1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
6001 Lev 22:71 | schoon geboomte, palmtakken, en meien van dichte bomen,
6002 Lev 22:71 | dichte bomen, met beekwilgen; en gij zult voor het aangezicht
6003 Lev 22:72 | 41 En gij zult dat feest den HEERE
6004 Lev 23:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes,
6005 Lev 23:5 | zult ook meelbloem nemen, en twaalf koeken daarvan bakken;
6006 Lev 23:6 | 6 En gij zult ze in twee rijen
6007 Lev 23:7 | 7 En op elke rij zult gij zuiveren
6008 Lev 23:9 | 9 En het zal voor Aaron en zijn
6009 Lev 23:9 | 9 En het zal voor Aaron en zijn zonen zijn, die dat
6010 Lev 23:10 | 10 En er ging de zoon ener Israelietische
6011 Lev 23:10 | een Egyptische man was; en de zoon van deze Israelietische
6012 Lev 23:10 | van deze Israelietische en een Israelietisch man twistten
6013 Lev 23:11 | uitdrukkelijk den NAAM, en vloekte; daarom brachten
6014 Lev 23:12 | 12 En zij leidden hem in de gevangenis,
6015 Lev 23:13 | 13 En de HEERE sprak tot Mozes,
6016 Lev 23:14 | uit tot buiten het leger, en allen, die het gehoord hebben,
6017 Lev 23:15 | 15 En tot de kinderen Israels
6018 Lev 23:16 | 16 En wie den Naam des HEEREN
6019 Lev 23:17 | 17 En als iemand enige ziel des
6020 Lev 23:23 | 23 En Mozes zeide tot de kinderen
6021 Lev 23:23 | buiten het leger uitbrengen, en hem met stenen stenigen
6022 Lev 23:23 | stenen stenigen zouden. En de kinderen Israels deden,
6023 Lev 24:2 | tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer gij
6024 Lev 24:3 | zult gij uw akker bezaaien, en zes jaren uw wijngaard besnijden,
6025 Lev 24:3 | uw wijngaard besnijden, en de inkomst daarvan inzamelen. ~
6026 Lev 24:4 | akker zult gij niet bezaaien en uw wijngaard niet besnijden. ~
6027 Lev 24:5 | zult gij niet inoogsten, en de druiven uwer afzondering
6028 Lev 24:6 | 6 En de inkomst van den sabbat
6029 Lev 24:6 | tot spijze zijn, voor u, en voor uw knecht, en voor
6030 Lev 24:6 | voor u, en voor uw knecht, en voor uw dienstmaagd, en
6031 Lev 24:6 | en voor uw dienstmaagd, en voor uw dagloner, en voor
6032 Lev 24:6 | dienstmaagd, en voor uw dagloner, en voor uw bijwoner, die bij
6033 Lev 24:7 | Mitsgaders voor het vee, en voor het gedierte, dat in
6034 Lev 24:8 | zeven jaarweken u negen en veertig jaren zullen zijn.
6035 Lev 24:10 | 10 En gij zult dat vijftigste
6036 Lev 24:10 | vijftigste jaar heiligen, en vrijheid uitroepen in het
6037 Lev 24:10 | zal u een jubeljaar zijn; en gij zult wederkeren een
6038 Lev 24:10 | ieder tot zijn bezittingen, en zult wederkeren een ieder
6039 Lev 24:15 | gij van uw naaste kopen, en naar het getal van de jaren
6040 Lev 24:16 | zijn koop vermeerderen, en naar de weinigheid der jaren
6041 Lev 24:18 | 18 En doet Mijn inzettingen, en
6042 Lev 24:18 | En doet Mijn inzettingen, en houdt Mijn rechten, en doet
6043 Lev 24:18 | en houdt Mijn rechten, en doet dezelve; zo zult gij
6044 Lev 24:19 | 19 En het land zal zijn vrucht
6045 Lev 24:19 | land zal zijn vrucht geven, en gij zult eten tot verzadiging
6046 Lev 24:19 | eten tot verzadiging toe; en gij zult zeker daarin wonen. ~
6047 Lev 24:20 | 20 En als gij zoudt zeggen: Wat
6048 Lev 24:20 | wij zullen niet zaaien, en onze inkomst niet inzamelen; ~
6049 Lev 24:22 | jaar nu zult gij zaaien, en zult van de oude inkomst
6050 Lev 24:23 | dewijl gij vreemdelingen en bijwoners bij Mij zijt. ~
6051 Lev 24:25 | broeder zal verarmd zijn, en iets van zijn bezitting
6052 Lev 24:25 | hem nabestaande is, komen, en zal het verkochte zijns
6053 Lev 24:26 | 26 En wanneer iemand geen losser
6054 Lev 24:26 | maar zijn hand bekomen en hij gevonden zal hebben,
6055 Lev 24:27 | zijner verkoping rekenen, en het overschot zal hij den
6056 Lev 24:27 | verkocht had, weder uitkeren; en hij zal weder tot zijn bezitting
6057 Lev 24:28 | jubeljaar zal het uitgaan, en hij zal tot zijn bezitting
6058 Lev 24:31 | daarvoor zal lossing zijn, en zij zullen in het jubeljaar
6059 Lev 24:32 | de steden der Levieten, en de huizen der steden hunner
6060 Lev 24:33 | 33 En als men onder de Levieten
6061 Lev 24:33 | zal de koop van het huis en van de stad zijner bezitting
6062 Lev 24:35 | 35 En als uw broeder zal verarmd
6063 Lev 24:35 | broeder zal verarmd zijn, en zijn hand bij u wankelen
