1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1817
Book Chapter: Verse
1 Gen 2:10 | voortgaande uit Eden, om deze hof te bewateren; en werd
2 Gen 2:11 | eerste rivier is Pison; deze is het, die het ganse land
3 Gen 2:13 | tweede rivier is Gihon; deze is het, die het ganse land
4 Gen 2:14 | derde rivier is Hiddekel; deze is gaande naar het oosten
5 Gen 2:23 | 23 Toen zeide Adam: Deze is ditmaal been van mijn
6 Gen 3:15 | zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad
7 Gen 4:20 | 20 En Ada baarde Jabal; deze is geweest een vader dergenen,
8 Gen 4:21 | zijns broeders was Jubal; deze werd de vader van allen,
9 Gen 5:29 | zijn naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over ons
10 Gen 6:4 | kinderen gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, die
11 Gen 6:14 | goferhout; met kameren zult gij deze ark maken; en gij zult die
12 Gen 9:14 | over de aarde brenge, dat deze boog zal gezien worden in
13 Gen 9:16 | 16 Als deze boog in de wolken zal zijn,
14 Gen 9:19 | 19 Deze drie waren de zonen van
15 Gen 10:8 | 8 En Cusch gewon Nimrod; deze begon geweldig te zijn op
16 Gen 10:12 | Nineve en tussen Kalach; deze is die grote stad. ~
17 Gen 10:20 | 20 Deze zijn zonen van Cham, naar
18 Gen 10:29 | Ofir, en Havila, en Jobab; deze allen waren zonen van Joktan. ~
19 Gen 10:31 | 31 Deze zijn zonen van Sem, naar
20 Gen 10:32 | 32 Deze zijn de huisgezinnen der
21 Gen 11:10 | 10 Deze zijn de geboorten van Sem:
22 Gen 11:27 | 27 En deze zijn de geboorten van Terah:
23 Gen 12:14 | kwam, dat de Egyptenaars deze vrouw zagen, dat zij zeer
24 Gen 14:3 | 3 Deze allen voegden zich samen
25 Gen 14:25 | 1 Na deze dingen geschiedde het woord
26 Gen 14:26 | bezorger van mijn huis is deze Damaskener Eliezer? ~
27 Gen 14:28 | HEEREN was tot hem, zeggende: Deze zal uw erfgenaam niet zijn;
28 Gen 14:34 | 10 En hij bracht Hem deze alle, en hij deelde ze middendoor,
29 Gen 18:5 | Waar zijn die mannen, die deze nacht tot u gekomen zijn?
30 Gen 18:9 | aan! Voorts zeiden zij: Deze ene is gekomen, om als vreemdeling
31 Gen 18:12 | en allen, die gij hebt in deze stad, breng uit deze plaats; ~
32 Gen 18:12 | in deze stad, breng uit deze plaats; ~
33 Gen 18:13 | 13 Want wij gaan deze plaats verderven, omdat
34 Gen 18:14 | zeide: Maakt u op, gaat uit deze plaats; want de HEERE gaat
35 Gen 18:14 | plaats; want de HEERE gaat deze stad verderven. Maar hij
36 Gen 18:17 | achter u om, en sta niet op deze ganse vlakte; behoud u naar
37 Gen 18:20 | 20 Ziet toch, deze stad is nabij, om derwaarts
38 Gen 18:21 | aangezicht opgenomen ook in deze zaak, dat Ik deze stad niet
39 Gen 18:21 | ook in deze zaak, dat Ik deze stad niet omkere waarvan
40 Gen 18:25 | 25 En Hij keerde deze steden om, en die ganse
41 Gen 18:37 | en noemde zijn naam Moab; deze is de vader der Moabieten,
42 Gen 18:38 | noemde zijn naam Ben-Ammi; deze is de vader der kinderen
43 Gen 19:8 | zijn knechten, en sprak al deze woorden voor hun oren. En
44 Gen 19:10 | hebt gij gezien, dat gij deze zaak gedaan hebt? ~
45 Gen 19:11 | alleen is de vreze Gods in deze plaats niet, zodat zij mij
46 Gen 20:10 | zeide tot Abraham: Drijf deze dienstmaagd en haar zoon
47 Gen 20:29 | Abraham: Wat zullen hier deze zeven ooilammeren, die gij
48 Gen 21:1 | 1 En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham
49 Gen 21:16 | de HEERE; daarom dat gij deze zaak gedaan hebt, en uw
50 Gen 21:20 | 20 En het geschiedde na deze dingen, dat men Abraham
51 Gen 21:23 | En Bethuel gewon Rebekka) deze acht baarde Milka aan Nahor,
52 Gen 23:9 | heer, en hij zwoer hem over deze zaak. ~
53 Gen 23:28 | moeder te kennen, gelijk deze zaken waren. ~
54 Gen 23:44 | ook uw kemelen putten; dat deze die vrouw zij, die de HEERE
55 Gen 23:50 | zeiden: Van den HEERE is deze zaak voortgekomen; wij kunnen
56 Gen 23:58 | zeiden tot haar: Zult gij met deze man trekken? En zij antwoordde:
57 Gen 23:71 | Henoch en Abida, en Eldaa. Deze allen waren zonen van Ketura. ~
58 Gen 23:83 | 16 Deze zijn de zonen van Ismael,
59 Gen 23:94 | 27 Als nu deze jongeren groot werden, werd
60 Gen 24:3 | aan u en uw zaad zal Ik al deze landen geven, en Ik zal
61 Gen 24:4 | hemels, en zal aan uw zaad al deze landen geven; en in uw zaad
62 Gen 24:11 | ganse volk, zeggende: Zo wie deze man of zijn huisvrouw aanroert,
63 Gen 24:35 | 35 En deze waren voor Izak en Rebekka
