1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1670
Book Chapter: Verse
1001 Jer 2:18 | van Sihor te drinken? En wat hebt gij te doen met den
1002 Jer 2:23 | uw weg in het dal, ken, wat gij gedaan hebt, gij lichte,
1003 Jer 2:33 | 33 Wat maakt gij uw weg goed, daar
1004 Jer 2:36 | 36 Wat reist gij veel uit, veranderende
1005 Jer 3:6 | Josia: Hebt gij gezien, wat de afgekeerde Israel gedaan
1006 Jer 4:30 | 30 Wat zult gij dan doen, gij verwoeste?
1007 Jer 5:15 | kennen, en niet horen, wat het spreken zal. ~
1008 Jer 5:31 | heeft het gaarne alzo; maar wat zult gij ten einde van dien
1009 Jer 6:18 | verneem, o gij vergadering! wat onder hen is. ~
1010 Jer 7:12 | had doen wonen; en ziet, wat Ik daaraan gedaan heb vanwege
1011 Jer 7:17 | 17 Ziet gij niet, wat zij doen in de steden van
1012 Jer 8:6 | zijn boosheid, zeggende: Wat heb ik gedaan? Een ieder
1013 Jer 8:9 | HEEREN woord verworpen, wat wijsheid zouden zij dan
1014 Jer 11:4 | doet dezelve, naar alles wat Ik ulieden gebiede;
1015 Jer 11:15 | 15 Wat heeft Mijn beminde in Mijn
1016 Jer 13:21 | 21 Wat zult gij zeggen, wanneer
1017 Jer 17:16 | niet begeerd, Gij weet het; wat uit mijn lippen is gegaan,
1018 Jer 21:14 | woud, dat zal verteren al wat rondom haar is. ~ ~
1019 Jer 23:25 | 25 Ik heb gehoord, wat de profeten zeggen, die
1020 Jer 23:28 | Mijn woord waarachtiglijk; wat heeft het stro met het koren
1021 Jer 23:33 | u vragen zal, zeggende: Wat is des HEEREN last? Zo zult
1022 Jer 23:33 | zult gij tot hen zeggen: Wat last? Dat Ik ulieden verlaten
1023 Jer 23:35 | iegelijk tot zijn broeder: Wat heeft de HEERE geantwoord,
1024 Jer 23:35 | de HEERE geantwoord, en wat heeft de HEERE gesproken? ~
1025 Jer 23:37 | zeggen tot den profeet: Wat heeft u de HEERE geantwoord
1026 Jer 23:37 | u de HEERE geantwoord en wat heeft de HEERE gesproken? ~
1027 Jer 24:3 | de HEERE zeide tot mij: Wat ziet gij, Jeremia? En ik
1028 Jer 25:13 | daarover gesproken heb; al wat in dit boek geschreven is,
1029 Jer 25:13 | dit boek geschreven is, wat Jeremia geprofeteerd heeft
1030 Jer 26:8 | geeindigd had te spreken alles, wat de HEERE geboden had tot
1031 Jer 30:15 | 15 Wat krijt gij over uw breuk,
1032 Jer 31:22 | dochter? Want de HEERE heeft wat nieuws op de aarde geschapen:
1033 Jer 31:37 | verwerpen, om alles, wat zij gedaan hebben, spreekt
1034 Jer 32:23 | niets gedaan van alles, wat Gij hun geboden hadt
1035 Jer 32:24 | de pestilentie; en wat Gij gesproken hebt, is geschied,
1036 Jer 33:24 | Hebt gij niet gezien, wat dit volk spreekt, zeggende:
1037 Jer 35:8 | vader, gehoorzaamd in alles, wat hij ons geboden heeft; zodat
1038 Jer 35:10 | gehoord en gedaan naar alles, wat ons onze vader Jonadab geboden
1039 Jer 35:18 | bewaard, en gedaan naar alles, wat hij ulieden geboden heeft; ~
1040 Jer 36:8 | Nerija, deed naar alles, wat hem de profeet Jeremia geboden
1041 Jer 37:18 | tot den koning Zedekia: Wat heb ik tegen u, of tegen
1042 Jer 38:9 | kwalijk gehandeld in alles, wat zij gedaan hebben aan den
1043 Jer 38:25 | zeggen: Verklaar ons nu, wat hebt gij tot den koning
1044 Jer 38:25 | zullen wij u niet doden; en wat heeft de koning tot u gesproken? ~
1045 Jer 42:20 | onzen God, en naar alles, wat de HEERE, onze God,
1046 Jer 46:14 | het zwaard heeft verteerd, wat rondom u is. ~
1047 Jer 48:19 | de ontkomene vrouw; zeg: Wat is er geschied? ~
1048 Jer 49:4 | 4 Wat roemt gij op uw dalen? Uw
1049 Jer 50:21 | HEERE, en doe naar alles, wat Ik u geboden heb. ~
1050 Jer 50:29 | doet haar naar alles, wat zij gedaan heeft; want zij
1051 Jer 51:12 | alzo heeft Hij gedaan, wat Hij over de inwoners
1052 Jer 51:44 | uit zijn muil uithalen, wat hij verslonden heeft; en
1053 Jer 51:48 | de aarde, mitsgaders al wat daarin is, zullen juichen
1054 Jer 52:2 | des HEEREN, naar alles, wat Jojakim gedaan had. ~
1055 Jer 52:19 | rookschalen, en de kroezen; wat geheel goud, en wat
1056 Jer 52:19 | wat geheel goud, en wat geheel zilver was. ~
1057 Klaa 1:35| 13 Mem. Wat getuigen zal ik u brengen,
1058 Klaa 1:35| getuigen zal ik u brengen, wat zal ik bij u vergelijken,
1059 Klaa 1:35| gij dochter Jeruzalems? Wat zal ik bij u vergelijken,
1060 Klaa 1:39| De HEERE heeft gedaan, wat Hij gedacht had, Hij heeft
1061 Klaa 1:81| 37 Mem. Wie zegt wat, hetwelk geschiedt, zo het
1062 Klaa 1:83| 39 Mem. Wat klaagt dan een levend mens?
1063 Klaa 2:1 | 1 Gedenk, HEERE, wat ons geschied is, aanschouw
