Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
emmaus 1
emmer 1
emmeren 1
en 46573
en-dor 1
en-eglaim 1
en-gannim 3
Frequency    [«  »]
-----
-----
-----
46573 en
33382 de
19256 van
18165 het

Bijbel

IntraText - Concordances

en

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

      Book Chapter: Verse
14001 2Sa 3:29 | blijve op het hoofd van Joab, en op het ganse huis zijns 14002 2Sa 3:29 | ganse huis zijns vaders; en er worde van het huis van 14003 2Sa 3:29 | afgesneden, die een vloed hebbe, en melaats zij, en zich aan 14004 2Sa 3:29 | vloed hebbe, en melaats zij, en zich aan den stok houde, 14005 2Sa 3:29 | zich aan den stok houde, en door het zwaard valle, en 14006 2Sa 3:29 | en door het zwaard valle, en broodsgebrek hebbe! ~ 14007 2Sa 3:30 | 30 Alzo hebben Joab en zijn broeder Abisai Abner 14008 2Sa 3:31 | David dan zeide tot Joab en tot al het volk, dat bij 14009 2Sa 3:31 | was: Scheurt uw klederen, en gordt zakken aan, en weeklaagt 14010 2Sa 3:31 | klederen, en gordt zakken aan, en weeklaagt voor Abner henen; 14011 2Sa 3:31 | weeklaagt voor Abner henen; en de koning David ging achter 14012 2Sa 3:32 | de koning zijn stem op, en weende bij Abners graf; 14013 2Sa 3:33 | 33 En de koning maakte een klage 14014 2Sa 3:33 | maakte een klage over Abner, en zeide: Is dan Abner gestorven, 14015 2Sa 3:35 | zeggende: God doe mij zo, en doe er zo toe, indien ik 14016 2Sa 3:37 | 37 En al het volk en gans Israel 14017 2Sa 3:37 | 37 En al het volk en gans Israel merkten te dienzelven 14018 2Sa 3:39 | Maar ik ben heden teder, en gezalfd ten koning, en deze 14019 2Sa 3:39 | en gezalfd ten koning, en deze mannen, de zonen van 14020 2Sa 4:1 | werden zijn handen slap, en gans Israel werd verschrikt. ~ 14021 2Sa 4:2 | 2 En Sauls zoon had twee mannen, 14022 2Sa 4:2 | naam des enen was Baena, en de naam des anderen Rechab, 14023 2Sa 4:3 | 3 En de Beerothieten waren gevloden 14024 2Sa 4:3 | gevloden naar Gitthaim, en waren aldaar vreemdelingen 14025 2Sa 4:4 | 4 En Jonathan, Sauls zoon, had 14026 2Sa 4:4 | als het gerucht van Saul en Jonathan uit Jizreel kwam; 14027 2Sa 4:4 | Jonathan uit Jizreel kwam; en zijn voedster hem opnam, 14028 2Sa 4:4 | zijn voedster hem opnam, en vluchtte; en het geschiedde, 14029 2Sa 4:4 | hem opnam, en vluchtte; en het geschiedde, als zij 14030 2Sa 4:4 | te vluchten, dat hij viel en kreupel werd; en zijn naam 14031 2Sa 4:4 | hij viel en kreupel werd; en zijn naam was Mefiboseth. ~ 14032 2Sa 4:5 | 5 En de zonen van Rimmon: den 14033 2Sa 4:5 | den Beerothiet, Rechab en Baena, gingen heen, en kwamen 14034 2Sa 4:5 | Rechab en Baena, gingen heen, en kwamen ten huize van Isboseth, 14035 2Sa 4:5 | de dag heet geworden was; en hij lag op de slaapstede, 14036 2Sa 4:6 | 6 En zij kwamen daarin tot het 14037 2Sa 4:6 | huizes, zullende tarwe halen; en zij sloegen hem aan de vijfde 14038 2Sa 4:6 | sloegen hem aan de vijfde rib; en Rechab en zijn broeder Baena 14039 2Sa 4:6 | de vijfde rib; en Rechab en zijn broeder Baena ontkwamen. ~ 14040 2Sa 4:7 | lag, in zijn slaapkamer, en sloegen hem, en doodden 14041 2Sa 4:7 | slaapkamer, en sloegen hem, en doodden hem, en hieuwen 14042 2Sa 4:7 | sloegen hem, en doodden hem, en hieuwen zijn hoofd af; en 14043 2Sa 4:7 | en hieuwen zijn hoofd af; en zij namen zijn hoofd, en 14044 2Sa 4:7 | en zij namen zijn hoofd, en gingen henen, den weg op 14045 2Sa 4:8 | 8 En zij brachten het hoofd van 14046 2Sa 4:8 | Isboseth tot David te Hebron, en zeiden tot den koning: Zie, 14047 2Sa 4:8 | dage wrake gegeven van Saul en van zijn zaad. ~ 14048 2Sa 4:9 | David antwoordde Rechab en zijn broeder Baena, den 14049 2Sa 4:9 | Rimmon, den Beerothiet, en zeide tot hen: Zo waarachtig 14050 2Sa 4:10 | bracht, nochtans gegrepen en te Ziklag gedood heb, hoewel 14051 2Sa 4:11 | van uw handen niet eisen, en u van de aarde wegdoen? ~ 14052 2Sa 4:12 | 12 En David gebood zijn jongens, 14053 2Sa 4:12 | David gebood zijn jongens, en zij doodden hen, en hieuwen 14054 2Sa 4:12 | jongens, en zij doodden hen, en hieuwen hun handen en hun 14055 2Sa 4:12 | hen, en hieuwen hun handen en hun voeten af, en hingen 14056 2Sa 4:12 | handen en hun voeten af, en hingen ze op bij den vijver 14057 2Sa 4:12 | van Isboseth namen zij, en begroeven het in Abners 14058 2Sa 5:1 | Israel tot David te Hebron; en zij spraken, zeggende: Zie, 14059 2Sa 5:1 | zeggende: Zie, wij, uw gebeente en uw vlees zijn wij. ~ 14060 2Sa 5:2 | waart gij Israel uitvoerende en inbrengende; ook heeft de 