64 Gen 25:42 | 42 Toen aan Rebekka deze woorden van Ezau, haar grootsten
65 Gen 25:46 | dochteren Heths, gelijk deze zijn, van de dochteren dezes
66 Gen 26:16 | Gewisselijk is de HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet
67 Gen 26:17 | zeide: Hoe vreselijk is deze plaats! Dit is niet dan
68 Gen 26:22 | 22 En deze steen, dien ik tot een opgericht
69 Gen 27:13 | En hij vertelde Laban al deze dingen. ~
70 Gen 27:27 | 27 Vervul de week van deze; dan zullen wij u ook die
71 Gen 27:28 | hij vervulde de week van deze. Toen gaf hij hem Rachel,
72 Gen 27:66 | al geven, indien gij mij deze zaak doen zult; ik zal wederom
73 Gen 27:73 | 38 En hij legde deze roeden, die hij geschild
74 Gen 28:1 | vaders was, heeft hij al deze heerlijkheid gemaakt. ~
75 Gen 28:38 | 38 Deze twintig jaren ben ik bij
76 Gen 28:43 | Laban en zeide tot Jakob: Deze dochters zijn mijn dochters,
77 Gen 28:43 | dochters zijn mijn dochters, en deze zonen zijn mijn zonen, en
78 Gen 28:43 | zonen zijn mijn zonen, en deze kudde is mijn kudde, ja,
79 Gen 28:43 | mijn; en wat zoude ik aan deze mijn dochteren heden doen?
80 Gen 28:48 | 48 Toen zeide Laban: Deze hoop zij heden een getuige
81 Gen 28:51 | tot Jakob: Zie, daar is deze zelfde hoop, en zie, daar
82 Gen 28:52 | 52 Deze zelfde hoop zij getuige,
83 Gen 28:52 | getuige, dat ik tot u voorbij deze hoop niet komen zal, en
84 Gen 28:52 | dat gij tot mij, voorbij deze hoop en dit opgericht teken,
85 Gen 29:10 | 10 Ik ben geringer dan al deze weldadigheden, en dan al
86 Gen 29:10 | weldadigheden, en dan al deze trouw, die Gij aan Uw knecht
87 Gen 29:10 | ik ben met mijn staf over deze Jordaan gegaan, en nu ben
88 Gen 29:17 | gaat gij? en wiens zijn deze voor uw aangezicht? ~
89 Gen 30:5 | kinderen, en zeide: Wie zijn deze bij u? En hij zeide: De
90 Gen 30:13 | hem: Mijn heer weet, dat deze kinderen teder zijn, en
91 Gen 31:4 | Hemor, zeggende: Neem mij deze dochter tot een vrouw. ~
92 Gen 31:7 | hoorden; en het smartte deze mannen, en zij ontstaken
93 Gen 31:14 | zeiden tot hen: Wij zullen deze zaak niet kunnen doen, dat
94 Gen 31:19 | jongeling vertoogde niet, deze zaak te doen; want hij had
95 Gen 31:21 | 21 Deze mannen zijn vreedzaam met
96 Gen 31:22 | 22 Doch hierin zullen deze mannen ons ter wille zijn,
97 Gen 32:17 | tot haar: Vrees niet; want deze zoon zult gij ook hebben! ~
98 Gen 32:26 | dienstmaagd: Gad en Aser. Deze zijn de zonen van Jakob,
99 Gen 34:11 | doch zijn vader bewaarde deze zaak. ~
100 Gen 34:15 | het veld); zo vraagde hem deze man, zeggende: Wat zoekt
101 Gen 34:27 | Komt, en laat ons hem aan deze Ismaelieten verkopen, en
102 Gen 34:28 | en verkochten Jozef aan deze Ismaelieten voor twintig
103 Gen 34:32 | gevonden; beken toch, of deze uws zoons rok zij, of niet. ~
104 Gen 35:11 | Dat niet misschien ook deze sterve, gelijk zijn broeders!
105 Gen 35:21 | Waar is de hoer, die bij deze twee fonteinen aan den weg
106 Gen 35:23 | verachting worden; zie, ik heb deze bok gezonden; maar gij hebt
107 Gen 35:25 | zeggen: Bij den man, wiens deze dingen zijn, ben ik zwanger;
108 Gen 35:25 | zeide: Beken toch, wiens deze zegelring, en deze snoeren,
109 Gen 35:25 | wiens deze zegelring, en deze snoeren, en deze staf zijn. ~
110 Gen 35:25 | zegelring, en deze snoeren, en deze staf zijn. ~
111 Gen 35:28 | om zijn hand, zeggende: Deze komt het eerst uit. ~
112 Gen 36:7 | 7 En het geschiedde na deze dingen, dat de huisvrouw
113 Gen 36:19 | hem sprak, zeggende: Naar deze zelfde woorden heeft mij
114 Gen 36:24 | 1 En het geschiedde na deze dingen, dat de schenker
115 Gen 37:19 | andere koeien kwamen op na deze, mager en zeer lelijk van
116 Gen 37:35 | dat zij alle spijze van deze aankomende goede jaren verzamelen,
117 Gen 37:38 | wij wel een man vinden als deze, in welken Gods Geest is? ~
118 Gen 38:21 | hoorden niet! daarom komt deze benauwdheid over ons. ~
119 Gen 38:36 | gij Benjamin wegnemen! al deze dingen zijn tegen mij! ~
120 Gen 39:16 | over zijn huis was: Breng deze mannen naar het huis toe,
121 Gen 39:16 | en maak het gereed; want deze mannen zullen te middag
122 Gen 39:17 | gezegd had; en de man bracht deze mannen in het huis van Jozef. ~
123 Gen 39:18 | 18 Toen vreesden deze mannen, omdat zij in het
124 Gen 39:24 | 24 Daarna bracht de man deze mannen in het huis van Jozef,