1064 Eze 2:8 | huis; open uw mond, en eet, wat Ik u geef. ~
1065 Eze 3:1 | tot mij: Mensenkind, eet, wat gij vinden zult; eet deze
1066 Eze 8:6 | Mensenkind, ziet gij wel, wat zij doen, de grote gruwelen,
1067 Eze 8:12 | gij gezien, mensenkind, wat de oudsten van het huis
1068 Eze 9:10 | 10 Daarom ook, wat Mij aangaat, Mijn oog zal
1069 Eze 12:9 | wederspannig huis, tot u gezegd: Wat doet gij? ~
1070 Eze 12:22 | 22 Mensenkind, wat is dit voor een spreekwoord,
1071 Eze 14:22 | gebracht zal hebben, ja, al wat Ik zal gebracht hebben over
1072 Eze 14:23 | zonder oorzaak gedaan heb, al wat Ik in haar gedaan heb, spreekt
1073 Eze 15:2 | 2 Mensenkind, wat is het hout des wijnstoks
1074 Eze 16:20 | geofferd om te verteren; is het wat kleins van uw hoererijen, ~
1075 Eze 16:47 | gruwelen gedaan; het was wat gerings, een verdriet; maar
1076 Eze 17:12 | wederspannig huis: Weet gij niet, wat deze dingen zijn? Zeg: Ziet,
1077 Eze 18:2 | 2 Wat is ulieden, dat gij dit
1078 Eze 19:2 | 2 En zeg: Wat was uw moeder? Een leeuwin,
1079 Eze 20:26 | het vuur deden doorgaan al wat de baarmoeder opent; opdat
1080 Eze 20:29 | En Ik zeide tot hen: Wat is die hoogte, waarhenen
1081 Eze 21:13 | Als er beproeving was, wat was het toen? Zou er dan
1082 Eze 24:19 | ons niet te kennen geven, wat ons deze dingen zijn, dat
1083 Eze 24:24 | wonderteken zijn; naar alles, wat hij gedaan heeft, zult gij
1084 Eze 33:30 | zeggende: Komt toch en hoort, wat het woord zij, dat van den
1085 Eze 34:19 | dan, zullen zij afweiden, wat met uw voeten vertreden
1086 Eze 34:19 | vertreden is, en drinken, wat met uw voeten vermodderd
1087 Eze 37:18 | ons niet te kennen geven, wat u deze dingen zijn? ~
1088 Eze 40:4 | en zet uw hart op alles, wat ik u zal doen zien; want,
1089 Eze 40:4 | den huize Israels alles, wat gij ziet. ~
1090 Eze 43:11 | schaamrood worden vanwege alles, wat zij gedaan hebben, zo maak
1091 Eze 44:5 | hoor met uw oren alles, wat Ik met u spreken zal, van
1092 Eze 44:14 | zijn dienst, en aan alles, wat daarin zal gedaan worden. ~
1093 Eze 44:31 | 31 Geen aas, noch wat verscheurd is van het gevogelte,
1094 Eze 48:22 | hetgeen des vorsten zal zijn; wat tussen de landpale van Juda,
1095 Dan 1:5 | de koning verordende hun, wat men ze dag bij dag geven
1096 Dan 2:22 | verborgen dingen; Hij weet, wat in het duister is, want
1097 Dan 2:23 | nu bekend gemaakt hebt, wat wij van U verzocht hebben,
1098 Dan 2:28 | Nebukadnezar bekend gemaakt, wat er geschieden zal in het
1099 Dan 2:29 | klommen uw gedachten op, wat hierna geschieden zou; en
1100 Dan 2:29 | heeft u te kennen gegeven, wat er geschieden zal. ~
1101 Dan 2:45 | koning bekend gemaakt, wat hierna geschieden zal; de
1102 Dan 4:35 | tot Hem zeggen kan: Wat doet Gij? ~
1103 Dan 5:18 | 18 Wat u aangaat, o koning! de
1104 Dan 7:28 | is het einde dezer rede. Wat mij Daniel aangaat, mijn
1105 Dan 8:19 | ik zal u te kennen geven, wat er geschieden zal ten einde
1106 Dan 10:17 | met dien mijn Heere? Want wat mij aangaat, van nu af bestaat
1107 Dan 12:8 | en ik zeide: Mijn Heere! wat zal het einde zijn van deze
1108 Hos 6:4 | 4 Wat zal Ik u doen, o Efraim!
1109 Hos 6:4 | zal Ik u doen, o Efraim! wat zal Ik u doen, o Juda! dewijl
1110 Hos 8:12 | maar die zijn geacht als wat vreemds. ~
1111 Hos 9:5 | 5 Wat zult gijlieden dan doen
1112 Hos 9:14 | 14 Geef hun, HEERE! Wat zult Gij geven? Geef hun
1113 Hos 10:3 | den HEERE niet gevreesd; wat zou ons dan een koning doen? ~
1114 Hos 14:9 | 9 Efraim! wat heb Ik meer met de afgoden
1115 Joe 1:4 | 4 Wat de rups heeft overgelaten,
1116 Joe 1:4 | sprinkhaan afgegeten, en wat de sprinkhaan heeft overgelaten,
1117 Joe 1:4 | heeft de kever afgegeten, en wat de kever heeft overgelaten,
1118 Joe 3:4 | 4 En ook, wat hebt gij met Mij te doen,
1119 Amos 3:4 | verheffen, tenzij dat hij wat gevangen hebbe? ~
1120 Amos 4:13| en den mens bekend maakt, wat zijn gedachte zij, Die den
1121 Amos 7:8 | de HEERE zeide tot mij: Wat ziet gij, Amos? En ik zeide:
1122 Amos 8:2 | 2 En Hij zeide: Wat ziet gij Amos? En ik zeide:
1123 Amos 9:11| haar reten vertuinen, en wat aan haar is afgebroken,
1124 Jona 1:6 | tot hem, en zeide tot hem: Wat is u, gij hardslapende?
1125 Jona 1:8 | ons dit kwaad overkomt. Wat is uw werk en van waar komt
1126 Jona 1:10| vreze, en zeiden tot hem: Wat hebt gij dit gedaan? Want
1127 Jona 1:11| Voorts zeiden zij tot hem: Wat zullen wij u doen, opdat
