1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1670
Book Chapter: Verse
1501 Hand 2:37| en de andere apostelen: Wat zullen wij doen mannen broeders? ~
1502 Hand 3:12| Gij Israelietische mannen, wat verwondert gij u over dit,
1503 Hand 3:12| verwondert gij u over dit, of wat ziet gij zo sterk op ons,
1504 Hand 3:22| zult gij horen, in alles, wat Hij tot u spreken zal. ~
1505 Hand 4:7 | hadden, vraagden zij: Door wat kracht, of door wat naam
1506 Hand 4:7 | Door wat kracht, of door wat naam hebt gijlieden dit
1507 Hand 4:16| 16 Zeggende: Wat zullen wij dezen mensen
1508 Hand 4:23| hunnen, en verkondigden al wat de overpriesters en de ouderlingen
1509 Hand 4:28| 28 Om te doen al wat Uw hand en Uw raad te voren
1510 Hand 5:4 | geworden zijnde, zeide: Wat is het Heere? En hij zeide
1511 Hand 5:6 | zee; deze zal u zeggen, wat gij doen moet. ~
1512 Hand 5:17| in zichzelven twijfelde, wat toch het gezicht mocht zijn,
1513 Hand 5:21| ben het, dien gij zoekt; wat is de oorzaak, waarom gij
1514 Hand 5:29| zijnde. Zo vraag ik dan, om wat reden gijlieden mij hebt
1515 Hand 6:48| onder de krijgsknechten, wat toch aan Petrus mocht geschied
1516 Hand 7:29| alles volbracht hadden, wat van Hem geschreven was,
1517 Hand 8:27| hebbende, verhaalden zij, wat grote dingen God met hen
1518 Hand 9:4 | ouderlingen; en zij verkondigden, wat grote dingen God met hen
1519 Hand 9:10| 10 Nu dan, wat verzoekt gij God, om een
1520 Hand 9:12| Barnabas en Paulus verhalen, wat grote tekenen en wonderen
1521 Hand 10:30| zeide hij: Lieve heren, wat moet ik doen, opdat ik zalig
1522 Hand 11:18| hem; en sommigen zeiden: Wat wil toch deze klapper zeggen?
1523 Hand 11:20| oren; wij willen dan weten, wat toch dit zijn wil. ~
1524 Hand 11:21| tot niets anders dan om wat nieuws te zeggen en te horen.) ~
1525 Hand 11:24| wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is; Deze, zijnde
1526 Hand 13:32| dan de ene dit, de andere wat anders; want de vergadering
1527 Hand 13:32| meerder deel wist niet, om wat oorzaak zij samengekomen
1528 Hand 13:35| hij: Gij mannen van Efeze! wat mens is er toch, die niet
1529 Hand 14:11| was, en brood gebroken en wat gegeten had, en lang, tot
1530 Hand 14:22| Jeruzalem, niet wetende, wat mij daar ontmoeten zal; ~
1531 Hand 15:13| Maar Paulus antwoordde: Wat doet gij, dat gij weent,
1532 Hand 15:19| verhaalde hij van stuk tot stuk, wat God onder de heidenen door
1533 Hand 15:22| 22 Wat is er dan te doen? Het is
1534 Hand 15:33| vraagde, wie hij was, en wat hij gedaan had. ~
1535 Hand 15:34| riep de ene dit, de andere wat anders. Doch als hij de
1536 Hand 15:37| het mij geoorloofd tot u wat te spreken? En hij zeide:
1537 Hand 16:7 | mij zeggende: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? ~
1538 Hand 16:10| 10 En ik zeide: Heere! wat zal ik doen? En de Heere
1539 Hand 16:16| 16 En nu, wat vertoeft gij? Sta op, en
1540 Hand 16:24| opdat hij verstaan mocht, om wat oorzaak zij alzo over hem
1541 Hand 16:26| overste, zeggende: Zie, wat gij te doen hebt; want deze
1542 Hand 17:17| overste; want hij heeft hem wat te boodschappen. ~
1543 Hand 17:18| tot u zou brengen, die u wat heeft te zeggen. ~
1544 Hand 17:19| gegaan zijnde, vraagde hij: Wat is het dat gij mij hebt
1545 Hand 17:34| gelezen hebbende, vraagde, uit wat provincie hij was; en verstaande,
1546 Hand 18:14| diene, gelovende alles, wat in de wet en in de profeten
1547 Hand 19:26| na gedane onderzoeking, wat heb te schrijven. ~
1548 Hand 20:8 | 8 Wat? wordt het bij ulieden ongelofelijk
1549 Hand 20:14| Hebreeuwse taal: Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij? Het is
1550 Hand 22:22| begeren wel van u te horen, wat gij gevoelt; want wat deze
1551 Hand 22:22| horen, wat gij gevoelt; want wat deze sekte aangaat, ons
1552 Rom 3:3 | 3 Want wat is het, al zijn sommigen
1553 Rom 3:5 | gerechtigheid bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God
1554 Rom 3:7 | tot Zijn heerlijkheid, wat word ik ook nog als een
1555 Rom 3:9 | 9 Wat dan? Zijn wij uitnemender?
1556 Rom 3:19 | 19 Wij weten nu, dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt
1557 Rom 3:27 | Hij is uitgesloten. Door wat wet? Der werken? Neen, maar
1558 Rom 4:1 | 1 Wat zullen wij dan zeggen, dat
1559 Rom 4:3 | 3 Want wat zegt de Schrift? En Abraham
1560 Rom 6:1 | 1 Wat zullen wij dan zeggen? Zullen
1561 Rom 6:15 | 15 Wat dan? Zullen wij zondigen,
1562 Rom 6:21 | 21 Wat vrucht dan hadt gij toen
1563 Rom 7:7 | 7 Wat zullen wij dan zeggen? Is
1564 Rom 8:26 | hulp; want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk
1565 Rom 8:31 | 31 Wat zullen wij dan tot deze
1566 Rom 8:34 | het, Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt
1567 Rom 9:14 | 14 Wat zullen wij dan zeggen? Is
1568 Rom 9:19 | zult dan tot mij zeggen: Wat klaagt Hij dan nog? Want
1569 Rom 9:30 | 30 Wat zullen wij dan zeggen? Dat
1570 Rom 10:8 | 8 Maar wat zegt zij? Nabij u is het
1571 Rom 11:2 | heeft. Of weet gij niet, wat de Schrift zegt van Elia,
1572 Rom 11:4 | 4 Maar wat zegt tot hem het Goddelijk
1573 Rom 11:7 | 7 Wat dan? Hetgeen Israel zoekt,
1574 Rom 11:15 | verzoening is der wereld, wat zal de aanneming wezen,
1575 Rom 13:7 | geeft dan een iegelijk, wat gij schuldig zijt; schatting,
1576 Rom 14:10 | 10 Maar gij, wat oordeelt gij uw broeder?
1577 Rom 14:10 | uw broeder? Of ook gij, wat veracht gij uw broeder?
1578 Rom 14:23 | uit het geloof eet. En al wat uit het geloof niet is,
1579 Rom 15:4 | 4 Want al wat te voren geschreven is,
1580 Rom 16:2 | betaamt, en haar bijstaat, in wat zaak zij u zou mogen van
1581 1Kor 4:7 | Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet hebt
1582 1Kor 4:7 | het ook ontvangen hebt, wat roemt gij, alsof gij het
1583 1Kor 4:21| 21 Wat wilt gij? Zal ik met de
1584 1Kor 5:12| 12 Want wat heb ik ook die buiten zijn
1585 1Kor 7:16| 16 Want wat weet gij, vrouw, of gij
1586 1Kor 7:16| man zult zalig maken? Of wat weet gij, man, of gij de
1587 1Kor 7:36| moet geschieden; die doe wat hij wil, hij zondigt niet;
1588 1Kor 9:18| 18 Wat loon heb ik dan? Namelijk
1589 1Kor 10:19| 19 Wat zeg ik dan? Dat een afgod
1590 1Kor 10:25| 25 Eet al wat in het vleeshuis verkocht
1591 1Kor 10:27| gij daar gaan wilt, eet al wat ulieden voorgesteld wordt,
1592 1Kor 11:22| degenen, die niet hebben? Wat zal ik u zeggen? Zal ik
1593 1Kor 14:6 | en sprak vreemde talen, wat nuttigheid zou ik u doen,
1594 1Kor 14:15| 15 Wat is het dan? Ik zal wel met
1595 1Kor 14:16| dankzegging, dewijl hij niet weet, wat gij zegt? ~
1596 1Kor 14:26| 26 Wat is het dan, broeders? Wanneer
1597 1Kor 15:29| 29 Anders, wat zullen zij doen, die voor
1598 1Kor 15:32| gevochten heb te Efeze, wat nuttigheid is het mij, indien
1599 1Kor 16:12| 12 En wat aangaat Apollos, den broeder,
1600 2Kor 6:14| met de ongelovigen; want wat mededeel heeft de gerechtigheid
1601 2Kor 6:14| met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht
1602 2Kor 6:15| 15 En wat samenstemming heeft Christus
1603 2Kor 6:15| Christus met Belial, of wat deel heeft de gelovige met
1604 2Kor 6:16| 16 Of wat samenvoeging heeft de tempel
1605 2Kor 10:7 | 7 Ziet gij aan wat voor ogen is? Indien iemand
1606 2Kor 11:12| 12 Maar wat ik doe, dat zal ik nog doen,
1607 2Kor 12:13| 13 Want wat is er, waarin gij minder
1608 Gal 2:6 | degenen, die geacht waren, wat te zijn, hoedanigen zij
1609 Gal 4:30 | 30 Maar wat zegt de Schrift? Werp de
1610 Gal 6:7 | niet bespotten; want zo wat de mens zaait, dat zal hij
1611 Efez 3:20| overvloediglijk te doen, boven al wat wij bidden of denken, naar
1612 Efez 4:9 | Nu dit: Hij is opgevaren; wat is het, dan dat Hij ook
1613 Efez 5:10| 10 Beproevende wat den Heere welbehagelijk
1614 Efez 5:13| worden openbaar; want al wat openbaar maakt, is licht. ~
1615 Efez 6:8 | 8 Wetende, dat zo wat goed een iegelijk gedaan
1616 Efez 6:21| hetgeen mij aangaat; en wat ik doe, dat alles zal u
1617 Fili 1:18| 18 Wat dan? Nochtans wordt Christus
1618 Fili 1:22| hetzelve mij oorbaar zij, en wat ik verkiezen zal, weet ik
1619 Fili 4:8 | 8 Voorts, broeders, al wat waarachtig is, al wat eerlijk
1620 Fili 4:8 | al wat waarachtig is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig
1621 Fili 4:8 | is, al wat eerlijk is, al wat rechtvaardig is, al wat
1622 Fili 4:8 | wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat liefelijk
1623 Fili 4:8 | rechtvaardig is, al wat rein is, al wat liefelijk is, al wat wel
1624 Fili 4:8 | al wat liefelijk is, al wat wel luidt, zo er enige deugd
1625 Kol 2:20 | wereld zijt afgestorven, wat wordt gij, gelijk of gij
1626 Kol 3:17 | 17 En al wat gij doet met woorden of
1627 Kol 3:23 | 23 En al wat gij doet, doet dat van harte
1628 Kol 4:9 | zullen u alles bekend maken, wat hier is. ~
1629 1The 3:9 | 9 Want wat dankzegging kunnen wij Gode
1630 1The 4:2 | 2 Want gij weet, wat bevelen wij u gegeven hebben
1631 2The 2:4 | tegenstelt, en verheft boven al wat God genaamd, of als God
1632 2The 2:6 | 6 En nu, wat hem wederhoudt, weet gij,
1633 1Tim 1:7 | zijn, niet verstaande, noch wat zij zeggen, noch wat zij
1634 1Tim 1:7 | noch wat zij zeggen, noch wat zij bevestigen. ~
1635 2Tim 5:11| huizen verkeren, lerende wat niet behoort, om vuil gewins
1636 Tit 1:11 | huizen verkeren, lerende wat niet behoort, om vuil gewins
1637 Heb 2:6 | ergens betuigd, zeggende: Wat is de mens, dat Gij zijner
1638 Heb 7:11 | volk de wet ontvangen), wat nood was het nog, dat een
1639 Heb 8:3 | noodzakelijk was, dat ook Deze wat had, dat Hij zou offeren. ~
1640 Heb 11:32 | 32 En wat zal ik nog meer zeggen?
1641 Heb 11:40 | 40 Alzo God wat beters over ons voorzien
1642 Heb 12:7 | jegens u als zonen; (want wat zoon is er, dien de vader
1643 Heb 13:6 | en ik zal niet vrezen, wat mij een mens zal doen. ~
1644 Jako 2:14| 14 Wat nuttigheid is het, mijn
1645 Jako 2:16| nooddruftigheden des lichaams, wat nuttigheid is dat? ~
1646 Jako 4:14| 14 Gij, die niet weet, wat morgen geschieden zal, want
1647 1Pet 2:20| 20 Want wat lof is het, indien gij verdraagt,
1648 1Pet 4:14| Geest van God rust op u. Wat hen aangaat, Hij wordt wel
1649 1Pet 4:14| wordt wel gelasterd, maar wat u aangaat, Hij wordt verheerlijkt. ~
1650 2Pet 1:3 | Goddelijke kracht alles, wat tot het leven en de godzaligheid
1651 1Joh 2:16| 16 Want al wat in de wereld is, namelijk
1652 1Joh 2:24| in u. Indien in u blijft, wat gij van den beginne gehoord
1653 1Joh 3:2 | is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. Maar wij
1654 1Joh 3:12| broeder doodsloeg; en om wat oorzaak sloeg hij hem dood?
1655 1Joh 3:22| 22 En zo wat wij bidden, ontvangen wij
1656 1Joh 5:4 | 4 Want al wat uit God geboren is, overwint
1657 1Joh 5:15| weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, zo weten
1658 Open 1:2 | van Jezus Christus, en al wat hij gezien heeft. ~
1659 Open 2:7 | Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten
1660 Open 2:11| Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten
1661 Open 2:17| Die oren heeft, die hore, wat de Geest tot de Gemeenten
1662 Open 2:29| Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten
1663 Open 3:3 | gij zult niet weten, op wat ure Ik over u komen zal. ~
1664 Open 3:6 | Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten
1665 Open 3:13| Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten
1666 Open 3:22| Die oren heeft, die hore, wat de Geest tot de Gemeenten
1667 Open 5:13| in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik
1668 Open 18:14| is van u weggegaan; en al wat lekker en wat heerlijk was,
1669 Open 18:14| weggegaan; en al wat lekker en wat heerlijk was, is van u weggegaan;
1670 Open 18:18| haar brand, en zeggende: Wat stad was deze grote stad
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1670 |