1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
10501 Joz 19:12 | zij komt uit te Dobrath, en gaat opwaarts naar Jafia. ~
10502 Joz 19:13 | 13 En van daar gaat zij oostwaarts
10503 Joz 19:13 | Gath-Hefer, te Eth-Kazin, en zij komt uit te Rimmon-Methoar,
10504 Joz 19:14 | 14 En deze landpale keert zich
10505 Joz 19:14 | noorden naar Hannathon, en haar uitgangen zijn het
10506 Joz 19:15 | 15 En Kattath, en Nahalal, en
10507 Joz 19:15 | 15 En Kattath, en Nahalal, en Simron, en Jidala,
10508 Joz 19:15 | En Kattath, en Nahalal, en Simron, en Jidala, en Bethlehem;
10509 Joz 19:15 | en Nahalal, en Simron, en Jidala, en Bethlehem; twaalf
10510 Joz 19:15 | Nahalal, en Simron, en Jidala, en Bethlehem; twaalf steden
10511 Joz 19:15 | Bethlehem; twaalf steden en haar dorpen. ~
10512 Joz 19:16 | huisgezinnen; deze steden en haar dorpen. ~
10513 Joz 19:18 | 18 En hun landpale was Jizreela,
10514 Joz 19:18 | hun landpale was Jizreela, en Chesulloth, en Sunem, ~
10515 Joz 19:18 | Jizreela, en Chesulloth, en Sunem, ~
10516 Joz 19:19 | 19 En Hafaraim, en Sion, en Anacharath, ~
10517 Joz 19:19 | 19 En Hafaraim, en Sion, en Anacharath, ~
10518 Joz 19:19 | 19 En Hafaraim, en Sion, en Anacharath, ~
10519 Joz 19:20 | 20 En Rabbith, en Kisjon, en Ebez, ~
10520 Joz 19:20 | 20 En Rabbith, en Kisjon, en Ebez, ~
10521 Joz 19:20 | 20 En Rabbith, en Kisjon, en Ebez, ~
10522 Joz 19:21 | 21 En Remeth, en En-gannim, en
10523 Joz 19:21 | 21 En Remeth, en En-gannim, en En-hadda,
10524 Joz 19:21 | En Remeth, en En-gannim, en En-hadda, en Beth-Pazzez. ~
10525 Joz 19:21 | En-gannim, en En-hadda, en Beth-Pazzez. ~
10526 Joz 19:22 | 22 En deze landpale reikt aan
10527 Joz 19:22 | landpale reikt aan Thabor, en Sahazima, en Beth-Semes;
10528 Joz 19:22 | aan Thabor, en Sahazima, en Beth-Semes; en de uitgangen
10529 Joz 19:22 | Sahazima, en Beth-Semes; en de uitgangen van hun landpale
10530 Joz 19:22 | Jordaan; zestien steden en haar dorpen. ~
10531 Joz 19:23 | huisgezinnen, de steden en haar dorpen. ~
10532 Joz 19:25 | 25 En hun landpale was Helkath,
10533 Joz 19:25 | hun landpale was Helkath, en Hali, en Beten, en Achsaf, ~
10534 Joz 19:25 | landpale was Helkath, en Hali, en Beten, en Achsaf, ~
10535 Joz 19:25 | Helkath, en Hali, en Beten, en Achsaf, ~
10536 Joz 19:26 | 26 En Allammelech, en Am-ad, en
10537 Joz 19:26 | 26 En Allammelech, en Am-ad, en Mis-al; en zij
10538 Joz 19:26 | En Allammelech, en Am-ad, en Mis-al; en zij reikt aan
10539 Joz 19:26 | Allammelech, en Am-ad, en Mis-al; en zij reikt aan Karmel westwaarts,
10540 Joz 19:26 | reikt aan Karmel westwaarts, en aan Sichor-Libnath; ~
10541 Joz 19:27 | 27 En wendt zich tegen den opgang
10542 Joz 19:27 | der zon naar Beth-Dagon, en reikt aan Zebulon, en aan
10543 Joz 19:27 | Beth-Dagon, en reikt aan Zebulon, en aan het dal Jiftha-El noordwaarts
10544 Joz 19:27 | noordwaarts naar Beth-Emek, en Nehiel, en komt uit tot
10545 Joz 19:27 | naar Beth-Emek, en Nehiel, en komt uit tot Kabul ter linkerhand; ~
10546 Joz 19:28 | 28 En Ebron, en Rehob, en Hammon,
10547 Joz 19:28 | 28 En Ebron, en Rehob, en Hammon, en Kana,
10548 Joz 19:28 | 28 En Ebron, en Rehob, en Hammon, en Kana, tot aan
10549 Joz 19:28 | Ebron, en Rehob, en Hammon, en Kana, tot aan groot Sidon. ~
10550 Joz 19:29 | 29 En deze landpale wendt zich
10551 Joz 19:29 | landpale wendt zich naar Rama, en tot aan de vaste stad Tyrus;
10552 Joz 19:29 | deze landpale naar Hosa, en haar uitgangen zijn aan
10553 Joz 19:30 | 30 En Umma, en Afek, en Rehob;
10554 Joz 19:30 | 30 En Umma, en Afek, en Rehob; twee en
10555 Joz 19:30 | 30 En Umma, en Afek, en Rehob; twee en twintig steden
10556 Joz 19:30 | en Afek, en Rehob; twee en twintig steden en haar dorpen. ~
10557 Joz 19:30 | twee en twintig steden en haar dorpen. ~
10558 Joz 19:31 | huisgezinnen, deze steden en haar dorpen. ~
10559 Joz 19:33 | 33 En hun landpale is van Helef,
10560 Joz 19:33 | van Allon tot Zaanannim, en Adami-Nekeb, en Jabneel,
10561 Joz 19:33 | Zaanannim, en Adami-Nekeb, en Jabneel, tot Lakkum; en
10562 Joz 19:33 | en Jabneel, tot Lakkum; en haar uitgangen zijn aan
10563 Joz 19:34 | 34 En deze landpale wendt zich
10564 Joz 19:34 | westwaarts naar Asnoth-Thabor, en van daar gaat zij voort