125 Gen 40:3 | licht werd, zo liet men deze mannen trekken, hen en hun
126 Gen 40:5 | 5 Is het deze niet, waaruit mijn heer
127 Gen 40:26 | man niet mogen zien, zo deze onze kleinste broeder niet
128 Gen 40:29 | 29 Indien gij nu deze ook van mijn aangezicht
129 Gen 40:30 | zijn ziel aan de ziel van deze gebonden is), ~
130 Gen 42:18 | had; en zij baarde Jakob deze zestien zielen. ~
131 Gen 44:1 | 1 Het geschiedde nu na deze dingen, dat men Jozef zeide:
132 Gen 44:8 | Jozef, en zeide: Wiens zijn deze?
133 Gen 44:16 | heeft van alle kwaad, zegene deze jongeren, en dat in hen
134 Gen 44:18 | Niet alzo, mijn vader! want deze is de eerstgeborene; leg
135 Gen 45:28 | 28 Al deze stammen van Israel zijn
136 Exo 1:18 | tot haar: Waarom hebt gij deze zaak gedaan, dat gij de
137 Exo 2:14 | Mozes, en zeide: Voorwaar, deze zaak is bekend geworden! ~
138 Exo 2:15 | 15 Als nu Farao deze zaak hoorde, zo zocht hij
139 Exo 4:9 | zal geschieden, zo zij ook deze twee tekenen niet geloven,
140 Exo 5:7 | 7 Gij zult voortaan aan deze lieden geen stro meer geven,
141 Exo 5:9 | verzware den dienst over deze mannen, dat zij daaraan
142 Exo 7:17 | is, op het water, dat in deze rivier is, slaan, en het
143 Exo 8:9 | volk, vuriglijk bidden, om deze vorsen van u en van uw huizen
144 Exo 8:21 | huizen der Egyptenaren met deze vermenging zullen vervuld
145 Exo 8:24 | land werd verdorven van deze vermenging. ~
146 Exo 8:29 | HEERE vuriglijk bidden, dat deze vermenging van ongedierte
147 Exo 9:5 | zeggende: Morgen zal de HEERE deze zaak in dit land doen. ~
148 Exo 9:6 | 6 En de HEERE deed deze zaak des anderen daags;
149 Exo 9:19 | verzameld zal zijn, als deze hagel op hen vallen zal,
150 Exo 10:1 | zijner knechten, opdat Ik deze Mijn tekenen in het midden
151 Exo 10:7 | tot hem: Hoe lang zal ons deze tot een strik zijn, laat
152 Exo 10:14 | dergelijke sprinkhanen, als deze, nooit geweest, en na dezen
153 Exo 11:8 | 8 Dan zullen al deze uw knechten tot mij afkomen,
154 Exo 11:10 | Mozes en Aaron hebben al deze wonderen gedaan voor Farao'
155 Exo 12:2 | 2 Deze zelfde maand zal ulieden
156 Exo 12:14 | 14 En deze dag zal ulieden wezen ter
157 Exo 12:24 | 24 Onderhoudt dan deze zaak, tot een inzetting
158 Exo 12:42 | Egypteland geleid heeft; deze is de nacht des HEEREN,
159 Exo 13:5 | gij dezen dienst houden in deze maand. ~
160 Exo 13:10 | 10 Daarom onderhoudt deze inzetting ter bestemder
161 Exo 14:11 | weggenomen, opdat wij in deze woestijn sterven zouden?
162 Exo 14:12 | Egyptenaren te dienen, dan in deze woestijn te sterven. ~
163 Exo 15:2 | mij tot een Heil geweest; deze is mijn God; daarom zal
164 Exo 16:3 | gijlieden hebt ons uitgeleid in deze woestijn, om deze ganse
165 Exo 16:3 | uitgeleid in deze woestijn, om deze ganse gemeente door den
166 Exo 16:32 | ulieden heb te eten gegeven in deze woestijn, toen Ik u uit
167 Exo 17:12 | onderstutten zijn handen, de een op deze, en ander op de andere zijde;
168 Exo 18:18 | hetwelk bij u is; want deze zaak is te zwaar voor u,
169 Exo 18:23 | 23 Indien gij deze zaak doet, en God het u
170 Exo 19:7 | voor hun aangezichten al deze woorden, die de HEERE hem
171 Exo 20:1 | 1 Toen sprak God al deze woorden, zeggende: ~
172 Exo 21:10 | andere neemt, zo zal hij aan deze haar spijs, haar deksel,
173 Exo 21:11 | 11 En indien hij haar deze drie dingen niet doet, zo
174 Exo 24:3 | stem, en zij zeiden: Al deze woorden, die de HEERE gesproken
175 Exo 25:19 | cherub uit het ene einde aan deze zijde, en den andere cherub
176 Exo 25:28 | 28 Deze handbomen nu zult gij van
177 Exo 25:30 | 30 En gij zult op deze tafel altijd het toonbrood
178 Exo 25:31 | maken. Van dicht werk zal deze kandelaar gemaakt worden,
179 Exo 26:2 | gordijn van vier ellen; al deze gordijnen zullen een maat
180 Exo 26:5 | tweede samenvoegende is; deze striklisjes zullen het ene
181 Exo 26:6 | de ene aan de andere, met deze haakjes, opdat het een tabernakel
182 Exo 26:8 | ener gordijn vier ellen; deze elf gordijnen zullen een
183 Exo 26:13 | 13 En een el van deze, en een el van gene zijde
184 Exo 26:13 | zijden des tabernakels, aan deze en aan gene zijde, om dien
185 Exo 26:33 | den voorhang brengen; en deze voorhang zal ulieden een
186 Exo 28:11 | zegelen graveert, zult gij deze twee stenen graveren, met
187 Exo 28:21 | 21 En deze stenen zullen zijn met de
188 Exo 30:13 | de sikkel des heiligdoms (deze sikkel is twintig gera);
