Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
wast 8
wasvat 16
wasvaten 5
wat 1670
water 322
waterbeken 10
wateren 248
Frequency    [«  »]
1759 hebt
1757 er
1732 door
1670 wat
1627 volk
1589 ons
1541 dit

Bijbel

IntraText - Concordances

wat

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1670

     Book Chapter: Verse
501 1Sa 30:18 | 18 Alzo redde David al wat de Amalekieten genomen hadden; 502 1Sa 30:19 | den buit, ook tot alles, wat zij van hen genomen hadden; 503 1Sa 31:11 | Gilead daarvan hoorden, wat de Filistijnen Saul gedaan 504 2Sa 1:4 | Voorts zeide David tot hem: Wat is de zaak? Verhaal het 505 2Sa 3:19 | Davids oren te spreken alles, wat goed was in de ogen van 506 2Sa 3:21 | gij regeert over alles, wat uw ziel begeert. Alzo liet 507 2Sa 3:24 | den koning in, en zeide: Wat hebt gij gedaan? Zie, Abner 508 2Sa 3:25 | ja, om te weten alles, wat gij doet. ~ 509 2Sa 6:12 | huis van Obed-Edom, en al wat hij heeft, gezegend om der 510 2Sa 7:3 | koning: Ga heen, doe al wat in uw hart is, want de HEERE 511 2Sa 7:18 | ben ik, Heere HEERE, en wat is mijn huis, dat Gij mij 512 2Sa 7:20 | 20 En wat zal David nog meer tot U 513 2Sa 7:22 | alleen Gij, naar alles, wat wij met onze oren gehoord 514 2Sa 9:8 | boog hij zich, en zeide: Wat is uw knecht, dat gij omgezien 515 2Sa 9:9 | jongen, en zeide tot hem: Al wat Saul gehad heeft, en zijn 516 2Sa 9:11 | den koning: Naar alles, wat mijn heer de koning zijn 517 2Sa 10:12 | onzes Gods; de HEERE nu doe, wat goed is in Zijn ogen. ~ 518 2Sa 12:4 | die tot hem gekomen was, wat te bereiden; en hij nam 519 2Sa 12:9 | des HEEREN veracht, doende wat kwaad is in Zijn ogen? Gij 520 2Sa 12:21 | zeiden zijn knechten tot hem: Wat is dit voor een ding, dat 521 2Sa 14:5 | de koning zeide tot haar: Wat is u? En zij zeide: Zekerlijk, 522 2Sa 14:19 | kunnen afwijken van alles, wat mijn heer de koning gesproken 523 2Sa 14:20 | Gods, om te merken alles, wat op de aarde is. ~ 524 2Sa 15:15 | den koning: Naar alles, wat mijn heer de koning verkiezen 525 2Sa 16:2 | de koning zeide tot Ziba: Wat zult gij daarmede? En Ziba 526 2Sa 16:4 | het zal het uwe zijn alles wat Mefiboseth heeft. En Ziba 527 2Sa 16:10 | 10 Maar de koning zeide: Wat heb ik met u te doen, gij 528 2Sa 16:20 | Geeft onder ulieden raad, wat zullen wij doen? ~ 529 2Sa 17:5 | Archiet, en laat ons horen, wat hij ook zegt. ~ 530 2Sa 18:4 | koning tot hen: Ik zal doen, wat goed is in uw ogen. De koning 531 2Sa 18:21 | en zeg den koning aan, wat gij gezien hebt; en Cuschi 532 2Sa 18:22 | voort en zeide tot Joab: Wat het ook zij, laat mij toch 533 2Sa 18:23 | 23 Wat het ook zij, zeide hij, 534 2Sa 18:29 | afzond, maar ik weet niet wat. ~ 535 2Sa 19:18 | over te halen, en te doen, wat goed was in zijn ogen, zo 536 2Sa 19:19 | misdaad, en gedenke niet, wat uw knecht verkeerdelijk 537 2Sa 19:22 | 22 Maar David zeide: Wat heb ik met ulieden te doen, 538 2Sa 19:27 | een engel Gods; doe dan, wat goed is in uw ogen. ~ 539 2Sa 19:28 | die aan uw tafel eten; wat heb ik dan meer voor gerechtigheid, 540 2Sa 19:35 | uw knecht kunnen smaken, wat ik eet en wat ik drink? 541 2Sa 19:35 | kunnen smaken, wat ik eet en wat ik drink? Zoude ik meer 542 2Sa 19:37 | overtrekken, en doe hem, wat goed is in uw ogen. ~ 543 2Sa 19:38 | overtrekken, en ik zal hem doen, wat goed is in uw ogen; ja, 544 2Sa 19:38 | is in uw ogen; ja, alles, wat gij op mij begeren zult, 545 2Sa 21:3 | zeide tot de Gibeonieten: Wat zal ik ulieden doen, en 546 2Sa 21:4 | in Israel. En hij zeide: Wat zegt gij dan, dat ik u doen 547 2Sa 21:11 | het werd David aangezegd, wat Rizpa, de dochter van Aja, 548 2Sa 21:14 | vader Kis, en deden alles, wat de koning geboden had. Alzo 549 2Sa 24:13 | zij? Merk nu, en zie toe, wat antwoord ik Dien zal wederbrengen, 550 2Sa 24:17 | onrecht gehandeld, maar wat hebben deze schapen gedaan? 551 2Sa 24:22 | de koning neme en offere, wat goed is in zijn ogen; zie, 552 1Kon 1:16| koning; en de koning zeide: Wat is u? ~ 553 1Kon 2:3 | verstandelijk handelt in al wat gij doen zult, en al waarheen 554 1Kon 2:5 | 5 Zo weet gij ook, wat Joab, de zoon van Zeruja, 555 1Kon 2:5 | Zeruja, mij gedaan heeft, en wat hij gedaan heeft aan de 556 1Kon 2:9 | zijt; en gij zult weten, wat gij hem doen zult, opdat 557 1Kon 3:5 | nachts en God zeide: Begeer wat Ik u geven zal. ~ 558 1Kon 3:13| 13 Zelfs ook wat gij niet begeerd hebt, heb 559 1Kon 4:24| had heerschappij over al wat op deze zijde der rivier 560 1Kon 5:6 | zal ik u geven, naar al wat gij zeggen zult; want gij 561 1Kon 8:24| vader David, gehouden hebt, wat Gij tot hem gesproken hadt; 562 1Kon 8:25| knecht, mijn vader David, wat Gij tot hem gesproken hebt, 563 1Kon 8:56| gegeven heeft, naar alles, wat Hij gesproken heeft! Niet 564 1Kon 9:4 | oprechtheid, om te doen naar al wat Ik u geboden heb, en Mijn 565 1Kon 9:13| 13 Daarom zeide hij: Wat zijn dat voor steden, mijn 566 1Kon 9:19| steden der ruiteren, en wat de begeerte van Salomo begeerde 567 1Kon 10:2 | Salomo, en sprak tot hem al wat in haar hart was. ~ 568 1Kon 10:13| Scheba al haar behagen, wat zij begeerde; behalve dat 569 1Kon 11:10| nawandelen; doch hij hield niet, wat de HEERE geboden had. ~ 570 1Kon 11:15| te begraven, dat hij al wat mannelijk was in Edom sloeg; ~ 571 1Kon 11:16| ganse Israel, totdat hij al wat mannelijk was in Edom uitgeroeid 572 1Kon 11:22| 22 Doch Farao zeide: Maar wat ontbreekt u bij mij, dat, 573 1Kon 11:33| in Mijn wegen, om te doen wat recht is in Mijn ogen, te 574 1Kon 11:37| gij zult regeren over al wat uw ziel zal begeren; en 575 1Kon 11:38| geschieden, zo gij horen zult al wat Ik u zal gebieden, en in 576 1Kon 11:38| wegen zult wandelen, en doen wat recht in Mijn ogen is, houdende 577 1Kon 11:41| geschiedenissen van Salomo, en al wat hij gedaan heeft, en zijn 578 1Kon 12:9 | 9 En hij zeide tot hen: Wat raadt gijlieden, dat wij 579 1Kon 12:16| weder antwoord, zeggende: Wat deel hebben wij aan David? 580 1Kon 13:12| hun vader sprak tot hen: Wat weg is hij getogen? En zijn 581 1Kon 14:3 | hij zal u te kennen geven, wat dezen jongen geschieden 582 1Kon 14:8 | navolgde, om te doen alleen wat recht is in Mijn ogen; ~ 583 1Kon 14:10| van Jerobeam uitroeien, wat mannelijk is, den beslotene 584 1Kon 14:13| graf komen, omdat in hem wat goeds voor den HEERE, den 585 1Kon 14:14| dage uitroeien zal; maar wat zal het ook nu zijn? ~ 586 1Kon 14:22| 22 En Juda deed wat kwaad was in de ogen des 587 1Kon 14:29| geschiedenissen van Rehabeam, en al wat hij gedaan heeft, zijn die 588 1Kon 15:5 | 5 Omdat David gedaan had wat recht was in de ogen des 589 1Kon 15:5 | niet geweken was van alles, wat Hij hem geboden had, al 590 1Kon 15:7 | geschiedenissen van Abiam, en alles, wat hij gedaan heeft, is dat 591 1Kon 15:11| 11 En Asa deed wat recht was in de ogen des 592 1Kon 15:23| en al zijn macht, en al wat hij gedaan heeft, en de 593 1Kon 15:26| 26 En hij deed wat kwaad was in de ogen des 594 1Kon 15:29| niets over van Jerobeam, wat adem had, totdat hij hem 595 1Kon 15:31| geschiedenissen van Nadab, en al wat hij gedaan heeft, is dat 596 1Kon 15:34| 34 En hij deed wat kwaad was in de ogen des 597 1Kon 16:5 | geschiedenissen van Baesa, en wat hij gedaan heeft, en zijn 598 1Kon 16:14| geschiedenissen van Ela, en al wat hij gedaan heeft, is dat 599 1Kon 16:19| hij gezondigd had, doende wat kwaad was in de ogen des 600 1Kon 16:25| 25 En Omri deed wat kwaad was in de ogen des 601 1Kon 16:27| geschiedenissen van Omri, wat hij gedaan heeft, en zijn 602 1Kon 16:30| den zoon van Omri, deed wat kwaad was in de ogen des 603 1Kon 17:13| uw zoon zult gij daarna wat maken. ~ 604 1Kon 17:18| 18 En zij zeide tot Elia: Wat heb ik met u te doen, gij 605 1Kon 18:9 | 9 Maar hij zeide: Wat heb ik gezondigd, dat gij 606 1Kon 18:13| mijn heer niet aangezegd, wat ik gedaan heb, als Izebel 607 1Kon 18:27| gepeins is, of omdat hij wat te doen heeft, of omdat 608 1Kon 19:1 | Achab zeide Izebel aan al wat Elia gedaan had, en allen, 609 1Kon 19:9 | tot hem, en zeide tot hem: Wat maakt gij hier, Elia? ~ 610 1Kon 19:13| kwam tot hem, die zeide: Wat maakt gij hier, Elia? ~ 611 1Kon 19:20| hem: Ga, keer weder; want wat heb ik u gedaan? ~ 612 1Kon 20:4 | koning, ik ben uwe, en al wat ik heb. ~ 613 1Kon 20:22| sterk u; en bemerk, en zie, wat gij doen zult; want met 614 1Kon 21:5 | tot hem, en sprak tot hem: Wat is dit, dat uw geest dus 615 1Kon 21:21| zal van Achab uitroeien, wat mannelijk is, mitsgaders 616 1Kon 21:26| de drekgoden; naar alles, wat de Amorieten gedaan hadden, 617 1Kon 22:24| kinnebakken; en hij zeide: Door wat weg is de geest des HEEREN 618 1Kon 22:39| geschiedenissen van Achab, en al wat hij gedaan heeft, en het 619 1Kon 22:54| God Israels, naar alles, wat zijn vader gedaan had. ~ 620 2Kon 1:5 | hem; en hij zeide tot hen: Wat is dit, dat gij