14061 2Sa 5:2 | Mijn volk Israel weiden, en gij zult tot een voorganger 14062 2Sa 5:3 | tot den koning te Hebron; en de koning David maakte een 14063 2Sa 5:3 | het aangezicht des HEEREN; en zij zalfden David tot koning 14064 2Sa 5:5 | hij over Juda zeven jaren en zes maanden; en te Jeruzalem 14065 2Sa 5:5 | zeven jaren en zes maanden; en te Jeruzalem regeerde hij 14066 2Sa 5:5 | Jeruzalem regeerde hij drie en dertig jaren over gans Israel 14067 2Sa 5:5 | dertig jaren over gans Israel en Juda. ~ 14068 2Sa 5:6 | 6 En de koning toog met zijn 14069 2Sa 5:6 | die in dat land woonden. En zij spraken tot David, zeggende: 14070 2Sa 5:6 | inkomen, maar de blinden en kreupelen zullen u afdrijven; 14071 2Sa 5:8 | wie de Jebusieten slaat, en geraakt aan die watergoot, 14072 2Sa 5:8 | geraakt aan die watergoot, en die kreupelen, en die blinden, 14073 2Sa 5:8 | watergoot, en die kreupelen, en die blinden, die van Davids 14074 2Sa 5:8 | zijn, die zal tot een hoofd en tot een overste zijn; daarom 14075 2Sa 5:8 | daarom zegt men: Een blinde en kreupele zal in het huis 14076 2Sa 5:9 | woonde David in den burg en noemde dien Davids stad. 14077 2Sa 5:9 | noemde dien Davids stad. En David bouwde rondom van 14078 2Sa 5:9 | bouwde rondom van Millo af en binnenwaarts. ~ 14079 2Sa 5:10 | ging geduriglijk voort, en werd groot; want de HEERE, 14080 2Sa 5:11 | 11 En Hiram, de koning van Tyrus, 14081 2Sa 5:11 | Tyrus, zond boden tot David, en cederenhout, en timmerlieden, 14082 2Sa 5:11 | tot David, en cederenhout, en timmerlieden, en metselaars; 14083 2Sa 5:11 | cederenhout, en timmerlieden, en metselaars; en zij bouwden 14084 2Sa 5:11 | timmerlieden, en metselaars; en zij bouwden David een huis. ~ 14085 2Sa 5:12 | 12 En David merkte, dat de HEERE 14086 2Sa 5:12 | over Israel bevestigd had, en dat Hij zijn koninkrijk 14087 2Sa 5:13 | 13 En David nam meer bijwijven, 14088 2Sa 5:13 | David nam meer bijwijven, en vrouwen van Jeruzalem, nadat 14089 2Sa 5:13 | van Hebron gekomen was; en David werden meer zonen 14090 2Sa 5:13 | David werden meer zonen en dochteren geboren. ~ 14091 2Sa 5:14 | 14 En dit zijn de namen dergenen, 14092 2Sa 5:14 | geboren zijn: Schammua, en Schobab, en Nathan, en Salomo. ~ 14093 2Sa 5:14 | zijn: Schammua, en Schobab, en Nathan, en Salomo. ~ 14094 2Sa 5:14 | en Schobab, en Nathan, en Salomo. ~ 14095 2Sa 5:15 | 15 En Ibchar, en Elischua en Nefeg, 14096 2Sa 5:15 | 15 En Ibchar, en Elischua en Nefeg, en Jafia, ~ 14097 2Sa 5:15 | 15 En Ibchar, en Elischua en Nefeg, en Jafia, ~ 14098 2Sa 5:15 | Ibchar, en Elischua en Nefeg, en Jafia, ~ 14099 2Sa 5:16 | 16 En Elischama, en Eljade, en 14100 2Sa 5:16 | 16 En Elischama, en Eljade, en Elifeleth. ~ 14101 2Sa 5:16 | En Elischama, en Eljade, en Elifeleth. ~ 14102 2Sa 5:17 | Filistijnen op om David te zoeken; en David, dat horende, toog 14103 2Sa 5:18 | 18 En de Filistijnen kwamen en 14104 2Sa 5:18 | En de Filistijnen kwamen en verspreidden zich in het 14105 2Sa 5:19 | Gij ze in mijn hand geven? En de HEERE zeide tot David: 14106 2Sa 5:20 | kwam David te Baal-Perazim; en David sloeg hen aldaar, 14107 2Sa 5:20 | David sloeg hen aldaar, en zeide: De HEERE heeft mijn 14108 2Sa 5:21 | 21 En zij lieten hun afgoden aldaar; 14109 2Sa 5:21 | lieten hun afgoden aldaar; en David en zijn mannen namen 14110 2Sa 5:21 | afgoden aldaar; en David en zijn mannen namen ze op. ~ 14111 2Sa 5:22 | de Filistijnen weder op; en zij verspreidden zich in 14112 2Sa 5:23 | 23 En David vraagde den HEERE, 14113 2Sa 5:24 | 24 En het geschiede, als gij hoort 14114 2Sa 5:25 | 25 En David deed alzo, gelijk 14115 2Sa 5:25 | de HEERE hem geboden had; en hij sloeg de Filistijnen 14116 2Sa 6:2 | 2 En David maakte zich op, en 14117 2Sa 6:2 | En David maakte zich op, en ging heen met al het volk, 14118 2Sa 6:3 | 3 En zij voerden de ark Gods 14119 2Sa 6:3 | Gods op een nieuwen wagen, en haalden ze uit het huis 14120 2Sa 6:3 | Abinadab, dat op een heuvel is; en Uza en Ahio, zonen van Abinadab, 14121 2Sa 6:3 | op een heuvel is; en Uza en Ahio, zonen van Abinadab, 14122 2Sa 6:5 | 5 En David en het ganse huis 14123 2Sa 6:5 | 5 En David en het ganse huis Israels speelden 14124 2Sa 6:5 | dennenhout, als met harpen, en met luiten, en met trommelen, 14125 2Sa 6:5 | met harpen, en met luiten, en met trommelen, ook met schellen, 14126 2Sa 6:5 | trommelen, ook met schellen, en met cimbalen. ~ 14127 2Sa 6:6 | hand uit aan de ark Gods, en hield ze, want de runderen 14128 2Sa 6:7 | toorn des HEEREN tegen Uza, en God sloeg hem aldaar, om 14129 2Sa 6:7 | deze onbedachtzaamheid; en hij stierf aldaar bij de 14130 2Sa 6:8 | 8 En David ontstak, omdat de 14131 2Sa 6:8 | scheur gescheurd had aan Uza; en hij noemde dezelve plaats 14132 2Sa 6:9 | 9 En David vreesde den HEERE 14133 2Sa 6:9 | den HEERE ten zelven dage; en hij zeide: Hoe zal de ark 14134 2Sa 6:11 | 11 En de ark des HEEREN bleef 14135 2Sa 6:11 | den Gethiet, drie maanden; en de HEERE zegende Obed-Edom 14136 2Sa 6:11 | HEERE zegende Obed-Edom en zijn ganse huis. ~ 14137 2Sa 6:12 | het huis van Obed-Edom, en al wat hij heeft, gezegend 14138 2Sa 6:12 | wil; zo ging David heen en haalde de ark Gods uit het 14139 2Sa 6:13 | 13 En het geschiedde, als zij, 14140 2Sa 6:13 | voortgetreden waren, dat hij ossen en gemest vee offerde. ~ 14141 2Sa 6:14 | 14 En David huppelde met alle 14142 2Sa 6:14 | het aangezicht des HEEREN; en David was omgord met een 14143 2Sa 6:15 | 15 Alzo brachten David en het ganse huis Israels de 14144 2Sa 6:15 | des HEEREN op, met gejuich en met geluid der bazuinen. ~ 14145 2Sa 6:16 | 16 En het geschiedde, als de ark 14146 2Sa 6:16 | koning David zag, springende en huppelende voor het aangezicht 14147 2Sa 6:17 | voor haar gespannen had; en David offerde brandofferen 14148 2Sa 6:17 | voor des HEEREN aangezicht, en dankofferen. ~ 14149 2Sa 6:18 | geeindigd had het brandoffer en de dankofferen te offeren, 14150 2Sa 6:19 | 19 En hij deelde uit aan het ganse 14151 2Sa 6:19 | iegelijk een broodkoek, en een schoon stuk vlees, en 14152 2Sa 6:19 | en een schoon stuk vlees, en een fles wijn. Toen ging 14153 2Sa 6:20 | dochter, uit, David tegemoet, en zeide: Hoe is heden de koning 14154 2Sa 6:21 | verkoren heeft voor uw vader en voor zijn ganse huis, mij 14155 2Sa 6:22 | geringer houden dan alzo, en zal nederig zijn in mijn 14156 2Sa 6:22 | nederig zijn in mijn ogen, en met de dienstmaagden, waarvan 14157 2Sa 7:1 | 1 En het geschiedde, als de koning 14158 2Sa 7:1 | koning in zijn huis zat, en de HEERE hem rust gegeven 14159 2Sa 7:2 | woon in een cederen huis, en de ark Gods woont in het 14160 2Sa 7:3 | 3 En Nathan zeide tot den koning: 14161 2Sa 7:5 | 5 Ga, en zeg tot Mijn knecht, tot 14162 2Sa 7:6 | heb gewandeld in een tent en in een tabernakel. ~ 14163 2Sa 7:9 | 9 En Ik ben met u geweest, overal, 14164 2Sa 7:9 | overal, waar gij gegaan zijt, en heb al uw vijanden voor 14165 2Sa 7:9 | uw aangezicht uitgeroeid; en Ik heb u een groten naam 14166 2Sa 7:10 | 10 En Ik heb voor Mijn volk, voor 14167 2Sa 7:10 | Israel, een plaats besteld, en hem geplant, dat hij aan 14168 2Sa 7:10 | hij aan zijn plaats wone, en niet meer heen en weder 14169 2Sa 7:10 | wone, en niet meer heen en weder gedreven worde; en 14170 2Sa 7:10 | en weder gedreven worde; en de kinderen der verkeerdheid 14171 2Sa 7:11 | 11 En van dien dag af, dat Ik 14172 2Sa 7:12 | dagen zullen vervuld zijn, en gij met uw vaderen zult 14173 2Sa 7:12 | uw lijf voortkomen zal, en Ik zal zijn koninkrijk bevestigen. ~ 14174 2Sa 7:13 | Mijn Naam een huis bouwen; en Ik zal den stoel zijns koninkrijks 14175 2Sa 7:14 | hem zijn tot een Vader, en hij zal Mij zijn tot een 14176 2Sa 7:14 | hem met een mensenroede en met plagen der mensenkinderen 14177 2Sa 7:16 | huis zal bestendig zijn, en uw koninkrijk tot in eeuwigheid, 14178 2Sa 7:17 | 17 Naar al deze woorden, en naar dit ganse gezicht, 14179 2Sa 7:18 | ging de koning David in, en bleef voor het aangezicht 14180 2Sa 7:18 | het aangezicht des HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik, Heere 14181 2Sa 7:18 | Wie ben ik, Heere HEERE, en wat is mijn huis, dat Gij 14182 2Sa 7:19 | gesproken tot van verre heen; en dit naar de wet der mensen, 14183 2Sa 7:20 | 20 En wat zal David nog meer tot 14184 2Sa 7:21 | 21 Om Uws woords wil, en naar Uw hart hebt Gij al 14185 2Sa 7:22 | er is niemand gelijk Gij, en er is geen God dan alleen 14186 2Sa 7:23 | 23 En wie is, gelijk Uw volk, 14187 2Sa 7:23 | tot een volk te verlossen, en om Zich een Naam te zetten, 14188 2Sa 7:23 | Zich een Naam te zetten, en om voor ulieden deze grote 14189 2Sa 7:23 | voor ulieden deze grote en verschrikkelijke dingen 14190 2Sa 7:23 | verlost hebt, de heidenen en hun goden verdrijvende. ~ 14191 2Sa 7:24 | 24 En Gij hebt Uw volk Israel 14192 2Sa 7:24 | volk, tot in eeuwigheid; en Gij, HEERE, zijt hun tot 14193 2Sa 7:25 | dat Gij over Uw knecht en over zijn huis gesproken 14194 2Sa 7:25 | bestaan tot in eeuwigheid, en doe, gelijk als Gij gesproken 14195 