189 Exo 30:33 | zulk een zalf maken zal als deze, of die daarvan op wat vreemds
190 Exo 30:34 | mirresap, en oniche, en galban, deze welriekende specerijen,
191 Exo 32:15 | getuigenis in zijn hand; deze tafelen waren op haar beide
192 Exo 33:15 | getuigenis in zijn hand; deze tafelen waren op haar beide
193 Exo 34:13 | Uw ogen; en zie aan, dat deze natie Uw volk is! ~
194 Exo 34:17 | de HEERE tot Mozes: Ook deze zelfde zaak, die gij gesproken
195 Exo 34:50 | HEERE tot Mozes: Schrijf u deze woorden; want naar luid
196 Exo 36:9 | gordijn van vier ellen; al deze gordijnen hadden een maat. ~
197 Exo 36:12 | tweede samenvoegende was; deze striklisjes vatten de ene
198 Exo 36:13 | de ene aan de andere, met deze haakjes, dat het een tabernakel
199 Exo 36:15 | de breedte ener gordijn; deze elf gordijnen hadden een
200 Exo 37:8 | cherub uit het ene einde aan deze zijde, en den anderen cherub
201 Exo 37:17 | Van dicht werk maakte hij deze kandelaar, zijn schacht,
202 Exo 38:14 | 14 De behangselen aan deze zijde waren vijftien ellen,
203 Exo 39:14 | 14 Deze stenen nu, met de namen
204 Lev 9:6 | 6 En Mozes zeide: Deze zaak, die de HEERE geboden
205 Lev 11:4 | 4 Deze nochtans zult gij niet eten,
206 Lev 11:13 | van het gevogelte zult gij deze verfoeien, zij zullen niet
207 Lev 11:22 | 22 Van die zult gij deze eten: de sprinkhaan naar
208 Lev 11:24 | 24 En aan deze zult gij verontreinigd worden;
209 Lev 13:46 | 46 Al de dagen, in welke deze plaag aan hem zal zijn,
210 Lev 18:24 | Verontreinigt u niet met enige van deze; want de heidenen, die Ik
211 Lev 18:24 | uitwerpe, zijn met alle deze verontreinigd; ~
212 Lev 18:27 | geweest zijn, hebben al deze gruwelen gedaan; en het
213 Lev 18:29 | 29 Want al wie enige van deze gruwelen doen zal, die zielen,
214 Lev 20:23 | aangezicht uitwerp; want al deze dingen hebben zij gedaan;
215 Lev 22:22 | etterige schurftheid hebbende, deze zult gij den HEERE niet
216 Lev 22:25 | hand des vreemden van al deze dingen uw God geen spijs
217 Lev 22:33 | heilige samenroepingen zijn; deze zijn Mijn gezette hoogtijden. ~
218 Lev 22:35 | 4 Deze zijn de gezette hoogtijden
219 Lev 22:65 | den vijftienden dag van deze zevende maand zal het feest
220 Lev 23:10 | man was; en de zoon van deze Israelietische en een Israelietisch
221 Lev 25:14 | Mij niet zult horen, en al deze geboden niet zult doen; ~
222 Lev 25:18 | 18 En zo gij Mij tot deze dingen toe nog niet horen
223 Lev 25:23 | 23 Indien gij nog door deze dingen Mij niet getuchtigd
224 Num 1:5 | 5 Deze zijn nu de namen der mannen,
225 Num 5:23 | 23 Daarna zal de priester deze zelfde vloeken op een cedeltje
226 Num 5:30 | en de priester aan haar deze ganse wet volbrenge. ~
227 Num 7:2 | hunner vaderen, offerden; deze waren de oversten der stammen,
228 Num 9:3 | Op den veertienden dag in deze maand, tussen twee avonden
229 Num 14:2 | waren! of, och, of wij in deze woestijn gestorven waren! ~
230 Num 14:27 | 27 Hoe lang zal Ik bij deze boze vergadering zijn, die
231 Num 14:29 | dode lichamen zullen in deze woestijn vallen; en al uw
232 Num 14:32 | dode lichamen zullen in deze woestijn vallen! ~
233 Num 14:33 | kinderen zullen gaan weiden in deze woestijn, veertig jaren,
234 Num 14:33 | lichamen verteerd zijn in deze woestijn. ~
235 Num 14:35 | gesproken: zo Ik dit aan deze ganse boze vergadering dergenen,
236 Num 14:35 | niet doe, zij zullen in deze woestijn te niet worden,
237 Num 14:39 | 39 En Mozes sprak deze woorden tot al de kinderen
238 Num 15:13 | 13 Alle inboorling zal deze dingen alzo doen, offerende
239 Num 15:22 | en niet gedaan hebben al deze geboden, die de HEERE tot
240 Num 16:3 | is te veel voor u, want deze ganse vergadering, zij allen,
241 Num 16:19 | heerlijkheid des HEEREN aan deze ganse vergadering. ~
242 Num 16:21 | u af uit het midden van deze vergadering, en Ik zal hen
243 Num 16:22 | hebben, en zult Gij U over deze ganse vergadering grotelijks
244 Num 16:24 | 24 Spreek tot deze vergadering, zeggende: Gaat
245 Num 16:28 | mij gezonden heeft, om al deze daden te doen, dat zij niet
246 Num 16:29 | 29 Indien deze zullen sterven, gelijk alle
247 Num 16:30 | alsdan zult gij bekennen, dat deze mannen de HEERE getergd
248 Num 16:31 | als hij geeindigd had al deze woorden te spreken, zo werd
249 Num 16:45 | u op uit het midden van deze vergadering, en Ik zal hen
250 Num 17:7 | 7 En Mozes legde deze staven weg, voor het aangezicht
251 Num 17:9 | 9 Toen bracht Mozes al deze staven uit, van voor het
252 Num 18:7 | 7 En Mozes legde deze staven weg, voor het aangezicht
253 Num 18:9 | 9 Toen bracht Mozes al deze staven uit, van voor het
254 Num 20:4 | de gemeente des HEEREN in deze woestijn gebracht, dat wij
255 Num 20:5 | Egypte, om ons te brengen in deze kwade plaats? Het is geen
256 Num 20:10 | wij water voor ulieden uit deze steenrots hervoorbrengen? ~
257 Num 20:12 | Israel, daarom zult gijlieden deze gemeente niet inbrengen
258 Num 21:7 | bid den HEERE, dat Hij deze slangen van ons wegneme.
259 Num 21:13 | zij, en legerden zich aan deze zijde van de Arnon, welke
260 Num 21:25 | 25 Alzo nam Israel al deze steden in; en Israel woonde
261 Num 22:1 | vlakken velden van Moab, aan deze zijde van de Jordaan van
262 Num 22:4 | der Midianieten: Nu zal deze gemeente oplikken al wat
263 Num 22:24 | wijngaarden, zijnde een muur aan deze, en een muur aan gene zijde. ~
264 Num 22:32 | een tegenpartij, dewijl deze weg van Mij afwijkt. ~
265 Num 22:35 | tot Bileam: Ga heen met deze mannen; maar alleenlijk
266 Num 26:9 | Nemuel, en Dathan, en Abiram; deze Dathan en Abiram waren de
267 Num 26:59 | Levi baarde in Egypte; en deze baarde aan Amram, Aaron,
268 Num 27:16 | vlees, een man stelle over deze vergadering. ~
269 Num 28:23 | brandoffer is, zult gij deze dingen bereiden. ~
270 Num 28:24 | 24 Achtervolgens deze dingen zult gij des daags,
271 Num 29:39 | 39 Deze dingen zult gij den HEERE
272 Num 31:16 | 16 Ziet, deze waren, door den raad van
273 Num 31:54 | land van Gilead, en ziet, deze plaats was een plaats voor
274 Num 31:64 | 11 Indien deze mannen, die uit Egypte opgetogen
275 Num 31:72 | toegekomen zal zijn aan deze zijde van de Jordaan, tegen
276 Num 31:73 | Mozes tot hen: Indien gij deze zaak doen zult, indien gij
277 Num 31:85 | erfenis zullen wij hebben aan deze zijde van de Jordaan. ~
278 Num 33:4 | 4 En deze landpale zal u omgaan van
279 Num 33:5 | 5 Voorts zal deze landpale omgaan van Azmon
280 Num 33:7 | landpale van het noorden deze zijn: van de grote zee af
281 Num 33:9 | 9 En deze landpale zal uitgaan naar
282 Num 33:11 | 11 En deze landpale zal afgaan van
283 Num 33:11 | oosten van Ain; daarna zal deze landpale afgaan en strekken
284 Num 33:12 | 12 Voorts zal deze landpale afgaan langs de
285 Num 33:15 | hun erfenis ontvangen aan deze zijde van de Jordaan, van
286 Num 34:7 | acht en veertig steden, deze met haar voorsteden. ~
287 Num 34:12 | 12 En deze steden zullen u tot een
288 Num 34:13 | 13 En deze steden, die gij geven zult,
289 Num 34:14 | vrijsteden zult gij geven op deze zijde van de Jordaan, en
290 Num 34:16 | een doodslager is hij; deze doodslager zal zekerlijk
291 Num 34:17 | een doodslager is hij; deze doodslager zal zekerlijk
292 Num 34:18 | een doodslager is hij; deze doodslager zal zekerlijk
293 Num 34:24 | tussen den bloedwreker, naar deze zelve rechten. ~
294 Num 34:29 | 29 En deze dingen zullen ulieden zijn
295 Deu 1:1 | Israel gesproken heeft, aan deze zijde van de Jordaan, in
296 Deu 1:5 | 5 Aan deze zijde van de Jordaan, in
297 Deu 1:5 | van Moab, hief Mozes aan, deze wet uit te leggen, zeggende: ~
298 Deu 1:23 | 23 Deze zaak nu was goed in mijn
299 Deu 1:31 | hebt, totdat gij kwaamt aan deze plaats. ~
300 Deu 1:35 | 35 Zo iemand van deze mannen, van dit kwade geslacht,
301 Deu 2:7 | Hij kent uw wandelen door deze zo grote woestijn; deze
302 Deu 2:7 | deze zo grote woestijn; deze veertig jaren is de HEERE,
303 Deu 3:8 | koningen der Amorieten, die aan deze zijde van de Jordaan waren,
304 Deu 3:21 | HEERE, ulieder God, aan deze twee koningen gedaan heeft;
305 Deu 3:26 | spreek niet meer tot Mij van deze zaak. ~
306 Deu 3:27 | ogen; want gij zult over deze Jordaan niet gaan. ~
307 Deu 4:6 | ogen der volken, die al deze inzettingen horen zullen,
308 Deu 4:8 | inzettingen en rechten heeft, als deze ganse wet is, die ik heden
309 Deu 4:30 | angst zult zijn, en u al deze dingen zullen treffen; in
310 Deu 4:41 | Mozes drie steden uit, aan deze zijde van de Jordaan, tegen
311 Deu 4:42 | haatte; dat hij in een van deze steden vlood en levend bleef; ~
312 Deu 4:46 | 46 Aan deze zijde van de Jordaan, in
313 Deu 4:47 | koningen der Amorieten, die aan deze zijde van de Jordaan waren,
