1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
7001 Num 16:20 | de HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende: ~
7002 Num 16:21 | midden van deze vergadering, en Ik zal hen als in een ogenblik
7003 Num 16:22 | vielen op hun aangezichten, en zeiden: O God! God der geesten
7004 Num 16:22 | man zal gezondigd hebben, en zult Gij U over deze ganse
7005 Num 16:23 | 23 En de HEERE sprak tot Mozes,
7006 Num 16:24 | woning van Korach, Dathan en Abiram. ~
7007 Num 16:25 | 25 Toen stond Mozes op, en ging tot Dathan en Abiram;
7008 Num 16:25 | Mozes op, en ging tot Dathan en Abiram; en achter hem gingen
7009 Num 16:25 | ging tot Dathan en Abiram; en achter hem gingen de oudsten
7010 Num 16:26 | 26 En hij sprak tot de vergadering,
7011 Num 16:26 | dezer goddeloze mannen, en roert niets aan van hetgeen
7012 Num 16:27 | woning van Korach, Dathan en Abiram, van rondom; maar
7013 Num 16:27 | van rondom; maar Dathan en Abiram gingen uit, staande
7014 Num 16:27 | tenten, met hun vrouwen, en hun zonen, en hun kinderkens. ~
7015 Num 16:27 | hun vrouwen, en hun zonen, en hun kinderkens. ~
7016 Num 16:29 | gelijk alle mensen sterven, en over hen een bezoeking zal
7017 Num 16:30 | wat nieuws zal scheppen, en het aardrijk zijn mond zal
7018 Num 16:30 | zijn mond zal opendoen, en verslinden hen met alles
7019 Num 16:30 | met alles wat hunner is, en zij levend ter helle zullen
7020 Num 16:31 | 31 En het geschiedde, als hij
7021 Num 16:32 | 32 En de aarde opende haar mond,
7022 Num 16:32 | aarde opende haar mond, en verslond hen met hun huizen,
7023 Num 16:32 | verslond hen met hun huizen, en allen mensen, die Korach
7024 Num 16:32 | die Korach toebehoorden, en al de have. ~
7025 Num 16:33 | 33 En zij voeren neder, zij en
7026 Num 16:33 | En zij voeren neder, zij en alles wat hunner was, levend
7027 Num 16:33 | hunner was, levend ter helle; en de aarde overdekte hen,
7028 Num 16:33 | de aarde overdekte hen, en zij kwamen om uit het midden
7029 Num 16:34 | 34 En het ganse Israel, dat rondom
7030 Num 16:35 | vuur uit van den HEERE, en verteerde die tweehonderd
7031 Num 16:35 | verteerde die tweehonderd en vijftig mannen, die reukwerk
7032 Num 16:36 | 36 En de HEERE sprak tot Mozes,
7033 Num 16:37 | wierookvaten uit den brand opneme; en strooi het vuur verre weg;
7034 Num 16:38 | daarom zijn zij heilig; en zij zullen den kinderen
7035 Num 16:39 | 39 En Eleazar, de priester, nam
7036 Num 16:39 | verbranden gebracht hadden, en zij rekten ze uit tot een
7037 Num 16:40 | hij niet worde als Korach, en zijn vergadering, gelijk
7038 Num 16:41 | kinderen Israels tegen Mozes en tegen Aaron, zeggende: Gijlieden
7039 Num 16:42 | 42 En het geschiedde, als de vergadering
7040 Num 16:42 | zich verzamelde tegen Mozes en Aaron, en zich wendde naar
7041 Num 16:42 | verzamelde tegen Mozes en Aaron, en zich wendde naar de tent
7042 Num 16:42 | zo bedekte haar die wolk; en de heerlijkheid des HEEREN
7043 Num 16:43 | 43 Mozes nu en Aaron kwamen tot voor de
7044 Num 16:45 | midden van deze vergadering, en Ik zal hen verteren, als
7045 Num 16:46 | 46 En Mozes zeide tot Aaron: Neem
7046 Num 16:46 | Aaron: Neem het wierookvat, en doe vuur daarin van het
7047 Num 16:46 | vuur daarin van het altaar, en leg reukwerk daarop, haastelijk
7048 Num 16:47 | 47 En Aaron nam het, gelijk als
7049 Num 16:47 | als Mozes gesproken had, en liep in het midden der gemeente,
7050 Num 16:47 | het midden der gemeente, en ziet, de plaag had aangevangen
7051 Num 16:47 | aangevangen onder het volk; en hij legde reukwerk daarin,
7052 Num 16:47 | hij legde reukwerk daarin, en deed verzoening over het
7053 Num 16:48 | 48 En hij stond tussen de doden
7054 Num 16:48 | hij stond tussen de doden en tussen de levenden; alzo
7055 Num 16:49 | waren veertien duizend en zevenhonderd, behalve die
7056 Num 16:50 | 50 En Aaron keerde weder tot Mozes
7057 Num 16:50 | de tent der samenkomst; en de plaag was opgehouden. ~
7058 Num 17:2 | tot de kinderen Israels, en neem van hen voor elk vaderlijk
7059 Num 17:4 | 4 En gij zult ze wegleggen in
7060 Num 17:5 | 5 En het zal geschieden, dat
7061 Num 17:5 | verkoren hebben, zal bloeien; en Ik zal stillen de murmureringen
7062 Num 17:6 | tot de kinderen Israels, en al hun oversten gaven aan