6064 Lev 24:35 | vasthouden, zelfs een vreemdeling en bijwoner, opdat hij bij
6065 Lev 24:37 | hem niet op woeker geven, en gij zult uw spijze niet
6066 Lev 24:39 | bij u zal verarmd zijn, en zich aan u verkocht zal
6067 Lev 24:41 | zal hij van u uitgaan, hij en zijn kinderen met hem, en
6068 Lev 24:41 | en zijn kinderen met hem, en hij zal tot zijn geslacht
6069 Lev 24:41 | zijn geslacht wederkeren, en tot de bezitting zijner
6070 Lev 24:45 | vreemdelingen verkeren, uit hen en uit hun geslachten, die
6071 Lev 24:45 | zullen gewonnen hebben; en zij zullen u tot een bezitting
6072 Lev 24:46 | 46 En gij zult u tot bezitters
6073 Lev 24:47 | 47 En wanneer de hand eens vreemdelings
6074 Lev 24:47 | de hand eens vreemdelings en bijwoners, die bij u is,
6075 Lev 24:47 | wat bekomen zal hebben, en uw broeder, die bij hem
6076 Lev 24:50 | 50 En hij zal met zijn koper rekenen
6077 Lev 24:52 | 52 En indien er nog weinige van
6078 Lev 24:54 | 54 En is het, dat hij hierdoor
6079 Lev 24:54 | het jubeljaar uitgaan, hij en zijn kinderen met hem. ~
6080 Lev 25:2 | sabbatten zult gij houden, en Mijn heiligdommen zult gij
6081 Lev 25:3 | Mijn inzettingen wandelen, en Mijn geboden houden, en
6082 Lev 25:3 | en Mijn geboden houden, en die doen zult; ~
6083 Lev 25:4 | regens geven op hun tijd; en het land zal zijn inkomst
6084 Lev 25:4 | zal zijn inkomst geven, en het geboomte des velds zal
6085 Lev 25:5 | 5 En de dorstijd zal u reiken
6086 Lev 25:5 | reiken tot den wijnoogst, en de wijnoogst zal reiken
6087 Lev 25:5 | reiken tot den zaaitijd; en gij zult uw brood eten tot
6088 Lev 25:5 | eten tot verzadiging toe, en gij zult zeker in uw land
6089 Lev 25:6 | gij zult te slapen liggen, en niemand zij, die verschrikke;
6090 Lev 25:6 | niemand zij, die verschrikke; en Ik zal het boos gedierte
6091 Lev 25:6 | het land doen ophouden, en het zwaard zal door uw land
6092 Lev 25:7 | 7 En gij zult uw vijanden vervolgen;
6093 Lev 25:7 | zult uw vijanden vervolgen; en zij zullen voor uw aangezicht
6094 Lev 25:8 | zullen honderd vervolgen, en honderd uit u zullen tien
6095 Lev 25:8 | tien duizend vervolgen; en uw vijanden zullen voor
6096 Lev 25:9 | 9 En Ik zal Mij tot u wenden,
6097 Lev 25:9 | Ik zal Mij tot u wenden, en zal u vruchtbaar maken,
6098 Lev 25:9 | zal u vruchtbaar maken, en u vermenigvuldigen; en Mijn
6099 Lev 25:9 | en u vermenigvuldigen; en Mijn verbond zal Ik met
6100 Lev 25:10 | 10 En gij zult het oude, dat verouderd
6101 Lev 25:10 | dat verouderd is, eten; en het oude zult gij vanwege
6102 Lev 25:11 | 11 En Ik zal Mijn tabernakel in
6103 Lev 25:11 | het midden van u zetten; en Mijn ziel zal van u niet
6104 Lev 25:12 | 12 En Ik zal in het midden van
6105 Lev 25:12 | het midden van u wandelen, en zal u tot een God zijn,
6106 Lev 25:12 | zal u tot een God zijn, en gij zult Mij tot een volk
6107 Lev 25:13 | slaven niet zoudt zijn; en Ik heb de disselbomen van
6108 Lev 25:13 | disselbomen van uw juk verbroken, en heb u doen rechtop staan. ~
6109 Lev 25:14 | gij Mij niet zult horen, en al deze geboden niet zult
6110 Lev 25:15 | 15 En zo gij Mijn inzettingen
6111 Lev 25:15 | zult smadelijk verwerpen, en zo uw ziel van Mijn rechten
6112 Lev 25:16 | zal verschrikking, tering en koorts, die de ogen verteren
6113 Lev 25:16 | koorts, die de ogen verteren en de ziel pijnigen; gij zult
6114 Lev 25:16 | zaad te vergeefs zaaien, en uw vijanden zullen dat opeten. ~
6115 Lev 25:17 | aangezicht uwer vijanden; en uw haters zullen over u
6116 Lev 25:17 | over u heerschappij hebben, en gij zult vlieden, als u
6117 Lev 25:18 | 18 En zo gij Mij tot deze dingen
6118 Lev 25:19 | hovaardigheid uwer kracht verbreken, en zal uw hemel als ijzer maken,
6119 Lev 25:19 | uw hemel als ijzer maken, en uw aarde als koper. ~
6120 Lev 25:20 | 20 En uw macht zal ijdelijk verdaan
6121 Lev 25:20 | ijdelijk verdaan worden; en uw land zal zijn inkomsten
6122 Lev 25:20 | zijn inkomsten niet geven, en het geboomte des lands zal
6123 Lev 25:21 | 21 En zo gij met Mij in tegenheid
6124 Lev 25:21 | tegenheid wandelen zult, en Mij niet zult willen horen,
6125 Lev 25:22 | velds, hetwelk u beroven, en uw vee uitroeien, en u verminderen
6126 Lev 25:22 | beroven, en uw vee uitroeien, en u verminderen zal; en uw
6127 Lev 25:22 | uitroeien, en u verminderen zal; en uw wegen zullen woest worden. ~