314 Deu 4:49 | al het vlakke veld, aan deze zijde van de Jordaan, naar
315 Deu 5:22 | 22 Deze woorden sprak de HEERE tot
316 Deu 6:6 | 6 En deze woorden, die ik u heden
317 Deu 6:24 | HEERE gebood ons te doen al deze inzettingen, om te vrezen
318 Deu 6:25 | zullen waarnemen te doen al deze geboden, voor het aangezicht
319 Deu 7:12 | het geschieden, omdat gij deze rechten zult horen, en houden,
320 Deu 7:17 | Zo gij in uw hart zeidet: Deze volken zijn meerder dan
321 Deu 7:22 | En de HEERE, uw God, zal deze volken voor uw aangezicht
322 Deu 8:2 | dien u den HEERE, uw God, deze veertig jaren in de woestijn
323 Deu 8:4 | voet is niet gezwollen, deze veertig jaren. ~
324 Deu 9:7 | zijt, totdat gij kwaamt aan deze plaats, zijt gijlieden wederspannig
325 Deu 10:21 | Die bij u gedaan heeft deze grote en vreselijke dingen,
326 Deu 11:5 | totdat gij gekomen zijt aan deze plaats. ~
327 Deu 11:18 | 18 Legt dan deze mijn woorden in uw hart,
328 Deu 11:22 | gij naarstiglijk houdt al deze geboden, die ik u gebiede
329 Deu 11:23 | 23 Zo zal de HEERE al deze volken voor uw aangezicht
330 Deu 12:28 | Neemt waar, en hoort al deze woorden, die ik u gebiede,
331 Deu 12:30 | goden, zeggende: Gelijk als deze volken hun goden gediend
332 Deu 14:7 | 7 Maar deze zult gij niet eten, van
333 Deu 14:7 | haas, en het konijn; want deze herkauwen wel, maar zij
334 Deu 14:12 | 12 Maar deze zijn het, van dewelke gij
335 Deu 15:5 | gij waarneemt te doen al deze geboden, die ik u heden
336 Deu 15:15 | daarom gebiede ik u heden deze zake. ~
337 Deu 16:12 | zijt in Egypte; en gij zult deze inzettingen houden en doen. ~
338 Deu 17:18 | hij zich een dubbel van deze wet afschrijven in een boek,
339 Deu 17:19 | de woorden dezer wet en deze inzettingen, om die te doen; ~
340 Deu 18:14 | 14 Want deze volken, die gij zult erven,
341 Deu 19:9 | drie steden toedoen tot deze drie; ~
342 Deu 20:20 | een bolwerk bouwen tegen deze stad, dewelke tegen u krijg
343 Deu 21:4 | zal zijn; en zij zullen deze jonge koe aldaar in het
344 Deu 21:6 | zullen hun handen wassen over deze jonge koe, die in dat dal
345 Deu 21:20 | de oudsten zijner stad: Deze onze zoon is afwijkende
346 Deu 22:14 | haar uitbrengen, en zeggen: Deze vrouw heb ik genomen, en
347 Deu 22:15 | Dan zullen de vader van deze jonge dochter en haar moeder
348 Deu 22:21 | 21 Zo zullen zij deze jonge dochter uitbrengen
349 Deu 22:26 | dood aan het leven, alzo is deze zaak. ~
350 Deu 24:3 | 3 En deze laatste man haar gehaat,
351 Deu 24:3 | hebben laten gaan; of als deze laatste man, die ze voor
352 Deu 24:7 | en verkoopt hem; zo zal deze dief sterven, en gij zult
353 Deu 24:18 | verlost; daarom gebiede ik u deze zaak te doen. ~
354 Deu 24:22 | zijt; daarom gebiede ik u deze zaak te doen. ~
355 Deu 26:9 | Hij heeft ons gebracht tot deze plaats; en Hij heeft ons
356 Deu 26:16 | gebiedt u de HEERE, uw God, deze inzettingen en rechten te
357 Deu 27:1 | volk, zeggende: Behoudt al deze geboden, die ik ulieden
358 Deu 27:8 | 8 En gij zult op deze stenen schrijven alle woorden
359 Deu 28:2 | 2 En al deze zegeningen zullen over u
360 Deu 28:15 | heden gebiede; zo zullen al deze vloeken over u komen, en
361 Deu 28:45 | 45 En al deze vloeken zullen over u komen,
362 Deu 29:7 | 7 Toen gij nu kwaamt aan deze plaats, toog Sihon, de koning
363 Deu 30:1 | het geschieden, wanneer al deze dingen over u zullen gekomen
364 Deu 30:1 | over u zullen gekomen zijn, deze zegen of deze vloek, die
365 Deu 30:1 | gekomen zijn, deze zegen of deze vloek, die ik u voorgesteld
366 Deu 31:1 | ging Mozes heen, en sprak deze woorden tot gans Israel, ~
367 Deu 31:2 | mij gezegd: Gij zult over deze Jordaan niet gaan. ~
368 Deu 31:3 | aangezicht overgaan; Die zal deze volken van voor uw aangezicht
369 Deu 31:9 | 9 En Mozes schreef deze wet, en gaf ze aan de priesteren,
370 Deu 31:11 | verkoren hebben, zult gij deze wet voor gans Israel uitroepen,
371 Deu 31:17 | dage zal zeggen: Hebben mij deze kwaden niet getroffen, omdat
372 Deu 31:28 | ambtlieden; dat ik voor hun oren deze woorden spreke, en tegen
373 Deu 32:49 | Klim op den berg Abarim (deze is de berg Nebo, die in
374 Joz 1:2 | maak u nu op, trek over deze Jordaan, gij en al dit volk,
375 Joz 1:11 | dagen zult gijlieden over deze Jordaan gaan, dat gij ingaat,
376 Joz 1:14 | land, dat Mozes ulieden aan deze zijde van de Jordaan gegeven
377 Joz 1:15 | ulieden gegeven heeft, aan deze zijde van de Jordaan, tegen
378 Joz 2:14 | sterven, indien gijlieden deze onze zaak niet te kennen
379 Joz 2:20 | 20 Maar indien gij deze onze zaak te kennen zult
380 Joz 4:6 | zullen, zeggende: Wat zijn u deze stenen? ~
381 Joz 4:7 | Jordaan afgesneden; zo zullen deze stenen den kinderen Israels
382 Joz 4:21 | zullen, zeggende: Wat zijn deze stenen? ~
383 Joz 4:22 | het droge is Israel door deze Jordaan gegaan. ~
384 Joz 5:1 | koningen der Amorieten, die aan deze zijde van de Jordaan westwaarts,
385 Joz 6:7 | Trekt door en gaat rondom deze stad; en wie toegerust is,
386 Joz 6:17 | 17 Doch deze stad zal den HEERE verbannen
387 Joz 6:26 | HEEREN, die zich opmaken en deze stad Jericho bouwen zal;
388 Joz 8:22 | midden der Israelieten waren, deze van hier en gene van daar;
389 Joz 8:33 | zijn rechters, stonden aan deze en aan gene zijde der ark,
390 Joz 9:1 | al de koningen, die aan deze zijde van de Jordaan waren,
391 Joz 9:13 | 13 En deze lederen wijnzakken, die
392 Joz 9:13 | zij zijn gescheurd; en deze onze klederen, en onze schoenen
393 Joz 9:13 | zijn oud geworden, vanwege deze zeer lange reis. ~
394 Joz 9:24 | aangezichten; daarom hebben wij deze zaak gedaan. ~
395 Joz 10:42 | 42 En Jozua nam al deze koningen en hun land op
396 Joz 11:5 | 5 Al deze koningen werden vergaderd,
397 Joz 11:10 | te voren het hoofd van al deze koninkrijken. ~
398 Joz 11:18 | voerde Jozua krijg tegen al deze koningen. ~
399 Joz 12:7 | de kinderen Israels, aan deze zijde van de Jordaan tegen
400 Joz 12:24 | koning van Thirza, een. Al deze koningen zijn een en dertig. ~ ~
401 Joz 13:12 | Astharoth, en te Edrei; deze is overig gebleven uit het
402 Joz 15:6 | 6 En deze landpale zal opgaan tot
403 Joz 15:6 | noorden naar Beth-araba; en deze landpale zal opgaan tot
404 Joz 15:7 | 7 Verder zal deze landpale opgaan naar Debir,
405 Joz 15:7 | der beek is. Daarna zal deze landpale doorgaan tot het
406 Joz 15:8 | 8 En deze landpale zal opgaan door
407 Joz 15:8 | dezelve is Jeruzalem; en deze landpale zal opwaarts gaan
408 Joz 15:9 | 9 Daarna zal deze landpale strekken van de
409 Joz 15:9 | gebergte Efron. Verder zal deze landpale strekken naar Baala;
410 Joz 15:9 | landpale strekken naar Baala; deze is Kirjath-Jearim. ~
411 Joz 15:10 | 10 Daarna zal deze landpale zich omkeren Baala
412 Joz 15:10 | Jearim van het noorden; deze is Chesalon; en zij zal
413 Joz 15:11 | 11 Verder zal deze landpale uitgaan aan de
414 Joz 15:11 | van Ekron, noordwaarts, en deze landpale zal strekken naar
415 Joz 15:32 | Silhim, en Ain, en Rimmon. Al deze steden zijn negen en twintig
416 Joz 16:5 | naar hun huisgezinnen, is deze: te weten, de landpale huns
417 Joz 16:6 | 6 En deze landpale gaat uit tegen
418 Joz 16:6 | Michmetath, van het noorden, en deze landpale keert zich om tegen
419 Joz 16:8 | 8 Van Tappuah gaat deze landpale westwaarts naar
420 Joz 17:7 | die voor aan Sichem is; en deze landpale gaat ter rechterhand
421 Joz 17:9 | tegen het zuiden der beek. Deze steden zijn van Efraim in
422 Joz 18:12 | noordwaarts van de Jordaan; en deze landpale gaat opwaarts aan
423 Joz 18:13 | Beth-El, zuidwaarts; en deze landpale gaat af naar Atroth-Addar,
424 Joz 18:15 | uiterste van Kirjath-Jearim; en deze landpale gaat uit ten westen,
425 Joz 18:16 | 16 En deze landpale gaat af tot aan
426 Joz 18:19 | 19 Verder gaat deze landpale door aan de zijde
427 Joz 18:19 | noordwaarts, en de uitgangen van deze landpale zijn aan de tong
428 Joz 18:28 | En Zela, Elef en Jebusi (deze is Jeruzalem), Gibath, Kirjath:
429 Joz 19:8 | al de dorpen, die rondom deze steden waren, tot Baalath-Beer,
430 Joz 19:14 | 14 En deze landpale keert zich om tegen
431 Joz 19:16 | naar hun huisgezinnen; deze steden en haar dorpen. ~
432 Joz 19:22 | 22 En deze landpale reikt aan Thabor,
433 Joz 19:29 | 29 En deze landpale wendt zich naar
434 Joz 19:29 | vaste stad Tyrus; dan keert deze landpale naar Hosa, en haar
435 Joz 19:31 | naar hun huisgezinnen, deze steden en haar dorpen. ~
436 Joz 19:34 | 34 En deze landpale wendt zich westwaarts
437 Joz 19:48 | naar hun huisgezinnen, deze steden en haar dorpen. ~
438 Joz 20:7 | Efraim, en Kirjath-Arba, deze is Hebron, op het gebergte
439 Joz 21:3 | naar den mond des HEEREN, deze steden en de voorsteden
440 Joz 21:8 | Israels aan de Levieten deze steden en haar voorsteden,
441 Joz 21:9 | der kinderen van Simeon, deze steden, die men bij name
442 Joz 21:16 | voorsteden; negen steden van deze twee stammen. ~
443 Joz 22:15 | 42 Deze steden waren elk met haar
444 Joz 23:7 | erfdeel bij hun broederen, aan deze zijde van de Jordaan westwaarts.
445 Joz 23:24 | dit niet uit zorg vanwege deze zaak gedaan hebben, zeggende:
446 Joz 23:31 | midden van ons is, dewijl gij deze overtreding tegen den HEERE
447 Joz 24:3 | God, gedaan heeft aan al deze volken voor uw aangezicht;
448 Joz 24:4 | 4 Ziet, ik heb u deze overige volken door het
449 Joz 24:7 | Dat gij niet ingaat tot deze volken: deze, die overgebleven
450 Joz 24:7 | ingaat tot deze volken: deze, die overgebleven zijn bij
451 Joz 24:12 | afkeert, en het overige van deze volken aanhangt, van deze,
452 Joz 24:12 | deze volken aanhangt, van deze, die bij u overgebleven
453 Joz 24:13 | God, niet voortvaren zal deze volken van voor uw aangezicht
454 Joz 25:17 | heeft opgebracht, en Die deze grote tekenen voor onze
455 Joz 25:26 | 26 En Jozua schreef deze woorden in het wetboek Gods;
456 Joz 25:27 | tot het ganse volk: Ziet, deze steen zal ons tot een getuigenis
457 Joz 25:29 | 29 En het geschiedde na deze dingen, dat Jozua, de zoon
458 Ric 1:26 | 26 Toen toog deze man in het land der Hethieten,
459 Ric 2:4 | als de Engel des HEEREN deze woorden tot alle kinderen
460 Ric 2:23 | 23 Alzo liet de HEERE deze heidenen blijven, dat Hij
461 Ric 4:4 | huisvrouw van Lappidoth, deze richtte te dier tijd Israel. ~
462 Ric 5:14 | hem, en zeide: Ga heen in deze uw kracht, en gij zult Israel
463 Ric 6:4 | welken Ik tot u zeggen zal: Deze zal met u trekken, die zal
464 Ric 6:4 | van welken Ik zeggen zal: Deze zal niet met u trekken,
465 Ric 6:7 | HEERE zeide tot Gideon: Door deze driehonderd mannen, die
466 Ric 7:9 | vrede wederkome, zal ik deze toren afwerpen. ~
467 Ric 8:31 | gekomen, en zie, zij, met deze stad, handelen vijandiglijk
468 Ric 8:33 | maak u vroeg op, en overval deze stad; en zie, zo hij en
469 Ric 10:37 | zij tot haar vader: Laat deze zaak aan mij geschieden:
470 Ric 12:3 | des HEEREN verscheen aan deze vrouw, en Hij zeide tot
471 Ric 12:6 | 6 Toen kwam deze vrouw in, en sprak tot haar
472 Ric 12:11 | gij die Man, Dewelke tot deze vrouw gesproken hebt? En
473 Ric 12:24 | 24 Daarna baarde deze vrouw een zoon, en zij noemde
474 Ric 13:17 | der dagen in dewelke zij deze bruiloft hadden; zo geschiedde
475 Ric 16:7 | van het geslacht van Juda; deze was een Leviet, en verkeerde
476 Ric 16:8 | 8 En deze man was uit die stad, uit
477 Ric 17:12 | Juda; daarom noemden zij deze plaats, Machane-Dan, tot
478 Ric 18:11 | toch voort, en laat ons in deze stad der Jebusieten wijken,
479 Ric 18:23 | zo kwalijk niet; naardien deze man in mijn huis gekomen
480 Ric 18:26 | 26 En deze vrouw kwam tegen het aanbreken
481 Ric 19:11 | van Israel verzameld tot deze stad, verbonden als een
482 Ric 19:16 | mannen, welke links waren; deze allen slingerden met een
483 Ric 19:17 | die het zwaard uittrokken; deze allen waren mannen van oorlog. ~
484 Ric 19:44 | achttien duizend mannen; deze allen waren strijdbare mannen. ~
485 Ric 20:22 | voor een ieder van hen in deze krijg genomen hebben; want
486 Rut 1:5 | stierven ook; alzo werd deze vrouw overgelaten na haar
487 Rut 2:5 | maaiers gezet was: Wiens is deze jonge vrouw? ~
488 Rut 2:6 | was, antwoordde en zeide: Deze is de Moabietische jonge
489 Rut 3:10 | mijn dochter! Gij hebt deze uw laatste weldadigheid
490 Rut 3:17 | 17 Ook zeide zij: Deze zes maten gerst heeft hij
491 Rut 3:18 | rusten, tenzij dat hij heden deze zaak voleind hebbe. ~ ~ ~ ~ ~
492 Rut 4:11 | getuigen; de HEERE make deze vrouw, die in uw huis komt,
493 Rut 4:12 | de HEERE u geven zal uit deze jonge vrouw. ~
494 Rut 4:17 | noemden zijn naam Obed; deze is de vader van Isai, Davids
495 1Sa 1:3 | 3 Deze man nu ging opwaarts uit
496 1Sa 1:27 | 27 Ik bad om deze jongeling, en de HEERE heeft
497 1Sa 2:20 | De HEERE geve u zaad uit deze vrouw voor de bede, die
498 1Sa 2:23 | al zulke dingen, dat ik deze uw boze stukken hore van
499 1Sa 4:8 | ons redden uit de hand van deze heerlijke goden? Dit zijn
500 1Sa 4:19 | bevrucht, zij zou baren; als deze de tijding hoorde, dat de
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1817 |