 1461 2Kor 4:5 | Heere; en onszelven, dat wij uw dienaars zijn om Jezus' 1462 2Kor 4:7 | 7 Maar wij hebben dezen schat in aarden 1463 2Kor 4:11 | 11 Want wij, die leven, worden altijd 1464 2Kor 4:13 | 13 Dewijl wij nu denzelfden Geest des 1465 2Kor 4:13 | ik gesproken; zo geloven wij ook, daarom spreken wij 1466 2Kor 4:13 | wij ook, daarom spreken wij ook; ~ 1467 2Kor 4:16 | 16 Daarom vertragen wij niet; maar hoewel onze uitwendige 1468 2Kor 4:18 | 18 Dewijl wij niet aanmerken de dingen, 1469 2Kor 5:1 | 1 Want wij weten, dat, zo ons aardse 1470 2Kor 5:1 | tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, 1471 2Kor 5:2 | Want ook in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede, 1472 2Kor 5:3 | 3 Zo wij ook bekleed en niet naakt 1473 2Kor 5:4 | 4 Want ook wij, die in dezen tabernakel 1474 2Kor 5:4 | bezwaard zijnde; nademaal wij niet willen ontkleed, maar 1475 2Kor 5:6 | 6 Wij hebben dan altijd goeden 1476 2Kor 5:6 | goeden moed, en weten, dat wij, inwonende in het lichaam, 1477 2Kor 5:7 | 7 (Want wij wandelen door geloof en 1478 2Kor 5:8 | 8 Maar wij hebben goeden moed, en hebben 1479 2Kor 5:9 | 9 Daarom zijn wij ook zeer begerig, hetzij 1480 2Kor 5:10 | 10 Want wij allen moeten geopenbaard 1481 2Kor 5:11 | 11 Wij dan, wetende den schrik 1482 2Kor 5:12 | 12 Want wij prijzen onszelven u niet 1483 2Kor 5:12 | u niet wederom aan, maar wij geven u oorzaak van roem 1484 2Kor 5:13 | 13 Want hetzij dat wij uitzinnig zijn, wij zijn 1485 2Kor 5:13 | dat wij uitzinnig zijn, wij zijn het Gode; hetzij dat 1486 2Kor 5:13 | zijn het Gode; hetzij dat wij gematigd van zinnen zijn, 1487 2Kor 5:13 | gematigd van zinnen zijn, wij zijn het ulieden. ~ 1488 2Kor 5:16 | 16 Zo dan, wij kennen van nu aan niemand 1489 2Kor 5:16 | naar het vlees; en indien wij ook Christus naar het vlees 1490 2Kor 5:16 | hebben, nochtans kennen wij Hem nu niet meer naar het 1491 2Kor 5:20 | 20 Zo zijn wij dan gezanten van Christus 1492 2Kor 5:20 | alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: 1493 2Kor 5:21 | voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid 1494 2Kor 6:1 | 1 En wij, als medearbeidende, bidden 1495 2Kor 6:3 | 3 Wij geven geen aanstoot in enig 1496 2Kor 6:4 | 4 Maar wij, als dienaars van God, maken 1497 2Kor 6:9 | als stervenden, en ziet, wij leven; als getuchtigd, en 1498 2Kor 7:1 | 1 Dewijl wij dan deze beloften hebben, 1499 2Kor 7:2 | 2 Geeft ons plaats; wij hebben niemand verongelijkt, 1500 2Kor 7:2 | hebben niemand verongelijkt, wij hebben niemand verdorven,


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1859

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License