7063 Num 17:7 | 7 En Mozes legde deze staven
7064 Num 17:8 | tent der getuigenis inging; en ziet, Aarons staf, voor
7065 Num 17:8 | hij bracht bloeisel voort, en bloesemde bloesem, en droeg
7066 Num 17:8 | voort, en bloesemde bloesem, en droeg amandelen. ~
7067 Num 17:9 | al de kinderen Israels; en zij zagen het, en namen
7068 Num 17:9 | Israels; en zij zagen het, en namen elk zijn staf. ~
7069 Num 17:11 | 11 En Mozes deed het; gelijk als
7070 Num 18:2 | tot de kinderen Israels, en neem van hen voor elk vaderlijk
7071 Num 18:4 | 4 En gij zult ze wegleggen in
7072 Num 18:5 | 5 En het zal geschieden, dat
7073 Num 18:5 | verkoren hebben, zal bloeien; en Ik zal stillen de murmureringen
7074 Num 18:6 | tot de kinderen Israels, en al hun oversten gaven aan
7075 Num 18:7 | 7 En Mozes legde deze staven
7076 Num 18:8 | tent der getuigenis inging; en ziet, Aarons staf, voor
7077 Num 18:8 | hij bracht bloeisel voort, en bloesemde bloesem, en droeg
7078 Num 18:8 | voort, en bloesemde bloesem, en droeg amandelen. ~
7079 Num 18:9 | al de kinderen Israels; en zij zagen het, en namen
7080 Num 18:9 | Israels; en zij zagen het, en namen elk zijn staf. ~
7081 Num 18:11 | 11 En Mozes deed het; gelijk als
7082 Num 18:14 | de HEERE tot Aaron: Gij, en uw zonen, en het huis uws
7083 Num 18:14 | Aaron: Gij, en uw zonen, en het huis uws vaders met
7084 Num 18:14 | ongerechtigheid des heiligdoms; en gij, en uw zonen met u,
7085 Num 18:14 | des heiligdoms; en gij, en uw zonen met u, zult dragen
7086 Num 18:15 | 2 En ook zult gij uw broederen,
7087 Num 18:15 | zij u bijgevoegd worden, en u dienen; maar gij, en uw
7088 Num 18:15 | en u dienen; maar gij, en uw zonen met u, zult zijn
7089 Num 18:16 | 3 En zij zullen uw wacht waarnemen,
7090 Num 18:16 | zullen uw wacht waarnemen, en de wacht der ganse tent;
7091 Num 18:16 | gereedschap des heiligdoms en het altaar zullen zij niet
7092 Num 18:17 | zullen u bijgevoegd worden, en de wacht van de tent der
7093 Num 18:17 | der samenkomst waarnemen, en allen dienst der tent; en
7094 Num 18:17 | en allen dienst der tent; en een vreemde zal tot u niet
7095 Num 18:18 | de wacht des heiligdoms, en de wacht des altaars; opdat
7096 Num 18:20 | 7 Maar gij, en uw zonen met u, zult ulieder
7097 Num 18:20 | alle zaken des altaars, en in hetgeen van binnen den
7098 Num 18:20 | dienst van een geschenk; en de vreemde, die nadert,
7099 Num 18:21 | sprak de HEERE tot Aaron: En Ik, zie, Ik heb u gegeven
7100 Num 18:21 | gegeven, om der zalving wil, en aan uw zonen, tot een eeuwige
7101 Num 18:22 | met al hun spijsoffer, en met al hun zondoffer, en
7102 Num 18:22 | en met al hun zondoffer, en met al hun schuldoffer,
7103 Num 18:22 | zullen wedergeven; het zal u en uw zonen een heiligheid
7104 Num 18:24 | Ik heb ze aan u gegeven, en aan uw zonen, en aan uw
7105 Num 18:24 | gegeven, en aan uw zonen, en aan uw dochteren met u,
7106 Num 18:25 | Al het beste van de olie, en al het beste van de most,
7107 Num 18:25 | al het beste van de most, en van koren, hun eerstelingen,
7108 Num 18:28 | brengen, onder de mensen, en onder de beesten, zal het
7109 Num 18:30 | sprengen op het altaar, en hun ver zult gij aansteken,
7110 Num 18:31 | 18 En hun vlees zal het uwe zijn;
7111 Num 18:31 | gelijk de beweegborst, en gelijk de rechterschouder,
7112 Num 18:32 | offeren, heb Ik aan u gegeven, en aan uw zonen, en aan uw
7113 Num 18:32 | gegeven, en aan uw zonen, en aan uw dochteren met u,
7114 Num 18:32 | aangezicht des HEEREN, voor u en voor uw zaad met u. ~
7115 Num 18:33 | in hun land niet erven, en gij zult geen deel in het
7116 Num 18:33 | henlieden hebben; Ik ben uw deel en uw erfenis, in het midden
7117 Num 18:34 | 21 En zie, aan de kinderen van
7118 Num 18:35 | 22 En de kinderen Israels zullen
7119 Num 18:35 | samenkomst, om zonde te dragen en te sterven. ~
7120 Num 18:36 | de tent der samenkomst, en die zullen hun ongerechtigheid
7121 Num 18:36 | zijn voor uw geslachten; en in het midden van de kinderen
7122 Num 18:38 | 25 En de HEERE sprak tot Mozes,
7123 Num 18:39 | tot de Levieten spreken, en tot hen zeggen: Wanneer
7124 Num 18:40 | 27 En het zal u gerekend worden
7125 Num 18:40 | koren van den dorsvloer, en als de volheid van de perskuip. ~
7126 Num 18:41 | Israels zult hebben ontvangen; en gij zult daarvan des HEEREN
