1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1807
Book Chapter: Verse
1001 2Kro 1:4 | haar bereid had; want hij had voor haar een tent te Jeruzalem
1002 2Kro 1:5 | den zoon van Hur, gemaakt had, aldaar voor den tabernakel
1003 2Kro 1:14| twaalf duizend ruiteren had; en hij legde ze in de wagensteden,
1004 2Kro 1:16| hetgeen Salomo uit Egypte had; en aangaande het linnengaren,
1005 2Kro 2:17| zijn vader David die geteld had; en er werden gevonden honderd
1006 2Kro 3:1 | plaats, die David toebereid had, op den dorsvloer van Ornan,
1007 2Kro 5:10| bij Horeb daarin gedaan had als de HEERE een verbond
1008 2Kro 5:14| heerlijkheid des HEEREN had het huis Gods vervuld. ~ ~ ~
1009 2Kro 6:10| bij Horeb daarin gedaan had als de HEERE een verbond
1010 2Kro 6:14| heerlijkheid des HEEREN had het huis Gods vervuld. ~ ~
1011 2Kro 7:10| bevestigd, dat Hij gesproken had; want ik ben opgestaan in
1012 2Kro 7:13| 13 (Want Salomo had een koperen gestoelte gemaakt,
1013 2Kro 7:13| koperen gestoelte gemaakt, en had het gesteld in het midden
1014 2Kro 8:1 | 1 Als nu Salomo voleind had te bidden, zo daalde het
1015 2Kro 8:2 | heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld. ~
1016 2Kro 8:6 | de koning David gemaakt had, om den HEERE te loven,
1017 2Kro 8:7 | vette der dankofferen bereid had; want het koperen altaar,
1018 2Kro 8:7 | altaar, dat Salomo gemaakt had, kon het brandoffer, en
1019 2Kro 8:10| Zijn volk Israel gedaan had. ~
1020 2Kro 8:22| uit Egypteland uitgevoerd had, en hebben zich aan andere
1021 2Kro 9:1 | HEEREN en zijn huis gebouwd had, ~
1022 2Kro 9:2 | welke Huram hem gegeven had, bouwde, en de kinderen
1023 2Kro 9:6 | schatsteden, die Salomo had, en alle wagensteden, en
1024 2Kro 9:6 | begeerte van Salomo begeerd had te bouwen, in Jeruzalem,
1025 2Kro 9:10| bestelden, die de koning Salomo had, tweehonderd en vijftig,
1026 2Kro 9:11| dat hij voor haar gebouwd had; want hij zeide: Mijn vrouw
1027 2Kro 9:12| voor het voorhuis gebouwd had; ~
1028 2Kro 10:3 | het huis, dat hij gebouwd had, ~
1029 2Kro 10:12| tot den koning gebracht had; zo keerde zij, en toog
1030 2Kro 10:18| 18 En de troon had zes trappen en een voetbank
1031 2Kro 10:23| God in zijn hart gegeven had. ~
1032 2Kro 10:25| 25 Ook had Salomo vier duizend paardenstallen,
1033 2Kro 11:12| als de koning gesproken had, zeggende: Komt weder tot
1034 2Kro 11:15| den Siloniet, gesproken had tot Jerobeam, den zoon van
1035 2Kro 12:15| 15 En hij had zich priesteren gesteld
1036 2Kro 12:15| kalveren, die hij gemaakt had. ~
1037 2Kro 12:21| 21 En Rehabeam had Maacha, Absaloms dochter,
1038 2Kro 12:21| zijn bijwijven; want hij had achttien vrouwen genomen,
1039 2Kro 13:1 | het koninkrijk bevestigd had, en hij sterk geworden was,
1040 2Kro 13:4 | vaste steden in, die Juda had, en hij kwam tot Jeruzalem
1041 2Kro 13:9 | weg, die Salomo gemaakt had. ~
1042 2Kro 13:13| stammen van Israel verkoren had, om Zijn Naam daar te zetten;
1043 2Kro 15:8 | 8 Asa nu had een heir van driehonderd
1044 2Kro 16:6 | gestoten werden; want God had hen met allen angst verschrikt. ~
1045 2Kro 16:8 | gebergte van Efraim genomen had, en vernieuwde het altaar
1046 2Kro 16:16| afgod in een bos gemaakt had; ook roeide Asa haar afgrijselijken
1047 2Kro 17:4 | oversten der heiren, die hij had, tegen de steden van Israel,
1048 2Kro 17:6 | waarmede Baesa gebouwd had; en hij bouwde daarmede
1049 2Kro 17:14| dat hij voor zich gegraven had in de stad Davids, en legden
1050 2Kro 17:14| bed, hetwelk hij gevuld had met specerijen, en dat van
1051 2Kro 18:2 | zijn vader Asa ingenomen had. ~
1052 2Kro 18:5 | Josafat geschenken; en hij had rijkdom en eer in menigte. ~
1053 2Kro 18:13| 13 En hij had veel werks in de steden
1054 2Kro 18:16| vrijwillig den HEERE overgegeven had; en met hem waren tweehonderd
1055 2Kro 18:19| steden door gans Juda gezet had. ~ ~ ~
1056 2Kro 19:1 | 1 Josafat nu had rijkdom en eer in overvloed;
1057 2Kro 19:10| Zedekia, de zoon van Kenaana, had zich ijzeren hoornen gemaakt,
1058 2Kro 19:30| 30 De koning nu van Syrie had geboden aan de oversten
1059 2Kro 19:30| oversten der wagens, die hij had, zeggende: Gijlieden zult
1060 2Kro 21:27| te komen; want de HEERE had hen verblijd over hun vijanden. ~
1061 2Kro 21:29| vijanden van Israel gestreden had. ~
1062 2Kro 21:33| weggenomen; want het volk had nog zijn hart niet geschikt
1063 2Kro 22:2 | 2 En hij had broederen, Josafats zonen,
1064 2Kro 22:3 | 3 En hun vader had hun vele gaven gegeven van
1065 2Kro 22:4 | opgekomen was, en zich versterkt had, zo doodde hij al zijn broederen
1066 2Kro 22:6 | van Achab deed; want hij had de dochter van Achab tot
1067 2Kro 22:7 | dat Hij met David gemaakt had; en gelijk als Hij gezegd
1068 2Kro 22:7 | en gelijk als Hij gezegd had, hem en zijn zonen te allen
1069 2Kro 22:10| onder zijn gebied, want hij had den HEERE, den God zijner
1070 2Kro 22:22| 2 En hij had broederen, Josafats zonen,
1071 2Kro 22:23| 3 En hun vader had hun vele gaven gegeven van
1072 2Kro 22:24| opgekomen was, en zich versterkt had, zo doodde hij al zijn broederen
1073 2Kro 22:26| van Achab deed; want hij had de dochter van Achab tot
1074 2Kro 22:27| dat Hij met David gemaakt had; en gelijk als Hij gezegd
1075 2Kro 22:27| en gelijk als Hij gezegd had, hem en zijn zonen te allen
1076 2Kro 22:30| onder zijn gebied, want hij had den HEERE, den God zijner
1077 2Kro 23:1 | in het leger gekomen was, had al de eersten gedood. Ahazia
1078 2Kro 23:6 | genezen te Jizreel; want hij had wonden, die men hem bij
1079 2Kro 23:6 | men hem bij Rama geslagen had, als hij streed tegen Hazael,
1080 2Kro 23:7 | denwelken de HEERE gezalfd had, om het huis van Achab uit
1081 2Kro 23:9 | ganse hart gezocht heeft. Zo had het huis van Ahazia niemand,
1082 2Kro 23:21| priester Jojada geboden had; en zij namen een ieder
1083 2Kro 23:21| want de priester Jojada had aan de verdelingen geen
1084 2Kro 23:27| worden; want de priester had gezegd: Gij zult ze in het
1085 2Kro 23:31| huis des HEEREN afgedeeld had, om de brandofferen des
1086 2Kro 24:10| kist, totdat men voleind had. ~
1087 2Kro 24:16| bij de koningen; want hij had goed gedaan in Israel, beide
1088 2Kro 24:22| vader Jojada aan hem gedaan had, maar doodde zijn zoon;
1089 2Kro 25:13| mannen der benden, die Amazia had doen wederkeren, dat zij
1090 2Kro 25:14| kinderen van Seir medegebracht had, dat hij die zich tot goden
1091 2Kro 26:4 | zijn vader Amazia gedaan had. ~
1092 2Kro 26:10| uit, overmits hij veel vee had, beide in de laagten en
1093 2Kro 26:11| 11 Verder had Uzzia een heirkracht van
1094 2Kro 26:20| omdat de HEERE hem geplaagd had. ~
1095 2Kro 27:2 | zijn vader Uzzia gedaan had, behalve dat hij in den
1096 2Kro 27:5 | der kinderen Ammons, en had de overhand over hen, zodat
1097 2Kro 28:3 | uit de bezitting verdreven had. ~
1098 2Kro 28:19| koning Israels; want hij had Juda afgetrokken, dat het
1099 2Kro 29:2 | zijn vader David gedaan had. ~
1100 2Kro 29:19| overtreding weggeworpen had, hebben wij bereid en geheiligd;
1101 2Kro 29:24| ganse Israel; want de koning had dat brandoffer en dat zondoffer
1102 2Kro 29:29| 29 Als men nu geeindigd had te offeren, bukten de koning
1103 2Kro 29:36| God het volk voorbereid had; want deze zaak geschiedde
1104 2Kro 30:2 | 2 Want de koning had raad gehouden met zijn oversten
1105 2Kro 30:3 | volk zich niet verzameld had te Jeruzalem. ~
1106 2Kro 30:23| ganse gemeente raad gehouden had, om andere zeven dagen te
1107 2Kro 31:21| met zijn ganse hart, en had voorspoed. ~ ~ ~
1108 2Kro 32:27| 27 Jehizkia nu had zeer veel rijkdom en eer;
1109 2Kro 32:29| 29 Daartoe had hij zich steden gemaakt,
1110 2Kro 32:30| stad Davids; want Jehizkia had voorspoed in al zijn werk. ~
1111 2Kro 33:2 | uit de bezitting verdreven had. ~
1112 2Kro 33:3 | vader Jehizkia afgebroken had, en richtte den Baals altaren
1113 2Kro 33:4 | hetwelk de HEERE gezegd had: Te Jeruzalem zal Mijn Naam
1114 2Kro 33:7 | gesneden beeld, die hij gemaakt had, in het huis Gods, van hetwelk
1115 2Kro 33:7 | van hetwelk God gezegd had tot David en tot zijn zoon
1116 2Kro 33:9 | kinderen Israels verdelgd had. ~
1117 2Kro 33:11| die de koning van Assyrie had, dewelke Manasse gevangen
1118 2Kro 33:15| altaren, die hij gebouwd had op den berg van het huis
1119 2Kro 33:22| zijn vader Manasse gedaan had; want Amon offerde al den
1120 2Kro 33:22| zijn vader Manasse gemaakt had, en diende ze. ~
1121 2Kro 33:23| zijn vader, zich vernederd had; maar deze Amon vermenigvuldigde
1122 2Kro 34:8 | land en het huis gereinigd had, zond hij Safan, den zoon
1123 2Kro 35:20| Josia het huis toebereid had, toog Necho, de koning van
1124 2Kro 35:24| tweeden wagen, dien hij had, en brachten hem te Jeruzalem;
1125 2Kro 36:20| Josia het huis toebereid had, toog Necho, de koning van
1126 2Kro 36:24| tweeden wagen, dien hij had, en brachten hem te Jeruzalem;
1127 2Kro 37:13| Nebukadnezar, die hem beedigd had bij God; en verhardde zijn
1128 2Kro 37:14| HEEREN, dat Hij geheiligd had te Jeruzalem. ~
1129 2Kro 37:21| sabbatten een welgevallen had; het rustte al de dagen
1130 Ezra 1:7 | Nebukadnezar uit Jeruzalem had uitgevoerd, en had gesteld
1131 Ezra 1:7 | Jeruzalem had uitgevoerd, en had gesteld in het huis zijns
1132 Ezra 2:1 | koning van Babel, weggevoerd had naar Babel, die naar Jeruzalem
1133 Ezra 2:61| Gileadiet, een vrouw genomen had, en naar hun naam genoemd
1134 Ezra 5:11| groot koning van Israel had het gebouwd en voltrokken. ~
1135 Ezra 5:14| tempel, die te Jeruzalem was, had weggenomen en dezelve gebracht
1136 Ezra 5:14| dien hij tot een landvoogd had gesteld. ~
1137 Ezra 6:13| de koning Darius gezonden had. ~
1138 Ezra 6:21| lands tot hen afgezonderd had, om den HEERE, den God Israels,
1139 Ezra 6:22| blijdschap; want de HEERE had hen verblijd, en het hart
1140 Ezra 7:10| 10 Want Ezra had zijn hart gericht, om de
1141 Ezra 9:5 | en mijn mantel gescheurd had; en ik boog mij op mijn
1142 Neh 2:6 | hem zekeren tijd gesteld had. ~
1143 Neh 2:9 | des konings. En de koning had oversten des heirs en ruiteren
1144 Neh 2:12 | God in mijn hart gegeven had, om aan Jeruzalem te doen;
1145 Neh 2:16 | en wat ik deed; want ik had tot nog toe den Joden, en
1146 Neh 2:18 | die hij tot mij gesproken had. Toen zeiden zij: Laat ons
1147 Neh 4:1 | geschiedde, als Sanballat gehoord had, dat wij den muur bouwden,
1148 Neh 4:15 | hun raad te niet gemaakt had, zo keerden wij allen weder
1149 Neh 4:23 | klederen niet uit; een iegelijk had zijn geweer en water. ~ ~
1150 Neh 6:1 | dat ik den muur gebouwd had, en dat geen scheur daarin
1151 Neh 6:1 | daarin was overgelaten; ook had ik tot dezen tijd toe de
1152 Neh 6:12 | ik merkte, en ziet, God had hem niet gezonden; maar
1153 Neh 6:18 | Arah; en zijn zoon Johanan had genomen de dochter van Mesullam,
1154 Neh 7:6 | koning van Babel, weggevoerd had, en die wedergekeerd zijn
1155 Neh 7:63 | den Gileadiet, genomen had, en naar hun naam genoemd
1156 Neh 8:2 | de HEERE Israel geboden had. ~
1157 Neh 8:13 | woorden verstaan, die men hun had bekend gemaakt. ~
1158 Neh 8:15 | de hand van Mozes geboden had, dat de kinderen Israels
1159 Neh 10:28 | van de volken der landen had afgescheiden tot Gods wet,
1160 Neh 10:28 | wie wetenschap en verstand had; ~
1161 Neh 12:43 | waren vrolijk; want God had hen vrolijk gemaakt met
1162 Neh 13:5 | 5 En hij had hem een grote kamer gemaakt,
1163 Neh 13:7 | Eljasib voor Tobia gedaan had, makende hem een kamer in
1164 Neh 13:26 | over gans Israel gesteld had? Ook hem deden de vreemde
1165 Est 1:8 | niemand dwong; want alzo had de koning vastelijk bevolen
1166 Est 1:9 | hetwelk de koning Ahasveros had. ~
1167 Est 1:15 | zou, omdat zij niet gedaan had het woord van den koning
1168 Est 2:1 | Vasthi, en wat zij gedaan had, en wat over haar besloten
1169 Est 2:6 | Nebukadnezar, de koning van Babel, had weggevoerd. ~
1170 Est 3 | dochter zijns ooms); want zij had geen vader noch moeder;
1171 Est 3 | en haar moeder stierven, had Mordechai ze zich tot een
1172 Est 5 | gegeven; want Mordechai had haar geboden, dat zij het
1173 Est 6:3 | de koning lust tot haar had, en zij bij name geroepen
1174 Est 7 | zich ter dochter genomen had) naakte, dat zij tot den
1175 Est 12 | als Mordechai haar geboden had; want ~
1176 Est 16:2 | voor Haman; want de koning had alzo van hem bevolen; maar
1177 Est 16:4 | bestaan zouden; want hij had hun te kennen gegeven, dat
1178 Est 16:6 | hand zou slaan (want men had hem het volk van Mordechai
1179 Est 16:8 | 8 Want Haman had tot den koning Ahasveros
1180 Est 17:2 | voor Haman; want de koning had alzo van hem bevolen; maar
1181 Est 17:4 | bestaan zouden; want hij had hun te kennen gegeven, dat
1182 Est 17:6 | hand zou slaan (want men had hem het volk van Mordechai
1183 Est 17:8 | 8 Want Haman had tot den koning Ahasveros
1184 Est 28:4 | koning hem groot gemaakt had, en waarin hij hem verheven
1185 Est 28:4 | waarin hij hem verheven had boven de vorsten en knechten
1186 Est 30:2 | geschreven, dat Mordechai had te kennen gegeven van Bigthana
1187 Est 30:4 | aan de galg, die hij hem had doen bereiden.) ~
1188 Est 40:2 | die hij voor Mordechai had doen bereiden; en de grimmigheid
1189 Est 43:1 | dien hij van Haman genomen had, en gaf hem aan Mordechai;
1190 Est 45 | hij tegen de Joden gedacht had, zou wegnemen. ~
1191 Est 49 | hand aan de Joden geslagen had. ~
1192 Est 52:10 | Mordechai aan hen geschreven had. ~
1193 Est 52:11 | tegen de Joden gedacht had hen om te brengen; en dat
1194 Est 52:11 | het Pur, dat is, het lot had geworpen, om hen te verslaan,
1195 Est 52:12 | gedachte, die hij gedacht had over de Joden, op zijn hoofd
1196 Est 53:2 | Jood, over hen bevestigd had, en ~
1197 Job 5:5 | tot uit de doornen gehaald had; de struikrover slokte hun
1198 Job 10:18 | dat ik den geest gegeven had, en geen oog mij gezien
1199 Job 10:18 | en geen oog mij gezien had! ~
1200 Job 16:12 | 12 Ik had rust, maar Hij heeft mij
1201 Job 20:19 | dat hij niet opgebouwd had; ~
1202 Job 22:17 | God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? ~
1203 Job 22:18 | 18 Hij had immers hun huizen met goed
1204 Job 29:12 | den wees, die geen helper had. ~
1205 Job 30:25 | over hem, die harde dagen had? Was mijn ziel niet beangst
1206 Job 31:19 | nooddruftige geen deksel had; ~
1207 Job 31:25 | geweldig veel verkregen had; ~
1208 Job 32:4 | 4 Doch Elihu had gewacht op Job in het spreken,
1209 Job 41:7 | woorden tot Job gesproken had, dat de HEERE tot Elifaz,
1210 Job 41:9 | HEERE tot hen gesproken had; en de HEERE nam het aangezicht
1211 Job 41:10 | van Job, toen hij gebeden had voor zijn vrienden; en de
1212 Job 41:10 | vermeerderde al hetgeen Job gehad had tot dubbel zoveel. ~
1213 Job 41:11 | HEERE over hem gebracht had; en zij gaven hem een iegelijk
1214 Job 41:12 | dan zijn eerste; want hij had veertien duizend schapen,
1215 Job 41:13 | 13 Daartoe had hij zeven zonen en drie
1216 Psa 7:5 | dien, die vrede met mij had; (ja, ik heb dien gered
1217 Psa 18:1 | als de HEERE hem gered had uit de hand van al zijn
1218 Psa 18:20 | rukte mij uit, want Hij had lust aan mij. ~
1219 Psa 18:38 | weder, totdat ik hen verdaan had. ~
1220 Psa 27:13 | 13 Zo ik niet had geloofd, dat ik het goede
1221 Psa 35:1 | hij zijn gelaat veranderd had voor het aangezicht van
1222 Psa 52:2 | gegeven, en tot hem gezegd had: David is gekomen ten huize
1223 Psa 59:1 | Altascheth; toen Saul gezonden had, die zijn huis bewaren zouden,
1224 Psa 60:2 | 2 Als hij gevochten had met de Syriers van Mesopotamie,
1225 Psa 66:18 | 18 Had ik naar ongerechtigheid
1226 Psa 78:11 | Zijn wonderen, die Hij hun had doen zien. ~
1227 Psa 78:12 | 12 Voor hun vaderen had Hij wonder gedaan, in Egypteland,
1228 Psa 78:53 | niet vreesden; want de zee had hun vijanden overdekt. ~
1229 Psa 78:60 | Hij tot een woning gesteld had onder de mensen. ~
1230 Psa 81:14 | Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israel in Mijn wegen
1231 Psa 81:14 | in Mijn wegen gewandeld had! ~
1232 Psa 94:17 | geweest ware, mijn ziel had bijna in de stilte gewoond. ~
1233 Psa 99:7 | inzettingen, die Hij hun gegeven had. ~
1234 Psa 105:26 | Aaron, dien Hij verkoren had. ~
1235 Psa 106:21 | Die grote dingen gedaan had in Egypte; ~
1236 Psa 106:23 | Zijn aangezicht gestaan had, om Zijn grimmigheid af
1237 Psa 106:34 | die de HEERE hun gezegd had; ~
1238 Psa 114:1 | volk, dat een vreemde taal had; ~
1239 Psa 141:7 | iets gekloofd en verdeeld had. ~
1240 Spre 8:26| 26 Hij had de aarde nog niet gemaakt,
1241 Pred 2:7 | knechten en maagden, en ik had kinderen des huizes; ook
1242 Pred 2:7 | kinderen des huizes; ook had ik een groot bezit van runderen
1243 Pred 2:11| dien ik werkende gearbeid had; ziet, het was al ijdelheid
1244 Pred 2:18| arbeid, dien ik bearbeid had onder de zon, dat ik dien
1245 Pred 6:3 | ook geen begrafenis had; ik zeg, dat een misdracht
1246 Hoo 3:4 | moeders huis gebracht had, en in de binnenste kamer
1247 Hoo 8:11 | 11 Salomo had een wijngaard, te Baal-Hamon;
1248 Jes 1:9 | een weinig overblijfsel had gelaten, als Sodom zouden
1249 Jes 6:2 | boven Hem; een iegelijk had zes vleugelen; met twee
1250 Jes 6:6 | serafs vloog tot mij, en had een gloeiende kool in zijn
1251 Jes 6:6 | tang van het altaar genomen had. ~
1252 Jes 20:1 | koning van Assyrie gezonden had, toen hij krijg voerde tegen
1253 Jes 37:8 | strijdende tegen Libna; want hij had gehoord, dat hij van Lachis
1254 Jes 37:14 | ontvangen, en die gelezen had, ging hij op in het huis
1255 Jes 38:21 | 21 Jesaja nu had gezegd: Laat men nemen een
1256 Jes 38:22 | 22 En Hizkia had gezegd: Welk zal het teken
1257 Jes 39:1 | geschenk aan Hizkia; want hij had gehoord dat hij krank geweest
1258 Jes 41:3 | zijn voeten niet gegaan had? ~
1259 Jes 42:21 | 21 De HEERE had lust aan hem, om Zijner
1260 Jes 53:2 | uit een dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid;
1261 Jes 67:4 | hetgeen waartoe Ik geen lust had. ~
1262 Jes 67:7 | Eer zij barensnood had, heeft zij gebaard, eer
1263 Jer 2:20 | en uw banden verscheurd had, zo zeidet gij: Ik zal niet
1264 Jer 2:21 | 21 Ik had u toch geplant, een edelen
1265 Jer 3:7 | nadat zij zulks alles gedaan had: Bekeer u tot Mij; maar
1266 Jer 3:8 | Israel overspel bedreven had, haar verlaten, en haar
1267 Jer 3:8 | haar scheidbrief gegeven had, dat de trouweloze, haar
1268 Jer 7:12 | Ik Mijn Naam in het eerst had doen wonen; en ziet, wat
1269 Jer 9:2 | een herberg der wandelaars had, zo zou ik mijn volk verlaten,
1270 Jer 9:13 | voor hun aangezicht gegeven had, verlaten hebben, en naar
1271 Jer 10:19 | plage is smartelijk; en ik had gezegd: Dit is immers een
1272 Jer 11:16 | 16 De HEERE had uw naam genoemd een groenen
1273 Jer 13:5 | als de HEERE mij geboden had. ~
1274 Jer 13:7 | alwaar ik dien verstoken had; en ziet, de gordel was
1275 Jer 16:15 | waarhenen Hij hen gedreven had! want Ik zal hen wederbrengen
1276 Jer 18:10 | goede, met hetwelk Ik gezegd had hetzelve te zullen weldoen. ~
1277 Jer 19:14 | waarhenen hem de HEERE gezonden had, om te profeteren, stond
1278 Jer 23:8 | waarheen Ik ze gedreven had! want zij zullen wonen in
1279 Jer 24:1 | koning van Babel, gevankelijk had weggevoerd Jechonia,
1280 Jer 24:1 | en hen te Babel gebracht had. ~
1281 Jer 24:10 | hun en hun vaderen gegeven had. ~ ~
1282 Jer 25:17 | welke de HEERE mij gezonden had; ~
1283 Jer 26:8 | het, als Jeremia geeindigd had te spreken alles, wat de
1284 Jer 26:8 | alles, wat de HEERE geboden had tot al het volk te spreken,
1285 Jer 26:19 | Hij tegen hen gesproken had? Wij dan doen een groot
1286 Jer 28:12 | profeet Jeremia verbroken had), zeggende: ~
1287 Jer 29:1 | van Jeruzalem gevankelijk had weggevoerd naar Babel. ~
1288 Jer 29:23 | dat Ik hun niet geboden had; en Ik ben Degene,
1289 Jer 29:29 | Zefanja nu, de priester, had dezen brief gelezen voor
1290 Jer 31:32 | hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE; ~
1291 Jer 32:3 | Zedekia, de koning van Juda, had hem besloten, zeggende:
1292 Jer 32:10 | op de weegschaal gewogen had. ~
1293 Jer 32:16 | zoon van Nerija, gegeven had, bad ik tot den HEERE, zeggende: ~
1294 Jer 33:24 | geslachten, die de HEERE verkoren had, die heeft Hij nu verworpen?
1295 Jer 34:8 | Zedekia een verbond gemaakt had met het ganse volk, dat
1296 Jer 36:4 | die Hij tot hem gesproken had, op een rol des boeks. ~
1297 Jer 36:8 | profeet Jeremia geboden had, lezende in dat boek de
1298 Jer 36:11 | HEEREN uit dat boek gehoord had;
1299 Jer 36:13 | woorden, die hij gehoord had, als Baruch uit dat boek
1300 Jer 36:23 | stukken, of vier gelezen had, versneed hij ze met een
1301 Jer 36:26 | te vangen. Maar de HEERE had hen verborgen. ~
1302 Jer 36:27 | woorden, die Baruch geschreven had uit den mond van Jeremia,
1303 Jer 36:27 | mond van Jeremia, verbrand had, zeggende: ~
1304 Jer 36:32 | Juda, met vuur verbrand had; en tot dezelve werden nog
1305 Jer 37:1 | van Babel, koning gemaakt had in het land van Juda. ~
1306 Jer 37:16 | aldaar veel dagen gezeten had; ~
1307 Jer 38:27 | woorden, die de koning geboden had; en zij lieten van hem af,
1308 Jer 39:11 | 11 Maar van Jeremia had Nebukadrezar, de koning
1309 Jer 40:1 | overste der trawanten, hem had laten gaan van Rama; als
1310 Jer 40:1 | gaan van Rama; als hij hem had laten halen, daar hij met
1311 Jer 40:3 | gelijk als Hij gesproken had; want gijlieden hebt gezondigd
1312 Jer 40:7 | Ahikam, over het land gesteld had, en dat hij aan hem
1313 Jer 40:7 | hij aan hem bevolen had de mannen, en de vrouwen,
1314 Jer 40:11 | overblijfsel gelaten had; en dat hij Gedalia, den
1315 Jer 40:11 | Safan, over hen gesteld had; ~
1316 Jer 41:2 | Babel over het land gesteld had. ~
1317 Jer 41:4 | nadat hij Gedalia gedood had, en niemand het wist; ~
1318 Jer 41:9 | zijde van Gedalia geslagen had, henenwierp, is dezelfde,
1319 Jer 41:10 | zoon van Ahikam, bevolen had; Ismael dan, den zoon van
1320 Jer 41:11 | zoon van Nethanja, gedaan had; ~
1321 Jer 41:14 | Ismael van Mizpa gevankelijk had weggevoerd, wendde zich
1322 Jer 41:16 | volks, dat hij wedergebracht had van Ismael, den zoon
1323 Jer 41:16 | zoon van Ahikam, geslagen had) te weten de mannen, die
1324 Jer 41:16 | kamerlingen, die hij van Gibeon had wedergebracht; ~
1325 Jer 41:18 | zoon van Ahikam, geslagen had, dien de koning van
1326 Jer 41:18 | Babel over het land gesteld had. ~ ~
1327 Jer 43:1 | geschiedde, als Jeremia geeindigd had tot het ganse volk te spreken
1328 Jer 43:1 | God, tot hen gezonden had, te weten al die woorden, ~
1329 Jer 43:6 | van Safan, gelaten had, ook den profeet Jeremia,
1330 Jer 48:36 | overschot, dat hij gemaakt had, verloren is. ~
1331 Jer 52:2 | alles, wat Jojakim gedaan had. ~
1332 Jer 52:3 | Zijn aangezicht weggeworpen had; en Zedekia rebelleerde
1333 Jer 52:6 | volk des lands geen brood had; ~
1334 Jer 52:20 | huis des HEEREN gemaakt had; het koper daarvan,
1335 Jer 52:22 | alles koper; en dezen gelijk had de andere pilaar, met
1336 Jer 52:26 | trawanten, dezen genomen had, zo bracht hij hen tot den
1337 Klaa 1:39| gedaan, wat Hij gedacht had, Hij heeft Zijn woord vervuld,
1338 Klaa 1:39| vervuld, dat Hij bevolen had van oude dagen; Hij heeft
1339 Eze 1:6 | 6 En elkeen had vier aangezichten; insgelijks
1340 Eze 1:6 | aangezichten; insgelijks had elkeen van hen vier vleugelen. ~
1341 Eze 1:11 | opwaarts verdeeld; elkeen had er twee samengevoegd aan
1342 Eze 1:13 | dieren; en het vuur had een glans, en uit het vuur
1343 Eze 1:23 | een aan den ander; ieder had er twee, die herwaarts hun
1344 Eze 1:23 | lichamen bedekten, en ieder had er twee, die ze derwaarts
1345 Eze 3:6 | zo Ik u tot hen gezonden had, naar u gehoord hebben? ~
1346 Eze 3:23 | heerlijkheid, die ik gezien had bij de rivier Chebar; en
1347 Eze 8:4 | die ik in de vallei gezien had. ~
1348 Eze 8:11 | aangezichten; en een ieder had zijn rookvat in zijn
1349 Eze 9:3 | schrijvers-inktkoker aan zijn lenden had. ~
1350 Eze 10:6 | bekleed met linnen, geboden had, zeggende: Neem vuur van
1351 Eze 10:14 | 14 En elkeen had vier aangezichten; het eerste
1352 Eze 10:15 | de rivier Chebar gezien had. ~
1353 Eze 10:21 | 21 Elkeen had vier aangezichten, en elkeen
1354 Eze 10:21 | aangezichten, en elkeen had vier vleugelen; en de gelijkenis
1355 Eze 10:22 | aangezichten, die ik gezien had bij de rivier Chebar, hun
1356 Eze 11:24 | het gezicht, dat ik gezien had, voer van mij op. ~
1357 Eze 11:25 | des HEEREN, die Hij mij had doen zien. ~ ~
1358 Eze 16:5 | 5 Geen oog had medelijden over u, om u
1359 Eze 16:14 | heerlijkheid, die Ik op u gelegd had, spreekt de Heere HEERE. ~
1360 Eze 16:17 | zilver, dat Ik u gegeven had, en gij hebt u mansbeelden
1361 Eze 16:45 | uwer moeder, die de walg had van haar man en van haar
1362 Eze 16:49 | brood en stille gerustheid had zij en haar dochteren; maar
1363 Eze 16:50 | weg, nadat Ik het gezien had. ~
1364 Eze 17:3 | die verscheidene veren had, kwam op den Libanon, en
1365 Eze 17:18 | ziet, zijn hand gegeven had; dewijl hij al deze dingen
1366 Eze 19:11 | 11 En hij had sterke roeden tot scepteren
1367 Eze 20:6 | Ik voor hen uitgespeurd had, vloeiende van melk en honig,
1368 Eze 20:15 | land, dat Ik hun gegeven had, vloeiende van melk en honig,
1369 Eze 20:22 | welker ogen Ik hen uitgevoerd had. ~
1370 Eze 20:28 | hen in het land gebracht had, over hetwelk Ik Mijn hand
1371 Eze 20:28 | hetwelk Ik Mijn hand opgeheven had, om hetzelve hun te geven,
1372 Eze 23:10 | gerichten over haar geoefend had. ~
1373 Eze 23:19 | jeugd, als zij gehoereerd had in het land van Egypte. ~
1374 Eze 28:14 | overdekkende cherub; en Ik had u alzo gezet; gij waart
1375 Eze 31:9 | 9 Ik had hem zo schoon gemaakt door
1376 Eze 33:22 | eer die ontkomene kwam, en had mijn mond opengedaan, totdat
1377 Eze 37:10 | gelijk als Hij mij bevolen had. Toen kwam de geest in hen,
1378 Eze 40:3 | Hij mij daarhenen gebracht had, ziet, zo was er een man,
1379 Eze 40:25 | 25 En zij had vensteren, ook aan haar
1380 Eze 40:26 | voor aan dezelve; en zij had palmbomen, een van deze,
1381 Eze 40:29 | naar deze maten; en zij had vensteren, ook in haar voorhuizen,
1382 Eze 40:33 | naar deze maten; en zij had vensteren ook aan haar voorhuizen,
1383 Eze 40:36 | en haar voorhuizen; ook had zij vensteren rondom henen;
1384 Eze 41:18 | en cherub, en elke cherub had twee aangezichten; ~
1385 Eze 41:22 | lengte twee ellen, en het had zijn hoeken; en zijn lengte
1386 Eze 42:3 | die het binnenste voorhof had, en tegenover het plaveisel,
1387 Eze 42:3 | dat het buitenste voorhof had, was galerij tegen galerij,
1388 Eze 42:8 | die het buitenste voorhof had, was vijftig ellen; en ziet,
1389 Eze 42:15 | binnenste huis geeindigd had, zo bracht hij mij uit,
1390 Eze 42:20 | aan de vier zijden; het had een muur rondom henen, de
1391 Eze 43:3 | het gezicht, dat ik gezien had, toen ik kwam, om de stad
1392 Eze 43:3 | gezicht, dat ik gezien had aan de rivier Chebar; en
1393 Eze 43:5 | heerlijkheid des HEEREN had het huis vervuld. ~
1394 Eze 44:4 | heerlijkheid des HEEREN had het huis des HEEREN vervuld;
1395 Dan 1:11 | der kamerlingen gesteld had over Daniel, Hananja, Misael
1396 Dan 1:18 | waarvan de koning gezegd had, dat men hen zou inbrengen,
1397 Dan 2:24 | dien de koning gesteld had om de wijzen van Babel om
1398 Dan 3:2 | hetwelk de koning Nebukadnezar had opgericht. ~
1399 Dan 3:3 | hetwelk de koning Nebukadnezar had opgericht; en zij stonden
1400 Dan 3:3 | beeld, dat Nebukadnezar had opgericht. ~
1401 Dan 3:7 | hetwelk de koning Nebukadnezar had opgericht. ~
1402 Dan 3:27 | lichamen niet geheerst had, en dat het haar huns hoofds
1403 Dan 4:5 | gedachten, die ik op mijn bed had, en de gezichten mijns hoofds
1404 Dan 5:2 | Belsazar den wijn geproefd had, zeide hij, dat men de gouden
1405 Dan 5:2 | geweest was, weggevoerd had; opdat de koning en zijn
1406 Dan 5:3 | geweest was, weggevoerd had; en de koning en zijn geweldigen,
1407 Dan 5:19 | grootheid, die Hij hem gegeven had, beefden en sidderden alle
1408 Dan 6:11 | hij in zijn huis (hij nu had in zijn opperzaal open vensters
1409 Dan 6:11 | gelijk hij voor dezen gedaan had. ~
1410 Dan 6:24 | hij in zijn God geloofd had.
1411 Dan 6:29 | 29 Deze Daniel nu had voorspoed in het koninkrijk
1412 Dan 7:4 | was als een leeuw, en het had arendsvleugelen; ik zag
1413 Dan 7:5 | aan de ene zijde, en het had drie ribben in zijn muil
1414 Dan 7:6 | gelijk een luipaard, en het had vier vleugels eens vogels
1415 Dan 7:6 | vogels op zijn rug; ook had hetzelve dier vier hoofden,
1416 Dan 7:7 | gruwelijk, en zeer sterk; en het had grote ijzeren tanden, het
1417 Dan 7:7 | hetzelve geweest waren; en het had tien hoornen. ~
1418 Dan 7:20 | namelijk dien hoorn, die ogen had, en een mond, die grote
1419 Dan 7:21 | 21 Ik had gezien, dat diezelve hoorn
1420 Dan 8:3 | stond voor dien vloed, die had twee hoornen, en die twee
1421 Dan 8:5 | aarde niet aan; en die bok had een aanzienlijken hoorn
1422 Dan 8:6 | ram, die de twee hoornen had, dien ik had zien staan
1423 Dan 8:6 | twee hoornen had, dien ik had zien staan voor den vloed;
1424 Dan 9:21 | begin in een gezicht gezien had, snellijk gevlogen, mij
1425 Dan 10:1 | verstond die zaak, en hij had verstand van het gezicht. ~
1426 Hos 1:8 | zij nu Lo-Ruchama gespeend had, ontving zij, en baarde
1427 Joe 3:21 | reinigen, dat Ik niet gereinigd had; en de HEERE zal wonen op
1428 Jona 1:10| aangezicht vlood; want hij had het hun te kennen gegeven. ~
1429 Jona 3:10| kwaad, dat Hij gesproken had hun te zullen doen, en Hij
1430 Mic 4:6 | vergaderen, en die Ik geplaagd had. ~
1431 Zac 1:6 | knechten, den profeten, geboden had, hebben zij uw vaders niet
1432 Zac 6:7 | te doorwandelen; want Hij had gezegd: Gaat heen, doorwandelt
1433 Zac 7:2 | het huis van God gezonden had Sarezer, en Regem-Melech,
1434 Zac 7:13 | gelijk als Hij geroepen had, doch zij niet gehoord hebben,
1435 Zac 10:6 | hen niet verstoten had; want Ik ben de HEERE, hun
1436 Zac 11:8 | verdrietig geworden, en ook had hun ziel een walg van mij. ~
1437 Zac 11:10 | met al deze volken gemaakt had. ~
1438 Zac 11:12 | 12 Want ik had tot henlieden gezegd: Indien
1439 Mal 2:15 | hoewel Hij des geestes overig had? En waarom maar dien enen?
1440 Matt 1:20| hij deze dingen in den zin had, ziet, de engel des Heeren
1441 Matt 1:24| engel des Heeren hem bevolen had, en heeft zijn vrouw tot
1442 Matt 1:25| eerstgeboren Zoon gebaard had; en heette Zijn naam JEZUS. ~ ~
1443 Matt 2:16| naarstiglijk onderzocht had. ~
1444 Matt 2:27| 4 En dezelve Johannes had zijn kleding van kemelshaar,
1445 Matt 4:2 | en veertig nachten gevast had, hongerde Hem ten laatste. ~
1446 Matt 4:12| 12 Als nu Jezus gehoord had, dat Johannes overgeleverd
1447 Matt 7:28| Jezus deze woorden geeindigd had, dat de scharen zich ontzetten
1448 Matt 9:8 | macht den mensen gegeven had. ~
1449 Matt 9:20| jaren het bloedvloeien gehad had, komende tot Hem van achteren,
1450 Matt 11:1 | geschied, toen Jezus geeindigd had Zijn twaalf discipelen bevelen
1451 Matt 12:10| mens, die een dorre hand had, en zij vraagden Hem, zeggende:
1452 Matt 13:5 | waar het niet veel aarde had; en het ging terstond op,
1453 Matt 13:5 | het geen diepte van aarde had. ~
1454 Matt 13:6 | en omdat het geen wortel had, is het verdord. ~
1455 Matt 13:36| scharen van Zich gelaten had, ging Hij naar huis. En
1456 Matt 13:46| heen en verkocht al wat hij had, en kocht dezelve. ~
1457 Matt 13:53| gelijkenissen geeindigd had, vertrok Hij van daar. ~
1458 Matt 14:3 | 3 Want Herodes had Johannes gevangen genomen,
1459 Matt 14:19| en als Hij ze gebroken had, gaf Hij de broden den discipelen,
1460 Matt 14:23| scharen van Zich gelaten had, klom Hij op den berg alleen,
1461 Matt 15:10| schare tot Zich geroepen had, zeide Hij tot hen: Hoort
1462 Matt 15:36| vissen, en als Hij gedankt had, brak Hij ze, en gaf ze
1463 Matt 16:12| zij, dat Hij niet gezegd had, dat zij zich wachten zouden
1464 Matt 17:13| Johannes de Doper gesproken had. ~
1465 Matt 18:12| enig mens honderd schapen had, en een uit dezelve afgedwaald
1466 Matt 18:25| 25 En als hij niet had, om te betalen, beval zijn
1467 Matt 18:25| kinderen, en al wat hij had, en dat de schuld zou betaald
1468 Matt 19:1 | Jezus deze woorden geeindigd had, dat Hij vertrok van Galilea,
1469 Matt 19:15| Hij hun de handen opgelegd had, vertrok Hij van daar. ~
1470 Matt 19:22| hij bedroefd weg; want hij had vele goederen. ~
1471 Matt 20:25| Jezus hen tot Zich geroepen had, zeide Hij: Gij weet, dat
1472 Matt 21:6 | gelijk Jezus hun bevolen had, ~
1473 Matt 21:28| Maar wat dunkt u? Een mens had twee zonen, en gaande tot
1474 Matt 22:2 | zoon een bruiloft bereid had; ~
1475 Matt 22:25| en dewijl hij geen zaad had, zo liet hij zijn vrouw
1476 Matt 22:34| Sadduceen den mond gestopt had, zijn te zamen bijeenvergaderd. ~
1477 Matt 24:43| heer des huizes geweten had, in welke nachtwake de dief
1478 Matt 25:16| vijf talenten ontvangen had, ging heen, en handelde
1479 Matt 25:17| ook die de twee ontvangen had, die won ook andere twee. ~
1480 Matt 25:18| Maar die het ene ontvangen had, ging heen en groef in de
1481 Matt 25:20| vijf talenten ontvangen had, kwam, en bracht tot hem
1482 Matt 25:22| twee talenten ontvangen had, kwam ook tot hem, en zeide:
1483 Matt 25:24| het ene talent ontvangen had, kwam ook en zeide: Heer,
1484 Matt 26:1 | al deze woorden geeindigd had, dat Hij tot Zijn discipelen
1485 Matt 26:9 | 9 Want deze zalf had kunnen duur verkocht, en
1486 Matt 26:19| gelijk Jezus hun bevolen had, en bereidden het pascha. ~
1487 Matt 26:48| 48 En die Hem verried, had hun een teken gegeven, zeggende:
1488 Matt 26:75| Jezus, Die tot hem gezegd had: Eer de haan gekraaid zal
1489 Matt 27:3 | Judas, dien Hem verraden had, ziende, dat Hij veroordeeld
1490 Matt 27:5 | penningen in den tempel geworpen had, vertrok hij, en heengaande
1491 Matt 27:34| en als Hij dien gesmaakt had, wilde Hij niet drinken. ~
1492 Matt 27:60| een steenrots uitgehouwen had; en een grote steen tegen
1493 Matt 28:16| waar Jezus hen bescheiden had. ~
1494 Mark 1:42| 42 En als Hij dit gezegd had, ging de melaatsheid terstond
1495 Mark 1:43| hem strengelijk verboden had, deed Hij hem terstond van
1496 Mark 2:25| gedaan heeft, als hij nood had, en hem hongerde, en dengenen,
1497 Mark 3:3 | mens, die de verdorde hand had: Sta op in het midden. ~
1498 Mark 3:5 | met toorn rondom aangezien had, meteen bedroefd zijnde
1499 Mark 3:10| 10 Want Hij had er velen genezen, alzo dat
1500 Mark 4:5 | waar het niet veel aarde had; en het ging terstond op,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1807 |