1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1807
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:31 | God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed.
2 Gen 2:2 | de zevende dag volbracht had Zijn werk, dat Hij gemaakt
3 Gen 2:2 | Zijn werk, dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op den
4 Gen 2:2 | Zijn werk, dat Hij gemaakt had. ~
5 Gen 2:3 | werk, hetwelk God geschapen had, om te volmaken. ~
6 Gen 2:5 | uitsproot; want de HEERE God had niet doen regenen op de
7 Gen 2:7 | 7 En de HEERE God had den mens geformeerd uit
8 Gen 2:8 | 8 Ook had de HEERE God een hof geplant
9 Gen 2:8 | mens, die Hij geformeerd had. ~
10 Gen 2:9 | 9 En de HEERE God had alle geboomte uit het aardrijk
11 Gen 2:18 | 18 Ook had de HEERE God gesproken:
12 Gen 2:19 | gevogelte des hemels gemaakt had, zo bracht Hij die tot Adam,
13 Gen 2:20 | 20 Zo had Adam genoemd de namen van
14 Gen 2:22 | die Hij van Adam genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht
15 Gen 3:1 | hetwelk de HEERE God gemaakt had; en zij zeide tot de vrouw:
16 Gen 5:4 | nadat hij Seth gewonnen had, zijn geweest achthonderd
17 Gen 5:7 | nadat hij Enos gewonnen had, achthonderd en zeven jaren;
18 Gen 5:10 | nadat hij Kenan gewonnen had, achthonderd en vijftien
19 Gen 5:13 | hij Mahalal-el gewonnen had, achthonderd en veertig
20 Gen 5:16 | nadat hij Jered gewonnen had, achthonderd en dertig jaren;
21 Gen 5:19 | nadat hij Henoch gewonnen had, achthonderd jaren; en hij
22 Gen 5:22 | hij Methusalach gewonnen had, driehonderd jaren; en hij
23 Gen 5:26 | nadat hij Lamech gewonnen had, zevenhonderd twee en tachtig
24 Gen 5:30 | nadat hij Noach gewonnen had, vijfhonderd vijf en negentig
25 Gen 6:6 | mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan
26 Gen 6:12 | verdorven; want al het vlees had zijn weg verdorven op de
27 Gen 6:22 | naar al wat God hem geboden had, zo deed hij. ~
28 Gen 7:5 | wat de HEERE hem geboden had. ~
29 Gen 7:9 | gelijk als God Noach geboden had. ~
30 Gen 7:16 | gelijk als hem God bevolen had. En de HEERE sloot achter
31 Gen 7:22 | levens in zijn neusgaten had, van alles wat op het droge
32 Gen 8:6 | der ark, die hij gemaakt had, opendeed. ~
33 Gen 9:24 | kleinste zoon hem gedaan had. ~
34 Gen 11:11 | nadat hij Arfachsad gewonnen had, vijfhonderd jaren; en hij
35 Gen 11:13 | nadat hij Selah gewonnen had, vierhonderd en drie jaren;
36 Gen 11:15 | nadat hij Heber gewonnen had, vierhonderd en drie jaren,
37 Gen 11:17 | nadat hij Peleg gewonnen had, vierhonderd en dertig jaren;
38 Gen 11:19 | nadat hij Rehu gewonnen had, tweehonderd en negen jaren;
39 Gen 11:21 | nadat hij Serug gewonnen had, tweehonderd en zeven jaren;
40 Gen 11:23 | nadat hij Nahor gewonnen had, tweehonderd jaren; en hij
41 Gen 11:25 | nadat hij Terah gewonnen had, honderd en negentien jaren;
42 Gen 11:30 | Sarai was onvruchtbaar; zij had geen kind. ~
43 Gen 12:1 | 1 De HEERE nu had tot Abram gezegd: Ga gij
44 Gen 12:4 | HEERE tot hem gesproken had; en Lot toog met hem; en
45 Gen 12:16 | om harentwil; zodat hij had schapen, en runderen, en
46 Gen 12:20 | huisvrouw, en alles wat hij had. ~ ~
47 Gen 13:1 | huisvrouw, en al wat hij had, en Lot met hem. ~
48 Gen 13:4 | in het eerst daar gemaakt had; en Abram heeft aldaar den
49 Gen 13:5 | Lot, die met Abram toog, had ook schapen, en runderen,
50 Gen 13:10 | Sodom en Gomorra verdorven had, was zij als de hof des
51 Gen 15:1 | baarde hem niet; en zij had een Egyptische dienstmaagd,
52 Gen 15:3 | het land Kanaan gewoond had, en zij gaf haar aan Abram,
53 Gen 15:4 | nu zag, dat zij ontvangen had, zo werd haar vrouw veracht
54 Gen 15:15 | zoons, die Hagar gebaard had, Ismael. ~
55 Gen 16:23 | als God met hem gesproken had. ~
56 Gen 17:8 | kalf, dat hij toegemaakt had, en hij zette het hun voor,
57 Gen 17:11 | oud, en wel bedaagd; het had Sara opgehouden te gaan
58 Gen 17:33 | HEERE weg, als Hij geeindigd had tot Abraham te spreken;
59 Gen 18:27 | aangezicht des HEEREN gestaan had. ~
60 Gen 18:29 | steden, in welke Lot gewoond had. ~
61 Gen 19:2 | zijn huisvrouw, gezegd had: Zij is mijn zuster, zo
62 Gen 19:18 | 18 Want de HEERE had al de baarmoeders van het
63 Gen 20:1 | Sara, gelijk als Hij gezegd had; en de HEERE deed aan Sara
64 Gen 20:1 | gelijk als Hij gesproken had. ~
65 Gen 20:2 | tijd, dien hem God gezegd had. ~
66 Gen 20:3 | was, dien hem Sara gebaard had, Izak. ~
67 Gen 20:4 | gelijk als hem God geboden had. ~
68 Gen 20:9 | dien zij Abraham gebaard had, spottende. ~
69 Gen 21:3 | plaats, die God hem gezegd had. ~
70 Gen 21:9 | plaatse, die hem God gezegd had; en Abraham bouwde aldaar
71 Gen 22:16 | geld, waarvan hij gesproken had voor de oren van de zonen
72 Gen 23:1 | wel bedaagd; en de HEERE had Abraham in alles gezegend. ~
73 Gen 23:2 | regerende over alles, wat hij had: Leg toch uw hand onder
74 Gen 23:15 | geschiedde, eer hij geeindigd had te spreken, ziet, zo kwam
75 Gen 23:15 | broeder van Abraham; en zij had haar kruik op haar schouder. ~
76 Gen 23:16 | een maagd, en geen man had haar bekend; en zij ging
77 Gen 23:19 | 19 Als zij nu voleindigd had van hem drinken te geven,
78 Gen 23:21 | weg voorspoedig gemaakt had, of niet. ~
79 Gen 23:23 | 23 Want hij had gezegd: Wiens dochter zijt
80 Gen 23:24 | 24 En zij had tot hem gezegd: Ik ben de
81 Gen 23:25 | 25 Voorts had zij tot hem gezegd: Ook
82 Gen 23:29 | 29 En Rebekka had een broeder, wiens naam
83 Gen 23:30 | voorhoofdsiersel gezien had, en de armringen aan de
84 Gen 23:30 | zuster; en als hij gehoord had de woorden zijner zuster
85 Gen 23:45 | 45 Eer ik geeindigd had te spreken in mijn hart,
86 Gen 23:45 | zo kwam Rebekka uit, en had haar kruik op haar schouder,
87 Gen 23:48 | op den rechten weg geleid had, om de dochter des broeders
88 Gen 23:66 | de zaken, die hij gedaan had. ~
89 Gen 23:67 | werd hem ter vrouw, en hij had haar lief. Alzo werd Izak
90 Gen 23:72 | gaf aan Izak al wat hij had. ~
91 Gen 23:73 | der bijwijven, die Abraham had, gaf Abraham geschenken;
92 Gen 23:77 | van de zonen Heths gekocht had, daar is Abraham begraven,
93 Gen 23:95 | 28 En Izak had Ezau lief; want het wildbraad
94 Gen 23:95 | zijn mond; maar Rebekka had Jakob lief. ~
95 Gen 23:96 | 29 En Jakob had een kooksel gekookt; en
96 Gen 24:10 | gedaan hebt? Lichtelijk had een van dit volk bij uw
97 Gen 24:14 | 14 En hij had bezitting van schapen, en
98 Gen 24:18 | waarmede zijn vader die genoemd had. ~
99 Gen 25:14 | gelijk als zijn vader gaarne had. ~
100 Gen 25:15 | die zij bij zich in huis had, en zij trok ze Jakob, haar
101 Gen 25:17 | brood, welke zij toegemaakt had, in de hand van Jakob, haar
102 Gen 25:30 | geschiedde, als Izak voleindigd had Jakob te zegenen, zo geschiedde
103 Gen 25:41 | zijn vader hem gezegend had; en Ezau zeide in zijn hart:
104 Gen 26:6 | Paddan-Aram weggezonden had om zich van daar een vrouw
105 Gen 26:6 | zegende, dat hij hem geboden had, zeggende: Neem geen vrouw
106 Gen 26:18 | tot zijn hoofdpeluw gelegd had, en zette hem tot een opgericht
107 Gen 27:16 | 16 En Laban had twee dochters: de naam der
108 Gen 27:17 | 17 Doch Lea had tedere ogen; maar Rachel
109 Gen 27:18 | 18 En Jakob had Rachel lief; en hij zeide:
110 Gen 27:30 | ging ook in tot Rachel, en had ook Rachel liever dan Lea;
111 Gen 27:60 | Als Rachel Jozef gebaard had, dat Jakob tot Laban zeide:
112 Gen 27:73 | roeden, die hij geschild had, in de goten, en in de drinkbakken
113 Gen 27:78 | zeer uit in menigte, en hij had vele kudden, en dienstmaagden,
114 Gen 28:18 | zijn have, die hij gewonnen had, het vee, dat hij bezat,
115 Gen 28:18 | in Paddan-Aram geworven had, om te komen tot Izak, zijn
116 Gen 28:19 | terafim, die haar vader had. ~
117 Gen 28:25 | achterhaalde Jakob; Jakob nu had zijn tent geslagen op dat
118 Gen 28:27 | aangezegd, dat ik u geleid had met vreugde, en met gezangen,
119 Gen 28:32 | Rachel dezelve gestolen had. ~
120 Gen 28:34 | 34 Maar Rachel had de terafim genomen, en zij
121 Gen 28:34 | terafim genomen, en zij had die in een kemels zadeltuig
122 Gen 29:23 | overtrekken hetgeen hij had. ~
123 Gen 29:32 | van Jakobs heup aangeroerd had, aan de verrukte zenuw. ~ ~
124 Gen 30:10 | aangezicht gezien heb, als had ik Gods aangezicht gezien,
125 Gen 30:19 | hij zijn tent gespannen had, van de hand der zonen van
126 Gen 31:1 | Lea, die zij Jakob gebaard had, ging uit, om de dochteren
127 Gen 31:3 | Jakobs dochter; en hij had de jonge dochter lief, en
128 Gen 31:5 | dochter Dina verontreinigd had, zo waren zijn zonen met
129 Gen 31:7 | dwaasheid in Israel gedaan had, Jakobs dochter beslapende,
130 Gen 31:13 | hun zuster, verontreinigd had); ~
131 Gen 31:19 | deze zaak te doen; want hij had lust in Jakobs dochter;
132 Gen 32:13 | waar Hij met hem gesproken had. ~
133 Gen 32:14 | waar Hij met hem gesproken had, een stenen opgericht teken;
134 Gen 32:15 | alwaar God met hem gesproken had, Beth-El. ~
135 Gen 32:16 | en Rachel baarde, en zij had het hard in haar baren. ~
136 Gen 32:17 | geschiedde, als zij het hard had in haar baren, zo zeide
137 Gen 32:27 | Abraham als vreemdeling had verkeerd, en Izak. ~
138 Gen 33:6 | 6 Ezau nu had genomen zijn vrouwen, en
139 Gen 33:6 | het land Kanaan geworven had, en was vertrokken naar
140 Gen 34:3 | 3 En Israel had Jozef lief, boven al zijn
141 Gen 35:15 | zij haar aangezicht bedekt had. ~
142 Gen 36:4 | zijn huis; en al wat hij had, gaf hij in zijn hand. ~
143 Gen 36:5 | wat het zijne was, gesteld had, dat de HEERE des Egyptenaars
144 Gen 36:5 | HEEREN was in alles, wat hij had, in het huis en in het veld. ~
145 Gen 36:6 | hij liet alles, wat hij had, in Jozefs hand, zodat hij
146 Gen 36:6 | hem van geen ding kennis had, behalve van het brood,
147 Gen 36:13 | kleed in haar hand gelaten had, en naar buiten gevlucht
148 Gen 36:39 | goede uitlegging gedaan had, zo zeide hij tot Jozef:
149 Gen 36:45 | gelijk Jozef hun uitgelegd had. ~
150 Gen 37:43 | tweeden wagen, dien hij had; en zij riepen voor zijn
151 Gen 37:54 | gelijk als Jozef gezegd had. En er was honger in al
152 Gen 38:9 | die hij van hen gedroomd had; en hij zeide tot hen: Gij
153 Gen 38:35 | zakken ledigden, ziet, zo had een iegelijk den bundel
154 Gen 39:17 | deed, gelijk Jozef gezegd had; en de man bracht deze mannen
155 Gen 40:2 | woord, hetwelk hij gesproken had. ~
156 Gen 41:27 | die hij tot hen gesproken had, en dat hij de wagenen zag,
157 Gen 41:27 | zag, die Jozef gezonden had om hem te voeren, zo werd
158 Gen 42:1 | verreisde met al wat hij had, en hij kwam te Ber-seba,
159 Gen 42:5 | wagenen, die Farao gezonden had, om hem te voeren. ~
160 Gen 42:18 | zijn dochter Lea gegeven had; en zij baarde Jakob deze
161 Gen 42:25 | zijn dochter Rachel gegeven had; en zij baarde dezelve Jakob,
162 Gen 43:11 | gelijk als Farao geboden had. ~
163 Gen 43:22 | hetwelk hun Farao gegeven had; daarom verkochten zij hun
164 Gen 44:11 | Israel zeide tot Jozef: Ik had niet gemeend uw aangezicht
165 Gen 45:33 | 33 Als Jakob voleind had aan zijn zonen bevelen te
166 Gen 46:12 | gelijk als hij hun geboden had; ~
167 Gen 46:13 | Abraham met den akker gekocht had tot een erfbegrafenis van
168 Gen 46:14 | hij zijn vader begraven had. ~
169 Exo 1:8 | Egypte, die Jozef niet gekend had; ~
170 Exo 1:17 | Egypte tot haar gesproken had, maar zij behielden de knechtjes
171 Exo 2:16 | En de priester in Midian had zeven dochters, die kwamen
172 Exo 4:28 | HEEREN, Die hem gezonden had, en al de tekenen, die Hij
173 Exo 4:28 | tekenen, die Hij hem bevolen had. ~
174 Exo 4:30 | HEERE tot Mozes gesproken had; en hij deed de tekenen
175 Exo 7:6 | als hun de HEERE geboden had, alzo deden zij. ~
176 Exo 7:10 | gelijk de HEERE geboden had; en Aaron wierp zijn staf
177 Exo 7:13 | gelijk de HEERE gesproken had. ~
178 Exo 7:20 | gelijk de HEERE geboden had; en hij hief den staf op,
179 Exo 7:22 | gelijk als de HEERE gesproken had. ~
180 Exo 7:25 | HEERE de rivier geslagen had. ~ ~
181 Exo 8:12 | der vorsen, die Hij Farao had opgelegd. ~
182 Exo 8:15 | gelijk als de HEERE gesproken had. ~
183 Exo 8:19 | gelijk de HEERE gesproken had. ~
184 Exo 9:12 | HEERE tot Mozes gesproken had. ~
185 Exo 9:35 | gelijk als de HEERE gesproken had door Mozes. ~ ~
186 Exo 10:15 | der bomen, die de hagel had over gelaten; en er bleef
187 Exo 11:1 | 1 (Want de HEERE had tot Mozes gesproken: Ik
188 Exo 11:9 | 9 De HEERE dan had tot Mozes gesproken: Farao
189 Exo 12:1 | 1 De HEERE nu had tot Mozes en tot Aaron in
190 Exo 12:28 | HEERE Mozes en Aaron geboden had, alzo deden zij. ~
191 Exo 12:36 | 36 Daartoe had de HEERE het volk genade
192 Exo 12:50 | HEERE Mozes en Aaron geboden had, alzo deden zij. ~
193 Exo 13:17 | geschied, toen Farao het volk had laten trekken, zo leidde
194 Exo 13:19 | Jozef met zich; want hij had met een zwaren eed de kinderen
195 Exo 14:31 | aan de Egyptenaren bewezen had; en het volk vreesde den
196 Exo 16:18 | het met de gomer maten, zo had hij, die veel verzameld
197 Exo 16:18 | hij, die veel verzameld had, niets over, en dien, die
198 Exo 16:18 | dien, die weinig verzameld had, ontbrak niet; een iegelijk
199 Exo 16:24 | gelijk als Mozes geboden had; en het stonk niet, en er
200 Exo 16:34 | HEERE aan Mozes geboden had, alzo zette ze Aaron voor
201 Exo 17:10 | deed, als Mozes hem gezegd had, strijdende tegen Amalek;
202 Exo 18:1 | Israel, Zijn volk, gedaan had: dat de HEERE Israel uit
203 Exo 18:1 | Israel uit Egypte uitgevoerd had; ~
204 Exo 18:2 | nadat hij haar wedergezonden had), ~
205 Exo 18:5 | waar hij zich gelegerd had, ~
206 Exo 18:8 | aan de Egyptenaren gedaan had, om Israels wil; al de moeite,
207 Exo 18:8 | dat hen de HEERE verlost had. ~
208 Exo 18:9 | hetwelk de HEERE Israel gedaan had; dat Hij het verlost had
209 Exo 18:9 | had; dat Hij het verlost had uit de hand der Egyptenaren. ~
210 Exo 18:24 | deed alles, wat hij gezegd had. ~
211 Exo 19:7 | die de HEERE hem geboden had. ~
212 Exo 19:9 | aan u geloven. Want Mozes had de HEERE de woorden des
213 Exo 31:18 | Sinai te spreken geeindigd had, de twee tafelen der getuigenis,
214 Exo 32:8 | weg, dien Ik hun geboden had, zij hebben zich een gegoten
215 Exo 32:14 | kwaad, hetwelk Hij gesproken had Zijn volk te zullen doen. ~
216 Exo 32:25 | ontbloot was, (want Aaron had het ontbloot tot verkleining
217 Exo 32:29 | 29 Want Mozes had gezegd: Vult heden uw handen
218 Exo 32:35 | hadden, hetwelk Aaron gemaakt had. ~ ~ ~ ~
219 Exo 33:8 | weg, dien Ik hun geboden had, zij hebben zich een gegoten
220 Exo 33:14 | kwaad, hetwelk Hij gesproken had Zijn volk te zullen doen. ~
221 Exo 33:25 | ontbloot was, (want Aaron had het ontbloot tot verkleining
222 Exo 33:29 | 29 Want Mozes had gezegd: Vult heden uw handen
223 Exo 33:35 | hadden, hetwelk Aaron gemaakt had. ~ ~
224 Exo 34:5 | 5 En de HEERE had tot Mozes gezegd: Zeg tot
225 Exo 34:27 | als hem de HEERE geboden had; en hij nam de twee stenen
226 Exo 34:55 | HEERE met hem gesproken had op den berg Sinai. ~
227 Exo 34:56 | met hen te spreken, en hij had een deksel op zijn aangezicht
228 Exo 35:29 | hetwelk de HEERE geboden had te maken door de hand van
229 Exo 36:1 | wijsheid en verstand gegeven had, om te weten, hoe zij maken
230 Exo 36:1 | alles, dat de HEERE geboden had. ~
231 Exo 36:2 | 2 Want Mozes had geroepen Bezaleel en Aholiab,
232 Exo 36:2 | hart God wijsheid gegeven had, al wiens hart hem bewogen
233 Exo 36:2 | al wiens hart hem bewogen had, dat hij toetrad tot het
234 Exo 36:22 | 22 Twee houvasten had een berd, als sporten in
235 Exo 38:22 | HEERE aan Mozes geboden had. ~
236 Exo 38:30 | koperen rooster, dien het had, en al het gereedschap des
237 Exo 39:1 | HEERE aan Mozes geboden had. ~
238 Exo 39:5 | HEERE aan Mozes bevolen had. ~
239 Exo 39:7 | HEERE aan Mozes geboden had. ~
240 Exo 39:21 | HEERE aan Mozes geboden had. ~
241 Exo 39:23 | eens pantsiers; dit gat had een boord rondom, dat het
242 Exo 39:26 | HEERE aan Mozes geboden had. ~
243 Exo 39:29 | HEERE aan Mozes geboden had. ~
244 Exo 39:31 | HEERE aan Mozes geboden had. ~
245 Exo 39:32 | HEERE aan Mozes geboden had; alzo hadden zij het gemaakt. ~
246 Exo 39:42 | HEERE aan Mozes geboden had, alzo hadden de kinderen
247 Exo 39:43 | gelijk als de HEERE geboden had; alzo hadden zij het gemaakt.
248 Exo 40:16 | wat hem de HEERE geboden had; alzo deed hij. ~
249 Exo 40:19 | HEERE aan Mozes geboden had. ~
250 Exo 40:21 | HEERE aan Mozes geboden had. ~
251 Exo 40:23 | HEERE aan Mozes geboden had. ~
252 Exo 40:25 | HEERE aan Mozes geboden had. ~
253 Exo 40:27 | HEERE aan Mozes geboden had. ~
254 Exo 40:29 | HEERE aan Mozes geboden had. ~
255 Exo 40:32 | HEERE aan Mozes geboden had. ~
256 Lev 5:18 | is, die hij niet geweten had; zo zal het hem vergeven
257 Lev 8:4 | als de HEERE hem geboden had; en de vergadering werd
258 Lev 8:9 | als de HEERE Mozes geboden had. ~
259 Lev 8:13 | als de HEERE Mozes geboden had. ~
260 Lev 8:17 | als de HEERE Mozes geboden had. ~
261 Lev 8:21 | als de HEERE Mozes geboden had. ~
262 Lev 8:29 | als de HEERE Mozes geboden had. ~
263 Lev 8:36 | dienst van Mozes geboden had. ~ ~ ~ ~
264 Lev 9:5 | zij hetgeen Mozes geboden had, brengende dat tot voor
265 Lev 9:10 | als de HEERE Mozes geboden had. ~
266 Lev 9:21 | gelijk als Mozes geboden had. ~
267 Lev 9:22 | brandoffer, en dankoffer gedaan had. ~
268 Lev 10:1 | hetwelk hij hen niet geboden had. ~
269 Lev 10:5 | gelijk als Mozes gesproken had. ~
270 Lev 10:19 | zijn mij wedervaren; en had ik heden het zondoffer gegeten,
271 Lev 16:23 | uitdoen, die hij aangedaan had, als hij in het heilige
272 Lev 16:34 | als de HEERE Mozes geboden had. ~
273 Lev 23:23 | als de HEERE Mozes geboden had. ~
274 Lev 24:27 | man, wien hij het verkocht had, weder uitkeren; en hij
275 Lev 25:43 | Mijn inzettingen gewalgd had. ~
276 Lev 26:24 | van wien hij hem gekocht had, tot hem, wiens de bezitting
277 Num 1:19 | als de HEERE Mozes geboden had, zo heeft hij hen geteld
278 Num 1:48 | 48 Want de HEERE had tot Mozes gesproken, zeggende: ~
279 Num 1:54 | wat de HEERE Mozes geboden had, zo deden zij. ~
280 Num 2:33 | als de HEERE Mozes geboden had. ~
281 Num 2:34 | wat de HEERE Mozes geboden had, zo legerden zij zich naar
282 Num 3:3 | welker hand men gevuld had, om het priesterambt te
283 Num 3:42 | als de HEERE hem geboden had, alle eerstgeborenen onder
284 Num 3:51 | als de HEERE Mozes geboden had. ~ ~ ~ ~
285 Num 4:49 | die de HEERE Mozes geboden had. ~ ~
286 Num 5:4 | HEERE tot Mozes gesproken had, alzo deden de kinderen
287 Num 7:1 | dage, als Mozes geeindigd had den tabernakel op te richten,
288 Num 7:1 | gezalfd, en dien geheiligd had, en al zijn gereedschap,
289 Num 7:1 | gezalfd, en dezelve geheiligd had; ~
290 Num 8:4 | de HEERE Mozes vertoond had, alzo had hij den kandelaar
291 Num 8:4 | Mozes vertoond had, alzo had hij den kandelaar gemaakt. ~
292 Num 8:20 | wat de HEERE Mozes geboden had van de Levieten, zo deden
293 Num 8:22 | van de Levieten geboden had, alzo deden zij aan hen. ~
294 Num 9:5 | wat de HEERE Mozes geboden had, alzo deden de kinderen
295 Num 11:3 | HEEREN onder hen gebrand had. ~
296 Num 11:32 | kwakkelen; die het minst had, had tien homers verzameld;
297 Num 11:32 | kwakkelen; die het minst had, had tien homers verzameld; en
298 Num 12:1 | Cuschietische, die hij genomen had; want hij had een Cuschietische
299 Num 12:1 | hij genomen had; want hij had een Cuschietische ter vrouw
300 Num 12:14 | haar aangezicht gespogen had, zou zij niet zeven dagen
301 Num 14:16 | hetwelk Hij hun gezworen had, zo heeft Hij hen geslacht
302 Num 14:36 | mannen, die Mozes gezonden had, om het land te verspieden,
303 Num 15:36 | als de HEERE Mozes geboden had. ~
304 Num 16:31 | geschiedde, als hij geeindigd had al deze woorden te spreken,
305 Num 16:40 | dienst van Mozes gesproken had. ~
306 Num 16:47 | gelijk als Mozes gesproken had, en liep in het midden der
307 Num 16:47 | gemeente, en ziet, de plaag had aangevangen onder het volk;
308 Num 17:11 | als de HEERE hem geboden had, alzo deed hij. ~
309 Num 18:11 | als de HEERE hem geboden had, alzo deed hij. ~
310 Num 20:9 | gelijk als Hij hem geboden had. ~
311 Num 20:27 | gelijk als de HEERE geboden had; want zij klommen op tot
312 Num 21:26 | koning der Amorieten; en hij had gestreden tegen den vorigen
313 Num 21:26 | koning der Moabieten, en hij had al zijn land uit zijn hand
314 Num 22:2 | aan de Amorieten gedaan had; ~
315 Num 22:29 | een zwaard in mijn hand had! want ik zoude u nu doden. ~
316 Num 23:2 | gelijk als Bileam gesproken had; en Balak en Bileam offerden
317 Num 23:30 | gelijk als Bileam gezegd had; en hij offerde een var
318 Num 24:11 | u weg naar uw plaats! Ik had gezegd, dat ik u hoog vereren
319 Num 26:4 | als de HEERE Mozes geboden had, en den kinderen Israels,
320 Num 26:33 | Zelafead, de zoon van Hefer, had geen zonen, maar dochters;
321 Num 26:65 | 65 Want de HEERE had van die gezegd, dat zij
322 Num 27:3 | zijn zonde gestorven, en had geen zonen. ~
323 Num 27:22 | als de HEERE hem geboden had; want hij nam Jozua, en
324 Num 27:23 | dienst van Mozes gesproken had. ~
325 Num 29:40 | wat de HEERE Mozes geboden had. ~ ~
326 Num 31:7 | als de HEERE Mozes geboden had, en zij doodden al wat mannelijk
327 Num 31:31 | als de HEERE Mozes geboden had. ~
328 Num 31:32 | dat het krijgsvolk geroofd had, was zeshonderd vijf en
329 Num 31:41 | als de HEERE Mozes geboden had. ~
330 Num 31:42 | Israels, welke Mozes afgedeeld had, van de mannen, die gestreden
331 Num 31:47 | als de HEERE Mozes geboden had. ~
332 Num 31:53 | krijgslieden, een iegelijk had geroofd voor zichzelven. ~
333 Num 31:62 | dat de HEERE hun gegeven had. ~
334 Num 31:66 | geslacht, hetwelk gedaan had, wat kwaad was in de ogen
335 Num 32:4 | HEERE onder hen geslagen had, alle eerstgeborenen; ook
336 Num 32:4 | alle eerstgeborenen; ook had de HEERE gerichten geoefend
337 Num 35:10 | als de HEERE Mozes geboden had, alzo deden de dochteren
338 Deu 1:3 | de HEERE aan hen bevolen had; ~
339 Deu 1:4 | 4 Nadat hij geslagen had Sihon, den koning der Amorieten,
340 Deu 1:19 | HEERE, onze God, ons geboden had; en wij kwamen tot Kades-Barnea. ~
341 Deu 2:1 | HEERE tot mij gesproken had, en wij togen om het gebergte
342 Deu 2:14 | gelijk de HEERE hun gezworen had. ~
343 Deu 2:37 | onze God, ons verboden had. ~ ~ ~
344 Deu 4:37 | hun zaad na hen verkoren had, zo heeft Hij u voor Zijn
345 Deu 6:23 | Hij onzen vaderen gezworen had. ~
346 Deu 7:8 | Hij uw vaderen gezworen had, heeft u de HEERE met een
347 Deu 9:9 | HEERE met ulieden gemaakt had, toen bleef ik veertig dagen
348 Deu 9:10 | verzameling, met ulieden gesproken had. ~
349 Deu 9:12 | weg, dien Ik hun geboden had; zij hebben zich een gegoten
350 Deu 9:16 | dien u de HEERE geboden had. ~
351 Deu 9:25 | dewijl de HEERE gezegd had, dat Hij u verdelgen zou. ~
352 Deu 9:28 | waarvan Hij hun gesproken had, en omdat Hij hen haatte,
353 Deu 10:4 | vuurs, tot ulieden gesproken had; en de HEERE gaf ze mij. ~
354 Deu 10:5 | de kist, die ik gemaakt had; en aldaar zijn zij, gelijk
355 Deu 13:2 | dat hij tot u gesproken had, zeggende: Laat ons andere
356 Deu 29:1 | dat Hij met hen gemaakt had aan Horeb. ~
357 Deu 29:25 | dat Hij met hen gemaakt had, als Hij hen uit Egypteland
358 Deu 29:26 | welke hun iets medegedeeld had; ~
359 Deu 30:3 | HEERE, uw God, verstrooid had. ~
360 Deu 31:24 | geschiedde, als Mozes voleind had de woorden dezer wet te
361 Deu 32:30 | de HEERE hen overgeleverd had? ~
362 Deu 32:45 | 45 Als nu Mozes geeindigd had al die woorden tot gans
363 Deu 34:9 | der wijsheid; want Mozes had zijn handen op hem gelegd;
364 Deu 34:9 | als de HEERE Mozes geboden had. ~
365 Deu 34:10 | Mozes, dien de HEERE gekend had, van aangezicht tot aangezicht, ~
366 Joz 2:1 | Jozua nu, de zoon van Nun, had twee mannen, die heimelijk
367 Joz 2:4 | 4 Maar die vrouw had die beide mannen genomen,
368 Joz 2:4 | beide mannen genomen, en zij had hen verborgen; en zeide
369 Joz 2:6 | 6 Maar zij had hen op het dak doen klimmen,
370 Joz 2:6 | dak doen klimmen, en zij had hen verstoken onder de vlasstoppelen,
371 Joz 3:7 | 7 Want de HEERE had tot Jozua gezegd: Dezen
372 Joz 3:17 | totdat al het volk geeindigd had door de Jordaan te trekken. ~
373 Joz 4:1 | toen al het volk geeindigd had over de Jordaan te trekken,
374 Joz 4:4 | die twaalf mannen, die hij had doen bestellen van de kinderen
375 Joz 4:8 | gelijk als Jozua geboden had; en zij namen twaalf stenen
376 Joz 4:8 | HEERE tot Jozua gesproken had, naar het getal der stammen
377 Joz 4:10 | hetwelk de HEERE Jozua geboden had het volk aan te zeggen,
378 Joz 4:10 | wat Mozes Jozua geboden had. En het volk haastte, en
379 Joz 4:11 | als al het volk geeindigd had over te gaan, toen ging
380 Joz 4:12 | Mozes tot hen gesproken had. ~
381 Joz 5:1 | de wateren van de Jordaan had uitgedroogd, voor het aangezicht
382 Joz 5:6 | denwelken de HEERE gezworen had, dat Hij hun niet zoude
383 Joz 5:6 | HEERE hun vaderen gezworen had ons te zullen geven, een
384 Joz 5:8 | als men een einde gemaakt had van al dat volk te besnijden,
385 Joz 5:13 | uitgetogen zwaard in Zijn hand had. En Jozua ging tot Hem,
386 Joz 6:8 | Jozua tot het volk gesproken had, zo gingen de zeven priesters,
387 Joz 6:10 | 10 Jozua nu had het volk geboden, zeggende:
388 Joz 6:23 | broeders, en al wat zij had; ook brachten zij uit al
389 Joz 6:25 | haars vaders, en al wat zij had; en zij heeft gewoond in
390 Joz 6:25 | omdat zij de boden verborgen had, die Jozua gezonden had,
391 Joz 6:25 | had, die Jozua gezonden had, om Jericho te verspieden. ~
392 Joz 7:11 | hetwelk Ik hun geboden had, overtreden; en ook hebben
393 Joz 7:24 | zijn tent, en alles wat hij had; en zij voerden ze naar
394 Joz 8:19 | hij zijn hand uitgestrekt had, en kwamen aan de stad,
395 Joz 8:21 | achterlage de stad ingenomen had, en dat de rook der stad
396 Joz 8:26 | terug, die hij met de spies had uitgestrekt, totdat hij
397 Joz 8:26 | inwoners van Ai verbannen had. ~
398 Joz 8:27 | HEEREN, dat Hij Jozua geboden had. ~
399 Joz 8:31 | kinderen Israels geboden had, achtereenvolgens hetgeen
400 Joz 8:31 | dewelke men geen ijzer bewogen had; en daarop offerden zij
401 Joz 8:33 | knecht des HEEREN, bevolen had; om het volk van Israel
402 Joz 8:35 | al hetgeen Mozes geboden had, dat Jozua niet overluid
403 Joz 9:3 | Jericho en met Ai gedaan had, ~
404 Joz 10:1 | koning van Jeruzalem, gehoord had, dat Jozua Ai ingenomen,
405 Joz 10:1 | ingenomen, en haar verbannen had, en aan Ai en haar koning
406 Joz 10:1 | haar koning alzo gedaan had, gelijk als hij aan Jericho
407 Joz 10:1 | Jericho en haar koning gedaan had; en dat de inwoners van
408 Joz 10:8 | 8 Want de HEERE had tot Jozua gezegd: Vrees
409 Joz 10:13 | aan zijn vijanden gewroken had. Is dit niet geschreven
410 Joz 10:21 | Makkeda, in vrede; niemand had zijn tong tegen de kinderen
411 Joz 10:28 | koning van Jericho gedaan had. ~
412 Joz 10:30 | koning van Jericho gedaan had. ~
413 Joz 10:32 | wat hij aan Libna gedaan had. ~
414 Joz 10:35 | wat hij aan Lachis gedaan had. ~
415 Joz 10:37 | alles, wat hij Eglon gedaan had; en hij verbande haar, en
416 Joz 10:39 | als hij aan Hebron gedaan had, alzo deed hij aan Debir
417 Joz 10:39 | Libna en haar koning gedaan had; ~
418 Joz 10:40 | verbande alles, wat adem had, gelijk als de HEERE, de
419 Joz 10:40 | de God Israels, geboden had. ~
420 Joz 11:9 | gelijk hem de HEERE gezegd had; hun paarden verlamde hij,
421 Joz 11:11 | bleef niets over, dat adem had; en Hazor verbrandde hij
422 Joz 11:12 | knecht des HEEREN geboden had. ~
423 Joz 11:14 | niet overblijven wat adem had. ~
424 Joz 11:15 | Mozes, Zijn knecht, geboden had, alzo gebood Mozes aan Jozua;
425 Joz 11:15 | wat de HEERE Mozes geboden had. ~
426 Joz 11:20 | als de HEERE Mozes geboden had. ~
427 Joz 11:23 | HEERE tot Mozes gesproken had; en Jozua gaf het Israel
428 Joz 13:8 | des HEEREN, hun gegeven had: ~
429 Joz 13:14 | als Hij tot hem gesproken had. ~
430 Joz 13:29 | 29 Verder had Mozes aan den halven stam
431 Joz 13:32 | Mozes ten erve uitgedeeld had in de velden van Moab, op
432 Joz 14:2 | dienst van Mozes geboden had, aangaande de negen stammen
433 Joz 14:3 | stammen en den halven stam had Mozes een erfdeel gegeven
434 Joz 14:3 | Jordaan; maar aan de Levieten had hij geen erfdeel onder hen
435 Joz 14:5 | als de HEERE Mozes geboden had, alzo deden de kinderen
436 Joz 14:14 | dezen dag; omdat hij volhard had den HEERE, den God Israels,
437 Joz 15:13 | Kaleb, den zoon van Jefunne, had hij een deel gegeven in
438 Joz 17:1 | 1 De stam van Manasse had ook een lot, omdat hij de
439 Joz 17:1 | hij een krijgsman was, zo had hij Gilead en Bazan. ~
440 Joz 17:3 | Machir, den zoon van Manasse, had geen zonen, maar dochters;
441 Joz 17:8 | 8 Manasse had wel het land van Tappuah,
442 Joz 17:11 | 11 Want Manasse had, in Issaschar en in Aser,
443 Joz 21:8 | gelijk de HEERE geboden had door den dienst van Mozes. ~
444 Joz 22:16 | ganse land, dat Hij gezworen had hun vaderen te geven, en
445 Joz 22:17 | Hij hun vaderen gezworen had; en er bestond niet een
446 Joz 22:18 | die de HEERE gesproken had tot het huis van Israel;
447 Joz 23:4 | gelijk Hij hun toegezegd had; keert dan nu wederom, en
448 Joz 23:7 | van den stam van Manasse had Mozes een erfdeel gegeven
449 Joz 24:1 | HEERE Israel rust gegeven had van al zijn vijanden rondom
450 Joz 25:6 | vaders uit Egypte gevoerd had, zo kwaamt gij aan de zee,
451 Joz 25:31 | hetwelk Hij aan Israel gedaan had. ~
452 Joz 25:32 | velds, hetwelk Jakob gekocht had van de kinderen van Hemor,
453 Ric 1:20 | gelijk als Mozes gesproken had; en hij verdreef van daar
454 Ric 1:25 | ingang der stad gewezen had, zo sloegen zij de stad
455 Ric 2:4 | kinderen Israels gesproken had, zo hief het volk zijn stem
456 Ric 2:6 | 6 Als Jozua het volk had laten gaan, zo waren de
457 Ric 2:7 | dat Hij aan Israel gedaan had. ~
458 Ric 2:10 | dat Hij aan Israel gedaan had. ~
459 Ric 2:12 | Die hen uit Egypteland had uitgevoerd, en volgden andere
460 Ric 2:15 | gelijk als de HEERE gezworen had; en hun was zeer bang. ~
461 Ric 2:23 | in de hand van Jozua niet had overgegeven. ~ ~ ~
462 Ric 3:4 | de hand van Mozes geboden had. ~
463 Ric 3:16 | zwaard, dat twee scherpten had, welks lengte een el was;
464 Ric 3:18 | geschiedde, als hij geeindigd had het geschenk te leveren,
465 Ric 3:20 | die hij voor zich alleen had; zo zeide Ehud: Ik heb een
466 Ric 4:3 | tot den HEERE; want hij had negenhonderd ijzeren wagenen,
467 Ric 4:3 | ijzeren wagenen, en hij had de kinderen Israels met
468 Ric 4:11 | 11 Heber nu, de Keniet, had zich afgezonderd van Kain,
469 Ric 4:11 | Mozes schoonvader; en hij had zijn tenten opgeslagen tot
470 Ric 4:50 | hoofd af, als zij zijn slaap had doornageld en doorgedrongen. ~
471 Ric 5:3 | geschiedde, als Israel gezaaid had, zo kwamen de Midianieten
472 Ric 5:27 | HEERE tot hem gesproken had. Doch het geschiedde, dewijl
473 Ric 6:1 | heirleger der Midianieten had tegen het noorden, achter
474 Ric 6:8 | man behield hij. En hij had het heirleger der Midianieten
475 Ric 7:26 | voorhoofdsierselen, die hij begeerd had, was duizend en zevenhonderd
476 Ric 7:30 | 30 Gideon nu had zeventig zonen, die uit
477 Ric 7:30 | voortgekomen waren; want hij had vele vrouwen. ~
478 Ric 7:34 | hun God, Die hen gered had van de hand van al hun vijanden
479 Ric 7:35 | dat hij bij Israel gedaan had. ~ ~
480 Ric 8:5 | werd overgelaten, want hij had zich verstoken. ~
481 Ric 8:22 | jaren over Israel geheerst had, ~
482 Ric 8:24 | broeder, die hen gedood had, en op de burgers van Sichem,
483 Ric 8:56 | hij aan zijn vader gedaan had, dodende zijn zeventig broederen. ~
484 Ric 9:4 | 4 En hij had dertig zonen, rijdende op
485 Ric 10:1 | een hoerekind; doch Gilead had Jeftha gegenereerd. ~
486 Ric 10:28 | die hij tot hem gezonden had. ~
487 Ric 10:34 | alleen, een enig kind; hij had uit zich anders geen zoon
488 Ric 10:39 | gelofte, die hij beloofd had; en zij heeft geen man bekend.
489 Ric 11:9 | 9 En hij had dertig zonen; en hij zond
490 Ric 11:14 | 14 En hij had veertig zonen, en dertig
491 Ric 12:23 | tot hem: Zo de HEERE lust had ons te doden, Hij had het
492 Ric 12:23 | lust had ons te doden, Hij had het brandoffer en spijsoffer
493 Ric 13:6 | te kennen, wat hij gedaan had. ~
494 Ric 13:9 | lichaam van den leeuw genomen had. ~
495 Ric 13:20 | die hem vergezelschapt had. ~ ~ ~
496 Ric 14:17 | geschiedde, als hij geeindigd had te spreken, zo wierp hij
497 Ric 15:18 | zijn ganse hart verklaard had, zo zond zij heen, en riep
498 Ric 15:30 | hij in zijn leven gedood had. ~
499 Ric 15:31 | zijn vader Manoach; hij nu had Israel gericht twintig jaren. ~ ~ ~
500 Ric 16:5 | 5 En de man Micha had een godshuis; en hij maakte
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1807 |