1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573
Book Chapter: Verse
12501 1Sa 6:7 | de koeien aan den wagen, en brengt haar kalveren van
12502 1Sa 6:8 | Neemt dan de ark des HEEREN, en zet ze op den wagen, en
12503 1Sa 6:8 | en zet ze op den wagen, en legt de gouden kleinoden,
12504 1Sa 6:8 | koffertje aan haar zijde; en zendt ze weg, dat zij heenga. ~
12505 1Sa 6:10 | 10 En die lieden deden alzo, en
12506 1Sa 6:10 | En die lieden deden alzo, en namen twee zogende koeien,
12507 1Sa 6:10 | namen twee zogende koeien, en spanden ze aan den wagen,
12508 1Sa 6:10 | spanden ze aan den wagen, en haar kalveren sloten zij
12509 1Sa 6:11 | 11 En zij zetten de ark des HEEREN
12510 1Sa 6:11 | des HEEREN op den wagen, en het koffertje met de gouden
12511 1Sa 6:11 | koffertje met de gouden muizen, en de beelden hunner spenen. ~
12512 1Sa 6:12 | steeds voort, al loeiende, en weken noch ter rechter hand
12513 1Sa 6:12 | hand noch ter linkerhand; en de vorsten der Filistijnen
12514 1Sa 6:13 | 13 En die van Beth-Semes maaiden
12515 1Sa 6:13 | den tarweoogst in het dal, en als zij hun ogen ophieven,
12516 1Sa 6:13 | ophieven, zagen zij de ark en verblijdden zich, als zij
12517 1Sa 6:14 | 14 En de wagen kwam op den akker
12518 1Sa 6:14 | Jozua, den Beth-semiet, en bleef daar staande; en daar
12519 1Sa 6:14 | en bleef daar staande; en daar was een grote steen,
12520 1Sa 6:14 | daar was een grote steen, en zij kloofden het hout van
12521 1Sa 6:14 | het hout van den wagen, en offerden de koeien den HEERE
12522 1Sa 6:15 | 15 En de Levieten namen de ark
12523 1Sa 6:15 | namen de ark des HEEREN af en het koffertje, dat daarbij
12524 1Sa 6:15 | gouden kleinoden waren, en zetten ze op dien groten
12525 1Sa 6:15 | ze op dien groten steen; en die lieden van Beth-Semes
12526 1Sa 6:15 | Beth-Semes offerden brandofferen, en slachtten slachtofferen
12527 1Sa 6:16 | 16 En als de vijf vorsten der
12528 1Sa 6:18 | tot aan de landvlekken; en tot aan Abel, den groten
12529 1Sa 6:19 | 19 En de Heere sloeg onder die
12530 1Sa 6:19 | het volk zeventig mannen, en vijftig duizend mannen.
12531 1Sa 6:20 | HEERE, dezen heiligen God? En tot wien van ons zal Hij
12532 1Sa 7:1 | mannen van Kirjath-Jearim, en haalden de ark des HEEREN
12533 1Sa 7:1 | haalden de ark des HEEREN op, en zij brachten ze in het huis
12534 1Sa 7:1 | Abinadab, op den heuvel; en zij heiligden zijn zoon
12535 1Sa 7:2 | 2 En het geschiedde, van dien
12536 1Sa 7:2 | te Kirjath-Jearim bleef, en de dagen werden twintig
12537 1Sa 7:2 | dagen werden twintig jaren; en het ganse huis van Israel
12538 1Sa 7:3 | weg, ook de Astharoths; en richt uw hart tot den HEERE,
12539 1Sa 7:3 | richt uw hart tot den HEERE, en dient Hem alleen, zo zal
12540 1Sa 7:4 | Israels nu deden de Baals en de Astharoths weg, en zij
12541 1Sa 7:4 | Baals en de Astharoths weg, en zij dienden den HEERE alleen. ~
12542 1Sa 7:5 | ganse Israel naar Mizpa, en ik zal den HEERE voor u
12543 1Sa 7:6 | 6 En zij werden vergaderd te
12544 1Sa 7:6 | werden vergaderd te Mizpa, en zij schepten water, en goten
12545 1Sa 7:6 | en zij schepten water, en goten het uit voor het aangezicht
12546 1Sa 7:6 | het aangezicht des HEEREN; en zij vastten te dien dage,
12547 1Sa 7:6 | zij vastten te dien dage, en zeiden aldaar: Wij hebben
12548 1Sa 7:8 | 8 En de kinderen Israels zeiden
12549 1Sa 7:9 | nam Samuel een melklam, en hij offerde het geheel den
12550 1Sa 7:9 | den HEERE ten brandoffer; en Samuel riep tot den HEERE
12551 1Sa 7:9 | tot den HEERE voor Israel; en de HEERE verhoorde hem. ~
12552 1Sa 7:10 | 10 En het geschiedde, toen Samuel
12553 1Sa 7:10 | ten strijde tegen Israel; en de HEERE donderde te dien
12554 1Sa 7:10 | donder over de Filistijnen, en Hij verschrikte hen, zodat
12555 1Sa 7:11 | 11 En de mannen van Israel togen
12556 1Sa 7:11 | Israel togen uit van Mizpa, en vervolgden de Filistijnen,
12557 1Sa 7:11 | vervolgden de Filistijnen, en zij sloegen hen tot onder
12558 1Sa 7:12 | Samuel nu nam een steen, en stelde dien tussen Mizpa
12559 1Sa 7:12 | stelde dien tussen Mizpa en tussen Sen, en hij noemde
12560 1Sa 7:12 | tussen Mizpa en tussen Sen, en hij noemde diens naam Eben-Haezer;
12561 1Sa 7:12 | diens naam Eben-Haezer; en hij zeide: Tot hiertoe heeft
12562 1Sa 7:13 | de Filistijnen vernederd, en kwamen niet meer in de landpalen
12563 1Sa 7:14 | 14 En de steden, welke de Filistijnen
12564 1Sa 7:14 | de hand der Filistijnen; en er was vrede tussen Israel
12565 1Sa 7:14 | was vrede tussen Israel en tussen de Amorieten. ~
12566 1Sa 7:16 | 16 En hij toog van jaar tot jaar,
12567 1Sa 7:16 | toog van jaar tot jaar, en ging rondom naar Beth-El,
12568 1Sa 7:16 | ging rondom naar Beth-El, en Gilgal, en Mizpa; en hij
12569 1Sa 7:16 | naar Beth-El, en Gilgal, en Mizpa; en hij richtte Israel
12570 1Sa 7:16 | Beth-El, en Gilgal, en Mizpa; en hij richtte Israel in al
12571 1Sa 7:17 | want daar was zijn huis, en daar richtte hij Israel;
12572 1Sa 7:17 | daar richtte hij Israel; en hij bouwde aldaar den HEERE
12573 1Sa 8:2 | eerstgeborenen zoon nu was Joel, en de naam van zijn tweeden
12574 1Sa 8:3 | zich tot de gierigheid, en namen geschenken, en bogen
12575 1Sa 8:3 | gierigheid, en namen geschenken, en bogen het recht. ~
12576 1Sa 8:4 | alle oudsten van Israel, en zij kwamen tot Samuel te
12577 1Sa 8:5 | 5 En zij zeiden tot hem: Zie,
12578 1Sa 8:5 | gij zijt oud geworden, en uw zonen wandelen niet in
12579 1Sa 8:6 | koning, om ons te richten. En Samuel bad den HEERE aan. ~
12580 1Sa 8:8 | heb, tot op dezen dag toe, en hebben Mij verlaten en andere
12581 1Sa 8:8 | en hebben Mij verlaten en andere goden gediend; alzo
12582 1Sa 8:11 | 11 En zeide: Dit zal des konings
12583 1Sa 8:11 | zich stelle tot zijn wagen, en tot zijn ruiteren, dat zij
12584 1Sa 8:12 | 12 En dat hij hen zich stelle
12585 1Sa 8:12 | oversten der duizenden, en tot oversten der vijftigen;
12586 1Sa 8:12 | oversten der vijftigen; en dat zij zijn akker ploegen,
12587 1Sa 8:12 | zij zijn akker ploegen, en dat zij zijn oogst oogsten,
12588 1Sa 8:12 | zij zijn oogst oogsten, en dat zij zijn krijgswapenen
12589 1Sa 8:13 | 13 En uw dochteren zal hij nemen
12590 1Sa 8:13 | nemen tot apothekeressen, en tot keukenmaagden, en tot
12591 1Sa 8:13 | apothekeressen, en tot keukenmaagden, en tot baksters. ~
12592 1Sa 8:14 | 14 En uw akkers, en uw wijngaarden,
12593 1Sa 8:14 | 14 En uw akkers, en uw wijngaarden, en uw olijfgaarden,
12594 1Sa 8:14 | akkers, en uw wijngaarden, en uw olijfgaarden, die de
12595 1Sa 8:14 | beste zijn, zal hij nemen, en zal ze aan zijn knechten
12596 1Sa 8:15 | 15 En uw zaad, en uw wijngaarden
12597 1Sa 8:15 | 15 En uw zaad, en uw wijngaarden zal hij vertienen,
12598 1Sa 8:15 | wijngaarden zal hij vertienen, en hij zal ze aan zijn hovelingen,
12599 1Sa 8:15 | ze aan zijn hovelingen, en aan zijn knechten geven. ~
12600 1Sa 8:16 | 16 En hij zal uw knechten, en
12601 1Sa 8:16 | En hij zal uw knechten, en uw dienstmaagden, en uw
12602 1Sa 8:16 | knechten, en uw dienstmaagden, en uw beste jongelingen, en
12603 1Sa 8:16 | en uw beste jongelingen, en uw ezelen nemen, en hij
12604 1Sa 8:16 | jongelingen, en uw ezelen nemen, en hij zal zijn werk daarmede
12605 1Sa 8:17 | zal uw kudden vertienen; en gij zult hem tot knechten
12606 1Sa 8:19 | weigerde Samuels stem te horen; en zij zeiden: Neen, maar er
12607 1Sa 8:20 | 20 En wij zullen ook zijn gelijk
12608 1Sa 8:20 | zijn gelijk al de volken; en onze koning zal ons richten,
12609 1Sa 8:20 | koning zal ons richten, en hij zal voor onze aangezichten
12610 1Sa 8:20 | onze aangezichten uitgaan, en hij zal onze krijgen voeren. ~
12611 1Sa 8:22 | Samuel: Hoor naar hun stem, en stel hun een koning. Toen
12612 1Sa 9:2 | was Saul, een jongeman, en schoon, ja, er was geen
12613 1Sa 9:2 | Israels; van zijn schouderen en opwaarts was hij hoger dan
12614 1Sa 9:3 | een van de jongens met u, en maak u op, ga heen, zoek
12615 1Sa 9:4 | het gebergte van Efraim, en hij ging door het land van
12616 1Sa 9:5 | jongen, die bij hem was: Kom en laat ons wederkeren; dat
12617 1Sa 9:5 | van de ezelinnen aflate, en voor ons bekommerd zij. ~
12618 1Sa 9:6 | een man Gods in deze stad, en hij is een geeerd man; al
12619 1Sa 9:7 | brood is weg uit onze vaten, en wij hebben geen gaven, om
12620 1Sa 9:8 | 8 En de jongen antwoordde Saul
12621 1Sa 9:8 | jongen antwoordde Saul verder en zeide: Zie, er vindt zich
12622 1Sa 9:9 | ging om God te vragen: Komt en laat ons gaan tot den ziener;
12623 1Sa 9:10 | goed, kom, laat ons gaan. En zij gingen naar de stad,
12624 1Sa 9:11 | uitgingen om water te putten; en zij zeiden tot haar: Is
12625 1Sa 9:12 | Toen antwoordden zij hun, en zeiden: Ziet, hij is voor
12626 1Sa 9:16 | zalven over Mijn volk Israel; en hij zal Mijn volk verlossen
12627 1Sa 9:18 | 18 En Saul naderde tot Samuel
12628 1Sa 9:18 | in het midden der poort, en zeide: Wijs mij toch, waar
12629 1Sa 9:19 | 19 En Samuel antwoordde Saul en
12630 1Sa 9:19 | En Samuel antwoordde Saul en zeide: Ik ben de ziener;
12631 1Sa 9:19 | morgen vroeg laten gaan, en alles, wat in uw hart is,
12632 1Sa 9:20 | want zij zijn gevonden; en wiens zal zijn al het gewenste,
12633 1Sa 9:20 | Israel is? Is het niet van u, en van het ganse huis uws vaders? ~
12634 1Sa 9:21 | 21 Toen antwoordde Saul, en zeide: Ben ik niet een zoon
12635 1Sa 9:21 | der stammen van Israel? en mijn geslacht is het niet
12636 1Sa 9:22 | 22 Samuel dan nam Saul en zijn jongen, en hij bracht
12637 1Sa 9:22 | nam Saul en zijn jongen, en hij bracht ze in de kamer;
12638 1Sa 9:22 | hij bracht ze in de kamer; en hij gaf hun plaats aan het
12639 1Sa 9:24 | op, met wat daaraan was, en zette het voor Saul; en
12640 1Sa 9:24 | en zette het voor Saul; en hij zeide: Zie, dit is het
12641 1Sa 9:25 | van de hoogte in de stad; en hij sprak met Saul op het
12642 1Sa 9:26 | 26 En zij stonden vroeg op; en
12643 1Sa 9:26 | En zij stonden vroeg op; en het geschiedde, omtrent
12644 1Sa 9:26 | het dak, zeggende: Sta op, en zij beiden gingen uit, hij
12645 1Sa 9:26 | zij beiden gingen uit, hij en Samuel, naar buiten. ~
12646 1Sa 9:27 | maar sta gij als nu stil, en ik zal u Gods woord doen
12647 1Sa 10:1 | nam Samuel een oliekruik, en goot ze uit op zijn hoofd,
12648 1Sa 10:1 | goot ze uit op zijn hoofd, en kuste hem, en zeide: Is
12649 1Sa 10:1 | zijn hoofd, en kuste hem, en zeide: Is het niet alzo,
12650 1Sa 10:2 | die gij zijt gaan zoeken, en zie, uw vader heeft de zaken
12651 1Sa 10:2 | der ezelinnen verlaten, en hij is bekommerd voor ulieden,
12652 1Sa 10:3 | 3 Als gij u van daar en verder aan begeeft, en zult
12653 1Sa 10:3 | daar en verder aan begeeft, en zult komen tot aan Elon-Thabor,
12654 1Sa 10:3 | een, dragende drie bokjes, en een, dragende drie bollen
12655 1Sa 10:3 | dragende drie bollen broods, en een, dragende een fles wijn. ~
12656 1Sa 10:4 | 4 En zij zullen u naar uw welstand
12657 1Sa 10:4 | naar uw welstand vragen, en zij zullen u twee broden
12658 1Sa 10:5 | Filistijnen bezettingen zijn; en het zal geschieden, als
12659 1Sa 10:5 | van de hoogte afkomende, en voor hun aangezichten luiten,
12660 1Sa 10:5 | hun aangezichten luiten, en trommelen, en pijpen, en
12661 1Sa 10:5 | aangezichten luiten, en trommelen, en pijpen, en harpen, en zij
12662 1Sa 10:5 | en trommelen, en pijpen, en harpen, en zij zullen profeteren. ~
12663 1Sa 10:5 | trommelen, en pijpen, en harpen, en zij zullen profeteren. ~
12664 1Sa 10:6 | 6 En de Geest des HEEREN zal
12665 1Sa 10:6 | zal vaardig worden over u, en gij zult met hen profeteren;
12666 1Sa 10:6 | zult met hen profeteren; en gij zult in een anderen
12667 1Sa 10:7 | 7 En het zal geschieden, als
12668 1Sa 10:8 | aangezicht afgaan naar Gilgal, en zie, ik zal tot u afkomen,
12669 1Sa 10:8 | beiden, totdat ik tot u kome, en u bekend make, wat gij doen
12670 1Sa 10:9 | hem het hart in een ander; en al die tekenen kwamen ten
12671 1Sa 10:10 | hoop profeten tegemoet; en de Geest des HEEREN werd
12672 1Sa 10:10 | HEEREN werd vaardig over hem, en hij profeteerde in het midden
12673 1Sa 10:11 | 11 En het geschiedde, als een
12674 1Sa 10:12 | antwoordde een man van daar, en zeide: Wie is toch hun vader?
12675 1Sa 10:14 | 14 En Sauls oom zeide tot hem
12676 1Sa 10:14 | Sauls oom zeide tot hem en tot zijn jongen: Waar zijt
12677 1Sa 10:18 | 18 En hij zeide tot de kinderen
12678 1Sa 10:18 | Israel uit Egypte opgebracht, en Ik heb ulieden van de hand
12679 1Sa 10:18 | hand der Egyptenaren gered, en van de hand van alle koninkrijken,
12680 1Sa 10:19 | Die u uit al uw ellenden en uw noden verlost heeft,
12681 1Sa 10:19 | uw noden verlost heeft, en hebt tot Hem gezegd: Zet
12682 1Sa 10:19 | HEEREN, naar uw stammen en naar uw duizenden. ~
12683 1Sa 10:21 | geslacht van Matri geraakt; en Saul, de zoon van Kis, werd
12684 1Sa 10:21 | zoon van Kis, werd geraakt. En zij zochten hem, maar hij
12685 1Sa 10:23 | 23 Zij nu liepen, en namen hem van daar, en hij
12686 1Sa 10:23 | en namen hem van daar, en hij stelde zich in het midden
12687 1Sa 10:23 | in het midden des volks; en hij was hoger dan al het
12688 1Sa 10:23 | volk, van zijn schouder en opwaarts. ~
12689 1Sa 10:24 | juichte het ganse volk, en zij zeiden: de koning leve! ~
12690 1Sa 10:25 | het recht des koninkrijks, en schreef het in een boek,
12691 1Sa 10:25 | schreef het in een boek, en legde het voor het aangezicht
12692 1Sa 10:26 | 26 En Saul ging ook naar zijn
12693 1Sa 10:26 | naar zijn huis te Gibea, en van het heir gingen met
12694 1Sa 10:27 | zou ons deze verlossen? en zij verachtten hem, en brachten
12695 1Sa 10:27 | en zij verachtten hem, en brachten hem geen geschenk.
12696 1Sa 11:1 | Nahas, de Ammoniet, op, en belegerde Jabes in Gilead.
12697 1Sa 11:1 | belegerde Jabes in Gilead. En al de mannen van Jabes zeiden
12698 1Sa 11:2 | het rechteroog uitsteke; en dat ik deze schande op gans
12699 1Sa 11:4 | al het volk zijn stem op, en weende. ~
12700 1Sa 11:5 | 5 En ziet, Saul kwam achter de
12701 1Sa 11:5 | de runderen uit het veld, en Saul zeide: Wat is den volke,
12702 1Sa 11:6 | hij deze woorden hoorde; en zijn toorn ontstak zeer. ~
12703 1Sa 11:7 | 7 En hij nam een paar runderen,
12704 1Sa 11:7 | hij nam een paar runderen, en hieuw ze in stukken, en
12705 1Sa 11:7 | en hieuw ze in stukken, en hij zond ze in alle landpalen
12706 1Sa 11:7 | zelf uittrekt achter Saul en achter Samuel, alzo zal
12707 1Sa 11:7 | des HEEREN op het volk, en zij gingen uit als een enig
12708 1Sa 11:8 | 8 En hij telde hen te Bezek;
12709 1Sa 11:8 | hij telde hen te Bezek; en van de kinderen Israels
12710 1Sa 11:8 | waren driehonderd duizend, en van de mannen van Juda dertig
12711 1Sa 11:9 | zal. Als de boden kwamen, en verkondigden dat aan de
12712 1Sa 11:10 | 10 En de mannen van Jabes zeiden:
12713 1Sa 11:10 | wij tot ulieden uitgaan, en gij zult ons doen naar alles,
12714 1Sa 11:11 | volk stelde in drie hopen, en zij kwamen in het midden
12715 1Sa 11:11 | legers, in de morgenwake, en zij sloegen Ammon, totdat
12716 1Sa 11:11 | totdat de dag heet werd; en het geschiedde, dat de overigen
12717 1Sa 11:14 | Samuel tot het volk: Komt en laat ons naar Gilgal gaan,
12718 1Sa 11:14 | laat ons naar Gilgal gaan, en het koninkrijk aldaar vernieuwen. ~
12719 1Sa 11:15 | al het volk naar Gilgal, en maakte Saul aldaar koning
12720 1Sa 11:15 | aangezicht des HEEREN te Gilgal; en zij offerden aldaar dankofferen
12721 1Sa 11:15 | het aangezicht des HEEREN; en Saul verheugde zich aldaar
12722 1Sa 12:1 | wat gij mij gezegd hebt, en ik heb een koning over u
12723 1Sa 12:2 | 2 En nu, ziet, daar trekt de
12724 1Sa 12:2 | voor uw aangezicht heen, en ik ben oud en grijs geworden,
12725 1Sa 12:2 | aangezicht heen, en ik ben oud en grijs geworden, en ziet,
12726 1Sa 12:2 | ben oud en grijs geworden, en ziet, mijn zonen zijn bij
12727 1Sa 12:2 | zonen zijn bij ulieden; en ik heb voor uw aangezichten
12728 1Sa 12:3 | tegen mij, voor den HEERE, en voor Zijn gezalfde, wiens
12729 1Sa 12:3 | wiens os ik genomen heb, en wiens ezel ik genomen heb,
12730 1Sa 12:3 | wiens ezel ik genomen heb, en wien ik verongelijkt heb,
12731 1Sa 12:3 | wien ik onderdrukt heb, en van wiens hand ik een geschenk
12732 1Sa 12:4 | hebt ons niet verongelijkt, en gij hebt ons niet onderdrukt,
12733 1Sa 12:4 | hebt ons niet onderdrukt, en gij hebt van niemands hand
12734 1Sa 12:5 | een Getuige tegen ulieden, en Zijn gezalfde zij te dezen
12735 1Sa 12:5 | hand niets gevonden hebt! En het volk zeide: Hij zij
12736 1Sa 12:6 | Het is de HEERE, Die Mozes en Aaron gemaakt heeft, en
12737 1Sa 12:6 | en Aaron gemaakt heeft, en Die uw vaders uit Egypteland
12738 1Sa 12:7 | 7 En nu, stelt u hier, dat ik
12739 1Sa 12:7 | des HEEREN, die Hij aan u en aan uw vaderen gedaan heeft. ~
12740 1Sa 12:8 | uw vaders tot den HEERE; en de HEERE zond Mozes en Aaron,
12741 1Sa 12:8 | en de HEERE zond Mozes en Aaron, en zij leidden uw
12742 1Sa 12:8 | HEERE zond Mozes en Aaron, en zij leidden uw vaders uit
12743 1Sa 12:8 | leidden uw vaders uit Egypte, en deden hen aan deze plaats
12744 1Sa 12:9 | krijgsoverste, te Hazor, en in de hand der Filistijnen,
12745 1Sa 12:9 | de hand der Filistijnen, en in de hand van den koning
12746 1Sa 12:10 | 10 En zij riepen tot den HEERE,
12747 1Sa 12:10 | zij riepen tot den HEERE, en zeiden: Wij hebben gezondigd,
12748 1Sa 12:10 | wij den HEERE verlaten, en de Baals en Astharoths gediend
12749 1Sa 12:10 | HEERE verlaten, en de Baals en Astharoths gediend hebben;
12750 1Sa 12:10 | Astharoths gediend hebben; en nu, ruk ons uit de hand
12751 1Sa 12:10 | de hand onzer vijanden, en wij zullen U dienen. ~
12752 1Sa 12:11 | 11 En de HEERE zond Jerubbaal,
12753 1Sa 12:11 | de HEERE zond Jerubbaal, en Bedan, en Jeftha, en Samuel,
12754 1Sa 12:11 | zond Jerubbaal, en Bedan, en Jeftha, en Samuel, en Hij
12755 1Sa 12:11 | Jerubbaal, en Bedan, en Jeftha, en Samuel, en Hij rukte u uit
12756 1Sa 12:11 | Bedan, en Jeftha, en Samuel, en Hij rukte u uit de hand
12757 1Sa 12:13 | 13 En nu, ziet daar den koning,
12758 1Sa 12:13 | dien gij begeerd hebt; en ziet, de HEERE heeft een
12759 1Sa 12:14 | gij den HEERE zult vrezen, en Hem dienen, en naar Zijn
12760 1Sa 12:14 | zult vrezen, en Hem dienen, en naar Zijn stem horen, en
12761 1Sa 12:14 | en naar Zijn stem horen, en den mond des HEEREN niet
12762 1Sa 12:16 | 16 Ook stelt u nu hier, en ziet die grote zaak, die
12763 1Sa 12:17 | zal tot den HEERE roepen, en Hij zal donder en regen
12764 1Sa 12:17 | roepen, en Hij zal donder en regen geven; zo weet dan,
12765 1Sa 12:17 | regen geven; zo weet dan, en ziet, dat uw kwaad groot
12766 1Sa 12:18 | zo gaf de HEERE donder en regen te dien dage; daarom
12767 1Sa 12:18 | het volk zeer den HEERE en Samuel. ~
12768 1Sa 12:19 | 19 En al het volk zeide tot Samuel:
12769 1Sa 12:21 | 21 En wijkt niet af; want gij
12770 1Sa 12:23 | maar ik zal u den goeden en rechten weg leren. ~
12771 1Sa 12:24 | Vreest slechts den HEERE, en dient Hem trouwelijk met
12772 1Sa 13:1 | in zijn regering geweest, en het tweede jaar regeerde
12773 1Sa 13:2 | duizend mannen uit Israel; en er waren bij Saul twee duizend
12774 1Sa 13:2 | twee duizend te Michmas en op het gebergte van Beth-El,
12775 1Sa 13:2 | het gebergte van Beth-El, en duizend waren er bij Jonathan
12776 1Sa 13:2 | Jonathan te Gibea-Benjamins; en het overige des volks liet
12777 1Sa 13:4 | der Filistijnen geslagen, en ook is Israel stinkende
12778 1Sa 13:5 | 5 En de Filistijnen werden verzameld
12779 1Sa 13:5 | dertig duizend wagens, en zes duizend ruiters, en
12780 1Sa 13:5 | en zes duizend ruiters, en volk in menigte als het
12781 1Sa 13:5 | aan den oever der zee is; en zij togen op, en legerden
12782 1Sa 13:5 | zee is; en zij togen op, en legerden zich te Michmas,
12783 1Sa 13:6 | het volk in de spelonken, en in de doornbossen, en in
12784 1Sa 13:6 | spelonken, en in de doornbossen, en in de steenklippen, en in
12785 1Sa 13:6 | en in de steenklippen, en in de vestingen, en in de
12786 1Sa 13:6 | steenklippen, en in de vestingen, en in de putten. ~
12787 1Sa 13:7 | Jordaan in het land van Gad en Gilead. Toen Saul nog zelf
12788 1Sa 13:8 | 8 En hij vertoefde zeven dagen,
12789 1Sa 13:9 | herwaarts een brandoffer, en dankofferen; en hij offerde
12790 1Sa 13:9 | brandoffer, en dankofferen; en hij offerde brandoffer. ~
12791 1Sa 13:10 | 10 En het geschiedde, toen hij
12792 1Sa 13:10 | offeren, ziet, zo kwam Samuel; en Saul ging uit hem tegemoet,
12793 1Sa 13:11 | volk van mij verstrooide, en gij op den bestemden tijd
12794 1Sa 13:11 | tijd der dagen niet kwaamt, en de Filistijnen te Michmas
12795 1Sa 13:12 | tot mij afkomen te Gilgal, en ik heb het aangezicht des
12796 1Sa 13:12 | zo dwong ik mijzelven, en heb brandoffer geofferd. ~
12797 1Sa 13:14 | gezocht naar Zijn hart, en de HEERE heeft hem geboden
12798 1Sa 13:15 | Toen maakte zich Samuel op, en hij ging op van Gilgal naar
12799 1Sa 13:15 | Gilgal naar Gibea-Benjamins; en Saul telde het volk, dat
12800 1Sa 13:16 | 16 En Saul en zijn zoon Jonathan,
12801 1Sa 13:16 | 16 En Saul en zijn zoon Jonathan, en het
12802 1Sa 13:16 | Saul en zijn zoon Jonathan, en het volk, dat bij hen gevonden
12803 1Sa 13:17 | 17 En de verdervers gingen uit
12804 1Sa 13:18 | 18 En een hoop keerde zich naar
12805 1Sa 13:18 | den weg van Beth-horon; en een hoop keerde zich naar
12806 1Sa 13:19 | 19 En er werd geen smid gevonden
12807 1Sa 13:21 | vijlen tot hun houwelen, en tot hun spaden, en tot de
12808 1Sa 13:21 | houwelen, en tot hun spaden, en tot de drietandige vorken,
12809 1Sa 13:21 | tot de drietandige vorken, en tot de bijlen, en tot het
12810 1Sa 13:21 | vorken, en tot de bijlen, en tot het stellen der prikkelen. ~
12811 1Sa 13:22 | 22 En het geschiedde ten dage
12812 1Sa 13:22 | ganse volk, dat bij Saul en bij Jonathan was; doch bij
12813 1Sa 13:22 | Jonathan was; doch bij Saul en bij Jonathan, zijn zoon,
12814 1Sa 13:23 | 23 En der Filistijnen leger toog
12815 1Sa 14:1 | wapenen droeg, zeide: Kom, en laat ons tot de bezetting
12816 1Sa 14:2 | granatenboom, die te Migron was; en het volk, dat bij hem was,
12817 1Sa 14:3 | 3 En Ahia, de zoon van Ahitub,
12818 1Sa 14:4 | steenklip aan deze zijde, en een scherpte van een steenklip
12819 1Sa 14:4 | steenklip aan gene zijde; en de naam der ene was Bozes,
12820 1Sa 14:4 | naam der ene was Bozes, en de naam der andere Sene. ~
12821 1Sa 14:5 | noorden, tegenover Michmas, en de andere tegen het zuiden,
12822 1Sa 14:6 | zijn wapenen droeg: Kom, en laat ons tot de bezetting
12823 1Sa 14:8 | overgaan tot die mannen, en wij zullen ons aan hen ontdekken. ~
12824 1Sa 14:9 | blijven staan aan onze plaats, en tot hen niet opklimmen. ~
12825 1Sa 14:10 | hen in onze hand gegeven; en dit zal ons een teken zijn. ~
12826 1Sa 14:12 | der bezetting aan Jonathan en zijn wapendrager, en zeiden:
12827 1Sa 14:12 | Jonathan en zijn wapendrager, en zeiden: Klimt op tot ons,
12828 1Sa 14:12 | zeiden: Klimt op tot ons, en wij zullen het u wijs maken.
12829 1Sa 14:12 | zullen het u wijs maken. En Jonathan zeide tot zijn
12830 1Sa 14:13 | Jonathan op zijn handen en op zijn voeten, en zijn
12831 1Sa 14:13 | handen en op zijn voeten, en zijn wapendrager hem na;
12832 1Sa 14:13 | zijn wapendrager hem na; en zij vielen voor Jonathans
12833 1Sa 14:13 | voor Jonathans aangezicht, en zijn wapendrager doodde
12834 1Sa 14:14 | slag nu, waarmede Jonathan en zijn wapendrager omtrent
12835 1Sa 14:15 | 15 En er was een beving in het
12836 1Sa 14:15 | in het leger, op het veld en onder het ganse volk; de
12837 1Sa 14:15 | ganse volk; de bezetting en de verdervers beefden ook
12838 1Sa 14:16 | ziet, de menigte versmolt, en doorging, en geklopt werd; ~
12839 1Sa 14:16 | menigte versmolt, en doorging, en geklopt werd; ~
12840 1Sa 14:17 | bij hem was: Telt toch, en beziet, wie van ons weggegaan
12841 1Sa 14:17 | van ons weggegaan zijn. En zij telden, en ziet, Jonathan
12842 1Sa 14:17 | weggegaan zijn. En zij telden, en ziet, Jonathan en zijn wapendrager
12843 1Sa 14:17 | telden, en ziet, Jonathan en zijn wapendrager waren daar
12844 1Sa 14:19 | 19 En het geschiedde, toen Saul
12845 1Sa 14:19 | Filistijnen leger was, zeer toenam en vermenigvuldigde; zo zeide
12846 1Sa 14:20 | 20 Saul nu, en al het volk, dat bij hem
12847 1Sa 14:20 | was, werd samengeroepen, en zij kwamen ten strijde;
12848 1Sa 14:20 | zij kwamen ten strijde; en ziet, het zwaard des enen
12849 1Sa 14:21 | Israelieten, die bij Saul en Jonathan waren. ~
12850 1Sa 14:23 | HEERE Israel te dien dage; en het leger trok over naar
12851 1Sa 14:24 | 24 En de mannen van Israel werden
12852 1Sa 14:25 | 25 En het ganse volk kwam in een
12853 1Sa 14:25 | ganse volk kwam in een woud; en daar was honig op het veld. ~
12854 1Sa 14:27 | vader het volk bezworen had, en hij reikte het einde van
12855 1Sa 14:27 | uit, die in zijn hand was, en hij doopte denzelven in
12856 1Sa 14:28 | antwoordde een man uit het volk, en zeide: Uw vader heeft het
12857 1Sa 14:31 | van Michmas tot Ajalon; en het volk was zeer moede. ~
12858 1Sa 14:32 | zich het volk aan den buit, en zij namen schapen, en runderen,
12859 1Sa 14:32 | buit, en zij namen schapen, en runderen, en kalveren, en
12860 1Sa 14:32 | namen schapen, en runderen, en kalveren, en zij slachtten
12861 1Sa 14:32 | en runderen, en kalveren, en zij slachtten ze tegen de
12862 1Sa 14:32 | slachtten ze tegen de aarde; en het volk at ze met het bloed. ~
12863 1Sa 14:33 | 33 En men boodschapte het Saul,
12864 1Sa 14:33 | HEERE, etende met het bloed. En hij zeide: Gij hebt trouwelooslijk
12865 1Sa 14:34 | Verstrooit u onder het volk, en zegt tot hen: Brengt tot
12866 1Sa 14:34 | mij een iegelijk zijn os, en een iegelijk zijn schaap,
12867 1Sa 14:34 | een iegelijk zijn schaap, en slacht het hier, en eet,
12868 1Sa 14:34 | schaap, en slacht het hier, en eet, en bezondigt u niet
12869 1Sa 14:34 | slacht het hier, en eet, en bezondigt u niet aan den
12870 1Sa 14:34 | met zijn hand, des nachts, en slachtte ze aldaar. ~
12871 1Sa 14:36 | Filistijnen na, bij nacht, en laat ons dezelve beroven,
12872 1Sa 14:36 | het morgen licht worde, en laat ons niet een man onder
12873 1Sa 14:38 | uit alle hoeken des volks, en verneemt, en ziet, waarin
12874 1Sa 14:38 | des volks, en verneemt, en ziet, waarin deze zonde
12875 1Sa 14:39 | zal hij den dood sterven; en niemand uit het ganse volk
12876 1Sa 14:40 | zult aan de ene zijde zijn, en ik en mijn zoon Jonathan
12877 1Sa 14:40 | de ene zijde zijn, en ik en mijn zoon Jonathan zullen
12878 1Sa 14:41 | onschuldige. Toen werd Jonathan en Saul geraakt, en het volk
12879 1Sa 14:41 | Jonathan en Saul geraakt, en het volk ging vrij uit. ~
12880 1Sa 14:42 | Werpt het lot tussen mij en tussen mijn zoon Jonathan.
12881 1Sa 14:43 | Jonathan hem te kennen, en zeide: Ik heb maar een weinig
12882 1Sa 14:44 | zeide Saul: Zo doe mij God, en zo doe Hij daartoe, Jonathan!
12883 1Sa 14:46 | van achter de Filistijnen, en de Filistijnen trokken aan
12884 1Sa 14:47 | koninkrijk over Israel in; en hij streed rondom tegen
12885 1Sa 14:47 | zijn vijanden, tegen Moab, en tegen de kinderen Ammons,
12886 1Sa 14:47 | tegen de kinderen Ammons, en tegen Edom, en tegen de
12887 1Sa 14:47 | kinderen Ammons, en tegen Edom, en tegen de koningen van Zoba,
12888 1Sa 14:47 | tegen de koningen van Zoba, en tegen de Filistijnen; en
12889 1Sa 14:47 | en tegen de Filistijnen; en overal, waar hij zich wendde,
12890 1Sa 14:48 | 48 En hij handelde dapper, en
12891 1Sa 14:48 | En hij handelde dapper, en hij sloeg de Amalekieten,
12892 1Sa 14:48 | hij sloeg de Amalekieten, en hij redde Israel uit de
12893 1Sa 14:49 | Saul nu waren: Jonathan, en Isvi, en Malchi-sua; en
12894 1Sa 14:49 | waren: Jonathan, en Isvi, en Malchi-sua; en de namen
12895 1Sa 14:49 | en Isvi, en Malchi-sua; en de namen zijner twee dochteren
12896 1Sa 14:49 | eerstgeborenen was Merab, en de naam der kleinste Michal. ~
12897 1Sa 14:50 | 50 En de naam van Sauls huisvrouw
12898 1Sa 14:50 | een dochter van Ahimaaz; en de naam van zijn krijgsoverste
12899 1Sa 14:51 | 51 En Kis was Sauls vader, en
12900 1Sa 14:51 | En Kis was Sauls vader, en Ner, Abners vader, was een
12901 1Sa 14:52 | 52 En er was een sterke krijg
12902 1Sa 14:52 | Saul; daarom alle helden en alle kloeke mannen, die
12903 1Sa 15:3 | 3 Ga nu heen, en sla Amalek, en verban alles,
12904 1Sa 15:3 | nu heen, en sla Amalek, en verban alles, wat hij heeft,
12905 1Sa 15:3 | verban alles, wat hij heeft, en verschoon hem niet; maar
12906 1Sa 15:4 | verkondigde Saul het volk, en hij telde hen te Telaim,
12907 1Sa 15:4 | tweehonderd duizend voetvolks, en tien duizend mannen van
12908 1Sa 15:6 | 6 En Saul liet den Kenieten zeggen:
12909 1Sa 15:8 | 8 En hij ving Agag, den koning
12910 1Sa 15:9 | 9 Doch Saul en het ganse volk verschoonde
12911 1Sa 15:9 | ganse volk verschoonde Agag, en de beste schapen, en runderen,
12912 1Sa 15:9 | Agag, en de beste schapen, en runderen, en de naast beste,
12913 1Sa 15:9 | beste schapen, en runderen, en de naast beste, en de lammeren,
12914 1Sa 15:9 | runderen, en de naast beste, en de lammeren, en al wat best
12915 1Sa 15:9 | naast beste, en de lammeren, en al wat best was, en zij
12916 1Sa 15:9 | lammeren, en al wat best was, en zij wilden ze niet verbannen;
12917 1Sa 15:9 | alle ding, dat verachtzaam, en dat verdwijnende was, verbanden
12918 1Sa 15:11 | achter Mij afgekeerd heeft, en Mijn woorden niet bevestigd
12919 1Sa 15:11 | heeft. Toen ontstak Samuel, en hij riep tot den HEERE den
12920 1Sa 15:12 | vroeg op, Saul tegemoet; en het werd Samuel geboodschapt,
12921 1Sa 15:12 | Saul is te Karmel gekomen, en zie, hij heeft zich een
12922 1Sa 15:12 | daarna is hij omgetogen, en doorgetrokken, en naar Gilgal
12923 1Sa 15:12 | omgetogen, en doorgetrokken, en naar Gilgal afgekomen. ~
12924 1Sa 15:13 | Samuel nu kwam tot Saul, en Saul zeide tot hem: Gezegend
12925 1Sa 15:14 | der schapen in mijn oren, en een stem der runderen, die
12926 1Sa 15:15 | volk heeft de beste schapen en runderen verschoond, om
12927 1Sa 15:17 | 17 En Samuel zeide: Is het niet
12928 1Sa 15:17 | van Israel geworden zijt, en dat u de HEERE tot koning
12929 1Sa 15:18 | 18 En de HEERE heeft u op den
12930 1Sa 15:18 | heeft u op den weg gezonden, en gezegd: Ga heen en verban
12931 1Sa 15:18 | gezonden, en gezegd: Ga heen en verban de zondaars, de Amalekieten,
12932 1Sa 15:18 | zondaars, de Amalekieten, en strijd tegen hen, totdat
12933 1Sa 15:19 | zijt tot den roof gevlogen, en hebt gedaan dat kwaad was
12934 1Sa 15:20 | stem des HEEREN gehoord, en heb gewandeld op den weg,
12935 1Sa 15:20 | de HEERE gezonden heeft; en ik heb Agag, den koning
12936 1Sa 15:21 | genomen van den roof, schapen en runderen, het voornaamste
12937 1Sa 15:22 | HEERE lust aan brandofferen, en slachtofferen, als aan het
12938 1Sa 15:23 | is een zonde der toverij, en wederstreven is afgoderij
12939 1Sa 15:23 | wederstreven is afgoderij en beeldendienst. Omdat gij
12940 1Sa 15:24 | omdat ik des HEEREN bevel en uw woorden overtreden heb;
12941 1Sa 15:24 | ik heb het volk gevreesd en naar hun stem gehoord. ~
12942 1Sa 15:25 | vergeef mij toch mijn zonde, en keer met mij wederom, dat
12943 1Sa 15:27 | een slip van zijn mantel en zij scheurde. ~
12944 1Sa 15:28 | Israel van u afgescheurd, en heeft het aan uw naaste
12945 1Sa 15:29 | 29 En ook liegt Hij, Die de Overwinning
12946 1Sa 15:29 | Overwinning van Israel is, niet, en het berouwt Hem niet; want
12947 1Sa 15:30 | de oudsten mijns volks, en voor Israel; en keer wederom
12948 1Sa 15:30 | mijns volks, en voor Israel; en keer wederom met mij, dat
12949 1Sa 15:31 | Samuel wederom Saul na; en Saul aanbad den HEERE. ~
12950 1Sa 15:32 | ging tot hem weeldelijk; en Agag zeide: Voorwaar, de
12951 1Sa 15:34 | Daarna ging Samuel naar Rama; en Saul ging op naar zijn huis
12952 1Sa 15:35 | 35 En Samuel zag Saul niet meer
12953 1Sa 15:35 | droeg Samuel leed om Saul; en het berouwde den HEERE,
12954 1Sa 16:1 | Vul uw hoorn met olie, en ga heen; Ik zal u zenden
12955 1Sa 16:2 | Saul zal het toch horen en mij doden. Toen zeide de
12956 1Sa 16:2 | kalf van de runderen met u, en zeg: Ik ben gekomen, om
12957 1Sa 16:3 | 3 En gij zult Isai ten offer
12958 1Sa 16:3 | Isai ten offer nodigen, en Ik zal u te kennen geven,
12959 1Sa 16:3 | geven, wat gij doen zult, en gij zult Mij zalven, dien
12960 1Sa 16:4 | de HEERE gesproken had, en hij kwam te Bethlehem. Toen
12961 1Sa 16:4 | stad bevende hem tegemoet, en zeiden: Is uw komst met
12962 1Sa 16:5 | offerande te doen; heiligt u, en komt met mij ten offer;
12963 1Sa 16:5 | komt met mij ten offer; en hij heiligde Isai en zijn
12964 1Sa 16:5 | offer; en hij heiligde Isai en zijn zonen, en hij nodigde
12965 1Sa 16:5 | heiligde Isai en zijn zonen, en hij nodigde hen ten offer. ~
12966 1Sa 16:6 | 6 En het geschiedde, toen zij
12967 1Sa 16:6 | inkwamen, zo zag hij Eliab aan, en dacht: Zekerlijk, is deze
12968 1Sa 16:8 | Toen riep Isai Abinadab, en hij deed hem voorbij het
12969 1Sa 16:11 | Zijn dit al de jongelingen? En hij zeide: De kleinste is
12970 1Sa 16:11 | kleinste is nog overig, en zie, hij weidt de schapen.
12971 1Sa 16:11 | zeide tot Isai: Zend heen en laat hem halen; want wij
12972 1Sa 16:12 | 12 Toen zond hij heen, en bracht hem in; hij nu was
12973 1Sa 16:12 | mitsgaders schoon van ogen en schoon van aanzien; en HEERE
12974 1Sa 16:12 | ogen en schoon van aanzien; en HEERE zeide: Sta op, zalf
12975 1Sa 16:13 | nam Samuel den oliehoorn, en hij zalfde hem in het midden
12976 1Sa 16:13 | midden zijner broederen. En de Geest des HEEREN werd
12977 1Sa 16:13 | over David van dien dag af en voortaan. Daarna stond Samuel
12978 1Sa 16:13 | Daarna stond Samuel op, en hij ging naar Rama. ~
12979 1Sa 16:14 | 14 En de Geest des HEEREN week
12980 1Sa 16:14 | des HEEREN week van Saul; en een boze geest van den HEERE
12981 1Sa 16:16 | die op de harp spelen kan; en het zal geschieden, als
12982 1Sa 16:17 | uit, die wel spelen kan, en brengt hem tot mij. ~
12983 1Sa 16:18 | een van de jongelingen, en zeide: Zie, ik heb gezien
12984 1Sa 16:18 | Bethlehemiet, die spelen kan, en hij is een dapper held,
12985 1Sa 16:18 | hij is een dapper held, en een krijgsman, en verstandig
12986 1Sa 16:18 | held, en een krijgsman, en verstandig in zaken, en
12987 1Sa 16:18 | en verstandig in zaken, en een schoon man, en de HEERE
12988 1Sa 16:18 | zaken, en een schoon man, en de HEERE is met hem. ~
12989 1Sa 16:19 | nu zond boden tot Isai, en zeide: Zend uw zoon David
12990 1Sa 16:20 | Isai een ezel met brood, en een lederen zak met wijn,
12991 1Sa 16:20 | een lederen zak met wijn, en een geitenbokje; en hij
12992 1Sa 16:20 | wijn, en een geitenbokje; en hij zond ze door de hand
12993 1Sa 16:21 | Alzo kwam David tot Saul, en hij stond voor zijn aangezicht;
12994 1Sa 16:21 | stond voor zijn aangezicht; en hij beminde hem zeer, en
12995 1Sa 16:21 | en hij beminde hem zeer, en hij werd zijn wapendrager. ~
12996 1Sa 16:23 | 23 En het geschiedde, als de geest
12997 1Sa 16:23 | was, zo nam David de harp, en hij speelde met zijn hand;
12998 1Sa 16:23 | voor Saul een verademing, en het werd beter met hem,
12999 1Sa 16:23 | het werd beter met hem, en de boze geest week van hem. ~ ~ ~
13000 1Sa 17:1 | 1 En de Filistijnen verzamelden
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573 |