wederkomt? ~ 621 2Kon 2:9 | zeide tot Elisa: Begeer wat ik u doen zal, eer ik van 622 2Kon 3:13| tot den koning van Israel: Wat heb ik met u te doen? Ga 623 2Kon 4:2 | En Elisa zeide tot haar: Wat zal ik u doen? Geef mij 624 2Kon 4:2 | doen? Geef mij te kennen, wat gij in het huis hebt. En 625 2Kon 4:13| al deze zorgvuldigheid; wat is er voor u te doen? Is 626 2Kon 4:14| 14 Toen had hij gezegd: Wat is er dan voor haar te doen? 627 2Kon 4:43| Doch zijn dienaar zeide: Wat zou ik dat aan honderd mannen 628 2Kon 5:20| hand niet genomen heeft, wat hij gebracht had; maar zo 629 2Kon 5:20| zal hem nalopen, en zal wat van hem nemen! ~ 630 2Kon 6:28| zeide de koning tot haar: Wat is u? En zij zeide: Deze 631 2Kon 6:33| kwaad is van den HEERE; wat zou ik verder op den HEERE 632 2Kon 7:3 | zeiden, de een tot den ander: Wat blijven wij hier, totdat 633 2Kon 7:12| zal u nu te kennen geven, wat de Syriers ons gedaan hebben; 634 2Kon 8:6 | haar wederhebben alles, wat het hare was, daartoe alle 635 2Kon 8:12| hij zeide: omdat ik weet, wat kwaad gij den kinderen Israels 636 2Kon 8:13| 13 En Hazael zeide: Maar wat is uw knecht, die een hond 637 2Kon 8:14| heer, die tot hem zeide: Wat heeft Elisa tot u gezegd? 638 2Kon 8:23| geschiedenissen van Joram, en alles wat hij gedaan heeft, is dat 639 2Kon 9:8 | zal van Achab uitroeien, wat mannelijk is, ook den beslotene 640 2Kon 9:18| het vrede? En Jehu zeide: Wat hebt gij met den vrede te 641 2Kon 9:19| het vrede? En Jehu zeide: Wat hebt gij met den vrede te 642 2Kon 9:22| vrede, Jehu? Maar hij zeide: Wat vrede, zo lang als de hoererijen 643 2Kon 10:5 | zijn uw knechten, en al wat gij tot ons zeggen zult, 644 2Kon 10:5 | niemand koning maken; doe wat goed is in uw ogen. ~ 645 2Kon 10:10| want de HEERE heeft gedaan, wat Hij door den dienst van 646 2Kon 10:30| gij welgedaan hebt, doende wat recht is in Mijn ogen, en 647 2Kon 10:30| Achab gedaan, naar alles, wat in Mijn hart was, zullen 648 2Kon 10:34| geschiedenissen van Jehu, en al wat hij gedaan heeft, en al 649 2Kon 11:9 | van honderd deden naar al wat de priester Jojada geboden 650 2Kon 12:5 | huis verbeteren, naar alles wat er voor breuk bevonden zal 651 2Kon 12:12| te verbeteren, en voor al wat uitgegeven werd voor het 652 2Kon 12:19| geschiedenissen van Joas, en al wat hij gedaan heeft, is dat 653 2Kon 13:5 | huis verbeteren, naar alles wat er voor breuk bevonden zal 654 2Kon 13:12| te verbeteren, en voor al wat uitgegeven werd voor het 655 2Kon 13:19| geschiedenissen van Joas, en al wat hij gedaan heeft, is dat 656 2Kon 14:8 | geschiedenissen van Joahaz, en al wat hij gedaan heeft, en al 657 2Kon 14:12| geschiedenissen van Joas, en al wat hij gedaan heeft, en zijn 658 2Kon 15:3 | David; hij deed naar alles, wat zijn vader Joas gedaan had. ~ 659 2Kon 15:15| geschiedenissen van Joas, wat hij gedaan heeft, en zijn 660 2Kon 15:28| geschiedenissen van Jerobeam, en al wat hij gedaan heeft, en zijn 661 2Kon 16:3 | ogen des HEEREN, naar al wat zijn vader Amazia gedaan 662 2Kon 16:6 | geschiedenissen van Azaria, en al wat hij gedaan heeft, zijn die 663 2Kon 16:21| geschiedenissen van Menahem, en al wat hij gedaan heeft, is dat 664 2Kon 16:26| geschiedenissen van Pekahia, en al wat hij gedaan heeft, ziet, 665 2Kon 16:31| geschiedenissen van Pekah, en al wat hij gedaan heeft, ziet, 666 2Kon 16:34| des HEEREN; naar alles, wat zijn vader Uzzia gedaan 667 2Kon 16:36| geschiedenissen van Jotham, en al wat hij gedaan heeft, is dat 668 2Kon 17:11| een altaar, naar alles, wat de koning Achaz van Damaskus 669 2Kon 17:16| priester, deed naar alles, wat de koning Achaz geboden 670 2Kon 17:19| geschiedenissen van Achaz, wat hij gedaan heeft, is dat 671 2Kon 18:11| een altaar, naar alles, wat de koning Achaz van Damaskus 672 2Kon 18:16| priester, deed naar alles, wat de koning Achaz geboden 673 2Kon 18:19| geschiedenissen van Achaz, wat hij gedaan heeft, is dat 674 2Kon 20:3 | des HEEREN, naar alles, wat zijn vader David gedaan 675 2Kon 20:12| overtreden hadden; en al wat Mozes, de knecht des HEEREN, 676 2Kon 20:14| gezondigd, keer af van mij, wat gij mij opleggen zult, zal 677 2Kon 20:19| de koning van Assyrie: Wat vertrouwen is dit, waarmede 678 2Kon 21:11| 11 Zie, gij hebt gehoord, wat de koningen van Assyrie 679 2Kon 21:29| men in dit jaar eten zal, wat van zelf gewassen is; en 680 2Kon 21:29| en in het tweede jaar, wat daarvan weder uitspruit; 681 