1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1817
Book Chapter: Verse
501 1Sa 9:6 | toch, er is een man Gods in deze stad, en hij is een geeerd
502 1Sa 9:17 | welken Ik u gezegd heb: Deze zal over Mijn volk heersen. ~
503 1Sa 10:7 | het zal geschieden, als u deze tekenen zullen komen, doe
504 1Sa 10:27 | Belials zeiden: Wat zou ons deze verlossen? en zij verachtten
505 1Sa 11:2 | rechteroog uitsteke; en dat ik deze schande op gans Israel legge. ~
506 1Sa 11:4 | Gibea-Sauls kwamen, zo spraken zij deze woorden voor de oren van
507 1Sa 11:6 | vaardig over Saul, als hij deze woorden hoorde; en zijn
508 1Sa 12:8 | Egypte, en deden hen aan deze plaats wonen. ~
509 1Sa 14:4 | scherpte van een steenklip aan deze zijde, en een scherpte van
510 1Sa 14:14 | 14 Deze eerste slag nu, waarmede
511 1Sa 14:38 | verneemt, en ziet, waarin deze zonde heden geschied zij. ~
512 1Sa 14:45 | Zou Jonathan sterven, die deze grote verlossing in Israel
513 1Sa 14:49 | zijner twee dochteren waren deze: de naam der eerstgeborenen
514 1Sa 16:6 | en dacht: Zekerlijk, is deze voor den HEERE, Zijn gezalfde. ~
515 1Sa 16:12 | Sta op, zalf hem, want deze is het. ~
516 1Sa 17:3 | stonden aan een berg aan deze zijde; en de vallei was
517 1Sa 17:8 | 8 Deze nu stond, en riep tot de
518 1Sa 17:11 | Saul en het ganse Israel deze woorden van den Filistijn
519 1Sa 17:17 | van dit geroost koren, en deze tien broden, en breng ze
520 1Sa 17:18 | 18 Maar breng deze tien melkkazen aan de oversten
521 1Sa 17:26 | Israel wendt? Want wie is deze onbesneden Filistijn, dat
522 1Sa 17:36 | beer geslagen; alzo zal deze onbesneden Filistijn zijn,
523 1Sa 17:39 | David tot Saul: Ik kan in deze niet gaan, want ik heb het
524 1Sa 17:47 | 47 En deze ganse vergadering zal weten,
525 1Sa 17:55 | krijgsoverste: Wiens zoon is deze jongeling, Abner? En Abner
526 1Sa 17:56 | Vraag gij het, wiens zoon deze jongeling is. ~
527 1Sa 18:23 | knechten van Saul spraken deze woorden voor de oren van
528 1Sa 18:26 | knechten nu boodschapten David deze woorden. En die zaak was
529 1Sa 19:7 | en Jonathan gaf hem al deze woorden te kennen; en Jonathan
530 1Sa 20:2 | waarom zou dan mijn vader deze zaak van mij verbergen?
531 1Sa 21:11 | Achis zeiden tot hem: Is deze niet David, de koning des
532 1Sa 21:12 | 12 En David legde deze woorden in zijn hart; en
533 1Sa 21:15 | om voor mij te razen? Zal deze in mijn huis komen? ~ ~ ~
534 1Sa 22:15 | want uw knecht heeft van al deze dingen niet geweten, klein
535 1Sa 23:2 | zeggende: Zal ik heengaan en deze Filistijnen slaan? En de
536 1Sa 23:26 | 26 En Saul ging aan deze zijde des bergs, en David
537 1Sa 24:11 | mijn hand gegeven heeft in deze spelonk, en men zeide, dat
538 1Sa 24:17 | toen David geeindigd had al deze woorden tot Saul te spreken,
539 1Sa 25:8 | te kennen geven. Laat dan deze jongelingen genade vinden
540 1Sa 25:12 | boodschapten hem achtervolgens al deze woorden. ~
541 1Sa 25:21 | vergeefs bewaard al wat deze in de woestijn heeft, alzo
542 1Sa 26:16 | 16 Deze zaak, die gij gedaan hebt,
543 1Sa 27:8 | en de Amalekieten (want deze zijn vanouds geweest de
544 1Sa 28:10 | leeft, indien u een straf om deze zaak zal overkomen! ~
545 1Sa 28:18 | daarom heeft de HEERE u deze zaak gedaan te dezen dage. ~
546 1Sa 29:3 | Filistijnen: Wat zullen deze Hebreen? Zo zeide Achis
547 1Sa 29:3 | oversten der Filistijnen: Is deze niet David, de knecht van
548 1Sa 29:3 | den koning van Israel, die deze dagen of deze jaren bij
549 1Sa 29:3 | Israel, die deze dagen of deze jaren bij mij geweest is?
550 1Sa 29:4 | strijd; want waarmede zou deze zich bij zijn heer aangenaam
551 1Sa 30:8 | HEERE, zeggende: Zal ik deze bende achternajagen? Zal
552 1Sa 30:15 | mij wel henen afleiden tot deze bende? Hij dan zeide: Zweer
553 1Sa 30:15 | mijns heren! Zo zal ik u tot deze bende afleiden. ~
554 1Sa 30:24 | Wie zou toch ulieden in deze zaak horen? Want gelijk
555 1Sa 31:4 | daarmede, dat misschien deze onbesnedenen niet komen,
556 1Sa 31:7 | mannen van Israel, die aan deze zijde van het dal waren,
557 1Sa 31:7 | het dal waren, en die aan deze zijde der Jordaan waren,
558 2Sa 1:9 | bij mij, en dood mij; want deze malienkolder heeft mij opgehouden;
559 2Sa 1:17 | 17 David nu klaagde deze klage over Saul en over
560 2Sa 2:5 | zijt gij den HEERE, dat gij deze weldadigheid gedaan hebt
561 2Sa 2:6 | dit goede doen, dewijl gij deze zaak gedaan hebt. ~
562 2Sa 2:13 | van Gibeon; en zij bleven, deze aan deze zijde des vijvers,
563 2Sa 2:13 | en zij bleven, deze aan deze zijde des vijvers, en die
564 2Sa 3:39 | en gezalfd ten koning, en deze mannen, de zonen van Zeruja,
565 2Sa 6:7 | God sloeg hem aldaar, om deze onbedachtzaamheid; en hij
566 2Sa 7:17 | 17 Naar al deze woorden, en naar dit ganse
567 2Sa 7:21 | naar Uw hart hebt Gij al deze grote dingen gedaan, om
568 2Sa 7:23 | zetten, en om voor ulieden deze grote en verschrikkelijke
569 2Sa 10:3 | tot u gezonden, dat hij deze stad doorzoeke, en die verspiede,
570 2Sa 10:5 | zond hij hun tegemoet; want deze mannen waren zeer beschaamd.
