1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1805
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:29 | 29 En God zeide: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende
2 Gen 1:30 | waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene kruid tot
3 Gen 3:12 | dien boom gegeven, en ik heb gegeten. ~
4 Gen 3:13 | heeft mij bedrogen, en ik heb gegeten.
5 Gen 4:1 | baarde Kain, en zeide: Ik heb een man van de HEERE verkregen! ~
6 Gen 6:7 | den mens, die Ik geschapen heb, verdelgen van den aardbodem,
7 Gen 6:7 | Mij, dat Ik hen gemaakt heb. ~
8 Gen 7:1 | ganse huis in de ark; want u heb Ik gezien rechtvaardig voor
9 Gen 7:4 | bestaat, dat Ik gemaakt heb. ~
10 Gen 8:21 | slaan, gelijk als Ik gedaan heb. ~
11 Gen 9:3 | is, zij u tot spijze; Ik heb het u al gegeven, gelijk
12 Gen 9:13 | 13 Mijn boog heb Ik gegeven in de wolken;
13 Gen 9:17 | verbonds, dat Ik opgericht heb tussen Mij en tussen alle
14 Gen 14:22 | den koning van Sodom: Ik heb mijn hand opgeheven tot
15 Gen 14:23 | opdat gij niet zegt: Ik heb Abram rijk gemaakt! ~
16 Gen 14:31 | de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeen, om
17 Gen 14:42 | Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van
18 Gen 15:5 | Mijn ongelijk is op u; ik heb mijn dienstmaagd in uw schoot
19 Gen 15:13 | aanziens! want zij zeide: Heb ik ook hier gezien naar
20 Gen 16:5 | zal wezen Abraham; want Ik heb u gesteld tot een vader
21 Gen 16:20 | 20 En aangaande Ismael heb Ik u verhoord; zie, Ik heb
22 Gen 16:20 | heb Ik u verhoord; zie, Ik heb hem gezegend, en zal hem
23 Gen 17:3 | 3 En hij zeide: Heere! heb ik nu genade gevonden in
24 Gen 17:15 | loochende het, zeggende: Ik heb niet gelachen; want zij
25 Gen 17:19 | 19 Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijn
26 Gen 17:27 | antwoordde en zeide: Zie toch; ik heb mij onderwonden te spreken
27 Gen 17:31 | hij zeide: Zie toch, ik heb mij onderwonden te spreken
28 Gen 18:8 | 8 Ziet toch, ik heb twee dochters, die geen
29 Gen 18:21 | Hij zeide tot hem: Zie, Ik heb uw aangezicht opgenomen
30 Gen 18:34 | tot de jongste: Zie, ik heb gisteren nacht bij mijn
31 Gen 19:5 | reinheid mijner handen, heb ik dit gedaan. ~
32 Gen 19:6 | tot hem in den droom: Ik heb ook geweten, dat gij dit
33 Gen 19:6 | harten gedaan hebt, en Ik heb u ook belet van tegen Mij
34 Gen 19:6 | Mij te zondigen; daarom heb Ik u niet toegelaten, haar
35 Gen 19:9 | hebt gij ons gedaan? en wat heb ik tegen u gezondigd, dat
36 Gen 19:16 | Sara zeide hij: Zie, ik heb uw broeder duizend zilverlingen
37 Gen 20:7 | heeft zonen gezoogd? want ik heb een zoon gebaard in zijn
38 Gen 20:23 | weldadigheid, die ik bij u gedaan heb, zult gij doen bij mij,
39 Gen 20:26 | Toen zeide Abimelech: Ik heb niet geweten, wie dit stuk
40 Gen 20:26 | mij niet aangezegd, en ik heb er ook niet van gehoord,
41 Gen 20:30 | dat ik dezen put gegraven heb. ~
42 Gen 23:31 | gij buiten staan? want ik heb het huis bereid, en de plaats
43 Gen 23:33 | ik mijn woorden gesproken heb. En hij zeide: Spreek! ~
44 Gen 23:40 | aangezicht ik gewandeld heb, zal Zijn Engel met u zenden,
45 Gen 24:3 | Abraham uw vader gezworen heb. ~
46 Gen 25:4 | spijzen, zo als ik die gaarne heb, en breng ze mij, dat ik
47 Gen 25:6 | zoon, zeggende: Zie, ik heb uw vader tot Ezau, uw broeder,
48 Gen 25:19 | Ezau uw eerstgeborene; ik heb gedaan, gelijk als gij tot
49 Gen 25:33 | mij gebracht heeft? en ik heb van alles gegeten, eer gij
50 Gen 25:33 | gegeten, eer gij kwaamt, en heb hem gezegend; ook zal hij
51 Gen 25:37 | zeide tot Ezau: Zie, ik heb hem tot een heer over u
52 Gen 25:37 | gezet, en al zijn broeders heb ik hem tot knechten gegeven;
53 Gen 25:37 | knechten gegeven; en ik heb hem met koorn en most ondersteund;
54 Gen 25:46 | Rebekka zeide tot Izak: Ik heb verdriet aan mijn leven
55 Gen 26:15 | hetgeen Ik tot u gesproken heb. ~
56 Gen 26:16 | HEERE aan deze plaats, en ik heb het niet geweten! ~
57 Gen 26:22 | een opgericht teken gezet heb, zal een huis Gods wezen,
58 Gen 27:25 | dat gij mij gedaan hebt; heb ik niet bij u gediend om
59 Gen 27:34 | ik hem drie zonen gebaard heb; daarom noemde zij zijn
60 Gen 27:43 | 8 Toen zeide Rachel: Ik heb worstelingen Gods met mijn
61 Gen 27:43 | mijn zuster geworsteld; ook heb ik de overhand gehad; en
62 Gen 27:51 | tot mij inkomen; want ik heb u om loon zekerlijk gehuurd
63 Gen 27:53 | dienstmaagd aan mijn man gegeven heb; en zij noemde zijn naam
64 Gen 27:55 | man mij bijwonen; want ik heb hem zes zonen gebaard; en
65 Gen 27:61 | kinderen, om welke ik u gediend heb, dat ik vertrek; want gij
66 Gen 27:61 | dienst, die ik u gediend heb. ~
67 Gen 27:62 | Zo ik nu genade gevonden heb in uw ogen; ik heb waargenomen,
68 Gen 27:62 | gevonden heb in uw ogen; ik heb waargenomen, dat de HEERE
69 Gen 27:64 | Gij weet, hoe ik u gediend heb, en hoe uw vee bij mij geweest
70 Gen 28:6 | mijn macht uw vader gediend heb. ~
71 Gen 28:12 | en hagelvlakkig; want Ik heb gezien alles, wat Laban
72 Gen 28:38 | en de rammen uwer kudde heb ik niet gegeten. ~
73 Gen 28:39 | 39 Het verscheurde heb ik tot u niet gebracht;
74 Gen 28:39 | tot u niet gebracht; ik heb het geboet; gij hebt het
75 Gen 28:41 | jaren in uw huis geweest; ik heb u veertien jaren gediend
76 Gen 28:51 | teken, hetwelk ik opgeworpen heb tussen mij en tussen u; ~
77 Gen 29:4 | zegt Jakob, uw knecht: Ik heb als vreemdeling gewoond
78 Gen 29:4 | vreemdeling gewoond bij Laban, en heb er tot nu toe vertoefd; ~
79 Gen 29:5 | 5 En ik heb ossen en ezelen, schapen
80 Gen 29:5 | knechten en maagden; en ik heb gezonden om mijn heer aan
81 Gen 29:30 | Pniel: Want, zeide hij, ik heb God gezien van aangezicht
82 Gen 30:8 | dit heir, dat ik ontmoet heb? En hij zeide: Om genade
83 Gen 30:9 | 9 Maar Ezau zeide: Ik heb veel, mijn broeder! het
84 Gen 30:10 | genade in uw ogen gevonden heb, zo neem mijn geschenk van
85 Gen 30:10 | ik uw aangezicht gezien heb, als had ik Gods aangezicht
86 Gen 30:11 | heeft, en dewijl ik alles heb; en hij hield bij hem aan,
87 Gen 30:13 | schapen en koeien bij mij heb; indien men dezelve maar
88 Gen 32:3 | den weg, die ik gewandeld heb. ~
89 Gen 32:12 | Abraham en Izak gegeven heb, dat zal Ik u geven; en
90 Gen 34:6 | droom, dien ik gedroomd heb. ~
91 Gen 34:9 | en hij zeide: Ziet, ik heb nog een droom gedroomd,
92 Gen 35:22 | weder tot Juda, en zeide: Ik heb haar niet gevonden; en ook
93 Gen 35:23 | verachting worden; zie, ik heb deze bok gezonden; maar
94 Gen 35:26 | mijn zoon Sela niet gegeven heb. En hij bekende haar voortaan
95 Gen 36:14 | bij mij te liggen, en ik heb geroepen met luider stem; ~
96 Gen 36:38 | land der Hebreen; en ook heb ik hier niets gedaan, dat
97 Gen 37:15 | Farao sprak tot Jozef: Ik heb een droom gedroomd, en er
98 Gen 37:15 | die hem uitlegge; maar ik heb van u horen zeggen, als
99 Gen 37:19 | gedaante, rank van vlees; ik heb dergelijke van lelijkheid
100 Gen 37:24 | zeven goede aren. En ik heb het den tovenaars gezegd;
101 Gen 37:28 | hetwelk ik tot Farao gesproken heb: hetgeen God is doende,
102 Gen 37:41 | Farao tot Jozef: Zie, ik heb u over gans Egypteland gesteld. ~
103 Gen 38:2 | Voorts zeide hij: Ziet, ik heb gehoord, dat er koren in
104 Gen 38:14 | wat ik tot u gesproken heb, zeggende: Gij zijt verspieders! ~
105 Gen 38:22 | antwoordde hun, zeggende: Heb ik het tot u niet gezegd,
106 Gen 40:28 | van mij uitgegaan, en ik heb gezegd: Voorwaar, hij is
107 Gen 40:28 | verscheurd geworden! en ik heb hem niet gezien tot nu toe. ~
108 Gen 42:30 | ik uw aangezicht gezien heb, dat gij nog leeft! ~
109 Gen 43:6 | veemeesters over hetgeen ik heb. ~
110 Gen 43:23 | Jozef tot het volk: Ziet, ik heb heden u en uw land gekocht
111 Gen 43:29 | Indien ik nu genade gevonden heb in uw ogen, zo leg toch
112 Gen 44:22 | 22 En ik heb u een stuk lands gegeven
113 Gen 44:22 | hand der Amorieten genomen heb. ~
114 Gen 45:31 | zijn huisvrouw; en daar heb ik Lea begraven. ~
115 Gen 46:4 | Indien ik nu genade gevonden heb in uw ogen, spreekt toch
116 Gen 46:5 | het land Kanaan gegraven heb, daar zult gij mij begraven!
117 Exo 2:10 | Mozes, en zeide: Want ik heb hem uit het water getogen. ~
118 Exo 3:7 | 7 En de HEERE zeide: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking
119 Exo 3:7 | hetwelk in Egypte is, en heb hun geschrei gehoord, vanwege
120 Exo 3:7 | vanwege hun drijvers; want Ik heb hun smarten bekend. ~
121 Exo 3:9 | tot Mij gekomen; en ook heb Ik gezien de verdrukking,
122 Exo 3:12 | zijn, dat Ik u gezonden heb: wanneer gij dit volk uit
123 Exo 3:16 | Izak en Jakob, zeggende: Ik heb ulieden getrouwelijk bezocht,
124 Exo 3:17 | 17 Daarom heb Ik gezegd: Ik zal ulieden
125 Exo 4:21 | die Ik in uw hand gesteld heb; doch Ik zal zijn hart verstokken,
126 Exo 4:23 | 23 En Ik heb tot u gezegd: Laat Mijn
127 Exo 6:3 | 3 En ook heb Ik Mijn verbond met hen
128 Exo 6:4 | 4 En ook heb Ik gehoord het gekerm der
129 Exo 6:4 | dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht. ~
130 Exo 6:7 | waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham,
131 Exo 7:1 | HEERE tot Mozes: Zie, Ik heb u tot een god gezet over
132 Exo 8:9 | Doch Mozes zeide tot Farao: Heb de eer boven mij! Tegen
133 Exo 9:15 | 15 Want nu heb Ik Mijn hand uitgestrekt,
134 Exo 9:16 | 16 Maar waarlijk, daarom heb Ik u verwekt, opdat Ik Mijn
135 Exo 9:27 | Aaron, en zeide tot hen: Ik heb mij ditmaal verzondigd;
136 Exo 10:1 | Ga in tot Farao; want Ik heb zijn hart verzwaard, ook
137 Exo 10:2 | Ik in Egypte uitgericht heb, en Mijn tekenen, die Ik
138 Exo 10:2 | die Ik onder hen gesteld heb; opdat gijlieden weet, dat
139 Exo 10:16 | te roepen, en zeide: Ik heb gezondigd tegen den HEERE,
140 Exo 15:26 | Ik op Egypteland gelegd heb; want Ik ben de HEERE, uw
141 Exo 16:12 | 12 Ik heb de murmureringen der kinderen
142 Exo 16:32 | het brood, dat Ik ulieden heb te eten gegeven in deze
143 Exo 19:4 | Ik den Egyptenaren gedaan heb; hoe Ik u op vleugelen der
144 Exo 20:2 | het diensthuis, uitgeleid heb. ~
145 Exo 20:22 | van den hemel gesproken heb. ~
146 Exo 21:5 | knecht ronduit zeggen zal: Ik heb mijn heer, mijn vrouw en
147 Exo 23:13 | wat Ik tot ulieden gezegd heb, zult gij op uw hoede zijn;
148 Exo 23:15 | eten (gelijk Ik u geboden heb), ter bestemder tijd in
149 Exo 23:20 | de plaats, die Ik bereid heb. ~
150 Exo 24:12 | geboden, die Ik geschreven heb, om hen te onderwijzen. ~
151 Exo 28:3 | geest der wijsheid vervuld heb, dat zij voor Aaron klederen
152 Exo 29:35 | alles, wat Ik u geboden heb; zeven dagen zult gij hun
153 Exo 29:46 | uit Egypteland uitgevoerd heb, opdat Ik in het midden
154 Exo 31:2 | 2 Zie, Ik heb met name geroepen Bezaleel,
155 Exo 31:3 | 3 En Ik heb hem vervuld met den Geest
156 Exo 31:6 | 6 En Ik, zie, Ik heb hem bijgevoegd Aholiab,
157 Exo 31:6 | iegelijk, die wijs van hart is, heb Ik wijsheid gegeven; en
158 Exo 31:6 | maken al wat Ik u geboden heb. ~
159 Exo 31:11 | alles, wat Ik u geboden heb, zullen zij het maken. ~
160 Exo 32:9 | zeide de HEERE tot Mozes: Ik heb dit volk gezien, en zie,
161 Exo 32:13 | land, waarvan Ik gezegd heb, zal Ik aan ulieder zaad
162 Exo 32:34 | volk, waarheen Ik u gezegd heb; zie, Mijn Engel zal voor
163 Exo 33:9 | zeide de HEERE tot Mozes: Ik heb dit volk gezien, en zie,
164 Exo 33:13 | land, waarvan Ik gezegd heb, zal Ik aan ulieder zaad
165 Exo 33:34 | volk, waarheen Ik u gezegd heb; zie, Mijn Engel zal voor
166 Exo 34:1 | Izak en Jakob gezworen heb, zeggende: Aan uw zaad zal
167 Exo 34:13 | indien ik genade gevonden heb in Uw ogen, zo laat mij
168 Exo 34:16 | dat ik genade gevonden heb in Uw ogen, ik en Uw volk?
169 Exo 34:32 | indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo ga nu de
170 Exo 34:41 | eten, gelijk Ik u geboden heb, ter gezetter tijd der maand
171 Exo 34:50 | naar luid dezer woorden heb Ik een verbond met u en
172 Lev 6:17 | hun deel, dat Ik gegeven heb van Mijn vuurofferen; het
173 Lev 7:34 | beweegborst en den hefschouder heb Ik van de kinderen Israels
174 Lev 7:34 | dankofferen genomen, en heb dezelve aan Aaron, den priester,
175 Lev 8:31 | is; gelijk als ik geboden heb, zeggende: Aaron en zijn
176 Lev 10:18 | heiligdom, gelijk als ik geboden heb. ~
177 Lev 17:11 | is in het bloed; daarom heb Ik het u op het altaar gegeven,
178 Lev 17:12 | 12 Daarom heb Ik tot de kinderen Israels
179 Lev 17:14 | is voor zijn ziel; daarom heb Ik tot de kinderen Israels
180 Lev 19:36 | uit Egypteland uitgevoerd heb! ~
181 Lev 20:24 | 24 En Ik heb u gezegd: Gij zult hun land
182 Lev 20:24 | van de volken afgezonderd heb! ~
183 Lev 20:25 | hetwelk Ik voor u afgezonderd heb, opdat gij het onrein houdt. ~
184 Lev 20:26 | HEERE, ben heilig; en Ik heb u van de volken afgezonderd,
185 Lev 22:33 | uit Egypteland uitgevoerd heb, opdat Ik u tot een God
186 Lev 22:74 | kinderen Israels in loofhutten heb doen wonen, als Ik hen uit
187 Lev 22:74 | uit Egypteland uitgevoerd heb; Ik ben de HEERE, uw God! ~
188 Lev 24:38 | u uit Egypteland gevoerd heb, om u het land Kanaan te
189 Lev 24:42 | uit Egypteland uitgevoerd heb; zij zullen niet verkocht
190 Lev 24:55 | uit Egypteland uitgevoerd heb; Ik ben de HEERE, uw God! ~
191 Lev 25:13 | der Egyptenaren uitgevoerd heb, opdat gij hun slaven niet
192 Lev 25:13 | slaven niet zoudt zijn; en Ik heb de disselbomen van uw juk
193 Lev 25:13 | van uw juk verbroken, en heb u doen rechtop staan. ~
194 Lev 25:45 | der heidenen uitgevoerd heb, opdat Ik hun tot een God
195 Num 3:12 | 12 En Ik, zie, Ik heb de Levieten uit het midden
196 Num 3:13 | eerstgeborenen in Egypteland sloeg, heb Ik Mij geheiligd alle eerstgeborenen
197 Num 8:16 | uit de kinderen Israels, heb Ik ze Mij genomen. ~
198 Num 8:17 | eerstgeboorte in Egypteland sloeg, heb Ik dezelve Mij geheiligd. ~
199 Num 8:18 | 18 En Ik heb de Levieten genomen voor
200 Num 8:19 | 19 En Ik heb de Levieten aan Aaron en
201 Num 11:11 | kwalijk gedaan, en waarom heb ik geen genade in Uw ogen
202 Num 11:12 | 12 Heb ik dan al dit volk ontvangen?
203 Num 11:12 | dan al dit volk ontvangen? heb ik het gebaard? dat Gij
204 Num 11:15 | genade in Uw ogen gevonden heb; en laat mij mijn ongeluk
205 Num 14:11 | het midden van hen gedaan heb? ~
206 Num 14:20 | 20 En de HEERE zeide: Ik heb hun vergeven naar uw woord. ~
207 Num 14:22 | en in de woestijn gedaan heb, en Mij nu tienmaal verzocht
208 Num 14:23 | aan hun vaderen gezworen heb, zien zullen. Ja, geen van
209 Num 14:27 | Mij zijn murmurerende? Ik heb gehoord de murmureringen
210 Num 14:30 | hetwelk Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik u daarin zou doen
211 Num 14:35 | 35 Ik, de HEERE, heb gesproken: zo Ik dit aan
212 Num 15:41 | uit Egypteland uitgevoerd heb, om u tot een God te zijn;
213 Num 16:15 | Zie hun offer niet aan! Ik heb niet een ezel van hen genomen,
214 Num 18:19 | 6 Want Ik, zie, Ik heb uw broederen, de Levieten,
215 Num 18:21 | tot Aaron: En Ik, zie, Ik heb u gegeven de wacht Mijner
216 Num 18:21 | van de kinderen Israels heb Ik ze u gegeven, om der
217 Num 18:24 | der kinderen Israels; Ik heb ze aan u gegeven, en aan
218 Num 18:25 | den HEERE zullen geven, u heb Ik ze gegeven. ~
219 Num 18:32 | den HEERE zullen offeren, heb Ik aan u gegeven, en aan
220 Num 18:34 | aan de kinderen van Levi heb Ik alle tienden in Israel
221 Num 18:37 | hefoffer zullen offeren, heb Ik aan de Levieten tot een
222 Num 18:37 | erfenis gegeven; daarom heb Ik tot hen gezegd: Zij zullen
223 Num 18:39 | erfenis van henlieden gegeven heb, zo zult gij daarvan een
224 Num 19:6 | 6 Want Ik, zie, Ik heb uw broederen, de Levieten,
225 Num 19:8 | tot Aaron: En Ik, zie, Ik heb u gegeven de wacht Mijner
226 Num 19:8 | van de kinderen Israels heb Ik ze u gegeven, om der
227 Num 19:11 | der kinderen Israels; Ik heb ze aan u gegeven, en aan
228 Num 19:12 | den HEERE zullen geven, u heb Ik ze gegeven. ~
229 Num 19:19 | den HEERE zullen offeren, heb Ik aan u gegeven, en aan
230 Num 19:21 | aan de kinderen van Levi heb Ik alle tienden in Israel
231 Num 19:24 | hefoffer zullen offeren, heb Ik aan de Levieten tot een
232 Num 19:24 | erfenis gegeven; daarom heb Ik tot hen gezegd: Zij zullen
233 Num 19:26 | erfenis van henlieden gegeven heb, zo zult gij daarvan een
234 Num 20:12 | hetwelk Ik hun gegeven heb. ~
235 Num 20:24 | kinderen Israels gegeven heb, omdat gijlieden Mijn mond
236 Num 21:34 | Vrees hem niet; want Ik heb hem in uw hand gegeven,
237 Num 22:28 | die tot Bileam zeide: Wat heb ik u gedaan, dat gij mij
238 Num 22:34 | den Engel des HEEREN: Ik heb gezondigd, want ik heb niet
239 Num 22:34 | Ik heb gezondigd, want ik heb niet geweten, dat Gij mij
240 Num 22:37 | Balak zeide tot Bileam: Heb ik niet ernstiglijk tot
241 Num 23:4 | hij tot Hem: Zeven altaren heb ik toegericht, en heb een
242 Num 23:4 | altaren heb ik toegericht, en heb een var en een ram op elk
243 Num 23:11 | hebt gij mij gedaan? Ik heb u genomen, om mijn vijanden
244 Num 23:20 | 20 Zie, ik heb ontvangen te zegenen; dewijl
245 Num 23:26 | antwoordde en zeide tot Balak: Heb ik niet tot u gesproken,
246 Num 24:10 | Balak zeide tot Bileam: Ik heb u geroepen, om mijn vijanden
247 Num 24:12 | zeide Bileam tot Balak: Heb ik ook niet tot uw boden,
248 Num 25:11 | Mijn ijver niet vernield heb. ~
249 Num 27:12 | kinderen Israels gegeven heb. ~
250 Num 31:64 | Izak en Jakob gezworen heb! Want zij hebben niet volhard
251 Num 32:53 | en daarin wonen; want Ik heb u dat land gegeven, om hetzelve
252 Deu 1:8 | 8 Ziet, Ik heb dat land gegeven voor uw
253 Deu 1:35 | land, hetwelk Ik gezworen heb uw vaderen te zullen geven! ~
254 Deu 2:5 | van een voetzool; want Ik heb Ezau het gebergte Seir ter
255 Deu 2:9 | kinderen Ar ter erfenis gegeven heb. ~
256 Deu 2:19 | kinderen ter erfenis gegeven heb. ~
257 Deu 2:24 | de beek Arnon; ziet, Ik heb Sihon, den koning van Hesbon,
258 Deu 2:31 | HEERE zeide tot mij: Zie, Ik heb begonnen Sihon en zijn land
259 Deu 3:2 | Vrees hem niet, want Ik heb hem, en al zijn volk, en
260 Deu 3:19 | steden, die ik u gegeven heb; ~
261 Deu 3:20 | erfenis, die ik u gegeven heb. ~
262 Deu 4:5 | 5 Ziet, ik heb u geleerd de inzettingen
263 Deu 5:6 | het diensthuis uitgeleid heb. ~
264 Deu 5:28 | zeide de HEERE tot mij: Ik heb gehoord de stem der woorden
265 Deu 9:13 | HEERE tot mij, zeggende: Ik heb dit volk aangemerkt, en
266 Deu 9:23 | dat land, dat Ik u gegeven heb; zo waart gij den mond des
267 Deu 9:24 | dag af, dat ik u gekend heb. ~
268 Deu 10:11 | Ik hun vaderen gezworen heb, hun te geven. ~
269 Deu 12:21 | gelijk als ik u geboden heb; en gij zult eten in uw
270 Deu 17:3 | hetwelk ik niet geboden heb; ~
271 Deu 18:20 | hetwelk Ik hem niet geboden heb te spreken, of die spreken
272 Deu 22:14 | uitbrengen, en zeggen: Deze vrouw heb ik genomen, en ben tot haar
273 Deu 22:14 | tot haar genaderd, maar heb den maagdom aan haar niet
274 Deu 22:16 | tot de oudsten zeggen: Ik heb mijn dochter aan dezen man
275 Deu 22:17 | opspraak gegeven, zeggende: Ik heb den maagdom aan uw dochter
276 Deu 24:8 | gelijk als ik hun geboden heb, zult gij waarnemen te doen. ~
277 Deu 26:10 | 10 En nu, zie, ik heb gebracht de eerstelingen
278 Deu 26:13 | HEEREN, uws Gods, zeggen: Ik heb het heilige uit het huis
279 Deu 26:13 | het huis weggenomen, en heb het ook aan den Leviet en
280 Deu 26:13 | Gij mij geboden hebt; ik heb niets van Uw geboden overtreden,
281 Deu 26:14 | 14 Ik heb daarvan niets gegeten in
282 Deu 26:14 | gegeten in mijn leed, en heb daarvan niets weggenomen
283 Deu 26:14 | gehoorzaam geweest, ik heb gedaan naar alles, wat Gij
284 Deu 28:68 | weg, waarvan ik u gezegd heb: Gij zult dien niet meer
285 Deu 29:5 | 5 En Ik heb ulieden veertig jaren doen
286 Deu 30:1 | vloek, die ik u voorgesteld heb; zo zult gij het weder ter
287 Deu 30:15 | 15 Ziet, ik heb u heden voorgesteld het
288 Deu 30:19 | aarde; het leven en den dood heb ik u voorgesteld, den zegen
289 Deu 31:5 | dat ik ulieden geboden heb. ~
290 Deu 31:7 | gans Israel: Wees sterk en heb goeden moed, want gij zult
291 Deu 31:16 | Ik met hetzelve gemaakt heb. ~
292 Deu 31:20 | Ik zijn vaderen gezworen heb, vloeiende van melk en honig,
293 Deu 31:21 | het land, dat Ik gezworen heb. ~
294 Deu 31:23 | en zeide: Zijt sterk en heb goeden moed, want gij zult
295 Deu 31:23 | land, dat Ik hun gezworen heb; en Ik zal met u zijn. ~
296 Deu 31:29 | den weg, dien ik u geboden heb; dan zal u dit kwaad in
297 Deu 34:4 | Izak en Jakob gezworen heb, zeggende: Aan uw zaad zal
298 Deu 34:4 | zaad zal Ik het geven! Ik heb het u met uw ogen doen zien,
299 Joz 1:3 | ulieder voetzool treden zal, heb Ik u gegeven, gelijk als
300 Joz 1:3 | als Ik tot Mozes gesproken heb. ~
301 Joz 1:6 | 6 Wees sterk en heb goeden moed! want gij zult
302 Joz 1:6 | bezitten, dat Ik hun vaderen heb gezworen hun te geven. ~
303 Joz 1:7 | Alleenlijk wees sterk en heb zeer goeden moed, dat gij
304 Joz 1:9 | 9 Heb Ik het u niet bevolen? wees
305 Joz 1:9 | niet bevolen? wees sterk en heb goeden moed, en verschrik
306 Joz 1:18 | alleenlijk wees sterk en heb goeden moed! ~ ~ ~
307 Joz 2:12 | weldadigheid aan ulieden gedaan heb, dat gij ook weldadigheid
308 Joz 5:9 | de HEERE tot Jozua: Heden heb Ik den smaad van Egypte
309 Joz 6:2 | HEERE tot Jozua: Zie, Ik heb Jericho met haar koning
310 Joz 7:20 | en zeide: Voorwaar, ik heb tegen den HEERE, den God
311 Joz 7:20 | God Israels, gezondigd, en heb alzo en alzo gedaan. ~
312 Joz 8:1 | trek op naar Ai; zie, Ik heb den koning van Ai, en zijn
313 Joz 8:8 | gijlieden doen; ziet, ik heb het ulieden geboden. ~
314 Joz 10:8 | u niet voor hen, want Ik heb ze in uw hand gegeven; niemand
315 Joz 13:6 | gelijk als Ik u geboden heb. ~
316 Joz 20:2 | Ik met ulieden gesproken heb door den dienst van Mozes. ~
317 Joz 23:2 | alles, wat ik u geboden heb. ~
318 Joz 24:4 | 4 Ziet, ik heb u deze overige volken door
319 Joz 24:4 | volken, die ik uitgeroeid heb, en tot de grote zee, tegen
320 Joz 25:5 | in deszelfs midden gedaan heb; en daarna leidde Ik u daaruit. ~
321 Joz 25:7 | wat Ik in Egypte gedaan heb. Daarna hebt gij vele dagen
322 Joz 25:13 | 13 Dus heb Ik u een land gegeven, waaraan
323 Ric 1:2 | zal optrekken; ziet, Ik heb dat land in zijn hand gegeven. ~
324 Ric 1:7 | oplezende; gelijk als ik gedaan heb, alzo heeft mij God vergolden!
325 Ric 2:1 | Bochim, en Hij zeide: Ik heb ulieden uit Egypte opgevoerd,
326 Ric 2:1 | dat Ik uw vaderen gezworen heb, en gezegd: Ik zal Mijn
327 Ric 2:3 | 3 Daarom heb Ik ook gezegd: Ik zal hen
328 Ric 2:20 | dat Ik hun vaderen geboden heb, en zij naar Mijn stem niet
329 Ric 3:19 | Gilgal waren, en zeide: Ik heb een heimelijke zaak aan
330 Ric 3:20 | alleen had; zo zeide Ehud: Ik heb een woord Gods aan u. Toen
331 Ric 5:8 | HEERE, de God Israels: Ik heb u uit Egypte doen opkomen,
332 Ric 5:9 | 9 En Ik heb u verlost van de hand der
333 Ric 5:9 | allen, die u drukten; en Ik heb hen voor uw aangezicht uitgedreven,
334 Ric 5:14 | Midianieten hand verlossen; heb Ik u niet gezonden? ~
335 Ric 5:17 | Indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo doe mij een
336 Ric 5:22 | Engel des HEEREN gezien heb van aangezicht tot aangezicht. ~
337 Ric 6:9 | af in het leger, want Ik heb het in uw hand gegeven. ~
338 Ric 6:13 | vertelde, en zeide: Zie, ik heb een droom gedroomd, en zie,
339 Ric 7:2 | daarentegen zeide tot hen: Wat heb ik nu gedaan, gelijk gijlieden;
340 Ric 7:3 | in uw hand gegeven; wat heb ik dan kunnen doen, gelijk
341 Ric 9:11 | tot de kinderen Israels: Heb Ik u niet van de Egyptenaren,
342 Ric 10:27 | 27 Ook heb ik tegen u niet gezondigd,
343 Ric 10:35 | die mij beroeren; want ik heb mijn mond opengedaan tot
344 Ric 11:2 | de kinderen Ammons; en ik heb ulieden geroepen, maar gij
345 Ric 12:13 | wat Ik tot de vrouw gezegd heb, zal zij zich wachten. ~
346 Ric 12:14 | al wat Ik haar geboden heb, zal zij onderhouden. ~
347 Ric 13:2 | te kennen, en zeide: Ik heb een vrouw gezien te Thimnath,
348 Ric 13:16 | zeide tot haar: Zie, ik heb het mijn vader en mijn moeder
349 Ric 14:2 | haar ganselijk haattet, zo heb ik haar aan uw metgezel
350 Ric 14:7 | als ik mij aan u gewroken heb, zo zal ik daarna ophouden. ~
351 Ric 14:11 | mij gedaan hebben, alzo heb ik hunlieden gedaan. ~
352 Ric 14:16 | met een ezelskinnebakken heb ik duizend man geslagen. ~
353 Ric 15:15 | Hoe zult gij zeggen: Ik heb u lief, daar uw hart niet
354 Ric 16:2 | dat geld is bij mij, ik heb dat genomen. Toen zeide
355 Ric 16:3 | Doch zijn moeder zeide: Ik heb dat geld den HEERE ganselijk
356 Ric 16:13 | Leviet tot een priester heb. ~ ~ ~
357 Ric 17:24 | en zijt weggegaan; wat heb ik nu meer? Wat is het dan,
358 Rut 1:11 | zoudt gij met mij gaan? Heb ik nog zonen in mijn lichaam,
359 Rut 1:12 | Wanneer ik al zeide: Ik heb hoop, of ik ook in dezen
360 Rut 2:9 | achter haarlieden gaan; heb ik den jongens niet geboden,
361 Rut 2:10 | zij zeide tot hem: Waarom heb ik genade gevonden in uw
362 Rut 2:19 | welken ik heden gewrocht heb, is Boaz. ~
363 Rut 2:21 | houden bij de jongens, die ik heb, totdat zij den gansen oogst,
364 Rut 2:21 | den gansen oogst, die ik heb, zullen hebben voleindigd. ~
365 Rut 4:4 | 4 En ik heb gezegd: Ik zal het voor
366 Rut 4:9 | getuigen, dat ik aanvaard heb alles, wat van Elimelech
367 1Sa 1:15 | bezwaard van geest; ik heb noch wijn, noch sterken
368 1Sa 1:15 | drank gedronken; maar ik heb mijn ziel uitgegoten voor
369 1Sa 1:16 | dochter Belials; want ik heb tot nu toe gesproken uit
370 1Sa 1:20 | Samuel: Want, zeide zij, ik heb hem van de HEERE gebeden. ~
371 1Sa 1:27 | die ik van Hem gebeden heb. ~
372 1Sa 1:28 | 28 Daarom heb ik hem ook den HEERE overgegeven
373 1Sa 2:27 | tot hem: Zo zegt de HEERE: Heb Ik Mij klaarlijk geopenbaard
374 1Sa 2:28 | 28 En Ik heb hem uit alle stammen van
375 1Sa 2:28 | aangezicht te dragen; en heb aan het huis uws vaders
376 1Sa 2:29 | spijsoffer, hetwelk Ik geboden heb in de woning; en eert uw
377 1Sa 3:5 | geroepen. Doch hij zeide: Ik heb niet geroepen, keer weder,
378 1Sa 3:6 | geroepen. Hij dan zeide: Ik heb u niet geroepen, mijn zoon;
379 1Sa 3:12 | tegen zijn huis gesproken heb; Ik zal het beginnen en
380 1Sa 3:13 | 13 Want Ik heb hem te kennen gegeven, dat
381 1Sa 3:14 | 14 Daarom dan heb Ik het huis van Eli gezworen:
382 1Sa 8:8 | Ik hen uit Egypte geleid heb, tot op dezen dag toe, en
383 1Sa 9:16 | Filistijnen hand, want Ik heb Mijn volk aangezien, dewijl
384 1Sa 9:17 | van welken Ik u gezegd heb: Deze zal over Mijn volk
385 1Sa 9:23 | stuk, hetwelk Ik u gegeven heb, waarvan ik tot u zeide:
386 1Sa 9:24 | bewaard, als ik zeide: Ik heb het volk genodigd. Alzo
387 1Sa 10:18 | God Israel, gesproken: Ik heb Israel uit Egypte opgebracht,
388 1Sa 10:18 | Egypte opgebracht, en Ik heb ulieden van de hand der
389 1Sa 12:1 | tot gans Israel: Ziet, ik heb naar ulieder stem gehoord
390 1Sa 12:1 | gij mij gezegd hebt, en ik heb een koning over u gezet. ~
391 1Sa 12:2 | zijn bij ulieden; en ik heb voor uw aangezichten gewandeld
392 1Sa 12:3 | gezalfde, wiens os ik genomen heb, en wiens ezel ik genomen
393 1Sa 12:3 | en wiens ezel ik genomen heb, en wien ik verongelijkt
394 1Sa 12:3 | en wien ik verongelijkt heb, wien ik onderdrukt heb,
395 1Sa 12:3 | heb, wien ik onderdrukt heb, en van wiens hand ik een
396 1Sa 12:3 | ik een geschenk genomen heb, dat ik mijn ogen van hem
397 1Sa 13:12 | afkomen te Gilgal, en ik heb het aangezicht des HEEREN
398 1Sa 13:12 | zo dwong ik mijzelven, en heb brandoffer geofferd. ~
399 1Sa 14:29 | van dezen honig gesmaakt heb; ~
400 1Sa 14:43 | te kennen, en zeide: Ik heb maar een weinig honigs geproefd,
401 1Sa 15:2 | HEERE der heirscharen: Ik heb bezocht, hetgeen Amalek
402 1Sa 15:11 | Saul tot koning gemaakt heb, dewijl hij zich van achter
403 1Sa 15:13 | Gezegend zijt gij den HEERE! Ik heb des HEEREN woord bevestigd. ~
404 1Sa 15:20 | zeide Saul tot Samuel: Ik heb immers naar de stem des
405 1Sa 15:20 | stem des HEEREN gehoord, en heb gewandeld op den weg, op
406 1Sa 15:20 | HEERE gezonden heeft; en ik heb Agag, den koning der Amalekieten,
407 1Sa 15:20 | gebracht, maar de Amalekieten heb ik verbannen. ~
408 1Sa 15:24 | zeide Saul tot Samuel: Ik heb gezondigd, omdat ik des
409 1Sa 15:24 | en uw woorden overtreden heb; want ik heb het volk gevreesd
410 1Sa 15:24 | overtreden heb; want ik heb het volk gevreesd en naar
411 1Sa 15:30 | 30 Hij dan zeide: Ik heb gezondigd; eer mij toch
412 1Sa 16:1 | dien Ik toch verworpen heb, dat hij geen koning zij
413 1Sa 16:1 | den Bethlehemiet; want Ik heb Mij een koning onder zijn
414 1Sa 16:7 | zijner statuur, want Ik heb hem verworpen; want het
415 1Sa 16:18 | jongelingen, en zeide: Zie, ik heb gezien een zoon van Isai,
416 1Sa 17:10 | Verder zeide de Filistijn: Ik heb heden de slagorden van Israel
417 1Sa 17:29 | 29 Toen zeide David: Wat heb ik nu gedaan? Is er geen
418 1Sa 17:39 | deze niet gaan, want ik heb het nooit verzocht; en David
419 1Sa 20:1 | aangezicht van Jonathan: Wat heb ik gedaan, wat is mijn misdaad,
420 1Sa 20:3 | genade in uw ogen gevonden heb; daarom heeft hij gezegd:
421 1Sa 20:29 | heeft het mij zelfs geboden; heb ik nu genade in uw ogen
422 1Sa 21:2 | om dewelke ik u gezonden heb, en die ik u geboden heb;
423 1Sa 21:2 | heb, en die ik u geboden heb; den jongelingen nu heb
424 1Sa 21:2 | heb; den jongelingen nu heb ik de plaats van zulk een
425 1Sa 21:8 | spies of zwaard? Want ik heb noch mijn zwaard noch ook
426 1Sa 21:15 | 15 Heb ik razenden gebrek, dat
427 1Sa 22:15 | 15 Heb ik heden begonnen God voor
428 1Sa 22:22 | zou te kennen geven; ik heb oorzaak gegeven tegen al
429 1Sa 24:12 | slip uws mantels afgesneden heb, zo heb ik u niet gedood;
430 1Sa 24:12 | mantels afgesneden heb, zo heb ik u niet gedood; beken
431 1Sa 24:12 | ik tegen u niet gezondigd heb; nochtans jaagt gij mijn
432 1Sa 24:18 | mij goed vergolden, en ik heb u kwaad vergolden. ~
433 1Sa 25:7 | 7 En nu, ik heb gehoord, dat gij scheerders
434 1Sa 25:11 | mijn scheerders geslacht heb, en zou ik het den mannen
435 1Sa 25:21 | had gezegd: Trouwens ik heb te vergeefs bewaard al wat
436 1Sa 25:25 | en ik, uw dienstmaagd, heb de jongelingen van mijn
437 1Sa 25:35 | op naar uw huis; zie, ik heb naar uw stem gehoord, en
438 1Sa 25:35 | naar uw stem gehoord, en heb uw aangezicht aangenomen. ~
439 1Sa 26:18 | alzo achterna, want wat heb ik gedaan, en wat kwaad
440 1Sa 26:21 | 21 Toen zeide Saul: Ik heb gezondigd; keer weder, mijn
441 1Sa 26:21 | ogen geweest is; zie, ik heb dwaselijk gedaan, en ik
442 1Sa 26:21 | dwaselijk gedaan, en ik heb zeer grotelijks gedwaald. ~
443 1Sa 26:23 | mijn hand gegeven; maar ik heb mijn hand niet willen uitsteken,
444 1Sa 27:5 | genade in uw ogen gevonden heb, men geve mij een plaats
445 1Sa 28:15 | noch door dromen; daarom heb ik u geroepen, dat gij mij
446 1Sa 28:21 | naar uw stem gehoord, en ik heb mijn ziel in mijn hand gesteld,
447 1Sa 28:21 | mijn hand gesteld, en ik heb uw woorden gehoord, die
448 1Sa 29:3 | bij mij geweest is? En ik heb in hem niets gevonden van
449 1Sa 29:6 | goed in mijn ogen; want ik heb geen kwaad bij u gevonden,
450 1Sa 29:8 | David tot Achis: Maar wat heb ik gedaan? Of wat hebt gij
451 2Sa 1:10 | dat aan zijn arm was, en heb ze hier tot mijn heer gebracht. ~
452 2Sa 1:16 | u getuigd, zeggende: ik heb den gezalfde des HEEREN
453 2Sa 3:8 | en u niet overgeleverd heb in Davids hand, dat gij
454 2Sa 3:14 | Filistijnen ondertrouwd heb. ~
455 2Sa 4:10 | gegrepen en te Ziklag gedood heb, hoewel hij meende, dat
456 2Sa 7:6 | 6 Want Ik heb in geen huis gewoond, van
457 2Sa 7:6 | tot op dezen dag; maar Ik heb gewandeld in een tent en
458 2Sa 7:7 | met al de kinderen Israels heb gewandeld, heb Ik wel een
459 2Sa 7:7 | kinderen Israels heb gewandeld, heb Ik wel een woord gesproken
460 2Sa 7:7 | Israels, dien Ik bevolen heb Mijn volk Israel te weiden,
461 2Sa 7:8 | HEERE der heirscharen: Ik heb u genomen van de schaapskooi,
462 2Sa 7:9 | waar gij gegaan zijt, en heb al uw vijanden voor uw aangezicht
463 2Sa 7:9 | aangezicht uitgeroeid; en Ik heb u een groten naam gemaakt,
464 2Sa 7:10 | 10 En Ik heb voor Mijn volk, voor Israel,
465 2Sa 7:11 | dien dag af, dat Ik geboden heb richters te wezen over Mijn
466 2Sa 7:11 | Mijn volk Israel. Doch u heb Ik rust gegeven van al uw
467 2Sa 7:15 | gelijk als Ik die weggenomen heb van Saul, dien Ik van voor
468 2Sa 7:15 | Ik van voor uw aangezicht heb weggenomen. ~
469 2Sa 9:9 | heeft, en zijn ganse huis, heb ik den zoon uws heren gegeven. ~
470 2Sa 12:7 | HEERE, de God Israels: Ik heb u ten koning gezalfd over
471 2Sa 12:7 | gezalfd over Israel, en Ik heb u uit Sauls hand gered; ~
472 2Sa 12:8 | 8 En Ik heb u uws heren huis gegeven,
473 2Sa 12:8 | vrouwen in uw schoot, ja, Ik heb u het huis van Israel en
474 2Sa 12:13 | zeide David tot Nathan: Ik heb gezondigd tegen den HEERE!
475 2Sa 12:22 | Als het kind nog leefde, heb ik gevast en geweend; want
476 2Sa 12:27 | tot David, en zeide: Ik heb gekrijgd tegen Rabba, ook
477 2Sa 12:27 | gekrijgd tegen Rabba, ook heb ik de waterstad ingenomen. ~
478 2Sa 13:4 | zeide Amnon tot hem: Ik heb Thamar, de zuster van mijn
479 2Sa 13:28 | omdat ik het u geboden heb? Zijt sterk en weest dapper. ~
480 2Sa 14:21 | koning tot Joab: Zie nu, ik heb deze zaak gedaan; zo ga
481 2Sa 14:22 | dat ik genade gevonden heb in uw ogen, mijn heer koning!
482 2Sa 14:32 | zeide tot Joab: Zie, ik heb tot u gezonden, zeggende:
483 2Sa 15:7 | die ik den HEERE beloofd heb, te Hebron betalen. ~
484 2Sa 15:26 | Hij alzo zal zeggen: Ik heb geen lust tot u; zie, hier
485 2Sa 16:10 | Maar de koning zeide: Wat heb ik met u te doen, gij zonen
486 2Sa 16:19 | aangezicht uws vaders gediend heb, alzo zal ik voor uw aangezicht
487 2Sa 17:15 | geraden, maar alzo en alzo heb ik geraden. ~
488 2Sa 18:10 | kennen, en zeide: Zie, ik heb Absalom zien hangen aan
489 2Sa 18:18 | koningsdal is; want hij zeide: Ik heb geen zoon, om aan mijn naam
490 2Sa 19:20 | knecht weet het zekerlijk, ik heb gezondigd; doch zie, ik
491 2Sa 19:22 | 22 Maar David zeide: Wat heb ik met ulieden te doen,
492 2Sa 19:28 | die aan uw tafel eten; wat heb ik dan meer voor gerechtigheid,
493 2Sa 19:29 | gij meer van uw zaken? Ik heb gezegd: Gij en Ziba, deelt
494 2Sa 22:22 | 22 Want ik heb des HEEREN wegen gehouden,
495 2Sa 24:10 | zeide tot den HEERE: Ik heb zeer gezondigd in hetgeen
496 2Sa 24:10 | gezondigd in hetgeen ik gedaan heb; maar nu, o HEERE, neem
497 2Sa 24:10 | Uws knechts weg, want ik heb zeer zottelijk gedaan. ~
498 2Sa 24:17 | HEERE, en zeide: Zie ik, ik heb gezondigd, en ik, ik heb
499 2Sa 24:17 | heb gezondigd, en ik, ik heb onrecht gehandeld, maar
500 1Kon 1:30| gelijk als ik u gezworen heb bij den HEERE, den God Israels,
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1805 |