2Kon 22:3 | volkomen hart gewandeld, en wat goed in Uw ogen is, gedaan 682 2Kon 22:13| en zijn wapenhuis, en al wat gevonden werd in zijn schatten; 683 2Kon 22:14| Hizkia, en zeide tot hem: Wat hebben die mannen gezegd, 684 2Kon 22:15| 15 En hij zeide: Wat hebben zij gezien in uw 685 2Kon 22:15| Zij hebben alles gezien, wat in mijn huis is; geen ding 686 2Kon 22:17| de dagen komen, dat al wat in uw huis is, en wat uw 687 2Kon 22:17| al wat in uw huis is, en wat uw vaderen tot dezen dage 688 2Kon 23:8 | waarnemen te doen, naar alles, wat Ik hun geboden heb, en naar 689 2Kon 23:11| heeft, erger doende dan al wat de Amorieten gedaan hebben, 690 2Kon 23:16| Juda zondigen deed, doende wat kwaad was in de ogen des 691 2Kon 23:17| geschiedenissen van Manasse, en al wat hij gedaan heeft, en zijn 692 2Kon 23:25| geschiedenissen van Amon, wat hij gedaan heeft, zijn die 693 2Kon 24:13| boeks, om te doen naar al wat voor ons geschreven is. ~ 694 2Kon 24:19| vernederd hebt, als gij hoordet, wat Ik gesproken heb tegen deze 695 2Kon 25:17| 17 Verder zeide hij: Wat is dat voor een grafteken, 696 2Kon 25:28| geschiedenissen van Josia, en al wat hij gedaan heeft, zijn die 697 2Kon 25:32| des HEEREN, naar alles, wat zijn vaderen gedaan hadden. ~ 698 2Kon 25:37| des HEEREN, naar alles, wat zijn vaders gedaan hadden. ~  ~  ~  699 2Kon 26:3 | van Manasse, naar alles, wat hij gedaan had; ~ 700 2Kon 26:5 | geschiedenissen van Jojakim, en al wat hij gedaan heeft, is dat 701 2Kon 26:7 | rivier Frath, ingenomen al wat van den koning van Egypte 702 2Kon 26:9 | des HEEREN, naar alles, wat zijn vader gedaan had. ~ 703 2Kon 26:19| des HEEREN, naar alles, wat Jojakim gedaan had. ~ 704 2Kon 27:15| wierookvaten en de sprengbekkens, wat geheel goud en wat geheel 705 2Kon 27:15| sprengbekkens, wat geheel goud en wat geheel zilver was. ~ 706 1Kro 4:10| smarte! En God liet komen, wat hij begeerde. ~ 707 1Kro 6:49| verzoening te doen, naar alles wat Mozes, de knecht Gods, geboden 708 1Kro 10:11| in Gilead hoorde alles, wat de Filistijnen Saul gedaan 709 1Kro 12:32| van de tijden, om te weten wat Israel doen moest; hun hoofden 710 1Kro 12:39| broeders hadden voor hen wat toebereid. ~ 711 1Kro 13:14| van Obed-Edom, en alles, wat hij had. ~ 712 1Kro 16:32| huppele van vreugde, met al wat daarin is. ~ 713 1Kro 16:40| avonds; en zulks naar alles, wat er geschreven staat in de 714 1Kro 17:2 | Nathan tot David: Doe alles, wat in uw hart is, want God 715 1Kro 17:16| Wie ben ik, HEERE God, en wat is mijn huis, dat Gij mij 716 1Kro 17:18| 18 Wat zal David meer bij U daartoe 717 1Kro 17:20| behalve Gij, naar alles, wat wij met onze oren gehoord 718 1Kro 20:13| onzes Gods; de HEERE nu doe, wat goed is in Zijn ogen. ~ 719 1Kro 22:12| van Israel? Zo zie nu toe, wat antwoord ik Dien zal wedergeven, 720 1Kro 22:17| heb; maar deze schapen, wat hebben die gedaan? O HEERE, 721 1Kro 22:23| mijn heer de koning doe wat goed is in zijn ogen; zie, 722 1Kro 22:24| voor den HEERE niet nemen wat uw is, dat ik een brandoffer 723 1Kro 23:7 | zeide tot Salomo: Mijn zoon, wat mij aangaat, het was in 724 1Kro 27:28| 28 Ook alles, wat Samuel, de ziener, geheiligd 725 1Kro 27:28| de zoon van Zeruja; al wat iemand geheiligd had, was 726 1Kro 29:12| een voorbeeld van alles, wat bij hem door den Geest was, 727 1Kro 30:3 | daarenboven, behalve al wat ik ten huize des heiligdoms 728 1Kro 30:11| de majesteit; want alles, wat in den hemel en op aarde 729 1Kro 30:14| 14 Want wie ben ik, en wat is mijn volk, dat wij de 730 2Kro 1:7 | Hij zeide tot hem: Begeer, wat Ik u geven zal. ~ 731 2Kro 4:6 | linkerhand, om daarin te wassen; wat ten brandoffer behoort, 732 2Kro 7:15| vader David, gehouden hebt, wat Gij tot hem gesproken hadt; 733 2Kro 7:16| knecht, mijn vader David, wat Gij tot hem gesproken hebt, 734 2Kro 7:39| uit, en vergeef Uw volk, wat zij tegen U gezondigd zullen 735 2Kro 8:11| huis des konings; en al wat in Salomo's hart gekomen 736 2Kro 8:17| heeft, en doen naar alles, wat Ik u geboden heb, en Mijn 737 2Kro 9:6 | steden der ruiteren, en wat de begeerte van Salomo begeerd 738 2Kro 10:1 | Salomo, en sprak met hem al wat in haar hart was. ~ 739 2Kro 10:12| Scheba al haar behagen, wat zij begeerde, behalve hetgeen 740 2Kro 11:9 | 9 En hij zeide tot hen: Wat raadt gijlieden, dat wij 741 2Kro 11:16| volk den koning, zeggende: Wat deel hebben wij aan David? 742 2Kro 19:23| kinnebakken, en hij zeide: Door wat weg is de Geest des HEEREN 743 2Kro 20:6 | zeide tot de richters: Ziet wat gij doet, want gij houdt 744 2Kro 21:12| komt, en wij weten niet, wat wij doen zullen; maar onze 745 2Kro 23:21| gans Juda deden naar alles, wat de priester Jojada geboden 746 2Kro 25:9 | zeide tot den man Gods: Maar wat zal men doen met de honderd 747 2Kro 26:4 | des HEEREN, naar alles, wat zijn vader Amazia gedaan 748 2Kro 27:2 | des HEEREN, naar alles, wat zijn vader Uzzia gedaan 749 2Kro 29:2 | des HEEREN, naar alles, wat zijn vader David gedaan 750 2Kro 32:13| 13 Weet gij niet, wat ik gedaan heb, en mijn vaderen 751 2Kro 32:31| verzoeken, om te weten al wat in zijn hart was. ~ 752 2Kro 34:16| bescheid weder, zeggende: Al wat in de hand uwer knechten 753 2Kro 35:21| boden tot hem, zeggende: Wat heb ik met u te doen, gij, 754 2Kro 35:21| doen, gij, koning van Juda? Wat u aangaat, ik ben heden 755 2Kro 36:21| boden tot hem, zeggende: Wat heb ik met u te doen, gij, 756 2Kro 36:21| doen, gij, koning van Juda? Wat u aangaat, ik ben heden 757 2Kro 37:8 | gruwelen, die hij deed, en wat aan hem gevonden werd, ziet, 758 Ezra 1:6 | kostelijkheden; behalve alles, wat vrijwillig gegeven werd. ~ 759 Ezra 6:8 | wordt van mij bevel gegeven, wat gijlieden doen zult aan 760 Ezra 6:9 | 9 En wat nodig is, als jonge runderen, 761 Ezra 7:18| 18 Daartoe, wat u en uw broederen goeddunken 762 Ezra 7:21| rivier zijt, dat alles, wat Ezra, de priester, de schriftgeleerde 763 Ezra 7:23| 23 Al wat naar het bevel van den God 764 Ezra 9:10| 10 En nu, wat zullen wij zeggen, o onze 765 Ezra 9:13| 13 En na alles, wat over ons gekomen is, om 766 Ezra 10:3 | dat wij al die vrouwen, en wat van haar geboren is, zullen 767 Neh 2:4 | de koning zeide tot mij: Wat verzoekt gij nu? Toen bad 768 Neh 2:10 | een mens gekomen was, om wat goeds te zoeken voor de 769 Neh 2:12 | gaf geen mens te kennen, wat mijn God in mijn hart gegeven 770 Neh 2:16 | waar ik heengegaan was, en wat ik deed; want ik had tot 771 Neh 2:19 | verachtten ons; en zij zeiden: Wat is dit voor een ding, dat 772 Neh 4:2 | heir van Samaria, en zeide: Wat doen deze amechtige Joden? 773 Neh 5:18 | 18 En wat voor een dag bereid werd, 774 Neh 5:19 | mijn God, ten goede, alles, wat ik aan dit volk gedaan heb. ~  ~ 775 Neh 7:72 | 72 En wat de overigen des volks gaven, 776 Neh 9:6 | hun heir, de aarde en al wat daarop is, de zeeen en al 777 Neh 9:6 | daarop is, de zeeen en al wat daarin is, en Gij maakt 778 Neh 9:33 | rechtvaardig, in alles, wat ons overkomen is; want Gij 779 Neh 13:17 | Juda, en zeide tot hen: Wat voor een boos ding is dit, 780 Est 1:15 | 15 Wat men naar de wet met de koningin 781 Est 2:1 | gedacht hij aan Vasthi, en wat zij gedaan had, en wat over 782 Est 2:1 | en wat zij gedaan had, en wat over haar besloten was. ~ 783 Est 6 | en wat met haar geschieden zou. ~ 784 Est 6:2 | dochter tot den koning; al wat zij zeide, werd haar gegeven, 785 Est 7 | begeerde zij niet met al, dan wat Hegai, des konings kamerling, 786 Est 16:12 | werd geschreven naar alles, wat Haman beval, aan de stadhouders 787 Est 17:12 | werd geschreven naar alles, wat Haman beval, aan de stadhouders 788 Est 22:1 | zeide de koning tot haar: Wat is u, koningin ~ 789 Est 23 | of wat is uw verzoek? Het zal u 790 Est 27 | des wijns: Wat is uw bede? en zij zal u 791 Est 27 | zal u gegeven worden; en wat is uw verzoek? Het zal geschieden, 792 Est 30:3 | 3 Toen zeide de koning: Wat eer en verhoging is Mordechai 793 Est 30:6 | zeide de koning tot hem: Wat zal men met dien man doen, 794 Est 30:10 | woord vallen van alles, wat gij gesproken hebt. ~ 795 Est 30:13 | Zeres en al zijn vrienden al wat hem wedervaren was. Toen 796 Est 34 | den maaltijd des wijns: Wat is uw bede, koningin ~ 797 Est 35 | zal u gegeven worden; en wat is uw verzoek? Het zal geschieden, 798 Est 43 | gegeven, wat hij voor haar was. ~ 799 Est 49:2 | werd geschreven naar alles, wat Mordechai gebood, aan de 800 Est 51 | de tien zonen van Haman; wat hebben zij in al de andere 801 Est 51 | landschappen des konings gedaan? Wat is nu uw bede? en het zal 802 Est 51 | zal u gegeven worden; of wat is verder uw verzoek? het 803 Est 52:10 | Joden namen aan te doen, wat zij begonnen hadden, en 804 Est 52:13 | daarvan gezien hadden, en wat tot hen overgekomen was, ~ 805 Job 1:10 | voor zijn huis, en voor al wat hij heeft rondom? Het werk 806 Job 1:11 | uit, en tast aan alles, wat hij heeft; zo hij U niet 807 Job 1:12 | zeide tot den satan: Zie, al wat hij heeft, zij in uw hand; 808 Job 2:4 | zeide: Huid voor huid, en al wat iemand heeft, zal hij geven 809 Job 3:25 | zij is mij aangekomen; en wat ik schroomde, is mij overkomen. ~ 810 Job 6:11 | 11 Wat is mijn kracht, dat ik hopen 811 Job 6:25 | de rechte redenen! Maar wat bestraft het bestraffen, 812 Job 7:13 | leger zal van mijn klacht wat wegnemen; ~ 813 Job 7:17 | 17 Wat is de mens, dat Gij hem 814 Job 7:20 | 20 Heb ik gezondigd, wat zal ik U doen, o Mensenhoeder? 815 Job 9:12 | Wie zal tot Hem zeggen: Wat doet Gij? ~ 816 Job 11:8 | de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan 817 Job 11:8 | doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? ~ 818 Job 12:10 | Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle 819 Job 13:13 | spreke, en er ga over mij, wat het zij. ~ 820 Job 15:9 | 9 Wat weet gij, dat wij niet weten? 821 Job 15:9 | gij, dat wij niet weten? Wat verstaat gij, dat bij ons 822 Job 15:14 | 14 Wat is de mens, dat hij zuiver 823 Job 16:3 | de winderige woorden? Of wat stijft u, dat gij alzo antwoordt? ~ 824 Job 16:6 | ingehouden; en houd ik op, wat gaat er van mij weg? ~ 825 Job 17:5 | met vleiing den vrienden wat aanzegt, ook zijner kinderen 826 Job 20:23 | 23 Er zij wat om zijn buik te vullen; 827 Job 21:15 | 15 Wat is de Almachtige, dat wij 828 Job 21:15 | wij Hem zouden dienen? En wat baat zullen wij hebben, 829 Job 21:21 | 21 Want wat lust zou hij na zich aan 830 Job 21:31 | zijn weg vertonen? Als hij wat doet, wie zal hem vergelden? ~ 831 Job 22:13 | 13 Daarom zegt gij: Wat weet er God van? Zal Hij 832 Job 22:17 | tot God: Wijk van ons! En wat had de Almachtige hun gedaan? ~ 833 Job 23:5 | antwoorden zou; en verstaan, wat Hij mij zeggen zou. ~ 834 Job 23:13 | wie zal dan Hem afkeren? Wat Zijn ziel begeert, dat zal 835 Job 26:14 | einden Zijner wegen; en wat een klein stukje der zaak 836 Job 27:8 | 8 Want wat is de verwachting des huichelaars, 837 Job 27:11 | leren van de hand Gods; wat bij den Almachtige is, zal 838 Job 31:2 | 2 Want wat is het deel Gods van boven, 839 Job 31:3 | voor den verkeerde, ja, wat vreemds voor de werkers 840 Job 31:14 | 14 (Want wat zou ik doen, als God opstond? 841 Job 31:14 | als Hij bezoeking deed, wat zou ik Hem antwoorden? ~ 842 Job 33:3 | wetenschap mijner lippen, wat zuiver is, uitspreken. ~ 843 Job 34:4 | Laat ons kiezen voor ons, wat recht is; laat ons kennen 844 Job 34:4 | laat ons kennen onder ons wat goed is. ~ 845 Job 34:7 | 7 Wat man is er, gelijk Job? Hij 846 Job 34:32 | 32 Behalve wat ik zie, leer Gij mij; heb 847 Job 34:33 | dan verkiezen, en niet ik? Wat weet gij dan? Spreek. ~ 848 Job 35:3 | 3 Want gij hebt gezegd: Wat zou zij u baten? Wat meer 849 Job 35:3 | gezegd: Wat zou zij u baten? Wat meer voordeel zal ik daarmede 850 Job 35:6 | 6 Indien gij zondigt, wat bedrijft gij tegen Hem? 851 Job 35:6 | overtredingen menigvuldig zijn, wat doet gij Hem? ~ 852 Job 35:7 | Indien gij rechtvaardig zijt, wat geeft gij Hem, of wat ontvangt 853 Job 35:7 | zijt, wat geeft gij Hem, of wat ontvangt Hij uit uw hand? ~ 854 Job 36:45 | ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke 855 Job 36:52 | 19 Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want 856 Job 38:37 | 37 Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik 857 Job 40:2 | dat Ik hem zou vergelden? Wat onder den gansen hemel is, 858 Job 40:25 | 25 Hij aanziet alles, wat hoog is, hij is een koning 859 Psa 1:3 | blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken. ~ 860 Psa 8:5 | 5 Wat is de mens, dat Gij zijner 861 Psa 11:3 | fondamenten worden omgestoten; wat heeft de rechtvaardige bedreven? ~ 862 Psa 30:10 | 10 Wat gewin is er in mijn bloed, 863 Psa 40:8 | 8 En nu, wat verwacht ik, o HEERE! Mijn 864 Psa 42:20 | 6 Wat buigt gij u neder, o mijn 865 Psa 42:26 | 12 Wat buigt gij u neder, o mijn 866 Psa 42:26 | u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? 867 Psa 43:5 | u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? 868 Psa 50:16 | den goddeloze zegt God: Wat hebt gij Mijn inzettingen 869 Psa 52:3 | 3 Wat beroemt gij u in het kwaad, 870 Psa 56:5 | God, ik zal niet vrezen; wat zoude mij vlees doen? ~ 871 Psa 56:12 | God, ik zal niet vrezen; wat zou mij de mens doen? ~ 872 Psa 64:7 | uiterste doorzoeken zij, wat te doorzoeken is; zelfs 873 Psa 66:16 | vreest, en ik zal vertellen, wat Hij aan mijn ziel gedaan 874 Psa 68:29 | sterkte geboden; sterk, o God, wat Gij aan ons gewrocht hebt! ~ 875 Psa 69:5 | zijn machtig geworden; wat ik niet geroofd heb, moet 876 Psa 69:35 | de aarde, de zeeen, en al wat daarin wriemelt. ~ 877 Psa 85:9 | 9 Ik zal horen, wat God, de HEERE, spreken zal; 878 Psa 89:49 | 49 Wat man leeft er, die den dood 879 Psa 96:12 | huppele van vreugde met al wat er in is, dat dan al de 880 Psa 103:1 | HEERE, mijn ziel, en al wat binnen in mij is, Zijn heiligen 881 Psa 103:14 | 14 Want Hij weet, wat maaksel wij zijn, gedachtig 882 Psa 106:33 | verbitterden zijn geest, zodat hij wat onbedachtelijk voortbracht 883 Psa 109:11 | de schuldeiser aansla al wat hij heeft, en dat de vreemden 884 Psa 115:3 | in den hemel, Hij doet al wat Hem behaagt. ~ 885 Psa 116:12 | 12 Wat zal ik den HEERE vergelden 886 Psa 118:6 | mij, ik zal niet vrezen; wat zal mij een mens doen? ~ 887 Psa 119:42 | 42  Opdat ik mijn smader wat heb te antwoorden, want 888 Psa 120:3 | bedriegelijke tong geven, of wat zal zij U toevoegen? ~ 889 Psa 135:6 | 6 Al wat den HEERE behaagt, doet 890 Psa 144:3 | 3 O HEERE! wat is de mens, dat Gij hem 891 Psa 145:16 | hand open, en verzadigt al wat er leeft, naar Uw welbehagen. ~ 892 Psa 146:6 | gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe 893 Psa 150:6 | 6Alles, wat adem heeft, love den HEERE! 894 Spre 3:15| kostelijker dan robijnen en al; wat u lusten mag, is met haar 895 Spre 4:23| Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit 896 Spre 8:11| beter dan robijnen, en al wat men begeren mag, is met 897 Spre 10:32| des rechtvaardigen weten wat welgevallig is; maar de 898 Spre 14:33| hart des verstandigen; maar wat in het binnenste der zotten 899 Spre 18:1 | zich afzondert, tracht naar wat begeerlijks; hij vermengt 900 Spre 21:1 | waterbeken. Hij neigt het tot al wat Hij wil. ~ 901 Spre 25:8 | het laatste daarvan niet wat doet, als uw naaste u zou 902 Spre 27:1 | morgen; want gij weet niet, wat de dag zal baren. ~ 903 Spre 27:11| hart; opdat ik mijn smader wat te antwoorden heb. ~ 904 Spre 31:2 | 2      Wat, o mijn zoon, en wat, o 905 Spre 31:2 | Wat, o mijn zoon, en wat, o zoon mijns buiks? ja, 906 Spre 31:2 | o zoon mijns buiks? ja, wat, o zoon mijner geloften? ~ 907 Pred 1:3 | 3      Wat voordeel heeft de mens van 908 Pred 1:13| onderzoeken, en na te speuren al wat er geschiedt onder den hemel. 909 Pred 2:2 | onzinnig, en tot de vreugde: Wat maakt deze? ~ 910 Pred 2:3 | houden, totdat ik zou zien wat den      kinderen der mensen 911 Pred 2:10| 10      En al wat mijn ogen begeerden, dat 912 Pred 2:22| 22      Wat heeft toch die mens van 913 Pred 3:9 | 9      Wat voordeel heeft hij, die 914 Pred 3:14| 14      Ik weet, dat al wat God doet, dat zal in der 915 Pred 3:15| geweest is, dat is nu, en wat wezen zal, dat is alrede 916 Pred 3:19| 19      Want wat den kinderen der mensen 917 Pred 5:3 | heeft geen lust aan zotten; wat gij zult beloofd hebben, 918 Pred 5:10| vermenigvuldigen ook die het eten; wat nuttigheid hebben dan de 919 Pred 5:15| gekomen is, alzo heengaat; en wat voordeel is het hem, dat 920 Pred 5:17| 17      Ziet, wat ik gezien heb, een goede 921 Pred 6:2 | geen ding gebrek, van alles wat hij begeert; en God geeft 922 Pred 6:8 | 8      Want wat heeft de wijze meer dan 923 Pred 6:8 | de wijze meer dan de zot? Wat heeft de arme meer, die 924 Pred 6:10| 10      Wat ook iemand zij, alrede is 925 Pred 6:11| ijdelheid vermeerderen; wat heeft de mens te meer daarvan? ~ 926 Pred 6:12| 12      Want wie weet, wat goed is voor den mens in 927 Pred 6:12| den      mens aanzeggen, wat na hem wezen zal onder de 928 Pred 7:10| 10      Zeg niet: Wat is er, dat de vorige dagen 929 Pred 8:3 | een kwade zaak; want al wat hem lust, doet hij. ~ 930 Pred 8:4 | wie zal tot hem zeggen: Wat doet gij? ~ 931 Pred 8:7 | Want hij weet niet, wat er geschieden zal; want 932 Pred 9:3 | is een kwaad onder alles, wat onder de zon geschiedt, 933 Pred 9:6 | meer in deze eeuw in alles, wat onder de zon geschiedt. ~ 934 Pred 9:10| 10      Alles, wat uw hand vindt om te doen, 935 Pred 10:14| maar de mens weet niet, wat het zij, dat geschieden 936 Pred 10:14| dat geschieden zal; en wat na hem geschieden zal, wie 937 Pred 11:2 | acht; want gij weet niet, wat kwaad op de aarde wezen 938 Pred 11:6 | af; want gij weet niet, wat recht wezen zal, of dit 939 Pred 11:8 | zullen veel zijn; en al wat zal gekomen is, is      940 Pred 12:12| 12      En wat boven dezelve is, mijn zoon! 941 Pred 12:13| 13      Van alles, wat gehoord is, is het einde 942 Pred 12:14| gericht brengen, met al wat verborgen is, hetzij goed, 943 Hoo 5:8 | gij mijn Liefste vindt, wat zult gij Hem aanzeggen? 944 Hoo 5:9 | 9      Wat is uw Liefste meer dan een 945 Hoo 5:9 | schoonste onder de vrouwen! wat is uw Liefste meer dan een 946 Hoo 5:16 | enkel zoetigheid, en al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. 947 Hoo 6:13 | dat wij u mogen aanzien. Wat ziet gijlieden de Sulammith 948 Hoo 8:8 | nog geen borsten heeft; wat zullen wij onze zuster doen 949 Jes 3:15 | 15      Wat is ulieden, dat gij Mijn 950 Jes 4:5 | nachts; want over alles wat heerlijk is, zal een beschutting 951 Jes 5:4 | 4      Wat is er meer te doen aan Mijn 952 Jes 5:5 | ulieden nu bekend maken, wat Ik Mijn wijngaard doen zal; 953 Jes 10:3 | 3      Maar wat zult gijlieden doen ten 954 Jes 14:32 | 32      Wat zal men dan antwoorden den 955 Jes 19:12 | kennen geven of vernemen, wat de HEERE der heirscharen 956 Jes 21:6 | wachter, laat hem aanzeggen, wat hij ziet. ~ 957 Jes 21:10 | tarwe mijns dorsvloers! wat ik gehoord heb van den HEERE 958 Jes 21:11 | tot mij uit Seir: Wachter! wat is er van den nacht? Wachter! 959 Jes 21:11 | van den nacht? Wachter! wat is er van den nacht? ~ 960 Jes 22:1 | van het dal des gezichts. Wat is u nu, dat gij altegader 961 Jes 22:16 | 16      Wat hebt gij hier, of wien hebt 962 Jes 30:10 | schouwers: Schouwt ons niet, wat recht is; spreekt tot ons 963 Jes 33:13 | gijlieden, die verre zijt, wat Ik gedaan heb; en gijlieden, 964 Jes 34:1 | volheid, de wereld en al wat daaruit voortkomt. ~ 965 Jes 36:4 | de koning van Assyrie: Wat vertrouwen is dit, waarmede 966 Jes 37:11 | Zie, gij hebt gehoord, wat de koningen van Assyrie 967 Jes 37:30 | teken, dat men in dit jaar, wat van zelf gewassen is, eten 968 Jes 37:30 | en in het tweede jaar, wat daarvan weder uitspruit; 969 Jes 38:3 | volkomen hart gewandeld, en wat goed in Uw ogen is, gedaan 970 Jes 38:15 | 15      Wat zal ik spreken? Gelijk Hij 971 Jes 39:2 | zijn ganse wapenhuis, en al wat gevonden werd   in zijn 972 Jes 39:3 | Hizkia, en zeide tot hem: Wat hebben die mannen gezegd, 973 Jes 39:4 | 4   En hij zeide: Wat hebben zij gezien in uw 974 Jes 39:4 | Zij hebben alles gezien, wat in mijn huis is; geen ding 975 Jes 39:6 | de dagen komen, dat al wat in uw huis is, en wat uw 976 Jes 39:6 | al wat in uw huis is, en wat uw vaders opgelegd hebben 977 Jes 40:4 | zullen vernederd worden; en wat krom is, dat zal recht, 978 Jes 40:4 | krom is, dat zal recht, en wat hobbelachtig is, dat zal 979 Jes 40:6 | zegt: Roept! En hij zegt: Wat zal ik roepen? Alle vlees 980 Jes 40:18 | gij God vergelijken, of wat gelijkenis zult gij op Hem 981 Jes 41:26 | 26      Wie heeft wat verkondigd van den beginne 982 Jes 41:26 | verkondigt, ook      niemand, die wat horen doet, ook niemand, 983 Jes 42:5 | aarde uitgespannen heeft, en wat daaruit voortkomt; Die den 984 Jes 42:10 | die ter zee vaart, en al wat daarin is, gij eilanden 985 Jes 42:23 | Wie merkt op en hoort, wat hierna zijn zal? ~ 986 Jes 43:19 | 19      Ziet, Ik zal wat nieuws maken, nu zal het 987 Jes 45:9 | zijn formeerder zeggen: Wat maakt gij? of zal uw werk 988 Jes 45:10 | die tot den vader zegt: Wat genereert gij? en tot de 989 Jes 45:10 | genereert gij? en tot de vrouw: Wat baart gij? ~ 990 Jes 48:17 | HEERE, uw God, Die u leert, wat nut is, Die u leidt op den 991 Jes 52:5 | 5      En nu, wat heb Ik hier te doen? spreekt 992 Jes 60:14 | struikelt op de straat, en wat recht is, kan er niet ingaan. ~ 993 Jes 64:7 | des HEEREN, naar alles, wat de HEERE ons heeft bewezen, 994 Jes 65:4 | gezien, behalve Gij, o God! wat Hij doen zal dien, die op 995 Jer 1:7 | zult gij gaan, en alles, wat Ik u gebieden zal, zult 996 Jer 1:11 | woord tot mij, zeggende: Wat ziet gij, Jeremia? En ik 997 Jer 1:13 | male tot mij, zeggende: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik 998 Jer 1:17 | en spreek tot hen alles, wat Ik u gebieden zal; wees 999 Jer 2:5 | 5      Zo zegt de HEERE: Wat voor onrecht hebben uw vaders 1000 Jer 2:18 | 18      En nu, wat hebt gij te doen met den


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1670

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License