1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1817
Book Chapter: Verse
1001 Jer 26:11 | heeft geprofeteerd tegen deze stad, gelijk als gij
1002 Jer 26:12 | tegen dit huis en tegen deze stad te profeteren al de
1003 Jer 26:15 | zult brengen op u, en op deze stad, en op haar inwoners;
1004 Jer 26:15 | tot u gezonden, om al deze woorden voor uw oren te
1005 Jer 26:20 | Kirjath-Jearim; die profeteerde tegen deze stad en tegen dit land,
1006 Jer 27:6 | 6 En nu, Ik heb al deze landen gegeven in de hand
1007 Jer 27:12 | koning van Juda, naar al deze woorden, zeggende: Brengt
1008 Jer 27:17 | gijlieden leven; waarom zou deze stad tot een woestheid worden? ~
1009 Jer 27:19 | overige der vaten, die in deze stad zijn overgebleven, ~
1010 Jer 27:22 | zal ze wederbrengen tot deze plaats. ~ ~
1011 Jer 28:3 | twee volle jaren zal Ik tot deze plaats wederbrengen al de
1012 Jer 28:3 | de koning van Babel, uit deze plaats heeft weggenomen,
1013 Jer 28:4 | Babel gekomen zijn, tot deze plaats wederbrengen,
1014 Jer 28:6 | van Babel wederbrenge tot deze plaats! ~
1015 Jer 28:14 | gedaan aan den hals van al deze volken, om Nebukadnezar,
1016 Jer 29:10 | verwekken, u wederbrengende tot deze plaats. ~
1017 Jer 29:16 | van al het volk, dat in deze stad woont, te weten, uw
1018 Jer 30:15 | machtig veel zijn, heb Ik u deze dingen gedaan. ~
1019 Jer 31:21 | Israels, keer weder tot deze uw steden! ~
1020 Jer 31:36 | 36 Indien deze ordeningen van voor Mijn
1021 Jer 31:38 | komen, spreekt de HEERE, dat deze stad den HEERE zal herbouwd
1022 Jer 32:3 | de HEERE: Ziet, Ik geef deze stad in de hand des konings
1023 Jer 32:14 | heirscharen, de God Israels: Neem deze brieven, dezen koopbrief,
1024 Jer 32:28 | HEERE alzo: Zie, Ik geef deze stad in de hand der Chaldeen,
1025 Jer 32:29 | En de Chaldeen, die tegen deze stad strijden, zullen er
1026 Jer 32:29 | strijden, zullen er inkomen, en deze stad met vuur aansteken,
1027 Jer 32:31 | Mijn grimmigheid is Mij deze stad geweest, van den dag
1028 Jer 32:36 | de God Israels, alzo van deze stad, waar gij van zegt:
1029 Jer 32:37 | verbolgenheid; en Ik zal hen tot deze plaats wederbrengen,
1030 Jer 33:5 | omdat Ik Mijn aangezicht van deze stad verborgen heb, om al
1031 Jer 33:10 | Alzo zegt de HEERE: In deze plaats (waarvan gij zegt:
1032 Jer 33:12 | HEERE der heirscharen: In deze plaats, die zo woest is,
1033 Jer 33:16 | Jeruzalem zeker wonen; en deze is, die haar roepen zal:
1034 Jer 34:2 | zegt de HEERE: Zie, Ik geef deze stad in de hand des konings
1035 Jer 34:6 | profeet Jeremia sprak al deze woorden tot Zedekia, den
1036 Jer 34:7 | Lachis en tegen Azeka; want deze, zijnde vaste steden, waren
1037 Jer 34:22 | HEERE, en zal hen weder tot deze stad brengen, en zij zullen
1038 Jer 36:16 | Voorzeker zullen wij al deze woorden den koning bekend
1039 Jer 36:17 | ons toch, hoe hebt gij al deze woorden uit zijn mond geschreven? ~
1040 Jer 36:18 | mond las hij tot mij al deze woorden, en ik schreef ze
1041 Jer 36:24 | al zijn knechten, die al deze woorden gehoord hadden. ~
1042 Jer 36:29 | zegt de HEERE: Gij hebt deze rol verbrand, zeggende:
1043 Jer 37:8 | zullen wederkeren, en tegen deze stad strijden; en zij zullen
1044 Jer 37:10 | zijn tent, opmaken, en deze stad met vuur verbranden. ~
1045 Jer 38:2 | Zo zegt de HEERE: Wie in deze stad blijft, zal door het
1046 Jer 38:3 | 3 Zo zegt de HEERE: Deze stad zal zekerlijk gegeven
1047 Jer 38:4 | der krijgslieden, die in deze stad zijn overgebleven,
1048 Jer 38:4 | tot hen sprekende; want deze man zoekt den vrede dezes
1049 Jer 38:9 | 9 Mijn heer koning! deze mannen hebben kwalijk gehandeld
1050 Jer 38:12 | zeide tot Jeremia: Leg nu deze oude verscheurde en versleten
1051 Jer 38:16 | de HEERE leeft, Die ons deze ziel gemaakt heeft: Indien
1052 Jer 38:17 | zal uw ziel leven, en deze stad zal niet verbrand worden
1053 Jer 38:18 | niet zult uitgaan, zo zal deze stad gegeven worden in de
1054 Jer 38:23 | worden, en gij zult deze stad met vuur verbranden. ~
1055 Jer 38:24 | Jeremia: Dat niemand wete van deze woorden, zo zult gij niet
1056 Jer 38:27 | verklaarde hij hun, naar al deze woorden, die de koning geboden
1057 Jer 39:16 | Mijn woorden brengen over deze stad, ten kwade en
1058 Jer 40:2 | God, heeft dit kwaad over deze plaats gesproken. ~
1059 Jer 40:3 | daarom is ulieden deze zaak geschied. ~
1060 Jer 40:16 | den zoon van Kareah: Doe deze zaak niet, want gij spreekt
1061 Jer 42:18 | en tot smaadheid, en zult deze plaats niet meer zien. ~
1062 Jer 43:10 | troon zetten boven op deze stenen, die Ik verborgen
1063 Jer 44:2 | zijn een woestheid te deze dage, en niemand woont daarin; ~
1064 Jer 44:4 | om te zeggen: Doet toch deze gruwelijke zaak niet, die
1065 Jer 44:29 | spreekt de HEERE, dat Ik in deze plaats over u bezoeking
1066 Jer 46:7 | 7 Wie is deze, die optrekt als een stroom,
1067 Jer 46:10 | 10 Maar deze dag is des HEEREN, des HEEREN
1068 Jer 50:17 | de koning van Assur, en deze de laatste, Nebukadrezar,
1069 Jer 51:60 | in een boek, te weten al deze woorden, die tegen Babel
1070 Jer 51:61 | zult gij zien en lezen al deze woorden; ~
1071 Jer 51:62 | O HEERE, Gij hebt over deze plaats gesproken, dat Gij
1072 Jer 52:20 | daarvan, te weten van al deze vaten, was zonder gewicht. ~
1073 Klaa 2:17| Daarom is ons hart mat, om deze dingen zijn onze ogen duister
1074 Eze 1:21 | Als die gingen, gingen deze; en als die stonden, stonden
1075 Eze 2:4 | 4 En deze kinderen zijn hard van aangezicht,
1076 Eze 3:1 | wat gij vinden zult; eet deze rol, en ga, spreek tot het
1077 Eze 3:3 | en vul uw ingewand met deze rol, die Ik u geef. Toen
1078 Eze 4:6 | 6 Als gij nu deze voleinden zult, lig ten
1079 Eze 8:15 | grotere gruwelen zien dan deze. ~
1080 Eze 8:16 | aangezichten naar het oosten, en deze bogen zich neder naar het
1081 Eze 8:17 | bij het huis van Juda, dan deze gruwelen te doen, die zij
1082 Eze 9:4 | en uitroepen over al deze gruwelen, die in het midden
1083 Eze 10:11 | Als die gingen, zo gingen deze op hun vier zijden; zij
1084 Eze 10:17 | Als die stonden, stonden deze, en als die opgeheven werden,
1085 Eze 10:17 | opgeheven werden, hieven zich deze ook op; want de geest der
1086 Eze 11:2 | zeide tot mij: Mensenkind, deze zijn de mannen, die ongerechtigheid
1087 Eze 11:2 | die kwaden raad raden in deze stad. ~
1088 Eze 11:3 | geen huizen nabij bouwen; deze stad zou de pot, en wij
1089 Eze 11:6 | Gij hebt uw verslagenen in deze stad vermenigvuldigd, en
1090 Eze 11:7 | die zijn dat vlees, en deze stad is de pot; maar ulieden
1091 Eze 11:11 | 11 Deze stad zal ulieden niet tot
1092 Eze 12:10 | Alzo zegt de Heere HEERE: Deze last is tegen den vorst
1093 Eze 14:3 | 3 Mensenkind, deze mannen hebben hun drekgoden
1094 Eze 14:14 | 14 Ofschoon deze drie mannen, Noach, Daniel
1095 Eze 16:5 | medelijden over u, om u een van deze dingen te doen, om zich
1096 Eze 16:30 | Heere HEERE) als gij al deze dingen doet, zijnde het
1097 Eze 17:7 | overvloedig van vederen; en ziet, deze wijnstok voegde zijn wortelen
1098 Eze 17:12 | huis: Weet gij niet, wat deze dingen zijn? Zeg: Ziet,
1099 Eze 17:18 | gegeven had; dewijl hij al deze dingen gedaan heeft, zal
1100 Eze 18:10 | zijn broeder doet een van deze dingen; ~
1101 Eze 19:6 | 6 Deze wandelde steeds onder de
1102 Eze 21:26 | weg, en hef dien kroon af, deze zal dezelfde niet wezen;
1103 Eze 23:30 | 30 Deze dingen zal men u doen, dewijl
1104 Eze 23:43 | 43 Toen zeide Ik van deze, die van overspelerijen
1105 Eze 24:19 | te kennen geven, wat ons deze dingen zijn, dat gij aldus
1106 Eze 37:3 | mij: Mensenkind! zullen deze beenderen levend worden?
1107 Eze 37:4 | tot mij: Profeteer over deze beenderen, en zeg tot dezelve:
1108 Eze 37:5 | zegt de Heere HEERE tot deze beenderen: Ziet, Ik zal
1109 Eze 37:9 | vier winden, en blaas in deze gedoden, opdat zij
1110 Eze 37:11 | Hij tot mij: Mensenkind! deze beenderen zijn het ganse
1111 Eze 37:18 | niet te kennen geven, wat u deze dingen zijn? ~
1112 Eze 39:15 | 15 En deze doorgangers zullen door
1113 Eze 40:10 | het oosten, waren drie van deze, en drie van gene zijde;
1114 Eze 40:10 | ook hadden de posten, van deze en van gene zijde,
1115 Eze 40:12 | kamertjes, van een el van deze, en een ruim van een el
1116 Eze 40:12 | elk kamertje zes ellen van deze, en zes ellen van gene zijde. ~
1117 Eze 40:21 | haar kamertjes, drie van deze en drie van gene zijde;
1118 Eze 40:24 | derzelver voorhuizen, naar deze maten. ~
1119 Eze 40:25 | voorhuizen, rondom henen, gelijk deze vensteren; de lengte was
1120 Eze 40:26 | zij had palmbomen, een van deze, en een van gene zijde aan
1121 Eze 40:28 | mat de zuiderpoort naar deze maten. ~
1122 Eze 40:29 | haar voorhuizen waren naar deze maten; en zij had vensteren,
1123 Eze 40:32 | en hij mat de poort, naar deze maten; ~
1124 Eze 40:33 | en haar voorhuizen naar deze maten; en zij had vensteren
1125 Eze 40:34 | palmbomen aan haar posten, van deze en van gene zijde; en haar
1126 Eze 40:35 | noorderpoort; en hij mat naar deze maten. ~
1127 Eze 40:37 | palmbomen aan haar posten, van deze en van gene zijde; en haar
1128 Eze 40:39 | poort waren twee tafelen van deze, en twee tafelen van gene
1129 Eze 40:41 | 41 Vier tafelen van deze, en vier tafelen van gene
1130 Eze 40:45 | En hij sprak tot mij: Deze kamer, welker voorste deel
1131 Eze 40:48 | voorhuis, vijf ellen van deze, en vijf ellen van gene
1132 Eze 40:48 | der poort, drie ellen van deze, en drie ellen van
1133 Eze 40:49 | pilaren aan de posten, een van deze, en een van gene zijde. ~ ~
1134 Eze 41:1 | zes ellen de breedte van deze, en zes ellen de breedte
1135 Eze 41:2 | der deur, vijf ellen van deze, en vijf ellen van gene
1136 Eze 41:15 | derzelver galerijen van deze en van gene zijde, honderd
1137 Eze 41:19 | aangezicht tegen den palmboom van deze, en eens jongen leeuws aangezicht
1138 Eze 41:26 | waren ook palmbomen van deze en van gene zijde, aan de
1139 Eze 42:9 | 9 Van onder deze kameren nu was de ingang
1140 Eze 43:27 | 27 Als zij nu deze dagen zullen voleind hebben,
1141 Eze 44:2 | de HEERE zeide tot mij: Deze poort zal toegesloten zijn,
1142 Eze 45:3 | Alzo zult gij meten van deze maat, de lengte van vijf
1143 Eze 45:7 | zal zijn deel hebben van deze en van gene zijde des heiligen
1144 Eze 46:23 | dezelve een ringmuur, rondom deze vier; en er waren keukens
1145 Eze 47:7 | zeer veel geboomte, van deze en van gene zijde. ~
1146 Eze 47:8 | Toen zeide hij tot mij: Deze wateren vlieten uit naar
1147 Eze 47:9 | zeer veel vis zijn, omdat deze wateren daarhenen zullen
1148 Eze 47:9 | leven, alles, waarhenen deze beek zal komen. ~
1149 Eze 47:12 | aan haar oever, zal van deze en van gene zijde opgaan
1150 Eze 48:21 | voor den vorst zijn, van deze en van gene zijde des heiligen
1151 Dan 1:14 | Toen hoorde hij hen in deze zaak, en hij beproefde ze
1152 Dan 1:17 | 17 Aan deze vier jongelingen nu gaf
1153 Dan 2:18 | barmhartigheden verzochten over deze verborgenheid, dat Daniel
1154 Dan 2:28 | hoofds op uw leger, zijn deze: ~
1155 Dan 2:47 | openbaart, dewijl gij deze verborgenheid hebt kunnen
1156 Dan 3:12 | Sadrach, Mesach en Abed-nego; deze mannen hebben, o koning!
1157 Dan 3:16 | Wij hebben niet nodig u op deze zaak te antwoorden. ~
1158 Dan 3:27 | raadsheren des konings, deze mannen beziende, omdat het
1159 Dan 4:10 | hoofds op mijn leger waren deze: Ik zag, en ziet, er was
1160 Dan 4:17 | 17 Deze zaak is in het besluit der
1161 Dan 4:17 | besluit der wachters, en deze begeerte is in het woord
1162 Dan 5:10 | 10 Om deze woorden des konings en zijner
1163 Dan 6:4 | 4 Toen overtrof deze Daniel die vorsten en die
1164 Dan 6:7 | 7 Zo kwamen deze vorsten en de stadhouders
1165 Dan 6:15 | 15 Toen de koning deze rede hoorde, was hij zeer
1166 Dan 6:29 | 29 Deze Daniel nu had voorspoed
1167 Dan 7:17 | 17 Deze grote dieren, die vier zijn,
1168 Dan 9:7 | aangezichten, gelijk het is te deze dage; bij de mannen van
1169 Dan 10:15 | 15 En toen Hij deze woorden met mij sprak, sloeg
1170 Dan 11:4 | en dat voor anderen dan deze. ~
1171 Dan 11:27 | En het hart van beide deze koningen zal wezen om kwaad
1172 Dan 11:41 | nedergeworpen worden; doch deze zullen zijn hand ontkomen,
1173 Dan 12:4 | En gij, Daniel! sluit deze woorden toe, en verzegel
1174 Dan 12:5 | twee anderen, de een aan deze zijde van den oever der
1175 Dan 12:6 | zijn, dat er een einde van deze wonderen zal wezen? ~
1176 Dan 12:7 | hand des heiligen volks, al deze dingen voleind zullen
1177 Dan 12:8 | wat zal het einde zijn van deze dingen? ~
1178 Dan 12:9 | Ga henen, Daniel! want deze woorden zijn toegesloten
1179 Hos 2:11 | vijgeboom, waarvan zij zegt: Deze zijn mij een hoerenloon,
1180 Hos 7:10 | noch Hem zoeken in alle deze. ~
1181 Hos 14:3 | 3 Neem deze woorden met u, en bekeer
1182 Hos 14:10 | Wie is wijs? die versta deze dingen; wie is verstandig?
1183 Amos 6:2 | Filistijnen; of zij beter zijn dan deze koninkrijken, of hun landpale
1184 Jona 1:12| ulieden; want ik weet, dat deze grote storm ulieden om mijnentwil
1185 Mic 1:13 | gij inwoners van Lachis! (deze is der dochter Sions het
1186 Mic 3:6 | waarzegging; en de zon zal over deze profeten ondergaan; en de
1187 Mic 5:4 | 4 En Deze zal Vrede zijn; wanneer
1188 Zep 1:4 | Jeruzalem; en Ik zal uit deze plaats uitroeien het overblijfsel
1189 Zac 1:9 | zeide: Mijn Heere! wat zijn deze? Toen zeide tot mij de Engel,
1190 Zac 1:9 | sprak: Ik zal u tonen, wat deze zijn. ~
1191 Zac 1:10 | mirten stond, en zeide: Deze zijn het, die de HEERE uitgezonden
1192 Zac 1:12 | gram geweest zijt, deze zeventig jaren? ~
1193 Zac 1:19 | met mij sprak: Wat zijn deze? En Hij zeide tot mij: Dat
1194 Zac 1:21 | zijn hoofd ophief; maar deze zijn gekomen om die
1195 Zac 3:2 | Die Jeruzalem verkiest; is deze niet een vuurbrand uit het
1196 Zac 3:4 | stonden, zeggende: Doet deze vuile klederen van hem weg.
1197 Zac 4:4 | zeggende: Mijn Heere! wat zijn deze dingen? ~
1198 Zac 4:5 | mij: Weet gij niet, wat deze dingen zijn? En ik zeide:
1199 Zac 4:13 | zeggende: Weet gij niet, wat deze zijn? En ik zeide: Neen,
1200 Zac 4:14 | 14 Toen zeide Hij: Deze zijn de twee olietakken,
1201 Zac 5:8 | 8 En Hij zeide: Deze is de goddeloosheid; en
1202 Zac 5:10 | sprak: Waarhenen brengen zij deze efa? ~
1203 Zac 6:4 | met mij sprak: Wat zijn deze, mijn Heere? ~
1204 Zac 6:5 | antwoordde, en zeide tot mij: Deze zijn de vier winden des
1205 Zac 6:8 | tot mij, zeggende: Zie, deze, die uitgegaan zijn naar
1206 Zac 8:6 | overblijfsel dezes volks in deze dagen, zou het daarom ook
1207 Zac 8:9 | zijn, gijlieden, die in deze dagen deze woorden gehoord
1208 Zac 8:9 | gijlieden, die in deze dagen deze woorden gehoord hebt uit
1209 Zac 8:15 | Alzo denk Ik wederom in deze dagen goed te doen aan Jeruzalem,
1210 Zac 8:17 | valsen eed niet lief; want al deze zijn dingen, die Ik haat,
1211 Zac 11:4 | de HEERE, mijn God: Weidt deze slachtschapen. ~
1212 Zac 11:7 | 7 Dies heb ik deze slachtschapen geweid, dewijl
1213 Zac 11:10 | verbond, hetwelk ik met al deze volken gemaakt had. ~
1214 Zac 13:6 | iemand tot hem zegt: Wat zijn deze wonden in uw handen? zo
1215 Zac 14:5 | vallei Mijner bergen (want deze vallei der bergen zal reiken
1216 Matt 1:20| 20 En alzo hij deze dingen in den zin had, ziet,
1217 Matt 2:26| 3 Want deze is het, van denwelken gesproken
1218 Matt 2:32| zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen
1219 Matt 2:40| uit de hemelen, zeggende: Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde,
1220 Matt 4:3 | Gods Zoon zijt, zeg, dat deze stenen broden worden. ~
1221 Matt 4:9 | 9 En zeide tot Hem: Al deze dingen zal ik U geven, indien
1222 Matt 5:19| 19 Zo wie dan een van deze minste geboden zal ontbonden,
1223 Matt 5:37| ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit den boze. ~
1224 Matt 6:29| geweest, gelijk een van deze. ~
1225 Matt 6:32| 32 Want al deze dingen zoeken de heidenen;
1226 Matt 6:32| hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft. ~
1227 Matt 6:33| Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen
1228 Matt 7:24| 24 Een iegelijk dan, die deze Mijn woorden hoort en dezelve
1229 Matt 7:26| 26 En een iegelijk, die deze Mijn woorden hoort en dezelve
1230 Matt 7:28| het is geschied, als Jezus deze woorden geeindigd had, dat
1231 Matt 8:27| zeggende: Hoedanig een is Deze, dat ook de winden en de
1232 Matt 8:33| waren, boodschapten zij al deze dingen, en wat den bezetenen
1233 Matt 9:3 | Schriftgeleerden zeiden in zichzelven: Deze lastert God. ~
1234 Matt 9:18| 18 Als Hij deze dingen tot hen sprak, ziet,
1235 Matt 10:2 | der twaalf apostelen zijn deze: de eerste, Simon, gezegd
1236 Matt 10:5 | 5 Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden,
1237 Matt 10:23| 23 Wanneer zij u dan in deze stad vervolgen, vliedt in
1238 Matt 10:29| verkocht? En niet een van deze zal op de aarde vallen zonder
1239 Matt 10:42| 42 En zo wie een van deze kleinen te drinken geeft
1240 Matt 11:10| 10 Want deze is het, van denwelken geschreven
1241 Matt 11:25| hemels en der aarde! dat Gij deze dingen voor de wijzen en
1242 Matt 12:23| zich, en zeiden: Is niet Deze de Zoon van David? ~
1243 Matt 12:24| gehoord hebbende, zeiden: Deze werpt de duivelen niet uit,
1244 Matt 12:32| vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende. ~
1245 Matt 13:19| in zijn hart gezaaid was; deze is degene, die bij den weg
1246 Matt 13:20| steenachtige plaatsen bezaaid is, deze is degene, die het Woord
1247 Matt 13:22| in de doornen bezaaid is, deze is degene, die het Woord
1248 Matt 13:23| goede aarde bezaaid is, deze is degene, die het Woord
1249 Matt 13:34| 34 Al deze dingen heeft Jezus tot de
1250 Matt 13:53| het is geschied, als Jezus deze gelijkenissen geeindigd
1251 Matt 13:55| 55 Is Deze niet de Zoon des timmermans?
1252 Matt 14:2 | zeide tot zijn knechten: Deze is Johannes de Doper; hij
1253 Matt 14:15| discipelen tot Hem, zeggende: Deze plaats is woest, en de tijd
1254 Matt 15:12| Gij wel, dat de Farizeen deze rede horende, geergerd zijn
1255 Matt 15:15| zeide tot Hem: Verklaar ons deze gelijkenis. ~
1256 Matt 15:20| 20 Deze dingen zijn het, die den
1257 Matt 16:18| dat gij zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente
1258 Matt 17:5 | stem uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon, in
1259 Matt 17:20| mosterdzaad, gij zoudt tot deze berg zeggen: Ga heen van
1260 Matt 18:4 | vernederen, gelijk dit kindeken, deze is de meeste in het Koninkrijk
1261 Matt 18:6 | 6 Maar zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven,
1262 Matt 18:10| toe, dat gij niet een van deze kleinen veracht. Want Ik
1263 Matt 18:14| hemelen is, dat een van deze kleinen verloren ga. ~
1264 Matt 19:1 | het geschiedde, toen Jezus deze woorden geeindigd had, dat
1265 Matt 19:18| Welke? En Jezus zeide: Deze: Gij zult niet doden; gij
1266 Matt 19:20| jongeling zeide tot Hem: Al deze dingen heb ik onderhouden
1267 Matt 20:12| 12 Zeggende: Deze laatsten hebben maar een
1268 Matt 20:14| het uwe en ga heen. Ik wil deze laatsten ook geven, gelijk
1269 Matt 20:21| zeide tot Hem: Zeg, dat deze mijn twee zonen zitten mogen,
1270 Matt 21:3 | gij zeggen, dat de Heere deze van node heeft, en hij zal
1271 Matt 21:10| beroerd, zeggende: Wie is Deze? ~
1272 Matt 21:11| 11 En de scharen zeiden: Deze is Jezus, de Profeet van
1273 Matt 21:21| maar indien gij ook tot deze berg zeidet: Word opgeheven
1274 Matt 21:23| Door wat macht doet Gij deze dingen? En Wie heeft U deze
1275 Matt 21:23| deze dingen? En Wie heeft U deze macht gegeven? ~
1276 Matt 21:24| zeggen, door wat macht Ik deze dingen doe. ~
1277 Matt 21:30| tweeden, zeide desgelijks, en deze antwoordde en zeide: Ik
1278 Matt 21:31| 31 Wie van deze twee heeft den wil des vaders
1279 Matt 21:38| zeiden onder elkander: Deze is de erfgenaam, komt, laat
1280 Matt 21:42| bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd
1281 Matt 21:44| 44 En wie op deze steen valt, die zal verpletterd
1282 Matt 21:45| overpriesters en Farizeen deze Zijn gelijkenissen hoorden,
1283 Matt 21:46| vreesden zij de scharen, dewijl deze Hem hielden voor een profeet. ~ ~
1284 Matt 22:5 | achtende, zijn heengegaan, deze tot zijn akker, gene tot
1285 Matt 22:40| 40 Aan deze twee geboden hangt de ganse
1286 Matt 23:23| barmhartigheid, en het geloof. Deze dingen moest men doen, en
1287 Matt 23:36| 36 Voorwaar zeg Ik u: Al deze dingen zullen komen over
1288 Matt 24:2 | tot hen: Ziet gij niet al deze dingen? Voorwaar zeg Ik:
1289 Matt 24:3 | Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn, en welk zal
1290 Matt 24:32| leert van den vijgeboom deze gelijkenis: wanneer zijn
1291 Matt 24:33| gijlieden, wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet,
1292 Matt 24:34| geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn. ~
1293 Matt 25:40| Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan
1294 Matt 25:45| Voor zoveel gij dit een van deze minsten niet gedaan hebt,
1295 Matt 26:1 | is geschied, als Jezus al deze woorden geeindigd had, dat
1296 Matt 26:9 | 9 Want deze zalf had kunnen duur verkocht,
1297 Matt 26:10| tot hen: Waarom doet gij deze vrouw moeite aan? want zij
1298 Matt 26:12| 12 Want als zij deze zalf op Mijn lichaam gegoten
1299 Matt 26:31| aan Mij geergerd worden in deze nacht; want er is geschreven:
1300 Matt 26:42| zeggende: Mijn Vader! Indien deze drinkbeker van Mij niet
1301 Matt 26:61| valse getuigen, en zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan den
1302 Matt 26:71| degenen, die aldaar waren: Deze was ook met Jezus den Nazarener. ~
1303 Matt 27:21| zeide tot hen: Welke van deze twee wilt gij, dat ik u
1304 Matt 27:32| Cyrene, met name Simon; deze dwongen zij, dat hij Zijn
1305 Matt 27:37| beschuldiging geschreven: DEZE Is JEZUS, De KONING DER
1306 Matt 27:47| zulks horende, zeiden: Deze roept Elias. ~
1307 Matt 27:54| bevreesd, zeggende: Waarlijk, Deze was Gods Zoon! ~
1308 Matt 27:58| 58 Deze kwam tot Pilatus, en begeerde
1309 Matt 27:63| wij zijn indachtig, dat deze verleider, nog levende,
1310 Mark 1:27| dit? Wat nieuwe leer is deze, dat Hij met macht ook den
1311 Mark 2:7 | 7 Wat spreekt Deze aldus gods lasteringen?
1312 Mark 2:8 | tot hen: Wat overdenkt gij deze dingen in uw harten? ~
1313 Mark 4:11| buiten zijn, geschieden al deze dingen door gelijkenissen; ~
1314 Mark 4:13| zeide tot hen: Weet gij deze gelijkenis niet, en hoe
1315 Mark 4:41| tot elkander: Wie is toch Deze, dat ook de wind en de zee
1316 Mark 5:27| 27 Deze van Jezus horende, kwam
1317 Mark 5:34| vrede, en zijt genezen van deze uw kwaal. ~
1318 Mark 6:2 | zeggende: Van waar komen Dezen deze dingen, en wat wijsheid
1319 Mark 6:3 | 3 Is deze niet de timmerman, de zoon
1320 Mark 6:16| Herodes hoorde, zeide hij: Deze is Johannes, dien ik onthoofd
1321 Mark 6:27| gebood zijn hoofd te brengen. Deze nu ging heen, en onthoofdde
1322 Mark 6:35| discipelen tot Hem, en zeiden: Deze plaats is woest, en het
1323 Mark 7:23| 23 Al deze boze dingen komen voort
1324 Mark 7:26| 26 Deze nu was een Griekse vrouw,
1325 Mark 9:7 | kwam uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon, hoort
1326 Mark 9:42| 42 En zo wie een van deze kleinen, die in Mij geloven,
1327 Mark 10:20| zeide tot Hem: Meester! al deze dingen heb ik onderhouden
1328 Mark 10:24| discipelen werden verbaasd over deze Zijn woorden. Maar Jezus,
1329 Mark 11:28| Door wat macht doet Gij deze dingen? En wie heeft U deze
1330 Mark 11:28| deze dingen? En wie heeft U deze macht gegeven, dat Gij deze
1331 Mark 11:28| deze macht gegeven, dat Gij deze dingen doen zoudt? ~
1332 Mark 11:29| zeggen, door wat macht Ik deze dingen doe: ~
1333 Mark 11:33| niet, door wat macht Ik deze dingen doe. ~ ~
1334 Mark 12:7 | landlieden zeiden onder elkander: Deze is de erfgenaam; komt, laat
1335 Mark 12:10| 10 Hebt gij ook deze Schrift niet gelezen: De
1336 Mark 12:10| bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd
1337 Mark 12:21| en is gestorven, en ook deze liet geen zaad na; en de
1338 Mark 12:31| ander gebod, groter dan deze. ~
1339 Mark 12:43| Voorwaar, Ik zeg u, dat deze arme weduwe meer ingeworpen
1340 Mark 12:44| overvloed daarin geworpen; maar deze heeft van haar gebrek, al
1341 Mark 13:2 | zeide tot hem: Ziet gij deze grote gebouwen? Er zal niet
1342 Mark 13:4 | Zeg ons, wanneer zullen deze dingen zijn? En welk is
1343 Mark 13:4 | welk is het teken, wanneer deze dingen alle voleindigd zullen
1344 Mark 13:8 | hongersnoden wezen, en beroerten. Deze dingen zijn maar beginselen
1345 Mark 13:28| leert van den vijgeboom deze gelijkenis; wanneer nu zijn
1346 Mark 13:29| Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden,
1347 Mark 13:30| zal voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn. ~
1348 Mark 14:69| degenen, die daarbij stonden: Deze is een van die. ~
1349 Mark 15:39| gegeven had, zeide: Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon! ~
1350 Mark 16:10| 10 Deze, heengaande, boodschapte
1351 Mark 16:17| geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn
1352 Luk 1:19 | om tot u te spreken, en u deze dingen te verkondigen. ~
1353 Luk 1:20 | spreken, tot op den dag, dat deze dingen geschied zullen zijn;
1354 Luk 1:29 | en overlegde, hoedanig deze groetenis mocht zijn. ~
1355 Luk 1:32 | 32 Deze zal groot zijn, en de Zoon
1356 Luk 1:36 | zoon, in haar ouderdom; en deze maand is haar, die onvruchtbaar
1357 Luk 1:65 | werd veel gesproken van al deze dingen. ~
1358 Luk 2:2 | 2 Deze eerste beschrijving geschiedde,
1359 Luk 2:19 | 19 Doch Maria bewaarde deze woorden alle te zamen, overleggende
1360 Luk 2:25 | wiens naam was Simeon; en deze mens was rechtvaardig en
1361 Luk 2:34 | Maria, Zijn moeder: Zie, Deze wordt gezet tot een val
1362 Luk 2:36 | uit den stam van Aser; deze was tot groten ouderdom
1363 Luk 2:38 | 38 En deze, te dierzelfder ure daarbij
1364 Luk 2:51 | Zijn moeder bewaarde al deze dingen in haar hart. ~
1365 Luk 3:8 | zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen
1366 Luk 3:16 | Zijn schoenen te ontbinden; Deze zal u dopen met den Heiligen
1367 Luk 4:6 | zeide tot Hem: Ik zal U al deze macht, en de heerlijkheid
1368 Luk 4:21 | hen te zeggen: Heden is deze Schrift in uw oren vervuld. ~
1369 Luk 4:22 | voortkwamen; en zeiden: Is deze niet de Zoon van Jozef? ~
1370 Luk 5:21 | overdenken, zeggende: Wie is Deze, Die gods lastering spreekt?
1371 Luk 7:18 | boodschapten hem van al deze dingen. ~
1372 Luk 7:27 | 27 Deze is het, van welken geschreven
1373 Luk 7:39 | bij zichzelven, zeggende: Deze, indien Hij een profeet
1374 Luk 7:39 | wat en hoedanige vrouw deze is, die Hem aanraakt; want
1375 Luk 7:42 | kwijt. Zeg dan, wie van deze zal hem meer liefhebben? ~
1376 Luk 7:44 | zeide tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis
1377 Luk 7:44 | Mijn voeten gegeven; maar deze heeft Mijn voeten met tranen
1378 Luk 7:45 | Mij geen kus gegeven; maar deze, van dat zij ingekomen is,
1379 Luk 7:46 | hoofd niet gezalfd; maar deze heeft Mijn voeten met zalf
1380 Luk 7:49 | zeggen bij zichzelven: Wie is Deze, Die ook de zonden vergeeft? ~
1381 Luk 8:9 | vraagden Hem, zeggende: Wat mag deze gelijkenis wezen? ~
1382 Luk 8:25 | tot elkander: Wie is toch Deze, dat Hij ook de winden en
1383 Luk 8:42 | omtrent twaalf jaren, en deze lag op haar sterven. En
1384 Luk 9:9 | heb ik onthoofd; wie is nu Deze, van Welken ik zulke dingen
1385 Luk 9:28 | geschiedde, omtrent acht dagen na deze woorden, dat Hij medenam
1386 Luk 9:35 | stem uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon; hoort
1387 Luk 9:44 | 44 Legt gij deze woorden in uw oren: Want
1388 Luk 10:21 | hemels en der aarde; dat Gij deze dingen voor de wijzen en
1389 Luk 10:36 | 36 Wie dan van deze drie dunkt u de naaste geweest
1390 Luk 10:39 | 39 En deze had een zuster, genaamd
1391 Luk 11:27 | het geschiedde, als Hij deze dingen sprak, dat een zekere
1392 Luk 11:45 | tot Hem: Meester! als Gij deze dingen zegt, zo doet Gij
1393 Luk 11:53 | 53 En als Hij deze dingen tot hen zeide, begonnen
1394 Luk 12:18 | verzamelen al dit mijn gewas, en deze mijn goederen; ~
1395 Luk 12:27 | bekleed geweest als een van deze. ~
1396 Luk 12:30 | 30 Want al deze dingen zoeken de volken
1397 Luk 12:30 | maar uw Vader weet, dat gij deze dingen behoeft. ~
1398 Luk 12:31 | het Koninkrijk Gods, en al deze dingen zullen u toegeworpen
1399 Luk 12:41 | tot Hem: Heere! zegt Gij deze gelijkenis tot ons, of ook
1400 Luk 13:2 | tot hen: Meent gij, dat deze Galileers zondaars zijn
1401 Luk 13:4 | doodde ze; meent gij, dat deze schuldenaars zijn geweest,
1402 Luk 13:6 | 6 En Hij zeide deze gelijkenis: Een zeker man
1403 Luk 13:16 | 16 En deze, die een dochter Abrahams
1404 Luk 14:15 | degenen, die mede aanzaten, deze dingen hoorde, zeide hij
1405 Luk 14:21 | gekomen zijnde, boodschapte deze dingen zijn heer. Toen werd
1406 Luk 14:30 | 30 Zeggende: Deze mens heeft begonnen te bouwen,
1407 Luk 15:2 | murmureerden, zeggende: Deze ontvangt de zondaars, en
1408 Luk 15:3 | 3 En Hij sprak tot hen deze gelijkenis, zeggende: ~
1409 Luk 15:24 | 24 Want deze mijn zoon was dood, en is
1410 Luk 15:27 | 27 En deze zeide tot hem: Uw broeder
1411 Luk 15:30 | 30 Maar als deze uw zoon gekomen is, die
1412 Luk 15:32 | en blijde te zijn; want deze uw broeder was dood, en
1413 Luk 16:1 | een rentmeester had; en deze werd bij hem verklaagd,
1414 Luk 16:14 | 14 En al deze dingen hoorden ook de Farizeen,
1415 Luk 16:24 | want ik lijd smarten in deze vlam. ~
1416 Luk 16:28 | opdat ook zij niet komen in deze plaats der pijniging. ~
1417 Luk 17:2 | geworpen, dan dat hij een van deze kleinen zou ergeren. ~
1418 Luk 17:18 | om Gode eer te geven, dan deze vreemdeling? ~
1419 Luk 18:5 | 5 Nochtans, omdat deze weduwe mij moeilijk valt,
1420 Luk 18:9 | de anderen niets achtten, deze gelijkenis: ~
1421 Luk 18:11 | overspelers; of ook gelijk deze tollenaar. ~
1422 Luk 18:14 | 14 Ik zeg ulieden: Deze ging af gerechtvaardigd
1423 Luk 18:21 | 21 En hij zeide: Al deze dingen heb ik onderhouden
1424 Luk 18:34 | zij verstonden geen van deze dingen; en dit woord was
1425 Luk 18:36 | 36 En deze, horende de schare voorbijgaan,
1426 Luk 19:2 | name geheten Zacheus; en deze was een overste der tollenaren,
1427 Luk 19:9 | zaligheid geschied, nademaal ook deze een zoon van Abraham is. ~
1428 Luk 19:14 | zeggende: Wij willen niet, dat deze over ons koning zij. ~
1429 Luk 19:27 | 27 Doch deze mijn vijanden, die niet
1430 Luk 19:40 | Ik zeg ulieden, dat, zo deze zwijgen, de stenen haast
1431 Luk 20:2 | ons, door wat macht Gij deze dingen doet; of wie Hij
1432 Luk 20:2 | doet; of wie Hij is, Die U deze macht heeft gegeven? ~
1433 Luk 20:8 | niet, door wat macht Ik deze dingen doe. ~
1434 Luk 20:9 | En Hij begon tot het volk deze gelijkenis te zeggen: Een
1435 Luk 20:14 | onder elkander, en zeiden: Deze is de erfgenaam; komt, laat
1436 Luk 20:16 | 16 Hij zal komen en deze landlieden verderven, en
1437 Luk 20:17 | bouwlieden verworpen hebben, deze is tot een hoofd des hoeks
1438 Luk 20:19 | zij verstonden, dat Hij deze gelijkenis tegen hen gesproken
1439 Luk 20:30 | tweede nam die vrouw, en ook deze stierf zonder kinderen. ~
1440 Luk 21:3 | Waarlijk, Ik zeg u, dat deze arme weduwe meer dan allen
1441 Luk 21:4 | tot de gaven Gods; maar deze heeft van haar gebrek, al
1442 Luk 21:6 | 6 Wat deze dingen aangaat, die gij
1443 Luk 21:7 | Meester, wanneer zullen dan deze dingen zijn, en welk is
1444 Luk 21:7 | welk is het teken, wanneer deze dingen zullen geschieden? ~
1445 Luk 21:9 | wordt niet verschrikt; want deze dingen moeten eerst geschieden;
1446 Luk 21:22 | 22 Want deze zijn dagen der wraak, opdat
1447 Luk 21:28 | 28 Als nu deze dingen beginnen te geschieden,
1448 Luk 21:31 | Alzo ook gij, wanneer gij deze dingen zult zien geschieden,
1449 Luk 21:36 | worden te ontvlieden al deze dingen, die geschieden zullen,
1450 Luk 22:20 | het avondmaal, zeggende: Deze drinkbeker is het nieuwe
1451 Luk 22:56 | hem houdende, zeide: Ook deze was met Hem. ~
1452 Luk 22:59 | zeggende: In der waarheid, ook deze was met Hem; want hij is
1453 Luk 23:2 | Wij hebben bevonden, dat Deze het volk verkeert, en verbiedt
1454 Luk 23:22 | male tot hen: Wat heeft Deze dan kwaads gedaan? Ik heb
1455 Luk 23:38 | Romeinse en Hebreeuwse letters: DEZE Is De KONING DER JODEN. ~
1456 Luk 23:41 | wij gedaan hebben; maar Deze heeft niets onbehoorlijks
1457 Luk 23:47 | God, en zeide: Waarlijk, deze Mens was rechtvaardig. ~
1458 Luk 23:51 | 51 (Deze had niet mede bewilligd
1459 Luk 23:52 | 52 Deze ging tot Pilatus, en begeerde
1460 Luk 24:9 | graf, boodschapten zij al deze dingen aan de elven, en
1461 Luk 24:10 | 10 En deze waren Maria Magdalena, en
1462 Luk 24:14 | samen onder elkander van al deze dingen, die er gebeurd waren. ~
1463 Luk 24:21 | heden de derde dag, van dat deze dingen geschied zijn. ~
1464 Luk 24:26 | 26 Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in
1465 Luk 24:36 | 36 En als zij van deze dingen spraken, stond Jezus
1466 Luk 24:48 | En gij zijt getuigen van deze dingen. ~
1467 Joha 1:7 | 7 Deze kwam tot een getuigenis,
1468 Joha 1:15| heeft geroepen, zeggende: Deze was het, van Welken ik zeide:
1469 Joha 1:28| 28 Deze dingen zijn geschied in
1470 Joha 1:30| 30 Deze is het, van Welken ik gezegd
1471 Joha 1:33| nederdalen, en op Hem blijven, Deze is het, Die met den Heiligen
1472 Joha 1:34| gezien, en heb getuigd, dat Deze de Zoon van God is. ~
1473 Joha 1:42| 42 Deze vond eerst zijn broeder
1474 Joha 1:51| grotere dingen zien dan deze. ~
1475 Joha 2:16| duiven verkochten: Neemt deze dingen van hier weg; maakt
1476 Joha 2:18| teken toont Gij ons, dat Gij deze dingen doet? ~
1477 Joha 3:2 | 2 Deze kwam des nachts tot Jezus,
1478 Joha 3:2 | gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet,
1479 Joha 3:9 | zeide tot Hem: Hoe kunnen deze dingen geschieden? ~
1480 Joha 3:10| van Israel, en weet gij deze dingen niet? ~
1481 Joha 3:29| des bruidegoms. Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld
1482 Joha 4:20| 20 Onze vaders hebben op deze berg aangebeden; en gijlieden
1483 Joha 4:29| alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus? ~
1484 Joha 4:42| Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus,
1485 Joha 4:47| 47 Deze, gehoord hebbende, dat Jezus
1486 Joha 5:16| Hem te doden, omdat Hij deze dingen op den sabbat deed. ~
1487 Joha 5:20| groter werken tonen dan deze, opdat gij u verwondert. ~
1488 Joha 6:5 | wij broden kopen, opdat deze eten mogen? ~
1489 Joha 6:9 | twee visjes; maar wat zijn deze onder zo velen? ~
1490 Joha 6:14| Jezus gedaan had, zeiden: Deze is waarlijk de Profeet,
1491 Joha 6:42| 42 En zij zeiden: Is deze niet Jezus, de Zoon van
1492 Joha 6:42| moeder wij kennen? Hoe zegt Deze dan: Ik ben uit den hemel
1493 Joha 6:46| heeft, dan Die van God is; Deze heeft den Vader gezien. ~
1494 Joha 6:52| elkander, zeggende: Hoe kan ons deze Zijn vlees te eten geven? ~
1495 Joha 6:59| 59 Deze dingen zeide Hij in de synagoge,
1496 Joha 6:60| discipelen, dit horende, zeiden: Deze rede is hard; wie kan dezelve
1497 Joha 6:71| Simons zoon, Iskariot; want deze zou Hem verraden, zijnde
1498 Joha 7:4 | van hem spreke. Indien Gij deze dingen doet, zo openbaar
1499 Joha 7:9 | 9 En als Hij deze dingen tot hen gezegd had,
1500 Joha 7:15| zich, zeggende: Hoe weet Deze de Schriften, daar Hij ze
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1817 |