1128 Jona 2:9 | de stem der dankzegging; wat ik beloofd heb, zal ik betalen.
1129 Jona 4:5 | schaduw, totdat hij zag, wat van de stad zou worden. ~
1130 Mic 3:9 | gericht een gruwel hebt, en al wat recht is verkeert; ~
1131 Mic 6:1 | 1 Hoort nu, wat de HEERE zegt: Maak u op,
1132 Mic 6:3 | 3 O Mijn volk! wat heb Ik u gedaan, en waarmede
1133 Mic 6:5 | Mijn volk! gedenk toch wat Balak, de koning van Moab,
1134 Mic 6:5 | Moab, beraadslaagde, en wat hem Bileam, de zoon van
1135 Mic 6:5 | van Beor, antwoordde; en wat geschied is van Sittim af
1136 Mic 6:8 | bekend gemaakt, o mens! wat goed is; en wat eist de
1137 Mic 6:8 | o mens! wat goed is; en wat eist de HEERE van u, dan
1138 Mic 6:14 | maar niet wegbrengen, en wat gij zult wegbrengen, zal
1139 Nah 1:9 | 9 Wat denkt gijlieden tegen den
1140 Zep 3:7 | uitgeroeid zou worden; al wat Ik haar bezocht hebbe, waarlijk,
1141 Zac 1:9 | En Ik zeide: Mijn Heere! wat zijn deze? Toen zeide tot
1142 Zac 1:9 | mij sprak: Ik zal u tonen, wat deze zijn. ~
1143 Zac 1:19 | Engel, Die met mij sprak: Wat zijn deze? En Hij zeide
1144 Zac 1:21 | 21 Toen zeide ik: Wat komen die maken? En Hij
1145 Zac 4:2 | En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik
1146 Zac 4:4 | sprak, zeggende: Mijn Heere! wat zijn deze dingen? ~
1147 Zac 4:5 | tot mij: Weet gij niet, wat deze dingen zijn? En ik
1148 Zac 4:11 | antwoordde ik, en zeide tot Hem: Wat zijn die twee olijfbomen,
1149 Zac 4:12 | antwoordende, zo zeide ik tot Hem: Wat zijn die twee takjes der
1150 Zac 4:13 | zeggende: Weet gij niet, wat deze zijn? En ik zeide:
1151 Zac 5:2 | En Hij zeide tot mij: Wat ziet gij? En ik zeide: Ik
1152 Zac 5:5 | Hef nu uw ogen op, en zie, wat dit zij, dat er voortkomt. ~
1153 Zac 5:6 | 6 En ik zeide: Wat is dat? En Hij zeide: Dit
1154 Zac 6:4 | Engel, Die met mij sprak: Wat zijn deze, mijn Heere? ~
1155 Zac 11:9 | ulieden niet meer weiden; wat sterft, dat sterve, en wat
1156 Zac 11:9 | wat sterft, dat sterve, en wat afgesneden is, dat zij afgesneden,
1157 Zac 13:6 | zo iemand tot hem zegt: Wat zijn deze wonden in uw handen?
1158 Mal 1:8 | 8 Want als gij wat blinds aanbrengt om te offeren,
1159 Mal 1:8 | u niet kwaad; en als gij wat kreupels of wat kranks aanbrengt,
1160 Mal 1:8 | als gij wat kreupels of wat kranks aanbrengt, het is
1161 Mal 1:13 | Nog zegt gij: Ziet, wat een vermoeidheid! maar gij
1162 Mal 3:13 | de HEERE; maar gij zegt: Wat hebben wij tegen U gesproken?
1163 Mal 3:14 | tevergeefs God te dienen; want wat nuttigheid is het, dat wij
1164 Matt 2:23| opdat vervuld zou worden, wat door de profeten gezegd
1165 Matt 5:37| woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit
1166 Matt 5:46| liefhebt, die u liefhebben, wat loon hebt gij? Doen ook
1167 Matt 5:47| uw broeders alleen groet, wat doet gij boven anderen?
1168 Matt 6:3 | linker hand niet weten, wat uw rechter doet; ~
1169 Matt 6:8 | gelijk; want uw Vader weet, wat gij van node hebt, eer gij
1170 Matt 6:25| niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten, en wat gij drinken
1171 Matt 6:25| leven, wat gij eten, en wat gij drinken zult; noch voor
1172 Matt 6:28| 28 En wat zijt gij bezorgd voor de
1173 Matt 6:31| niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat
1174 Matt 6:31| Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede
1175 Matt 7:3 | 3 En wat ziet gij den splinter, die
1176 Matt 7:9 | 9 Of wat mens is er onder u, zo zijn
1177 Matt 8:26| 26 En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig, gij
1178 Matt 8:29| zeggende: Jezus, Gij Zone Gods! wat hebben wij met U te doen?
1179 Matt 8:33| boodschapten zij al deze dingen, en wat den bezetenen geschied was. ~
1180 Matt 9:5 | 5 Want wat is lichter te zeggen: De
1181 Matt 9:13| Doch gaat heen en leert, wat het zij: Ik wil barmhartigheid,
1182 Matt 10:11| 11 En in wat stad of vlek gij zult inkomen,
1183 Matt 10:19| niet bezorgd zijn, hoe of wat gij spreken zult; want het
1184 Matt 10:19| dezelve ure gegeven worden, wat gij spreken zult. ~
1185 Matt 11:7 | te zeggen van Johannes: Wat zijt gij uitgegaan in de
1186 Matt 11:8 | 8 Maar wat zijt gij uitgegaan te zien?
1187 Matt 11:9 | 9 Maar wat zijt gij uitgegaan te zien?
1188 Matt 12:2 | Zie, Uw discipelen doen, wat niet geoorloofd is te doen
1189 Matt 12:3 | Hebt gij niet gelezen, wat David gedaan heeft, toen
1190 Matt 12:7 | Doch zo gij geweten hadt, wat het zij: Ik wil barmhartigheid
1191 Matt 12:11| 11 En Hij zeide tot hen: Wat mens zal er zijn onder u,
1192 Matt 13:35| Opdat vervuld zou worden, wat gesproken is door den profeet,
1193 Matt 13:44| hij heen en verkoopt al wat hij heeft, en koopt dienzelven
1194 Matt 13:46| ging heen en verkocht al wat hij had, en kocht dezelve. ~
1195 Matt 14:7 | met ede beloofde te geven, wat zij ook eisen zou. ~
1196 Matt 15:5 | zeggen: Het is een gave, zo wat u van mij zou kunnen ten
1197 Matt 15:17| Verstaat gij nog niet, dat al wat ten monde ingaat, in de
1198 Matt 15:32| gebleven zijn, en hebben niet wat zij eten zouden; en Ik wil
1199 Matt 16:8 | wetende, zeide tot hen: Wat overlegt gij bij uzelven,
1200 Matt 16:19| Koninkrijk der hemelen; en zo wat gij zult binden op de aarde,
1201 Matt 16:19| hemelen gebonden zijn; en zo wat gij ontbinden zult op de
1202 Matt 16:26| 26 Want wat baat het een mens, zo hij
1203 Matt 16:26| lijdt schade zijner ziel? Of wat zal een mens geven, tot
1204 Matt 17:10| vraagden Hem, zeggende: Wat zeggen dan de Schriftgeleerden,
1205 Matt 17:12| hebben aan hem gedaan, al wat zij hebben gewild; alzo
1206 Matt 17:25| voorkwam hem Jezus, zeggende: Wat dunkt u, Simon! de koningen
1207 Matt 18:12| 12 Wat dunkt u, indien enig mens
1208 Matt 18:18| 18 Voorwaar zeg Ik u: Al wat gij op de aarde binden zult,
1209 Matt 18:18| hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden
1210 Matt 18:25| vrouw en kinderen, en al wat hij had, en dat de schuld
1211 Matt 18:28| keel, zeggende: Betaal mij, wat gij schuldig zijt. ~
1212 Matt 18:31| verklaarden zij hunnen heer al wat er geschied was. ~
1213 Matt 18:34| hij zou betaald hebben al wat hij hem schuldig was. ~
1214 Matt 19:16| tot Hem: Goede Meester! wat zal ik goeds doen, opdat
1215 Matt 19:17| 17 En Hij zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand
1216 Matt 19:20| onderhouden van mijn jonkheid af; wat ontbreekt mij nog? ~
1217 Matt 19:21| volmaakt zijn, ga heen, verkoop wat gij hebt, en geef het den
1218 Matt 19:27| verlaten, en zijn U gevolgd, wat zal ons dan geworden? ~
1219 Matt 20:4 | in den wijngaard, en zo wat recht is, zal ik u geven.
1220 Matt 20:6 | staande, en zeide tot hen: Wat staat gij hier den gehele
1221 Matt 20:7 | in den wijngaard, en zo wat recht is, zult gij ontvangen. ~
1222 Matt 20:15| te doen met het mijne, wat ik wil? Of is uw oog boos,
1223 Matt 20:20| aanbiddende, en begerende wat van Hem. ~
1224 Matt 20:21| 21 En Hij zeide tot haar: Wat wilt gij? Zij zeide tot
1225 Matt 20:22| zeide: Gijlieden weet niet wat gij begeert; kunt gij den
1226 Matt 20:32| staande, riep hen en zeide: Wat wilt gij, dat Ik u doe? ~
1227 Matt 21:16| tot Hem: Hoort Gij wel, wat dezen zeggen? En Jezus zeide
1228 Matt 21:22| 22 En al wat gij zult begeren in het
1229 Matt 21:23| des volks, zeggende: Door wat macht doet Gij deze dingen?
1230 Matt 21:24| zal Ik u ook zeggen, door wat macht Ik deze dingen doe. ~
1231 Matt 21:27| zeg Ik u ook niet, door wat macht Ik dit doe. ~
1232 Matt 21:28| 28 Maar wat dunkt u? Een mens had twee
1233 Matt 21:40| des wijngaards komen zal, wat zal hij dien landlieden
1234 Matt 22:17| 17 Zeg ons dan: wat dunkt U? Is het geoorloofd,
1235 Matt 22:19| 19 Gij geveinsden, wat verzoekt gij Mij? Toont
1236 Matt 22:31| 31 En wat aangaat de opstanding der
1237 Matt 22:42| 42 En zeide: Wat dunkt u van den Christus?
1238 Matt 23:3 | 3 Daarom, al wat zij u zeggen, dat gij houden
1239 Matt 23:17| dwazen en blinden, want wat is meerder, het goud, of
1240 Matt 23:19| dwazen en blinden, want wat is meerder, de gave, of
1241 Matt 23:20| bij hetzelve, en bij al wat daarop is. ~
1242 Matt 23:26| blinde Farizeer, reinig eerst wat binnen in den drinkbeker
1243 Matt 26:15| 15 En zeide: Wat wilt gij mij geven, en ik
1244 Matt 26:62| Hem: Antwoordt Gij niets? Wat getuigen dezen tegen U? ~
1245 Matt 26:65| Hij heeft God gelasterd, wat hebben wij nog getuigen
1246 Matt 26:66| 66 Wat dunkt ulieden? En zij, antwoordende,
1247 Matt 26:70| zeggende: Ik weet niet, wat gij zegt. ~
1248 Matt 27:4 | bloed! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dat aan? Gij moogt
1249 Matt 27:22| 22 Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus,
1250 Matt 27:23| Doch de stadhouder zeide: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan?
1251 Matt 28:19| lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. ~
1252 Mark 1:24| 24 Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U te doen,