7127 Num 18:43 | inkomen des dorsvloers, en als een inkomen des perskuips. ~
7128 Num 18:44 | 31 En gij zult dat eten in alle
7129 Num 18:44 | eten in alle plaatsen, gij en uw huis; want het is ulieden
7130 Num 18:45 | deszelfs beste daarvan offert; en gij zult de heilige dingen
7131 Num 19:1 | de HEERE tot Aaron: Gij, en uw zonen, en het huis uws
7132 Num 19:1 | Aaron: Gij, en uw zonen, en het huis uws vaders met
7133 Num 19:1 | ongerechtigheid des heiligdoms; en gij, en uw zonen met u,
7134 Num 19:1 | des heiligdoms; en gij, en uw zonen met u, zult dragen
7135 Num 19:2 | 2 En ook zult gij uw broederen,
7136 Num 19:2 | zij u bijgevoegd worden, en u dienen; maar gij, en uw
7137 Num 19:2 | en u dienen; maar gij, en uw zonen met u, zult zijn
7138 Num 19:3 | 3 En zij zullen uw wacht waarnemen,
7139 Num 19:3 | zullen uw wacht waarnemen, en de wacht der ganse tent;
7140 Num 19:3 | gereedschap des heiligdoms en het altaar zullen zij niet
7141 Num 19:4 | zullen u bijgevoegd worden, en de wacht van de tent der
7142 Num 19:4 | der samenkomst waarnemen, en allen dienst der tent; en
7143 Num 19:4 | en allen dienst der tent; en een vreemde zal tot u niet
7144 Num 19:5 | de wacht des heiligdoms, en de wacht des altaars; opdat
7145 Num 19:7 | 7 Maar gij, en uw zonen met u, zult ulieder
7146 Num 19:7 | alle zaken des altaars, en in hetgeen van binnen den
7147 Num 19:7 | dienst van een geschenk; en de vreemde, die nadert,
7148 Num 19:8 | sprak de HEERE tot Aaron: En Ik, zie, Ik heb u gegeven
7149 Num 19:8 | gegeven, om der zalving wil, en aan uw zonen, tot een eeuwige
7150 Num 19:9 | met al hun spijsoffer, en met al hun zondoffer, en
7151 Num 19:9 | en met al hun zondoffer, en met al hun schuldoffer,
7152 Num 19:9 | zullen wedergeven; het zal u en uw zonen een heiligheid
7153 Num 19:11 | Ik heb ze aan u gegeven, en aan uw zonen, en aan uw
7154 Num 19:11 | gegeven, en aan uw zonen, en aan uw dochteren met u,
7155 Num 19:12 | Al het beste van de olie, en al het beste van de most,
7156 Num 19:12 | al het beste van de most, en van koren, hun eerstelingen,
7157 Num 19:15 | brengen, onder de mensen, en onder de beesten, zal het
7158 Num 19:17 | sprengen op het altaar, en hun ver zult gij aansteken,
7159 Num 19:18 | 18 En hun vlees zal het uwe zijn;
7160 Num 19:18 | gelijk de beweegborst, en gelijk de rechterschouder,
7161 Num 19:19 | offeren, heb Ik aan u gegeven, en aan uw zonen, en aan uw
7162 Num 19:19 | gegeven, en aan uw zonen, en aan uw dochteren met u,
7163 Num 19:19 | aangezicht des HEEREN, voor u en voor uw zaad met u. ~
7164 Num 19:20 | in hun land niet erven, en gij zult geen deel in het
7165 Num 19:20 | henlieden hebben; Ik ben uw deel en uw erfenis, in het midden
7166 Num 19:21 | 21 En zie, aan de kinderen van
7167 Num 19:22 | 22 En de kinderen Israels zullen
7168 Num 19:22 | samenkomst, om zonde te dragen en te sterven. ~
7169 Num 19:23 | de tent der samenkomst, en die zullen hun ongerechtigheid
7170 Num 19:23 | zijn voor uw geslachten; en in het midden van de kinderen
7171 Num 19:25 | 25 En de HEERE sprak tot Mozes,
7172 Num 19:26 | tot de Levieten spreken, en tot hen zeggen: Wanneer
7173 Num 19:27 | 27 En het zal u gerekend worden
7174 Num 19:27 | koren van den dorsvloer, en als de volheid van de perskuip. ~
7175 Num 19:28 | Israels zult hebben ontvangen; en gij zult daarvan des HEEREN
7176 Num 19:30 | inkomen des dorsvloers, en als een inkomen des perskuips. ~
7177 Num 19:31 | 31 En gij zult dat eten in alle
7178 Num 19:31 | eten in alle plaatsen, gij en uw huis; want het is ulieden
7179 Num 19:32 | deszelfs beste daarvan offert; en gij zult de heilige dingen
7180 Num 20:1 | bleef het volk te Kades. En Mirjam stierf aldaar, en
7181 Num 20:1 | En Mirjam stierf aldaar, en zij werd aldaar begraven. ~
7182 Num 20:2 | 2 En er was geen water voor de
7183 Num 20:2 | vergaderden zij zich tegen Mozes en tegen Aaron. ~
7184 Num 20:3 | 3 En het volk twistte met Mozes,
7185 Num 20:3 | volk twistte met Mozes, en zij spraken, zeggende: Och,
7186 Num 20:4 | daar sterven zouden, wij en onze beesten? ~
7187 Num 20:5 | 5 En waarom hebt gijlieden ons
7188 Num 20:6 | 6 Toen gingen Mozes en Aaron van het aangezicht
7189 Num 20:6 | de tent der samenkomst, en zij vielen op hun aangezichten;