10565 Joz 19:34 | gaat zij voort naar Hukkok, en zij reikt aan Zebulon tegen
10566 Joz 19:34 | Zebulon tegen het zuiden, en aan Aser reikt zij tegen
10567 Joz 19:34 | reikt zij tegen het westen, en aan Juda aan de Jordaan
10568 Joz 19:35 | steden nu zijn: Ziddim, Zer en Hammath, Rakkath en Cinnereth, ~
10569 Joz 19:35 | Zer en Hammath, Rakkath en Cinnereth, ~
10570 Joz 19:36 | 36 En Adama, en Rama, en Hazor, ~
10571 Joz 19:36 | 36 En Adama, en Rama, en Hazor, ~
10572 Joz 19:36 | 36 En Adama, en Rama, en Hazor, ~
10573 Joz 19:37 | 37 En Kedes, en Edrei, en En-Hazor, ~
10574 Joz 19:37 | 37 En Kedes, en Edrei, en En-Hazor, ~
10575 Joz 19:37 | 37 En Kedes, en Edrei, en En-Hazor, ~
10576 Joz 19:38 | 38 En Jiron, en Migdal-El, Horem
10577 Joz 19:38 | 38 En Jiron, en Migdal-El, Horem en Beth-Anath,
10578 Joz 19:38 | Jiron, en Migdal-El, Horem en Beth-Anath, en Beth-Semes;
10579 Joz 19:38 | Migdal-El, Horem en Beth-Anath, en Beth-Semes; negentien steden
10580 Joz 19:38 | Beth-Semes; negentien steden en haar dorpen. ~
10581 Joz 19:39 | huisgezinnen, de steden en haar dorpen. ~
10582 Joz 19:41 | 41 En de landpale van hun erfdeel
10583 Joz 19:41 | van hun erfdeel was: Zora, en Esthaol, en Ir-Semes, ~
10584 Joz 19:41 | erfdeel was: Zora, en Esthaol, en Ir-Semes, ~
10585 Joz 19:42 | 42 En Saalabbin, en Ajalon, en
10586 Joz 19:42 | 42 En Saalabbin, en Ajalon, en Jithla, ~
10587 Joz 19:42 | En Saalabbin, en Ajalon, en Jithla, ~
10588 Joz 19:43 | 43 En Elon, en Timnatha, en Ekron, ~
10589 Joz 19:43 | 43 En Elon, en Timnatha, en Ekron, ~
10590 Joz 19:43 | 43 En Elon, en Timnatha, en Ekron, ~
10591 Joz 19:44 | 44 En Elteke, en Gibbethon, en
10592 Joz 19:44 | 44 En Elteke, en Gibbethon, en Baalath, ~
10593 Joz 19:44 | En Elteke, en Gibbethon, en Baalath, ~
10594 Joz 19:45 | 45 En Jehud, en Bene-Berak, en
10595 Joz 19:45 | 45 En Jehud, en Bene-Berak, en Gath-Rimmon, ~
10596 Joz 19:45 | En Jehud, en Bene-Berak, en Gath-Rimmon, ~
10597 Joz 19:46 | 46 En Me-Jarkon, en Rakkon, met
10598 Joz 19:46 | 46 En Me-Jarkon, en Rakkon, met de landpale
10599 Joz 19:47 | de kinderen van Dan op, en krijgden tegen Lesem, en
10600 Joz 19:47 | en krijgden tegen Lesem, en namen haar in, en sloegen
10601 Joz 19:47 | Lesem, en namen haar in, en sloegen haar met de scherpte
10602 Joz 19:47 | de scherpte des zwaards, en erfden haar, en woonden
10603 Joz 19:47 | zwaards, en erfden haar, en woonden daarin; en zij noemden
10604 Joz 19:47 | haar, en woonden daarin; en zij noemden Lesem, Dan,
10605 Joz 19:48 | huisgezinnen, deze steden en haar dorpen. ~
10606 Joz 19:50 | het gebergte van Efraim; en hij bouwde die stad, en
10607 Joz 19:50 | en hij bouwde die stad, en woonde in dezelve. ~
10608 Joz 19:51 | welke Eleazar, de priester, en Jozua, de zoon van Nun,
10609 Joz 19:51 | Jozua, de zoon van Nun, en de hoofden der vaderen van
10610 Joz 20:4 | de deur der stadspoort, en hij zal zijn woorden spreken
10611 Joz 20:4 | tot zich in de stad nemen, en hem plaats geven, dat hij
10612 Joz 20:5 | wetenschap verslagen heeft, en hemgisteren en eergisteren
10613 Joz 20:5 | verslagen heeft, en hemgisteren en eergisteren niet heeft gehaat. ~
10614 Joz 20:6 | dedoodslager wederkeren, en komen tot zijn stad, en
10615 Joz 20:6 | en komen tot zijn stad, en tot zijn huis, tot de stad,
10616 Joz 20:7 | het gebergte van Nafthali, en Sichem op het gebergte van
10617 Joz 20:7 | het gebergte van Efraim, en Kirjath-Arba, deze is Hebron,
10618 Joz 20:8 | van den stam van Ruben; en Ramoth in Gilead, van denstam
10619 Joz 20:8 | Gilead, van denstam van Gad; en Golan in Bazan, van den
10620 Joz 20:9 | al de kinderen Israels, en voor den vreemdeling, die
10621 Joz 21:1 | tot Eleazar, den priester, en tot Jozua, den zoon van
10622 Joz 21:1 | Jozua, den zoon van Nun, en tot de hoofden der vaderen
10623 Joz 21:2 | 2 En zij spraken tot hen, te
10624 Joz 21:2 | steden te bewonen geven zou, en haar voorsteden voor onze
10625 Joz 21:3 | des HEEREN, deze steden en de voorsteden derzelve. ~
10626 Joz 21:4 | huisgezinnen der Kahathieten; en voor de kinderen van Aaron,
10627 Joz 21:4 | waren van den stam van Juda, en van den stam van Simeon,
10628 Joz 21:4 | van den stam van Simeon, en van den stam van Benjamin,
10629 Joz 21:5 | 5 En aan de overgebleven kinderen
10630 Joz 21:5 | van den stam van Efraim, en van den stam van Dan, en
10631 Joz 21:5 | en van den stam van Dan, en van den halven stam van
10632 Joz 21:6 | 6 En aan den kinderen van Gerson,
10633 Joz 21:6 | den stam van Issaschar, en van den stam van Aser, en
10634 Joz 21:6 | en van den stam van Aser, en van den stam van Nafthali,
10635 Joz 21:6 | van den stam van Nafthali, en van den halven stam van
10636 Joz 21:7 | van den stam van Ruben, en van den stam van Gad, en
10637 Joz 21:7 | en van den stam van Gad, en van den stam van Zebulon,
10638 Joz 21:8 | de Levieten deze steden en haar voorsteden, bij het
10639 Joz 21:9 | stam der kinderen van Juda, en van den stam der kinderen
10640 Joz 21:11 | op den berg van Juda, en haar voorsteden rondom haar. ~
10641 Joz 21:12 | 12 Maar het veld der stad en haar dorpen, gaven zij aan
10642 Joz 21:13 | des doodslagers, Hebron en haar voorsteden, en Libna
10643 Joz 21:13 | Hebron en haar voorsteden, en Libna en haar voorsteden; ~
10644 Joz 21:13 | haar voorsteden, en Libna en haar voorsteden; ~
10645 Joz 21:14 | 14 En Jatthir en haar voorsteden,
10646 Joz 21:14 | 14 En Jatthir en haar voorsteden, en Esthemoa
10647 Joz 21:14 | Jatthir en haar voorsteden, en Esthemoa en haar voorsteden; ~
10648 Joz 21:14 | voorsteden, en Esthemoa en haar voorsteden; ~
10649 Joz 21:15 | 15 En Holon en haar voorsteden,
10650 Joz 21:15 | 15 En Holon en haar voorsteden, en Debir
10651 Joz 21:15 | Holon en haar voorsteden, en Debir en haar voorsteden; ~
10652 Joz 21:15 | haar voorsteden, en Debir en haar voorsteden; ~
10653 Joz 21:16 | 16 En Ain en haar voorsteden,
10654 Joz 21:16 | 16 En Ain en haar voorsteden, en Jutta
10655 Joz 21:16 | Ain en haar voorsteden, en Jutta en haar voorsteden,
10656 Joz 21:16 | haar voorsteden, en Jutta en haar voorsteden, en Beth-Semes
10657 Joz 21:16 | Jutta en haar voorsteden, en Beth-Semes en haar voorsteden;
10658 Joz 21:16 | voorsteden, en Beth-Semes en haar voorsteden; negen steden
10659 Joz 21:17 | 17 En van den stam van Benjamin,
10660 Joz 21:17 | stam van Benjamin, Gibeon en haar voorsteden, Geba en
10661 Joz 21:17 | en haar voorsteden, Geba en haar voorsteden; ~
10662 Joz 21:18 | 18 Anathoth en haar voorsteden, en Almon
10663 Joz 21:18 | Anathoth en haar voorsteden, en Almon en haar voorsteden:
10664 Joz 21:18 | haar voorsteden, en Almon en haar voorsteden: vier steden. ~
10665 Joz 21:19 | priesteren, waren dertien steden en haar voorsteden. ~
10666 Joz 21:21 | 21 En zij gaven hun Sichem, een
10667 Joz 21:21 | vrijstad des doodslagers, en haar voorsteden, op den
10668 Joz 21:21 | voorsteden, op den berg Efraim, en Gezer en haar voorsteden; ~
10669 Joz 21:21 | den berg Efraim, en Gezer en haar voorsteden; ~
10670 Joz 21:22 | 22 En Kibzaim en haar voorsteden,
10671 Joz 21:22 | 22 En Kibzaim en haar voorsteden, en Beth-horon
10672 Joz 21:22 | Kibzaim en haar voorsteden, en Beth-horon en haar voorsteden:
10673 Joz 21:22 | voorsteden, en Beth-horon en haar voorsteden: vier steden. ~
10674 Joz 21:23 | 23 En van den stam van Dan, Elteke
10675 Joz 21:23 | den stam van Dan, Elteke en haar voorsteden, Gibbethon
10676 Joz 21:23 | haar voorsteden, Gibbethon en haar voorsteden; ~
10677 Joz 21:24 | 24 Ajalon en haar voorsteden, Gath-Rimmon
10678 Joz 21:24 | voorsteden, Gath-Rimmon en haar voorsteden: vier steden. ~
10679 Joz 21:25 | 25 En van den halven stam van
10680 Joz 21:25 | stam van Manasse, Thaanach en haar voorsteden, en Gath-Rimmon
10681 Joz 21:25 | Thaanach en haar voorsteden, en Gath-Rimmon en haar voorsteden:
10682 Joz 21:25 | voorsteden, en Gath-Rimmon en haar voorsteden: twee steden. ~
10683 Joz 21:27 | 27 En aan de kinderen van Gerson,
10684 Joz 21:27 | doodslagers, Golan in Bazan, en haar voorsteden, en Be~
10685 Joz 21:27 | Bazan, en haar voorsteden, en Be~
10686 Joz 22:1 | 28 En van den stam van Issaschar,
10687 Joz 22:1 | stam van Issaschar, Kisjon en haar voorsteden, en Dobrath
10688 Joz 22:1 | Kisjon en haar voorsteden, en Dobrath en haar voorsteden; ~
10689 Joz 22:1 | haar voorsteden, en Dobrath en haar voorsteden; ~
10690 Joz 22:2 | 29 Jarmuth en haar voorsteden, En-gannim
10691 Joz 22:2 | haar voorsteden, En-gannim en haar voorsteden: vier steden. ~
10692 Joz 22:3 | 30 En van den stam van Aser, Misal
10693 Joz 22:3 | den stam van Aser, Misal en haar voorsteden, Abdon en
10694 Joz 22:3 | en haar voorsteden, Abdon en haar voorsteden; ~
10695 Joz 22:4 | 31 En Helkath en haar voorsteden,
10696 Joz 22:4 | 31 En Helkath en haar voorsteden, en Rehob
10697 Joz 22:4 | Helkath en haar voorsteden, en Rehob en haar voorsteden:
10698 Joz 22:4 | haar voorsteden, en Rehob en haar voorsteden: vier steden. ~
10699 Joz 22:5 | 32 En van den stam van Nafthali,
10700 Joz 22:5 | doodslagers, Kedes in Galilea, en haar voorsteden, en Hammoth-Dor
10701 Joz 22:5 | Galilea, en haar voorsteden, en Hammoth-Dor en haar voorsteden,
10702 Joz 22:5 | voorsteden, en Hammoth-Dor en haar voorsteden, en Karthan
10703 Joz 22:5 | Hammoth-Dor en haar voorsteden, en Karthan en haar voorsteden:
10704 Joz 22:5 | haar voorsteden, en Karthan en haar voorsteden: drie steden. ~
10705 Joz 22:6 | huisgezinnen, zijn dertien steden en haar voorsteden. ~
10706 Joz 22:7 | stam van Zebulon, Jokneam en haar voorsteden, Kartha
10707 Joz 22:7 | haar voorsteden, Kartha en haar voorsteden; ~
10708 Joz 22:8 | 35 Dimna en haar voorsteden, Nahalal
10709 Joz 22:8 | haar voorsteden, Nahalal en haar voorsteden: vier steden. ~
10710 Joz 22:9 | 36 En van den stam van Ruben,
10711 Joz 22:9 | den stam van Ruben, Bezer en haar voorsteden, en Jahza
10712 Joz 22:9 | Bezer en haar voorsteden, en Jahza en haar voorsteden; ~
10713 Joz 22:9 | haar voorsteden, en Jahza en haar voorsteden; ~
10714 Joz 22:10 | 37 Kedemoth en haar voorsteden, en Mefaath
10715 Joz 22:10 | Kedemoth en haar voorsteden, en Mefaath en haar voorsteden:
10716 Joz 22:10 | haar voorsteden, en Mefaath en haar voorsteden: vier steden. ~
10717 Joz 22:11 | doodslagers, Ramoth in Gilead, en haar voorsteden, en Mahanaim
10718 Joz 22:11 | Gilead, en haar voorsteden, en Mahanaim en haar voorsteden; ~
10719 Joz 22:11 | voorsteden, en Mahanaim en haar voorsteden; ~
10720 Joz 22:12 | 39 Hesbon en haar voorsteden, Jaezer
10721 Joz 22:12 | haar voorsteden, Jaezer en haar voorsteden: al die
10722 Joz 22:13 | huisgezinnen der Levieten; en hun lot was twaalf steden. ~
10723 Joz 22:14 | kinderen Israels, waren acht en veertig steden en haar voorsteden. ~
10724 Joz 22:14 | waren acht en veertig steden en haar voorsteden. ~
10725 Joz 22:16 | had hun vaderen te geven, en zij beerfden het, en woonden
10726 Joz 22:16 | geven, en zij beerfden het, en woonden daarin. ~
10727 Joz 22:17 | 44 En de HEERE gaf hun rust rondom,
10728 Joz 22:17 | hun vaderen gezworen had; en er bestond niet een man
10729 Joz 23:1 | riep Jozua de Rubenieten, en de Gadieten, en den halven
10730 Joz 23:1 | Rubenieten, en de Gadieten, en den halven stam van Manasse, ~
10731 Joz 23:2 | 2 En hij zeide tot hen: Gijlieden
10732 Joz 23:2 | des HEEREN, geboden heeft; en gij zijt mijner stem gehoorzaam
10733 Joz 23:4 | 4 En nu, de HEERE, uw God, heeft
10734 Joz 23:4 | had; keert dan nu wederom, en gaat gij naar uw tenten,
10735 Joz 23:5 | naarstiglijk waar te doen het gebod en de wet, die u Mozes, de
10736 Joz 23:5 | HEERE, uw God, liefhebt, en dat gij wandelt in al Zijn
10737 Joz 23:5 | wandelt in al Zijn wegen, en Zijn geboden houdt, en Hem
10738 Joz 23:5 | en Zijn geboden houdt, en Hem aanhangt, en dat gij
10739 Joz 23:5 | houdt, en Hem aanhangt, en dat gij Hem dient met uw
10740 Joz 23:5 | dient met uw ganse hart en met uw ganse ziel. ~
10741 Joz 23:6 | Alzo zegende hen Jozua, en hij liet hen gaan; en zij
10742 Joz 23:6 | Jozua, en hij liet hen gaan; en zij gingen naar hun tenten. ~
10743 Joz 23:8 | 8 En hij sprak tot hen, zeggende:
10744 Joz 23:8 | tenten met veel rijkdom, en met zeer veel vee, met zilver,
10745 Joz 23:8 | zeer veel vee, met zilver, en met goud, en met koper,
10746 Joz 23:8 | met zilver, en met goud, en met koper, en met ijzer,
10747 Joz 23:8 | met goud, en met koper, en met ijzer, en met zeer veel
10748 Joz 23:8 | met koper, en met ijzer, en met zeer veel klederen;
10749 Joz 23:9 | keerden de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en
10750 Joz 23:9 | en de kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse
10751 Joz 23:9 | stam van Manasse wederom, en togen van de kinderen Israels,
10752 Joz 23:10 | bouwden de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en
10753 Joz 23:10 | en de kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse
10754 Joz 23:11 | 11 En de kinderen Israels hoorden
10755 Joz 23:11 | de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en
10756 Joz 23:11 | en de kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse
10757 Joz 23:13 | 13 En de kinderen Israels zonden
10758 Joz 23:13 | aan de kinderen van Ruben, en aan de kinderen van Gad,
10759 Joz 23:13 | aan de kinderen van Gad, en aan den halven stam van
10760 Joz 23:14 | 14 En tien vorsten met hem, van
10761 Joz 23:14 | al de stammen van Israel; en zij waren een ieder een
10762 Joz 23:15 | tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad,
10763 Joz 23:15 | tot de kinderen van Gad, en tot den halven stam van
10764 Joz 23:19 | tabernakel des HEEREN woont, en neemt bezitting in het midden
10765 Joz 23:19 | wederspannig tegen den HEERE, en zijt ook niet wederspannig
10766 Joz 23:20 | begaan met het verbannene, en kwam er niet een verbolgenheid
10767 Joz 23:20 | vergadering van Israel? En die man stierf niet alleen
10768 Joz 23:21 | antwoordden de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en
10769 Joz 23:21 | en de kinderen van Gad, en de halve stam van Manasse,
10770 Joz 23:21 | halve stam van Manasse, en zij spraken met de hoofden
10771 Joz 23:23 | keren, of om brandoffer en spijsoffer daarop te offeren,
10772 Joz 23:24 | 24 En zo wij dit niet uit zorg
10773 Joz 23:25 | gij, kinderen van Ruben, en gij, kinderen van Gad! gij
10774 Joz 23:27 | een getuige zij tussen ons en tussen ulieden, en tussen
10775 Joz 23:27 | tussen ons en tussen ulieden, en tussen onze geslachten na
10776 Joz 23:27 | mochten met onze brandofferen, en met onze slachtofferen,
10777 Joz 23:27 | met onze slachtofferen, en met onze dankofferen; en
10778 Joz 23:27 | en met onze dankofferen; en dat uw kinderen tot onze
10779 Joz 23:28 | zij morgen alzo tot ons en tot onze geslachten zeggen
10780 Joz 23:28 | is een getuige tussen ons en tussen ulieden. ~
10781 Joz 23:30 | Toen de priester Pinehas, en de oversten der vergadering,
10782 Joz 23:30 | oversten der vergadering, en de hoofden der duizenden
10783 Joz 23:30 | die de kinderen van Ruben, en de kinderen van Gad, en
10784 Joz 23:30 | en de kinderen van Gad, en de kinderen van Manasse
10785 Joz 23:31 | 31 En Pinehas, de zoon van den
10786 Joz 23:31 | tot de kinderen van Ruben, en tot de kinderen van Gad,
10787 Joz 23:31 | tot de kinderen van Gad, en tot de kinderen van Manasse:
10788 Joz 23:32 | 32 En Pinehas, de zoon van den
10789 Joz 23:32 | van de kinderen van Ruben, en van de kinderen van Gad,
10790 Joz 23:32 | tot de kinderen Israel; en zij brachten hun antwoord
10791 Joz 23:33 | van de kinderen Israels, en de kinderen Israels loofden
10792 Joz 23:33 | kinderen Israels loofden God, en zeiden niet meer van tegen
10793 Joz 23:33 | waarin de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad woonden. ~
10794 Joz 23:34 | 34 En de kinderen van Ruben en
10795 Joz 23:34 | En de kinderen van Ruben en de kinderen van Gad noemden
10796 Joz 24:1 | 1 En het geschiedde na vele dagen,
10797 Joz 24:1 | zijn vijanden rondom heen, en Jozua oud geworden en wel
10798 Joz 24:1 | heen, en Jozua oud geworden en wel bedaagd was; ~
10799 Joz 24:2 | gans Israel, hun oudsten, en hun hoofden, en hun richters,
10800 Joz 24:2 | oudsten, en hun hoofden, en hun richters, en hun ambtlieden,
10801 Joz 24:2 | hoofden, en hun richters, en hun ambtlieden, en hij zeide
10802 Joz 24:2 | richters, en hun ambtlieden, en hij zeide tot hen: Ik ben
10803 Joz 24:2 | hen: Ik ben oud geworden, en wel bedaagd; ~
10804 Joz 24:3 | 3 En gijlieden hebt gezien alles,
10805 Joz 24:4 | die ik uitgeroeid heb, en tot de grote zee, tegen
10806 Joz 24:5 | 5 En de HEERE, uw God, Zelf zal
10807 Joz 24:5 | voor ulieder aangezicht, en Hij zal hen van voor ulieder
10808 Joz 24:5 | ulieder aangezicht verdrijven; en gij zult hun land erfelijk
10809 Joz 24:6 | zeer sterk, om te bewaren en om te doen alles, wat geschreven
10810 Joz 24:7 | aan den naam hunner goden, en doet er niet bij zweren,
10811 Joz 24:7 | doet er niet bij zweren, en dient hen niet, en buigt
10812 Joz 24:7 | zweren, en dient hen niet, en buigt u voor die niet; ~
10813 Joz 24:9 | aangezicht verdreven grote en machtige volken; en u aangaande,
10814 Joz 24:9 | grote en machtige volken; en u aangaande, niemand heeft
10815 Joz 24:12 | zo gij enigszins afkeert, en het overige van deze volken
10816 Joz 24:12 | bij u overgebleven zijn, en u met hen verzwagert, en
10817 Joz 24:12 | en u met hen verzwagert, en gij tot hen zult ingaan,
10818 Joz 24:12 | gij tot hen zult ingaan, en zij tot u; ~
10819 Joz 24:13 | ulieden zijn tot een strik, en tot een net, en tot een
10820 Joz 24:13 | een strik, en tot een net, en tot een gesel aan uw zijden,
10821 Joz 24:13 | een gesel aan uw zijden, en tot doornen in uw ogen,
10822 Joz 24:14 | 14 En ziet, ik ga heden in den
10823 Joz 24:14 | den weg der ganse aarde; en gij weet in uw ganse hart
10824 Joz 24:14 | gij weet in uw ganse hart en in uw ganse ziel, dat er
10825 Joz 24:15 | 15 En het zal geschieden, gelijk
10826 Joz 24:16 | dat Hij u geboden heeft, en gij heengaat en dient andere
10827 Joz 24:16 | geboden heeft, en gij heengaat en dient andere goden, en u
10828 Joz 24:16 | heengaat en dient andere goden, en u voor dezelve nederbuigt,
10829 Joz 24:16 | HEEREN over u ontsteken, en gij zult haastiglijk omkomen
10830 Joz 25:1 | stammen van Israel te Sichem, en hij riep de oudsten van
10831 Joz 25:1 | riep de oudsten van Israel, en deszelfs hoofden, en deszelfs
10832 Joz 25:1 | Israel, en deszelfs hoofden, en deszelfs richters, en deszelfs
10833 Joz 25:1 | hoofden, en deszelfs richters, en deszelfs ambtlieden; en
10834 Joz 25:1 | en deszelfs ambtlieden; en zij stelden zich voor het
10835 Joz 25:2 | Terah, de vader van Abraham, en de vader van Nahor; en zij
10836 Joz 25:2 | en de vader van Nahor; en zij hebben andere goden
10837 Joz 25:3 | van gene zijde der rivier, en deed hem wandelen door het
10838 Joz 25:3 | vermeerderde ook zijn zaad en gaf hem Izak. ~
10839 Joz 25:4 | 4 En aan Izak gaf Ik Jakob en
10840 Joz 25:4 | En aan Izak gaf Ik Jakob en Ezau; en Ik gaf aan Ezau
10841 Joz 25:4 | Izak gaf Ik Jakob en Ezau; en Ik gaf aan Ezau het gebergte
10842 Joz 25:4 | te bezitten; maar Jakob en zijn kinderen togen af in
10843 Joz 25:5 | 5 Toen zond Ik Mozes en Aaron, en Ik plaagde Egypte,
10844 Joz 25:5 | zond Ik Mozes en Aaron, en Ik plaagde Egypte, gelijk
10845 Joz 25:5 | deszelfs midden gedaan heb; en daarna leidde Ik u daaruit. ~
10846 Joz 25:6 | zo kwaamt gij aan de zee, en de Egyptenaars jaagden uw
10847 Joz 25:6 | uw vaderen na met wagens en met ruiters, tot de Schelfzee. ~
10848 Joz 25:7 | nu riepen tot den HEERE, en Hij stelde een duisternis
10849 Joz 25:7 | een duisternis tussen u en tussen de Egyptenaars, en
10850 Joz 25:7 | en tussen de Egyptenaars, en Hij bracht de zee over hen,
10851 Joz 25:7 | bracht de zee over hen, en bedekte hen; en uw ogen
10852 Joz 25:7 | over hen, en bedekte hen; en uw ogen hebben gezien, wat
10853 Joz 25:8 | maar Ik gaf hen in uw hand, en gij bezat hun land erfelijk,
10854 Joz 25:8 | bezat hun land erfelijk, en Ik verdelgde hen voor ulieder
10855 Joz 25:9 | de koning der Moabieten, en hij streed tegen Israel;
10856 Joz 25:9 | hij streed tegen Israel; en hij zond heen, en deed Bileam,
10857 Joz 25:9 | Israel; en hij zond heen, en deed Bileam, den zoon van
10858 Joz 25:10 | zegende hij u gestadig, en Ik verloste u uit zijn hand. ~
10859 Joz 25:11 | Jordaan getrokken waart, en te Jericho kwaamt, zo krijgden
10860 Joz 25:11 | Jericho tegen u, de Amorieten, en de Ferezieten, en de Kanaanieten,
10861 Joz 25:11 | Amorieten, en de Ferezieten, en de Kanaanieten, en de Hethieten,
10862 Joz 25:11 | Ferezieten, en de Kanaanieten, en de Hethieten, en de Girgazieten,
10863 Joz 25:11 | Kanaanieten, en de Hethieten, en de Girgazieten, de Hevieten
10864 Joz 25:11 | Girgazieten, de Hevieten en de Jebusieten; doch Ik gaf
10865 Joz 25:12 | 12 En Ik zond horzelen voor u
10866 Joz 25:13 | gij niet gearbeid hebt, en steden, die gij niet gebouwd
10867 Joz 25:13 | die gij niet gebouwd hebt, en gij woont in dezelve; gij
10868 Joz 25:13 | gij eet van de wijngaarden en olijfbomen, die gij niet
10869 Joz 25:14 | 14 En nu, vreest den HEERE, en
10870 Joz 25:14 | En nu, vreest den HEERE, en dient Hem in oprechtheid
10871 Joz 25:14 | dient Hem in oprechtheid en in waarheid; en doet weg
10872 Joz 25:14 | oprechtheid en in waarheid; en doet weg de goden, die uw
10873 Joz 25:14 | aan gene zijde der rivier, en in Egypte; en dient den
10874 Joz 25:14 | der rivier, en in Egypte; en dient den HEERE. ~
10875 Joz 25:15 | woont; maar aangaande mij, en mijn huis, wij zullen den
10876 Joz 25:16 | Toen antwoordde het volk en zeide: Het zij verre van
10877 Joz 25:17 | God; Hij is het, Die ons en onze vaderen uit het land
10878 Joz 25:17 | diensthuis heeft opgebracht, en Die deze grote tekenen voor
10879 Joz 25:17 | onze ogen gedaan heeft, en ons bewaard heeft op al
10880 Joz 25:17 | welken wij getogen zijn, en onder alle volken, door
10881 Joz 25:18 | 18 En de HEERE heeft voor ons
10882 Joz 25:19 | Hij zal uw overtredingen en uw zonden niet vergeven. ~
10883 Joz 25:20 | Indien gij den HEERE verlaten en vreemde goden dienen zult,
10884 Joz 25:20 | zo zal Hij Zich omkeren, en Hij zal u kwaad doen, en
10885 Joz 25:20 | en Hij zal u kwaad doen, en Hij zal u verdoen, naar
10886 Joz 25:22 | hebt, om Hem te dienen. En zij zeiden: Wij zijn getuigen. ~
10887 Joz 25:23 | 23 En nu, doet de vreemde goden
10888 Joz 25:23 | in het midden van u zijn, en neigt uw harten tot den
10889 Joz 25:24 | 24 En het volk zeide tot Jozua:
10890 Joz 25:24 | HEERE, onzen God, dienen, en wij zullen Zijner stem gehoorzamen. ~
10891 Joz 25:25 | een verbond met het volk; en hij stelde het hun tot een
10892 Joz 25:25 | het hun tot een inzetting en recht te Sichem. ~
10893 Joz 25:26 | 26 En Jozua schreef deze woorden
10894 Joz 25:26 | woorden in het wetboek Gods; en hij nam een groten steen,
10895 Joz 25:26 | hij nam een groten steen, en hij richtte dien daar op
10896 Joz 25:27 | 27 En Jozua zeide tot het ganse
10897 Joz 25:29 | 29 En het geschiedde na deze dingen,
10898 Joz 25:29 | stierf, oud zijnde honderd en tien jaren. ~
10899 Joz 25:30 | 30 En zij begroeven hem in de
10900 Joz 25:31 | HEERE al de dagen van Jozua, en al de dagen van de oudsten,
10901 Joz 25:31 | die lang na Jozua leefden, en die al het werk des HEEREN
10902 Joz 25:33 | Eleazar, de zoon van Aaron; en zij begroeven hem op den
10903 Ric 1:1 | 1 En het geschiedde na den dood
10904 Ric 1:2 | 2 En de HEERE zeide: Juda zal
10905 Ric 1:3 | met mij op in mijn lot, en laat ons tegen de Kanaanieten
10906 Ric 1:4 | 4 En Juda toog op, en de HEERE
10907 Ric 1:4 | 4 En Juda toog op, en de HEERE gaf de Kanaanieten
10908 Ric 1:4 | HEERE gaf de Kanaanieten en de Ferezieten in hun hand;
10909 Ric 1:4 | Ferezieten in hun hand; en zij sloegen hen bij Bezek,
10910 Ric 1:5 | 5 En zij vonden Adoni-Bezek te
10911 Ric 1:5 | vonden Adoni-Bezek te Bezek, en streden tegen hem; en zij
10912 Ric 1:5 | Bezek, en streden tegen hem; en zij sloegen de Kanaanieten
10913 Ric 1:5 | zij sloegen de Kanaanieten en de Ferezieten. ~
10914 Ric 1:6 | Doch Adoni-Bezek vluchtte; en zij jaagden hem na, en zij
10915 Ric 1:6 | en zij jaagden hem na, en zij grepen hem, en hieuwen
10916 Ric 1:6 | hem na, en zij grepen hem, en hieuwen de duimen zijner
10917 Ric 1:6 | de duimen zijner handen en zijner voeten af. ~
10918 Ric 1:7 | afgehouwen duimen van hun handen en van hun voeten, waren onder
10919 Ric 1:7 | heeft mij God vergolden! En zij brachten hem te Jeruzalem,
10920 Ric 1:7 | brachten hem te Jeruzalem, en hij stierf aldaar. ~
10921 Ric 1:8 | tegen Jeruzalem gestreden, en hadden haar ingenomen, en
10922 Ric 1:8 | en hadden haar ingenomen, en met de scherpte des zwaards
10923 Ric 1:8 | scherpte des zwaards geslagen; en zij hadden de stad in het
10924 Ric 1:9 | 9 En daarna waren de kinderen
10925 Ric 1:9 | wonende in het gebergte, en in het zuiden, en in de
10926 Ric 1:9 | gebergte, en in het zuiden, en in de laagte. ~
10927 Ric 1:10 | 10 En Juda was heengetogen tegen
10928 Ric 1:10 | was tevoren Kirjath-Arba), en zij sloegen Sesai, en Ahiman,
10929 Ric 1:10 | en zij sloegen Sesai, en Ahiman, en Thalmai. ~
10930 Ric 1:10 | sloegen Sesai, en Ahiman, en Thalmai. ~
10931 Ric 1:11 | 11 En van daar was hij heengetogen
10932 Ric 1:12 | 12 En Kaleb zeide: Wie Kirjath-Sefer
10933 Ric 1:12 | Kirjath-Sefer zal slaan, en haar innemen, dien zal ik
10934 Ric 1:13 | die jonger was dan hij; en Kaleb gaf hem Achsa, zijn
10935 Ric 1:14 | 14 En het geschiedde, als zij
10936 Ric 1:14 | vader een veld te begeren; en zij sprong van den ezel
10937 Ric 1:15 | 15 En zij zeide tot hem: Geef
10938 Ric 1:15 | Kaleb haar hoge wellingen en lage wellingen. ~
10939 Ric 1:16 | het zuiden van Harad is; en zij gingen heen en woonden
10940 Ric 1:16 | Harad is; en zij gingen heen en woonden met het volk. ~
10941 Ric 1:17 | met zijn broeder Simeon, en zij sloegen de Kanaanieten,
10942 Ric 1:17 | Kanaanieten, wonende te Zefat, en zij verbanden hen; en men
10943 Ric 1:17 | Zefat, en zij verbanden hen; en men noemde den naam dezer
10944 Ric 1:18 | Gaza in, met haar landpale, en Askelon met haar landpale,
10945 Ric 1:18 | Askelon met haar landpale, en Ekron met haar landpale. ~
10946 Ric 1:19 | 19 En de HEERE was met Juda, dat
10947 Ric 1:20 | 20 En zij gaven Hebron aan Kaleb,
10948 Ric 1:20 | als Mozes gesproken had; en hij verdreef van daar de
10949 Ric 1:22 | 22 En het huis van Jozef toog
10950 Ric 1:22 | toog ook op naar Beth-El. En de HEERE was met hen. ~
10951 Ric 1:23 | 23 En het huis van Jozef bestelde
10952 Ric 1:24 | 24 En de wachters zagen een man,
10953 Ric 1:24 | uitgaande uit de stad; en zij zeiden tot hem: Wijs
10954 Ric 1:24 | toch den ingang der stad, en wij zullen weldadigheid
10955 Ric 1:25 | 25 En als hij hun den ingang der
10956 Ric 1:25 | des zwaards; maar dien man en zijn ganse huis lieten zij
10957 Ric 1:26 | het land der Hethieten, en hij bouwde een stad, en
10958 Ric 1:26 | en hij bouwde een stad, en noemde haar naam Luz; dit
10959 Ric 1:27 | 27 En Manasse verdreef Beth-Sean
10960 Ric 1:27 | haar onderhorige plaatsen; en de Kanaanieten wilden wonen
10961 Ric 1:28 | 28 En het geschiedde, als Israel
10962 Ric 1:30 | woonden in het midden van hem, en waren cijnsbaar. ~
10963 Ric 1:33 | inwoners van Beth-Semes en Beth-Anath werden hun cijnsbaar. ~
10964 Ric 1:34 | 34 En de Amorieten drongen de
10965 Ric 1:35 | gebergte van Heres, te Ajalon, en te Saalbim; maar de hand
10966 Ric 1:36 | 36 En de landpale der Amorieten
10967 Ric 1:36 | Akrabbim, van den rotssteen, en opwaarts heen. ~
10968 Ric 2:1 | 1 En een Engel des HEEREN kwam
10969 Ric 2:1 | opwaarts van Gilgal tot Bochim, en Hij zeide: Ik heb ulieden
10970 Ric 2:1 | ulieden uit Egypte opgevoerd, en u gebracht in het land,
10971 Ric 2:1 | uw vaderen gezworen heb, en gezegd: Ik zal Mijn verbond
10972 Ric 2:2 | 2 En ulieden aangaande, gij zult
10973 Ric 2:3 | zullen u aan de zijden zijn, en hun goden zullen u tot een
10974 Ric 2:4 | 4 En het geschiedde, als de Engel
10975 Ric 2:4 | hief het volk zijn stem op en weende. ~
10976 Ric 2:5 | naam dier plaats Bochim; en zij offerden aldaar den
10977 Ric 2:7 | 7 En het volk diende den HEERE,
10978 Ric 2:7 | al de dagen van Jozua, en al de dagen der oudsten,
10979 Ric 2:8 | gestorven was, honderd en tien jaren oud zijnde; ~
10980 Ric 2:9 | 9 En zij hem begraven hadden
10981 Ric 2:10 | 10 En al datzelve geslacht ook
10982 Ric 2:11 | was in de ogen des HEEREN, en zij dienden de Baals. ~
10983 Ric 2:12 | 12 En zij verlieten den HEERE,
10984 Ric 2:12 | Egypteland had uitgevoerd, en volgden andere goden na,
10985 Ric 2:12 | volken, die rondom hen waren, en bogen zich voor die, en
10986 Ric 2:12 | en bogen zich voor die, en zij verwekten den HEERE
10987 Ric 2:13 | zij verlieten den HEERE, en dienden de Baal en Astharoth. ~
10988 Ric 2:13 | HEERE, en dienden de Baal en Astharoth. ~
10989 Ric 2:14 | HEEREN toorn tegen Israel, en Hij gaf hen in de hand der
10990 Ric 2:14 | rovers, die hen beroofden; en Hij verkocht hen in de hand
10991 Ric 2:14 | hunner vijanden rondom; en zij konden niet meer bestaan
10992 Ric 2:15 | als de HEERE gesproken, en gelijk als de HEERE gezworen
10993 Ric 2:15 | als de HEERE gezworen had; en hun was zeer bang. ~
10994 Ric 2:16 | 16 En de HEERE verwekte richteren,
10995 Ric 2:17 | hoereerden andere goden na, en bogen zich voor die; haast
10996 Ric 2:18 | 18 En wanneer de HEERE hun richteren
10997 Ric 2:18 | de HEERE met den richter, en verloste hen uit de hand
10998 Ric 2:18 | degenen, die hen drongen en die hen drukten. ~
10999 Ric 2:19 | richters, dat zij omkeerden, en verdierven het meer dan
11000 Ric 2:19 | goden, dezelve dienende, en zich voor die buigende;
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |