Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
teert 1
tegelijk 10
tegemoet 123
tegen 1816
tegenbeeld 2
tegendeel 2
tegengekomen 2
Frequency    [«  »]
1859 wij
1852 waren
1817 deze
1816 tegen
1807 had
1805 heb
1759 hebt

Bijbel

IntraText - Concordances

tegen

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1816

     Book Chapter: Verse
1001 Psa 106:40 | toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft 1002 Psa 107:11 | wederspannig waren geweest tegen Gods geboden, en den raad 1003 Psa 109:2 | de mond des bedrogs zijn tegen mij opengedaan; zij hebben 1004 Psa 109:4 | mijn liefde, staan zij mij tegen; maar ik was steeds in het 1005 Psa 109:20 | dergenen, die kwaad spreken tegen mijn ziel. ~ 1006 Psa 119:11 | hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou. ~ 1007 Psa 119:23 | zelfs de vorsten zittende tegen mij gesproken hebben, heeft 1008 Psa 119:69 | hovaardigen hebben leugens tegen mij gestoffeerd; doch ik 1009 Psa 124:2 | geweest is, als de mensen tegen ons opstonden; ~ 1010 Psa 124:3 | verslonden hebben, als hun toorn tegen ons ontstak. ~ 1011 Psa 135:9 | midden van u, o Egypte! tegen Farao en tegen al zijn knechten. ~ 1012 Psa 135:9 | o Egypte! tegen Farao en tegen al zijn knechten. ~ 1013 Psa 138:7 | Uw hand strekt Gij uit tegen den toorn mijner vijanden, 1014 Psa 139:21 | verdriet hebben in degenen, die tegen U opstaan? ~ 1015 Spre 1:11 | op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder 1016 Spre 1:18 | bloed, en versteken zich tegen hun zielen. ~ 1017 Spre 3:29 | 29      Smeed geen kwaad tegen uw naaste, aangezien hij 1018 Spre 7:23 | en niet weet, dat dezelve tegen zijn leven is. ~ 1019 Spre 8:36 | 36      Maar die tegen Mij zondigt, doet zijn ziel 1020 Spre 17:11 | maar een wrede bode zal tegen hem gezonden worden. ~ 1021 Spre 19:3 | verkeren; en zijn hart zal zich tegen den HEERE vergrammen. ~ 1022 Spre 20:2 | jongen leeuws; die zich tegen hem vergramt, zondigt tegen 1023 Spre 20:2 | tegen hem vergramt, zondigt tegen zijn ziel. ~ 1024 Spre 21:30 | verstand, en er is geen raad tegen den HEERE. ~ 1025 Spre 21:31 | Het paard wordt bereid tegen den dag des strijds; maar 1026 Spre 23:11 | sterk; Die zal hun twistzaak tegen u twisten. ~ 1027 Spre 24:28 | niet zonder oorzaak getuige tegen uw naaste; want zoudt gij 1028 Spre 25:18 | 18      Een man, tegen zijn naaste een valse getuigenis 1029 Spre 27:19 | water het aangezicht is tegen het aangezicht, alzo is 1030 Spre 27:19 | alzo is des mensen hart tegen den mens. ~ 1031 Spre 28:4 | bewaren, mengen zich in strijd tegen hen. ~ 1032 Spre 30:31 | en een koning, die niet tegen te staan is. ~ 1033 Pred 4:12 | overweldigen, zo zullen de twee tegen hem bestaan; en een drievoudig 1034 Pred 9:14 | en een groot koning kwam tegen haar, en hij omsingelde 1035 Pred 9:14 | bouwde grote vastigheden tegen haar. ~ 1036 Pred 10:4 | Als de geest des heersers tegen u oprijst, verlaat uw plaats 1037 Hoo 1:6 | kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken, zij hebben 1038 Hoo 7:4 | de toren van Libanon, die tegen Damaskus ziet. ~ 1039 Jes 1:2 | verhoogd; maar zij hebben tegen Mij overtreden. ~ 1040 Jes 1:25 | En Ik zal Mijn hand tegen u keren, en Ik zal uw schuim 1041 Jes 2:4 | sikkelen; het ene volk zal tegen het andere volk      geen 1042 Jes 2:12 | der heirscharen zal zijn tegen allen hovaardige en hoge, 1043 Jes 2:12 | allen hovaardige en hoge, en tegen allen verhevene, opdat hij 1044 Jes 2:13 | 13      En tegen alle hoge en verhevene cederen 1045 Jes 2:13 | cederen van Libanon, en tegen alle eiken van Basan; ~ 1046 Jes 2:14 | 14      En tegen alle hoge bergen, en tegen 1047 Jes 2:14 | tegen alle hoge bergen, en tegen alle verhevene heuvelen; ~ 1048 Jes 2:15 | 15      En tegen allen hogen toren, en tegen 1049 Jes 2:15 | tegen allen hogen toren, en tegen allen vasten muur; ~ 1050 Jes 2:16 | 16      En tegen alle schepen van Tarsis, 1051 Jes 2:16 | alle schepen van Tarsis, en tegen alle gewenste schilderijen. ~ 1052 Jes 3:5 | worden, de een zal zijn tegen den ander, en een iegelijk 1053 Jes 3:5 | den ander, en een iegelijk tegen zijn naaste; de jongeling 1054 Jes 3:5 | jongeling zal stout zijn tegen den oude, de verachte tegen 1055 Jes 3:5 | tegen den oude, de verachte tegen den eerlijke. ~ 1056 Jes 3:8 | hun tong en handelingen tegen den HEERE zijn, om de ogen 1057 Jes 3:9 | huns aangezichts getuigt tegen hen, en hun zonden spreken 1058 Jes 3:14 | HEERE komt ten gerichte tegen de oudsten Zijns volks en 1059 Jes 4:6 | tot een schaduw des daags tegen de hitte, en tot een toevlucht, 1060 Jes 4:6 | toevlucht, en tot een verberging tegen den vloed en tegen den regen. ~  ~ 1061 Jes 4:6 | verberging tegen den vloed en tegen den regen. ~  ~ 1062 Jes 5:25 | toorn des HEEREN ontstoken tegen Zijn volk, en Hij heeft 1063 Jes 5:25 | Zijn volk, en Hij heeft tegen hetzelve Zijn hand uitgestrekt, 1064 Jes 5:30 | 30      En zij zullen tegen hetzelve te dien dage bruisen, 1065 Jes 7:1 | naar Jeruzalem, ten oorlog tegen haar; maar hij vermocht 1066 Jes 7:1 | vermocht met strijden niet tegen haar. ~ 1067 Jes 7:5 | Omdat de Syrier kwaad tegen u beraadslaagd heeft, met 1068 Jes 7:6 | Laat ons optrekken tegen Juda, en het verdriet aandoen, 1069 Jes 9:10 | zal Rezins tegenpartijders tegen hem verheffen, en Hij zal 1070 Jes 9:20 | en zij zullen te zamen tegen Juda zijn. Om dit alles 1071 Jes 10:6 | 6      Ik zal hem zenden tegen een huichelachtig volk, 1072 Jes 10:6 | en Ik zal hem bevel geven tegen het volk Mijner verbolgenheid; 1073 Jes 10:15 | Zal een bijl zich beroemen tegen dien, die daarmede houwt? 1074 Jes 10:15 | houwt? Zal een zaag pochen tegen dien, die ze trekt? Alsof 1075 Jes 10:24 | slaan, en hij zijn staf tegen u zal opheffen,      naar 1076 Jes 10:26 | HEERE der heirscharen zal tegen hem een gesel verwekken, 1077 Jes 10:32 | hij zal zijn hand bewegen tegen den berg der dochter van 1078 Jes 11:14 | op den schouder vliegen tegen het westen, en zij zullen 1079 Jes 11:15 | Hij zal Zijn hand bewegen tegen de rivier, door de sterkte 1080 Jes 13:17 | Ziet, Ik zal de Meden tegen hen verwekken, die het zilver 1081 Jes 14:4 | gij deze spreuk opnemen tegen den koning van Babel, en 1082 Jes 14:8 | nederligt, komt niemand tegen ons op, die ons afhouwe. ~ 1083 Jes 14:22 | 22      Want Ik zal tegen hen opstaan, spreekt de 1084 Jes 16:13 | het woord, dat de HEERE tegen Moab gesproken heeft, van 1085 Jes 19:2 | Want Ik zal de Egyptenaren tegen de Egyptenaren verwarren, 1086 Jes 19:2 | zullen strijden een iegelijk tegen zijn broeder, en een iegelijk 1087 Jes 19:2 | broeder, en een iegelijk tegen zijn naaste, stad tegen 1088 Jes 19:2 | tegen zijn naaste, stad tegen stad, koninkrijk      tegen 1089 Jes 19:2 | tegen stad, koninkrijk      tegen koninkrijk. ~ 1090 Jes 19:12 | heirscharen beraadslaagd heeft tegen Egypte. ~ 1091 Jes 19:16 | der heirscharen, welke Hij tegen hen      bewegen zal. ~ 1092 Jes 19:17 | heirscharen,      dien Hij tegen hen beraadslaagd heeft. ~ 1093 Jes 20:1 | had, toen hij krijg voerde tegen Asdod, en het innam; ~ 1094 Jes 21:9 | heeft Hij      verbroken tegen de aarde. ~ 1095 Jes 21:13 | 13      De last tegen Arabie. In het woud van 1096 Jes 23:11 | HEERE heeft bevel gegeven tegen Kanaan, om haar sterkten 1097 Jes 25:4 | bange was; een Toevlucht tegen den vloed, een Schaduw tegen 1098 Jes 25:4 | tegen den vloed, een Schaduw tegen de hitte; want het blazen 1099 Jes 25:4 | tirannen is als een vloed tegen een wand. ~ 1100 Jes 27:4 | in oorlog stellen, dat Ik tegen hem zou aanvallen, en hem 1101 Jes 29:3 | bolwerken, en Ik zal vestingen tegen u opwerpen. ~ 1102 Jes 29:7 | aller heidenen zijn, die tegen Ariel strijden zullen; zelfs 1103 Jes 29:7 | zullen; zelfs allen, die tegen haar en haar vestingen strijden, 1104 Jes 29:8 | aller heidenen zijn, die tegen den berg Sion krijgen. ~ 1105 Jes 30:32 | bestrijdingen zal Hij tegen hen strijden. ~ 1106 Jes 31:2 | maar Hij zal Zich opmaken tegen het huis der boosdoeners, 1107 Jes 31:2 | huis der boosdoeners, en tegen de hulp dergenen,   die 1108 Jes 31:4 | herderen samengeroepen wordt   tegen hem, verschrikt hij voor 1109 Jes 32:2 | zijn als een verberging tegen den wind, en een schuilplaats 1110 Jes 32:2 | wind, en een schuilplaats tegen den vloed, als waterbeken 1111 Jes 32:6 | en om dwaling te spreken tegen den HEERE, om de ziel des 1112 Jes 33:1 | men niet trouwelooslijk tegen u gehandeld heeft! Als gij 1113 Jes 33:1 | zal men trouwelooslijk tegen u handelen. ~ 1114 Jes 36:1 | koning van Assyrie, optoog tegen alle vaste steden van Juda, 1115 Jes 36:5 | vertrouwt gij nu, dat gij tegen mij rebelleert? ~ 1116 Jes 36:10 | zonder den HEERE opgetogen tegen dit land, om dat te verderven. 1117 Jes 36:10 | tot mij gezegd: Trek op tegen dat land, en verderf het. ~ 1118 Jes 37:8 | koning van Assyrie strijdende tegen Libna; want hij had gehoord, 1119 Jes 37:9 | zeggen: Hij is uitgetogen, om tegen u te strijden; toen hij 1120 Jes 37:21 | gij tot Mij gebeden hebt tegen Sanherib, den koning van 1121 Jes 37:23 | gehoond, en gij gelasterd, en tegen Wien hebt gij de stem verheven, 1122 Jes 37:23 | uw ogen omhoog opgeheven? Tegen den Heilige Israels! ~ 1123 Jes 37:28 | uw inkomen, en uw woeden tegen Mij. ~ 1124 Jes 37:29 | 29      Om uw woeden tegen Mij, en dat uw woeling voor 1125 Jes 40:10 | de Heere HEERE zal komen tegen den sterke, en Zijn arm 1126 Jes 41:11 | schande worden, allen, die tegen u ontstoken zijn; zij zullen 1127 Jes 42:24 | het niet de HEERE, Hij, tegen Wien wij gezondigd hebben? 1128 Jes 43:22 | aangeroepen, o Jakob! als gij u tegen Mij vermoeid hebt, o Israel! ~ 1129 Jes 43:27 | en uw uitleggers hebben tegen Mij overtreden. ~ 1130 Jes 45:24 | beschaamd worden allen, die tegen Hem ontstoken      zijn. ~ 1131 Jes 48:14 | Hij zal Zijn welbehagen tegen Babel doen, en Zijn arm 1132 Jes 48:14 | Babel doen, en Zijn arm zal tegen de      Chaldeen zijn. ~ 1133 Jes 50:8 | wie heeft een rechtzaak tegen Mij? hij kome herwaarts 1134 Jes 54:15 | doch niet uit Mij; wie zich tegen u vergaderen zal, die zal 1135 Jes 54:17 | Alle instrument, dat tegen u bereid wordt, zal niet 1136 Jes 54:17 | alle tong, die in gericht tegen u opstaat, zult gij verdoemen; 1137 Jes 60:12 | en onze zonden getuigen tegen ons; want onze overtredingen 1138 Jes 60:13 | overtreden en het liegen tegen den HEERE, en het achterwaarts 1139 Jes 60:19 | des      HEEREN de banier tegen hen oprichten. ~ 1140 Jes 64:10 | verkeerd, Hij Zelf heeft tegen hen gestreden. ~ 1141 Jes 64:15 | barmhartigheden? Zij houden zich tegen mij in. ~ 1142 Jes 67:24 | lichamen der lieden zien, die tegen Mij overtreden hebben; want 1143 Jer 1:13 | pot, welks voorste deel tegen het noorden is. ~ 1144 Jer 1:15 | poorten van      Jeruzalem, en tegen al haar muren rondom, en 1145 Jer 1:15 | al haar muren rondom, en tegen alle steden van Juda. ~ 1146 Jer 1:16 | En Ik zal Mijn oordelen tegen hen uitspreken over al hun 1147 Jer 1:18 | pilaar, en tot koperen muren tegen het ganse land; tegen de 1148 Jer 1:18 | muren tegen het ganse land; tegen de koningen van Juda, tegen 1149 Jer 1:18 | tegen de koningen van Juda, tegen haar vorsten, tegen haar      1150 Jer 1:18 | Juda, tegen haar vorsten, tegen haar      priesteren, en 1151 Jer 1:18 | haar      priesteren, en tegen het volk van het land. ~ 1152 Jer 1:19 | 19      En zij zullen tegen u strijden, maar tegen u 1153 Jer 1:19 | zullen tegen u strijden, maar tegen u niet vermogen; want Ik 1154 Jer 2:8 | en de herders overtraden tegen Mij; en de profeten profeteerden 1155 Jer 2:29 | 29      Waarom twist gij tegen Mij? Gij hebt allen tegen 1156 Jer 2:29 | tegen Mij? Gij hebt allen tegen Mij overtreden, spreekt 1157 Jer 3:12 | en roep deze woorden uit tegen het noorden, en zeg: Bekeer 1158 Jer 3:13 | ongerechtigheid, dat gij tegen den HEERE, uw God, hebt 1159 Jer 3:20 | gijlieden trouwelooslijk tegen Mij gehandeld, gij huis 1160 Jer 3:25 | overdekt ons, want wij hebben tegen den HEERE, onzen God, gezondigd, 1161 Jer 4:12 | Nu zal Ik ook oordelen tegen hen uitspreken. ~ 1162 Jer 4:16 | volke, ziet, doet het horen tegen Jeruzalem; daar komen hoeders 1163 Jer 4:16 | en zij verheffen hun stem tegen de steden van Juda. ~ 1164 Jer 4:17 | der velden zijn zij rondom tegen haar; omdat zij tegen Mij 1165 Jer 4:17 | rondom tegen haar; omdat zij tegen Mij wederspannig geweest 1166 Jer 5:6 | verwoesten; een luipaard waakt tegen hun steden; al wie uit dezelve 1167 Jer 5:11 | hebben gans trouwelooslijk tegen Mij gehandeld, spreekt de 1168 Jer 6:3 | zij zullen tenten rondom tegen haar opslaan; zij zullen 1169 Jer 6:4 | 4      Heiligt den krijg tegen haar, maakt u op, en laat 1170 Jer 6:6 | af, en werpt een wal op tegen Jeruzalem; zij is de stad, 1171 Jer 6:12 | zal Mijn hand uitstrekken tegen de inwoners dezes lands, 1172 Jer 6:23 | een      man ten oorlog tegen u, o dochter van Sion! ~ 1173 Jer 8:14 | gallewater gedrenkt, omdat wij tegen den HEERE gezondigd hebben. ~ 1174 Jer 8:17 | basilisken onder ulieden, tegen dewelke geen bezwering is; 1175 Jer 11:19 | niet, dat zij gedachten tegen mij dachten, zeggende: Laat 1176 Jer 12:1 | zijn, o HEERE! wanneer ik tegen U zou twisten; ik zal nochtans 1177 Jer 12:6 | handelen trouwelooslijk tegen u; ook diezelve roepen u 1178 Jer 12:8 | woud; zij heeft haar stem tegen Mij verheven, daarom heb 1179 Jer 12:9 | de vogelen zijn rondom tegen haar; komt aan, verzamelt, 1180 Jer 13:14 | in stukken slaan, den een tegen den ander, zo de vaders 1181 Jer 14:7 | Hoewel onze ongerechtigheden tegen ons getuigen, o HEERE! doe 1182 Jer 14:7 | menigvuldig, wij hebben tegen U gezondigd. ~ 1183 Jer 14:20 | ongerechtigheid, want wij hebben tegen U gezondigd. ~ 1184 Jer 15:6 | daarom zal Ik Mijn hand tegen u uitstrekken en u verderven; 1185 Jer 15:20 | 20      Want Ik heb u tegen dit volk gesteld tot een 1186 Jer 15:20 | vasten muur; zij zullen wel tegen u strijden, maar u niet 1187 Jer 16:10 | welke is onze zonde, die wij tegen den HEERE, onzen God, gezondigd 1188 Jer 18:11 | Ziet, Ik formeer een kwaad tegen ulieden, en denk tegen ulieden      1189 Jer 18:11 | kwaad tegen ulieden, en denk tegen ulieden      een gedachte; 1190 Jer 18:18 | aan, laat ons gedachten tegen Jeremia denken; want de 1191 Jer 18:23 | HEERE! weet al hun raad tegen mij ten dode; maak geen 1192 Jer 21:2 | koning van Babel, strijdt tegen ons; misschien zal de HEERE 1193 Jer 21:4 | met dewelke gij strijdt tegen den koning van Babel en 1194 Jer 21:4 | den koning van Babel en tegen de Chaldeen,      die u 1195 Jer 21:5 | 5      En Ik Zelf zal tegen ulieden strijden, met een 1196 Jer 21:10 | Want Ik heb Mijn aangezicht tegen deze stad gesteld ten kwade 1197 Jer 21:13 | gijlieden, die zegt: Wie zou tegen ons afkomen, of wie zou 1198 Jer 22:7 | Want Ik zal verdervers tegen u heiligen, elk met zijn 1199 Jer 25:30 | druiven treders, uitroepen tegen alle inwoners der aarde. ~ 1200 Jer 26:9 | volk werd      vergaderd tegen Jeremia, in het huis des 1201 Jer 26:11 | want hij heeft geprofeteerd tegen deze stad, gelijk      als 1202 Jer 26:12 | HEERE heeft mij gezonden, om tegen dit huis en tegen deze stad 1203 Jer 26:12 | gezonden, om tegen dit huis en tegen deze stad te profeteren 1204 Jer 26:13 | over het kwaad, dat Hij tegen u      gesproken heeft. ~ 1205 Jer 26:19 | over het kwaad, dat Hij tegen hen gesproken had? Wij dan 1206 Jer 26:19 | dan doen een groot kwaad tegen onze zielen. ~ 1207 Jer 26:20 | Kirjath-Jearim; die profeteerde tegen deze stad en tegen dit land, 1208 Jer 26:20 | profeteerde tegen deze stad en tegen dit land, naar al de      1209 Jer 28:8 | geweest zijn, die hebben tegen veel landen en tegen grote 1210 Jer 28:8 | hebben tegen veel landen en tegen grote koninkrijken geprofeteerd, 1211 Jer 28:16 | een afval gesproken hebt tegen den HEERE. ~ 1212 Jer 29:32 | heeft een afval gesproken tegen den HEERE. ~  ~ 1213 Jer 31:20 | troetelkind? Want sinds Ik tegen hem gesproken heb, denk 1214 Jer 31:40 | hoek van de Paardenpoort tegen het oosten, zal den HEERE 1215 Jer 32:5 | HEERE; ofschoon gijlieden tegen de Chaldeen strijdt, gij 1216 Jer 32:24 | de hand der Chaldeen, die tegen haar strijden; vanwege het 1217 Jer 32:29 | En de Chaldeen, die tegen deze stad strijden, zullen 1218 Jer 33:5 | ingekomen, om te strijden tegen de Chaldeen, maar het is 1219 Jer 33:8 | ongerechtigheid, met dewelke zij tegen Mij gezondigd hebben; en 1220 Jer 33:8 | ongerechtigheden, met dewelke zij tegen Mij      gezondigd en met 1221 Jer 33:8 | gezondigd en met dewelke zij tegen Mij overtreden hebben. ~ 1222 Jer 34:1 | hand waren, en al de volken tegen Jeruzalem streden, en tegen 1223 Jer 34:1 | tegen Jeruzalem streden, en tegen al haar steden), zeggende: ~ 1224 Jer 34:7 | konings van Babel streed tegen Jeruzalem, en tegen al de 1225 Jer 34:7 | streed tegen Jeruzalem, en tegen al de overgeblevene steden 1226 Jer 34:7 | overgeblevene steden van Juda, tegen Lachis en tegen Azeka; want 1227 Jer 34:7 | van Juda, tegen Lachis en tegen Azeka; want deze, zijnde 1228 Jer 34:17 | ziet, zo roep Ik uit      tegen ulieden, spreekt de HEERE, 1229 Jer 34:22 | stad brengen, en zij zullen tegen haar strijden, en zullen 1230 Jer 35:17 | brengen al het kwaad, dat Ik tegen hen      gesproken heb; 1231 Jer 36:7 | grimmigheid, die de HEERE tegen dit volk heeft uitgesproken. ~ 1232 Jer 36:16 | zij verschrikten, de een tegen den ander; en zij zeiden 1233 Jer 37:8 | Chaldeen zullen wederkeren, en tegen deze stad strijden; en zij 1234 Jer 37:10 | ganse heir der Chaldeen, die tegen u strijden, en er bleven 1235 Jer 37:18 | koning Zedekia: Wat heb ik tegen u, of tegen uw knechten, 1236 Jer 37:18 | Wat heb ik tegen u, of tegen uw knechten, of tegen dit 1237 Jer 37:18 | of tegen uw knechten, of tegen dit volk gezondigd, dat 1238 Jer 37:19 | koning van Babel zal niet tegen ulieden, noch tegen dit 1239 Jer 37:19 | niet tegen ulieden, noch tegen dit land komen. ~ 1240 Jer 38:5 | de koning zou geen ding tegen u vermogen. ~ 1241 Jer 39:1 | Babel, en al zijn heir, tegen Jeruzalem, en zij belegerden 1242 Jer 39:5 | Hamath; die sprak oordelen tegen hem uit. ~ 1243 Jer 40:3 | gijlieden hebt gezondigd tegen den HEERE, en Zijner stem 1244 Jer 42:19 | 19      De HEERE heeft tegen ulieden gesproken, gij overblijfsel 1245 Jer 42:19 | zekerlijk, dat ik heden tegen u betuigd heb. ~ 1246 Jer 43:3 | zoon van Nerija, hitst u tegen ons op, opdat hij ons overgeve 1247 Jer 44:7 | gij zulk een groot kwaad tegen uw zielen, opdat gij u den 1248 Jer 44:11 | Ik zal Mijn aangezicht tegen ulieden stellen ten kwade, 1249 Jer 44:23 | gerookt hebt, en dat gij tegen den HEERE gezondigd hebt, 1250 Jer 46:1 | profeet Jeremia geschied is tegen de heidenen. ~ 1251 Jer 46:2 | 2      Tegen Egypte; tegen het heir van 1252 Jer 46:2 | 2      Tegen Egypte; tegen het heir van Farao Necho, 1253 Jer 46:6 | en de held ontkome niet; tegen het noorden, aan den oever 1254 Jer 46:12 | hebben zich gestoten, held tegen held, zij zijn beiden te 1255 Jer 47:1 | profeet Jeremia geschiedde, tegen de Filistijnen; eer dat 1256 Jer 47:7 | het zwaard bevel gegeven; tegen Askelon en tegen de zeehaven, 1257 Jer 47:7 | gegeven; tegen Askelon en tegen de zeehaven, aldaar heeft 1258 Jer 48:1 | 1      Tegen Moab zegt de HEERE der heirscharen, 1259 Jer 48:2 | niet meer; zij hebben kwaad tegen haar gedacht, zeggende: 1260 Jer 48:18 | want Moabs verstoorder is tegen u opgetogen, hij heeft uw 1261 Jer 48:26 | zich groot gemaakt heeft tegen den HEERE; zo zal Moab met 1262 Jer 48:42 | zich groot gemaakt heeft tegen den HEERE. ~ 1263 Jer 49:1 | 1      Tegen de kinderen Ammons zegt 1264 Jer 49:4 | vertrouwt, zeggende: Wie zou tegen mij komen? ~ 1265 Jer 49:7 | 7      Tegen Edom zegt de HEERE der heirscharen 1266 Jer 49:14 | Vergadert u, en komt aan tegen haar, en maakt u op ten 1267 Jer 49:19 | Jordaan, zal hij opkomen tegen de sterke woning; want Ik 1268 Jer 49:19 | verkoren is,      dien zal Ik tegen haar bestellen; want wie 1269 Jer 49:23 | 23      Tegen Damaskus. Beschaamd is Hamath 1270 Jer 49:28 | 28      Tegen Kedar, en tegen de koninkrijken 1271 Jer 49:28 | 28      Tegen Kedar, en tegen de koninkrijken van Hazor, 1272 Jer 49:28 | alzo: Maakt u op, trekt op tegen Kedar, en verstoort de kinderen      1273 Jer 49:29 | wegnemen; en zij zullen tegen hen uitroepen: Schrik van 1274 Jer 49:30 | Babel, heeft een raadslag tegen ulieden      beraadslaagd, 1275 Jer 49:30 | beraadslaagd, en een gedachte tegen hen gedacht. ~ 1276 Jer 49:31 | Maakt u op, trekt op tegen het volk, dat rust heeft, 1277 Jer 49:34 | profeet Jeremia geschied is tegen Elam, in het begin des koninkrijks 1278 Jer 50:1 | de HEERE gesproken heeft tegen Babel, tegen het land der 1279 Jer 50:1 | gesproken heeft tegen Babel, tegen het land der Chaldeen, door 1280 Jer 50:3 | Want een volk komt tegen haar op van het noorden; 1281 Jer 50:7 | dat zij gezondigd hebben tegen den HEERE, in de woning 1282 Jer 50:7 | gerechtigheid, ja, tegen den HEERE, de Verwachting 1283 Jer 50:9 | het noorden verwekken, en tegen Babel opbrengen; die zullen 1284 Jer 50:9 | opbrengen; die zullen zich tegen haar rusten; van daar zal 1285 Jer 50:14 | 14      Rust u tegen Babel rondom, gij allen, 1286 Jer 50:14 | pijlen niet; want zij heeft tegen den HEERE gezondigd. ~ 1287 Jer 50:21 | 21      Tegen het land Merathaim, trek 1288 Jer 50:21 | het land Merathaim, trek tegen hetzelve op, en tegen de 1289 Jer 50:21 | trek tegen hetzelve op, en tegen de inwoners van Pekod; verwoest 1290 Jer 50:24 | ook gegrepen, omdat gij u tegen den HEERE in strijd gemengd 1291 Jer 50:26 | 26      Komt aan tegen haar van het uiterste, opent 1292 Jer 50:29 | 29      Laat u horen tegen Babel, gij schutters! gij 1293 Jer 50:29 | den boog spant! legert u tegen haar rondom, laat niemand 1294 Jer 50:29 | heeft trotselijk gehandeld tegen den HEERE, tegen den Heilige 1295 Jer 50:29 | gehandeld tegen den HEERE, tegen den Heilige Israels. ~ 1296 Jer 50:42 | een man ten      oorlog, tegen u, o dochter van Babel! ~ 1297 Jer 50:44 | Jordaan, zal hij opkomen tegen de sterke woning; want Ik 1298 Jer 50:44 | verkoren is, dien      zal Ik tegen haar bestellen; want wie 1299 Jer 51:1 | verdervenden wind opwekken tegen Babel, en tegen degenen, 1300 Jer 51:1 | opwekken tegen Babel, en tegen degenen, die daar wonen 1301 Jer 51:1 | het hart van degenen, die tegen Mij opstaan. ~ 1302 Jer 51:2 | dage des kwaads van rondom tegen haar zijn. ~ 1303 Jer 51:3 | schutter spanne zijn boog tegen dien, die spant, en tegen 1304 Jer 51:3 | tegen dien, die spant, en tegen dien, die zich verheft in 1305 Jer 51:11 | want Zijn voornemen is tegen Babel, dat Hij haar verderve;      1306 Jer 51:25 | verderft, en Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, en u van 1307 Jer 51:27 | heidenen, heiligt de heidenen tegen haar, roept tegen haar bijeen 1308 Jer 51:27 | heidenen tegen haar, roept tegen haar bijeen de koninkrijken 1309 Jer 51:27 | bestelt      een krijgsoverste tegen haar, brengt paarden opwaarts, 1310 Jer 51:28 | 28      Heiligt tegen haar de heidenen, de koningen 1311 Jer 51:29 | HEEREN gedachten staat vast tegen Babel, om Babels land te 1312 Jer 51:60 | weten al deze woorden, die tegen Babel geschreven zijn. ~ 1313 Jer 52:3 | om den toorn des HEEREN tegen Jeruzalem en Juda, totdat 1314 Jer 52:3 | en Zedekia rebelleerde tegen den koning van      Babel. ~ 1315 Jer 52:4 | de koning van Babel, kwam tegen Jeruzalem, hij en      zijn 1316 Jer 52:4 | heir, en zij legerden zich tegen haar, en zij bouwden tegen 1317 Jer 52:4 | tegen haar, en zij bouwden tegen haar sterkten rondom. ~ 1318 Jer 52:7 | waren (de Chaldeen nu waren tegen de stad rondom), en zij 1319 Jer 52:9 | Hamath; die sprak oordelen tegen hem. ~ 1320 Klaa 1:25 | de vijand kwam, en Hij is tegen Jakob      ontstoken als 1321 Klaa 1:47 | Aleph. Hij heeft Zich immers tegen mij gewend, Hij heeft Zijn 1322 Klaa 1:49 | 5      Beth. Hij heeft tegen mij gebouwd, en Hij heeft 1323 Klaa 1:90 | vijanden hebben hun mond tegen ons opgesperd. ~ 1324 Klaa 1:104| gezien, al hun gedachten tegen mij. ~ 1325 Klaa 1:105| gehoord, en al hun gedachten tegen mij; ~ 1326 Klaa 1:106| De lippen dergenen, die tegen mij opstaan, en hun dichten 1327 Klaa 1:106| opstaan, en hun dichten tegen mij den gansen dag. ~ 1328 Klaa 1:112| kostelijke kinderen Sions, tegen fijn goud geschat, hoe zijn 1329 Klaa 2:22 | verwerpen? Zoudt Gij zozeer tegen ons verbolgen zijn? ~ 1330 Eze 2:3 | rebellerende volken, die tegen Mij gerebelleerd hebben; 1331 Eze 2:3 | vaderen hebben overtreden tegen Mij      tot op dezen zelven 1332 Eze 3:8 | aangezicht stijf gemaakt tegen hun aangezichten, en uw 1333 Eze 3:8 | aangezichten, en uw voorhoofd stijf tegen hun voorhoofd. ~ 1334 Eze 4:2 | En maak een belegering tegen haar, en bouw tegen haar 1335 Eze 4:2 | belegering tegen haar, en bouw tegen haar sterkten, en werp tegen 1336 Eze 4:2 | tegen haar sterkten, en werp tegen haar een wal op, en stel 1337 Eze 4:2 | een wal op, en stel legers tegen haar, en zet tegen haar 1338 Eze 4:2 | legers tegen haar, en zet tegen haar stormrammen rondom. ~ 1339 Eze 4:3 | en richt uw aangezicht tegen haar, dat zij in belegering 1340 Eze 4:7 | gij uw aangezicht richten tegen de belegering van Jeruzalem, 1341 Eze 4:7 | ontbloot zijn; en gij zult tegen haar profeteren. ~ 1342 Eze 5:4 | zal voortkomen een vuur tegen het gehele huis van Israel. ~ 1343 Eze 5:13 | Ik Mijn      grimmigheid tegen hen volbracht zal hebben. ~ 1344 Eze 5:16 | boze pijlen des hongers tegen hen uitzenden zal, die ten 1345 Eze 6:2 | Mensenkind, zet uw aangezicht tegen de bergen Israels, en profeteer 1346 Eze 6:2 | bergen Israels, en profeteer tegen dezelve; ~ 1347 Eze 6:12 | Ik Mijn grimmigheid      tegen hen volbrengen. ~ 1348 Eze 7:3 | want Ik zal Mijn toorn tegen u zenden, en Ik zal u richten 1349 Eze 7:6 | gekomen, het is opgewaakt tegen u; ziet, het kwaad is gekomen! ~ 1350 Eze 7:8 | uitgieten, en Mijn toorn tegen u volbrengen, en u richten 1351 Eze 8:5 | van het noorden, en ziet, tegen het noorden aan de      1352 Eze 11:4 | 4      Daarom profeteer tegen hen; profeteer, o mensenkind! ~ 1353 Eze 11:23 | en stond op den berg, die tegen het oosten der stad is. ~ 1354 Eze 12:10 | Heere HEERE: Deze last is tegen den vorst te Jeruzalem, 1355 Eze 13:2 | Mensenkind, profeteer tegen de profeten Israels, die 1356 Eze 13:9 | En Mijn hand zal zijn tegen de profeten, die ijdelheid 1357 Eze 13:15 | zal Ik Mijn grimmigheid tegen den wand voortbrengen, en 1358 Eze 13:15 | den wand voortbrengen, en tegen degenen, die hem pleisteren 1359 Eze 13:17 | mensenkind, zet uw aangezicht tegen de dochteren uws volks, 1360 Eze 13:17 | haar hart, en profeteer tegen haar; ~ 1361 Eze 14:8 | En Ik zal Mijn aangezicht tegen dienzelven man zetten, en 1362 Eze 14:9 | overreed, en Ik zal Mijn hand tegen hem uitstrekken, en zal 1363 Eze 14:13 | Mensenkind, als een land tegen Mij gezondigd zal hebben, 1364 Eze 14:21 | pestilentie gezonden zal hebben tegen      Jeruzalem, om daaruit 1365 Eze 15:7 | Want Ik zal Mijn aangezicht tegen hen zetten; als zij van 1366 Eze 15:7 | als Ik Mijn aangezicht tegen   hen gesteld zal hebben. ~ 1367 Eze 16:37 | van rondom      vergaderen tegen u, en Ik zal voor hen uw 1368 Eze 16:40 | 40      Daarna zullen zij tegen u een vergadering doen opkomen, 1369 Eze 16:41 | verbranden, en oordelen tegen u uitvoeren voor veler vrouwen 1370 Eze 16:46 | kleiner is dan gij, die tegen uw rechterhand woont, is 1371 Eze 17:15 | Maar hij rebelleerde tegen hem, zendende zijn boden 1372 Eze 17:20 | overtreding, waardoor hij tegen Mij overtreden      heeft. ~ 1373 Eze 19:8 | Toen begaven zich de volken tegen hem rondom uit de landschappen, 1374 Eze 20:8 | Maar zij waren wederspannig tegen Mij, en wilden naar Mij 1375 Eze 20:8 | uitgieten zou, om Mijn toorn tegen hen te volbrengen in het 1376 Eze 20:13 | Israels werd wederspannig tegen Mij in de woestijn; zij 1377 Eze 20:21 | kinderen waren ook wederspannig tegen Mij; zij wandelden niet 1378 Eze 20:21 | volbrengende Mijn toorn tegen hen in de woestijn. ~ 1379 Eze 20:27 | dat zij door overtreding tegen Mij      overtreden hebben. ~ 1380 Eze 20:38 | die rebel zijn, en die tegen Mij overtreden, uit ulieden 1381 Eze 20:46 | van het zuiden, en drup tegen het zuiden; en profeteer 1382 Eze 20:46 | het zuiden; en profeteer tegen het woud van het veld in 1383 Eze 21:2 | Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Jeruzalem, en drup tegen 1384 Eze 21:2 | tegen Jeruzalem, en drup tegen de heiligdommen, en profeteer 1385 Eze 21:2 | heiligdommen, en profeteer tegen het land van Israel; ~ 1386 Eze 21:4 | uit zijn schede uitgaan tegen alle vlees, van het zuiden 1387 Eze 21:12 | want hetzelve zal zijn tegen Mijn volk, het zal zijn 1388 Eze 21:12 | Mijn volk, het zal zijn tegen al de vorsten van Israel; 1389 Eze 21:14 | profeteer, en sla hand tegen hand; want het zwaard zal 1390 Eze 21:15 | de punt des zwaards gezet tegen al hun poorten, opdat het 1391 Eze 21:17 | Ik Zelf zal ook Mijn hand tegen Mijn hand slaan, en Mijn 1392 Eze 21:20 | waardoor het zwaard inkomen zal tegen Rabba der kinderen Ammons, 1393 Eze 21:20 | der kinderen Ammons, of tegen Juda, tot de vaste stad 1394 Eze 21:22 | stormrammen te stellen tegen de poorten, om sterkten 1395 Eze 21:31 | gramschap uitgieten, Ik zal tegen u door het vuur Mijner verbolgenheid 1396 Eze 22:3 | tijd kome, en drekgoden tegen zichzelve maakt, om zich 1397 Eze 23:22 | uw ziel is afgetrokken, tegen u verwekken, en Ik zal hen 1398 Eze 23:22 | en Ik zal hen van rondom tegen u aanbrengen. ~ 1399 Eze 23:24 | 24      Die zullen tegen u komen met karren, wagenen 1400 Eze 23:24 | zij zullen zich rondom tegen u zetten; en Ik zal      1401 Eze 23:25 | En Ik zal Mijn ijver tegen u zetten, dat zij in grimmigheid 1402 Eze 23:46 | Ik zal een vergadering tegen haar doen opkomen, en zal 1403 Eze 24:23 | versmachten, en een      iegelijk tegen zijn broeder zuchten. ~ 1404 Eze 25:2 | Mensenkind! zet uw aangezicht tegen de kinderen Ammons, en profeteer 1405 Eze 25:2 | kinderen Ammons, en profeteer tegen dezelve; ~ 1406 Eze 25:7 | ziet, Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, en u den 1407 Eze 25:12 | wraakgierigheid gehandeld heeft tegen het huis van Juda; en zij 1408 Eze 25:13 | ook Mijn hand uitstrekken tegen Edom, en Ik zal mens en 1409 Eze 25:14 | volk Israel; en zij zullen tegen Edom naar Mijn toorn en 1410 Eze 25:16 | Ik strek Mijn hand uit tegen de Filistijnen, en zal de 1411 Eze 26:3 | en Ik zal vele heidenen tegen u doen opkomen, alsof Ik 1412 Eze 26:7 | koningen, van het noorden, tegen Tyrus brengen, met paarden 1413 Eze 26:8 | doden, en hij zal sterkten tegen u maken, en een wal tegen 1414 Eze 26:8 | tegen u maken, en een wal tegen u opwerpen, en rondassen 1415 Eze 26:8 | u opwerpen, en rondassen tegen u opheffen. ~ 1416 Eze 26:9 | En hij zal muurbrekers tegen uw muren stellen, en uw 1417 Eze 28:21 | Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Sidon, en profeteer tegen 1418 Eze 28:21 | tegen Sidon, en profeteer tegen haar, ~ 1419 Eze 28:23 | haar, door het zwaard, dat tegen haar zal zijn van rondom;      1420 Eze 28:26 | gerichten zal hebben geoefend tegen allen, die henlieden beroofd      1421 Eze 29:2 | Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Farao, den koning van Egypte, 1422 Eze 29:2 | van Egypte, en profeteer tegen hem, en tegen het ganse 1423 Eze 29:2 | profeteer tegen hem, en tegen het ganse Egypte. ~ 1424 Eze 29:18 | groten dienst doen dienen tegen Tyrus; alle hoofden zijn 1425 Eze 29:18 | voor den dienst, dien hij tegen haar gediend heeft. ~ 1426 Eze 29:20 | zijn arbeidsloon, omdat hij tegen haar gediend heeft, heb 1427 Eze 30:11 | zij zullen hun zwaarden tegen Egypte uittrekken, en het 1428 Eze 34:2 | Mensenkind! profeteer tegen de herders van Israel; profeteer 1429 Eze 35:2 | Mensenkind! zet uw aangezicht tegen het gebergte Seir, en profeteer 1430 Eze 35:2 | gebergte Seir, en profeteer tegen hetzelve, ~ 1431 Eze 35:3 | Seir! en Ik zal Mijn hand tegen u uitstrekken, en zal u 1432 Eze 35:11 | nijdigheid, die gij uit uw haat tegen hen hebt te werk gesteld; 1433 Eze 35:12 | lasteringen gehoord heb, die gij tegen de bergen Israels gesproken 1434 Eze 35:13 | Alzo hebt gij u met uw mond tegen Mij groot gemaakt, en uw 1435 Eze 35:13 | groot gemaakt, en uw woorden tegen Mij vermenigvuldigd; Ik 1436 Eze 36:5 | Mijns ijvers gesproken heb tegen het overblijfsel der heidenen, 1437 Eze 36:5 | overblijfsel der heidenen, en tegen het ganse Edom; die Mijn 1438 Eze 38:2 | Mensenkind! zet uw aangezicht tegen Gog, het land van Magog, 1439 Eze 38:2 | Mesech en Tubal; en profeteer tegen hem, ~ 1440 Eze 38:12 | roven; om uw hand te wenden tegen de woeste plaatsen, die 1441 Eze 38:12 | die nu bewoond zijn, en tegen een volk, dat uit de heidenen 1442 Eze 38:16 | En gij zult optrekken tegen Mijn volk Israel, als een 1443 Eze 38:16 | dan zal Ik u aanbrengen tegen Mijn land, opdat de      1444 Eze 38:17 | hebben, jaren lang, dat Ik u tegen hen zou aanbrengen? ~ 1445 Eze 38:18 | dien dage, ten dage als Gog tegen het land Israels zal aankomen, 1446 Eze 38:21 | zwaard van een ieder zal tegen zijn broeder zijn. ~ 1447 Eze 39:1 | gij mensenkind! profeteer tegen Gog, en zeg: Zo zegt de 1448 Eze 39:23 | ongerechtigheid, omdat zij tegen Mij hadden overtreden, en 1449 Eze 39:26 | overtreding, met dewelke zij tegen Mij hebben overtreden, toen 1450 Eze 40:2 | als een gebouw ener stad tegen het zuiden. ~ 1451 Eze 41:14 | en der afgesneden plaats tegen het oosten, honderd ellen. ~ 1452 Eze 41:19 | eens mensen aangezicht tegen den palmboom van deze, en 1453 Eze 41:19 | jongen leeuws aangezicht tegen den palmboom van gene zijde; 1454 Eze 42:1 | tegenover het gebouw tegen het noorden waren: 1455 Eze 42:3 | voorhof had, was galerij tegen galerij, in drie rijen. ~ 1456 Eze 42:4 | deuren van dezelve waren tegen het noorden. ~ 1457 Eze 44:12 | daarom heb Ik Mijn hand      tegen hen opgeheven, spreekt de 1458 Dan 2:31 | was uitnemend), staande tegen u over; en zijn gedaante 1459 Dan 3:19 | zijns aangezichts veranderde tegen Sadrach, Mesach en Abed-nego; 1460 Dan 3:29 | tong, die lastering spreekt tegen den God van Sadrach, Mesach 1461 Dan 5:6 | en zijn knieen stieten tegen elkander aan. ~ 1462 Dan 5:23 | Maar gij hebt u verheven tegen den Heere des hemels, en 1463 Dan 6:5 | stadhouders gelegenheid te vinden, tegen Daniel vanwege het koninkrijk; 1464 Dan 6:6 | zeiden die mannen: Wij zullen tegen dezen Daniel geen gelegenheid 1465 Dan 6:6 | gelegenheid vinden, tenzij wij tegen hem iets vinden in te wet 1466 Dan 6:11 | opperzaal open vensters tegen Jeruzalem aan), en hij knielde 1467 Dan 6:23 | ook heb      ik, o koning! tegen u geen misdaad gedaan. ~ 1468 Dan 7:21 | diezelve hoorn krijg voerde tegen de heiligen, en dat hij 1469 Dan 7:25 | het zal woorden spreken tegen den Allerhoogste, en het 1470 Dan 8:4 | dat de ram met de hoornen tegen het westen stiet, en tegen 1471 Dan 8:4 | tegen het westen stiet, en tegen het noorden, en tegen het 1472 Dan 8:4 | en tegen het noorden, en tegen het zuiden, en geen dieren 1473 Dan 8:7 | en hij verbitterde zich tegen hem, en hij stiet den ram, 1474 Dan 8:9 | welke uitnemend groot werd, tegen het zuiden, en tegen het 1475 Dan 8:9 | werd, tegen het zuiden, en tegen het oosten, en tegen het 1476 Dan 8:9 | en tegen het oosten, en tegen het sierlijke land. ~ 1477 Dan 8:12 | in den afval overgegeven tegen het gedurig offer; en hij 1478 Dan 8:25 | verderven, en zal staan tegen den Vorst      der vorsten, 1479 Dan 9:7 | henengedreven hebt, zij tegen U overtreden hebben. ~ 1480 Dan 9:8 | bij onze vaders, omdat wij tegen U gezondigd hebben. ~ 1481 Dan 9:9 | vergevingen, alhoewel wij tegen Hem gerebelleerd hebben. ~ 1482 Dan 9:11 | knecht Gods, dewijl wij tegen Hem gezondigd hebben. ~ 1483 Dan 9:12 | die Hij gesproken heeft tegen ons, en tegen onze richters, 1484 Dan 9:12 | gesproken heeft tegen ons, en tegen onze richters, die ons richtten, 1485 Dan 10:20 | wederkeren om te strijden tegen den vorst der Perzen; en 1486 Dan 10:21 | die zich met Mij versterkt tegen dezen, dan uw vorst Michael. ~  ~  ~  ~ ~ 1487 Dan 11:2 | zal hij ze allen verwekken tegen het koninkrijk van Griekenland. ~ 1488 Dan 11:7 | komen, en hij zal komen tegen die sterke plaatsen des 1489 Dan 11:7 | Noorden, en hij      zal tegen dezelve doen, en hij zal 1490 Dan 11:11 | uittrekken, en strijden tegen hem, tegen den koning van 1491 Dan 11:11 | en strijden tegen hem, tegen den koning van het Noorden, 1492 Dan 11:14 | die tijden velen opstaan tegen den koning van het Zuiden; 1493 Dan 11:16 | 16      Maar hij, die tegen hem komt, zal doen naar 1494 Dan 11:18 | een overste zal zijn smaad tegen hem doen ophouden, behalve 1495 Dan 11:24 | uitstrooien, en hij zal tegen de vastigheden zijn gedachten 1496 Dan 11:25 | kracht en zijn hart verwekken tegen den koning van het Zuiden, 1497 Dan 11:25 | want zij zullen gedachten tegen hem denken. ~ 1498 Dan 11:28 | goed, en zijn hart zal zijn tegen het heilig verbond; en hij 1499 Dan 11:29 | tijd zal hij wederkeren, en tegen het Zuiden komen, doch het 1500 Dan 11:30 | zullen schepen van Chittim tegen hem komen, daarom zal hij


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1816

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License