7190 Num 20:6 | vielen op hun aangezichten; en de heerlijkheid des HEEREN
7191 Num 20:7 | 7 En de HEERE sprak tot Mozes,
7192 Num 20:8 | 8 Neem dien staf, en verzamel de vergadering,
7193 Num 20:8 | verzamel de vergadering, gij en Aaron, uw broeder, en spreekt
7194 Num 20:8 | gij en Aaron, uw broeder, en spreekt gijlieden tot den
7195 Num 20:8 | voortbrengen uit den steenrots, en gij zult de vergadering
7196 Num 20:8 | gij zult de vergadering en haar beesten drenken. ~
7197 Num 20:10 | 10 En Mozes en Aaron vergaderden
7198 Num 20:10 | 10 En Mozes en Aaron vergaderden de gemeente
7199 Num 20:10 | gemeente voor de steenrots, en hij zeide tot hen: Hoort
7200 Num 20:11 | hief Mozes zijn hand op, en hij sloeg de steenrots tweemaal
7201 Num 20:11 | tweemaal met zijn staf; en er kwam veel waters uit,
7202 Num 20:11 | zodat de vergadering dronk, en haar beesten. ~
7203 Num 20:12 | zeide de HEERE tot Mozes en tot Aaron: Omdat gijlieden
7204 Num 20:13 | HEERE om getwist hebben; en Hij werd aan hen geheiligd. ~
7205 Num 20:15 | naar Egypte afgetogen zijn, en wij in Egypte vele dagen
7206 Num 20:15 | vele dagen gewoond hebben; en dat de Egyptenaars aan ons
7207 Num 20:15 | dat de Egyptenaars aan ons en onze vaderen kwaad gedaan
7208 Num 20:16 | riepen wij tot den HEERE, en Hij hoorde onze stem, en
7209 Num 20:16 | en Hij hoorde onze stem, en Hij zond een Engel, en Hij
7210 Num 20:16 | en Hij zond een Engel, en Hij leidde ons uit Egypte;
7211 Num 20:16 | Hij leidde ons uit Egypte; en ziet, wij zijn te Kades,
7212 Num 20:16 | ziet, wij zijn te Kades, en stad aan het uiterste uwer
7213 Num 20:19 | gebaanden weg optrekken, en indien wij van uw water
7214 Num 20:19 | van uw water drinken, ik en mijn vee, zo zal ik deszelfs
7215 Num 20:20 | Gij zult niet doortrekken! En Edom is hem tegemoet uitgetrokken,
7216 Num 20:20 | uitgetrokken, met een zwaar volk, en met een sterke hand. ~
7217 Num 20:22 | Toen reisden zij van Kades; en de kinderen Israels kwamen,
7218 Num 20:23 | HEERE nu sprak tot Mozes, en tot Aaron, aan den berg
7219 Num 20:25 | 25 Neem Aaron, en Eleazar, zijn zoon, en doe
7220 Num 20:25 | en Eleazar, zijn zoon, en doe hen opklimmen tot den
7221 Num 20:26 | 26 En trek Aaron zijn klederen
7222 Num 20:26 | Aaron zijn klederen uit, en trek ze Eleazar, zijn zoon,
7223 Num 20:26 | Aaron zal verzameld worden, en daar sterven. ~
7224 Num 20:28 | 28 En Mozes trok Aaron zijn klederen
7225 Num 20:28 | Aaron zijn klederen uit, en hij trok ze zijn zoon Eleazar
7226 Num 20:28 | ze zijn zoon Eleazar aan; en Aaron stierf aldaar, op
7227 Num 20:28 | diens bergs. Toen kwam Mozes en Eleazar van dien berg af. ~
7228 Num 21:1 | streed hij tegen Israel, en hij voerde enige gevangenen
7229 Num 21:2 | Israel den HEERE een gelofte, en zeide: Indien Gij dit volk
7230 Num 21:3 | verhoorde de stem van Israel, en gaf de Kanaanieten over;
7231 Num 21:3 | gaf de Kanaanieten over; en hij verbande hen en hun
7232 Num 21:3 | over; en hij verbande hen en hun steden; en hij noemde
7233 Num 21:3 | verbande hen en hun steden; en hij noemde den naam dier
7234 Num 21:5 | 5 En het volk sprak tegen God
7235 Num 21:5 | het volk sprak tegen God en tegen Mozes: Waarom hebt
7236 Num 21:5 | geen brood, ook geen water, en onze ziel walgt over dit
7237 Num 21:6 | volk, die beten het volk; en er stierf veel volks van
7238 Num 21:7 | kwam het volk tot Mozes, en zij zeiden: Wij hebben gezondigd,
7239 Num 21:7 | omdat wij tegen den HEERE en tegen u gesproken hebben;
7240 Num 21:8 | 8 En de HEERE zeide tot Mozes:
7241 Num 21:8 | Maak u een vurige slang, en stel ze op een stang; en
7242 Num 21:8 | en stel ze op een stang; en het zal geschieden, dat
7243 Num 21:9 | 9 En Mozes maakte een koperen
7244 Num 21:9 | maakte een koperen slang, en stelde ze op een stang;
7245 Num 21:9 | stelde ze op een stang; en het geschiedde, als een
7246 Num 21:9 | hij de koperen slang aan, en hij bleef levend. ~
7247 Num 21:10 | verreisden de kinderen Israels, en zij legerden zich te Oboth. ~
7248 Num 21:11 | Daarna reisden zij van Oboth, en legerden zich aan de heuvelen
7249 Num 21:12 | 12 Van daar reisden zij, en legerden zich bij de beek
7250 Num 21:13 | 13 Van daar reisden zij, en legerden zich aan deze zijde
7251 Num 21:13 | landpale van Moab, tussen Moab en tussen de Amorieten. ~
7252 Num 21:14 | Waheb, in een wervelwind, en tegen de beken Arnon, ~
7253 Num 21:15 | 15 En den afloop der beken, die
7254 Num 21:15 | gelegenheid van Ar wendt, en leent aan de landpale van
7255 Num 21:16 | 16 En van daar reisden zij naar
7256 Num 21:18 | wetgever, met hun staven.) En van de woestijn reisden
7257 Num 21:19 | 19 En van Mattana tot Nahaliel;
7258 Num 21:19 | van Mattana tot Nahaliel; en van Nahaliel tot Bamoth; ~
7259 Num 21:20 | 20 En van Bamoth tot het dal,
7260 Num 21:20 | aan de hoogte van Pisga, en dat tegen de wildernis ziet. ~
7261 Num 21:23 | vergaderde al zijn volk, en hij ging uit, Israel tegemoet,
7262 Num 21:23 | tegemoet, naar de woestijn, en hij kwam te Jahza, en streed
7263 Num 21:23 | woestijn, en hij kwam te Jahza, en streed tegen Israel; ~
7264 Num 21:24 | de scherpte des zwaards, en nam zijn land in erfelijke
7265 Num 21:25 | Israel al deze steden in; en Israel woonde in al de steden
7266 Num 21:25 | der Amorieten, te Hesbon, en in al haar onderhorige plaatsen. ~
7267 Num 21:26 | den koning der Amorieten; en hij had gestreden tegen
7268 Num 21:26 | vorigen koning der Moabieten, en hij had al zijn land uit
7269 Num 21:27 | Komt tot Hesbon; men bouwe en bevestige de stad van Sihon! ~
7270 Num 21:28 | verteerd Ar der Moabieten, en de heren der hoogten van
7271 Num 21:29 | zijn zonen, die ontliepen, en zijn dochters in de gevangenis
7272 Num 21:30 | 30 En wij hebben hen nedergeveld!
7273 Num 21:30 | verloren tot Dibon toe; en wij hebben hen verwoest
7274 Num 21:32 | om Jaezer te verspieden; en zij namen haar onderhorige
7275 Num 21:32 | onderhorige plaatsen in; en hij dreef de Amorieten,
7276 Num 21:33 | 33 Toen wendden zij zich en trokken op den weg van Basan;
7277 Num 21:33 | trokken op den weg van Basan; en Og, de koning van Basan,
7278 Num 21:33 | ging uit hen tegemoet, hij en al zijn volk, tot den strijd,
7279 Num 21:33 | zijn volk, tot den strijd, en Edrei. ~
7280 Num 21:34 | hem in uw hand gegeven, en al zijn volk, ook zijn land;
7281 Num 21:34 | zijn volk, ook zijn land; en gij zult hem doen, gelijk
7282 Num 21:35 | 35 En zij sloegen hem, en zijn
7283 Num 21:35 | 35 En zij sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn volk,
7284 Num 21:35 | sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn volk, alzo dat hem
7285 Num 21:35 | dat hem niemand overbleef; en zij namen zijn land in erfelijke
7286 Num 22:1 | de kinderen van Israel, en legerden zich in de vlakken
7287 Num 22:3 | volks, want het was veel; en Moab was beangstigd voor
7288 Num 22:5 | gezicht des lands bedekt, en het blijft liggen recht
7289 Num 22:6 | 6 En nu, kom toch, vervloek mij
7290 Num 22:6 | die zal gezegend zijn, en wien gij vervloekt, die
7291 Num 22:7 | de oudsten der Moabieten, en de oudsten der Midianieten,
7292 Num 22:7 | oudsten der Midianieten, en hadden het loon der waarzeggingen
7293 Num 22:7 | alzo kwamen zij tot Bileam, en spraken tot hem de woorden
7294 Num 22:9 | 9 En God kwam tot Bileam en zeide:
7295 Num 22:9 | 9 En God kwam tot Bileam en zeide: Wie zijn die mannen,
7296 Num 22:11 | volk uit Egypte getogen, en het heeft het gezicht des
7297 Num 22:13 | stond Bileam des morgens op, en zeide tot de vorsten van
7298 Num 22:14 | vorsten der Moabieten op, en kwamen tot Balak, en zij
7299 Num 22:14 | op, en kwamen tot Balak, en zij zeiden: Bileam heeft
7300 Num 22:15 | vorsten te zenden, meer en eerlijker, dan die waren; ~
7301 Num 22:16 | 16 Die tot Bileam kwamen, en hem zeiden: Alzo zegt Balak,
7302 Num 22:17 | zal u zeer hoog vereren, en al wat gij tot mij zeggen
7303 Num 22:18 | Toen antwoordde Bileam, en zeide tot de dienaren van
7304 Num 22:18 | mij zijn huis vol zilver en goud gave, zo vermocht ik
7305 Num 22:19 | 19 En nu, blijft gijlieden toch
7306 Num 22:20 | kwam tot Bileam des nachts, en zeide tot hem: Dewijl die
7307 Num 22:20 | roepen, sta op, ga met hen; en nochtans zult gij dat doen,
7308 Num 22:21 | stond Bileam des morgens op, en zadelde zijn ezelin, en
7309 Num 22:21 | en zadelde zijn ezelin, en hij trok heen met de vorsten
7310 Num 22:22 | ontstoken, omdat hij heentoog; en de Engel des HEEREN stelde
7311 Num 22:22 | nu reed op zijn ezelin, en twee zijner jongeren waren
7312 Num 22:23 | week de ezelin uit den weg, en ging in het veld. Toen sloeg
