1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1759
Book Chapter: Verse
1 Gen 1:28 | en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen
2 Gen 3:11 | gegeven, dat gij naakt zijt? Hebt gij van dien boom gegeten,
3 Gen 3:12 | die Gij bij mij gegeven hebt, die heeft mij van dien
4 Gen 3:13 | Wat is dit, dat gij gedaan hebt? En de vrouw zeide: De slang
5 Gen 3:14 | slang: Dewijl gij dit gedaan hebt, zo zijt gij vervloekt boven
6 Gen 3:17 | Hij: Dewijl gij geluisterd hebt naar de stem uwer vrouw,
7 Gen 4:10 | 10 En Hij zeide: Wat hebt gij gedaan? daar is een
8 Gen 4:14 | 14 Zie, Gij hebt mij heden verdreven van
9 Gen 12:18 | dit, dat gij mij gedaan hebt? waarom hebt gij mij niet
10 Gen 12:18 | mij gedaan hebt? waarom hebt gij mij niet te kennen gegeven,
11 Gen 12:19 | 19 Waarom hebt gij gezegd: Zij is mijn
12 Gen 14:27 | Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en
13 Gen 17:5 | Doe zo als gij gesproken hebt. ~
14 Gen 17:15 | Hij zeide: Neen! maar gij hebt gelachen. ~
15 Gen 18:12 | die mannen tot Lot: Wien hebt gij hier nog meer? een schoonzoon,
16 Gen 18:12 | dochteren, en allen, die gij hebt in deze stad, breng uit
17 Gen 18:19 | gevonden in Uw ogen, en Gij hebt Uw weldadigheid groot gemaakt,
18 Gen 18:19 | die Gij aan mij gedaan hebt, om mijn ziel te behouden
19 Gen 18:21 | omkere waarvan gij gesproken hebt. ~
20 Gen 19:3 | wil, die gij weggenomen hebt; want zij is met een man
21 Gen 19:6 | oprechtheid uws harten gedaan hebt, en Ik heb u ook belet van
22 Gen 19:9 | Abraham, en zeide tot hem: Wat hebt gij ons gedaan? en wat heb
23 Gen 19:9 | een grote zonde gebracht hebt? gij hebt daden met mij
24 Gen 19:9 | zonde gebracht hebt? gij hebt daden met mij gedaan, die
25 Gen 19:10 | Abimelech tot Abraham: Wat hebt gij gezien, dat gij deze
26 Gen 19:10 | dat gij deze zaak gedaan hebt? ~
27 Gen 20:26 | stuk gedaan heeft; en ook hebt gij het mij niet aangezegd,
28 Gen 20:29 | die gij bijzonder gesteld hebt? ~
29 Gen 21:12 | uw enige, van Mij niet hebt onthouden. ~
30 Gen 21:16 | dat gij deze zaak gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, niet
31 Gen 21:16 | uw enige, niet onthouden hebt; ~
32 Gen 23:14 | Uw knecht Izak toegewezen hebt, en dat ik daaraan bekenne,
33 Gen 23:14 | weldadigheid bij mijn heer gedaan hebt. ~
34 Gen 24:9 | zij is uw huisvrouw! hoe hebt gij dan gezegd: Zij is mijn
35 Gen 24:10 | dit, dat gij ons gedaan hebt? Lichtelijk had een van
36 Gen 24:27 | gekomen, daar gij mij haat, en hebt mij van u weggezonden? ~
37 Gen 25:20 | gij het zo haast gevonden hebt, mijn zoon? En hij zeide:
38 Gen 25:36 | genomen! Voorts zeide hij: Hebt gij dan geen zegen voor
39 Gen 25:38 | Ezau zeide tot zijn vader: Hebt gij maar dezen enen zegen,
40 Gen 25:45 | hetgeen gij hem gedaan hebt; dan zal ik zenden, en u
41 Gen 27:25 | dit, dat gij mij gedaan hebt; heb ik niet bij u gediend
42 Gen 27:25 | gediend om Rachel? waarom hebt gij mij dan bedrogen? ~
43 Gen 27:50 | dat gij mijn man genomen hebt, dat gij ook mijns zoons
44 Gen 27:65 | dat gij voor mij gehad hebt, dat is tot een menigte
45 Gen 28:13 | opgerichte teken gezalfd hebt, waar gij Mij een gelofte
46 Gen 28:13 | Mij een gelofte beloofd hebt; nu, maak u op, vertrek
47 Gen 28:26 | zeide Laban tot Jakob: Wat hebt gij gedaan, dat gij u aan
48 Gen 28:26 | aan mijn hart ontstolen hebt, en mijn dochteren ontvoerd
49 Gen 28:26 | mijn dochteren ontvoerd hebt, als gevangenen met het
50 Gen 28:27 | gij heimelijk gevloden, en hebt u aan mij ontstolen? en
51 Gen 28:27 | u aan mij ontstolen? en hebt het mij niet aangezegd,
52 Gen 28:28 | 28 Ook hebt gij mij niet toegelaten
53 Gen 28:28 | dochteren te kussen; nu, gij hebt dwaselijk gehandeld, zo
54 Gen 28:30 | 30 En nu, gij hebt immers willen vertrekken,
55 Gen 28:30 | uws vaders huis; waarom hebt gij mijn goden gestolen? ~
56 Gen 28:36 | dat gij mij zo hittiglijk hebt nagejaagd? ~
57 Gen 28:37 | al mijn huisraad betast hebt, wat hebt gij gevonden van
58 Gen 28:37 | huisraad betast hebt, wat hebt gij gevonden van al het
59 Gen 28:39 | ik heb het geboet; gij hebt het van mijn hand geeist,
60 Gen 28:41 | jaren om uw kudde; en gij hebt mijn loon tien malen veranderd. ~
61 Gen 29:9 | HEERE! Die tot mij gezegd hebt: Keer weder tot uw land,
62 Gen 29:10 | Gij aan Uw knecht gedaan hebt; want ik ben met mijn staf
63 Gen 29:12 | 12 Gij hebt immers gezegd: Ik zal gewisselijk