571 2Sa 11:2 | een vrouw, zich wassende; deze vrouw nu was zeer schoon
572 2Sa 11:3 | henen, en ondervraagde naar deze vrouw; en men zeide: Is
573 2Sa 11:11 | uw ziel leeft, indien ik deze zaak doen zal! ~
574 2Sa 11:25 | gij tot Joab zeggen: Laat deze zaak niet kwaad zijn in
575 2Sa 11:27 | baarde hem een zoon. Doch deze zaak, die David gedaan had,
576 2Sa 12:6 | wedergeven, daarom dat hij deze zaak gedaan, en omdat hij
577 2Sa 12:12 | verborgen gedaan; maar Ik zal deze zaak doen voor gans Israel,
578 2Sa 12:14 | Nochtans, dewijl gij door deze zaak de vijanden des HEEREN
579 2Sa 13:12 | men niet in Israel; doe deze dwaasheid niet. ~
580 2Sa 13:17 | diende, en zeide: Drijf nu deze van mij uit naar buiten,
581 2Sa 13:20 | broeder; zet uw hart niet op deze zaak. Alzo bleef Thamar
582 2Sa 13:21 | 21 Als de koning David al deze dingen hoorde, zo ontstak
583 2Sa 14:6 | dienstmaagd twee zonen, en deze beiden twistten in het veld,
584 2Sa 14:8 | Toen zeide de koning tot deze vrouw: Ga naar uw huis,
585 2Sa 14:12 | 12 Toen zeide deze vrouw: Laat toch uw dienstmaagd
586 2Sa 14:19 | geboden, en die heeft al deze woorden in den mond uwer
587 2Sa 14:21 | tot Joab: Zie nu, ik heb deze zaak gedaan; zo ga henen,
588 2Sa 14:27 | welker naam was Thamar; deze was een vrouw, schoon van
589 2Sa 15:14 | kwaad over ons drijve, en deze stad sla met de scherpte
590 2Sa 16:9 | tot den koning: Waarom zou deze dode hond mijn heer den
591 2Sa 16:11 | hoeveel te meer dan nu deze zoon van Jemini? Laat hem
592 2Sa 19:42 | zijt gij nu toornig over deze zaak? Hebben wij dan enigszins
593 2Sa 20:21 | hem alleen, zo zal ik van deze stad aftrekken. Toen zeide
594 2Sa 21:16 | aangegord met een nieuw zwaard; deze dacht David te slaan. ~
595 2Sa 21:20 | en twintig in getal, en deze was ook aan Rafa geboren. ~
596 2Sa 21:22 | 22 Deze vier waren aan Rafa geboren
597 2Sa 23:8 | voornaamste der hoofdlieden. Deze was Adino, de Ezniet, die
598 2Sa 23:9 | van Dodo, zoon van Ahohi, deze was onder de drie helden
599 2Sa 23:10 | 10 Deze stond op, en sloeg onder
600 2Sa 24:3 | God, tot dit volk, zoals deze en die nu zijn, honderdmaal
601 2Sa 24:3 | heer de koning lust tot deze zaak? ~
602 2Sa 24:17 | gehandeld, maar wat hebben deze schapen gedaan? Uw hand
603 2Sa 24:21 | altaar te bouwen, opdat deze plage opgehouden worde van
604 2Sa 24:25 | HEERE den lande verbeden, en deze plage van over Israel opgehouden. ~
605 1Kon 1:27| 27 Is deze zaak van mijn heer den koning
606 1Kon 3:6 | harten met U; en Gij hebt hem deze grote weldadigheid gehouden,
607 1Kon 3:10| ogen des HEEREN, dat Salomo deze zaak begeerd had. ~
608 1Kon 3:11| tot hem: Daarom dat gij deze zaak begeerd hebt, en niet
609 1Kon 3:17| zeide: Och, mijn heer. Ik en deze vrouw wonen in een huis;
610 1Kon 3:18| derden dag na mijn baren dat deze vrouw ook gebaard heeft;
611 1Kon 3:23| 23 Toen zeide de koning: Deze zegt: Dit is mijn zoon,
612 1Kon 3:26| en dood het geenszins; deze daarentegen zeide: Het zij
613 1Kon 4:2 | 2 En deze waren de vorsten, die hij
614 1Kon 4:11| ganse landstreek van Dor; deze had Tafath, de dochter van
615 1Kon 4:15| Ahimaaz was in Nafthali; deze nam ook Salomo's dochter,
616 1Kon 4:24| heerschappij over al wat op deze zijde der rivier was van
617 1Kon 4:24| Gaza, over alle koningen op deze zijde der rivier; en hij
618 1Kon 6:1 | Israel, in de maand Ziv (deze is de tweede maand), dat
619 1Kon 6:27| 27 En hij zette deze cherubs in het midden van
620 1Kon 6:28| 28 En hij overtoog deze cherubs met goud. ~
621 1Kon 7:9 | 9 Al deze dingen waren van kostelijke
622 1Kon 7:14| werk in het koper te maken; deze kwam tot den koning Salomo,
623 1Kon 7:30| onder het wasvat waren deze gegoten schouderen ter zijde
624 1Kon 7:45| de besprengbekkens, en al deze vaten, die Hiram voor den
625 1Kon 7:47| 47 En Salomo liet al deze vaten ongewogen vanwege
626 1Kon 8:29| dag, over dit huis, over deze plaats, van dewelke Gij
627 1Kon 8:29| Uw knecht bidden zal in deze plaats. ~