2Sa 7:26 | 26 En Uw Naam worde groot gemaakt 14196 2Sa 7:26 | heirscharen is God over Israel; en het huis van Uw knecht David 14197 2Sa 7:28 | HEERE! Gij zijt die God, en Uw woorden zullen waarheid 14198 2Sa 7:28 | woorden zullen waarheid zijn, en Gij hebt dit goede tot Uw 14199 2Sa 7:29 | 29 Zo believe het U nu, en zegen het huis van Uw knecht, 14200 2Sa 7:29 | HEERE, hebt het gesproken, en met Uw zegen zal het huis 14201 2Sa 8:1 | 1 En het geschiedde daarna, dat 14202 2Sa 8:1 | David de Filistijnen sloeg, en bracht hen ten onder; en 14203 2Sa 8:1 | en bracht hen ten onder; en David nam Meteg-Amma uit 14204 2Sa 8:2 | sloeg hij de Moabieten, en mat hen met een snoer, doende 14205 2Sa 8:2 | hen ter aarde nederliggen; en hij mat met twee snoeren 14206 2Sa 8:2 | twee snoeren om te doden, en met een vol snoer om in 14207 2Sa 8:4 | 4 En David nam hem duizend wagens 14208 2Sa 8:4 | nam hem duizend wagens af, en zevenhonderd ruiteren, en 14209 2Sa 8:4 | en zevenhonderd ruiteren, en twintig duizend man te voet; 14210 2Sa 8:4 | twintig duizend man te voet; en David ontzenuwde alle wagenpaarden, 14211 2Sa 8:4 | ontzenuwde alle wagenpaarden, en hield daarvan honderd wagenen 14212 2Sa 8:5 | 5 En de Syriers van Damaskus 14213 2Sa 8:5 | sloeg van de Syriers twee en twintig duizend man. ~ 14214 2Sa 8:6 | 6 En David legde bezettingen 14215 2Sa 8:6 | bezettingen in Syrie van Damaskus, en de Syriers werden David 14216 2Sa 8:6 | knechten, brengende geschenken; en de HEERE behoedde David 14217 2Sa 8:7 | 7 En David nam de gouden schilden 14218 2Sa 8:7 | knechten geweest waren, en bracht ze te Jeruzalem. ~ 14219 2Sa 8:8 | veel kopers uit Betach, en uit Berothai, steden van 14220 2Sa 8:10 | vragen naar zijn welstand, en om hem te zegenen, vanwege 14221 2Sa 8:10 | tegen Hadad-ezer gekrijgd en hem geslagen had, (want 14222 2Sa 8:10 | steeds krijg tegen Thoi); en in zijn hand waren zilveren 14223 2Sa 8:10 | hand waren zilveren vaten, en gouden vaten, en koperen 14224 2Sa 8:10 | vaten, en gouden vaten, en koperen vaten; ~ 14225 2Sa 8:11 | heiligde, met het zilver en het goud, dat hij geheiligd 14226 2Sa 8:12 | 12 Van Syrie, en van Moab, en van de kinderen 14227 2Sa 8:12 | Van Syrie, en van Moab, en van de kinderen Ammons, 14228 2Sa 8:12 | van de kinderen Ammons, en van de Filistijnen, en van 14229 2Sa 8:12 | en van de Filistijnen, en van Amalek, en van den roof 14230 2Sa 8:12 | Filistijnen, en van Amalek, en van den roof van Hadad-ezer, 14231 2Sa 8:14 | 14 En hij legde bezettingen in 14232 2Sa 8:14 | Edom legde hij bezettingen; en alle Edomieten werden David 14233 2Sa 8:14 | werden David tot knechten; en de HEERE behoedde David 14234 2Sa 8:15 | David over gans Israel, en David deed aan zijn ganse 14235 2Sa 8:15 | aan zijn ganse volk recht en gerechtigheid. ~ 14236 2Sa 8:16 | Zeruja, was over het heir; en Josafat, zoon van Achilud, 14237 2Sa 8:17 | 17 En Zadok, zoon van Ahitub, 14238 2Sa 8:17 | Zadok, zoon van Ahitub, en Achimelech, zoon van Abjathar, 14239 2Sa 8:17 | Abjathar, waren priesters; en Seraja was schrijver. ~ 14240 2Sa 8:18 | van Jojada, met de Krethi en de Plethi; maar Davids zonen 14241 2Sa 9:1 | 1 En David zeide: Is er nog iemand 14242 2Sa 9:2 | knecht, wiens naam was Ziba; en zij riepen hem tot David. 14243 2Sa 9:2 | zij riepen hem tot David. En de koning zeide tot hem: 14244 2Sa 9:2 | tot hem: Zijt gij Ziba? En hij zeide: Uw knecht. ~ 14245 2Sa 9:3 | 3 En de koning zeide: Is er nog 14246 2Sa 9:4 | 4 En de koning zeide tot hem: 14247 2Sa 9:4 | zeide tot hem: Waar is hij? En Ziba zeide tot den koning: 14248 2Sa 9:5 | zond de koning David heen, en hij nam hem uit het huis 14249 2Sa 9:6 | hij op zijn aangezicht, en boog zich neder. En David 14250 2Sa 9:6 | aangezicht, en boog zich neder. En David zeide: Mefiboseth! 14251 2Sa 9:6 | David zeide: Mefiboseth! En hij zeide: Zie, hier is 14252 2Sa 9:7 | 7 En David zeide tot hem: Vrees 14253 2Sa 9:7 | uws vaders Jonathans wil; en ik zal u alle akkers van 14254 2Sa 9:7 | uw vader Saul wedergeven; en gij zult geduriglijk brood 14255 2Sa 9:8 | 8 Toen boog hij zich, en zeide: Wat is uw knecht, 14256 2Sa 9:9 | koning Ziba, Sauls jongen, en zeide tot hem: Al wat Saul 14257 2Sa 9:9 | Al wat Saul gehad heeft, en zijn ganse huis, heb ik 14258 2Sa 9:10 | het land bearbeiden, gij, en uw zonen, en uw knechten, 14259 2Sa 9:10 | bearbeiden, gij, en uw zonen, en uw knechten, en zult de 14260 2Sa 9:10 | uw zonen, en uw knechten, en zult de vruchten inbrengen, 14261 2Sa 9:10 | brood hebbe, dat hij ete; en Mefiboseth, de zoon uws 14262 2Sa 9:10 | Ziba nu had vijftien zonen en twintig knechten. ~ 14263 2Sa 9:11 | 11 En Ziba zeide tot den koning: 14264 2Sa 9:12 | zoon, wiens naam was Micha; en allen, die in het huis van 14265 2Sa 9:13 | at aan des konings tafel; en hij was kreupel aan beide 14266 2Sa 10:1 | 1 En het geschiedde daarna, dat 14267 2Sa 10:1 | kinderen Ammons stierf, en zijn zoon Hanun werd koning 14268 2Sa 10:2 | troosten over zijn vader. En de knechten van David kwamen 14269 2Sa 10:3 | hij deze stad doorzoeke, en die verspiede, en die omkere? ~ 14270 2Sa 10:3 | doorzoeke, en die verspiede, en die omkere? ~ 14271 2Sa 10:4 | nam Hanun Davids knechten, en schoor hun baard half af, 14272 2Sa 10:4 | schoor hun baard half af, en sneed hun klederen half 14273 2Sa 10:4 | af, tot aan hun billen; en hij liet hen gaan. ~ 14274 2Sa 10:5 | mannen waren zeer beschaamd. En de koning zeide: Blijft 14275 2Sa 10:6 | de kinderen Ammons heen, en huurden van de Syriers van 14276 2Sa 10:6 | Syriers van Beth-Rechob, en van de Syriers van Zoba, 14277 2Sa 10:6 | twintig duizend voetvolks, en van den koning van Maacha 14278 2Sa 10:6 | van Maacha duizend man, en van de mannen van Tob twaalf 14279 2Sa 10:7 | hoorde, zond hij Joab heen, en het ganse heir met de helden. ~ 14280 2Sa 10:8 | 8 En de kinderen Ammons togen 14281 2Sa 10:8 | kinderen Ammons togen uit, en stelden de slagorde voor 14282 2Sa 10:8 | maar de Syriers van Zoba, en Rechob, en de mannen van 14283 2Sa 10:8 | Syriers van Zoba, en Rechob, en de mannen van Tob en Maacha 14284 2Sa 10:8 | Rechob, en de mannen van Tob en Maacha waren bijzonder in 14285 2Sa 10:9 | tegen hem was, van voren en van achteren, zo verkoos 14286 2Sa 10:9 | uitgelezenen van Israel, en stelde hen in orde tegen 14287 2Sa 10:10 | 10 En het overige des volks gaf 14288 2Sa 10:11 | 11 En hij zeide: Zo de Syriers 14289 2Sa 10:11 | gij mij komen verlossen; en zo de kinderen Ammons u 14290 2Sa 10:12 | 12 Wees sterk, en laat ons sterk zijn voor 14291 2Sa 10:12 | sterk zijn voor ons volk, en voor de steden onzes Gods; 14292 2Sa 10:13 | 13 Toen naderde Joab, en het volk, dat bij hem was, 14293 2Sa 10:13 | strijd tegen de Syriers; en zij vloden voor zijn aangezicht. ~ 14294 2Sa 10:14 | het aangezicht van Abisai, en kwamen in de stad. En Joab 14295 2Sa 10:14 | Abisai, en kwamen in de stad. En Joab keerde weder van de 14296 2Sa 10:14 | van de kinderen Ammons, en kwam te Jeruzalem. ~ 14297 2Sa 10:16 | 16 En Hadad-ezer zond heen, en 14298 2Sa 10:16 | En Hadad-ezer zond heen, en deed de Syriers uitkomen, 14299 2Sa 10:16 | gene zijde der rivier zijn, en zij kwamen te Helam; en 14300 2Sa 10:16 | en zij kwamen te Helam; en Sobach, Hadad-ezers krijgsoverste, 14301 2Sa 10:17 | verzamelde hij gans Israel, en toog over de Jordaan, en 14302 2Sa 10:17 | en toog over de Jordaan, en kwam te Helam, en de Syriers 14303 2Sa 10:17 | Jordaan, en kwam te Helam, en de Syriers stelden de slagorde 14304 2Sa 10:17 | slagorde tegen David aan, en streden met hem. ~ 14305 2Sa 10:18 | voor Israels aangezicht, en David versloeg van de Syriers 14306 2Sa 10:18 | Syriers zevenhonderd wagenen, en veertig duizend ruiteren; 14307 2Sa 10:19 | maakten zij vrede met Israel, en dienden hen; en de Syriers 14308 2Sa 10:19 | Israel, en dienden hen; en de Syriers vreesden de kinderen 14309 2Sa 11:1 | 1 En het geschiedde met de wederkomst 14310 2Sa 11:1 | uittrekken, dat David Joab, en zijn knechten met hem, en 14311 2Sa 11:1 | en zijn knechten met hem, en gans Israel henenzond, dat 14312 2Sa 11:1 | kinderen Ammons verderven, en Rabba belegeren zouden. 14313 2Sa 11:2 | van zijn leger opstond, en wandelde op het dak van 14314 2Sa 11:2 | dak van het koningshuis, en zag van het dak een vrouw, 14315 2Sa 11:3 | 3 En David zond henen, en ondervraagde 14316 2Sa 11:3 | 3 En David zond henen, en ondervraagde naar deze vrouw; 14317 2Sa 11:3 | ondervraagde naar deze vrouw; en men zeide: Is dat niet Bathseba, 14318 2Sa 11:4 | zond David boden henen, en liet haar halen. En als 14319 2Sa 11:4 | henen, en liet haar halen. En als zij tot hem ingekomen 14320 2Sa 11:5 | 5 En die vrouw werd zwanger; 14321 2Sa 11:5 | zwanger; zo zond zij henen, en liet David weten, en zeide: 14322 2Sa 11:5 | henen, en liet David weten, en zeide: Ik ben zwanger geworden. ~ 14323 2Sa 11:6 | Uria, den Hethiet, tot mij. En Joab zond Uria tot David. ~ 14324 2Sa 11:7 | naar den welstand van Joab, en naar den welstand des volks, 14325 2Sa 11:7 | den welstand des volks, en naar den welstand des krijgs. ~ 14326 2Sa 11:8 | Uria: Ga af naar uw huis, en was uw voeten. En toen Uria 14327 2Sa 11:8 | huis, en was uw voeten. En toen Uria uit des konings 14328 2Sa 11:9 | de knechten zijns heren; en hij ging niet af in zijn 14329 2Sa 11:10 | 10 En zij gaven het David te kennen, 14330 2Sa 11:11 | 11 En Uria zeide tot David: De 14331 2Sa 11:11 | zeide tot David: De ark, en Israel, en Juda blijven 14332 2Sa 11:11 | David: De ark, en Israel, en Juda blijven in de tenten; 14333 2Sa 11:11 | Juda blijven in de tenten; en mijn heer Joab, en de knechten 14334 2Sa 11:11 | tenten; en mijn heer Joab, en de knechten mijns heren 14335 2Sa 11:11 | gelegerd op het open veld, en zou ik in mijn huis gaan, 14336 2Sa 11:11 | mijn huis gaan, om te eten en te drinken, en bij mijn 14337 2Sa 11:11 | om te eten en te drinken, en bij mijn huisvrouw te liggen? 14338 2Sa 11:11 | waarachtig als gij leeft en uw ziel leeft, indien ik 14339 2Sa 11:12 | Uria te Jeruzalem, dien dag en den anderen dag. ~ 14340 2Sa 11:13 | 13 En David nodigde hem, zodat 14341 2Sa 11:13 | voor zijn aangezicht at en dronk, en hij maakte hem 14342 2Sa 11:13 | aangezicht at en dronk, en hij maakte hem dronken. 14343 2Sa 11:14 | brief schreef aan Joab; en hij zond dien door de hand 14344 2Sa 11:15 | 15 En hij schreef in dien brief, 14345 2Sa 11:15 | tegenover den sterksten strijd, en keer van achter hem af, 14346 2Sa 11:15 | opdat hij geslagen worde en sterve. ~ 14347 2Sa 11:17 | mannen der stad uittogen en met Joab streden, vielen 14348 2Sa 11:17 | volk, van Davids knechten, en Uria, de Hethiet, stierf 14349 2Sa 11:18 | 18 Toen zond Joab heen, en liet David den gansen handel 14350 2Sa 11:19 | 19 En hij beval den bode, zeggende: 14351 2Sa 11:20 | 20 En het zal geschieden, indien 14352 2Sa 11:20 | grimmigheid des konings opkomt, en hij tot u zegt: Waarom zijt 14353 2Sa 11:22 | 22 En de bode ging heen, en kwam 14354 2Sa 11:22 | 22 En de bode ging heen, en kwam in, en gaf David te 14355 2Sa 11:22 | bode ging heen, en kwam in, en gaf David te kennen alles, 14356 2Sa 11:23 | 23 En de bode zeide tot David: 14357 2Sa 11:23 | zeker te machtig geweest, en zijn tot ons uitgetogen 14358 2Sa 11:24 | knechten dood gebleven zijn; en uw knecht, Uria, de Hethiet, 14359 2Sa 11:25 | uw strijd tegen de stad, en verstoor ze; versterk hem 14360 2Sa 11:27 | 27 En als de rouw was overgegaan, 14361 2Sa 11:27 | overgegaan, zond David heen, en nam haar in zijn huis; en 14362 2Sa 11:27 | en nam haar in zijn huis; en zij werd hem ter vrouwe, 14363 2Sa 11:27 | zij werd hem ter vrouwe, en baarde hem een zoon. Doch 14364 2Sa 12:1 | 1 En de HEERE zond Nathan tot 14365 2Sa 12:1 | in een stad, de een rijk en de ander arm. ~ 14366 2Sa 12:2 | rijke had zeer veel schapen en runderen. ~ 14367 2Sa 12:3 | ooilam, dat hij gekocht had, en had het gevoed, dat het 14368 2Sa 12:3 | groot geworden was bij hem, en bij zijn kinderen tegelijk; 14369 2Sa 12:3 | tegelijk; het at van zijn bete, en dronk van zijn beker, en 14370 2Sa 12:3 | en dronk van zijn beker, en sliep in zijn schoot, en 14371 2Sa 12:3 | en sliep in zijn schoot, en het was hem als een dochter. ~ 14372 2Sa 12:4 | te nemen van zijn schapen en van zijn runderen, om voor 14373 2Sa 12:4 | gekomen was, wat te bereiden; en hij nam des armen mans ooilam, 14374 2Sa 12:4 | nam des armen mans ooilam, en bereidde dat voor den man, 14375 2Sa 12:5 | toorn zeer tegen dien man; en hij zeide tot Nathan: Zo 14376 2Sa 12:6 | 6 En dat ooilam zal hij viervoudig 14377 2Sa 12:6 | dat hij deze zaak gedaan, en omdat hij niet verschoond 14378 2Sa 12:7 | koning gezalfd over Israel, en Ik heb u uit Sauls hand 14379 2Sa 12:8 | 8 En Ik heb u uws heren huis 14380 2Sa 12:8 | heb u het huis van Israel en Juda gegeven; en indien 14381 2Sa 12:8 | Israel en Juda gegeven; en indien het weinig is, Ik 14382 2Sa 12:8 | weinig is, Ik zou u alzulks en alzulks daartoe doen. ~ 14383 2Sa 12:9 | met het zwaard verslagen, en zijn huisvrouw hebt gij 14384 2Sa 12:9 | gij u ter vrouwe genomen; en hem hebt gij met het zwaard 14385 2Sa 12:10 | dat gij Mij veracht hebt, en de huisvrouw van Uria, den 14386 2Sa 12:11 | u verwekken uit uw huis, en zal uw vrouwen nemen voor 14387 2Sa 12:11 | vrouwen nemen voor uw ogen, en zal haar aan uw naaste geven; 14388 2Sa 12:12 | zaak doen voor gans Israel, en voor de zon. ~ 14389 2Sa 12:13 | gezondigd tegen den HEERE! En Nathan zeide tot David: 14390 2Sa 12:15 | ging Nathan naar zijn huis. En de HEERE sloeg het kind, 14391 2Sa 12:16 | 16 En David zocht God voor dat 14392 2Sa 12:16 | zocht God voor dat jongsken; en David vastte een vasten, 14393 2Sa 12:16 | David vastte een vasten, en ging in, en lag den nacht 14394 2Sa 12:16 | een vasten, en ging in, en lag den nacht over op de 14395 2Sa 12:17 | aarde; maar hij wilde niet, en at geen brood met hen. ~ 14396 2Sa 12:18 | 18 En het geschiedde op den zevenden 14397 2Sa 12:18 | dag, dat het kind stierf; en Davids knechten vreesden 14398 2Sa 12:19 | knechten: Is het kind dood? En zij zeiden: Het is dood. ~ 14399 2Sa 12:20 | stond David op van de aarde, en wies en zalfde zich, en 14400 2Sa 12:20 | op van de aarde, en wies en zalfde zich, en veranderde 14401 2Sa 12:20 | en wies en zalfde zich, en veranderde zijn kleding, 14402 2Sa 12:20 | veranderde zijn kleding, en ging in het huis des HEEREN, 14403 2Sa 12:20 | in het huis des HEEREN, en bad aan; daarna kwam hij 14404 2Sa 12:20 | daarna kwam hij in zijn huis, en eiste brood; en zij zetten 14405 2Sa 12:20 | zijn huis, en eiste brood; en zij zetten hem brood voor, 14406 2Sa 12:20 | zij zetten hem brood voor, en hij at. 14407 2Sa 12:21 | kinds wil hebt gij gevast en geweend; maar nadat het 14408 2Sa 12:21 | gestorven is, zijt gij opgestaan en hebt brood gegeten. ~ 14409 2Sa 12:22 | 22 En hij zeide: Als het kind 14410 2Sa 12:22 | nog leefde, heb ik gevast en geweend; want ik zeide: 14411 2Sa 12:24 | zijn huisvrouw Bathseba, en ging tot haar in, en lag 14412 2Sa 12:24 | Bathseba, en ging tot haar in, en lag bij haar; en zij baarde 14413 2Sa 12:24 | haar in, en lag bij haar; en zij baarde een zoon, wiens 14414 2Sa 12:24 | naam zij noemde Salomo; en de HEERE had hem lief. ~ 14415 2Sa 12:25 | 25 En zond heen door de hand van 14416 2Sa 12:25 | van den profeet Nathan, en noemde zijn naam Jedid-Jah, 14417 2Sa 12:26 | Rabba der kinderen Ammons; en hij nam de koninklijke stad 14418 2Sa 12:27 | zond Joab boden tot David, en zeide: Ik heb gekrijgd tegen 14419 2Sa 12:28 | nu het overige des volks, en beleger de stad, en neem 14420 2Sa 12:28 | volks, en beleger de stad, en neem ze in; opdat niet, 14421 2Sa 12:29 | verzamelde David al dat volk, en toog naar Rabba; en hij 14422 2Sa 12:29 | volk, en toog naar Rabba; en hij krijgde tegen haar, 14423 2Sa 12:29 | hij krijgde tegen haar, en nam ze in. ~ 14424 2Sa 12:30 | 30 En hij nam de kroon haars konings 14425 2Sa 12:30 | gouds, met edelgesteente, en zij werd op Davids hoofd 14426 2Sa 12:31 | daarin was, voerde hij uit, en legde het onder zagen, en 14427 2Sa 12:31 | en legde het onder zagen, en onder ijzeren dorswagens, 14428 2Sa 12:31 | onder ijzeren dorswagens, en onder ijzeren bijlen, en 14429 2Sa 12:31 | en onder ijzeren bijlen, en deed hen door den ticheloven 14430 2Sa 12:31 | den ticheloven doorgaan; en alzo deed hij aan alle steden 14431 2Sa 12:31 | Ammons. Daarna keerde David, en al het volk, weder naar 14432 2Sa 13:1 | 1 En het geschiedde daarna, alzo 14433 2Sa 13:2 | 2 En Amnon was benauwd tot krank 14434 2Sa 13:3 | van Simea, Davids broeder; en Jonadab was een zeer wijs 14435 2Sa 13:5 | 5 En Jonadab zeide tot hem: Leg 14436 2Sa 13:5 | hem: Leg u op uw leger, en maak u krank; als dan uw 14437 2Sa 13:5 | mij met brood spijzige, en de spijze voor mijn ogen 14438 2Sa 13:5 | toemake, opdat ik het aanzie, en van haar hand ete. ~ 14439 2Sa 13:6 | 6 Amnon dan legde zich, en maakte zich krank. Toen 14440 2Sa 13:6 | voor mijn ogen toemake, en ik van haar hand ete. ~ 14441 2Sa 13:7 | huis van uw broeder Amnon, en maak hem een spijze. ~ 14442 2Sa 13:8 | 8 En Thamar ging heen in het 14443 2Sa 13:8 | hij nu was nederliggende), en zij nam deeg, en kneedde 14444 2Sa 13:8 | nederliggende), en zij nam deeg, en kneedde het, en maakte koekjes 14445 2Sa 13:8 | nam deeg, en kneedde het, en maakte koekjes toe voor 14446 2Sa 13:8 | koekjes toe voor zijn ogen, en bakte de koekjes. ~ 14447 2Sa 13:9 | 9 En zij nam een pan, en goot 14448 2Sa 13:9 | 9 En zij nam een pan, en goot ze uit voor zijn aangezicht; 14449 2Sa 13:9 | maar hij weigerde te eten. En Amnon zeide: Doet alle man 14450 2Sa 13:9 | alle man van mij uitgaan. En alle man ging van hem uit. ~ 14451 2Sa 13:10 | koekjes, die zij gemaakt had, en bracht ze haar broeder Amnon 14452 2Sa 13:11 | ate, zo greep hij haar, en zeide tot haar: Kom, lig 14453 2Sa 13:13 | ik mijn schande brengen? En gij, gij zoudt zijn als 14454 2Sa 13:14 | zo verkrachtte hij haar, en lag bij haar. ~ 14455 2Sa 13:15 | hij haar had liefgehad; en Amnon zeide tot haar: Maak 14456 2Sa 13:17 | 17 En hij riep zijn jongen, die 14457 2Sa 13:17 | jongen, die hem diende, en zeide: Drijf nu deze van 14458 2Sa 13:17 | van mij uit naar buiten, en grendel de deur achter haar 14459 2Sa 13:18 | waren, met mantels gekleed; en zijn dienaar bracht haar 14460 2Sa 13:18 | bracht haar uit tot buiten, en grendelde de deur achter 14461 2Sa 13:19 | Thamar as op haar hoofd, en scheurde den veelvervigen 14462 2Sa 13:19 | veelvervigen rok, dien zij aanhad; en zij legde haar hand op haar 14463 2Sa 13:19 | haar hand op haar hoofd, en ging vast henen en kreet. ~ 14464 2Sa 13:19 | hoofd, en ging vast henen en kreet. ~ 14465 2Sa 13:20 | 20 En haar broeder Absalom zeide 14466 2Sa 13:20 | zaak. Alzo bleef Thamar en was eenzaam in het huis 14467 2Sa 13:23 | 23 En het geschiedde, na twee 14468 2Sa 13:24 | 24 En Absalom kwam tot den koning, 14469 2Sa 13:24 | Absalom kwam tot den koning, en zeide: Zie, nu heeft uw 14470 2Sa 13:24 | scheerders; dat toch de koning en zijn knechten met uw knecht 14471 2Sa 13:25 | u niet bezwaarlijk zijn; en hij hield bij hem aan, doch 14472 2Sa 13:27 | aanhield, zo liet hij Amnon en al des konings zonen met 14473 2Sa 13:28 | vrolijk is van den wijn, en ik tot ulieden zal zeggen: 14474 2Sa 13:28 | geboden heb? Zijt sterk en weest dapper. ~ 14475 2Sa 13:29 | 29 En Absaloms jongens deden aan 14476 2Sa 13:29 | alle zonen des konings op, en reden een iegelijk op zijn 14477 2Sa 13:29 | iegelijk op zijn muildier, en vloden. ~ 14478 2Sa 13:30 | 30 En het geschiedde, als zij 14479 2Sa 13:30 | zonen des konings geslagen, en er is niet een van hen overgelaten. ~ 14480 2Sa 13:31 | Toen stond de koning op, en scheurde zijn klederen, 14481 2Sa 13:31 | scheurde zijn klederen, en legde zich neder ter aarde; 14482 2Sa 13:32 | Davids broeder, antwoordde en zeide: Mijn heer zegge niet, 14483 2Sa 13:34 | 34 Absalom nu vluchtte; en de jongen, die de wacht 14484 2Sa 13:34 | hield, hief zijn ogen op, en zag toe, en ziet, er kwam 14485 2Sa 13:34 | zijn ogen op, en zag toe, en ziet, er kwam veel volks 14486 2Sa 13:36 | 36 En het geschiedde, als hij 14487 2Sa 13:36 | kwamen de zonen des konings, en hieven hun stemmen op en 14488 2Sa 13:36 | en hieven hun stemmen op en weenden; en de koning ook 14489 2Sa 13:36 | hun stemmen op en weenden; en de koning ook en al zijn 14490 2Sa 13:36 | weenden; en de koning ook en al zijn knechten weenden 14491 2Sa 13:37 | 37 (Absalom dan vluchtte, en toog tot Thalmai, den zoon 14492 2Sa 13:37 | Ammihur, koning van Gesur.) En hij droeg rouw over zijn 14493 2Sa 13:38 | 38 Alzo vluchtte Absalom, en toog naar Gesur; en hij 14494 2Sa 13:38 | Absalom, en toog naar Gesur; en hij was aldaar drie jaren. ~ 14495 2Sa 14:2 | zond Joab heen naar Thekoa, en nam van daar een wijze vrouw; 14496 2Sa 14:2 | van daar een wijze vrouw; en hij zeide tot haar: Stel 14497 2Sa 14:2 | alsof gij rouw droegt, en trek nu rouwklederen aan, 14498 2Sa 14:2 | trek nu rouwklederen aan, en zalf u niet met olie, en 14499 2Sa 14:2 | en zalf u niet met olie, en wees als een vrouw, die 14500 2Sa 14:3 | 3 En ga in tot den koning, en


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-4000 | 4001-4500 | 4501-5000 | 5001-5500 | 5501-6000 | 6001-6500 | 6501-7000 | 7001-7500 | 7501-8000 | 8001-8500 | 8501-9000 | 9001-9500 | 9501-10000 | 10001-10500 | 10501-11000 | 11001-11500 | 11501-12000 | 12001-12500 | 12501-13000 | 13001-13500 | 13501-14000 | 14001-14500 | 14501-15000 | 15001-15500 | 15501-16000 | 16001-16500 | 16501-17000 | 17001-17500 | 17501-18000 | 18001-18500 | 18501-19000 | 19001-19500 | 19501-20000 | 20001-20500 | 20501-21000 | 21001-21500 | 21501-22000 | 22001-22500 | 22501-23000 | 23001-23500 | 23501-24000 | 24001-24500 | 24501-25000 | 25001-25500 | 25501-26000 | 26001-26500 | 26501-27000 | 27001-27500 | 27501-28000 | 28001-28500 | 28501-29000 | 29001-29500 | 29501-30000 | 30001-30500 | 30501-31000 | 31001-31500 | 31501-32000 | 32001-32500 | 32501-33000 | 33001-33500 | 33501-34000 | 34001-34500 | 34501-35000 | 35001-35500 | 35501-36000 | 36001-36500 | 36501-37000 | 37001-37500 | 37501-38000 | 38001-38500 | 38501-39000 | 39001-39500 | 39501-40000 | 40001-40500 | 40501-41000 | 41001-41500 | 41501-42000 | 42001-42500 | 42501-43000 | 43001-43500 | 43501-44000 | 44001-44500 | 44501-45000 | 45001-45500 | 45501-46000 | 46001-46500 | 46501-46573

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License