64 Gen 29:28 | heten, maar Israel; want gij hebt u vorstelijk gedragen met
65 Gen 29:28 | God en met de mensen, en hebt overmocht. ~
66 Gen 30:9 | het zij het uwe, wat gij hebt! ~
67 Gen 30:10 | welgevallen aan mij genomen hebt. ~
68 Gen 31:30 | Simeon en tot Levi: Gij hebt mij beroerd, mits mij stinkende
69 Gen 34:10 | droom, dien gij gedroomd hebt; zullen wij dan ganselijk
70 Gen 35:23 | deze bok gezonden; maar gij hebt haar niet gevonden. ~
71 Gen 36:17 | Hebreeuwse knecht, dien gij ons hebt ingebracht, is tot mij gekomen,
72 Gen 39:6 | En Israel zeide: Waarom hebt gij zo kwalijk aan mij gedaan,
73 Gen 39:7 | zeggende: Leeft uw vader nog; hebt gij nog een broeder? Zo
74 Gen 40:4 | gij tot hen zeggen: Waarom hebt gij kwaad voor goed vergolden? ~
75 Gen 40:5 | zekerlijk waarnemen zal? Gij hebt kwalijk gedaan, wat gij
76 Gen 40:5 | kwalijk gedaan, wat gij gedaan hebt. ~
77 Gen 40:15 | daad is dit, die gij gedaan hebt? Weet gij niet, dat zulk
78 Gen 40:19 | zijn knechten, zeggende: Hebt gijlieden een vader, of
79 Gen 41:4 | gij naar Egypte verkocht hebt. ~
80 Gen 41:5 | gij mij hierheen verkocht hebt; want God heeft mij voor
81 Gen 41:8 | 8 Nu dan, gij hebt mij herwaarts niet gezonden,
82 Gen 41:10 | runderen, en al wat gij hebt. ~
83 Gen 41:11 | uw huis, en alles wat gij hebt! ~
84 Gen 41:13 | en alles wat gij gezien hebt; en haast u, en brengt mijn
85 Gen 43:25 | 25 En zij zeiden: Gij hebt ons leven behouden; laat
86 Gen 45:4 | voortreffelijkste niet zijn! want gij hebt uws vaders leger beklommen;
87 Gen 45:4 | vaders leger beklommen; toen hebt gij het geschonden; hij
88 Gen 46:20 | 20 Gijlieden wel, gij hebt kwaad tegen mij gedacht;
89 Exo 1:18 | en zeide tot haar: Waarom hebt gij deze zaak gedaan, dat
90 Exo 1:18 | knechtjes in het leven behouden hebt? ~
91 Exo 2:14 | gij den Egyptenaar gedood hebt? Toen vreesde Mozes, en
92 Exo 3:12 | dit volk uit Egypte geleid hebt, zult gijlieden God dienen
93 Exo 4:10 | tot Uw knecht gesproken hebt; want ik ben zwaar van mond,
94 Exo 4:23 | hij Mij diene! maar gij hebt geweigerd hem te laten trekken;
95 Exo 5:14 | geslagen, en men zeide: Waarom hebt gijlieden uw gezette werk
96 Exo 5:21 | dewijl dat gij onzen reuk hebt stinkende gemaakt voor Farao,
97 Exo 5:22 | en zeide: Heere! waarom hebt Gij dit volk kwaad gedaan,
98 Exo 5:22 | volk kwaad gedaan, waarom hebt Gij mij nu gezonden? ~
99 Exo 5:23 | volk kwaad gedaan; en Gij hebt Uw volk geenszins verlost. ~
100 Exo 7:16 | woestijn; doch zie, gij hebt tot nu toe niet gehoord. ~
101 Exo 9:19 | alles wat gij op het veld hebt; alle mens en gedierte,
102 Exo 10:11 | dient den HEERE; want dat hebt gijlieden verzocht! En men
103 Exo 10:29 | 29 Mozes nu zeide: Gij hebt recht gesproken; ik zal
104 Exo 12:26 | tot u zullen zeggen: Wat hebt gij daar voor een dienst? ~
105 Exo 12:31 | gelijk gijlieden gesproken hebt. ~
106 Exo 12:32 | zoals gijlieden gesproken hebt, en gaat heen, en zegent
107 Exo 14:11 | En zij zeiden tot Mozes: Hebt gij ons daarom, omdat er
108 Exo 14:11 | woestijn sterven zouden? Waarom hebt gij ons dat gedaan, dat
109 Exo 14:11 | gij ons uit Egypte gevoerd hebt? ~
110 Exo 14:13 | Egyptenaars, die gij heden gezien hebt, zult gij niet weder zien
111 Exo 15:7 | En door Uw grote hoogheid hebt Gij, die tegen U opstonden,
112 Exo 15:7 | opstonden, omgeworpen; Gij hebt Uw brandenden toorn uitgezonden,
113 Exo 15:10 | 10 Gij hebt met Uw wind geblazen; de
114 Exo 15:12 | 12 Gij hebt Uw rechterhand uitgestrekt,
115 Exo 15:13 | dit volk, dat Gij verlost hebt; Gij voert hen zachtkens
116 Exo 15:16 | doorkome, dat Gij verworven hebt. ~
117 Exo 15:17 | welke Gij, o HEERE! gemaakt hebt tot Uw woning, het heiligdom,
118 Exo 16:3 | brood aten! Want gijlieden hebt ons uitgeleid in deze woestijn,
119 Exo 17:3 | Mozes, en het zeide: Waartoe hebt gij ons nu uit Egypte doen
120 Exo 19:4 | 4 Gijlieden hebt gezien, wat Ik den Egyptenaren
121 Exo 19:4 | gedragen en u tot Mij gebracht hebt. ~
122 Exo 19:23 | kunnen klimmen, want Gij hebt ons betuigd, zeggende: Bepaal
123 Exo 20:22 | kinderen Israels zeggen: Gij hebt gezien, dat Ik met ulieden
124 Exo 32:7 | uit Egypteland opgevoerd hebt, heeft het verdorven. ~
125 Exo 32:11 | uit Egypteland uitgevoerd hebt? ~
126 Exo 32:13 | Gij bij Uzelven gezworen hebt, en hebt tot hen gesproken:
127 Exo 32:13 | Uzelven gezworen hebt, en hebt tot hen gesproken: Ik zal
128 Exo 32:21 | zonde over hetzelve gebracht hebt? ~
129 Exo 32:30 | het volk zeide: Gijlieden hebt een grote zonde gezondigd;
130 Exo 32:32 | hetwelk Gij geschreven hebt. ~
131 Exo 33:7 | uit Egypteland opgevoerd hebt, heeft het verdorven. ~
132 Exo 33:11 | uit Egypteland uitgevoerd hebt? ~
133 Exo 33:13 | Gij bij Uzelven gezworen hebt, en hebt tot hen gesproken:
134 Exo 33:13 | Uzelven gezworen hebt, en hebt tot hen gesproken: Ik zal
135 Exo 33:21 | zonde over hetzelve gebracht hebt? ~
136 Exo 33:30 | het volk zeide: Gijlieden hebt een grote zonde gezondigd;
137 Exo 33:32 | hetwelk Gij geschreven hebt. ~
138 Exo 34:1 | uit Egypteland opgevoerd hebt, naar het land, dat Ik Abraham,
139 Exo 34:12 | zenden; daar Gij gezegd hebt: Ik ken u bij name! en ook:
140 Exo 34:12 | u bij name! en ook: Gij hebt genade gevonden in Mijn
141 Exo 34:17 | zaak, die gij gesproken hebt, zal Ik doen, dewijl gij
142 Exo 34:17 | dewijl gij genade gevonden hebt in Mijn ogen, en Ik u bij
143 Exo 34:24 | geweest zijn, die gij gebroken hebt. ~
144 Exo 35:5 | van hetgeen, dat gijlieden hebt, een hefoffer den HEERE;
145 Lev 10:17 | 17 Waarom hebt gij dat zondoffer niet gegeten
146 Lev 18:3 | lands, waarin gij gewoond hebt; en naar de werken des lands
147 Num 11:11 | zeide tot de HEERE: Waarom hebt Gij aan Uw knecht kwalijk
148 Num 11:12 | Gij hun vaderen gezworen hebt? ~
149 Num 11:18 | zult vlees eten; want gij hebt voor de oren des HEEREN
150 Num 11:20 | midden van u is, verworpen hebt, en hebt voor Zijn aangezicht
151 Num 11:20 | u is, verworpen hebt, en hebt voor Zijn aangezicht geweend,
152 Num 11:21 | welks midden ik ben; en Gij hebt gezegd: Ik zal hun vlees
153 Num 12:8 | aanschouwt hij; waarom dan hebt gijlieden niet gevreesd
154 Num 13:27 | waarheen gij ons gezonden hebt; en voorwaar, het is van
155 Num 14:13 | Egyptenaars horen; want Gij hebt door Uw kracht dit volk
156 Num 14:17 | gelijk als Gij gesproken hebt, zeggende: ~
157 Num 14:19 | af tot hiertoe, vergeven hebt! ~
158 Num 14:28 | gij in Mijn oren gesproken hebt! ~
159 Num 14:29 | die tegen Mij gemurmureerd hebt. ~
160 Num 14:31 | gij smadelijk verworpen hebt. ~
161 Num 14:34 | welke gij dat land verspied hebt, veertig dagen, elken dag
162 Num 14:43 | want, omdat gij u afgekeerd hebt van den HEERE, zo zal de
163 Num 16:13 | melk en honig vloeiende, hebt opgevoerd, om ons te doden
164 Num 16:14 | 14 Ook hebt gij ons niet gebracht in
165 Num 16:41 | Aaron, zeggende: Gijlieden hebt des HEEREN volk gedood! ~
166 Num 20:4 | 4 Waarom toch hebt gijlieden de gemeente des
167 Num 20:5 | 5 En waarom hebt gijlieden ons doen optrekken
168 Num 20:12 | gijlieden Mij niet geloofd hebt, dat gij Mij heiligdet voor
169 Num 21:5 | God en tegen Mozes: Waarom hebt gijlieden ons doen optrekken
170 Num 21:34 | te Hesbon woonde, gedaan hebt. ~
171 Num 22:28 | mij nu driemaal geslagen hebt? ~
172 Num 22:29 | ezelin: Omdat gij mij bespot hebt; och, of ik een zwaard in
173 Num 22:30 | ezelin, op welke gij gereden hebt van toen af, dat gij mijn
174 Num 22:32 | des HEEREN tot hem: Waarom hebt gij uw ezelin nu driemaal
175 Num 23:11 | zeide Balak tot Bileam: Wat hebt gij mij gedaan? Ik heb u
176 Num 23:11 | te vloeken; maar zie, gij hebt hen doorgaans gezegend! ~
177 Num 24:10 | te vloeken; maar zie, gij hebt hen nu driemaal gedurig
178 Num 24:12 | die gij tot mij gezonden hebt, gesproken, zeggende: ~
179 Num 24:21 | Uw woning is vast, en gij hebt uw nest in een steenrots
180 Num 31:15 | En Mozes zeide tot hen: Hebt gij dan alle vrouwen laten
181 Num 31:76 | niet zult doen, ziet, zo hebt gij tegen den HEERE gezondigd;
182 Deu 1:14 | goed, dat gij gesproken hebt, om te doen. ~
183 Deu 1:19 | woestijn, die gij gezien hebt, op den weg van het gebergte
184 Deu 1:31 | woestijn, waar gij gezien hebt, dat de HEERE uw God, u
185 Deu 1:31 | weg, dien gij gewandeld hebt, totdat gij kwaamt aan deze
186 Deu 2:3 | 3 Gijlieden hebt dit gebergte genoeg omgetogen;
187 Deu 3:2 | te Hesbon woonde, gedaan hebt. ~
188 Deu 3:19 | ik weet, dat gij veel vee hebt), zij zullen blijven in
189 Deu 3:24 | 24 Heere HEERE! Gij hebt begonnen Uw knecht te tonen
190 Deu 4:15 | voor uw zielen; want gij hebt geen gelijkenis gezien,
191 Deu 4:33 | gelijk als gij gehoord hebt, en levend zij gebleven? ~
192 Deu 4:36 | groot vuur doen zien; en gij hebt Zijn woorden uit het midden
193 Deu 6:10 | steden, die gij niet gebouwd hebt, ~
194 Deu 6:11 | goeds, die gij niet gevuld hebt, en uitgehouwen bornputten,
195 Deu 6:11 | die gij niet uitgehouwen hebt, wijngaarden en olijfgaarden,
196 Deu 6:11 | olijfgaarden, die gij niet geplant hebt, en gij gegeten hebt en
197 Deu 6:11 | geplant hebt, en gij gegeten hebt en verzadigd zijt;
198 Deu 6:16 | gelijk als gij Hem verzocht hebt te Massa. ~
199 Deu 8:13 | vermeerderd zijn, ja, al wat gij hebt vermeerderd zal zijn; ~
200 Deu 9:2 | en van welke gij gehoord hebt: Wie zou bestaan voor het
201 Deu 9:7 | woestijn, zeer vertoornd hebt; van dien dag af, dat gij
202 Deu 9:12 | volk, dat gij uit Egypte hebt uitgevoerd, heeft het verdorven;
203 Deu 9:26 | door Uw grootheid verlost hebt; dat Gij uit Egypte door
204 Deu 9:26 | Egypte door een sterke hand hebt uitgevoerd. ~
205 Deu 9:28 | het land, van waar Gij ons hebt uitgevoerd, niet zegge:
206 Deu 9:29 | door Uw uitgestrekten arm hebt uitgevoerd! ~
207 Deu 10:2 | tafelen, die gij gebroken hebt; en gij zult ze leggen in
208 Deu 11:28 | wandelen, die gij niet gekend hebt. ~
209 Deu 12:7 | waaraan gij uw hand geslagen hebt, waarin u de HEERE, uw God,
210 Deu 12:18 | waaraan gij uw handen geslagen hebt. ~
211 Deu 13:2 | goden, die gij niet gekend hebt, navolgen en hen dienen; ~
212 Deu 13:6 | goden, die gij niet gekend hebt, gij noch uw vaderen; ~
213 Deu 13:13 | goden, die gij niet gekend hebt; ~
214 Deu 15:3 | maar wat gij bij uw broeder hebt, zal uw hand vrijlaten; ~
215 Deu 18:16 | der verzameling, geeist hebt, zeggende: Ik zal niet voortvaren
216 Deu 21:8 | dat Gij, o HEERE! verlost hebt, en leg geen onschuldig
217 Deu 21:14 | gij geen behagen in haar hebt, dat gij haar zult laten
218 Deu 21:14 | daarom dat gij haar vernederd hebt. ~
219 Deu 23:13 | als gij buiten gezeten hebt, dan zult gij daarmede graven,
220 Deu 23:23 | vrijwillig offer beloofd hebt, dat gij met uw mond gesproken
221 Deu 23:23 | gij met uw mond gesproken hebt. ~
222 Deu 24:11 | de man, dien gij geleend hebt, zal het pand naar buiten
223 Deu 26:10 | Gij, HEERE, mij gegeven hebt! Dan zult gij ze nederzetten
224 Deu 26:13 | geboden, die Gij mij geboden hebt; ik heb niets van Uw geboden
225 Deu 26:14 | alles, wat Gij mij geboden hebt. ~
226 Deu 26:15 | land, dat Gij ons gegeven hebt, gelijk als Gij onzen vaderen
227 Deu 26:15 | Gij onzen vaderen gezworen hebt, een land van melk en honig
228 Deu 26:17 | 17 Heden hebt gij den HEERE doen zeggen,
229 Deu 28:20 | waarmede gij Mij verlaten hebt. ~
230 Deu 28:33 | eten, dat gij niet gekend hebt; en gij zult alle dagen
231 Deu 28:36 | volk, dat gij niet gekend hebt, noch uw vaderen; en aldaar
232 Deu 28:60 | voor dewelke gij gevreesd hebt, en zij zullen u aanhangen. ~
233 Deu 28:64 | dienen, die gij niet gekend hebt, noch uw vaders, hout en
234 Deu 29:2 | Israel, en zeide tot hen: Gij hebt gezien al wat de HEERE in
235 Deu 29:6 | 6 Brood hebt gij niet gegeten, en wijn
236 Deu 29:6 | en wijn en sterken drank hebt gij niet gedronken; opdat
237 Deu 29:17 | 17 En gij hebt gezien hun verfoeiselen,
238 Deu 31:6 | 6 Weest sterk en hebt goeden moed, en vreest niet,
239 Deu 32:14 | druivenbloed, reinen wijn, hebt gij gedronken. ~
240 Deu 32:18 | Die u gegenereerd heeft, hebt gij vergeten; en gij hebt
241 Deu 32:18 | hebt gij vergeten; en gij hebt in vergetenis gesteld den
242 Deu 32:51 | gijlieden u tegen Mij vergrepen hebt, in het midden der kinderen
243 Deu 32:51 | omdat gij Mij niet geheiligd hebt in het midden der kinderen
244 Deu 33:8 | gunstgenoot; dien Gij verzocht hebt in Massa, met welken Gij
245 Deu 33:8 | met welken Gij getwist hebt aan de wateren van Meriba. ~
246 Joz 1:16 | Al wat gij ons geboden hebt, zullen wij doen, en alom,
247 Joz 2:10 | Amorieten, Sihon en Og, gedaan hebt, die op gene zijde van de
248 Joz 2:10 | dewelke gijlieden verbannen hebt. ~
249 Joz 2:17 | dezen uw eed, dien gij ons hebt doen zweren; ~
250 Joz 2:20 | van uw eed, dien gij ons hebt doen zweren. ~
251 Joz 6:22 | gelijk als gij haar gezworen hebt. ~
252 Joz 7:7 | Ach, Heere HEERE! waarom hebt Gij dit volk door de Jordaan
253 Joz 7:19 | te kennen, wat gij gedaan hebt, verberg het voor mij niet. ~
254 Joz 7:25 | 25 En Jozua zeide: Hoe hebt gij ons beroerd? De HEERE
255 Joz 8:2 | Jericho en haar koning gedaan hebt; behalve dat gij haar roof
256 Joz 8:8 | wanneer gij de stad ingenomen hebt, zo zult gij de stad met
257 Joz 9:22 | tot hen, zeggende: Waarom hebt gijlieden ons bedrogen,
258 Joz 10:25 | ontzet u niet, zijt sterk en hebt goeden moed; want alzo zal
259 Joz 14:9 | eeuwigheid, dewijl gij volhard hebt den HEERE, mijn God, na
260 Joz 14:12 | gesproken heeft; want gij hebt het te dienzelven dage gehoord,
261 Joz 15:19 | mij een dor land gegeven hebt, geef mij ook waterwellingen.
262 Joz 17:14 | Jozua, zeggende: Waarom hebt gij mij ten erfdeel maar
263 Joz 17:17 | zijt een groot volk, en gij hebt grote kracht, gij zult geen
264 Joz 23:2 | zeide tot hen: Gijlieden hebt onderhouden alles, wat u
265 Joz 23:3 | 3 Gij hebt uw broederen niet verlaten
266 Joz 23:3 | dezen dag toe; maar gij hebt waargenomen de onderhouding
267 Joz 23:16 | waarmede gijlieden overtreden hebt tegen den God van Israel,
268 Joz 23:16 | een altaar voor u gebouwd hebt, om heden tegen den HEERE
269 Joz 23:24 | kinderen spreken, zeggende: Wat hebt gij met den HEERE, den God
270 Joz 23:25 | gij, kinderen van Gad! gij hebt geen deel aan den HEERE.
271 Joz 23:27 | morgen niet zeggen: Gijlieden hebt geen deel aan den HEERE. ~
272 Joz 23:31 | tegen den HEERE niet begaan hebt; toen hebt gijlieden de
273 Joz 23:31 | HEERE niet begaan hebt; toen hebt gijlieden de kinderen Israel
274 Joz 24:3 | 3 En gijlieden hebt gezien alles, wat de HEERE,
275 Joz 24:8 | tot op dezen dag gedaan hebt. ~
276 Joz 25:7 | Egypte gedaan heb. Daarna hebt gij vele dagen in de woestijn
277 Joz 25:13 | waaraan gij niet gearbeid hebt, en steden, die gij niet
278 Joz 25:13 | steden, die gij niet gebouwd hebt, en gij woont in dezelve;
279 Joz 25:13 | olijfbomen, die gij niet geplant hebt. ~
280 Joz 25:22 | gij u den HEERE verkoren hebt, om Hem te dienen. En zij
281 Ric 1:15 | mij een dor land gegeven hebt, geef mij ook waterwellingen.
282 Ric 2:2 | gehoorzaam geweest; waarom hebt gij dit gedaan? ~
283 Ric 5:36 | gelijk als Gij gesproken hebt; ~
284 Ric 5:37 | gelijk als Gij gesproken hebt. ~
285 Ric 7:1 | dit, dat gij ons gedaan hebt, dat gij ons niet riept,
286 Ric 7:15 | gij mij smadelijk verweten hebt, zeggende: Is de handpalm
287 Ric 7:22 | Midianieten hand verlost hebt. ~
288 Ric 8:16 | waarheid en oprechtheid gedaan hebt, dat gij Abimelech koning
289 Ric 8:16 | Abimelech koning gemaakt hebt, en indien gij welgedaan
290 Ric 8:16 | en indien gij welgedaan hebt bij Jerubbaal en bij zijn
291 Ric 8:16 | verdienste zijner handen gedaan hebt. ~
292 Ric 8:18 | het huis mijns vaders, en hebt zijn zonen, zeventig mannen,
293 Ric 8:18 | een steen gedood; en gij hebt Abimelech, een zoon zijner
294 Ric 8:19 | te dezen dage gehandeld hebt, zo weest vrolijk over Abimelech,
295 Ric 8:38 | het volk, dat gij veracht hebt? trek toch nu uit en strijd
296 Ric 8:48 | bij hem was: Wat gij mij hebt zien doen, haast u, doet
297 Ric 9:13 | 13 Nochtans hebt gij Mij verlaten, en andere
298 Ric 9:14 | goden, die gij verkoren hebt; laten die u verlossen,
299 Ric 10:7 | tot de oudsten van Gilead: Hebt gijlieden mij niet gehaat,
300 Ric 10:26 | van de Arnon zijn; waarom hebt gij het dan in die tijd
301 Ric 10:35 | Ach, mijn dochter! gij hebt mij ganselijk nedergebogen,
302 Ric 10:36 | zeide tot hem: Mijn vader! hebt gij uw mond opengedaan tot
303 Ric 11:1 | tegen de kinderen Ammons, en hebt ons niet geroepen, om met
304 Ric 11:2 | ulieden geroepen, maar gij hebt mij uit hun hand niet verlost. ~
305 Ric 12:3 | gij zijt onvruchtbaar, en hebt niet gebaard; maar gij zult
306 Ric 12:8 | Gods, Dien Gij gezonden hebt, weder tot ons kome, en
307 Ric 12:11 | tot deze vrouw gesproken hebt? En Hij zeide: Ik ben het. ~
308 Ric 13:15 | vaders, met vuur verbranden. Hebt gijlieden ons genodigd,
309 Ric 13:16 | zeide: Gij haat mij maar, en hebt mij niet lief; gij hebt
310 Ric 13:16 | hebt mij niet lief; gij hebt den kinderen mijns volks
311 Ric 13:16 | raadsel te raden gegeven, en hebt het mij niet verklaard.
312 Ric 14:11 | over ons heersen? Waarom hebt gij ons dan dit gedaan?
313 Ric 14:18 | den HEERE, en zeide: Gij hebt door de hand van Uw knecht
314 Ric 15:10 | Delila tot Simson: Zie, gij hebt met mij gespot, en leugenen
315 Ric 15:13 | tot Simson: Tot hiertoe hebt gij met mij gespot, en leugenen
316 Ric 15:15 | hart niet met mij is? Gij hebt nu driemaal met mij gespot,
317 Ric 16:2 | om dewelke gij gevloekt hebt, en ook voor mijn oren gesproken
318 Ric 16:2 | voor mijn oren gesproken hebt, zie, dat geld is bij mij,
319 Ric 17:3 | doet gij alhier, en wat hebt gij hier? ~
320 Ric 17:24 | Toen zeide hij: Gijlieden hebt mijn goden, die ik gemaakt
321 Ric 20:22 | genomen hebben; want gijlieden hebt ze hun niet gegeven, dat
322 Rut 1:8 | weldadigheid, gelijk als gij gedaan hebt bij de doden, en bij mij. ~
323 Rut 2:11 | bij uw schoonmoeder gedaan hebt, na de dood uws mans, en
324 Rut 2:11 | na de dood uws mans, en hebt uw vader en uw moeder, en
325 Rut 2:13 | dewijl gij mij getroost hebt, en dewijl gij naar het
326 Rut 2:13 | uwer dienstmaagd gesproken hebt, hoewel ik niet ben, gelijk
327 Rut 2:19 | schoonmoeder tot haar: Waar hebt gij heden opgelezen, en
328 Rut 2:19 | heden opgelezen, en waar hebt gij gewrocht? Gezegend zij,
329 Rut 3:10 | HEERE, mijn dochter! Gij hebt deze uw laatste weldadigheid
330 Rut 3:11 | niet; al wat gij gezegd hebt, zal ik u doen; want de
331 1Sa 1:17 | die gij van Hem gebeden hebt. ~
332 1Sa 3:5 | Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Doch hij zeide:
333 1Sa 3:6 | Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Hij dan zeide:
334 1Sa 3:8 | Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Toen verstond
335 1Sa 4:20 | stonden: Vrees niet, want gij hebt een zoon gebaard. Doch zij
336 1Sa 9:20 | den derden dag verloren hebt, zet uw hart daarop niet,
337 1Sa 10:19 | 19 Maar gijlieden hebt heden uw God verworpen,
338 1Sa 10:19 | noden verlost heeft, en hebt tot Hem gezegd: Zet een
339 1Sa 12:1 | alles, wat gij mij gezegd hebt, en ik heb een koning over
340 1Sa 12:4 | 4 Toen zeiden zij: Gij hebt ons niet verongelijkt, en
341 1Sa 12:4 | niet verongelijkt, en gij hebt ons niet onderdrukt, en
342 1Sa 12:4 | niet onderdrukt, en gij hebt van niemands hand iets genomen. ~
343 1Sa 12:5 | mijn hand niets gevonden hebt! En het volk zeide: Hij
344 1Sa 12:13 | koning, dien gij verkoren hebt, dien gij begeerd hebt;
345 1Sa 12:13 | verkoren hebt, dien gij begeerd hebt; en ziet, de HEERE heeft
346 1Sa 12:17 | de ogen des HEEREN gedaan hebt, dat gij een koning voor
347 1Sa 12:17 | een koning voor u begeerd hebt. ~
348 1Sa 12:20 | het volk: Vreest niet, gij hebt al dit kwaad gedaan; doch
349 1Sa 13:11 | 11 Toen zeide Samuel: Wat hebt gij gedaan? Saul nu zeide:
350 1Sa 13:13 | zeide Samuel tot Saul: Gij hebt zottelijk gedaan; gij hebt
351 1Sa 13:13 | hebt zottelijk gedaan; gij hebt het gebod van den HEERE,
352 1Sa 13:14 | omdat gij niet gehouden hebt, wat u de HEERE geboden
353 1Sa 14:33 | bloed. En hij zeide: Gij hebt trouwelooslijk gehandeld;
354 1Sa 14:43 | te kennen, wat gij gedaan hebt. Toen gaf het Jonathan hem
355 1Sa 15:6 | niet wegruime; want gij hebt barmhartigheid gedaan aan
356 1Sa 15:19 | 19 Waarom toch hebt gij naar de stem des HEEREN
357 1Sa 15:19 | tot den roof gevlogen, en hebt gedaan dat kwaad was in
358 1Sa 15:23 | des HEEREN woord verworpen hebt, zo heeft Hij u verworpen,
359 1Sa 15:26 | woord des HEEREN verworpen hebt, zo heeft u de HEERE verworpen,
360 1Sa 17:25 | de mannen Israels zeiden: Hebt gijlieden dien man wel gezien,
361 1Sa 17:28 | afgekomen, en onder wien hebt gij de weinige schapen in
362 1Sa 17:45 | Israel, Dien gij gehoond hebt. ~
363 1Sa 19:5 | ganse Israel gedaan; gij hebt het gezien, en gij zijt
364 1Sa 19:17 | Saul tot Michal: Waarom hebt gij mij alzo bedrogen en
365 1Sa 19:17 | gij mij alzo bedrogen en hebt mijn vijand laten gaan,
366 1Sa 20:8 | aan uw knecht, want gij hebt uw knecht in een verbond
367 1Sa 20:30 | den zoon van Isai verkoren hebt tot uw schande, en tot schande
368 1Sa 21:14 | de man razende is, waarom hebt gij hem tot mij gebracht? ~
369 1Sa 21:15 | dat gij dezen gebracht hebt, om voor mij te razen? Zal
370 1Sa 22:8 | allen tegen mij verbonden hebt, en niemand voor mijn oor
371 1Sa 22:13 | zeide Saul tot hem: Waarom hebt gijlieden samen u tegen
372 1Sa 22:13 | mits dat gij hem gegeven hebt brood en het zwaard, en
373 1Sa 23:21 | gij u over mij ontfermd hebt! ~
374 1Sa 24:18 | rechtvaardiger dan ik; want gij hebt mij goed vergolden, en ik
375 1Sa 24:19 | 19 En gij hebt mij heden aangewezen, dat
376 1Sa 24:19 | dat gij mij goed gedaan hebt; want de HEERE had mij in
377 1Sa 24:19 | uw hand besloten, en gij hebt mij niet gedood. ~
378 1Sa 24:20 | dien gij mij heden gemaakt hebt. ~
379 1Sa 25:6 | vrede, en alles, wat gij hebt, zij vrede! ~
380 1Sa 25:7 | gehoord, dat gij scheerders hebt; nu, de herders, die gij
381 1Sa 25:7 | nu, de herders, die gij hebt, zijn bij ons geweest; wij
382 1Sa 25:25 | gezien, die gij gezonden hebt. ~
383 1Sa 25:33 | mij te dezen dage geweerd hebt, van te komen met bloedstorting,
384 1Sa 26:15 | gelijk in Israel? Waarom dan hebt gij over uw heer, den koning,
385 1Sa 26:16 | Deze zaak, die gij gedaan hebt, is niet goed; zo waarachtig
386 1Sa 26:16 | HEEREN, geen wacht gehouden hebt! En nu, zie, waar de spies
387 1Sa 28:12 | tot Saul, zeggende: Waarom hebt gij mij bedrogen? Want gij
388 1Sa 28:15 | Samuel zeide tot Saul: Waarom hebt gij mij onrustig gemaakt,
389 1Sa 28:18 | des HEEREN niet gehoord hebt, en de hittigheid Zijns
390 1Sa 28:18 | Zijns toorns niet uitgericht hebt tegen Amalek; daarom heeft
391 1Sa 28:21 | die gij tot mij gesproken hebt. ~
392 1Sa 29:4 | wederkere, waar gij hem besteld hebt, en dat hij niet met ons
393 1Sa 29:8 | wat heb ik gedaan? Of wat hebt gij in uw knecht gevonden,
394 2Sa 1:14 | David zeide tot hem: Hoe, hebt gij niet gevreesd uw hand
395 2Sa 2:5 | deze weldadigheid gedaan hebt aan uw heer, aan Saul, en
396 2Sa 2:5 | aan uw heer, aan Saul, en hebt hem begraven. ~
397 2Sa 2:6 | dewijl gij deze zaak gedaan hebt. ~
398 2Sa 3:17 | van Israel, zeggende: Gij hebt David te voren lang tot
399 2Sa 3:24 | koning in, en zeide: Wat hebt gij gedaan? Zie, Abner is
400 2Sa 3:24 | tot u gekomen; waarom nu hebt gij hem laten gaan, dat
401 2Sa 6:22 | dienstmaagden, waarvan gij gezegd hebt, met dezelve zal ik verheerlijkt
402 2Sa 7:18 | mij tot hiertoe gebracht hebt? ~
403 2Sa 7:19 | geweest, Heere HEERE, maar Gij hebt ook over het huis Uws knechts
404 2Sa 7:21 | woords wil, en naar Uw hart hebt Gij al deze grote dingen
405 2Sa 7:23 | Gij U uit Egypte verlost hebt, de heidenen en hun goden
406 2Sa 7:24 | 24 En Gij hebt Uw volk Israel U bevestigd,
407 2Sa 7:25 | over zijn huis gesproken hebt, bestaan tot in eeuwigheid,
408 2Sa 7:25 | gelijk als Gij gesproken hebt. ~
409 2Sa 7:27 | heirscharen, Gij, God Israels! Gij hebt voor het oor Uws knechts
410 2Sa 7:28 | zullen waarheid zijn, en Gij hebt dit goede tot Uw knecht
411 2Sa 7:29 | want Gij, Heere HEERE, hebt het gesproken, en met Uw
412 2Sa 9:8 | knecht, dat gij omgezien hebt naar een doden hond, als
413 2Sa 12:9 | 9 Waarom hebt gij dan het woord des HEEREN
414 2Sa 12:9 | kwaad is in Zijn ogen? Gij hebt Uria, den Hethiet, met het
415 2Sa 12:9 | verslagen, en zijn huisvrouw hebt gij u ter vrouwe genomen;
416 2Sa 12:9 | ter vrouwe genomen; en hem hebt gij met het zwaard van de
417 2Sa 12:10 | daarom dat gij Mij veracht hebt, en de huisvrouw van Uria,
418 2Sa 12:10 | Uria, den Hethiet, genomen hebt, dat zij u ter vrouwe zij. ~
419 2Sa 12:12 | 12 Want gij hebt het in het verborgen gedaan;
420 2Sa 12:14 | vijanden des HEEREN grotelijks hebt doen lasteren, zal ook de
421 2Sa 12:21 | een ding, dat gij gedaan hebt? Om des levenden kinds wil
422 2Sa 12:21 | Om des levenden kinds wil hebt gij gevast en geweend; maar
423 2Sa 12:21 | is, zijt gij opgestaan en hebt brood gegeten. ~
424 2Sa 13:16 | dat gij bij mij gedaan hebt; maar hij wilde naar haar
425 2Sa 14:13 | En de vrouw zeide: Waarom hebt gij dan alzulks tegen Gods
426 2Sa 15:3 | goed en recht; maar gij hebt geen verhoorder van des
427 2Sa 16:8 | wiens plaats gij geregeerd hebt; nu heeft de HEERE het koninkrijk
428 2Sa 16:10 | wie zou dan zeggen: Waarom hebt gij alzo gedaan? ~
429 2Sa 18:11 | kennen gaf: Zie toch, gij hebt het gezien, waarom dan hebt
430 2Sa 18:11 | hebt het gezien, waarom dan hebt gij hem niet aldaar ter
431 2Sa 18:21 | koning aan, wat gij gezien hebt; en Cuschi boog zich voor
432 2Sa 18:22 | toch geen bekwame boodschap hebt? ~
433 2Sa 19:5 | het huis, en zeide: Gij hebt heden beschaamd het aangezicht
434 2Sa 19:28 | heer den koning; nochtans hebt gij uw knecht gezet onder
435 2Sa 19:43 | wij, meer dan gij; waarom hebt gij ons dan gering geacht,
436 2Sa 22:3 | mijn Verlosser! Van geweld hebt Gij mij verlost! ~
437 2Sa 22:36 | 36 Ook hebt Gij mij gegeven het schild
438 2Sa 22:36 | en door Uw verootmoedigen hebt Gij mij groot gemaakt. ~
439 2Sa 22:37 | 37 Gij hebt mijn voetstap ruim gemaakt
440 2Sa 22:44 | 44 Ook hebt Gij mij uitgeholpen van
441 2Sa 22:44 | twisten mijns volks, Gij hebt mij bewaard tot een hoofd
442 1Kon 1:6 | dagen, zeggende: Waarom hebt gij alzo gedaan? En ook
443 1Kon 1:11 | moeder van Salomo, zeggende: Hebt gij niet gehoord, dat Adonia,
444 1Kon 1:13 | koning David, en zeg tot hem: Hebt gij niet, mijn heer koning,
445 1Kon 1:17 | tot hem: Mijn heer! gij hebt uw dienstmaagd bij den HEERE,
446 1Kon 1:24 | zeide: Mijn heer koning! hebt gij gezegd: Adonia zal na
447 1Kon 1:27 | den koning geschied? En hebt gij uw knecht niet bekend
448 1Kon 1:45 | geroep, dat gij gehoord hebt. ~
449 1Kon 2:26 | mijn vader David gedragen hebt, en omdat gij verdrukt zijt
450 1Kon 2:43 | 43 Waarom dan hebt gij den eed des HEEREN niet
451 1Kon 2:44 | mijn vader David gedaan hebt; daarom heeft de HEERE uw
452 1Kon 3:6 | 6 En Salomo zeide: Gij hebt aan Uw knecht David, mijn
453 1Kon 3:6 | des harten met U; en Gij hebt hem deze grote weldadigheid
454 1Kon 3:6 | gehouden, dat Gij hem gegeven hebt een zoon, zittende op zijn
455 1Kon 3:7 | dan, HEERE, mijn God! Gij hebt Uw knecht koning gemaakt
456 1Kon 3:8 | Uw volk, dat Gij verkoren hebt, een groot volk, hetwelk
457 1Kon 3:11 | dat gij deze zaak begeerd hebt, en niet begeerd hebt, voor
458 1Kon 3:11 | begeerd hebt, en niet begeerd hebt, voor u vele dagen, noch
459 1Kon 3:11 | dagen, noch voor u begeerd hebt rijkdom, noch begeerd hebt
460 1Kon 3:11 | hebt rijkdom, noch begeerd hebt de ziel uwer vijanden; maar
461 1Kon 3:11 | ziel uwer vijanden; maar hebt begeerd verstand voor u,
462 1Kon 3:13 | ook wat gij niet begeerd hebt, heb Ik u gegeven, beide
463 1Kon 5:8 | waarom gij tot mij gezonden hebt; ik zal al uw wil doen met
464 1Kon 8:18 | een huis te bouwen, gij hebt welgedaan, dat het in uw
465 1Kon 8:24 | mijn vader David, gehouden hebt, wat Gij tot hem gesproken
466 1Kon 8:24 | gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij gesproken, en met Uw
467 1Kon 8:25 | wat Gij tot hem gesproken hebt, zeggende: Geen man zal
468 1Kon 8:25 | gelijk als gij gewandeld hebt voor Mijn aangezicht. ~
469 1Kon 8:26 | worden, hetwelk Gij gesproken hebt tot Uw knecht, mijn vader
470 1Kon 8:29 | van dewelke Gij gezegd hebt: Mijn Naam zal daar zijn;
471 1Kon 8:34 | Gij hun vaderen gegeven hebt. ~
472 1Kon 8:36 | tot een erfenis gegeven hebt. ~
473 1Kon 8:40 | Gij onzen vaderen gegeven hebt. ~
474 1Kon 8:44 | dezer stad, die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, hetwelk
475 1Kon 8:48 | Gij hun vaderen gegeven hebt), naar deze stad, die Gij
476 1Kon 8:48 | deze stad, die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, dat ik
477 1Kon 8:51 | erfdeel, die Gij uitgevoerd hebt uit Egypteland, uit het
478 1Kon 8:53 | 53 Want Gij hebt hen U tot een erfdeel afgezonderd,
479 1Kon 8:53 | gelijk als Gij gesproken hebt door den dienst van Mozes,
480 1Kon 9:3 | aangezicht smekende gedaan hebt; Ik heb dat huis geheiligd,
481 1Kon 9:3 | geheiligd, hetwelk gij gebouwd hebt, opdat Ik Mijn Naam aldaar
482 1Kon 9:13 | broeder, die gij mij gegeven hebt? En hij noemde ze het land
483 1Kon 10:7 | mij niet aangezegd; gij hebt met wijsheid, en goed overtroffen
484 1Kon 11:11 | geschied is, dat gij niet hebt gehouden Mijn verbond en
485 1Kon 13:21 | geweest, en niet gehouden hebt het gebod, dat u de HEERE,
486 1Kon 13:22 | Maar zijt wedergekeerd, en hebt brood gegeten en water gedronken
487 1Kon 14:9 | 9 Maar kwaad gedaan hebt, doende des meer dan allen,
488 1Kon 14:9 | en henengegaan zijt, en hebt u andere goden en gegotene
489 1Kon 14:9 | tot toorn te verwekken, en hebt Mij achter uw rug geworpen; ~
490 1Kon 16:2 | gesteld heb, en gij gewandeld hebt in den weg van Jerobeam,
491 1Kon 16:2 | Jerobeam, en Mijn volk Israel hebt doen zondigen, Mij tot toorn
492 1Kon 17:20 | zeide: HEERE, mijn God, hebt Gij dan ook deze weduwe,
493 1Kon 17:20 | dat Gij haar zoon gedood hebt? ~
494 1Kon 18:18 | geboden des HEEREN verlaten hebt en de Baals nagevolgd zijt. ~
495 1Kon 18:37 | hart achterwaarts omgewend hebt.
496 1Kon 20:9 | eerst tot uw knecht gezonden hebt, zal ik doen; maar deze
497 1Kon 20:13 | zeide: Zo zegt de HEERE: Hebt gij gezien al deze grote
498 1Kon 20:40 | hem: Zo is uw oordeel; gij hebt zelf het geveld. ~
499 1Kon 20:42 | verbannen heb, uit de hand hebt laten gaan, zo zal uw ziel
500 1Kon 21:10 | getuigen, zeggende: Gij hebt God en den koning gezegend;
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1759 |