628 1Kon 8:30| van Uw volk Israel, die in deze plaats zullen bidden; en
629 1Kon 8:35| zullen hebben; en zij in deze plaats bidden, en Uw Naam
630 1Kon 8:48| vaderen gegeven hebt), naar deze stad, die Gij verkoren hebt,
631 1Kon 8:54| had dit ganse gebed, en deze smeking tot den HEERE te
632 1Kon 8:59| 59 En dat deze mijn woorden, waarmede ik
633 1Kon 10:8 | uw mannen, welgelukzalig deze uw knechten, die gedurig
634 1Kon 10:10| kostelijk gesteente; als deze specerij, die de koningin
635 1Kon 10:19| 19 Deze troon had zes trappen, en
636 1Kon 10:22| met de schepen van Hiram; deze schepen van Tharsis kwamen
637 1Kon 11:2 | achter hun goden neigen; aan deze hing Salomo met liefde. ~
638 1Kon 11:10| 10 En hem van deze zaak geboden had, dat hij
639 1Kon 12:15| naar het volk niet; want deze omwending was van den HEERE,
640 1Kon 12:24| weder tot zijn huis, want deze zaak is van Mij geschied.
641 1Kon 12:30| 30 En deze zaak werd tot zonde; want
642 1Kon 13:8 | met u gaan, en ik zou in deze plaats geen brood eten,
643 1Kon 13:11| den koning gesproken had; deze vertelden zij ook hun vader. ~
644 1Kon 13:16| met u water drinken, in deze plaats. ~
645 1Kon 13:33| 33 Na deze geschiedenis keerde zich
646 1Kon 13:34| 34 En hij werd in deze zaak het huis van Jerobeam
647 1Kon 14:13| beklagen, en hem begraven; want deze alleen van Jerobeam zal
648 1Kon 17:1 | aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn
649 1Kon 17:17| 17 En het geschiedde na deze dingen, dat de zoon dezer
650 1Kon 17:20| mijn God, hebt Gij dan ook deze weduwe, bij dewelke ik herberge,
651 1Kon 18:36| Uw knecht; en dat ik al deze dingen naar Uw woord gedaan
652 1Kon 20:7 | Merkt toch en ziet, dat deze het kwade zoekt; want hij
653 1Kon 20:9 | hebt, zal ik doen; maar deze zaak kan ik niet doen. Zo
654 1Kon 20:13| HEERE: Hebt gij gezien al deze grote menigte? Zie, Ik zal
655 1Kon 20:19| 19 Zo togen deze jongens van de oversten
656 1Kon 20:24| 24 Daarom doe deze zaak: Doe de koningen weg,
657 1Kon 20:28| der laagten; zo zal Ik al deze grote menigte in uw hand
658 1Kon 21:1 | 1 Het geschiedde nu na deze dingen, alzo Naboth, en
659 1Kon 21:27| geschiedde nu, als Achab deze woorden hoorde, dat hij
660 1Kon 22:11| zeide: Zo zegt de HEERE: Met deze zult gij de Syriers stoten,
661 1Kon 22:23| leugengeest in den mond van al deze uw profeten gegeven; en
662 2Kon 1:2 | god van Ekron, of ik van deze krankheid genezen zal. ~
663 2Kon 1:7 | tegemoet opgekomen is, en deze woorden tot u gesproken
664 2Kon 1:11| vijftig met zijn vijftigen. Deze antwoordde en sprak tot
665 2Kon 1:13| ziel van uw knechten, van deze vijftigen, dierbaar zijn
666 2Kon 3:10| Israel: Ach, dat de HEERE deze drie koningen geroepen heeft,
667 2Kon 3:13| Neen, want de HEERE heeft deze drie koningen geroepen,
668 2Kon 4:9 | nu, ik heb gemerkt, dat deze man Gods heilig is, die
669 2Kon 4:12| zijn jongen Gehazi: Roep deze Sunamietische. En als hij
670 2Kon 4:13| voor ons geweest, met al deze zorgvuldigheid; wat is er
671 2Kon 4:36| riep Gehazi, en zeide: Roep deze Sunamietische. En hij riep
672 2Kon 5:1 | verlossing gegeven; zo was deze man een strijdbaar held,
673 2Kon 5:3 | 3 Deze zeide tot haar vrouw: Och,
674 2Kon 5:6 | zeggende: Zo wanneer nu deze brief tot u zal gekomen
675 2Kon 5:7 | en levend te maken, dat deze tot mij zendt, om een man
676 2Kon 5:18| 18 In deze zaak vergeve de HEERE uw
677 2Kon 5:18| vergeve toch uw knecht in deze zaak. ~
678 2Kon 6:28| Wat is u? En zij zeide: Deze vrouw heeft tot mij gezegd:
679 2Kon 7:8 | 8 Als nu deze melaatsen aan het uiterste
680 2Kon 7:9 | ander: Wij doen niet recht; deze dag is een dag van goede
681 2Kon 8:8 | HEERE, zeggende: Zal ik van deze krankheid genezen? ~
682 2Kon 8:9 | om te zeggen: Zal ik van deze krankheid genezen? ~
683 2Kon 8:13| die een hond is, dat hij deze grote zaak doen zou? En
684 2Kon 9:1 | Gord uw lenden, en neem deze oliekruik in uw hand, en
685 2Kon 9:11| Is het al wel? Waarom is deze onzinnige tot u gekomen?