7313 Num 22:24 | zijnde een muur aan deze, en een muur aan gene zijde. ~
7314 Num 22:25 | zichzelve aan den wand, en klemde Bileams voet aan
7315 Num 22:26 | des HEEREN noch verder, en Hij stond in een enge plaats,
7316 Num 22:27 | zich neder onder Bileam; en de toorn van Bileam ontstak,
7317 Num 22:27 | toorn van Bileam ontstak, en hij sloeg de ezelin met
7318 Num 22:31 | zag, staande in den weg, en Zijn uitgetrokken zwaard
7319 Num 22:31 | daarom neigde hij het hoofd en boog zich op zijn aangezicht. ~
7320 Num 22:33 | ezelin heeft Mij gezien, en zij is nu driemaal voor
7321 Num 22:33 | Ik zoude u nu ook gedood, en haar bij het leven behouden
7322 Num 22:34 | tegemoet op dezen weg stondt en nu, is het kwaad in Uw ogen,
7323 Num 22:37 | 37 En Balak zeide tot Bileam:
7324 Num 22:39 | 39 En Bileam ging met Balak; en
7325 Num 22:39 | En Bileam ging met Balak; en zij kwamen te Kirjath-Huzzoth.
7326 Num 22:40 | slachtte Balak runderen en schapen; en hij zond aan
7327 Num 22:40 | Balak runderen en schapen; en hij zond aan Bileam, en
7328 Num 22:40 | en hij zond aan Bileam, en aan de vorsten, die bij
7329 Num 22:41 | 41 En het geschiedde des morgens,
7330 Num 22:41 | morgens, dat Balak Bileam nam, en voerde hem op de hoogten
7331 Num 23:1 | mij hier zeven altaren, en bereid mij hier zeven varren
7332 Num 23:1 | bereid mij hier zeven varren en zeven rammen. ~
7333 Num 23:2 | als Bileam gesproken had; en Balak en Bileam offerden
7334 Num 23:2 | gesproken had; en Balak en Bileam offerden een var
7335 Num 23:2 | Bileam offerden een var en een ram, op elk altaar. ~
7336 Num 23:3 | staan bij uw brandoffer, en ik zal heengaan; misschien
7337 Num 23:3 | HEERE mij tegemoet komen; en hetgeen Hij wijzen zal,
7338 Num 23:4 | altaren heb ik toegericht, en heb een var en een ram op
7339 Num 23:4 | toegericht, en heb een var en een ram op elk altaar geofferd. ~
7340 Num 23:5 | in den mond van Bileam, en zeide: Keer weder tot Balak,
7341 Num 23:5 | zeide: Keer weder tot Balak, en spreek aldus. ~
7342 Num 23:6 | bij zijn brandoffer, hij en al de vorsten der Moabieten. ~
7343 Num 23:7 | hief hij zijn spreuk op, en zeide: Uit Syrie heeft mij
7344 Num 23:7 | Kom, vervloek mij Jakob, en kom, scheld Israel! ~
7345 Num 23:8 | vloeken, dien God niet vloekt; en wat zal ik schelden, waar
7346 Num 23:9 | steenrotsen zie ik hem, en van de heuvelen aanschouw
7347 Num 23:9 | dat volk zal alleen wonen, en het zal onder de heidenen
7348 Num 23:10 | het stof van Jakob tellen, en het getal, ja, het vierde
7349 Num 23:10 | den dood der oprechten, en mijn uiterste zij gelijk
7350 Num 23:12 | 12 Hij nu antwoordde en zeide: Zal ik dat niet waarnemen
7351 Num 23:13 | hem niet ganselijk zien; en vervloek hem mij van daar! ~
7352 Num 23:14 | op de hoogte van Pisga; en hij bouwde zeven altaren,
7353 Num 23:14 | hij bouwde zeven altaren, en hij offerde een var en een
7354 Num 23:14 | en hij offerde een var en een ram op elk altaar. ~
7355 Num 23:15 | staan bij uw brandoffer, en ik zal Hem aldaar ontmoeten. ~
7356 Num 23:16 | het woord in zijn mond, en Hij zeide: Keer weder tot
7357 Num 23:16 | zeide: Keer weder tot Balak, en spreek alzo. ~
7358 Num 23:17 | hij bij zijn brandoffer, en de vorsten der Moabieten
7359 Num 23:18 | hief hij zijn spreuk op, en zeide: Sta op, Balak, en
7360 Num 23:18 | en zeide: Sta op, Balak, en hoor! Neig uw oren tot mij,
7361 Num 23:19 | zou; zou Hij het zeggen, en niet doen, of spreken, en
7362 Num 23:19 | en niet doen, of spreken, en niet bestendig maken? ~
7363 Num 23:21 | HEERE, zijn God, is met hem, en het geklank des Konings
7364 Num 23:23 | van Jakob gezegd worden, en van Israel, wat God gewrocht
7365 Num 23:24 | opstaan als een oude leeuw, en het zal zich verheffen als
7366 Num 23:24 | totdat het den roof gegeten, en het bloed der verslagenen
7367 Num 23:26 | 26 Doch Bileam antwoordde en zeide tot Balak: Heb ik
7368 Num 23:29 | 29 En Bileam zeide tot Balak:
7369 Num 23:29 | mij hier zeven altaren, en bereid mij hier zeven varren
7370 Num 23:29 | bereid mij hier zeven varren en zeven rammen. ~
7371 Num 23:30 | gelijk als Bileam gezegd had; en hij offerde een var en een
7372 Num 23:30 | en hij offerde een var en een ram op elk altaar. ~ ~ ~ ~
7373 Num 24:2 | Bileam zijn ogen ophief, en Israel zag, wonende naar
7374 Num 24:3 | 3 En hij hief zijn spreuk op,
7375 Num 24:3 | hij hief zijn spreuk op, en zeide: Bileam, de zoon van
7376 Num 24:3 | zoon van Beor, spreekt, en de man, wien de ogen geopend
7377 Num 24:4 | ziet; die verrukt wordt, en wien de ogen ontdekt worden! ~
7378 Num 24:7 | uit zijn emmeren vloeien, en zijn zaad zal in vele wateren
7379 Num 24:7 | zal in vele wateren zijn; en zijn koning zal boven Agag
7380 Num 24:7 | boven Agag verheven worden, en zijn koninkrijk zal verhoogd
7381 Num 24:8 | zijn vijanden, verteren, en hun gebeente breken, en
7382 Num 24:8 | en hun gebeente breken, en met zijn pijlen doorschieten. ~
7383 Num 24:9 | nedergelegd, gelijk een leeuw, en als een oude leeuw; wie
7384 Num 24:9 | zegent, die zij gezegend, en vervloekt zij, wie u vervloekt! ~
7385 Num 24:10 | van Balak tegen Bileam, en hij sloeg zijn handen samen;
7386 Num 24:10 | sloeg zijn handen samen; en Balak zeide tot Bileam:
7387 Num 24:11 | 11 En nu, pak u weg naar uw plaats!
7388 Num 24:13 | Balak zijn huis vol zilver en goud gave, zo kan ik het
7389 Num 24:14 | 14 En nu, zie, ik ga tot mijn
7390 Num 24:14 | kom, ik zal u raad geven, en zeggen wat dit volk uw volk
7391 Num 24:15 | hief hij zijn spreuk op, en zeide: Bileam, de zoon van
7392 Num 24:15 | zoon van Beor, spreekt, en die man, wien de ogen geopend
7393 Num 24:16 | der redenen Gods spreekt, en die de wetenschap des Allerhoogsten
7394 Num 24:16 | ziet, die verrukt wordt, en wien de ogen ontdekt worden. ~
7395 Num 24:17 | ster voortkomen uit Jakob, en er zal een scepter uit Israel
7396 Num 24:17 | der Moabieten verslaan, en zal al de kinderen van Seth
7397 Num 24:18 | 18 En Edom zal een erfelijke bezitting
7398 Num 24:18 | erfelijke bezitting zijn; en Seir zal zijn vijanden een
7399 Num 24:19 | 19 En er zal een uit Jakob heersen,
7400 Num 24:19 | zal een uit Jakob heersen, en hij zal de overigen uit
7401 Num 24:20 | hief hij zijn spreuk op, en zeide: Amalek is de eersteling
7402 Num 24:21 | hief hij zijn spreuk op, en zeide: Uw woning is vast,
7403 Num 24:21 | zeide: Uw woning is vast, en gij hebt uw nest in een
7404 Num 24:23 | hief hij zijn spreuk op, en zeide: Och, wie zal leven,
7405 Num 24:24 | 24 En de schepen van den oever
7406 Num 24:24 | zullen ook Heber plagen; en hij zal ook ten verderve
7407 Num 24:25 | 25 Toen stond Bileam op, en ging heen, en keerde weder
7408 Num 24:25 | Bileam op, en ging heen, en keerde weder tot zijn plaats.
7409 Num 25:1 | 1 En Israel verbleef te Sittim,
7410 Num 25:1 | Israel verbleef te Sittim, en het volk begon te hoereren
7411 Num 25:2 | 2 En zij nodigden het volk tot
7412 Num 25:2 | slachtofferen harer goden; en het volk at, en boog zich
7413 Num 25:2 | harer goden; en het volk at, en boog zich voor haar goden. ~
7414 Num 25:4 | 4 En de HEERE zeide tot Mozes:
7415 Num 25:4 | alle hoofden des volks, en hang ze den HEERE tegen
7416 Num 25:6 | 6 En ziet, een man uit de kinderen
7417 Num 25:6 | de kinderen Israels kwam, en bracht een Midianietin tot
7418 Num 25:6 | voor de ogen van Mozes, en voor de ogen van de ganse
7419 Num 25:7 | midden der vergadering, en nam een spies in zijn hand; ~
7420 Num 25:8 | 8 En hij ging den Israelietischen
7421 Num 25:8 | man na in de hoerenwinkel, en doorstak hen beiden, den
7422 Num 25:8 | den Israelietischen man en de vrouw, door hun buik.
7423 Num 25:9 | plaag stierven, waren vier en twintig duizend. ~
7424 Num 25:13 | 13 En hij zal hebben, en zijn
7425 Num 25:13 | 13 En hij zal hebben, en zijn zaad na hem, het verbond
7426 Num 25:13 | voor zijn God geijverd, en verzoening gedaan heeft
7427 Num 25:15 | 15 En de naam der verslagene Midianietische
7428 Num 25:17 | vijandelijk met de Midianieten, en versla hen; ~
7429 Num 25:18 | hebben in de zaak van Peor, en in de zaak van Kozbi, de
7430 Num 26:1 | de HEERE sprak tot Mozes, en tot Eleazar, den zoon van
7431 Num 26:2 | op, van twintig jaren oud en daarboven, naar het huis
7432 Num 26:3 | 3 Mozes dan en Eleazar, de priester, spraken
7433 Num 26:4 | opneme van twintig jaren oud en daarboven; gelijk als de
7434 Num 26:4 | HEERE Mozes geboden had, en den kinderen Israels, die
7435 Num 26:7 | geslachten der Rubenieten; en hun getelden waren drie
7436 Num 26:7 | hun getelden waren drie en veertig duizend zevenhonderd
7437 Num 26:7 | veertig duizend zevenhonderd en dertig. ~
7438 Num 26:8 | 8 En de zonen van Pallu waren
7439 Num 26:9 | 9 En de zonen van Eliab waren
7440 Num 26:9 | van Eliab waren Nemuel, en Dathan, en Abiram; deze
7441 Num 26:9 | waren Nemuel, en Dathan, en Abiram; deze Dathan en Abiram
7442 Num 26:9 | en Abiram; deze Dathan en Abiram waren de geroepenen
7443 Num 26:9 | gekijf maakten tegen Mozes en tegen Aaron, in de vergadering
7444 Num 26:10 | 10 En de aarde haar mond opendeed,
7445 Num 26:10 | aarde haar mond opendeed, en verslond hen met Korach,
7446 Num 26:10 | toen het vuur tweehonderd en vijftig mannen verteerde,
7447 Num 26:10 | vijftig mannen verteerde, en werden tot een teken. ~
7448 Num 26:14 | geslachten der Simeonieten: twee en twintig duizend en tweehonderd. ~
7449 Num 26:14 | twee en twintig duizend en tweehonderd. ~
7450 Num 26:18 | getelden: veertig duizend en vijfhonderd. ~
7451 Num 26:19 | zonen van Juda waren Er en Onan; maar Er en Onan stierven
7452 Num 26:19 | waren Er en Onan; maar Er en Onan stierven in het land
7453 Num 26:21 | 21 En de zonen van Perez waren:
7454 Num 26:22 | naar hun getelden: zes en zeventig duizend en vijfhonderd. ~
7455 Num 26:22 | zes en zeventig duizend en vijfhonderd. ~
7456 Num 26:25 | naar hun getelden: vier en zestig duizend en driehonderd. ~
7457 Num 26:25 | vier en zestig duizend en driehonderd. ~
7458 Num 26:27 | getelden: zestig duizend en vijfhonderd. ~
7459 Num 26:28 | geslachten, waren Manasse en Efraim. ~
7460 Num 26:31 | 31 En van Asriel het geslacht
7461 Num 26:31 | geslacht der Alrielieten; en van Sechem het geslacht
7462 Num 26:32 | 32 En van Semida het geslacht
7463 Num 26:32 | geslacht der Semidaieten; en van Hefer het geslacht der
7464 Num 26:33 | geen zonen, maar dochters; en de namen der dochteren van
7465 Num 26:33 | van Zelafead waren: Machla en Noa, Hogla, Milka en Tirza. ~
7466 Num 26:33 | Machla en Noa, Hogla, Milka en Tirza. ~
7467 Num 26:34 | geslachten van Manasse: en hun getelden waren twee
7468 Num 26:34 | hun getelden waren twee en vijftig duizend en zevenhonderd. ~
7469 Num 26:34 | twee en vijftig duizend en zevenhonderd. ~
7470 Num 26:36 | 36 En dit zijn de zonen van Sutelah;
7471 Num 26:37 | naar hun getelden: twee en dertig duizend en vijfhonderd.
7472 Num 26:37 | twee en dertig duizend en vijfhonderd. Dat zijn de
7473 Num 26:40 | 40 En de zonen van Bela waren
7474 Num 26:40 | zonen van Bela waren Ard en Naaman; van Ard het geslacht
7475 Num 26:41 | Benjamin, naar hun geslachten; en hun getelden waren vijf
7476 Num 26:41 | hun getelden waren vijf en veertig duizend en zeshonderd. ~
7477 Num 26:41 | vijf en veertig duizend en zeshonderd. ~
7478 Num 26:43 | hun getelden, waren vier en zestig duizend en vierhonderd. ~
7479 Num 26:43 | waren vier en zestig duizend en vierhonderd. ~
7480 Num 26:46 | 46 En de naam der dochter van
7481 Num 26:47 | naar hun getelden: drie en vijftig duizend en vierhonderd. ~
7482 Num 26:47 | drie en vijftig duizend en vierhonderd. ~
7483 Num 26:50 | Nafthali, naar hun geslachten; en hun getelden waren vijf
7484 Num 26:50 | hun getelden waren vijf en veertig duizend en vierhonderd. ~
7485 Num 26:50 | vijf en veertig duizend en vierhonderd. ~
7486 Num 26:51 | een duizend zevenhonderd en dertig. ~
7487 Num 26:52 | 52 En de HEERE sprak tot Mozes,
7488 Num 26:54 | hun erfenis meerder maken, en aan hen, die weinig zijn,
7489 Num 26:56 | worden tussen de velen, en de weinigen. ~
7490 Num 26:58 | geslacht der Korachieten. En Kohath gewon Amram. ~
7491 Num 26:59 | 59 En de naam der huisvrouw van
7492 Num 26:59 | van Levi baarde in Egypte; en deze baarde aan Amram, Aaron,
7493 Num 26:59 | baarde aan Amram, Aaron, en Mozes, en Mirjam, hun zuster. ~
7494 Num 26:59 | Amram, Aaron, en Mozes, en Mirjam, hun zuster. ~
7495 Num 26:60 | 60 En aan Aaron werden geboren
7496 Num 26:60 | Aaron werden geboren Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar. ~
7497 Num 26:60 | Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar. ~
7498 Num 26:61 | 61 Nadab nu en Abihu waren gestorven, toen
7499 Num 26:62 | 62 En hun getelden waren drie
7500 Num 26:62 | hun getelden waren drie en twintig duizend, al wat
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |