Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
teert 1
tegelijk 10
tegemoet 123
tegen 1816
tegenbeeld 2
tegendeel 2
tegengekomen 2
Frequency    [«  »]
1859 wij
1852 waren
1817 deze
1816 tegen
1807 had
1805 heb
1759 hebt

Bijbel

IntraText - Concordances

tegen

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1816

     Book Chapter: Verse
1501 Dan 11:30 | wederkeren, en gram worden tegen het heilig verbond, en hij 1502 Dan 11:32 | die goddelooslijk handelen tegen het verbond, zal hij doen 1503 Dan 11:36 | boven allen God, en hij zal tegen den God der goden wonderlijke 1504 Dan 11:40 | de koning van het Zuiden tegen hem met hoornen stoten; 1505 Dan 11:40 | koning van het Noorden zal tegen hem aanstormen, met wagenen, 1506 Hos 2:1 | 1      Twist tegen ulieder moeder, twist, omdat 1507 Hos 4:7 | geworden zijn, alzo hebben zij tegen Mij gezondigd; Ik zal hunlieder 1508 Hos 5:7 | trouwelooslijk gehandeld tegen den HEERE; want zij hebben 1509 Hos 6:7 | hebben zij trouwelooslijk tegen Mij gehandeld. ~ 1510 Hos 7:13 | over hen, want zij hebben tegen Mij overtreden! Ik zou hen 1511 Hos 7:13 | maar zij spreken leugenen tegen Mij. ~ 1512 Hos 7:14 | zich, maar zij wederstreven tegen Mij. ~ 1513 Hos 7:15 | gesterkt; maar zij denken kwaad tegen Mij. ~ 1514 Hos 8:1 | hij komt als een arend tegen het huis des HEEREN; omdat 1515 Hos 8:1 | hebben overtreden, en zijn tegen Mijn wet afvallig geworden. ~ 1516 Hos 8:5 | verstoten; Mijn toorn is tegen hen ontstoken; hoe lang 1517 Hos 10:9 | gebleven; de strijd te Gibea, tegen de kinderen der verkeerdheid, 1518 Hos 10:10 | binden; en volken zullen tegen henlieden verzameld worden, 1519 Hos 12:5 | gedroeg zich vorstelijk tegen den Engel, en overmocht 1520 Hos 14:1 | is wederspannig geweest tegen haar God; zij zullen door 1521 Amos 1:8 | Ik zal Mijn hand wenden tegen Ekron, en het overblijfsel 1522 Amos 3:1 | dit woord, dat de HEERE tegen ulieden spreekt, gij kinderen 1523 Amos 3:1 | kinderen van Israel! namelijk tegen het ganse geslacht, dat 1524 Amos 7:9 | verstoord worden; en Ik zal tegen Jerobeams huis opstaan met 1525 Amos 7:10 | Amos heeft een verbintenis tegen u gemaakt, in het midden 1526 Amos 7:16 | Gij zult niet profeteren tegen Israel, noch druppen tegen 1527 Amos 7:16 | tegen Israel, noch druppen tegen het huis van Izak. ~ 1528 Amos 9:4 | dode; en Ik zal Mijn oog tegen hen zetten ten kwade, en      1529 Amos 9:8 | ogen des Heeren HEEREN zijn tegen dit zondig koninkrijk, dat 1530 Oba 1:1 | en      laat ons opstaan tegen hen ten strijde. ~ 1531 Oba 1:18 | een stoppel; en zij zullen tegen hen ontbranden, en zullen 1532 Jona 1:2 | grote stad Nineve, en predik tegen haar; want hunlieder boosheid 1533 Jona 1:13 | hoe langer hoe onstuimiger tegen hen. ~ 1534 Jona 3:2 | grote stad Nineve; en predik tegen haar de prediking, die Ik 1535 Jona 4:5 | stad uit, en zette zich tegen het oosten der stad; en 1536 Mic 1:2 | zal tot een getuige zijn tegen ulieden, de Heere uit den 1537 Mic 3:5 | Alzo zegt de HEERE, tegen de profeten, die Mijn volk 1538 Mic 3:5 | niets geeft in hun mond, tegen dien zo heiligen zij een      1539 Mic 4:3 | sikkelen; het ene volk zal tegen      het andere volk geen 1540 Mic 4:11 | Nu zijn wel vele heidenen tegen u verzameld, die daar zeggen: 1541 Mic 4:14 | hij zal een belegering tegen ons stellen; zij zullen 1542 Mic 5:4 | zal treden, zo zullen wij tegen hem stellen zeven herders, 1543 Mic 6:3 | heb Ik u vermoeid? Betuig tegen Mij. ~ 1544 Mic 7:6 | vader, de dochter staat op tegen haar moeder, de schoondochter 1545 Mic 7:6 | moeder, de schoondochter tegen haar schoonmoeder; eens 1546 Mic 7:9 | gramschap dragen, want ik heb tegen Hem gezondigd; totdat Hij 1547 Nah 1:9 | Wat denkt gijlieden tegen den HEERE? Hij zal zelf 1548 Nah 1:11 | uitgegaan, die kwaad denkt tegen den HEERE, een Belialsraadsman. ~ 1549 Nah 1:14 | 14      Doch tegen u heeft de HEERE bevolen, 1550 Nah 2:1 | De verstrooier trekt tegen uw aangezicht op, bewaar 1551 Zep 1:4 | zal Mijn hand uitstrekken tegen Juda, en tegen alle inwoners 1552 Zep 1:4 | uitstrekken tegen Juda, en tegen alle inwoners van Jeruzalem; 1553 Zep 1:16 | der bazuin en des geklanks tegen de vaste steden en tegen 1554 Zep 1:16 | tegen de vaste steden en tegen de hoge hoeken. ~ 1555 Zep 1:17 | blinden; want zij hebben tegen den HEERE gezondigd; en 1556 Zep 2:5 | Het woord des HEEREN zal tegen ulieden zijn, gij Kanaan, 1557 Zep 2:8 | hebben zich groot gemaakt tegen      deszelfs landpale. ~ 1558 Zep 2:10 | hebben zich groot gemaakt tegen het volk van den HEERE der 1559 Zep 2:11 | Vreselijk zal de HEERE tegen hen wezen, want Hij zal 1560 Zep 2:13 | ook Zijn hand uitstrekken tegen het Noorden, en Hij zal 1561 Zep 3:11 | handelingen, waarmede gij tegen Mij overtreden hebt; want 1562 Zac 1:2 | is zeer vertoornd geweest tegen uw vaderen. ~ 1563 Zac 1:15 | zeer groten toorn vertoornd tegen die geruste heidenen; want 1564 Zac 1:21 | den hoorn verheven hebben tegen het land van Juda, om dat 1565 Zac 8:10 | alle mensen, een iegelijk tegen zijn naaste. 1566 Zac 9:13 | Sion! zal verwekt hebben tegen uw kinderen, o Griekenland! 1567 Zac 10:3 | 3      Tegen de herders was Mijn toorn 1568 Zac 12:2 | over Juda, in de belegering tegen Jeruzalem. ~ 1569 Zac 12:3 | volken der aarde zullen zich tegen haar verzamelen. ~ 1570 Zac 12:7 | Jeruzalem, zich niet verheffe tegen      Juda. ~ 1571 Zac 12:9 | verdelgen alle heidenen, die tegen Jeruzalem aankomen. ~ 1572 Zac 13:1 | inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinigheid. ~ 1573 Zac 13:1 | Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinigheid. ~ 1574 Zac 13:7 | 7   Zwaard! ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den 1575 Zac 13:7 | ontwaak tegen Mijn Herder, en tegen den Man, Die Mijn Metgezel 1576 Zac 14:2 | Want Ik zal alle heidenen tegen Jeruzalem ten strijde verzamelen; 1577 Zac 14:3 | uittrekken, en Hij zal strijden tegen die heidenen, gelijk ten 1578 Zac 14:4 | die voor Jeruzalem ligt, tegen het oosten; en de Olijfberg 1579 Zac 14:12 | de volken plagen zal, die tegen Jeruzalem krijg gevoerd 1580 Zac 14:13 | eens ieders      hand zal tegen de hand zijns naasten opgaan. ~ 1581 Zac 14:16 | overgeblevenen van alle heidenen, die tegen Jeruzalem zullen gekomen 1582 Mal 2:10 | dan trouwelooslijk de een tegen den ander, ontheiligende 1583 Mal 2:15 | trouwelooslijk handele tegen de huisvrouw zijner jeugd. ~ 1584 Mal 3:5 | zal een snel Getuige zijn tegen de tovenaars, en tegen de 1585 Mal 3:5 | zijn tegen de tovenaars, en tegen de overspelers, en tegen 1586 Mal 3:5 | tegen de overspelers, en tegen degenen, die valselijk zweren, 1587 Mal 3:5 | die valselijk zweren, en tegen degenen,      die het loon 1588 Mal 3:13 | 13      Uw woorden zijn tegen Mij te sterk geworden, zegt 1589 Mal 3:13 | gij zegt: Wat hebben wij tegen U gesproken? 1590 Matt 5:11 | en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil. ~ 1591 Matt 5:23 | wordt, dat uw broeder iets tegen u heeft; ~ 1592 Matt 6:34 | 34 Zijt dan niet bezorgd tegen den morgen; want de morgen 1593 Matt 7:25 | hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangevallen, 1594 Matt 7:27 | hebben gewaaid, en zijn tegen hetzelve huis aangeslagen, 1595 Matt 10:21 | kinderen zullen opstaan tegen de ouders, en zullen hen 1596 Matt 10:35 | mens tweedrachtig te maken tegen zijn vader, en de dochter 1597 Matt 10:35 | zijn vader, en de dochter tegen haar moeder, en de schoondochter 1598 Matt 10:35 | moeder, en de schoondochter tegen haar schoonmoeder. ~ 1599 Matt 12:14 | zijnde, hielden te zamen raad tegen Hem, hoe zij Hem doden mochten. ~ 1600 Matt 12:25 | Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt 1601 Matt 12:25 | iedere stad, of huis, dat tegen zichzelf verdeeld is, zal 1602 Matt 12:26 | satan uitwerpt, zo is hij tegen zichzelf verdeeld; hoe zal 1603 Matt 12:30 | met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet 1604 Matt 12:31 | worden; maar de lastering tegen den Geest zal den mensen 1605 Matt 12:32 | woord gesproken zal hebben tegen den Zoon des mensen, het 1606 Matt 12:32 | vergeven worden; maar zo wie tegen den Heiligen Geest zal gesproken 1607 Matt 14:24 | baren; want de wind was hun tegen. ~ 1608 Matt 18:15 | 15 Maar indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga heen 1609 Matt 18:21 | menigmaal zal mijn broeder tegen mij zondigen, en ik hem 1610 Matt 20:11 | hebbende, murmureerden zij tegen den heer des huizes, ~ 1611 Matt 21:2 | Gaat heen in het vlek, dat tegen u over ligt, en gij zult 1612 Matt 23:31 | 31 Aldus getuigt gij tegen uzelven, dat gij kinderen 1613 Matt 24:7 | 7 Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, 1614 Matt 24:7 | opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en 1615 Matt 26:55 | Gij zijt uitgegaan als tegen een moordenaar, met zwaarden 1616 Matt 26:59 | zochten valse getuigenis tegen Jezus, opdat zij Hem doden 1617 Matt 26:62 | niets? Wat getuigen dezen tegen U? ~ 1618 Matt 27:1 | volks te zamen raad genomen tegen Jezus, dat zij Hem doden 1619 Matt 27:13 | niet, hoevele zaken zij tegen U getuigen? ~ 1620 Matt 27:60 | had; en een grote steen tegen de deur des grafs gewenteld 1621 Matt 28:1 | als het begon te lichten, tegen den eersten dag der week, 1622 Mark 3:6 | Herodianen te zamen raad gehouden tegen Hem, hoe zij Hem zouden 1623 Mark 3:24 | En indien een koninkrijk tegen zichzelf verdeeld is, zo 1624 Mark 3:25 | 25 En indien een huis tegen zichzelf verdeeld is, zo 1625 Mark 3:26 | 26 En indien de satan tegen zichzelven opstaat, en verdeeld 1626 Mark 3:29 | wie zal gelasterd hebben tegen den Heiligen Geest, die 1627 Mark 6:45 | varen aan de andere zijde tegen over Bethsaida, terwijl 1628 Mark 6:48 | krijgen; want de wind was hun tegen; en omtrent de vierde wake 1629 Mark 9:40 | 40 Want wie tegen ons niet is, die is voor 1630 Mark 10:11 | trouwt, die doet overspel tegen haar. ~ 1631 Mark 11:2 | Gaat heen in het vlek, dat tegen u over is; en terstond als 1632 Mark 11:25 | vergeeft, indien gij iets hebt tegen iemand; opdat ook uw Vader, 1633 Mark 13:3 | gezeten was op den Olijfberg, tegen de tempel over, vraagden 1634 Mark 13:8 | 8 Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, 1635 Mark 13:8 | opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk; en 1636 Mark 13:12 | kinderen zullen opstaan tegen de ouders, en zullen hen 1637 Mark 14:5 | worden; en zij vergrimden tegen haar. ~ 1638 Mark 14:48 | zwaarden en stokken, als tegen een moordenaar, om Mij te 1639 Mark 14:55 | raad, zochten getuigenis tegen Jezus, om Hem te doden, 1640 Mark 14:56 | velen getuigden valselijk tegen Hem, en de getuigenissen 1641 Mark 14:57 | opstaande, getuigden valselijk tegen Hem, zeggende: ~ 1642 Mark 14:60 | niets? Wat getuigen dezen tegen U? ~ 1643 Mark 15:4 | Zie, hoe vele zaken zij tegen U getuigen! ~ 1644 Mark 15:46 | en hij wentelde een steen tegen de deur des grafs. ~ 1645 Luk 5:30 | de Farizeen murmureerden tegen Zijn discipelen, zeggende: 1646 Luk 6:7 | zij enige beschuldiging tegen Hem mochten vinden. ~ 1647 Luk 6:48 | zo sloeg de waterstroom tegen dat huis aan, en kon het 1648 Luk 6:49 | aarde zonder fondament; tegen hetwelk de waterstroom aansloeg, 1649 Luk 7:30 | wetgeleerden hebben den raad Gods tegen zichzelven verworpen, van 1650 Luk 9:5 | voeten, tot een getuigenis tegen hen. ~ 1651 Luk 9:50 | Verbied het niet; want wie tegen ons niet is, die is voor 1652 Luk 11:17 | Een ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, wordt 1653 Luk 11:17 | wordt verwoest; en een huis, tegen zichzelf verdeeld zijnde, 1654 Luk 11:18 | 18 Indien nu ook de satan tegen zichzelven verdeeld is, 1655 Luk 11:23 | met Mij niet is, die is tegen Mij; en wie met Mij niet 1656 Luk 12:10 | die enig woord spreken zal tegen den Zoon des mensen, het 1657 Luk 12:10 | vergeven worden; maar wie tegen den Heiligen Geest gelasterd 1658 Luk 12:52 | huis verdeeld zijn, drie tegen twee, en twee tegen drie. ~ 1659 Luk 12:52 | drie tegen twee, en twee tegen drie. ~ 1660 Luk 12:53 | 53 De vader zal tegen den zoon verdeeld zijn, 1661 Luk 12:53 | verdeeld zijn, en de zoon tegen den vader; de moeder tegen 1662 Luk 12:53 | tegen den vader; de moeder tegen de dochter; en de dochter 1663 Luk 12:53 | de dochter; en de dochter tegen de moeder; de schoonmoeder 1664 Luk 12:53 | moeder; de schoonmoeder tegen haar schoondochter, en de 1665 Luk 12:53 | schoondochter, en de schoondochter tegen haar schoonmoeder. 1666 Luk 13:17 | allen beschaamd, die zich tegen Hem stelden; en al de schare 1667 Luk 14:31 | gaande naar den krijg, om tegen een anderen koning te slaan, 1668 Luk 14:31 | die met twintig duizend tegen hem komt? ~ 1669 Luk 15:18 | Vader, ik heb gezondigd tegen den Hemel, en voor u; ~ 1670 Luk 15:21 | Vader, ik heb gezondigd tegen den Hemel, en voor u, en 1671 Luk 17:3 | uzelven. En indien uw broeder tegen u zondigt, zo bestraf hem; 1672 Luk 17:4 | indien hij zevenmaal daags tegen u zondigt, en zevenmaal 1673 Luk 17:6 | mostaardzaad, gij zoudt tegen dezen moerbezienboom zeggen: 1674 Luk 18:3 | zeggende: Doe mij recht tegen mijn wederpartij. ~ 1675 Luk 20:19 | dat Hij deze gelijkenis tegen hen gesproken had. ~ 1676 Luk 21:10 | tot hen: Het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, 1677 Luk 21:10 | opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk. ~ 1678 Luk 21:15 | wederstaan allen, die zich tegen u zetten. ~ 1679 Luk 22:52 | tempels, en ouderlingen, die tegen Hem gekomen waren: Zijt 1680 Luk 22:52 | zwaarden en stokken als tegen een moordenaar? ~ 1681 Luk 22:53 | tempel, zo hebt gij de handen tegen Mij niet uitgestoken; maar 1682 Luk 22:65 | andere dingen zeiden zij tegen Hem, lasterende. ~ 1683 Luk 23:12 | te voren in vijandschap tegen den anderen. ~ 1684 Joha 4:33 | zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand 1685 Joha 12:7 | haar; zij heeft dit bewaard tegen den dag Mijner begrafenis. ~ 1686 Joha 13:18 | Mij het brood eet, heeft tegen Mij zijn verzenen opgeheven. ~ 1687 Joha 18:29 | beschuldiging brengt gij tegen dezen Mens? ~ 1688 Joha 19:11 | zoudt geen macht hebben tegen Mij, indien het u niet van 1689 Hand 2:12 | twijfelmoedig, zeggende, de een tegen den ander: Wat wil toch 1690 Hand 4:26 | oversten zijn bijeenvergaderd tegen den Heere, en tegen Zijn 1691 Hand 4:26 | bijeenvergaderd tegen den Heere, en tegen Zijn Gezalfde. ~ 1692 Hand 4:27 | waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welken 1693 Hand 6:2 | naar Jeruzalem, twistten tegen hem degenen, die uit de 1694 Hand 6:50 | En Herodes had in den zin tegen de Tyriers en Sidoniers 1695 Hand 7:11 | zie, de hand des Heeren is tegen u, en gij zult blind zijn, 1696 Hand 7:42 | baden de heidenen, dat tegen den naasten sabbat hun dezelfde 1697 Hand 7:50 | en verwekten vervolging tegen Paulus en Barnabas, en wierpen 1698 Hand 7:51 | het stof van hun voeten af tegen dezelve, en kwamen te Ikonium. ~ 1699 Hand 8:2 | verbitterden de zielen der heidenen tegen de broeders. ~ 1700 Hand 9:2 | geschiedde bij Paulus en Barnabas tegen hen, zo hebben zij geordineerd, 1701 Hand 10:22 | schare stond gezamenlijk tegen hen op; en de hoofdmannen, 1702 Hand 11:7 | heeft; en alle dezen doen tegen de geboden des keizers, 1703 Hand 12:12 | de Joden eendrachtelijk tegen Paulus op, en brachten hem 1704 Hand 12:13 | dat zij God zouden dienen tegen de wet. ~ 1705 Hand 13:16 | zijnde, kreeg de overhand tegen hen, alzo dat zij naakt 1706 Hand 13:38 | met hem van de kunst zijn, tegen iemand enige zaak hebben, 1707 Hand 14:15 | kwamen wij den volgenden dag tegen Chios over, en des anderen 1708 Hand 15:28 | hulp! Deze is de mens, die tegen het volk, en de wet, en 1709 Hand 17:3 | de wet, en beveelt gij, tegen de wet, dat men mij zal 1710 Hand 17:9 | of een engel, laat ons tegen God niet strijden. ~ 1711 Hand 17:23 | en tweehonderd schutters, tegen de derde ure des nachts; ~ 1712 Hand 17:29 | maar geen beschuldiging tegen hem te zijn, die den dood 1713 Hand 17:30 | dat van de Joden een lage tegen deze man gelegd zou worden, 1714 Hand 17:30 | u te zeggen, hetgeen zij tegen hem hadden. Vaarwel. ~ 1715 Hand 18:1 | verschenen voor den stadhouder tegen Paulus. ~ 1716 Hand 18:19 | indien zij iets hadden tegen mij. ~ 1717 Hand 19:2 | Joden, verschenen voor hem tegen Paulus en baden hem, ~ 1718 Hand 19:3 | 3 Begerende gunst tegen hem, opdat hij hem zou doen 1719 Hand 19:7 | en zware beschuldigingen tegen Paulus voortbrengende, die 1720 Hand 19:8 | antwoordende, zeide: Ik heb noch tegen de wet der Joden, noch tegen 1721 Hand 19:8 | tegen de wet der Joden, noch tegen den tempel, noch tegen den 1722 Hand 19:8 | noch tegen den tempel, noch tegen den keizer iets gezondigd. ~ 1723 Hand 19:15 | verschenen, begerende vonnis tegen hem; ~ 1724 Hand 19:19 | 19 Maar hadden tegen hem enige vragen van hun 1725 Hand 19:27 | 27 Want het dunkt mij tegen rede, een gevangene te zenden, 1726 Hand 19:27 | de beschuldigingen, die tegen hem zijn, te kennen te geven. ~  ~ 1727 Hand 20:9 | waarlijk bij mijzelven, dat ik tegen den Naam van Jezus van Nazareth 1728 Hand 20:11 | lasteren; en boven mate tegen hen woedende, heb ik hen 1729 Hand 20:14 | gij Mij? Het is u hard, tegen de prikkels de verzenen 1730 Hand 21:4 | heen, omdat de winden ons tegen waren. ~ 1731 Hand 21:12 | haven in Kreta, strekkende tegen het zuidwesten en tegen 1732 Hand 21:12 | tegen het zuidwesten en tegen het noordwesten. ~ 1733 Hand 21:14 | niet lang daarna, sloeg tegen hetzelve een stormwind, 1734 Hand 21:15 | weggerukt werd, en niet kon tegen den wind opzeilen, gaven 1735 Hand 21:39 | inham, die een oever had, tegen denwelken zij geraden vonden, 1736 Hand 22:17 | ik, die niets gedaan heb tegen het volk of de vaderlijke 1737 Hand 22:25 | 25 En tegen elkander oneens zijnde, 1738 Rom 1:26 | veranderd in het gebruik tegen nature; ~ 1739 Rom 1:27 | verhit geworden in hun lust tegen elkander, mannen met mannen 1740 Rom 4:18 | 18 Welke tegen hoop op hoop geloofd heeft, 1741 Rom 7:23 | mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en 1742 Rom 8:7 | des vleses vijandschap is tegen God; want het onderwerpt 1743 Rom 8:18 | tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan 1744 Rom 8:31 | God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? ~ 1745 Rom 8:33 | beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God 1746 Rom 9:20 | mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Zal ook het 1747 Rom 10:21 | 21 Maar tegen Israel zegt Hij: Den gehelen 1748 Rom 11:2 | hoe hij God aanspreekt tegen Israel, zeggende: ~ 1749 Rom 11:18 | 18 Zo roem niet tegen de takken; en indien gij 1750 Rom 11:24 | van nature wild was, en tegen nature in den goeden olijfboom 1751 Rom 13:2 | 2 Alzo dat die zich tegen de macht stelt, de ordinantie 1752 Rom 16:17 | en ergernissen aanrichten tegen de leer, die gij van ons 1753 1Kor 4:6 | anders wil, opgeblazen wordt tegen den ander. ~ 1754 1Kor 6:1 | ulieden, die een zaak heeft tegen een ander, te recht gaan 1755 1Kor 6:18 | hoererij bedrijft, zondigt tegen zijn eigen lichaam. ~ 1756 1Kor 8:12 | 12 Doch gijlieden, alzo tegen de broeders zondigende, 1757 1Kor 8:12 | geweten kwetsende, zondigt tegen Christus. ~ 1758 1Kor 15:32 | 32 Zo ik, naar den mens, tegen de beesten gevochten heb 1759 2Kor 5:12 | opdat gij stof zoudt hebben tegen degenen, die in het aangezicht 1760 2Kor 6:11 | Onze mond is opengedaan tegen u, o Korinthiers, ons hart 1761 2Kor 7:4 | vrijmoedigheid in het spreken tegen u, ik heb veel roems over 1762 2Kor 10:1 | maar afwezend stout ben tegen u; ~ 1763 2Kor 10:2 | stoutelijk gehandeld te hebben tegen sommigen, die ons achten, 1764 2Kor 10:5 | hoogte, die zich verheft tegen de kennis van God, en alle 1765 2Kor 13:8 | Want wij vermogen niets tegen de waarheid, maar voor de 1766 Gal 3:21 | 21 Is dan de wet tegen de beloftenissen Gods? Dat 1767 Gal 5:17 | 17 Want het vlees begeert tegen den Geest, en de Geest tegen 1768 Gal 5:17 | tegen den Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan 1769 Gal 5:17 | het vlees; en deze staan tegen elkander, alzo dat gij niet 1770 Gal 5:23 | 23 Tegen de zodanigen is de wet niet. ~ 1771 Efez 6:11 | Gods, opdat gij kunt staan tegen de listige omleidingen des 1772 Efez 6:12 | wij hebben den strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen 1773 Efez 6:12 | tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, 1774 Efez 6:12 | maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers 1775 Efez 6:12 | overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, 1776 Efez 6:12 | der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden 1777 Fili 2:16 | levens, mij tot een roem tegen den dag van Christus, dat 1778 Kol 2:14 | hebbende het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen 1779 Kol 2:14 | zeg ik, enigerwijze ons tegen was, en heeft datzelve uit 1780 Kol 3:9 | 9 Liegt niet tegen elkander, dewijl gij uitgedaan 1781 Kol 3:13 | een den anderen, zo iemand tegen iemand enige klacht heeft; 1782 Kol 3:19 | en wordt niet verbitterd tegen haar. ~ 1783 1The 2:15 | behagen, en alle mensen tegen zijn; ~ 1784 1Tim 1:10 | meinedigen, en zo er iets anders tegen de gezonde leer is; ~ 1785 1Tim 5:11 | weelderig geworden zijn tegen Christus, zo willen zij 1786 1Tim 5:19 | 19 Neem tegen een ouderling geen beschuldiging 1787 1Tim 6:19 | schat een goed fondament tegen het toekomende, opdat zij 1788 2Tim 2:16 | 16 Maar stel u tegen het ongoddelijk ijdelroepen; 1789 2Tim 3:8 | staan ook deze de waarheid tegen; mensen, verdorven zijnde 1790 Heb 12:3 | tegenspreken van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat 1791 Heb 12:4 | tegengestaan, strijdende tegen de zonde; ~ 1792 Jako 2:13 | de barmhartigheid roemt tegen het oordeel. 1793 Jako 3:14 | zo roemt en liegt niet tegen de waarheid. ~ 1794 Jako 5:9 | 9 Zucht niet tegen elkander, broeders, opdat 1795 1Pet 2:11 | begeerlijkheden, welke krijg voeren tegen de ziel; ~ 1796 1Pet 3:12 | aangezicht des Heeren is tegen degenen, die kwaad doen. ~ 1797 2Pet 2:11 | geen lasterlijk oordeel tegen hen voor den Heere voortbrengen. ~ 1798 2Pet 3:7 | worden ten vure bewaard tegen den dag des oordeels, en 1799 3Joh 1:10 | boze woorden snaterende tegen ons; en hiermede niet vergenoegd 1800 Jud 1:9 | geen oordeel van lastering tegen hem voortbrengen, maar zeide: 1801 Jud 1:15 | 15 Om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle 1802 Jud 1:15 | die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben. ~ 1803 Open 2:4 | 4 Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde 1804 Open 2:14 | heb enige weinige dingen tegen u, dat gij aldaar hebt, 1805 Open 2:16 | haastelijk bij komen, en zal tegen hen krijg voeren met het 1806 Open 2:20 | heb enige weinige dingen tegen u, dat gij de vrouw Jezabel, 1807 Open 7:1 | aarde, noch op de zee, noch tegen enigen boom. ~ 1808 Open 9:15 | geworden, welke bereid waren tegen de ure, en dag, en maand, 1809 Open 12:7 | en zijn engelen krijgden tegen den draak, en de draak krijgde 1810 Open 12:17 | heen om krijg te voeren tegen de overigen van haar zaad, 1811 Open 13:4 | gelijk? wie kan krijg voeren tegen hetzelve? ~ 1812 Open 13:6 | zijn mond tot lastering tegen God, om Zijn Naam te lasteren, 1813 Open 17:14 | 14 Dezen zullen tegen het Lam krijgen, en het 1814 Open 19:19 | vergaderd, om krijg te voeren tegen Hem, Die op het paard zat, 1815 Open 19:19 | Die op het paard zat, en tegen Zijn heirlegers. ~ 1816 Open 22:3 | vervloeking zal er meer tegen iemand zijn; en de troon


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1816

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License