6128 Lev 25:24 | u in tegenheid wandelen, en Ik zal u ook zevenvoudig
6129 Lev 25:25 | het midden van u zenden, en gij zult in de hand des
6130 Lev 25:26 | brood in een oven bakken, en zullen uw brood bij het
6131 Lev 25:26 | het gewicht wedergeven; en gij zult eten, maar niet
6132 Lev 25:28 | heetgrimmige tegenheid wandelen, en Ik zal u ook zevenvoudig
6133 Lev 25:29 | het vlees uwer zonen eten, en het vlees uwer dochteren
6134 Lev 25:30 | 30 En Ik zal uw hoogten verderven,
6135 Lev 25:30 | zal uw hoogten verderven, en uw zonnebeelden uitroeien,
6136 Lev 25:30 | zonnebeelden uitroeien, en zal uw dode lichamen op
6137 Lev 25:30 | lichamen uwer drekgoden werpen; en Mijn ziel zal aan u walgen. ~
6138 Lev 25:31 | 31 En Ik zal uw steden een woestijn
6139 Lev 25:31 | steden een woestijn maken, en uw heiligdommen verwoesten;
6140 Lev 25:31 | heiligdommen verwoesten; en Ik zal uw liefelijken reuk
6141 Lev 25:33 | de heidenen verstrooien; en een zwaard achter u uittrekken;
6142 Lev 25:33 | zwaard achter u uittrekken; en uw land zal woest, en uw
6143 Lev 25:33 | uittrekken; en uw land zal woest, en uw steden zullen een woestijn
6144 Lev 25:34 | de dagen der verwoesting, en gij zult in het land uwer
6145 Lev 25:34 | dan zal het land rusten, en aan zijn sabbatten een welgevallen
6146 Lev 25:36 | 36 En aangaande de overgeblevenen
6147 Lev 25:36 | gedreven blad hen jagen zal, en zij zullen vlieden, gelijk
6148 Lev 25:36 | vliedt voor een zwaard, en zullen vallen, waar niemand
6149 Lev 25:37 | 37 En zij zullen de een op den
6150 Lev 25:37 | waar niemand is, die jaagt; en gij zult voor het aangezicht
6151 Lev 25:38 | omkomen onder de heidenen, en het land uwer vijanden zal
6152 Lev 25:39 | 39 En de overgeblevenen onder
6153 Lev 25:40 | ongerechtigheid belijden, en de ongerechtigheid hunner
6154 Lev 25:40 | tegen Mij overtreden hebben, en ook dat zij met Mij in tegenheid
6155 Lev 25:41 | in tegenheid gewandeld, en hen in het land hunner vijanden
6156 Lev 25:41 | onbesneden hart gebogen wordt, en zij dan aan de straf hunner
6157 Lev 25:42 | Mijn verbond met Jakob, en ook aan Mijn verbond met
6158 Lev 25:42 | aan Mijn verbond met Izak, en ook aan Mijn verbond met
6159 Lev 25:42 | Abraham zal Ik gedenken, en aan het land zal Ik gedenken; ~
6160 Lev 25:43 | zal verlaten zijn geweest, en aan zijn sabbatten een welgevallen
6161 Lev 25:43 | hunnentwil verwoest was, en zij aan de straf hunner
6162 Lev 25:43 | zullen gehad hebben; daarom, en omdat zij Mijn rechten hadden
6163 Lev 25:43 | rechten hadden verworpen, en hun ziel van Mijn inzettingen
6164 Lev 25:44 | 44 En hierenboven is dit ook;
6165 Lev 25:46 | Dit zijn die inzettingen, en die rechten, en die wetten,
6166 Lev 25:46 | inzettingen, en die rechten, en die wetten, welke de HEERE
6167 Lev 25:46 | gegeven heeft, tussen Zich en tussen de kinderen Israels,
6168 Lev 26:2 | tot de kinderen Israels, en zeg tot hen: Wanneer iemand
6169 Lev 26:5 | 5 En is het van een, die vijf
6170 Lev 26:5 | man twintig sikkelen zijn, en voor een vrouw tien sikkelen. ~
6171 Lev 26:6 | zijn vijf sikkelen zilvers, en uw schatting over een vrouw
6172 Lev 26:7 | 7 En is het van een, die zestig
6173 Lev 26:7 | die zestig jaren oud is en daarboven, is het een man,
6174 Lev 26:7 | zijn vijftien sikkelen, en voor een vrouw tien sikkelen. ~
6175 Lev 26:9 | 9 En indien het een beest is,
6176 Lev 26:10 | verwisselt, zo zal dit, en wat daarvoor verwisseld
6177 Lev 26:11 | 11 En indien het enig onrein beest
6178 Lev 26:12 | 12 En de priester zal dat schatten,
6179 Lev 26:14 | 14 En wanneer iemand zijn huis
6180 Lev 26:15 | 15 En indien hij, die het geheiligd
6181 Lev 26:18 | zijn tot het jubeljaar; en het zal van uw schatting
6182 Lev 26:19 | 19 En indien hij, die den akker
6183 Lev 26:19 | schatting daarboven toedoen, en dezelve zal hem gevestigd
6184 Lev 26:20 | 20 En indien hij dien akker niet
6185 Lev 26:22 | 22 En indien hij den HEERE een
6186 Lev 26:22 | dien hij gekocht heeft, en niet is van den akker zijner
6187 Lev 26:23 | schatting tot het jubeljaar; en hij zal op denzelven dag
6188 Lev 26:27 | lossen naar uw schatting, en zal zijn vijfde deel daarboven
6189 Lev 26:27 | deel daarboven toedoen; en indien het niet gelost wordt,