686 2Kon 9:19| ruiter te paard; en als deze tot hen gekomen was, zeide
687 2Kon 10:2 | 2 Zo wanneer nu deze brief tot u zal gekomen
688 2Kon 19:12| hen gezegd had: Gij zult deze zaak niet doen. ~
689 2Kon 19:41| 41 Maar deze volken vreesden den HEERE,
690 2Kon 20:25| den HEERE opgetogen tegen deze plaats, om die te verderven?
691 2Kon 20:27| heer en tot u gezonden, om deze woorden te spreken? Is het
692 2Kon 20:30| ons zekerlijk redden, en deze stad zal niet in de hand
693 2Kon 21:3 | tot hem: Alzo zegt Hizkia: Deze dag is een dag der benauwdheid,
694 2Kon 21:32| van Assyrie: Hij zal in deze stad niet komen, noch daar
695 2Kon 21:33| hij wederkeren; maar in deze stad zal hij niet komen,
696 2Kon 21:34| 34 Want Ik zal deze stad beschermen, om die
697 2Kon 22:6 | Assyrie verlossen, mitsgaders deze stad; en Ik zal deze stad
698 2Kon 22:6 | mitsgaders deze stad; en Ik zal deze stad beschermen om Mijnentwil,
699 2Kon 23:11| Manasse, de koning van Juda, deze gruwelen gedaan heeft, erger
700 2Kon 24:16| Zie, Ik zal kwaad over deze plaats brengen, en voer
701 2Kon 24:17| aangestoken worden, tegen deze plaats, en niet uitgeblust
702 2Kon 24:19| wat Ik gesproken heb tegen deze plaats en derzelver inwoners,
703 2Kon 24:20| kwaad niet zien, dat Ik over deze plaats brengen zal. En zij
704 2Kon 25:16| Gods uitgeroepen had, die deze woorden uitriep. ~
705 2Kon 25:17| Gods, die uit Juda kwam, en deze dingen, die gij tegen dit
706 2Kon 25:27| weggedaan heb; en Ik zal deze stad Jeruzalem verwerpen,
707 2Kon 27:16| gemaakt had; het koper van al deze vaten was zonder gewicht. ~
708 1Kro 1:31| Jetur, Nafis, en Kedma; deze zijn de kinderen van Ismael. ~
709 1Kro 2:6 | Heman, en Chalcol, en Dara. Deze allen zijn vijf. ~
710 1Kro 2:18| Jerioth. En de zonen van deze zijn: Jeser, en Sobab, en
711 1Kro 2:23| plaatsen, zestig steden. Deze allen zijn zonen van Machir,
712 1Kro 2:25| eerstgeborene van Hezron, waren deze: de eerstgeborene was Ram,
713 1Kro 3:5 | Sobab, en Nathan, en Salomo; deze vier zijn van Bath-Sua,
714 1Kro 3:9 | 9 Deze allen zijn zonen van David,
715 1Kro 4:22| en de Jasubilehem; doch deze dingen zijn oud. ~
716 1Kro 5:17| 17 Deze allen zijn naar hun geslachtsregisters
717 1Kro 6:64| Israels aan de Levieten deze steden en haar voorsteden. ~
718 1Kro 6:65| der kinderen van Benjamin, deze steden, dewelke zij bij
719 1Kro 6:70| kinderen van Kahath hadden deze steden: ~
720 1Kro 7:3 | Obadja, en Joel, en Jisia; deze vijf waren al te zamen hoofden. ~
721 1Kro 7:8 | en Anathoth, en Alemeth; deze allen waren kinderen van
722 1Kro 7:29| onderhorige plaatsen. In deze hebben de kinderen van Jozef,
723 1Kro 7:40| 40 Deze allen waren kinderen van
724 1Kro 8:3 | 3 Bela nu had deze kinderen: Addar, en Gera,
725 1Kro 8:12| Eber, en Misam, en Semed; deze heeft Ono gebouwd, en Lod
726 1Kro 9:9 | negenhonderd zes en vijftig; al deze mannen waren hoofden der
727 1Kro 10:4 | daarmede, dat misschien deze onbesnedenen niet komen,
728 1Kro 11:24| 24 Deze dingen deed Benaja, de zoon
729 1Kro 12:15| 15 Deze zelfden zijn het, die over
730 1Kro 12:38| 38 Al deze krijgslieden, die zich in
731 1Kro 17:15| 15 Naar al deze woorden, en naar dit ganse
732 1Kro 17:17| menselijke wijze voorzien met deze verhoging, o HEERE God! ~
733 1Kro 17:19| grote dingen gedaan, om al deze grote dingen bekend te maken. ~
734 1Kro 18:11| 11 Deze heiligde de koning David
735 1Kro 19:11| 11 Deze heiligde de koning David
736 1Kro 20:5 | men boodschapte David van deze mannen; en hij zond hun
737 1Kro 22:7 | 7 En deze zaak was kwaad in de ogen
738 1Kro 22:8 | heb zeer gezondigd, dat ik deze zaak gedaan heb; maar neem
739 1Kro 22:17| kwalijk gehandeld heb; maar deze schapen, wat hebben die
740 1Kro 22:22| voor het volle geld, opdat deze plage opgehouden worde van
741 1Kro 22:23| zijn ogen; zie, ik geef deze runderen tot brandofferen,
742 1Kro 22:23| runderen tot brandofferen, en deze sleden tot hout, en de tarwe
743 1Kro 26:5 | 5 Deze allen waren kinderen van
744 1Kro 27:8 | 8 Deze allen waren uit de kinderen
745 1Kro 27:26| 26 Deze Selomith en zijn broederen
746 1Kro 27:30| de ambten van Israel op deze zijde van de Jordaan tegen
747 1Kro 28:6 | 6 Deze Benaja was een held van
748 1Kro 30:16| 16 HEERE, onze God, al deze menigte, die wij bereid
749 1Kro 30:17| oprechtigheid mijns harten al deze dingen vrijwillig gegeven,
750 2Kro 3:3 | 3 En deze zijn de grondleggingen van
751 2Kro 4:18| 18 En Salomo maakte al deze vaten, in grote menigte;
752 2Kro 5:5 | vaten, die in de tent waren; deze brachten de priesters en
753 2Kro 6:5 | vaten, die in de tent waren; deze brachten de priesters en
754 2Kro 7:20| Uw knecht bidden zal in deze plaats. ~
755 2Kro 7:21| van Uw volk Israel, die in deze plaats zullen bidden; en
756 2Kro 7:26| zullen hebben; en zij in deze plaats bidden, en Uw Naam
757 2Kro 7:38| vaderen gegeven hebt, en naar deze stad, die Gij verkoren hebt,
758 2Kro 8:12| gebed verhoord, en heb Mij deze plaats verkoren tot een
759 2Kro 10:7 | mannen, en welgelukzalig deze uw knechten, die geduriglijk
760 2Kro 10:9 | gesteente; en er was gelijk deze specerij, die de koningin
761 2Kro 11:15| naar het volk niet; want deze omwending was van God, opdat
762 2Kro 12:4 | weder tot zijn huis, want deze zaak is van Mij geschied.
763 2Kro 12:11| 11 En hij sterkte deze vastigheden, en legde oversten
764 2Kro 12:20| de dochter van Absalom; deze baarde hem Abia, en Attai,
765 2Kro 15:7 | zeide tot Juda: Laat ons deze steden bouwen, en muren
766 2Kro 15:11| Naam zijn wij gekomen tegen deze menigte; o HEERE! Gij zijt
767 2Kro 16:8 | 8 Als nu Asa deze woorden hoorde, en de profetie
768 2Kro 19:7 | goeds, maar altijd kwaad; deze is Micha, de zoon van Jimla.
769 2Kro 19:10| zeide: Zo zegt de HEERE: Met deze zult gij de Syriers stoten,
770 2Kro 19:19| Gilead? Daarna zeide Hij: Deze zegt aldus, en die zegt
771 2Kro 19:22| leugengeest in den mond van deze uw profeten gegeven, en
772 2Kro 21:12| ons is geen kracht tegen deze grote menigte, die tegen
773 2Kro 21:15| wordt niet ontzet vanwege deze grote menigte; want de strijd
774 2Kro 22:2 | en Michael, en Sefatja; deze allen waren zonen van Josafat,
775 2Kro 22:22| en Michael, en Sefatja; deze allen waren zonen van Josafat,
776 2Kro 24:5 | en gijlieden, haast tot deze zaak; maar de Levieten haastten
777 2Kro 24:18| over Juda en Jeruzalem, om deze hun schuld. ~
778 2Kro 28:13| zeiden tot hen: Gij zult deze gevangenen hier niet inbrengen,
779 2Kro 29:32| rammen, tweehonderd lammeren; deze alle den HEERE ten brandoffer. ~
780 2Kro 29:36| volk voorbereid had; want deze zaak geschiedde haastelijk. ~ ~
781 2Kro 30:4 | 4 En deze zaak was recht in de ogen
782 2Kro 31:10| hem en zeide: Van dat men deze heffing begonnen heeft tot
783 2Kro 31:10| Zijn volk gezegend, zodat deze veelheid overgebleven is. ~
784 2Kro 32:1 | 1 Na deze geschiedenissen en derzelver
785 2Kro 33:23| zich vernederd had; maar deze Amon vermenigvuldigde de
786 2Kro 34:10| het huis des HEEREN, en deze gaven dat dengenen, die
787 2Kro 34:24| Zie, Ik zal kwaad over deze plaats en over haar inwoners
788 2Kro 34:25| uitgegoten worden tegen deze plaats, en niet uitgeblust
789 2Kro 34:27| Zijn woorden hoordet tegen deze plaats en tegen haar inwoners,
790 2Kro 34:28| kwaad niet zien, dat Ik over deze plaats en over haar inwoners
791 Ezra 1:11| duizend en vierhonderd; deze alle voerde Sesbazar op,
792 Ezra 2:42| de kinderen van Sobai; deze allen waren honderd negen
793 Ezra 2:64| 64 Deze ganse gemeente te zamen
794 Ezra 4:8 | den koning Arthahsasta, op deze manier: ~
795 Ezra 4:10| Samaria, ook de overigen, aan deze zijde der rivier, en op
796 Ezra 4:11| knechten, de mannen aan deze zijde der rivier, en op
797 Ezra 4:16| geen deel zult hebben aan deze zijde der rivier. ~
798 Ezra 4:17| mitsgaders aan de overigen van deze zijde der rivier aldus:
799 Ezra 5:3 | Thathnai, de landvoogd aan deze zijde der rivier, en Sthar-Boznai,
800 Ezra 5:6 | Thathnai, de landvoogd aan deze zijde der rivier, met Sthar-Boznai,
801 Ezra 5:6 | Afarsechaieten, die aan deze zijde der rivier waren,
802 Ezra 5:15| hij zeide tot hem: Neem deze vaten, ga ze afvoeren in
803 Ezra 7:1 | 1 Na deze geschiedenissen nu, in het
804 Ezra 7:6 | 6 Deze Ezra toog op uit Babel;
805 Ezra 8:13| van Adonikam, welker namen deze waren: Elifelet, Jehiel,
806 Ezra 8:28| zijt heilig den HEERE, en deze vaten zijn heilig; ook dit
807 Ezra 8:36| stadhouders en landvoogden aan deze zijde der rivier; en zij
808 Ezra 9:1 | 1 Als nu deze dingen voleind waren, traden
809 Ezra 9:2 | is de eerste geweest in deze overtreding. ~
810 Ezra 9:3 | 3 Als ik nu deze zaak hoorde, scheurde ik
811 Ezra 9:13| een ontkoming gegeven, als deze is; ~
812 Ezra 10:1 | Ezra alzo bad, en als hij deze belijdenis deed, wenende
813 Ezra 10:4 | 4 Sta op, want deze zaak komt u toe; en wij
814 Ezra 10:9 | Gods huis, sidderende om deze zaak, en vanwege de plasregenen. ~
815 Ezra 10:13| onzer hebben overtreden in deze zaak. ~
816 Ezra 10:16| dag der tiende maand, om deze zaak te onderzoeken. ~
817 Ezra 10:23| Jozabad, en Simei, en Kelaja (deze is Kelita), Pethahja, Juda
818 Neh 1:4 | En het geschiedde, als ik deze woorden hoorde, zo zat ik
819 Neh 3:6 | Mesullam, de zoon van Besodja; deze zolderden zij, en richtten
820 Neh 3:7 | stoel des landvoogds aan deze zijde der rivier. ~
821 Neh 4:2 | Samaria, en zeide: Wat doen deze amechtige Joden? Zal men
822 Neh 5:6 | Toen ik nu hun geroep en deze woorden hoorde, ontstak
823 Neh 6:6 | ten koning zijn; naar dat deze zaken zijn. ~
824 Neh 6:7 | gehoord worden, naar dat deze zaken zijn; kom dan nu,
825 Neh 6:12 | gezonden; maar hij sprak deze profetie tegen mij, omdat
826 Neh 6:14 | Tobia en aan Sanballat, naar deze zijn werken; en ook aan
827 Neh 7:66 | 66 Deze ganse gemeente te zamen
828 Neh 8:10 | zeiden tot al het volk: Deze dag is den HEERE, uw God,
829 Neh 8:11 | welken niets bereid is, want deze dag is onzen Heere heilig;
830 Neh 8:12 | zeggende: Zwijgt, want deze dag is heilig, daarom bedroeft
831 Neh 13:3 | geschiedde het, als zij deze wet hoorden, dat zij alle
832 Neh 13:18 | dit kwaad over ons en over deze stad? En gijlieden maakt
833 Est 1:17 | 17 Want deze daad der koningin zal uitkomen
834 Est 1:18 | vorsten des konings, als zij deze daad der koningin zullen
835 Est 2:1 | 1 Na deze geschiedenissen, toen de
836 Est 2:4 | koningin in stede van Vasthi. Deze zaak nu was goed in de ogen
837 Est 2:7 | het, die opvoedde Hadassa (deze is ~
838 Est 13:2 | 22 En deze zaak werd Mordechai bekend
839 Est 16:1 | 1 Na deze geschiedenissen maakte de
840 Est 16:7 | 7 In de eerste maand (deze is de maand Nisan) in het
841 Est 16:7 | tot de twaalfde maand toe; deze is de maand Adar. ~
842 Est 16:13 | dertienden der twaalfde maand (deze is de maand Adar), en dat
843 Est 17:1 | 1 Na deze geschiedenissen maakte de
844 Est 17:7 | 7 In de eerste maand (deze is de maand Nisan) in het
845 Est 17:7 | tot de twaalfde maand toe; deze is de maand Adar. ~
846 Est 17:13 | dertienden der twaalfde maand (deze is de maand Adar), en dat
847 Est 29:2 | koning tot dien maaltijd. Deze raad nu dacht Haman goed,
848 Est 38 | onderdrukker en vijand, is deze boze Haman! Toen verschrikte
849 Est 47:1 | aangezicht gevonden heb en deze zaak voor den koning recht
850 Est 49:5 | dertienden der twaalfde maand; deze is de maand Adar. ~
851 Est 49:7 | door het woord des konings. Deze wet nu werd gegeven op den
852 Est 52:7 | 20 En Mordechai beschreef deze geschiedenissen; en hij
853 Est 52:14 | niet overtrade, dat zij deze twee dagen zouden houden,
854 Est 52:15 | 28 Dat deze dagen gedacht zouden worden
855 Est 52:15 | landschap en elke stad; en dat deze dagen van Purim niet zouden
856 Est 53:2 | 31 Dat zij deze dagen van Purim bevestigen
857 Est 55 | geschiedenissen van deze Purim, en het werd in een
858 Job 1:3 | dienstvolk zeer veel; zodat deze man groter was dan al die
859 Job 1:16 | 16 Als deze nog sprak, zo kwam een ander,
860 Job 1:17 | 17 Als deze nog sprak, zo kwam een ander,
861 Job 1:18 | 18 Als deze nog sprak, zo kwam een ander,
862 Job 8:2 | 2 Hoe lang zult gij deze dingen spreken, en de redenen
863 Job 10:13 | 13 Maar deze dingen hebt Gij verborgen
864 Job 12:9 | 9 Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN
865 Job 21:23 | 23 Deze sterft in de kracht zijner
866 Psa 15:5 | tegen den onschuldige. Die deze dingen doet, zal niet wankelen
867 Psa 24:10 | 10 Wie is Hij, deze Koning der ere? De HEERE
868 Psa 35:7 | 7 Zain. Deze ellendige riep, en de HEERE
869 Psa 48:15 | 15 Want deze God is onze God eeuwiglijk
870 Psa 49:14 | 14 Deze hun weg is een dwaasheid
871 Psa 50:21 | 21 Deze dingen doet gij, en Ik zwijg;
872 Psa 59:6 | Israels! ontwaak, om al deze heidenen te bezoeken; wees
873 Psa 68:9 | voor Gods aanschijn; zelfs deze Sinai, voor het aanschijn
874 Psa 68:17 | op, gij bultige bergen? Deze berg heeft God begeerd tot
875 Psa 87:4 | de Tyrier, met den Moor, deze is aldaar geboren.
876 Psa 87:6 | opschrijven der volken, zeggende: Deze is aldaar geboren. Sela. ~
877 Psa 104:25 | 25 Deze zee, die groot en wijd van
878 Psa 106:38 | opgeofferd; zodat het land door deze bloedschulden is ontheiligd
879 Psa 107:43 | 43 Wie is wijs? Die neme deze dingen waar; en dat zij
880 Psa 139:16 | ongevormden klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek
881 Spre 1:18| 18 En deze loeren op hun eigen bloed,
882 Spre 6:16| 16 Deze zes haat de HEERE; ja, zeven
883 Spre 7:11| 11 Deze was woelachtig en wederstrevig,
884 Spre 24:23| 23 Deze spreuken zijn ook van de
885 Spre 30:15| twee dochters: Geef, geef! Deze drie dingen worden niet
886 Spre 30:18| 18 Deze drie dingen zijn voor mij
887 Spre 30:24| 24 Deze vier zijn van de kleinste
888 Spre 30:29| 29 Deze drie maken een goeden tred;
889 Pred 1:8 | 8 Al deze dingen worden zo moede,
890 Pred 1:13| geschiedt onder den hemel. Deze moeilijke bezigheid heeft
891 Pred 2:2 | tot de vreugde: Wat maakt deze? ~
892 Pred 3:19| die sterft, alzo sterft deze, en zij allen hebben enerlei
893 Pred 7:10| beter geweest zijn, dan deze? Want gij zoudt naar zulks
894 Pred 9:6 | hebben geen deel meer in deze eeuw in alles, wat onder
895 Pred 9:13| Ook heb ik onder de zon deze wijsheid gezien, en zij
896 Pred 11:9 | maar weet, dat God, om al deze dingen, u zal doen komen
897 Hoo 7:7 | 7 Deze uw lengte is te vergelijken
898 Hoo 8:7 | Vele wateren zouden deze liefde niet kunnen uitblussen;
899 Hoo 8:7 | goed van zijn huis voor deze liefde, men zou hem te
900 Jes 6:7 | daarmede aan, en zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeroerd;
901 Jes 14:4 | 4 Dan zult gij deze spreuk opnemen tegen den
902 Jes 14:28 | Achaz stierf, geschiedde deze last. ~
903 Jes 22:14 | zeggende: Indien ulieden deze ongerechtigheid verzoend
904 Jes 25:9 | dien dage zeggen: Ziet, Deze is onze God; wij hebben
905 Jes 25:9 | Hij zal ons zalig maken. Deze is de HEERE, wij hebben
906 Jes 30:13 | Daarom zal ulieden deze misdaad zijn gelijk een
907 Jes 35:8 | doorgaan, maar hij zal voor deze zijn; die dezen weg wandelt,
908 Jes 36:12 | heer en tot u gezonden, om deze woorden te spreken? Is het
909 Jes 36:15 | zal ons zekerlijk redden; deze stad zal niet in de hand
910 Jes 37:3 | tot hem: Alzo zegt Hizkia: Deze dag is een dag der benauwdheid,
911 Jes 37:33 | van Assyrie: Hij zal in deze stad niet komen, noch daar
912 Jes 37:34 | hij wederkeren; maar in deze stad zal hij niet komen,
913 Jes 37:35 | 35 Want Ik zal deze stad beschermen, om die
914 Jes 38:6 | Assyrie verlossen, mitsgaders deze stad; en Ik zal deze stad
915 Jes 38:6 | mitsgaders deze stad; en Ik zal deze stad beschermen. ~
916 Jes 38:16 | 16 Heere, bij deze dingen leeft men, en in
917 Jes 40:26 | op omhoog, en ziet, Wie deze dingen geschapen heeft;
918 Jes 42:16 | en het kromme tot recht; deze dingen zal Ik hun doen,
919 Jes 44:5 | 5 Deze zal zeggen: Ik ben des HEEREN;
920 Jes 44:21 | 21 Gedenk aan deze dingen, o Jakob, en Israel!
921 Jes 45:7 | kwaad, Ik, de HEERE, doe al deze dingen. ~
922 Jes 47:7 | eeuwigheid; tot nog toe hebt gij deze dingen niet in uw hart genomen,
923 Jes 47:9 | 9 Doch deze beide dingen zullen u in
924 Jes 48:14 | hoort; wie onder hen heeft deze dingen verkondigd? De HEERE
925 Jes 49:12 | 12 Zie, deze zullen van verre komen;
926 Jes 49:15 | zoon haars buiks? Ofschoon deze vergate, zo zal Ik toch
927 Jes 49:18 | op rondom, en zie, alle deze vergaderen zich, zij komen
928 Jes 49:21 | wie heeft mij dan deze opgevoed? Ziet, ik was alleen
929 Jes 51:19 | 19 Deze twee dingen zijn u wedervaren,
930 Jes 57:11 | 11 En deze honden zijn sterk van begeerte,
931 Jes 57:12 | van morgen zal zijn als deze, ja, groter, veel treffelijker. ~ ~
932 Jes 58:6 | spijsoffer; zou Ik Mij over deze dingen troosten laten? ~
933 Jes 61:8 | 8 Wie zijn deze, die daar komen gevlogen
934 Jes 64:1 | 1 Wie is Deze, Die van Edom komt met besprenkelde
935 Jes 64:1 | besprenkelde klederen, van Bozra? Deze, Die versierd is in Zijn
936 Jes 65:12 | HEERE! zoudt Gij U over deze dingen inhouden, zoudt Gij
937 Jes 67:2 | Want Mijn hand heeft al deze dingen gemaakt, en al deze
938 Jes 67:2 | deze dingen gemaakt, en al deze dingen zijn geweest, spreekt
939 Jer 3:12 | Gij henen, en roep deze woorden uit tegen het noorden,
940 Jer 4:18 | uw handelingen hebben u deze dingen gedaan; dit is uw
941 Jer 5:4 | Doch ik zeide: Zekerlijk, deze zijn arm; zij handelen zottelijk,
942 Jer 5:19 | ons de HEERE, onze God, al deze dingen gedaan? dat gij tot
943 Jer 7:2 | gans Juda! gij, die door deze poorten ingaat, om den HEERE
944 Jer 7:3 | Ik ulieden doen wonen in deze plaats. ~
945 Jer 7:4 | des HEEREN tempel, zijn deze! ~
946 Jer 7:6 | geen onschuldig bloed in deze plaats vergieten; en andere
947 Jer 7:7 | 7 Zo zal Ik u in deze plaats, in het land, dat
948 Jer 7:10 | Wij zijn verlost, om al deze gruwelen te doen? ~
949 Jer 7:13 | En nu, omdat gijlieden al deze werken doet, spreekt de
950 Jer 7:14 | waarop gij vertrouwt, en aan deze plaats, die Ik u en uw vaderen
951 Jer 7:20 | zal uitgestort worden over deze plaats, over de mensen en
952 Jer 7:23 | 23 Maar deze zaak heb Ik hun geboden,
953 Jer 7:27 | 27 Ook zult gij al deze woorden tot hen spreken,
954 Jer 9:9 | 9 Zou Ik hen om deze dingen niet bezoeken? spreekt
955 Jer 11:3 | die niet hoort de woorden deze verbonds. ~
956 Jer 11:6 | HEERE zeide tot mij: Roep al deze woorden uit in de steden
957 Jer 13:10 | dat zal worden gelijk deze gordel, die nergens toe
958 Jer 13:13 | Ziet, Ik zal alle inwoners deze lands, zelfs de koningen,
959 Jer 13:22 | zeggen: Waarom zijn mij deze dingen bejegend? Om de veelheid
960 Jer 14:13 | gewissen vrede geven in deze plaats. ~
961 Jer 16:2 | noch dochteren hebben in deze plaats. ~
962 Jer 16:3 | van de dochteren, die in deze plaats geboren worden; daartoe
963 Jer 16:9 | Israels: Ziet, Ik zal van deze plaats, voor ulieder ogen
964 Jer 16:10 | geschieden, als gij dit volk al deze woorden zult aanzeggen,
965 Jer 17:20 | van Jeruzalem, die door deze poorten ingaat! ~
966 Jer 17:25 | inwoners van Jeruzalem; en deze stad zal bewoond worden
967 Jer 18:6 | niet kunnen doen, gelijk deze pottenbakker, o huis Israels?
968 Jer 19:3 | kwaad brengen over deze plaats, van hetwelk een
969 Jer 19:4 | Omdat zij Mij verlaten, en deze plaats vervreemd, en andere
970 Jer 19:4 | van Juda; en hebben deze plaats vervuld met bloed
971 Jer 19:6 | komen, spreekt de HEERE, dat deze plaats niet meer zal genoemd
972 Jer 19:7 | van Juda en Jeruzalem in deze plaats verijdelen, en zal
973 Jer 19:8 | 8 En Ik zal deze stad zetten tot een ontzetting
974 Jer 19:11 | Alzo zal Ik dit volk en deze stad verbreken, gelijk als
975 Jer 19:12 | 12 Zo zal Ik deze plaats doen, spreekt de
976 Jer 19:12 | haar inwoners; en dat om deze stad te stellen als een
977 Jer 19:15 | Israels: Ziet, Ik zal over deze stad, en over al haar steden,
978 Jer 20:1 | van Immer, de priester (deze nu was bestelde voorganger
979 Jer 21:4 | verzamelen in het midden van deze stad. ~
980 Jer 21:7 | en het volk, en die in deze stad overgebleven zijn,
981 Jer 21:9 | 9 Die in deze stad blijft, zal sterven
982 Jer 21:10 | heb Mijn aangezicht tegen deze stad gesteld ten kwade en
983 Jer 22:2 | knechten, en uw volk, die door deze poorten ingaan! ~
984 Jer 22:3 | geen onschuldig bloed in deze plaats. ~
985 Jer 22:4 | Want indien gijlieden deze zaak ernstiglijk zult doen,
986 Jer 22:5 | Indien gij daarentegen deze woorden niet zult horen,
987 Jer 22:8 | zullen veel heidenen voorbij deze stad gaan, en zullen zeggen,
988 Jer 22:8 | de HEERE alzo gedaan aan deze grote stad? ~
989 Jer 22:11 | Josia regeerde, die uit deze plaats is uitgegaan: Hij
990 Jer 22:28 | 28 Is dan deze man Chonia een veracht,
991 Jer 23:15 | HEERE der heirscharen van deze profeten alzo: Ziet, Ik
992 Jer 24:5 | weggevoerden van Juda, die Ik uit deze plaats naar het land der
993 Jer 25:9 | van hetzelve, en over al deze volken rondom; en Ik zal
994 Jer 25:11 | tot een ontzetting; en deze volken zullen den koning
995 Jer 25:13 | geprofeteerd heeft over al deze volken. ~
996 Jer 25:30 | 30 Gij zult dan al deze woorden tot hen profeteren,
997 Jer 26:6 | huis stellen als Silo, en deze stad zal Ik stellen tot
998 Jer 26:7 | het volk, hoorden Jeremia deze woorden spreken in het huis
999 Jer 26:9 | zal worden als Silo, en deze stad zal woest worden, dat
1000 Jer 26:10 | Als nu de vorsten van Juda deze woorden hoorden, gingen
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1817 |