1253 Mark 1:27| elkander vraagden, zeggende: Wat is dit? Wat nieuwe leer
1254 Mark 1:27| vraagden, zeggende: Wat is dit? Wat nieuwe leer is deze, dat
1255 Mark 2:7 | 7 Wat spreekt Deze aldus gods
1256 Mark 2:8 | overdachten, zeide tot hen: Wat overdenkt gij deze dingen
1257 Mark 2:9 | 9 Wat is lichter, te zeggen tot
1258 Mark 2:16| zeiden tot Zijn discipelen: Wat is het, dat Hij met de tollenaren
1259 Mark 2:24| doen zij op den sabbatdag, wat niet geoorloofd is? ~
1260 Mark 2:25| Hebt gij nooit gelezen, wat David gedaan heeft, als
1261 Mark 4:24| Hij zeide tot hen: Ziet, wat gij hoort. Met wat maat
1262 Mark 4:24| Ziet, wat gij hoort. Met wat maat gij meet, zal u gemeten
1263 Mark 4:30| Gods vergelijken, of met wat gelijkenis zullen wij hetzelve
1264 Mark 4:40| 40 En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij zo vreesachtig?
1265 Mark 5:7 | stem roepende, zeide hij: Wat heb ik met U te doen, Jezus,
1266 Mark 5:14| gingen uit, om te zien, wat het was, dat er geschied
1267 Mark 5:16| gezien hadden, vertelden hun, wat den bezetene geschied was,
1268 Mark 5:19| uwen, en boodschap hun, wat grote dingen u de Heere
1269 Mark 5:20| het land van Dekapolis, wat grote dingen hem Jezus gedaan
1270 Mark 5:33| vrezende en bevende, wetende, wat aan haar geschied was, kwam
1271 Mark 5:35| Uw dochter is gestorven; wat zijt gij den Meester nog
1272 Mark 5:39| zijnde, zeide Hij tot hen: Wat maakt gij beroerte, en wat
1273 Mark 5:39| Wat maakt gij beroerte, en wat weent gij? Het kind is niet
1274 Mark 6:2 | komen Dezen deze dingen, en wat wijsheid is dit, die Hem
1275 Mark 6:22| dochtertje: Eis van mij, wat gij ook wilt, en ik zal
1276 Mark 6:23| 23 En hij zwoer haar: Zo wat gij van mij zult eisen,
1277 Mark 6:24| zeide tot haar moeder: Wat zal ik eisen? En die zeide:
1278 Mark 6:30| boodschapten Hem alles, beide wat zij gedaan hadden, en wat
1279 Mark 6:30| wat zij gedaan hadden, en wat zij geleerd hadden. ~
1280 Mark 6:36| kopen; want zij hebben niet, wat zij eten zullen. ~
1281 Mark 7:11| te zeggen, een gave), zo wat u van mij zou kunnen ten
1282 Mark 7:18| Verstaat gij niet, dat al wat van buiten in den mens ingaat,
1283 Mark 7:36| niemand zeggen zouden; maar wat Hij hun ook gebood, zo verkondigden
1284 Mark 8:1 | was, en zij niets hadden wat zij eten zouden, riep Jezus
1285 Mark 8:2 | gebleven, en hebben niet, wat zij eten zouden. ~
1286 Mark 8:12| zuchtende in Zijn geest, zeide: Wat begeert dit geslacht een
1287 Mark 8:17| bekennende, zeide tot hen: Wat overlegt gij, dat gij geen
1288 Mark 8:36| 36 Want wat zou het den mens baten zo
1289 Mark 8:37| 37 Of wat zal een mens geven, tot
1290 Mark 9:6 | 6 Want hij wist niet, wat hij zeide; want zij waren
1291 Mark 9:10| vragende onder elkander, wat het was, uit de doden opstaan. ~
1292 Mark 9:13| zij hebben hem gedaan al wat zij gewild hebben, gelijk
1293 Mark 9:16| vraagde den Schriftgeleerden: Wat twist gij met dezen? ~
1294 Mark 10:3 | antwoordende, zeide tot hen: Wat heeft u Mozes geboden? ~
1295 Mark 10:17| vraagde Hem: Goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het
1296 Mark 10:18| En Jezus zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand
1297 Mark 10:21| ga heen, verkoop alles, wat gij hebt, en geef het den
1298 Mark 10:35| wel, dat Gij ons deedt, zo wat wij begeren zullen. ~
1299 Mark 10:36| 36 En Hij zeide tot hen: Wat wilt gij, dat Ik u doe? ~
1300 Mark 10:38| tot hen: Gij weet niet, wat gij begeert. Kunt gij den
1301 Mark 10:51| antwoordende, zeide tot hem: Wat wilt gij, dat Ik u doen
1302 Mark 11:5 | stonden, zeiden tot hen: Wat doet gij, dat gij het veulen
1303 Mark 11:23| het zal hem geworden, zo wat hij zegt. ~
1304 Mark 11:28| En zeiden tot Hem: Door wat macht doet Gij deze dingen?
1305 Mark 11:29| zo zal Ik u zeggen, door wat macht Ik deze dingen doe: ~
1306 Mark 11:33| zeg Ik u ook niet, door wat macht Ik deze dingen doe. ~ ~
1307 Mark 12:9 | 9 Wat zal dan de heer des wijngaards
1308 Mark 12:15| geveinsdheid, zeide tot hen: Wat verzoekt gij Mij? Brengt
1309 Mark 12:44| heeft van haar gebrek, al wat zij had, daarin geworpen,
1310 Mark 13:11| zijt te voren niet bezorgd, wat gij spreken zult, en bedenkt
1311 Mark 13:11| bedenkt het niet; maar zo wat u in die ure gegeven zal
1312 Mark 14:6 | zeide: Laat af van haar; wat doet gij haar moeite aan?
1313 Mark 14:36| drinkbeker van Mij weg, doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt. ~
1314 Mark 14:36| doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt. ~
1315 Mark 14:40| bezwaard; en zij wisten niet, wat zij Hem antwoorden zouden. ~
1316 Mark 14:60| zeggende: Antwoordt Gij niets? Wat getuigen dezen tegen U? ~
1317 Mark 14:63| verscheurende zijn klederen, zeide: Wat hebben wij nog getuigen
1318 Mark 14:64| gods lastering gehoord; wat dunkt ulieden? En zij allen
1319 Mark 14:68| Hem niet, en ik weet niet, wat gij zegt. En hij ging buiten
1320 Mark 15:12| zeide wederom tot hen: Wat wilt gij dan, dat ik met
1321 Mark 15:14| Doch Pilatus zeide tot hen: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan?
1322 Mark 15:24| werpende het lot over dezelve, wat een iegelijk wegnemen zou. ~
1323 Luk 1:66 | het ter harte, zeggende: Wat zal toch dit kindeken wezen?
1324 Luk 2:20 | prijzende God over alles, wat zij gehoord en gezien hadden,
1325 Luk 2:23 | in de wet des Heeren: Al wat mannelijk is, dat de moeder
1326 Luk 2:39 | alles voleindigd hadden, wat naar de wet des Heeren te
1327 Luk 2:49 | 49 En Hij zeide tot hen: Wat is het, dat gij Mij gezocht
1328 Luk 3:10 | vraagden hem, zeggende: Wat zullen wij dan doen? ~
1329 Luk 3:12 | zeiden tot hem: Meester! wat zullen wij doen? ~
1330 Luk 3:14 | krijgslieden, zeggende: En wij, wat zullen wij doen? En hij
1331 Luk 4:23 | Medicijnmeester, genees Uzelven; al wat wij gehoord hebben, dat
1332 Luk 4:34 | 34 Zeggende: Laat af, wat hebben wij met U te doen,
1333 Luk 4:36 | tot elkander, zeggende: Wat woord is dit, dat Hij met
1334 Luk 5:22 | antwoordde en zeide tot hen: Wat overdenkt gij in uw harten? ~
1335 Luk 5:23 | 23 Wat is lichter te zeggen: Uw
1336 Luk 6:2 | tot hen: Waarom doet gij, wat niet geoorloofd is te doen
1337 Luk 6:9 | tot hen: Ik zal u vragen: Wat is geoorloofd op de sabbatten,
1338 Luk 6:11 | spraken samen met elkander, wat zij Jezus doen zouden. ~
1339 Luk 6:32 | liefhebt, die u liefhebben, wat dank hebt gij? Want ook
1340 Luk 6:33 | dengenen, die u goed doen, wat dank hebt gij? Want ook
1341 Luk 6:34 | hoopt weder te ontvangen, wat dank hebt gij? Want ook
1342 Luk 6:41 | 41 En wat ziet gij den splinter, die
1343 Luk 6:46 | 46 En wat noemt gij Mij, Heere, Heere!
1344 Luk 7:24 | van Johannes te zeggen: Wat zijt gij uitgegaan in de
1345 Luk 7:25 | 25 Maar wat zijt gij uitgegaan te zien?
1346 Luk 7:26 | 26 Maar wat zijt gij uitgegaan te zien?
1347 Luk 7:39 | profeet ware, zou wel weten, wat en hoedanige vrouw deze
1348 Luk 7:40 | tot hem: Simon! Ik heb u wat te zeggen. En hij sprak:
1349 Luk 8:9 | vraagden Hem, zeggende: Wat mag deze gelijkenis wezen? ~
1350 Luk 8:28 | zeide met een grote stem: Wat heb ik met U te doen, Jezus,
1351 Luk 8:39 | naar uw huis, en vertel, wat grote dingen u God gedaan
1352 Luk 8:39 | gehele stad, verkondigende, wat grote dingen Jezus hem gedaan
1353 Luk 8:47 | Hem voor al het volk, om wat oorzaak zij Hem aangeraakt
1354 Luk 9:4 | 4 En in wat huis gij ook zult ingaan,
1355 Luk 9:10 | zijnde, verhaalden Hem al wat zij gedaan hadden. En Hij
1356 Luk 9:25 | 25 Want wat baat het een mens, die de
1357 Luk 9:33 | Elias een; niet wetende, wat hij zeide. ~
1358 Luk 10:5 | 5 En in wat huis gij zult ingaan, zegt
1359 Luk 10:8 | 8 En in wat stad gij zult ingaan, en
1360 Luk 10:10 | 10 Maar in wat stad gij zult ingaan, en
1361 Luk 10:25 | verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige
1362 Luk 10:26 | 26 En Hij zeide tot hem: Wat is in de wet geschreven?
1363 Luk 10:35 | Draag zorg voor hem: en zo wat gij meer aan hem ten koste
1364 Luk 11:11 | 11 En wat vader onder u, dien de zoon
1365 Luk 11:21 | zijn hof bewaart, zo is al wat hij heeft in vrede. ~
1366 Luk 12:3 | 3 Daarom, al wat gij in de duisternis gezegd
1367 Luk 12:3 | licht gehoord worden; en wat gij in het oor gesproken
1368 Luk 12:11 | zijt niet bezorgd, hoe of wat gij tot verantwoording zeggen,
1369 Luk 12:11 | verantwoording zeggen, of wat gij spreken zult; ~
1370 Luk 12:17 | bij zichzelven, zeggende: Wat zal ik doen, want ik heb
1371 Luk 12:22 | niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor
1372 Luk 12:26 | ook het minste niet kunt, wat zijt gij voor de andere
1373 Luk 12:29 | gijlieden, vraagt niet, wat gij eten, of wat gij drinken
1374 Luk 12:29 | vraagt niet, wat gij eten, of wat gij drinken zult; en weest
1375 Luk 12:49 | op de aarde te werpen; en wat wil Ik, indien het alrede
1376 Luk 14:31 | 31 Of wat koning, gaande naar den
1377 Luk 14:33 | die niet verlaat alles, wat hij heeft, die kan Mijn
1378 Luk 15:4 | 4 Wat mens onder u, hebbende honderd
1379 Luk 15:8 | 8 Of wat vrouw, hebbende tien penningen,
1380 Luk 15:26 | van de knechten, vraagde, wat dat mocht zijn. ~
1381 Luk 16:3 | rentmeester zeide bij zichzelven: Wat zal ik doen, dewijl mijn
1382 Luk 16:4 | 4 Ik weet, wat ik doen zal, opdat, wanneer
1383 Luk 18:6 | En de Heere zeide: Hoort, wat de onrechtvaardige rechter
1384 Luk 18:12 | geef tienden van alles, wat ik bezit. ~
1385 Luk 18:18 | zeggende: Goede Meester, wat doende zal ik het eeuwige
1386 Luk 18:19 | En Jezus zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand
1387 Luk 18:22 | ontbreekt u; verkoop alles, wat gij hebt, en deel het onder
1388 Luk 18:31 | aan den Zoon des mensen, wat geschreven is door de profeten. ~
1389 Luk 18:36 | schare voorbijgaan, vraagde, wat dat ware. ~
1390 Luk 18:41 | 41 Zeggende: Wat wilt gij, dat Ik u doen
1391 Luk 19:15 | opdat hij weten mocht, wat een iegelijk met handelen
1392 Luk 19:21 | mens zijt; gij neemt weg, wat gij niet gelegd hebt, en
1393 Luk 19:21 | gelegd hebt, en gij maait, wat gij niet gezaaid hebt. ~
1394 Luk 19:22 | straf mens ben, nemende weg, wat ik niet gelegd heb, en maaiende,
1395 Luk 19:22 | gelegd heb, en maaiende, wat ik niet gezaaid heb. ~
1396 Luk 19:26 | dien zal genomen worden ook wat hij heeft. ~
1397 Luk 19:48 | 48 En zij vonden niet, wat zij doen zouden; want al
1398 Luk 20:2 | zeggende: Zeg ons, door wat macht Gij deze dingen doet;
1399 Luk 20:8 | zeg Ik u ook niet, door wat macht Ik deze dingen doe. ~
1400 Luk 20:13 | heer des wijngaards zeide: Wat zal ik doen? Ik zal mijn
1401 Luk 20:15 | hadden, doodden zij hem. Wat zal dan de heer des wijngaards
1402 Luk 20:17 | Hij zag hen aan, en zeide: Wat is dan dit, hetwelk geschreven
1403 Luk 20:23 | bemerkende, zeide tot hen: Wat verzoekt gij Mij? ~
1404 Luk 21:6 | 6 Wat deze dingen aangaat, die
1405 Luk 22:46 | 46 En Hij zeide tot hen: Wat slaapt gij? Staat op en
1406 Luk 22:49 | die bij Hem waren, ziende, wat er geschieden zou, zeiden
1407 Luk 22:60 | zeide: Mens, ik weet niet, wat gij zegt. En terstond, als
1408 Luk 22:71 | 71 En zij zeiden: Wat hebben wij nog getuigenis
1409 Luk 23:22 | ten derden male tot hen: Wat heeft Deze dan kwaads gedaan?
1410 Luk 23:31 | doen aan het groene hout, wat zal aan het dorre geschieden? ~
1411 Luk 23:34 | hun; want zij weten niet, wat zij doen. En verdelende
1412 Luk 23:47 | hoofdman over honderd zag, wat er geschied was, verheerlijkte
1413 Luk 24:5 | neigden, zeiden zij tot haar: Wat zoekt gij den Levende bij
1414 Luk 24:17 | 17 En Hij zeide tot hen: Wat redenen zijn dit, die gij,
1415 Luk 24:38 | 38 En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij ontroerd, en waarom
1416 Luk 24:44 | alles moest vervuld worden, wat van Mij geschreven is in
1417 Joha 1:21| 21 En zij vraagden hem: Wat dan? Zijt gij Elias? En
1418 Joha 1:22| die ons gezonden hebben; wat zegt gij van uzelven? ~
1419 Joha 1:39| 39 Wat zoekt gij? En zij zeiden
1420 Joha 2:4 | Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u te doen? Mijn
1421 Joha 2:5 | zeide tot de dienaars: Zo wat Hij ulieden zal zeggen,
1422 Joha 2:18| dan, en zeiden tot Hem: Wat teken toont Gij ons, dat
1423 Joha 2:25| mens; want Hij Zelf wist, wat in den mens was. ~ ~
1424 Joha 3:11| voorwaar zeg Ik u: Wij spreken, wat Wij weten, en getuigen,
1425 Joha 3:11| Wij weten, en getuigen, wat Wij gezien hebben; en gijlieden
1426 Joha 4:22| 22 Gijlieden aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden,
1427 Joha 4:22| niet weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid
1428 Joha 4:27| Nochtans zeide niemand: Wat vraagt Gij, of: Wat spreekt
1429 Joha 4:27| niemand: Wat vraagt Gij, of: Wat spreekt Gij met haar? ~
1430 Joha 4:29| mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet
1431 Joha 4:39| heeft mij gezegd alles, wat ik gedaan heb. ~
1432 Joha 5:4 | water, die werd gezond, van wat ziekte hij ook bevangen
1433 Joha 5:14| niet meer, opdat u niet wat ergers geschiede. ~
1434 Joha 5:19| Vader dat ziet doen; want zo wat Die doet, hetzelve doet
1435 Joha 5:20| lief, en toont Hem alles, wat Hij doet; en Hij zal Hem
1436 Joha 6:6 | beproevende; want Hij wist Zelf, wat Hij doen zou.) ~
1437 Joha 6:9 | heeft, en twee visjes; maar wat zijn deze onder zo velen? ~
1438 Joha 6:28| Zij zeiden dan tot Hem: Wat zullen wij doen, opdat wij
1439 Joha 6:30| Zij zeiden dan tot Hem: Wat teken doet Gij dan, opdat
1440 Joha 6:30| mogen zien, en U geloven? Wat werkt Gij? ~
1441 Joha 6:37| 37 Al wat Mij de Vader geeft, zal
1442 Joha 6:39| Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik
1443 Joha 6:62| 62 Wat zou het dan zijn, zo gij
1444 Joha 7:19| niemand van u doet de wet. Wat zoekt gij Mij te doden? ~
1445 Joha 7:36| 36 Wat is dit voor een rede, die
1446 Joha 7:51| gehoord heeft, en verstaat, wat hij doet? ~
1447 Joha 8:5 | zullen worden; Gij dan, wat zegt Gij? ~
1448 Joha 8:25| En Jezus zeide tot hen: Wat Ik van den beginne ulieden
1449 Joha 8:29| gelaten, want Ik doe altijd, wat Hem behagelijk is. ~
1450 Joha 8:38| 38 Ik spreek wat Ik bij Mijn Vader gezien
1451 Joha 8:38| gezien heb; gij doet dan ook, wat gij bij uw vader gezien
1452 Joha 9:17| wederom tot den blinde: Gij, wat zegt gij van Hem; dewijl
1453 Joha 9:26| zeiden wederom tot hem: Wat heeft Hij u gedaan? Hoe
1454 Joha 9:27| gij hebt het niet gehoord; wat wilt gij het wederom horen?
1455 Joha 9:30| tot hen: Hierin is immers wat wonders, dat gij niet weet,
1456 Joha 10:6 | maar zij verstonden niet, wat het was, dat Hij tot hen
1457 Joha 10:20| duivel, en is uitzinnig; wat hoort gij Hem? ~
1458 Joha 10:41| geen teken; maar alles, wat Johannes van Dezen zeide,
1459 Joha 11:22| ook nu weet ik, dat alles, wat Gij van God begeren zult,
1460 Joha 11:47| vergaderden den raad, en zeiden: Wat zullen wij doen? want deze
1461 Joha 11:56| staande in den tempel: Wat dunkt u? Dunkt u, dat Hij
1462 Joha 12:27| is Mijn ziel ontroerd; en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos
1463 Joha 12:49| heeft Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen zal, en wat Ik
1464 Joha 12:49| gegeven, wat Ik zeggen zal, en wat Ik spreken zal. ~
1465 Joha 13:7 | antwoordde en zeide tot hem: Wat Ik doe, weet gij nu niet,
1466 Joha 13:12| zeide tot hen: Verstaat gij, wat Ik ulieden gedaan heb? ~
1467 Joha 13:27| Jezus dan zeide tot hem: Wat gij doet, doe het haastelijk. ~
1468 Joha 13:29| feest, of, dat hij den armen wat geven zou. ~
1469 Joha 14:13| 13 En zo wat gij begeren zult in Mijn
1470 Joha 14:22| Iskariot, zeide tot Hem: Heere, wat is het, dat Gij Uzelven
1471 Joha 14:26| u indachtig maken alles, wat Ik u gezegd heb. ~
1472 Joha 15:7 | woorden in u blijven, zo wat gij wilt, zult gij begeren,
1473 Joha 15:14| Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebiede. ~
1474 Joha 15:15| dienstknecht weet niet, wat zijn heer doet; maar Ik
1475 Joha 15:15| vrienden genoemd; want al wat Ik van Mijn Vader gehoord
1476 Joha 15:16| vrucht blijve; opdat, zo wat gij van den Vader begeren
1477 Joha 16:13| Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben,
1478 Joha 16:15| 15 Al wat de Vader heeft, is Mijn;
1479 Joha 16:17| discipelen zeiden tot elkander: Wat is dit, dat Hij tot ons
1480 Joha 16:18| 18 Zij zeiden dan: Wat is dit, dat Hij zegt: Een
1481 Joha 16:18| kleinen tijd? Wij weten niet, wat Hij zegt. ~
1482 Joha 16:23| Voorwaar, voorwaar Ik zeg u: Al wat gij den Vader zult bidden
1483 Joha 17:2 | over alle vlees, opdat al wat Gij Hem gegeven hebt, Hij
1484 Joha 17:7 | hebben zij bekend, dat alles, wat Gij Mij gegeven hebt, van
1485 Joha 18:4 | Jezus dan, wetende alles, wat over Hem komen zou, ging
1486 Joha 18:21| 21 Wat ondervraagt gij Mij? Ondervraag
1487 Joha 18:21| die het gehoord hebben, wat Ik tot hen gesproken heb;
1488 Joha 18:21| gesproken heb; zie, dezen weten, wat Ik gezegd heb. ~
1489 Joha 18:29| ging tot hen uit, en zeide: Wat beschuldiging brengt gij
1490 Joha 18:35| U aan mij overgeleverd; wat hebt Gij gedaan? ~
1491 Joha 18:38| 38 Pilatus zeide tot Hem: Wat is waarheid? En als hij
1492 Joha 19:22| 22 Pilatus antwoordde: Wat ik geschreven heb, dat heb
1493 Joha 20:13| zeiden tot haar: Vrouw! wat weent gij? Zij zeide tot
1494 Joha 20:15| Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat weent gij? Wien zoekt gij?
1495 Joha 21:21| hij tot Jezus: Heere, maar wat zal deze? ~
1496 Joha 21:22| blijve, totdat Ik kome, wat gaat het u aan? Volg gij
1497 Joha 21:23| blijve, totdat Ik kome, wat gaat het u aan? ~
1498 Hand 1:11| zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar
1499 Hand 2:12| de een tegen den ander: Wat wil toch dit zijn? ~
1500 Hand 2:16| 16 Maar dit is het, wat gesproken is door den profeet
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1670 |