6190 Lev 26:32 | de tienden van runderen en klein vee, alles wat onder
6191 Lev 26:33 | Hij zal tussen het goede en het kwade niet onderzoeken;
6192 Lev 26:33 | verwisselen zal, zo zal dit, en wat daarvoor verwisseld
6193 Num 1:3 | 3 Van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten
6194 Num 1:3 | tellen naar hun heiren, gij en Aaron. ~
6195 Num 1:4 | 4 En met ulieden zullen zijn
6196 Num 1:17 | 17 Toen namen Mozes en Aaron die mannen, welken
6197 Num 1:18 | 18 En zij verzamelden de gehele
6198 Num 1:18 | eersten dag der tweede maand; en die verklaarden hun afkomst,
6199 Num 1:18 | die twintig jaren oud was en daarboven, hoofd voor hoofd. ~
6200 Num 1:20 | was, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten
6201 Num 1:21 | stam van Ruben waren zes en veertig duizend en vijfhonderd. ~
6202 Num 1:21 | waren zes en veertig duizend en vijfhonderd. ~
6203 Num 1:22 | was, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten
6204 Num 1:23 | stam van Simeon waren negen en vijftig duizend en driehonderd. ~
6205 Num 1:23 | negen en vijftig duizend en driehonderd. ~
6206 Num 1:24 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten
6207 Num 1:25 | van den stam van Gad vijf en veertig duizend zeshonderd
6208 Num 1:25 | veertig duizend zeshonderd en vijftig. ~
6209 Num 1:26 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten
6210 Num 1:27 | van den stam van Juda vier en zeventig duizend en zeshonderd. ~
6211 Num 1:27 | vier en zeventig duizend en zeshonderd. ~
6212 Num 1:28 | namen van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten
6213 Num 1:29 | stam van Issaschar vier en vijftig duizend en vierhonderd. ~
6214 Num 1:29 | vier en vijftig duizend en vierhonderd. ~
6215 Num 1:30 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten
6216 Num 1:31 | den stam van Zebulon zeven en vijftig duizend en vierhonderd. ~
6217 Num 1:31 | zeven en vijftig duizend en vierhonderd. ~
6218 Num 1:32 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten
6219 Num 1:33 | van Efraim veertig duizend en vijfhonderd; ~
6220 Num 1:34 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten
6221 Num 1:35 | den stam van Manasse twee en dertig duizend en tweehonderd. ~
6222 Num 1:35 | Manasse twee en dertig duizend en tweehonderd. ~
6223 Num 1:36 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten
6224 Num 1:37 | den stam van Benjamin vijf en dertig duizend en vierhonderd. ~
6225 Num 1:37 | Benjamin vijf en dertig duizend en vierhonderd. ~
6226 Num 1:38 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten
6227 Num 1:39 | van den stam van Dan twee en zestig duizend en zevenhonderd. ~
6228 Num 1:39 | Dan twee en zestig duizend en zevenhonderd. ~
6229 Num 1:40 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten
6230 Num 1:41 | van den stam van Aser een en veertig duizend en vijfhonderd. ~
6231 Num 1:41 | Aser een en veertig duizend en vijfhonderd. ~
6232 Num 1:42 | namen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die ten
6233 Num 1:43 | den stam van Nafthali drie en vijftig duizend en vierhonderd. ~
6234 Num 1:43 | drie en vijftig duizend en vierhonderd. ~
6235 Num 1:44 | welke Mozes geteld heeft, en Aaron, en de oversten van
6236 Num 1:44 | geteld heeft, en Aaron, en de oversten van Israel;
6237 Num 1:45 | vaderen, van twintig jaren oud en daarboven, allen, die in
6238 Num 1:46 | drie duizend vijfhonderd en vijftig. ~
6239 Num 1:50 | tabernakel der getuigenis, en over al zijn gereedschap,
6240 Num 1:50 | over al zijn gereedschap, en over alles, wat daartoe
6241 Num 1:50 | zullen den tabernakel dragen, en al zijn gereedschap; en
6242 Num 1:50 | en al zijn gereedschap; en zij zullen dien bedienen,
6243 Num 1:50 | zij zullen dien bedienen, en zij zullen zich rondom den
6244 Num 1:51 | 51 En als de tabernakel zal optrekken,
6245 Num 1:51 | zullen denzelven afnemen; en wanneer de tabernakel zich
6246 Num 1:51 | Levieten denzelven oprichten; en de vreemde, die daarbij
6247 Num 1:52 | 52 En de kinderen Israels zullen
6248 Num 1:52 | iegelijk bij zijn leger, en een iegelijk bij zijn banier,
6249 Num 2:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes
6250 Num 2:1 | de HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~
6251 Num 2:3 | van Juda, naar hun heiren; en Nahesson, de zoon van Amminadab,
6252 Num 2:4 | 4 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vier
6253 Num 2:4 | zijn getelden waren vier en zeventig duizend en zeshonderd. ~
6254 Num 2:4 | vier en zeventig duizend en zeshonderd. ~
6255 Num 2:5 | 5 En nevens zal zich legeren
6256 Num 2:5 | legeren de stam van Issaschar; en Nethaneel, de zoon van Zuar,
6257 Num 2:6 | 6 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vier
6258 Num 2:6 | zijn getelden waren vier en vijftig duizend en vierhonderd. ~
6259 Num 2:6 | vier en vijftig duizend en vierhonderd. ~
6260 Num 2:7 | Daartoe de stam van Zebulon; en Eliab, de zoon van Helon,
6261 Num 2:8 | 8 Zijn heir nu, en zijn getelden waren zeven
6262 Num 2:8 | zijn getelden waren zeven en vijftig duizend en vierhonderd. ~
6263 Num 2:8 | zeven en vijftig duizend en vierhonderd. ~
6264 Num 2:9 | van Juda waren honderd zes en tachtig duizend en vierhonderd,
6265 Num 2:9 | honderd zes en tachtig duizend en vierhonderd, naar hun heiren.
6266 Num 2:10 | zal tegen het zuiden zijn; en Elizur, de zoon van Sedeur,
6267 Num 2:11 | 11 Zijn heir nu, en zijn getelden waren zes
6268 Num 2:11 | zijn getelden waren zes en veertig duizend en vijfhonderd. ~
6269 Num 2:11 | waren zes en veertig duizend en vijfhonderd. ~
6270 Num 2:12 | 12 En nevens hem zal zich legeren
6271 Num 2:12 | legeren de stam van Simeon; en Selumiel, de zoon van Zurisaddai,
6272 Num 2:13 | 13 Zijn heir nu, en zijn getelden waren negen
6273 Num 2:13 | zijn getelden waren negen en vijftig duizend en driehonderd. ~
6274 Num 2:13 | negen en vijftig duizend en driehonderd. ~
6275 Num 2:14 | Daartoe de stam van Gad; en Eljasaf, de zoon van Rehuel,
6276 Num 2:15 | 15 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vijf
6277 Num 2:15 | zijn getelden waren vijf en veertig duizend zeshonderd
6278 Num 2:15 | veertig duizend zeshonderd en vijftig. ~
6279 Num 2:16 | Ruben waren honderd een en vijftig duizend vierhonderd
6280 Num 2:16 | vijftig duizend vierhonderd en vijftig; naar hun heiren.
6281 Num 2:16 | vijftig; naar hun heiren. En zij zullen de tweede optrekken. ~
6282 Num 2:18 | zal tegen het westen zijn; en Elisama, de zoon van Ammihud,
6283 Num 2:19 | 19 Zijn heir nu, en zijn getelden waren veertig
6284 Num 2:19 | getelden waren veertig duizend en vijfhonderd. ~
6285 Num 2:20 | 20 En nevens hem de stam van Manasse;
6286 Num 2:20 | hem de stam van Manasse; en Gamaliel, de zoon van Pedazur,
6287 Num 2:21 | 21 Zijn heir nu, en zijn getelden waren twee
6288 Num 2:21 | zijn getelden waren twee en dertig duizend en tweehonderd. ~
6289 Num 2:21 | waren twee en dertig duizend en tweehonderd. ~
6290 Num 2:22 | Daartoe de stam van Benjamin; en Abidan, de zoon van Gideoni,
6291 Num 2:23 | 23 Zijn heir nu, en zijn getelden waren vijf
6292 Num 2:23 | zijn getelden waren vijf en dertig duizend en vierhonderd. ~
6293 Num 2:23 | waren vijf en dertig duizend en vierhonderd. ~
6294 Num 2:24 | waren honderd acht duizend en eenhonderd, naar hun heiren.
6295 Num 2:24 | eenhonderd, naar hun heiren. En zij zullen de derde optrekken. ~
6296 Num 2:25 | noorden zijn, naar hun heiren; en Ahiezer, de zoon van Ammisaddai,
6297 Num 2:26 | 26 Zijn heir nu, en zijn getelden waren twee
6298 Num 2:26 | zijn getelden waren twee en zestig duizend en zevenhonderd. ~
6299 Num 2:26 | waren twee en zestig duizend en zevenhonderd. ~
6300 Num 2:27 | 27 En nevens hem zal zich legeren
6301 Num 2:27 | legeren de stam van Aser; en Pagiel, de zoon van Ochran,
6302 Num 2:28 | 28 Zijn heir nu, en zijn getelden waren een
6303 Num 2:28 | zijn getelden waren een en veertig duizend en vijfhonderd. ~
6304 Num 2:28 | waren een en veertig duizend en vijfhonderd. ~
6305 Num 2:29 | Daartoe de stam van Nafthali; en Ahira, de zoon van Enan,
6306 Num 2:30 | 30 Zijn heir nu, en zijn getelden waren drie
6307 Num 2:30 | zijn getelden waren drie en vijftig duizend en vierhonderd. ~
6308 Num 2:30 | drie en vijftig duizend en vierhonderd. ~
6309 Num 2:31 | Dan waren honderd zeven en vijftig duizend en zeshonderd.
6310 Num 2:31 | zeven en vijftig duizend en zeshonderd. In het achterste
6311 Num 2:32 | drie duizend vijfhonderd en vijftig. ~
6312 Num 2:34 | 34 En de kinderen Israels deden
6313 Num 2:34 | zich naar hun banieren, en zo trokken zij op, een iegelijk
6314 Num 3:1 | zijn de geboorten van Aaron en Mozes; ten dage als de HEERE
6315 Num 3:2 | 2 En dit zijn de namen der zonen
6316 Num 3:2 | daarna Abihu, Eleazar, en Ithamar. ~
6317 Num 3:4 | 4 Maar Nadab en Abihu stierven voor het
6318 Num 3:4 | woestijn van Sinai brachten, en hadden geen kinderen, doch
6319 Num 3:4 | geen kinderen, doch Eleazar en Ithamar bedienden het priesterambt
6320 Num 3:5 | 5 En de HEERE sprak tot Mozes,
6321 Num 3:6 | den stam van Levi naderen, en stel hem voor het aangezicht
6322 Num 3:7 | 7 En dat zij waarnemen zijn wacht,
6323 Num 3:7 | zij waarnemen zijn wacht, en de wacht der gehele vergadering,
6324 Num 3:8 | 8 En dat zij al het gereedschap
6325 Num 3:8 | de tent der samenkomst, en de wacht der kinderen Israels
6326 Num 3:9 | Gij zult dan, aan Aaron en aan zijn zonen, de Levieten
6327 Num 3:10 | 10 Maar Aaron en zijn zonen zult gij stellen,
6328 Num 3:10 | priesterambt waarnemen; en de vreemde, die nadert,
6329 Num 3:11 | 11 En de HEERE sprak tot Mozes,
6330 Num 3:12 | 12 En Ik, zie, Ik heb de Levieten
6331 Num 3:12 | uit de kinderen Israels; en de Levieten zullen Mijne
6332 Num 3:14 | 14 En de HEERE sprak tot Mozes
6333 Num 3:15 | mannelijk is, van een maand oud en daarboven, die zult gij
6334 Num 3:16 | 16 En Mozes telde hen naar het
6335 Num 3:17 | Levi met hun namen: Gerson, en Kahath, en Merari. ~
6336 Num 3:17 | namen: Gerson, en Kahath, en Merari. ~
6337 Num 3:18 | 18 En dit zijn de namen der zonen
6338 Num 3:18 | naar hun geslachten: Libni en Simei. ~
6339 Num 3:19 | 19 En de zonen van Kahath, naar
6340 Num 3:19 | naar hun geslachten; Amram en Izhar, Hebron en Uzziel. ~
6341 Num 3:19 | Amram en Izhar, Hebron en Uzziel. ~
6342 Num 3:20 | 20 En de zonen van Merari, naar
6343 Num 3:20 | naar hun geslachten: Maheli en Musi; dit zijn de geslachten
6344 Num 3:21 | geslacht der Libnieten, en het geslacht der Simeieten;
6345 Num 3:22 | mannelijk was, van een maand oud en daarboven; hun getelden
6346 Num 3:22 | getelden waren zeven duizend en vijfhonderd. ~
6347 Num 3:25 | 25 En de wacht der zonen van Gerson
6348 Num 3:25 | samenkomst zal zijn de tabernakel en de tent, haar deksel, en
6349 Num 3:25 | en de tent, haar deksel, en het deksel aan de deur van
6350 Num 3:26 | 26 En de behangselen des voorhofs,
6351 Num 3:26 | behangselen des voorhofs, en het deksel van de deur des
6352 Num 3:26 | welke bij den tabernakel en bij het altaar rondom zijn;
6353 Num 3:27 | 27 En van Kahath is het geslacht
6354 Num 3:27 | geslacht der Amramieten, en het geslacht der Izharieten,
6355 Num 3:27 | geslacht der Izharieten, en het geslacht der Hebronieten,
6356 Num 3:27 | geslacht der Hebronieten, en het geslacht der Uzzielieten;
6357 Num 3:28 | mannelijk was, van een maand oud en daarboven, waren acht duizend
6358 Num 3:28 | daarboven, waren acht duizend en zeshonderd, waarnemende
6359 Num 3:31 | wacht nu zal zijn de ark, en de tafel, en de kandelaar,
6360 Num 3:31 | zijn de ark, en de tafel, en de kandelaar, en de altaren
6361 Num 3:31 | tafel, en de kandelaar, en de altaren en het gereedschap
6362 Num 3:31 | kandelaar, en de altaren en het gereedschap des heiligdoms,
6363 Num 3:31 | hetwelk zij dienst doen, en het deksel, en al wat tot
6364 Num 3:31 | dienst doen, en het deksel, en al wat tot zijn dienst behoort. ~
6365 Num 3:33 | geslacht der Mahelieten, en het geslacht der Musieten;
6366 Num 3:34 | 34 En hun getelden in getal van
6367 Num 3:34 | mannelijk was, van een maand oud en daarboven, waren zes duizend
6368 Num 3:34 | daarboven, waren zes duizend en tweehonderd. ~
6369 Num 3:36 | 36 En het opzicht der wachten
6370 Num 3:36 | berderen des tabernakels, en zijn richelen, en zijn pilaren,
6371 Num 3:36 | tabernakels, en zijn richelen, en zijn pilaren, en zijn voeten,
6372 Num 3:36 | richelen, en zijn pilaren, en zijn voeten, en al zijn
6373 Num 3:36 | pilaren, en zijn voeten, en al zijn gereedschap, en
6374 Num 3:36 | en al zijn gereedschap, en al wat tot zijn dienst behoort; ~
6375 Num 3:37 | 37 En de pilaren des voorhofs
6376 Num 3:37 | pilaren des voorhofs rondom, en hun voeten, en hun pennen,
6377 Num 3:37 | voorhofs rondom, en hun voeten, en hun pennen, en hun zelen. ~
6378 Num 3:37 | hun voeten, en hun pennen, en hun zelen. ~
6379 Num 3:38 | opgang, zullen zijn Mozes, en Aaron met zijn zonen, waarnemende
6380 Num 3:38 | wacht der kinderen Israels; en de vreemde die nadert, zal
6381 Num 3:39 | der Levieten, welke Mozes en Aaron, op het bevel des
6382 Num 3:39 | mannelijk was, van een maand oud en daarboven, waren twee en
6383 Num 3:39 | en daarboven, waren twee en twintig duizend. ~
6384 Num 3:40 | 40 En de HEERE zeide tot Mozes:
6385 Num 3:40 | Israels, van een maand oud en daarboven; en neem het getal
6386 Num 3:40 | maand oud en daarboven; en neem het getal hunner namen
6387 Num 3:41 | 41 En gij zult voor Mij de Levieten
6388 Num 3:41 | onder de kinderen Israels, en de beesten der Levieten,
6389 Num 3:43 | 43 En alle eerstgeborenen, die
6390 Num 3:43 | namen, van een maand oud en daarboven, naar hun getelden,
6391 Num 3:43 | hun getelden, waren twee en twintig duizend tweehonderd
6392 Num 3:43 | twintig duizend tweehonderd en drie en zeventig. ~
6393 Num 3:43 | duizend tweehonderd en drie en zeventig. ~
6394 Num 3:44 | 44 En de HEERE sprak tot Mozes,
6395 Num 3:45 | onder de kinderen Israels, en de beesten der Levieten,
6396 Num 3:46 | Aangaande de tweehonderd drie en zeventig, die gelost zullen
6397 Num 3:48 | 48 En gij zult dat geld aan Aaron
6398 Num 3:48 | zult dat geld aan Aaron en zijn zonen geven, het geld
6399 Num 3:50 | duizend driehonderd vijf en zestig sikkelen, naar den
6400 Num 3:51 | 51 En Mozes gaf dat geld der gelosten
6401 Num 3:51 | geld der gelosten aan Aaron en aan zijn zonen, naar het
6402 Num 4:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes
6403 Num 4:1 | de HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~
6404 Num 4:3 | 3 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig jaren
6405 Num 4:5 | legers, zo zullen Aaron en zijn zonen komen, en den
6406 Num 4:5 | Aaron en zijn zonen komen, en den voorhang des deksels
6407 Num 4:5 | voorhang des deksels afnemen, en zullen daarmede de ark der
6408 Num 4:6 | 6 En zij zullen een deksel van
6409 Num 4:6 | dassenvellen daarop leggen, en een geheel kleed van hemelsblauw
6410 Num 4:6 | daar bovenop uitspreiden; en zij zullen derzelver handbomen
6411 Num 4:7 | hemelsblauw uitspreiden, en zullen daarop zetten de
6412 Num 4:7 | daarop zetten de schotels, en de reukschalen, en de kroezen,
6413 Num 4:7 | schotels, en de reukschalen, en de kroezen, en de dekschotels;
6414 Num 4:7 | reukschalen, en de kroezen, en de dekschotels; ook zal
6415 Num 4:8 | kleed daarover uitspreiden, en zullen dat met een deksel
6416 Num 4:8 | van dassenvellen bedekken; en zij zullen derzelver handbomen
6417 Num 4:9 | kleed van hemelsblauw nemen, en bedekken den kandelaar des
6418 Num 4:9 | kandelaar des luchters, en zijn lampen, en zijn snuiters,
6419 Num 4:9 | luchters, en zijn lampen, en zijn snuiters, en zijn blusvaten,
6420 Num 4:9 | lampen, en zijn snuiters, en zijn blusvaten, en al zijn
6421 Num 4:9 | snuiters, en zijn blusvaten, en al zijn olievaten, met welke
6422 Num 4:10 | Zij zullen ook denzelven, en al zijn gereedschap, in
6423 Num 4:10 | deksel van dassenvellen doen, en zullen hem op den draagboom
6424 Num 4:11 | 11 En over het gouden altaar zullen
6425 Num 4:11 | hemelsblauw uitspreiden, en zullen dat met een deksel
6426 Num 4:11 | van dassenvellen bedekken; en zij zullen deszelfs handbomen
6427 Num 4:12 | in het heiligdom dienen, en zullen het leggen in een
6428 Num 4:12 | een kleed van hemelsblauw, en zullen hetzelve met een
6429 Num 4:12 | van dassenvellen bedekken; en zij zullen het op den draagboom
6430 Num 4:13 | 13 En zij zullen de as van het
6431 Num 4:13 | as van het altaar vegen, en zij zullen daarover een
6432 Num 4:14 | 14 En zij zullen daarop leggen
6433 Num 4:14 | koolpannen, de krauwelen, en de schoffelen, en de sprengbekkens,
6434 Num 4:14 | krauwelen, en de schoffelen, en de sprengbekkens, al het
6435 Num 4:14 | gereedschap des altaars; en zij zullen daarover een
6436 Num 4:14 | dassenvellen uitspreiden, en zullen deszelfs handbomen
6437 Num 4:15 | 15 Als nu Aaron en zijn zonen, het dekken van
6438 Num 4:15 | dekken van het heiligdom, en van alle gereedschap des
6439 Num 4:16 | over de olie des luchters, en het reukwerk der welriekende
6440 Num 4:16 | welriekende specerijen, en het gedurig spijsoffer,
6441 Num 4:16 | het gedurig spijsoffer, en de zalfolie; het opzicht
6442 Num 4:16 | des gansen tabernakels, en alles wat daarin is, aan
6443 Num 4:16 | daarin is, aan het heiligdom en aan zijn gereedschap.
6444 Num 4:17 | 17 En de HEERE sprak tot Mozes
6445 Num 4:17 | de HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~
6446 Num 4:19 | hun doen, opdat zij leven en niet sterven, als zij tot
6447 Num 4:19 | toetreden zullen: Aaron en zijn zonen zullen komen,
6448 Num 4:19 | zijn zonen zullen komen, en stellen hen een ieder over
6449 Num 4:19 | een ieder over zijn dienst en aan zijn last. ~
6450 Num 4:21 | 21 En de HEERE sprak tot Mozes,
6451 Num 4:23 | tellen van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig jaren
6452 Num 4:24 | Gersonieten, in het dienen en in den last. ~
6453 Num 4:25 | gordijnen des tabernakels, en de tent der samenkomst;
6454 Num 4:25 | samenkomst; te weten haar deksel, en het dassendeksel, dat er
6455 Num 4:25 | dassendeksel, dat er bovenop is, en het deksel der deur van
6456 Num 4:26 | 26 En de behangselen des voorhofs,
6457 Num 4:26 | behangselen des voorhofs, en het deksel der deur van
6458 Num 4:26 | hetwelk is bij den tabernakel en bij het altaar rondom; en
6459 Num 4:26 | en bij het altaar rondom; en hun zelen, en al het gereedschap
6460 Num 4:26 | altaar rondom; en hun zelen, en al het gereedschap van hun
6461 Num 4:27 | Gersonieten, in al hun last, en in al hun dienst, zal zijn
6462 Num 4:27 | naar het bevel van Aaron en van zijn zonen; en gijlieden
6463 Num 4:27 | Aaron en van zijn zonen; en gijlieden zult hun ter bewaring
6464 Num 4:28 | de tent der samenkomst; en hun wacht zal zijn onder
6465 Num 4:29 | gij naar hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen
6466 Num 4:30 | tellen van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig jaren
6467 Num 4:31 | berderen des tabernakels, en zijn richelen, en zijn pilaren,
6468 Num 4:31 | tabernakels, en zijn richelen, en zijn pilaren, en zijn voeten; ~
6469 Num 4:31 | richelen, en zijn pilaren, en zijn voeten; ~
6470 Num 4:32 | voorhofs rondom, hun voeten, en hun pennen, en hun zelen,
6471 Num 4:32 | hun voeten, en hun pennen, en hun zelen, met al hun gereedschap,
6472 Num 4:32 | met al hun gereedschap, en met al hun dienst; en het
6473 Num 4:32 | gereedschap, en met al hun dienst; en het gereedschap van de waarneming
6474 Num 4:34 | 34 Mozes dan en Aaron, en de oversten der
6475 Num 4:34 | 34 Mozes dan en Aaron, en de oversten der vergadering
6476 Num 4:34 | Kahathieten, naar hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen:
6477 Num 4:35 | 35 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig jaren
6478 Num 4:36 | twee duizend zevenhonderd en vijftig. ~
6479 Num 4:37 | samenkomst diende, welke Mozes en Aaron geteld hebben, naar
6480 Num 4:38 | Gerson, naar hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen; ~
6481 Num 4:39 | 39 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig jaren
6482 Num 4:40 | twee duizend zeshonderd en dertig. ~
6483 Num 4:41 | samenkomst diende, welke Mozes en Aaron telden, naar het bevel
6484 Num 4:42 | 42 En de getelden van de geslachten
6485 Num 4:43 | 43 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig jaren
6486 Num 4:44 | geslachten, drie duizend en tweehonderd. ~
6487 Num 4:45 | van Merari, welke Mozes en Aaron geteld hebben, naar
6488 Num 4:46 | de getelden, welke Mozes en Aaron, en de oversten van
6489 Num 4:46 | getelden, welke Mozes en Aaron, en de oversten van Israel geteld
6490 Num 4:46 | Levieten, naar hun geslachten, en naar het huis hunner vaderen, ~
6491 Num 4:47 | 47 Van dertig jaren oud en daarboven, tot vijftig jaren
6492 Num 4:47 | den dienst der bediening en den dienst van den last,
6493 Num 4:48 | acht duizend vijfhonderd en tachtig. ~
6494 Num 4:49 | ieder naar zijn dienst, en naar zijn last; en zijn
6495 Num 4:49 | dienst, en naar zijn last; en zijn getelden waren, die
6496 Num 5:1 | 1 En de HEERE sprak tot Mozes,
6497 Num 5:2 | wegzenden alle melaatsen, en alle vloeienden, en allen,
6498 Num 5:2 | melaatsen, en alle vloeienden, en allen, die onrein zijn van
6499 Num 5:4 | 4 En de kinderen Israels deden
6500 Num 5:4 | kinderen Israels deden alzo, en zonden hen tot buiten het
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |