Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
epafroditus 2
epenetus 1
epikureische 1
er 1757
eran 1
eranieten 1
erastus 3
Frequency    [«  »]
1807 had
1805 heb
1759 hebt
1757 er
1732 door
1670 wat
1627 volk

Bijbel

IntraText - Concordances

er

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1757

     Book Chapter: Verse
1 Gen 1:14 | 14 En God zeide: Dat er lichten zijn in het uitspansel 2 Gen 2:5 | regenen op de aarde, en er was geen mens geweest, om 3 Gen 4:7 | 7 Is er niet, indien gij weldoet, 4 Gen 6:4 | 4 In die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook 5 Gen 7:9 | 9 Kwamen er twee en twee tot Noach in 6 Gen 7:15 | geest des levens was, kwamen er twee en twee tot Noach in 7 Gen 7:16 | 16 En die er kwamen, die kwamen mannetje 8 Gen 9:11 | worden uitgeroeid; en dat er geen vloed meer zal zijn, 9 Gen 12:10 | 10 En er was honger in dat land; 10 Gen 13:7 | 7 En er was twist tussen de herders 11 Gen 14:13 | 13 Toen kwam er een, die ontkomen was, en 12 Gen 17:24 | 24 Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in 13 Gen 17:28 | haar niet verderven, zo Ik er vijf en veertig zal vinden. ~ 14 Gen 17:31 | Heere; misschien zullen er twintig gevonden worden! 15 Gen 17:32 | spreke: misschien zullen er tien gevonden worden. En 16 Gen 18:28 | vlakte; en hij zag, en ziet, er ging een rook van het land 17 Gen 18:31 | jongste: Onze vader is oud, en er is geen man in dit land, 18 Gen 20:26 | niet aangezegd, en ik heb er ook niet van gehoord, dan 19 Gen 23:23 | het mij toch te kennen; is er ook ten huize uws vaders 20 Gen 23:25 | zij tot hem gezegd: Ook is er stro en veel voeders bij 21 Gen 24:1 | 1 En er was honger in dat land, 22 Gen 27:2 | En hij zag toe, en ziet, er was een put in het veld; 23 Gen 27:2 | put in het veld; en ziet, er waren drie kudden schapen 24 Gen 27:2 | drenkten zij de kudden; en er was een grote steen op den 25 Gen 27:46 | 11 Toen zeide Lea: Er komt een hoop! en zij noemde 26 Gen 28:14 | Lea, en zeiden tot hem: Is er nog voor ons een deel of 27 Gen 29:4 | gewoond bij Laban, en heb er tot nu toe vertoefd; ~ 28 Gen 32:16 | reisden van Beth-El; en er was nog een kleine streek 29 Gen 34:24 | doch de kuil was ledig; er was geen water in. ~ 30 Gen 34:30 | en zeide: De jongeling is er niet; en ik, waar zal ik 31 Gen 35:3 | en hij noemde zijn naam Er. ~ 32 Gen 35:6 | Juda nu nam een vrouw voor Er, zijn eerstgeborene, en 33 Gen 35:7 | 7 Maar Er, de eerstgeborene van Juda, 34 Gen 36:8 | geen kennis met mij, wat er in het huis is; en al wat 35 Gen 36:31 | hebben een droom gedroomd, en er is niemand, die hem uitlegge. 36 Gen 37:8 | vertelde hun zijn droom; maar er was niemand, die ze aan 37 Gen 37:15 | heb een droom gedroomd, en er is niemand, die hem uitlegge; 38 Gen 37:24 | den tovenaars gezegd; maar er was niemand, die het mij 39 Gen 37:29 | zeven aankomende jaren, zal er grote overvloed in het ganse 40 Gen 37:30 | 30 Maar na dezelve zullen er opstaan zeven jaren des 41 Gen 37:39 | heeft verkondigd, zo is er niemand zo verstandig en 42 Gen 37:50 | twee zonen geboren, eer er een jaar des hongers aankwam, 43 Gen 37:54 | als Jozef gezegd had. En er was honger in al de landen; 44 Gen 38:1 | 1 Toen Jakob zag, dat er koren in Egypte was, zo 45 Gen 38:2 | Ziet, ik heb gehoord, dat er koren in Egypte is; trekt 46 Gen 38:36 | mij van kinderen! Jozef is er niet, en Simeon is er niet; 47 Gen 38:36 | is er niet, en Simeon is er niet; nu zult gij Benjamin 48 Gen 40:27 | weet, dat mijn huisvrouw er mij twee gebaard heeft. ~ 49 Gen 40:31 | hij ziet, dat de jongeling er niet is, dat hij sterven 50 Gen 41:1 | man van mij uitgaan! En er stond niemand bij hem, als 51 Gen 41:6 | het midden des lands; en er zijn nog vijf jaren, in 52 Gen 41:11 | aldaar onderhouden; want er zullen nog vijf jaren des 53 Gen 42:12 | 12 En de zonen van Juda: Er, en Onan, en Sela, en Perez, 54 Gen 42:12 | en Perez, en Zerah. Doch Er en Onan waren gestorven 55 Gen 43:4 | dit land te wonen; want er is geen weide voor de schapen, 56 Gen 43:6 | wonen, en zo gij weet, dat er onder hen kloeke mannen 57 Gen 43:13 | 13 En er was geen brood in het ganse 58 Gen 43:18 | gekomen aan mijn heer, zo is er niets anders overgebleven 59 Exo 1:1 | zijn, met Jakob; zij kwamen er in, elk met zijn huis. ~ 60 Exo 1:10 | vermenigvuldige, en het geschiede, als er enige krijg voorvalt, dat 61 Exo 2:12 | gindswaarts; en toen hij zag, dat er niemand was, zo versloeg 62 Exo 4:2 | HEERE zeide tot hem: Wat is er in uw hand? En hij zeide: 63 Exo 5:13 | op zijn dag, gelijk toen er stro was. ~ 64 Exo 7:19 | dat zij bloed worden; en er zij bloed in het ganse Egypteland, 65 Exo 7:21 | niet drinken konden; en er was bloed in het ganse Egypteland. ~ 66 Exo 8:6 | de wateren van Egypte, en er kwamen vorsen op en bedekten 67 Exo 8:10 | woord, opdat gij weet, dat er niemand is, gelijk de HEERE, 68 Exo 8:15 | 15 Toen nu Farao zag, dat er verademing was, verzwaarde 69 Exo 8:17 | sloeg het stof der aarde, en er werden vele luizen aan de 70 Exo 8:24 | En de HEERE deed alzo; en er kwam een zware vermenging 71 Exo 8:31 | knechten, en van zijn volk; er bleef niet een over. ~ 72 Exo 9:4 | vee der Egyptenaren, dat er niets sterve van al wat 73 Exo 9:7 | 7 En Farao zond er heen, en ziet, van het vee 74 Exo 9:10 | naar den hemel; toen werden er zweren, uitbrekende met 75 Exo 9:14 | volk, opdat gij weet, dat er niemand is gelijk Ik, op 76 Exo 9:22 | hand uit naar den hemel, en er zal hagel zijn in het ganse 77 Exo 9:24 | 24 En er was hagel, en vuur in het 78 Exo 10:10 | trekken laten: ziet toe, want er is kwaad voor ulieder aangezicht! ~ 79 Exo 10:14 | geweest, en na dezen zullen er zulke niet wezen; ~ 80 Exo 10:15 | hagel had over gelaten; en er bleef niets groens aan de 81 Exo 10:19 | wierp ze in de Schelfzee; er bleef niet een sprinkhaan 82 Exo 10:21 | hand uit naar den hemel, en er zal duisternis komen over 83 Exo 10:22 | uitstrekte naar den hemel, werd er een dikke duisternis in 84 Exo 10:23 | zagen de een de ander niet; er stond ook niemand op van 85 Exo 10:26 | vee zal ook met ons gaan, er zal niet een klauw achterblijven; 86 Exo 11:6 | 6 En er zal een groot geschrei zijn 87 Exo 12:13 | ulieden voorbij gaan; en er zal geen plaag onder ulieden 88 Exo 12:16 | En op den eersten dag zal er een heilige verzameling 89 Exo 12:16 | hebben op den zevenden dag; er zal geen werk op denzelven 90 Exo 12:19 | 19 Dat er zeven dagen lang geen zuurdesem 91 Exo 12:30 | en al de Egyptenaars; en er was een groot geschrei in 92 Exo 12:30 | geschrei in Egypte; want er was geen huis, waarin niet 93 Exo 12:45 | uitlander noch huurling zal er van eten. ~ 94 Exo 13:7 | niet gezien worden, ja, er zal geen zuurdeeg bij u 95 Exo 14:11 | Hebt gij ons daarom, omdat er in Egypte gans geen graven 96 Exo 14:28 | nagevolgd was in de zee; er bleef niet een van hen over. ~ 97 Exo 16:13 | geschiedde aan den avond, dat er kwakkelen opkwamen, en het 98 Exo 16:20 | den morgen. Toen wiesen er wormen in, en het werd stinkende; 99 Exo 16:24 | had; en het stonk niet, en er was geen worm in. ~ 100 Exo 17:4 | Wat zal ik dit volk doen? Er feilt niet veel aan, of 101 Exo 17:6 | rotssteen slaan, zo zal er water uitgaan, dat het volk 102 Exo 19:16 | toen het morgen was, dat er op den berg donderen en 103 Exo 21:23 | 23 Maar indien er een dodelijk verderf zal 104 Exo 23:26 | 26 Er zal geen misdrachtige, noch 105 Exo 25:15 | der ark zijn; zij zullen er niet uitgetogen worden. ~ 106 Exo 26:3 | 3 Er zullen vijf gordijnen samengevoegd 107 Exo 26:3 | de andere; wederom zullen er vijf gordijnen samengevoegd 108 Exo 26:20 | 20 Er zullen ook twintig berderen 109 Exo 27:14 | 14 Alzo dat er vijftien ellen der behangselen 110 Exo 28:34 | 34 Dat er een gouden schelletje, daarna 111 Exo 29:34 | 34 En indien er wat overblijven zal van 112 Exo 32:17 | zo zeide hij tot Mozes: Er is een krijgsgeschrei in 113 Exo 32:24 | het vuur, en dit kalf is er uit gekomen. ~ 114 Exo 32:28 | het woord van Mozes; en er vielen van het volk, op 115 Exo 33:17 | zo zeide hij tot Mozes: Er is een krijgsgeschrei in 116 Exo 33:24 | het vuur, en dit kalf is er uit gekomen. ~ 117 Exo 33:28 | het woord van Mozes; en er vielen van het volk, op 118 Exo 34:21 | HEERE zeide verder: Zie, er is een plaats bij Mij; daar 119 Exo 34:26 | zal met u opklimmen; dat er ook niemand gezien worde 120 Exo 36:7 | werk, dat te maken was; ja, er was over. ~ 121 Exo 36:30 | 30 Alzo waren er acht berderen met hun zilveren 122 Exo 38:27 | 27 En er waren honderd talenten zilver, 123 Exo 39:26 | 26 Dat er een schelletje, daarna een 124 Exo 40:38 | bij dag, en het vuur was er bij nacht op, voor de ogen 125 Lev 14:35 | Het schijnt mij, alsof er een plaag in het huis ware. ~ 126 Lev 20:6 | 6 Wanneer er een ziel is, die zich tot 127 Lev 20:9 | 9 Als er iemand is, die zijn vader 128 Lev 22:70 | op den eersten dag zal er rust zijn, en op den achtsten 129 Lev 22:70 | op den achtsten dag zal er rust zijn. ~ 130 Lev 23:10 | 10 En er ging de zoon ener Israelietische 131 Lev 24:48 | zal verkocht hebben, zal er lossing voor hem zijn; een 132 Lev 24:52 | 52 En indien er nog weinige van die jaren 133 Num 4:25 | en het dassendeksel, dat er bovenop is, en het deksel 134 Num 8:19 | verzoening te doen, dat er geen plage zij onder de 135 Num 9:6 | 6 Toen waren er lieden geweest, die over 136 Num 9:16 | denzelven, en des nachts was er een gedaante des vuurs. ~ 137 Num 11:6 | Maar nu is onze ziel dor, er is niet met al, behalve 138 Num 12:6 | Hoort nu Mijn woorden! Zo er een profeet onder u is, 139 Num 13:20 | het vet zij of mager, of er bomen in zijn of niet; en 140 Num 17:3 | Levi; want een staf zal er zijn voor het hoofd van 141 Num 18:3 | Levi; want een staf zal er zijn voor het hoofd van 142 Num 18:18 | wacht des altaars; opdat er geen verbolgenheid meer 143 Num 19:5 | wacht des altaars; opdat er geen verbolgenheid meer 144 Num 20:2 | 2 En er was geen water voor de vergadering; 145 Num 20:5 | van granaatappelen; ook is er geen water om te drinken. ~ 146 Num 20:11 | tweemaal met zijn staf; en er kwam veel waters uit, zodat 147 Num 21:6 | die beten het volk; en er stierf veel volks van Israel. ~ 148 Num 21:28 | 28 Want er is een vuur uitgegaan uit 149 Num 21:32 | dreef de Amorieten, die er waren, uit de bezitting. ~ 150 Num 22:5 | te roepen, zeggende: Zie, er is een volk uit Egypte getogen; 151 Num 22:11 | 11 Zie, er is een volk uit Egypte getogen, 152 Num 23:23 | 23 Want er is geen toverij tegen Jakob 153 Num 24:7 | 7 Er zal water uit zijn emmeren 154 Num 24:17 | aanschouw Hem, maar niet nabij. Er zal een ster voortkomen 155 Num 24:17 | voortkomen uit Jakob, en er zal een scepter uit Israel 156 Num 24:19 | 19 En er zal een uit Jakob heersen, 157 Num 26:19 | De zonen van Juda waren Er en Onan; maar Er en Onan 158 Num 26:19 | Juda waren Er en Onan; maar Er en Onan stierven in het 159 Num 26:65 | gewisselijk zouden sterven; en er was niemand van hen overgebleven, 160 Deu 1:46 | naar de dagen, dat gij er bleeft. ~  ~  ~ 161 Deu 2:36 | ook tot Gilead toe, was er geen stad, die voor ons 162 Deu 3:4 | dier tijd al zijn steden; er was geen stad, die wij van 163 Deu 3:24 | sterke hand; want wat God is er in den hemel en op de aarde, 164 Deu 4:7 | 7 Want wat groot volk is er, hetwelk de goden zo nabij 165 Deu 4:8 | 8 En wat groot volk is er, dat zo rechtvaardige inzettingen 166 Deu 4:11 | aan het midden des hemels; er was duisternis, wolken en 167 Deu 4:22 | niet gaan; maar gij zult er overgaan, en datzelve goede 168 Deu 4:35 | dat de HEERE die God is; er is niemand meer dan Hij 169 Deu 5:26 | 26 Want wie is er van alle vlees, die de stem 170 Deu 7:14 | zijn boven alle volken; er zal onder u noch man noch 171 Deu 9:5 | oprechtheid uws harten, komt gij er henen in, om hun land te 172 Deu 11:17 | den hemel toesluite, dat er geen regen zij, en het aardrijk 173 Deu 12:11 | 11 Dan zal er een plaats zijn, die de 174 Deu 13:13 | 13 Er zijn mannen, Belials-kinderen, 175 Deu 13:17 | 17 Ook zal er niets van het verbannene 176 Deu 15:4 | 4 Alleenlijk, omdat er geen bedelaar onder u zal 177 Deu 15:7 | 7 Wanneer er onder u een arme zal zijn, 178 Deu 16:4 | 4 Er zal bij u in zeven dagen 179 Deu 19:11 | 11 Maar wanneer er iemand zijn zal, die zijn 180 Deu 22:23 | 23 Wanneer er een jonge dochter zal zijn, 181 Deu 22:27 | ondertrouwde jonge dochter riep, en er was niemand, die haar verloste. ~ 182 Deu 23:17 | 17 Er zal geen hoer zijn onder 183 Deu 23:17 | dochteren van Israel; en er zal geen schandjongen zijn 184 Deu 25:1 | 1 Wanneer er tussen lieden twist zal 185 Deu 25:3 | hem doen slaan, hij zal er niet toedoen; opdat niet 186 Deu 28:29 | beroofd zijn alle dagen, en er zal geen verlosser zijn. ~ 187 Deu 28:68 | tot dienstmaagden; maar er zal geen koper zijn. ~ 188 Deu 32:12 | hem de HEERE alleen, en er was geen vreemd god met 189 Deu 32:28 | raadslagen verloren gaat, en er is geen verstand in hen. ~ 190 Deu 32:38 | opstaan en u helpen, dat er verberging voor u zij. ~ 191 Deu 32:39 | Ik versla en Ik heel; en er is niemand, die uit Mijn 192 Deu 32:42 | van het hoofd af zullen er wraken des vijands zijn. ~ 193 Deu 33:26 | 26 Niemand is er gelijk God, o Jeschurun! 194 Deu 34:10 | 10 En er stond geen profeet meer 195 Joz 2:4 | verborgen; en zeide aldus: Er zijn mannen tot mij gekomen, 196 Joz 2:11 | zo versmolt ons hart, en er bestaat geen moed meer in 197 Joz 3:4 | 4 Dat er nochtans ruimte zij tussen 198 Joz 4:13 | toegeruste krijgsmannen trokken er voor het aangezicht des 199 Joz 4:23 | uitdrogen, totdat gijlieden er waart doorgegaan; gelijk 200 Joz 5:1 | zo versmolt hun hart, en er was geen moed meer in hen, 201 Joz 5:5 | 5 Want al het volk, dat er uittoog, was besneden; maar 202 Joz 5:13 | ophief, en zag toe, en ziet, er stond een Man tegenover 203 Joz 6:1 | van de kinderen Israels; er ging niemand uit, en er 204 Joz 6:1 | er ging niemand uit, en er ging niemand in.) ~ 205 Joz 6:10 | horen, en geen woord zal er uit uw mond uitgaan, tot 206 Joz 6:23 | verspieders, daarin en brachten er Rachab uit, en haar vader, 207 Joz 7:3 | volk niet optrekke, dat er omtrent twee duizend mannen, 208 Joz 7:13 | HEERE, de God van Israel: Er is een ban in het midden 209 Joz 8:11 | tegen het noorden van Ai; en er was een dal tussen hem en 210 Joz 8:17 | 17 En er werd niet een man overgelaten, 211 Joz 10:11 | zij stierven; daar waren er meer, die van de hagelstenen 212 Joz 10:14 | 14 En er was geen dag aan dezen gelijk, 213 Joz 11:11 | zwaards, die verbannende; er bleef niets over, dat adem 214 Joz 11:15 | alzo deed Jozua; hij deed er niet een woord af van alles, 215 Joz 11:19 | 19 Er was geen stad, die vrede 216 Joz 11:22 | 22 Er bleef niemand van de Enakieten 217 Joz 13:1 | geworden, welbedaagd, en er is zeer veel lands overgebleven, 218 Joz 14:12 | Enakieten aldaar waren, en dat er grote vaste steden waren; 219 Joz 17:16 | ons niet genoegzaam zijn; er zijn ook ijzeren wagens 220 Joz 18:2 | 2 En er bleven over onder de kinderen 221 Joz 22:17 | vaderen gezworen had; en er bestond niet een man van 222 Joz 22:18 | 45 Er viel niet een woord van 223 Joz 23:20 | het verbannene, en kwam er niet een verbolgenheid over 224 Joz 24:7 | naam hunner goden, en doet er niet bij zweren, en dient 225 Joz 24:10 | Een enig man onder u zal er duizend jagen; want het 226 Joz 24:14 | en in uw ganse ziel, dat er niet een enig woord gevallen 227 Joz 24:14 | zij zijn u alle overkomen; er is van dezelve niet een 228 Ric 2:10 | vergaderd was; zo stond er een ander geslacht na hen 229 Ric 3:29 | allen strijdbare mannen, dat er niet een man ontkwam. ~ 230 Ric 4:16 | scherpte des zwaards, dat er niet overbleef tot een toe. ~ 231 Ric 4:17 | Heber, den Keniet; want er was vrede tussen Jabin, 232 Ric 4:32 | hij nieuwe goden, dan was er krijg in de poorten; werd 233 Ric 4:32 | krijg in de poorten; werd er ook een schild gezien, of 234 Ric 4:34 | over weg wandelt, spreekt er van! ~ 235 Ric 5:21 | ongezuurde koeken aan; toen ging er vuur op uit de rots, en 236 Ric 5:37 | den vloer leggen; indien er dauw op het vlies alleen 237 Ric 5:39 | met het vlies verzoeken; er zij toch droogte op het 238 Ric 6:3 | en twintig duizend, dat er tienduizend overbleven. ~ 239 Ric 6:13 | Gideon aankwam, ziet, zo was er een man, die zijn metgezel 240 Ric 6:13 | onderste boven, dat de tent er lag. ~ 241 Ric 8:36 | zeide hij tot Zebul: Zie, er komt volk af van de hoogten 242 Ric 8:40 | voor zijn aangezicht; en er vielen vele verslagenen 243 Ric 8:51 | 51 Doch er was een sterke toren in 244 Ric 12:2 | 2 En er was een man van Zora, uit 245 Ric 12:6 | tot haar man, zeggende: Er kwam een Man Gods tot mij, 246 Ric 13:3 | mitsgaders zijn moeder: Is er geen vrouw onder de dochteren 247 Ric 13:6 | bokje van een scheurt, en er was niets in zijn hand; 248 Ric 14:19 | plaats, die in Lechi is, en er ging water uit van dezelve, 249 Ric 15:17 | hart, en zeide tot haar: Er is nooit een scheermes op 250 Ric 16:1 | 1 En er was een man van het gebergte 251 Ric 16:6 | 6 In diezelve dagen was er geen koning in Israel; een 252 Ric 16:7 | 7 Nu was er een jongeling van Bethlehem-Juda, 253 Ric 17:1 | 1 In die dagen was er geen koning in Israel; en 254 Ric 17:28 | 28 En er was niemand, die hen verloste; 255 Ric 18:1 | geschiedde ook in die dagen, als er geen koning was in Israel, 256 Ric 18:1 | koning was in Israel, dat er een Levietisch man was, 257 Ric 18:15 | een straat der stad, want er was niemand, die hen in 258 Ric 18:18 | het huis des HEEREN; en er is niemand, die mij in huis 259 Ric 18:19 | die bij uw knechten is; er is aan geen ding gebrek. ~ 260 Ric 19:44 | 44 En er vielen van Benjamin achttien 261 Ric 20:3 | geschied in Israel, dat er heden een stam van Israel 262 Ric 20:5 | kinderen Israels zeiden: Wie is er, die niet is opgekomen in 263 Ric 20:5 | Israel tot den HEERE? Want er was een grote eed geschied 264 Ric 20:8 | 8 En zij zeiden: Is er iemand van de stammen van 265 Ric 20:9 | volk werd geteld, en ziet, er was niemand van de inwoners 266 Ric 20:14 | Gilead; maar alzo waren er nog niet genoeg voor hen. ~ 267 Ric 20:17 | zijn, is van Benjamin, en er moet geen stam uitgedelgd 268 Ric 20:19 | 19 Toen zeiden zij: Ziet, er is een feest des HEEREN 269 Ric 20:21 | 21 En let er op, en ziet, als de dochters 270 Ric 20:25 | 25 In die dagen was er geen koning in Israel; een 271 Rut 1:1 | zo geschiedde het, dat er honger in het land was; 272 Rut 3:12 | ik een losser ben; maar er is nog een losser, nader 273 Rut 4:4 | mij, dat ik het wete; want er is niemand, behalve gij, 274 1Sa 1:11 | de dagen zijns levens, en er zal geen scheermes op zijn 275 1Sa 2:2 | 2 Er is niemand heilig, gelijk 276 1Sa 2:2 | heilig, gelijk de HEERE; want er is niemand dan Gij, en er 277 1Sa 2:2 | er is niemand dan Gij, en er is geen rotssteen, gelijk 278 1Sa 2:27 | 27 En er kwam een man Gods tot Eli, 279 1Sa 2:31 | van uws vaders huis, dat er geen oud man in uw huis 280 1Sa 2:32 | Israel zou gedaan hebben; en er zal te genen dage een oud 281 1Sa 3:1 | was dierbaar in die dagen; er was geen openbaar gezicht. ~ 282 1Sa 4:10 | iegelijk in zijn tenten; en er geschiedde een zeer grote 283 1Sa 4:10 | zeer grote nederlaag, zodat er van Israel vielen dertig 284 1Sa 4:12 | 12 Toen liep er een Benjaminiet uit de slagorden, 285 1Sa 4:12 | klederen waren gescheurd, en er was aarde op zijn hoofd. ~ 286 1Sa 4:16 | gevloden. Hij dan zeide: Wat is er geschied, mijn zoon? ~ 287 1Sa 4:17 | aangezicht der Filistijnen, en er is ook een grote nederlaag 288 1Sa 5:11 | mijn volk niet dode; want er was een dodelijke kwelling 289 1Sa 5:11 | stad, en de hand Gods was er zeer zwaar. ~ 290 1Sa 7:14 | hand der Filistijnen; en er was vrede tussen Israel 291 1Sa 8:19 | en zij zeiden: Neen, maar er zal een koning over ons 292 1Sa 9:1 | 1 Er was nu een man van Benjamin, 293 1Sa 9:2 | jongeman, en schoon, ja, er was geen schoner man dan 294 1Sa 9:4 | Sahalim, maar zij waren er niet; verder ging hij door 295 1Sa 9:6 | zeide tot hem: Zie toch, er is een man Gods in deze 296 1Sa 9:8 | Saul verder en zeide: Zie, er vindt zich in mijn hand 297 1Sa 10:14 | toen wij zagen, dat zij er niet waren, zo kwamen wij 298 1Sa 10:24 | heeft? Want gelijk hij, is er niemand onder het ganse 299 1Sa 11:3 | landpalen van Israel; is er dan niemand, die ons verlost, 300 1Sa 11:11 | alzo verstrooid werden, dat er onder hen geen twee te zamen 301 1Sa 11:13 | 13 Maar Saul zeide: Er zal te dezen dage geen man 302 1Sa 13:2 | duizend mannen uit Israel; en er waren bij Saul twee duizend 303 1Sa 13:2 | Beth-El, en duizend waren er bij Jonathan te Gibea-Benjamins; 304 1Sa 13:19 | 19 En er werd geen smid gevonden 305 1Sa 13:22 | ten dage des strijds, dat er geen zwaard noch spies gevonden 306 1Sa 14:4 | 4 Er was nu tussen de doortochten, 307 1Sa 14:15 | 15 En er was een beving in het leger, 308 1Sa 14:20 | enen was tegen den anderen, er was een zeer groot gedruis. ~ 309 1Sa 14:21 | 21 Er waren ook Hebreen bij de 310 1Sa 14:26 | woud kwam, ziet, zo was er een honigvloed; maar niemand 311 1Sa 14:45 | als de HEERE leeft, als er een haar van zijn hoofd 312 1Sa 14:52 | 52 En er was een sterke krijg tegen 313 1Sa 17:4 | 4 Toen ging er een kampvechter uit, uit 314 1Sa 17:29 | Wat heb ik nu gedaan? Is er geen oorzaak? 315 1Sa 17:34 | schapen zijns vaders, en er kwam een leeuw en een beer, 316 1Sa 19:8 | 8 En er werd wederom krijg; en David 317 1Sa 19:16 | de boden kwamen, zo ziet, er was een beeld in het bed, 318 1Sa 19:16 | een beeld in het bed, en er was een geitenvel aan zijn 319 1Sa 20:3 | leeft, en uw ziel leeft, er is maar als een schrede 320 1Sa 20:8 | met u gebracht; maar is er een misdaad in mij, zo dood 321 1Sa 20:21 | neem hem; en kom gij, want er is vrede voor u, en er is 322 1Sa 20:21 | want er is vrede voor u, en er is geen ding, zo waarlijk 323 1Sa 20:35 | die David bestemd was; en er was een kleine jongen bij 324 1Sa 20:39 | 39 Doch de jongen wist er niets van; Jonathan en David 325 1Sa 21:3 | 3 En nu wat is er onder uw hand? Geef mij 326 1Sa 21:3 | broden in mijn hand, of wat er gevonden wordt. ~ 327 1Sa 21:4 | antwoordde David, en zeide: Er is geen gemeen brood onder 328 1Sa 21:4 | brood onder mijn hand; maar er is heilig brood, wanneer 329 1Sa 21:6 | hem dat heilige, dewijl er geen brood was dan de toonbroden, 330 1Sa 21:6 | weggenomen waren, dat men er warm brood legde, ten dage 331 1Sa 21:9 | dan dit. David nu zeide: Er is zijns gelijke niet; geef 332 1Sa 24:12 | gedood; beken en zie, dat er in mijn hand geen kwaad, 333 1Sa 25:2 | 2 En er was een man te Maon, en 334 1Sa 25:10 | wie is de zoon van Isai? Er zijn heden vele knechten, 335 1Sa 25:13 | vierhonderd man, en daar bleven er tweehonderd bij het gereedschap. ~ 336 1Sa 25:21 | woestijn heeft, alzo dat er niets van alles, wat hij 337 1Sa 26:12 | en zij gingen heen; en er was niemand, die het zag, 338 1Sa 26:12 | zij sliepen allen; want er was een diepe slaap des 339 1Sa 26:13 | des bergs van verre, dat er een grote plaats tussen 340 1Sa 26:18 | gedaan, en wat kwaad is er in mijn hand? ~ 341 1Sa 28:14 | gedaante? En zij zeide: Er komt een oud man op, en 342 1Sa 28:20 | woorden van Samuel; ook was er geen kracht in hem; want 343 1Sa 28:22 | u zetten, en eet; zo zal er kracht in u zijn, dat gij 344 1Sa 30:4 | op, en weenden, tot dat er geen kracht meer in hen 345 1Sa 30:17 | hunlieder anderen dag; en er ontkwam niet een man van 346 2Sa 1:4 | strijd gevloden was, en dat er ook velen van het volk gevallen 347 2Sa 2:17 | 17 En er was op dienzelfden dag een 348 2Sa 2:30 | verzamelde het ganse volk. En er werden van Davids knechten 349 2Sa 2:31 | driehonderd en zestig mannen waren er dood gebleven. ~ 350 2Sa 3:1 | 1 En er was een lange krijg tussen 351 2Sa 3:29 | ganse huis zijns vaders; en er worde van het huis van Joab 352 2Sa 3:35 | God doe mij zo, en doe er zo toe, indien ik voor het 353 2Sa 7:22 | Gij groot, HEERE God! Want er is niemand gelijk Gij, en 354 2Sa 7:22 | is niemand gelijk Gij, en er is geen God dan alleen Gij, 355 2Sa 8:18 | 18 Er was ook Benaja, zoon van 356 2Sa 9:1 | 1 En David zeide: Is er nog iemand die overgebleven 357 2Sa 9:3 | 3 En de koning zeide: Is er nog iemand van het huis 358 2Sa 9:3 | zeide Ziba tot den koning: Er is nog een zoon van Jonathan, 359 2Sa 11:17 | met Joab streden, vielen er van het volk, van Davids 360 2Sa 11:24 | muur af op uw knechten, dat er van des konings knechten 361 2Sa 12:1 | inkwam, zeide hij tot hem: Er waren twee mannen in een 362 2Sa 13:16 | Toen zeide zij tot hem: Er zijn geen oorzaken om mij 363 2Sa 13:28 | zijn jongens, zeggende: Let er nu op, als Amnons hart vrolijk 364 2Sa 13:30 | des konings geslagen, en er is niet een van hen overgelaten. ~ 365 2Sa 13:32 | dood; want bij Absalom is er op toegelegd, van den dag 366 2Sa 13:34 | op, en zag toe, en ziet, er kwam veel volks van den 367 2Sa 14:6 | twistten in het veld, en er was geen scheider tussen 368 2Sa 14:11 | als de HEERE leeft, indien er een van de haren uws zoons 369 2Sa 14:25 | 25 Nu was er in gans Israel geen man 370 2Sa 14:25 | zijn hoofdschedel toe was er geen gebrek in hem. ~ 371 2Sa 14:32 | aangezicht des konings zien; is er dan nog een misdaad in mij, 372 2Sa 15:11 | 11 En er gingen met Absalom van Jeruzalem 373 2Sa 15:13 | 13 Toen kwam er een boodschapper tot David, 374 2Sa 15:14 | en laat ons vlieden, want er zou voor ons geen ontkomen 375 2Sa 15:28 | velden der woestijn, totdat er een woord van ulieden kome, 376 2Sa 17:9 | het zal geschieden, als er in het eerst sommigen onder 377 2Sa 17:9 | horen, alsdan zal zeggen: Er is een slag geschied onder 378 2Sa 17:12 | op den aardbodem valt; en er zal van hem, en van al de 379 2Sa 17:22 | het morgenlicht ontbrak er niet tot een toe, die niet 380 2Sa 18:13 | worden; ook gij zelf zoudt er u van tegenover stellen. ~ 381 2Sa 18:24 | ogen op, en zag, en ziet, er liep een man alleen. ~ 382 2Sa 18:25 | Indien hij alleen is, zo is er een boodschap in zijn mond; 383 2Sa 18:26 | poortier en zeide: Zie, er loopt nog een man alleen. 384 2Sa 19:7 | als gij niet uitgaat, zo er een man dezen nacht bij 385 2Sa 19:13 | God doe mij zo, en doe er zo toe, zo gij niet krijgsoverste 386 2Sa 20:11 | staan, en hij zeide: Wie is er, die lust heeft aan Joab, 387 2Sa 20:11 | heeft aan Joab, en wie is er, die voor David is, die 388 2Sa 21:1 | 1 En er was in Davids dagen een 389 2Sa 21:10 | begin van den oogst, totdat er water op hen drupte van 390 2Sa 21:18 | het geschiedde daarna, dat er wederom een krijg was te 391 2Sa 21:19 | 19 Voorts was er nog een krijg te Gob tegen 392 2Sa 21:20 | 20 Nog was er ook een krijg te Gath; en 393 2Sa 21:20 | ook een krijg te Gath; en er was een zeer lang man, die 394 2Sa 22:42 | 42 Zij zagen uit, maar er was geen verlosser; naar 395 2Sa 23:3 | heeft tot mij gesproken: Er zal zijn een Heerser over 396 2Sa 24:13 | die u vervolgen? Of dat er drie dagen pestilentie in 397 2Sa 24:15 | den gezetten tijd toe; en er stierven van het volk, van 398 1Kon 3:16 | 16 Toen kwamen er twee vrouwen, die hoeren 399 1Kon 4:34 | En van alle volken kwamen er, om de wijsheid van Salomo 400 1Kon 5:4 | van rondom rust gegeven; er is geen tegenpartijder, 401 1Kon 5:12 | tot hem gesproken had; en er was vrede tussen Hiram en 402 1Kon 7:4 | 4 Er waren drie rijen van uitzichten, 403 1Kon 7:34 | 34 En er waren vier schouderen op 404 1Kon 8:9 | 9 Er was niets in de ark, dan 405 1Kon 8:23 | HEERE, God van Israel, er is geen God, gelijk Gij, 406 1Kon 8:35 | hemel zal gesloten zijn, dat er geen regen is, omdat zij 407 1Kon 8:37 | 37 Als er honger in het land wezen 408 1Kon 8:37 | het land wezen zal, als er pest wezen zal, als er brandkoren, 409 1Kon 8:37 | als er pest wezen zal, als er brandkoren, honigdauw, sprinkhanen, 410 1Kon 8:46 | tegen U (want geen mens is er, die niet zondigt), en Gij 411 1Kon 8:56 | Niet een enig woord is er gevallen van al Zijn goede 412 1Kon 10:3 | haar woorden; geen ding was er verborgen voor den koning, 413 1Kon 10:10 | den koning Salomo gaf, is er nooit meer in menigte gekomen. 414 1Kon 10:21 | gesloten goud; geen zilver was er aan; want het werd in de 415 1Kon 13:25 | 25 En ziet, er gingen lieden voorbij, en 416 1Kon 14:24 | 24 Er waren ook schandjongens 417 1Kon 14:30 | 30 En er was krijg tussen Rehabeam 418 1Kon 15:6 | 6 En er was krijg geweest tussen 419 1Kon 15:7 | kronieken der koningen van Juda? Er was ook krijg tussen Abiam 420 1Kon 15:16 | 16 En er was krijg tussen Asa en 421 1Kon 15:19 | 19 Er is een verbond tussen mij 422 1Kon 15:32 | 32 En er was oorlog tussen Asa en 423 1Kon 18:10 | HEERE, uw God, leeft, zo er een volk of koninkrijk is, 424 1Kon 18:26 | Baal, antwoord ons! Maar er was geen stem en geen antwoorder. 425 1Kon 18:29 | spijsoffer zou offeren; maar er was geen stem, en geen antwoorder, 426 1Kon 18:41 | Trek op, eet en drink; want er is een geruis van een overvloedigen 427 1Kon 18:43 | op, en zag uit, en zeide: Er is niets. Toen zeide hij: 428 1Kon 18:45 | wolken en wind zwart werd; en er kwam een grote regen; en 429 1Kon 20:40 | daar doende was, dat hij er niet was. Toen zeide de 430 1Kon 21:25 | 25 Doch er was niemand geweest gelijk 431 1Kon 22:1 | zaten drie jaren stil, dat er geen krijg was tussen Syrie 432 1Kon 22:8 | van Israel tot Josafat: Er is nog een man, om door 433 1Kon 22:36 | 36 En er ging een uitroeping door 434 1Kon 22:48 | 48 Toen was er geen koning in Edom, maar 435 2Kon 1:3 | spreek tot hen: Is het, omdat er geen God in Israel is, dat 436 2Kon 1:6 | de HEERE: Is het, omdat er geen God in Israel is, dat 437 2Kon 1:16 | te vragen (is het, omdat er geen God in Israel is, om 438 2Kon 2:8 | verdeeld; en zij beiden gingen er door op het droge. ~ 439 2Kon 2:11 | sprekende, ziet, zo was er een vurige wagen met vurige 440 2Kon 2:14 | verdeeld, en Elisa ging er door. ~ 441 2Kon 2:16 | zeiden tot hem: Zie nu, er zijn bij uw knechten vijftig 442 2Kon 2:20 | een nieuwe schaal, en legt er zout in. En zij brachten 443 2Kon 2:21 | dit water gezond gemaakt, er zal geen dood noch onvruchtbaarheid 444 2Kon 3:20 | het spijsoffer offert, dat er, ziet, water door den weg 445 2Kon 4:3 | naburen ledige vaten; maak er niet weinig te hebben. ~ 446 2Kon 4:6 | maar hij zeide tot haar: Er is geen vat meer. En de 447 2Kon 4:13 | deze zorgvuldigheid; wat is er voor u te doen? Is er iets 448 2Kon 4:13 | is er voor u te doen? Is er iets om voor u te spreken 449 2Kon 4:14 | Toen had hij gezegd: Wat is er dan voor haar te doen? En 450 2Kon 4:31 | aangezicht van den jongen; doch er was geen stem, noch opmerking. 451 2Kon 4:38 | weder te Gilgal kwam, zo was er honger in dat land, en de 452 2Kon 4:39 | 39 Toen ging er een uit in het veld, om 453 2Kon 4:41 | dat zij eten. Toen was er niets kwaads in den pot. ~ 454 2Kon 4:42 | 42 En er kwam een man van Baal-Salisa, 455 2Kon 5:2 | 2 En er waren benden uit Syrie getogen, 456 2Kon 5:8 | komen, zo zal hij weten, dat er een profeet in Israel is. ~ 457 2Kon 5:15 | zeide: Zie, nu weet ik, dat er geen God is op de ganse 458 2Kon 6:2 | daar een plaats maken, om er te wonen. En hij zeide: 459 2Kon 6:3 | 3 En er zeide een: Het believe u 460 2Kon 6:25 | 25 En er werd grote honger in Samaria; 461 2Kon 7:3 | 3 Er waren nu vier melaatse mannen 462 2Kon 7:5 | Syriers kwamen, ziet, toen was er niemand. ~ 463 2Kon 9:10 | stuk lands van Jizreel, en er zal niemand zijn, die haar 464 2Kon 10:8 | 8 En er kwam een bode, en boodschapte 465 2Kon 12:5 | verbeteren, naar alles wat er voor breuk bevonden zal 466 2Kon 13:5 | verbeteren, naar alles wat er voor breuk bevonden zal 467 2Kon 15:26 | zeer bitter was, en dat er geen opgeslotenen noch verlatenen 468 2Kon 19:18 | wegdeed van Zijn aangezicht; er bleef niets over, behalve 469 2Kon 20:20 | is een woord der lippen): Er is raad en macht tot den 470 2Kon 21:3 | tot aan de geboorte, en er is geen kracht om te baren. ~ 471 2Kon 22:13 | gevonden werd in zijn schatten; er was geen ding in zijn huis, 472 2Kon 22:15 | mijn huis is; geen ding is er in mijn schatten, dat ik 473 2Kon 22:17 | Babel weggevoerd zal worden; er zal niets overgelaten worden, 474 2Kon 24:7 | 7 Doch er werd met hen geen rekening 475 2Kon 25:22 | Want gelijk dit pascha was er geen gehouden, van de dagen 476 1Kro 1:43 | in het land van Edom, eer er een koning regeerde over 477 1Kro 2:3 | kinderen van Juda zijn: Er, en Onan, en Sela; drie 478 1Kro 2:3 | Onan, en Sela; drie zijn er hem geboren van de dochter 479 1Kro 2:3 | Sua, de Kanaanietische; en Er, de eerstgeborene van Juda, 480 1Kro 4:21 | den zoon van Juda, waren Er, de vader van Lecha, en 481 1Kro 5:22 | 22 Want er vielen vele verwonden, dewijl 482 1Kro 9:29 | 29 Want uit dezelve zijn er besteld over de vaten, en 483 1Kro 11:42 | Rubenieten; nochtans waren er dertig boven hem; ~ 484 1Kro 12:16 | 16 Er kwamen ook van de kinderen 485 1Kro 12:19 | 19 Er vielen ook van Manasse tot 486 1Kro 12:22 | 22 Want er kwamen er te dier tijd dag 487 1Kro 12:22 | 22 Want er kwamen er te dier tijd dag bij dag 488 1Kro 12:27 | Aaronieten; en met hem waren er drie duizend en zevenhonderd. ~ 489 1Kro 12:29 | want tot nog toe waren er velen van hen, die het met 490 1Kro 12:40 | klein vee in menigte; want er was blijdschap in Israel. ~  ~  491 1Kro 16:40 | en zulks naar alles, wat er geschreven staat in de wet 492 1Kro 17:20 | 20 HEERE, er is niemand gelijk Gij, en 493 1Kro 17:20 | is niemand gelijk Gij, en er is geen God behalve Gij, 494 1Kro 21:5 | 5Daarna was er nog een krijg tegen de Filistijnen, 495 1Kro 21:6 | 6Daarna was er nog een krijg te Gath; en 496 1Kro 22:14 | pestilentie in Israel; en er vielen van Israel zeventig 497 1Kro 23:14 | geen gewicht, want het is er in menigte; ik heb ook hout 498 1Kro 23:14 | en stenen bereid; doe gij er nog meer bij. ~ 499 1Kro 23:15 | 15 Ook zijn er bij u in menigte, die het 500 1Kro 24:4 | 4 Uit dezen waren er vier en twintig duizend


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1757

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License